52 Patiënten- en cliëntenrechten

Aan de orde is het VAO Patiënten- en cliëntenrechten (AO d.d. 22/02). 

De voorzitter:

Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Bouwmeester voor wat nu toch echt haar zwanenzang wordt. 

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Voorzitter. Mijn laatste VAO gaat over mijn drijfveer om in de Kamer te gaan, namelijk de positie van patiënten. Laten we hopen dat, omdat het mijn laatste VAO is, de minister heel coulant is en kijkt naar de bedoeling van de motie en dat we deze met z'n allen omarmen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de medezeggenschap van patiënten en cliënten in de zorg nog onvoldoende is vormgegeven; 

van mening dat inspraak van patiënten en cliënten individueel én collectief nodig is om de zorg beter aan te laten sluiten op de zorgvraag en ervoor te zorgen dat de zorgvraag uitgangspunt is in plaats van sluitstuk bij zorginkoop; 

van mening dat de stem van patiënten- en cliëntenraden kan worden versterkt, indien ze ook gebruikmaken van nieuwe internettoepassingen om peilingen te houden en een breed scala aan ervaringen te verzamelen en te delen; 

constaterende dat patiënten- en cliëntenraden geen onafhankelijke ondersteuning en financiering hebben, om daadwerkelijk een breed geluid op te halen en te laten horen op een wijze die impact heeft; 

constaterende dat wetgeving over het versterken van patiënten- en cliëntenraden heel lang op zich laat wachten; 

verzoekt de regering, zo snel mogelijk een pilot met diverse patiënten- en cliëntenraden en organisaties te starten, waarbij wordt onderzocht op welke nieuwe wijze de brede stem van patiënten en cliënten vanuit collectief belang kan worden verzameld en ingebracht in de zorg op een wijze die impact heeft, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouwmeester, Bruins Slot, Leijten, Bergkamp, Dik-Faber en Voortman. 

Zij krijgt nr. 16 (31476). 

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik heb er nog één. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat uit onderzoek van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) blijkt dat de zorgverzekeraar bij zorginkoop te weinig rekening houdt met behoeften van patiënten; 

overwegende dat eveneens blijkt uit datzelfde rapport dat verzekerden te weinig inspraak hebben bij hun zorgverzekeraar en deze hierdoor een legitimiteitsprobleem heeft; 

overwegende dat de zorginkoop versterkt en verbeterd kan worden indien patiënten- en cliëntenorganisaties gericht betrokken worden bij de zorginkoop en dit tevens de legitimiteit van de zorgverzekeraar vergroot; 

constaterende dat er wel gesprekken over zorginkoop tussen bepaalde zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties zijn, maar dat deze nog vrijblijvend zijn en dat ook de RVS aangeeft dat het nodig is dat er aan pilots of in ieder geval aan goede voorbeelden uit de praktijk wordt gewerkt; 

verzoekt de regering, vooruitlopend op wetgeving alvast in de praktijk te testen op welke wijze verzekerden/patiënten en zorgverzekeraars elkaar kunnen versterken bij de zorginkoop, vanuit het perspectief van de patiënt en dit te laten begeleiden en evalueren door het praktijkteam van VWS en/of de NZa, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouwmeester, Dik-Faber, Bruins Slot, Bergkamp en Voortman. 

Zij krijgt nr. 17 (31476). 

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Omdat dit mijn magische laatste woorden in deze zaal zijn, wil ik zeggen dat ik het heel plezierig vind dat ik zo goed heb kunnen samenwerken met alle partijen in deze Kamer, als het om de stem van de patiënt ging. Dat hebben we samen echt heel goed gedaan in deze periode. Heel veel dank daarvoor. 

De voorzitter:

Er zijn een paar mensen die niet het woord wensen te voeren. Dan mag ik het woord geven aan de heer Klein. 

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Dit is de laatste keer dat ik maar 30 seconden spreektijd heb. De volgende keer zal het veel meer zijn. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat mensen recht hebben op het benoemen van een gezondheidsrisico; 

overwegende dat mensen er vanuit vrijzinnig perspectief recht op hebben dat bij gezondheidsrisico's uitgegaan wordt van het voorzorgsprincipe; 

overwegende dat elektrogevoeligheid, welke in 2012 al is erkend als een aandoening, niet gediagnosticeerd wordt terwijl patiënten daar wel recht op zouden hebben; 

verzoekt de regering om nader onderzoek te doen naar verantwoorde normen die gehanteerd kunnen worden als gezondheidskundige advieswaarden bij blootstelling aan elektromagnetische velden; 

verzoekt de regering tevens om NIVEL ook het gezondheidsrisico "elektrogevoeligheid" op te laten nemen in het huisartsenregistratiesysteem, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 18 (31476). 

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter, ik heb eigenlijk een vraag aan u. Op de allerlaatste vergadering die deze commissie heeft, verwelkom ik de heer Klein in ons midden, maar wij hebben zonder de heer Klein een algemeen overleg gevoerd waarbij dit niet op de agenda stond. Het overvalt mij nogal dat hij zonder enige agenda of gedachtewisseling opeens een motie indient. Ik vraag aan u, voorzitter, of dat gebruikelijk is. Ik wil een fractie alle mogelijkheid geven om een motie in te dienen, maar dit is wel een beetje een rare situatie. 

De voorzitter:

U richt zich tot mij, dus u krijgt van mij antwoord. Het is niet gebruikelijk, maar het Reglement van Orde verhindert dit niet. 

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer. Ik zie echter dat de heer Voordewind nog met een papier komt aanzetten. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is net iets vreselijk fout gegaan bij de stemmingen. Vandaar dat ik u heb gevraagd of het nog mogelijk is om een motie weer in te dienen. Ik geloof dat mevrouw Bouwmeester … 

De voorzitter:

Mevrouw Bouwmeester liep wel naar de interruptiemicrofoon, maar zij wist niet wat er ging gebeuren. Ook hierover zeg ik maar meteen dat het niet gebruikelijk is. Het is vreemd aan de orde van de dag, om het in de precieze termen van ons huis te formuleren, maar het kan. Ik wou het maar gewoon toelaten. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat een aantal gemeenten, op initiatief van de VNG, in het kader van de pilot "Mengvormen detailhandel/horeca", gezamenlijk honderden ondernemers hebben toegestaan alcoholhoudende dranken te schenken en te verkopen, wat in strijd is met artikel 12, 14 en 18 van de Drank- en Horecawet; 

constaterende dat de staatssecretaris van VWS en de minister van BZK zich zowel mondeling als schriftelijk tegen deze pilot hebben gekeerd; 

constaterende dat tien gezondheidsorganisaties in het Alcoholmanifest zich hiertegen hebben uitgesproken omdat wetenschappelijk is vastgesteld dat uitbreiding van het aantal verkooplocaties van alcohol leidt tot een toename van de alcoholproblematiek; 

verzoekt de regering, alle gemeenten op korte termijn te berichten dat het gedogen van mengvormen van retail en horeca in strijd is met de Drank- en Horecawet en dat hierop dient te worden gehandhaafd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Bruins Slot en Volp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 157 (27565). 

Het blijft wel een beetje een vreemde eend in de bijt; als u dat maar goed in de gaten houdt, mijnheer Voordewind. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef nu graag het woord aan de minister. Met betrekking tot de laatst ingediende motie zeg ik tegen de minister: het is gebruikelijk dat het kabinet een advies geeft, maar het is geen wet van Meden en Perzen. Het lijkt ook mij onder deze bijzondere omstandigheden overdreven om een oordeel over een motie te geven die op het terrein van een ambtsgenoot ligt. 

Minister Schippers:

Voorzitter. Eigenlijk geldt dat voor de laatste twee moties; de op een na laatste motie gaat namelijk ook niet over het onderwerp van het algemeen overleg. Ik kom daar zo op terug. 

Over de pilots in de eerste motie, die op stuk nr. 16, hebben we uitgebreid gediscussieerd. Ik zal eerst aangeven wat mijn overwegingen zijn. Tegen de tijd dat ik die pilots heb opgericht, is het wetsvoorstel allang in parlementaire behandeling. Die zaken gaan elkaar dus kruisen, zeker omdat, zo denk ik, er over dit wetsvoorstel heel wat te debatteren valt, ook omdat het na de consultatieronde drastisch is aangepast. Ik ontraad dus deze motie, zoals ik al heb gezegd tijdens het debat zelf. 

De tweede motie, die op stuk nr. 17, verzoekt de regering om, vooruitlopend op wetgeving, alvast te testen op welke wijze patiënten en zorgverzekeraars elkaar kunnen versterken bij de zorginkoop. Ik vind dit een sympathieke motie. Ik wil inderdaad gaan proberen om op een praktische wijze de dingen in gang te zetten die naar mijn oordeel binnen de kaders vallen en waarvan ik verwacht dat ze zullen worden aangenomen, ondanks het feit dat het wetsvoorstel nu niet is behandeld. Ik laat het oordeel over de tweede motie dus aan de Kamer. 

Nu de derde motie, de motie-Klein op stuk nr. 18. Die motie komt voor mij een beetje uit de lucht vallen, omdat ze gaat over patiëntenrechten. In de motie wordt de regering verzocht om onderzoek te doen naar verantwoorde normen die gehanteerd kunnen worden als gezondheidskundige advieswaarden bij blootstelling aan elektromagnetische velden, en tevens om het gezondheidsrisico "elektrogevoeligheid" op te laten nemen in het huisartsenregistratiesysteem. Het is ons niet bekend wat de precieze vraag is. Elektrogevoeligheid is namelijk geen officiële aandoening. Daarom wil ik deze motie ontraden. 

De vierde motie, de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 157 (27565), verzoekt de regering "alle gemeenten op korte termijn te berichten dat het gedogen van mengvormen van retail en horeca in strijd is met de Drank- en Horecawet en dat hierop dient te worden gehandhaafd". Naar mijn kennis is het gewoon in strijd met de Drank- en Horecawet, dus ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

De heer Klein (Klein):

Nog even kort iets over de derde motie, voorzitter. Die gaat natuurlijk wel over de rechten van patiënten, dus dat zij de diagnoses kunnen krijgen die zij nodig hebben. Het probleem zit 'm erin dat die gevoeligheid niet geregistreerd staat, terwijl ze wel als zodanig wordt gediagnosticeerd. Het is daarom verstandig om dit gewoon te gaan onderzoeken en om die normen goed vast te stellen. 

Minister Schippers:

De politiek stelt geen diagnoses. Diagnoses worden gesteld door … 

De voorzitter:

De politiek stelt geen medische diagnoses. 

Minister Schippers:

Geen medische diagnoses. Die worden echt gesteld door de professionals in het veld. Wij laten dat ook altijd daar. Met het Nederlands Huisartsen Genootschap bijvoorbeeld hebben wij niets te maken. Dat is echt aan de professionals zelf. De huisartsen registreren zelf in hun systeem dingen die zij via hun wetenschappelijke vereniging als zodanig in een richtlijn hebben laten opnemen. Als er iets in een richtlijn moet komen, gebeurt dat altijd via het Kwaliteitsinstituut. Daar zijn patiënten bij betrokken. Ik ga dat dus niet even op deze manier via de Kamer regelen, want dat zou echt een breuk zijn met de wijze waarop wij de zaken in Nederland hebben georganiseerd. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

Vandaag heeft een aantal leden voor het laatst het woord gevoerd. Dat geldt ook voor mij. Na negen jaar in de Kamer permitteer ik mij één hartenkreet bij mijn afscheid. Deze Kamer heeft daadwerkelijk macht. Ik hoop dat u zich dat allemaal goed realiseert. Gebruik die macht efficiënt. Dat is mijn dringende suggestie, naar aanleiding van weer een heel lange reeks moties. 

Ik schors de vergadering om alles voor de stemming ordelijk voor te bereiden. 

De vergadering wordt van 20.50 uur tot 22.01 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven