6 Vragenuur: Vragen Klein

Vragen van het lid Klein aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president over de koopkrachtontwikkeling voor ouderen.

De heer Klein (50PLUS):

Mevrouw de voorzitter. In 2013 gingen volgens eerdere cijfers van het Nibud gepensioneerden en mensen die met prepensioen gingen er van alle groepen in deze samenleving het meest op achteruit. In de algemene cijfers van het Nibud over 2013 was bij de berekening van de koopkrachteffecten geen rekening gehouden met de specifieke zorgkosten, die veel ouderen wel hebben. Meer dan de helft van de 65-plussers heeft een chronische aandoening. Het Nibud heeft toen een extra berekening gemaakt, waaruit bleek dat gepensioneerden met zorgkosten die een aanvullend pensioen van €5.000 hebben, er door de kabinetsmaatregelen op het gebied van zorg tot wel 6% op achteruitgingen. 50PLUS heeft hier in 2013 keer op keer aandacht voor gevraagd. Iedereen zal naar zijn of haar vermogen moeten bijdragen aan de crisis. Ook voor 50PLUS staat dat voorop. Het is echter noodzaak dat wij ervoor zorgen dat één groep in de samenleving niet een hogere prijs betaalt dan een andere. Dat is niet te rechtvaardigen. Het kabinet heeft toegezegd hier oog voor te hebben en kondigde in het debat en in de stukken over het begrotingstekort met trots aan dat alle groepen er in 2014 op vooruit zouden kunnen gaan. Dat zou volgens het kabinet moeten gebeuren door de tijdelijke verlaging van het tarief in de eerste belastingschijf.

Vandaag ontvingen wij echter de cijfers van het Nibud over de laatste koopkrachtontwikkeling over 2014. Daaruit blijkt inderdaad dat bijna iedereen er ten opzichte van de berekeningen van Prinsjesdag op vooruit is gegaan in koopkracht. Het Nibud maakt echter een duidelijke kanttekening bij de ouderen, de 65-plussers, die er in 2014 ondanks een lagere inflatie, een lager belastingtarief en een voordelige premie voor de zorgverzekering, toch weer op achteruitgaan. 50PLUS maakt zich hierover grote zorgen. Het kan toch niet zo zijn dat de rekening van de crisis jaar na jaar oneerlijk over de verschillende groepen in de samenleving wordt verdeeld? Heeft de minister kennisgenomen van de vandaag gepubliceerde cijfers van het Nibud? Kan hij de Kamer daarop zijn reactie geven? Kan de minister aangeven hoe het komt dat gepensioneerde mensen en mensen met een prepensioen er jaar op jaar het meest van alle groepen op achteruit zijn gegaan? Nogmaals, het gaat er niet om met hoeveel procent mensen erop achteruitgaan; het gaat erom dat er een gelijke spreiding plaatsvindt van koopkrachtontwikkeling. Hoe rechtvaardigt het kabinet de ongelijke spreiding? En hoe kan het dat iedereen er als gevolg van het begrotingsakkoord een beetje op vooruitgaat, behalve de ouderen?

Wat staat de ouderen de komende jaren nog te wachten? Kan de minister de Kamer een analyse van de koopkrachteffecten op basis van de laatste gegevens doen toekomen voor de mensen met alleen AOW en de mensen met AOW en een klein aanvullend pensioen, zeker in het licht van de nieuw in te voeren ouderencomponent in de huishoudentoeslag?

Minister Asscher:

Voorzitter. De cijfers die het Nibud vandaag heeft gepubliceerd, sluiten aan bij de inschattingen van december, die ook in de loonstrookjesbrief over het voetlicht zijn gebracht. Dat betekent dat vrijwel alle werkenden erop vooruitgaan, net als de mensen op het sociaal minimum. Mensen met alleen AOW gaan er als ze alleenstaand zijn een klein beetje op vooruit, maar als ze samenwonen een piepklein beetje op achteruit, namelijk 0,25%. De heer Klein heeft er echter gelijk in dat ouderen met een aanvullend pensioen erop achteruitgaan. Hoe komt dat nu? Zij hebben aan de ene kant voordeel, omdat de inflatie lager uitvalt dan was geraamd, omdat de zorgpremie lager is — dat scheelt veel geld — en omdat als gevolg van afspraken met de Kamer de eerste belastingschijf verlaagd is. Daar profiteren ook ouderen volop van mee. Vanwege de financiële situatie van de meeste pensioenfondsen kan echter niet of onvoldoende worden geïndexeerd. Dat leidt tot de koopkrachtachteruitgang bij de ouderen over wie we het nu hebben. Dat komt — dat zeg ik de heer Klein na — na een jaar, 2013, dat wel heel zwaar was voor de ouderen, omdat het er toen extra inhakte.

Daar staat wel iets tegenover. Ten opzichte van de berekeningen van de Miljoenennota van september vorig jaar, toen we de begroting presenteerden, zijn ook de ouderen in alle categorieën er een vol procentpunt op vooruitgegaan. Dat betekent niet dat het nu een vetpot is; het betekent wel dat ten opzichte van toen alle groepen in de samenleving, ook de ouderen, erop vooruit zijn gegaan. Dat wordt opnieuw bevestigd in deze cijfers. Dat neemt echter niet weg dat het voor veel mensen nog steeds een lastige tijd is.

Ten slotte. Ben ik bereid om ook deze groep expliciet in beeld te brengen bij wat er de komende jaren staat te gebeuren als gevolg van de plannen die er liggen? Zeker. Ik hoop de Kamer voor de zomer het wetsvoorstel rond de huishoudentoeslag aan te bieden. Dat zal vanzelfsprekend vergezeld gaan van een uitgebreide analyse van de effecten op de koopkracht.

De heer Klein (50PLUS):

Ik dank de minister voor de beantwoording in aansluiting op zijn laatste opmerkingen over wat er binnenkort naar de Kamer wordt gestuurd. Vorige week heeft de Kamer met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gedebatteerd over het afschaffen van de Mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen. Daarin heeft de staatssecretaris de Kamer toegezegd dat mensen met alleen een AOW door het afschaffen van de regeling er niet in koopkracht op achteruit zullen gaan. Kan de minister dat bevestigen? Kan hij ook bevestigen dat ervoor wordt gezorgd dat mensen met een klein aanvullend pensioen er niet onevenredig ten opzichte van andere groepen in hun koopkracht op achteruitgaan?

Minister Asscher:

Ik spreek mijn waardering uit voor het hier opnieuw gestelde principe van 50PLUS dat ook aan ouderen in deze crisistijd om een bijdrage naar draagkracht moet worden gevraagd. Dat is ook ons leidsnoer hier.

Wij hebben in het ibo-rapport gezien dat ouderen er in onze samenleving sinds de jaren negentig relatief het meest op vooruit zijn gegaan. Dat is hun van harte gegund, maar dat is de reden waarom wij in deze moeilijke tijd van hen iets vragen. Ouderen met alleen AOW gaan er als gevolg van de huishoudentoeslag straks niet op achteruit. We zullen het zo inrichten dat er rekening wordt gehouden met de positie van ouderen. Als zij een klein aanvullend pensioen hebben, merken zij er minder van dan als zij een groot aanvullend pensioen hebben. Het blijft een moeilijke tijd en het blijft lastig dat wij aan iedereen iets moeten vragen, maar met de heer Klein zal het kabinet zich ervoor inzetten dat het op een redelijke, naar draagkracht evenwichtige manier wordt gedaan.

De heer Klein (50PLUS):

Dit lijkt mij heldere taal van het kabinet. Het belangrijkst is uiteraard dat wij dit later bij de berekeningen en de doorrekeningen van de nieuwe wetsvoorstellen voor de huishoudentoeslag met de ouderencomponent graag schriftelijk bevestigd zien en dat we de minister vervolgens houden aan de afspraken die hij met de Kamer heeft gemaakt.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het is natuurlijk positief dat vandaag uit de nieuwe cijfers blijkt dat het dit jaar voor bepaalde groepen een heel klein beetje scheelt in de portemonnee. Dat neemt niet weg dat grote groepen mensen met lage inkomens, zoals chronisch zieken en gehandicapten, huurders, maar zeker ook ouderen, er over de hele linie en zeker vanwege het kabinetsbeleid over een aantal jaar genomen, op achteruitgaan. Is de minister bereid om de inkomensachteruitgang van ouderen volgend jaar te compenseren en om in ieder geval te stoppen met het dwingen van pensioenfondsen, die 1.000 miljard in kas hebben, zich arm te rekenen?

Minister Asscher:

Wij komen uit een heel nare, zware crisisperiode. Het herstel wordt nu zichtbaar. Wij praten over de koopkrachtcijfers 2014 en de eerste loonstrookjes. Daaraan zie je dat werkende Nederlanders erop vooruitgaan en dat werkende Nederlanders met een minimuminkomen er relatief veel op vooruitgaan. Ook zie je dat bijstandsgerechtigden er voor het eerst in heel lange tijd op vooruitgaan. Is daarmee al het leed van de afgelopen jaren weer vergeten? Nee, natuurlijk niet. Het is wel hoopgevend dat mensen eindelijk weer wat meer geld in hun portemonnee krijgen. De ouderen hebben baat bij de lage zorgpremie, de lagere inflatie en vooral bij de verlaging van de eerste belastingschijf. Dat voelen zij direct in hun portemonnee. Ze hebben er wel last van dat pensioenfondsen in sommige gevallen nog niet kunnen indexeren. Over de vraag wat het meest toekomstbestendige pensioenstelsel is, wordt in de Kamer volop gedebatteerd. Dit zal nog uitgebreid worden besproken aan de hand van voorstellen van het kabinet. Binnen het huidige stelsel is het voor de pensioenfondsen echter onvermijdelijk om dit nu zo te doen, maar ik hoop net zoals mevrouw Karabulut dat het de komende jaren beter wordt.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat de koopkrachtcijfers beter zijn is natuurlijk een mooi bericht, net zoals ik de toezegging van deze minister mooi vind dat hij in de nieuwe wet in beeld wil brengen wat er voor ouderen allemaal gaat veranderen, met name voor ouderen met een klein pensioen. Is hij bereid om daarbij ook alle veranderingen in de zorg te betrekken?

Morgen spreken we over de afschaffing van de WTCG, de eigen bijdrage waarvan de korting verdwijnt, de hogere ziektekostenpremie en de hogere bijdrages aan de Wmo op gemeentelijk niveau. Mij lijkt het wel nodig dat er in het kabinet enige afstemming op dit vlak is.

Minister Asscher:

Daartoe ben ik zeker bereid, sterker nog: ook in de begroting voor dit jaar heb ik mede op verzoek van partijgenoten van mevrouw Keijzer een analyse gemaakt van de opeenstapeling van effecten bij sommige groepen. Het is waar dat het heel veel kan worden als je veel zorg gebruikt, gebruikmaakt van een aantal regelingen dat wordt beperkt en last hebt van een pensioenfonds dat niet kan indexeren. We kijken dus naar de opeenstapeling van effecten in specifieke omstandigheden bij groepen en gaan na welke mogelijkheden er zijn om mensen te compenseren voor wie het anders te zwaar wordt. Een van de redenen dat we in dit jaar die eenmalige koopkrachttegemoetkoming doen, is dat je ziet dat het juist bij bepaalde groepen dit jaar anders te veel wordt. We moeten inderdaad altijd het effect van ons beleid doorrekenen en met de Kamer bespreken. Ook moeten we oog houden voor hoe dit bij bepaalde groepen stapelt, en waar mogelijk moeten we daar wat aan doen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het is goed nieuws dat het beter gaat met de koopkracht. Vorig jaar hebben we een zeer intensief debat gehad over de Wul, met name over de positie van ouderen. Ik ben blij dat die positie is verbeterd. De minister zei net tussen neus en lippen door dat hij ons zal informeren over de manier waarop dit allemaal uitpakt in de huishoudentoeslag. Ik dacht dat ik hem hoorde zeggen dat hij daarbij extra aandacht wil besteden aan ouderen die alleen van hun AOW moeten rondkomen. Met de zorgkosten et cetera daarbovenop gestapeld, is het voor deze groep moeilijk. In het verleden hebben we weleens geprobeerd deze groep via het pensioenstelsel te compenseren. Veel van die voorstellen zijn weer teruggedraaid. Mijn vraag is eigenlijk of de minister echt extra aandacht aan deze groep wil besteden.

Minister Asscher:

Zeker. Voor de zomer moet het kabinet de wetsvoorstellen over de huishoudentoeslag aan de Kamer aanbieden. We zullen daarbij uitgebreid verslag doen van de voorziene effecten op de koopkracht voor verschillende groepen. Het uitgangspunt voor het kabinet is dat ouderen met alleen AOW er niet op achteruit moeten gaan en dat ouderen met een aanvullend pensioen er naar draagkracht wat van zullen moeten voelen. Dat past bij deze tijd en bij het principe van dit kabinet. We hebben de verantwoordelijkheid om de financiën op orde te brengen, maar we houden wel rekening met wat mensen kunnen dragen. Daar zal expliciet naar gekeken worden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De minister geeft aan dat hij voor de zomer komt met de koopkrachtberekeningen bij het wetsvoorstel over de huishoudentoeslag. Er dreigen per 1 juli behoorlijke huurverhogingen te komen als gevolg van de invoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Houdt de minister in de koopkrachtplaatjes rekening met de effecten daarvan?

Minister Asscher:

De huurverhogingen zijn standaard onderdeel van de koopkrachtberekeningen. Die worden meegenomen in de voorziene koopkracht en hoeven dus niet apart te worden toegevoegd. Het CDA wees er terecht op dat bepaalde zorgkosten niet standaard zijn opgenomen in die koopkrachtberekeningen. Daarin moeten we namelijk rekening zien te houden — dat is altijd een heel ingewikkelde puzzel — met gemiddelden die iets voorspellen. Er zijn zorgcategorieën die daar niet in worden meegenomen. Vandaar dat we expliciet kijken naar de mogelijkheden van stapeling. Huurkosten, dus ook eventuele huurstijgingen, zijn onderdeel van de koopkrachtberekeningen en worden daar dus in meegenomen.

De voorzitter:

Dank voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven