4 Begroting Buitenlandse Zaken

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2012 (33000-V),

en van:

  • - de motie-Driessen over langjarige juridische verplichtingen (33000-V, nr. 29);

  • - de motie-Dikkers c.s. over toetsing aan de hernieuwde OESO-richtlijnen (33000-V, nr. 37);

  • - de motie-Dikkers c.s. over monitoring van de besteding van het budget (33000-V, nr. 38);

  • - de motie-Ferrier over verbetering van de enabling enviroment (33000-V, nr. 39);

  • - de motie-Ferrier over voorwaarden voor hulp aan Sudan (33000-V, nr. 40);

  • - de motie-Ferrier/El Fassed over duurzame ontwikkeling (33000-V, nr. 41);

  • - de motie-Hachchi/Van der Staaij over het bedrijfsleveninstrumentarium (33000-V, nr. 42);

  • - de motie-Hachchi over de eisen voor ontwikkelingsorganisaties en bedrijfsleven (33000-V, nr. 43);

  • - de motie-Driessen over de huisvesting van Oxfam Novib (33000-V, nr. 44);

  • - de motie-Driessen over opschorten van de subsidie aan Cordaid (33000-V, nr. 45);

  • - de motie-Driessen over beëindiging van hulp aan OIC-lidstaten (33000-V, nr. 46);

  • - de motie-Driessen over stoppen van de hulp aan Egypte (33000-V, nr. 47);

  • - de motie-El Fassed c.s. over de criteria voor subsidie aan bedrijven (33000-V, nr. 48);

  • - de motie-El Fassed/Ferrier over preventieve rampenbestrijding (33000-V, nr. 49);

  • - de motie-El Fassed/De Caluwé over publiceren van actuele gegevens (33000-V, nr. 50);

  • - de motie-El Fassed c.s. over het FIETS-kwaliteitsmodel (33000-V, nr. 51);

  • - de motie-Voordewind over afspraken met supermarktketens (33000-V, nr. 52);

  • - de motie-Voordewind/Dikkers over naleving van de OESO-richtlijnen (33000-V, nr. 53);

  • - de motie-Voordewind over een duurzame handelsmissie (33000-V, nr. 54);

  • - de motie-Van der Staaij/Hachchi over het evaluatieprotocol voor bedrijfslevensubsidies (33000-V, nr. 55).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Dit kabinet heeft onze goede naam en ons internationale aanzien in handen gekregen om goed te beheren en waar mogelijk uit te bouwen. Het kabinet heeft een en ander niet in handen gekregen om schade toe te brengen. Bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken een jaar geleden, eindigde ik met de woorden dat de D66-fractie zich bij de start van dit kabinet en bij het lezen van het regeer- en gedoogakkoord zorgen maakte. Grote zorgen zelfs, over de gebrekkige internationale agenda, over een regeerakkoord waarin het buitenland zich beperkt tot Israël. Een regeerakkoord waarin bijna 1 mld. wordt bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. Een regeerakkoord waarin vijf EU-richtlijnen en zes andere verdragen aangepast moeten worden, tot en met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Verdrag inzake de rechten van het kind. Een naar binnen gekeerd verhaal, dat de minister van Buitenlandse Zaken overal moet uitleggen. Keer op keer, op keer.

Deze minister maakte een jaar geleden een uitzonderlijk valse start. Hij joeg zijn ministerie en de diplomatieke dienst op de kast door in zijn eerste grote interview de diplomatie rustiek tijdverdrijf te noemen. De keuze voor zijn favoriete oneliner bleek eveneens ongelukkig: het buitenlandse beleid is er voor Nederland en de Nederlanders. Niet langer was onze minister van Buitenlandse Zaken er voor een duurzame, veilige en stabiele wereld. Nee, hij dacht nog slechts aan het Nederlandse belang. Dat zijn sombere tekenen aan de wand en dat is een simplistische visie, terwijl Nederland een minister nodig heeft die naar buiten kijkt. Een minister die Nederland binnen de EU op de kaart zet en op de kaart houdt.

We zijn nu een jaar verder. Wat hebben we gezien? Een afwachtende houding toen een Nederlands-Iraanse vrouw ter dood werd veroordeeld. Een soloactie om een Nederlander van een privéstrand van Kadhafi te halen. Bovenal zagen we een minister zonder agenda, zonder ideeën, zonder eigen verhaal. Een minister met een roeptoeterende gedoogpartner die hem steevast voor de voeten loopt. De officiële slogan van minister Rosenthal, "alles voor het Nederlandse belang", is volgens de D66-fractie een zeer beperkte en bovendien schadelijke visie op de internationale betrekkingen. Los van dat politieke oordeel vraag ik de minister of het lukt om de Nederlandse belangen te verdedigen met dit soort teksten? Lukt het als de Hedwige-drievierkantekilometeraardappelpolder tientallen miljoenen extra kost en ruzie met de directe buren en Europa oplevert? Staatssecretaris Bleker voert hiernaar nu een vierde studie uit, maar wat is de rol van Buitenlandse Zaken in dit conflict? Lukt het als de machtigste collega, Hillary Clinton, tijdens internationale toppen een ontmoeting weigert en, als ze elkaar dan toch spreken, geagiteerd wegloopt? Lukt dat door voor de vacature bij het IMF te pleiten voor een kansloze Israëlische kandidaat? Lukt het als het opkomen voor Nederlandse belangen en onze alleenopdewereldpositie rond Schengen tot gevolg hebben dat de premier niet welkom is in Bulgarije? Lukt dat als deze minister uit alle denkbare hoeken kritiek krijgt van ambtenaren, diplomaten, ambassadeurs, collega-ministers, regeringsleiders en andere buitenlandse prominenten? Als hij zelfs kritiek krijgt van onze eigen expats? Staat de minister voor het Nederlandse paspoort van deze onbetaalde ambassadeurs? Hoe kijken ambtenaren en diplomaten, die veel met de minister samenwerken, terug op een jaar minister Rosenthal? We lazen het in de krant. We lazen dat de minister niet van paperclips houdt en dat hij zijn ambtenaren met een snijmachine door de douane laat lopen. Dat is tot daaraan toe. Echter, hun waarschuwing over de internationale positie van ons land is zeer zorgwekkend. De reputatie van Nederland is te grabbel gegooid. Nederland is zijn positie als voorloper kwijt door rücksichtslos gedrag. Uit het optreden van de minister blijkt dat hij het internationale spel niet begrijpt. Eerder waren ambassadeurs van acht landen desgevraagd graag bereid hun inzichten te delen. Hoe opmerkelijk. Zo heeft de Duitse ambassadeur de indruk dat wij te veel met onszelf bezig zijn. Japan vindt het belangrijk dat Nederland naar buiten blijft kijken. Volgens de Brit sluit Nederland zich steeds verder voor de buitenwereld af en dat kan volgens hem onze internationale reputatie kwaad doen. Volgens de Israëlische ambassadeur kijkt Nederland vol vertwijfeling naar de toekomst. Van je vrienden moet je het maar horen.

De heer Bontes (PVV):

De heer Pechtold reageert op het feit dat de minister-president door Bulgarije werd tegengehouden omdat hij zogenaamd tegen het Schengenverdrag was of tot toetreding tot dat verdrag door Roemenië en Bulgarije. Wat wil de heer Pechtold dan? Moeten twee landen die aantoonbaar corruptie en georganiseerde misdaad kennen, dan toegelaten worden? Waarvoor heeft de heer Pechtold meer respect? Voor blind toelaten – zoals hij dat kennelijk wil – of voor een minister-president die zijn rug rechthoudt en zegt: tot hier en niet verder; jullie voldoen niet aan de criteria. Wat is dan goed voor hem? Dat zou ik graag willen weten.

De heer Pechtold (D66):

Het is in ieder geval opmerkelijk dat de heer Bontes mijn theorie dat de president geen tijd had voor onze premier wijt aan "Schengen". Het was een theorie, maar de heer Bontes bevestigt haar nu. Dat is een belangrijke bevestiging. Dan naar de vraag. Ik ben voor een rechte rug, ja. De lijn van voorganger Verhagen ten opzichte van Servië werd door mijn fractie gesteund. Maar nu? Zelfs de Fin haakte af op het laatste moment. Zelfs de Fin zei: nee, verder moeten wij ten aanzien van Roemenië en Bulgarije de druk erop houden. Zaken die niet kloppen, maar die overigens in andere delen van Europa ook nog niet volmaakt zijn, moeten inderdaad worden aangepakt, zoals ook de heer Bontes al terecht heeft gezegd. Deze rechte rug is echter een "Alleen op de wereld" rechte rug.

De heer Bontes (PVV):

Dat is mijn grote bezwaar. De heer Pechtold weet dat er nog grote bezwaren zijn tegen deze landen op het gebied van corruptie en georganiseerde misdaad. Hij weet dat de burgers in Nederland daar niet op zitten te wachten in de wijken van Rotterdam en Amsterdam. Dat weet hij, maar toch haalt hij het argument erbij dat ze naar binnen moeten. Hij kan mij dat op dit moment niet uitleggen. Toch krijg ik graag een toelichting hoe hij er tegenaan kijkt. Verder kan hij wel zeggen dat zijn uitspraak in theorie was en dat ik het nu heb bevestigd, maar dat is niet juist. Hij gaf het zelf als feit weer.

De heer Pechtold (D66):

Ik houd staande dat de effectiviteit van de zogenaamde rechte rug – we zullen zien wat die waard is – in het niet valt wanneer inmiddels alle andere partners je daar niet meer in steunen. Dan is die rechte rug niets meer waard. Ik pleit ervoor dat wij, als het om Europees beleid gaat, vaker zoeken naar het aanpassen van de consensus en niet alleen de principes recht overeind houden zolang dat kan waarna wij dan als laatste, zonder onderhandelingspositie, om moeten.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Pechtold verwees naar publicaties in NRC Handelsblad, een krant die ik doorgaans ook met grote belangstelling lees. Ik zag er alleen gisteren tot mijn verbazing de kop dat D66 het buitenlandbeleid van dit kabinet niet langer automatisch steunt. Vanwaar deze koerswijziging? Is het niet verstandiger om vanaf het begin wat kritischer te zijn en nooit een kabinetsbeleid, ook niet van dit kabinet, automatisch te steunen?

De heer Pechtold (D66):

Ik zag dat de heer Ten Broeke u zojuist even als gedoger tweede klasse aanvuurde van: doe jij het even; dan hoef ik niet nog een keer de NRC tegen me in het harnas te jagen! U leent zich daarvoor; dat siert u.

Vanaf het begin was er een kritische houding. Maar ja, wij hebben die tabula rasa gezien, dat regeerakkoord waarin al zoekende Israël als woord viel en er een verder maagdelijke agenda is. Daar heeft D66 haar eigen verkiezingsprogramma overheen gelegd. Waar mogelijk sturen wij het kabinet op internationaal gebied onze richting uit. Soms lukt dat; soms lukt het niet.

De heer Van der Staaij (SGP):

Zo ken ik de heer Pechtold niet. Ik lees in de krant echt een koerswijziging van D66: tot nu steunde zij het automatisch en voortaan niet langer automatisch. Als dat in een kwaliteitskrant staat, neem je dat serieus. Ik stel dus nogmaals de vraag hoe het nu zit.

De heer Pechtold (D66):

Het zijn moeilijke tijden voor gedogers, niet-gedogers, oppositie en niet-coalitie, zoals u zich traditiegetrouw noemt, en ook voor een pro-Europese partij zoals D66, een partij die zich richt op het buitenland omdat, zoals vandaag door collega Van Bommel nog zo mooi werd verteld, wij 70% exporteren waarvan 75% binnen Europa blijft. Dat zijn getallen die je eigenlijk op school zou moeten leren. Wij hebben op dat vlak onze eigen agenda, daar is niets automatisch aan en daar is nooit iets automatisch aan geweest.

Voorzitter. Wat dacht de minister toen hij dit las? Ambassadeurs waarschuwen in de krant met naam en toenaam voor schade aan onze reputatie en voor het risico dat Nederland niet langer die betrouwbare internationale bondgenoot is. Acht de minister het mogelijk dat Nederlandse ambassadeurs in het buitenland hetzelfde doen? Heeft het kabinet over deze kritiek gesproken? Hoe reageert het kabinet? De minister weet toch dat ambassadeurs zich niet zo openlijk uitspreken, zonder mandaat van hun hoofdsteden? Graag krijg ik daarop een reactie.

De lijst met critici lijkt onuitputtelijk. Hoe schrijnend is het dat de voormalige hoge commissaris voor de mensenrechten, Mary Robinson, en Nobelprijswinnaar en oud-president van de Verenigde Staten, Jimmy Carter, zich op de Nederlandse televisie afvragen of ons land de mensenrechten nog steeds belangrijk vindt. Dat is een letterlijk citaat. Wat zegt deze minister tegen zijn Luxemburgse collega, die expliciet zegt dat de invloed van gedoogpartner Wilders op de Europese politiek een probleem is? Wat zegt hij tegen de Roemeense president Basescu, die terecht klaagt dat de Nederlandse regering de oren laat hangen naar een extreme partij? Klopt het trouwens dat Shell via de Britten, en dus via hun ambassade, zaken doet met Bulgarije, omdat Nederland, de grootste investeerder in Bulgarije, zeg ik tegen de heer Bontes, als eenling in Europa dwarsligt bij de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen? Graag krijg ik een reactie.

De lijst met critici groeit maar en groeit maar. Ik neem aan dat bespreking van zulke fundamentele kritiek niet langer een wvttk'tje, maar een vast agendapunt in de Trêveszaal is. Of wordt het volgens de gebruikelijke procedure weggewuifd? Een grap, een laconieke glimlach van de premier, en hup, onder het tapijt. Klopt het trouwens dat wij naast minister Verhagen nog een schaduwminister van Buitenlandse Zaken hebben, namelijk werkgeversvoorman Wientjes, die de wereld rondreist om uit te leggen hoe dit kabinet het bedoelt, en vaker nog hoe wij het niet bedoelen? Graag krijg ik een reactie.

Toen werd het zondag: Buitenhof. Ik ging er maar eens goed voor zitten, en daar kwam het dan: aan de vooravond van deze begrotingsbehandeling de visie van de minister. Ik was er helemaal klaar voor om zijn ideeën over buitenlands beleid te vernemen. Ik verwachtte een verhelderend betoog. Maar waar stuurde minister Rosenthal de mensen de zondag mee in? Met mist, dichte mist, die nog dagen bleef hangen. Niets eigen verhaal. Waarom zat de minister daar eigenlijk? Was het: u vraagt, ik antwoord, of zocht de minister slechts een podium om het spreekverbod voor zijn medewerkers aan te kondigen? De minister had goed naar de premier gekeken: schouders ophalen, kritiek weglachen en met de ene bagatellisering na de andere komen. De kritiek van de Duitse ambassadeur? "Dat mag een uitspraak zijn, daar ben ik het niet mee eens." Van de Brit dan? "Ongelukkig, het valt allemaal wel mee." De kritiek van de Roemeense president? "Die woorden laat ik aan hem." Over de waarschuwingen van de ambtenaren: "Die krijgen de secretaris-generaal op hun dak." Kan de minister nu eens precies uitleggen wat de opdracht aan de secretaris-generaal behelst en welke sancties hij voorziet? Vallen sommige van de onthullingen niet gewoon onder de klokkenluidersregeling? Wat de kritiek ook is en wie deze ook verwoordt, de minister haalt de schouders op en zegt: ach ... Ik zou bijna de gedoogpartner citeren: wat nou ach?

Dan Europa. Waar is dit kabinet in Europa? Waar is de staatssecretaris van Europese Zaken? Waar is de minister? Niet één woord van minister Rosenthal in de hele eurocrisis. Ik zou zeggen: morgen heeft hij de kans om het goed te maken. D66 staat voor open, pro-Europese ideeën. Wij duwen dit kabinet graag vooruit in Europa, met een eurocommissaris, met versterking van het noodfonds en met een politieke unie. Vandaag pleit ik, samen met mijn collega Marietje Schaake, in de Volkskrant voor meer Europese diplomatie, juist om de belangen van de Nederlanders goed te dienen, zeg ik tegen de minister. Graag krijg ik een reactie op dit voorstel.

Over één plek buiten Nederland horen wij de minister wel, namelijk Israël. Dat is het enige punt waarop de minister een eigen agenda heeft. Dat is wel een uit het lood geslagen agenda. Een hogere VN-status voor de Palestijnen is onbespreekbaar. Een gezamenlijke EU-verklaring over Israël en de Palestijnen? Alle andere 26 EU-lidstaten waren het met elkaar eens, maar Nederland blokkeerde op het laatste moment. Een Palestijns lidmaatschap van de UNESCO? 159 landen konden ermee leven, maar 14 waren ertegen. Inderdaad, daaronder was Nederland. Waarom werpt de regering die blokkades op? Welk signaal wordt uitgezonden als Nederland zich zo committeert aan Israël? Ik hoor dat er wekelijks wordt overlegd met de Israëlische ambassadeur. Hoe verhoudt dit zich tot de Palestijnse vertegenwoordiger en tot andere ambassadeurs? Ik hoor graag een reactie.

Dit is een lange lijst. Het gaat hierbij niet om zomaar een voorval. Het gaat om een jaar ministerschap. In de eerste helft waren er incidenten, in de tweede helft was er sprake van onzichtbaarheid. Ik zou zo graag meer ambitie zien bij dit kabinet. Ik vraag om meer ambitie voor de Arabische regio. De minister had een duwtje van de Kamer nodig om in beweging te komen. De ontwikkelingen gaan door, met vallen en opstaan. In Egypte is het weer onrustig. In Syrië gaat president Assad door met het beschieten van zijn eigen bevolking. Bij Libië zullen we betrokken moeten blijven. Een speciale vertegenwoordiger voor de Arabische regio kan hierbij een leidende rol spelen. Samen met de PvdA hebben wij hiertoe een initiatief genomen. Ik hoor hierop graag een reactie.

Ik vraag om meer ambitie op het vlak van de mensenrechten. Decennialang was Nederland op dit punt een voortrekker. Wij zijn dat nu niet meer. Voor het eerst sinds 1979 weigert onze minister van Buitenlandse Zaken bevriende landen aan te spreken op mensenrechtenschendingen. Hij ontraadde de Kamer het aannemen van een motie van mijn collega Hachchi op dit punt. De motie is toch aangenomen. Hoe staat het met de uitvoering ervan? Komt er een rapportage?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik heb even gewacht tot de heer Pechtold door al zijn krantenknipsels heen was en aan zijn eigen betoog begon. Hij begon over wat hij nog steeds de Arabische Lente noemt. De partij van de heer Pechtold heb ik in de afgelopen debatten juist leren kennen als een partij die de minister van Buitenlandse zaken niet alleen heeft aangemoedigd, maar ook heeft gecomplimenteerd. De minister kreeg complimenten voor zijn activisme op dit punt en voor zijn activiteiten in nagenoeg alle Arabische staten. Kan de heer Pechtold mij eens uitleggen op welke punten het kabinet tekort is geschoten bij het optreden in bijvoorbeeld Libië, bij sancties tegen Syrië of bij Iran en Egypte? Zelfs rond de nederzettingenpolitiek was de minister actief. Hij was de eerste die nieuwe nederzettingen veroordeelde. Hij deed dat naar ik meen zelfs tot drie keer toe. Laat de heer Pechtold mij eens zeggen op welke punten de minister tekort is geschoten.

De heer Pechtold (D66):

De heer Ten Broeke noemt nu een aantal landen en gebieden. Laat ik met Libië beginnen. Ik mag geloof ik niet meer zeggen dat we daar rondjes hebben gevlogen. Dit was hét voorbeeld van een construct tussen iets willen doen en iets niet mogen doen in de Nederlandse situatie. Ik dacht hierbij: doe wat, of doe niks. Wat deden we ook alweer? Hebben we bommen uitgeleend aan de Denen? Ik vraag me nog steeds af wat we terug hebben gekregen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik herinner mij nog helder hoe de heer Pechtold mij de maat nam toen ik dit als eerste zei. Wij hebben opgetreden. Nederland was een van de weinige landen die meedeed. Wat de heer Pechtold rondjes vliegen of foto's nemen noemt, is uiteindelijk buitengewoon nuttig gebleken. Er zijn mensen in Nederland die verder hadden willen gaan. Daartoe hoort de heer Pechtold en daartoe horen de mensen uit mijn fractie. Er is echter wel opgetreden.

De heer Pechtold (D66):

Dat klopt. Met steun van wie is er opgetreden, mijnheer Ten Broeke?

De heer Ten Broeke (VVD):

Met steun van u.

De heer Pechtold (D66):

Was het zonder die steun mogelijk geweest om op te treden?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik heb niet gevraagd of de heer Pechtold steun verleent aan buitenlands beleid. De vraag was of het buitenlands beleid waaraan hij steun verleent, een dergelijke kwalificatie verdient. Ik vraag de heer Pechtold nogmaals, mij te zeggen op welke punten het kabinet grotelijks tekort is geschoten bij het benaderen van misschien wel de allerbelangrijkste en meest revolutionaire gebeurtenis in het buitenland in de afgelopen jaren, namelijk de Arabische Lente.

De heer Pechtold (D66):

De heer Ten Broeke is veertien pagina's blijven zitten en hij pakt nu de Arabische Lente eruit. Dat is nu net een punt waarvan ik zeg: ja, daarbij heeft de minister een zetje nodig gehad. Dit punt zat in het deeltje "mild positief". Ik zag de minister glimlachen toen ik het hierover had. Ik wil er nog wel ietsje bijdoen. Ik zeg echter wel dat de rest van de tekst stevig is. Ik spreek vandaag over het totale beleid na een jaar. Ik schrik daarvan. De omstandigheden in de Arabische regio zijn inderdaad nog steeds afschuwelijk, maar alleen al het feit dat de heer Ten Broeke de term "Arabische Lente" bagatelliseert, en daarmee de hoop van de mensen wegzet, zegt genoeg. Door die term te bagatelliseren, zegt de heer Ten Broeke immers eigenlijk: 't is al geen lente meer. Dit zegt meer dan genoeg. Graag duw ik de heer Ten Broeke ook nog een eindje op, waardoor hij gaat erkennen dat wat daar is gebeurd, van levensbelang is voor de komende eeuw.

Dan kom ik op meer ambitie voor Nederland als land van internationaal recht. Klopt het dat er wrevel is tussen de gemeente, het kabinet en het Internationaal Strafhof over de huisvestingsvoorwaarden van het strafhof, waaronder de huur? Kan de minister garanderen dat Nederland het strafhof zeer gastvrij tegemoet treedt?

Dan kom ik op meer ambitie op ontwikkelingssamenwerking. Dat is een lastig verhaal met zo'n gedoogvriend. Er gaat al 1 mld. af en Wilders doet er met plezier nog 4 mld. extra af. Garanderen de bewindslieden – net als de CDA-fractie vandaag gelukkig deed – dat Nederland zich houdt aan die internationale afspraak van 0,7% in 2012 én daarna? Zo luidt de motie waar het CDA voor heeft gestemd namelijk. Mijn collega Hachchi heeft in ieder geval voorstellen ingediend om de pijn te verzachten.

Een van de vijf pijlers van D66 luidt "denk en handel internationaal". Ik neem het de minister niet kwalijk dat hij de pijlers van mijn partij niet kent, maar het minste dat je van een minister van Buitenlandse Zaken mag verwachten is dat hij internationaal denkt en handelt. Deze minister weigert dat structureel en is bovendien blind voor de gevolgen van zijn nationalistische beleid. De grote paradox van minister Rosenthal: hij wil opkomen voor de Nederlandse belangen, maar schaadt ze juist. Voor mijn fractie, voor mijn partij, hoe internationaal gericht ook, is de steun voor het buitenlands beleid nooit vanzelfsprekend.

De heer Ormel (CDA):

Ik erken dat de steun van D66-fractie voor het buitenlands beleid niet vanzelfsprekend is. Ik waardeer de steun van de D66-fractie tot nu toe. Ik heb een vraag over het komende staatsbezoek van de koningin aan Oman. De heer Pechtold refereerde daaraan in een artikel in de NRC. Daarin stelt hij nog niet zeker te weten of hij dat bezoek wil steunen. Kan hij daar wat duidelijker over zijn?

De heer Pechtold (D66):

Ik ben nooit zo van de procedures, maar in dit geval vind ik die toch wel belangrijk. Een kabinet dat weet dat het een gedoger heeft die dit soort staatsbezoeken direct onder druk zet en dat weet dat ook oppositiepartijen in de Kamer dit doen – we zagen dat een halfjaar geleden – doet er heel verstandig aan om eerst even te bekijken of degenen die steun moeten verlenen, kunnen meegaan in de gedachtegang om een bezoek eerst niet en nu wel te accepteren. Dat zou het kabinet moeten doen voordat het langs de rode linten de Trêveszaal verlaat. Dat is hoffelijk tegenover de koninklijke familie, belangrijk voor de verhoudingen met Oman en essentieel voor de steun in het parlement. Het verbaast me zeer dat ik op vrijdag gebeld wordt door journalisten die mij vertellen dat het kabinet dit van plan is en dat ik geen enkel argument in handen krijg om deze nieuwe situatie te duiden. Dat bedoel ik nou als ik het heb over het verbreden en verkrijgen van draagvlak. Ik hoor morgen graag van het kabinet welke argumentatie men paraat heeft om dit voorgenomen bezoek tot een succes te maken.

De heer Ormel (CDA):

Ik erken dat het van belang is om oppositiepartijen mee te nemen en dat het van belang is voor de regering om steun te verwerven voor staatsbezoeken als die eerder niet gegeven is. Als het gaat om een koninklijk bezoek moeten we dat niet in de lucht laten hangen. Ik vond dat de heer Pechtold dat wel een beetje deed in het artikel in de NRC. Daarom herhaal ik mijn vraag. Is de heer Pechtold bereid een bezoek van de koningin aan Oman te steunen? Hij kent de situatie op het Arabisch schiereiland. Hij weet wat er in Jemen gebeurt, hoe het in Saudi-Arabië is en hoe de sultan van Oman daarin een goede rol speelt. Daar heeft de heer Pechtold geen uitleg van de regering voor nodig.

De heer Pechtold (D66):

Ik gaf zojuist aan dat ik de procedure van dat halfjaar en van afgelopen vrijdag uiterst ongelukkig vond en dan druk ik mij nog heel mild uit. De heer Ormel zei dat ik het in de lucht laat hangen. Ik hoor graag morgen de argumentatie daarvoor. Tot die tijd laat ik het inderdaad in de lucht hangen

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Als je de berichtgeving over de ontwikkelingen in landen als Syrië en Egypte volgt, zou je niet meteen vermoeden op welke wijze het allemaal begonnen is. Het gaat nu allemaal over machtsstrijd en geweldpleging, maar het is begonnen met alle kenmerken van een broodoproer. De protesten waren in het begin vooral gericht tegen lage lonen, werkloosheid, stijgende voedselprijzen en de grove corruptie in de islamitische staten waardoor alle verdiensten werden afgeroomd. Wat er in de acht à negen maanden daarna volgde, heeft de economische situatie in Egypte en Syrië vooral verslechterd.

Egypte, de grootste graanimporteur ter wereld, is voor meer dan de helft van zijn voedselconsumptie afhankelijk is van het buitenland. De wereldgraanprijzen zijn fors gestegen en blijven stijgen. Een Chinees varken heeft daardoor nu eerder iets te eten dan een Egyptenaar. China heeft immers veel geld en Egypte heeft de kas bijna leeg. De deviezenreserves van Egypte zijn sinds februari verschrompeld van $36 mld. naar een magere $13 mld.; genoeg voor nog twee maanden import. De regering van Egypte financiert zichzelf door tegen 13% rente te lenen bij Egyptische banken. Dit is natuurlijk funest voor de private sector. Een kwart van het overheidsbudget wordt besteed aan brandstofsubsidies. Het antwoord van de militaire raad op de penibele financiële situatie was het ontslaan van alle onafhankelijke, uit de private sector afkomstige directeuren van de Egyptische centrale bank in oktober. Deskundigen vermoeden dat de generaals op deze manier voor zichzelf de weg vrijmaken om Egypte nog verder leeg te roven. Hoe dan ook, er is bittere armoede en die wordt massaler.

In Syrië koopt Assad loyaliteit via subsidies en door het verhogen van de overheidssalarissen met 30%. De overheidsuitgaven worden met 60% verhoogd en de inkomsten zijn met 40% gedaald. Dat leidt natuurlijk tot een onhoudbare economische positie. De bevolking leidt niet alleen onder het geweld, maar ook onder de economische ramp die zich voltrekt

De heer Pechtold (D66):

De strekking van het betoog van de heer De Roon is eigenlijk dat het een broodoproer was. Ze hadden daar maar niet aan moeten beginnen, omdat ze nu slechter af zijn dan toen. Ziet de heer De Roon niet dat de mensenrechten hiermee samenhingen en dat er een wens bestond naar een meer democratische invulling van het eigen leven?

De heer De Roon (PVV):

Dat is een misvatting van de heer Pechtold. Nadat de broodoproer eenmaal begonnen was, is er uiteraard met geweld tegen opgetreden. Dat heeft pas echt de vlam in de pan doen slaan. De mensen pikten dat namelijk niet meer. Die zijn zich toen inderdaad gaan verzetten op een politieke manier, met politieke doeleinden en met politieke redenen. Zij wilden onder de dictatuur uit. Bovendien wilden zij verlost worden van de krankzinnige corruptie die in al die landen heerst en die een normaal economisch bestaan vrijwel onmogelijk maakt. Dat ben ik helemaal met e heer Pechtold eens.

De heer Pechtold (D66):

De mensen die onder de dictaturen en dwang uit wilden, zijn islamieten. Syrië, Libië en Egypte zijn misschien niet helemaal vergelijkbaar, maar de richting van de beweging aldaar is wel hetzelfde. Moeten wij die mensen vanuit Europa – als buren – steunen of moeten wij het schrikbeeld dat de heer De Roon schetst, vooral laten voortbestaan?

De heer De Roon (PVV):

De PVV staat natuurlijk achter de vestiging van een democratische rechtsstaat in welk land ter wereld ook. Of het die kant opgaat in de Noord-Afrikaanse of, laat ik het anders zeggen, in de Arabische wereld, valt echter zeer te betwijfelen.

De heer Pechtold (D66):

Het laatste stukje van het een antwoord op mijn vragen ontbreekt. Dient Nederland daaraan bij te dragen? Dient Nederland in Europees verband daar misschien niet eens met geld, maar met kennis en kunde aan bij te dragen?

De heer De Roon (PVV):

Als er landen zijn die op overtuigende wijze duidelijk weten te maken dat zij op weg zijn naar democratie en rechtsstaat en daarbij onze assistentie vragen, dan moeten wij die natuurlijk met open ogen tegemoet treden. Uiteraard moeten wij dat niet met geld doen, want in de meeste gevallen kunnen die landen het zelf betalen. Als men onze hulp vraagt en wij hebben tijd en gelegenheid zullen wij die hulp verstrekken.

Mijn conclusie is dat, nadat de onrust in Syrië en Egypte achter de rug is, hoe lang dat ook moge duren, beide landen ongeveer bankroet zullen zijn. Dat is goed nieuws, althans in één opzicht. Deze landen hebben nu al nauwelijks de economische kracht om oorlog tegen Israël te voeren en dat zal in de toekomst helemaal onmogelijk worden. Dat verhoogt de veiligheid in het Midden-Oosten.

De economische bankschroef – daarmee bedoel ik de sancties – voor Syrië kan niet strak genoeg worden aangedraaid. Ik vraag de minister dan ook om in het kader van de viering van 400 jaar goede betrekkingen met Turkije juist bij dat land te bepleiten dat het economische sancties tegen Assad gaat invoeren en bij voorkeur de grens met Syrië gewoon dichtgooit.

Dat Syrië uitgerekend door UNESCO is aangewezen als vertegenwoordiger in een adviescommissie voor de naleving van mensenrechten is in de ogen van mijn fractie een gotspe. Is de minister het met mij eens dat dit een hoogst ongelukkige greep is en dat het niet uit te leggen is, gezien de huidige situatie in Syrië? Is de minister het met mij eens dat dit moet worden teruggedraaid en wil hij zich daarvoor inzetten? Is de minister het ook met mij eens dat het een reden temeer is om eindelijk eens te stoppen met onze bijdrage aan UNESCO, zoals de Amerikanen dat ook hebben gedaan?

In Egypte is er een bevolkingsgroep die het extra zwaar te verduren heeft en dat heeft alles te maken met de islamitische haat tegen hen, die de militaire dictatuur maar al te graag aanwakkert ten eigen voordele. Ik heb het dan natuurlijk over de christenen in Egypte. Volgens het Nederlands Dagblad vraagt de Egyptische ambassadeur vandaag om begrip voor de positie van het Egyptische leger. Ik heb geen enkel begrip voor het gewelddadig handelen van het Egyptische leger. Wat mij betreft, heeft de militaire leiding in Egypte alle krediet verspeeld.

In de afgelopen tien maanden, sinds de uitbraak van de zogenaamde Arabische Lente, is er in Egypte meer geweld tegen de kopten gepleegd dan in de laatste dertig jaar bij elkaar. De opperste raad van de strijdkrachten heeft nagelaten een deugdelijk onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de Maspero-moordpartij en geeft ook verder geen informatie over het onderzoek dat de militaire krijgsraad voert. Ik heb begrepen dat er wel willekeurig 35 kopten zijn gearresteerd, terwijl er steeds meer bewijs boven water komt dat de Egyptische militairen de slachting onder de kopten hebben gepland en zich expliciet tegen hen hebben gekeerd.

De minister doet er goed aan zich een stuk kritischer op te stellen tegenover het Egyptische "onderzoek" naar de moorddadige gebeurtenissen op het Masperoplein. Allerlei ngo's hebben dat ook al gedaan en ik vraag de minister uit te spreken dat het Egyptische onderzoek naar de Masperoslachting volstrekt onvoldoende, ondeugdelijk en te traag is.

De enige broederschap die er in Egypte is, is de Moslimbroederschap. Dat baart ons zorgen. Via de Partij voor Vrijheid en Gerechtigheid, ontleend aan de sharia, is bepaald dat christenen en vrouwen in ieder geval ongeschikt zijn om president te worden. De eerste verkiezingsronde staat gepland voor aanstaande maandag. De militairen werken samen met de Moslimbroederschap. Zij intimideren oppositiekandidaten en dreigen tientallen mensenrechtenorganisaties af te sluiten. Sprake van eerlijke verkiezingen is er op voorhand niet. De Moslimbroederschap koopt stemmen door de arme Egyptische bevolking vlees voor de helft van de prijs aan te bieden en gratis schapen, voorzien van het logo van de Moslimbroederschap, in wijken in Caïro te verkopen.

De kiesdistricten in wijken in Caïro waar veel kopten wonen, worden op een slinkse wijze samengevoegd met andere wijken in Caïro waar veel moslims wonen, ook al liggen die wijken verspreid van de ene naar de andere kant van de stad. Dat heeft natuurlijk maar één doel: manipulatie van de verkiezingsuitslag.

Het verkiezingssysteem in Egypte is nodeloos ingewikkeld en benadeelt progressieve, seculiere en liberale groeperingen. De tijd schiet tekort om het allemaal uit te werken. Ik verwijs naar het artikel "Egypt's doomed election" van de heer Reynolds in de New York Times. Wij betreuren het dat de VN in de loop der tijd koploper is geworden in het demoniseren van Israël, terwijl zij juist is opgericht als reactie op het leed dat het Joodse volk is aangedaan. De Palestijnse Autoriteit heeft het vredesproces stelselmatig gefrustreerd, onder andere met de eis van een bouwstop in Judea en Samaria. Toen die bouwstop er was in 2010, kwam er geen enkele verbetering in de Palestijnse houding. In de afgelopen drie jaar heeft de Palestijnse Autoriteit geweigerd om met Israël te onderhandelen en het allemaal gesaboteerd, alleen maar om te vermijden dat men een compromis zou moeten sluiten met Israël. Er is een heel jaar verspild met de unilaterale actie om lid te worden van de VN. Ook streeft de Palestijnse Autoriteit naar eenheid met de genocidale en antisemitische Hamas. Hoe heeft Europa op dit alles gereageerd? Het heeft de hulp voor de Palestijnse Autoriteiten vermeerderd met 100 mln. Zo leren we de Palestijnen natuurlijk nooit om naar de onderhandelingstafel te gaan. Extremisme, aanzetten tot haat en het verheerlijken van geweld worden zo beloond.

De heer Van Bommel (SP):

De heer De Roon sprak even over de bouwstop die de Palestijnen hadden geëist. Die bouwstop werd ook geëist door de Amerikanen en zelfs op enig moment door de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken. Toen de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken eiste dat het besluit werd teruggedraaid, stuurde de heer De Roon een tweet de wereld in: "Te gek voor woorden: Joodse minister Rosenthal veroordeelt dat Israël bouwt in het hart van zijn hoofdstad." Dat verbaasde mij. Waarom benadrukt de heer De Roon de achtergrond van de minister bij zijn standpunt?

De heer De Roon (PVV):

Dat heeft alles te maken met het feit dat we van linkse partijen, zoals de partij van de heer Van Bommel, gewend zijn dat ze zich tegen Israël en het Israëlische beleid keren. Ik vind het dus erg jammer dat uitgerekend een Joodse minister van Buitenlandse Zaken zich keert tegen het Israëlische beleid als het gaat om het bouwen in de hoofdstad van Israël, op een terrein dat volgens alle onderhandelingen die er tot nog toe zijn geweest in ieder geval aan Israël zal toevallen. Dat is buitengewoon spijtig.

De heer Van Bommel (SP):

Het gaat om het beleid van Israël en om het standpunt van de Nederlandse regering en de minister van Buitenlandse Zaken. Wat heeft de achtergrond van de minister daar in 's hemelsnaam mee te maken?

De heer De Roon (PVV):

Ik vind het gewoon te gek voor woorden, zo simpel is het. Ik vind het jammer dat onze minister dat standpunt heeft gehuldigd. Ik verwacht namelijk dat hij, sprekend namens Nederland, op dit punt serieus achter Israël zal staan.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Bommel. Mevrouw Peters is aan de beurt. Iedereen interrumpeert al de hele dag maximaal twee keer.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Is het standpunt van de PVV nog steeds dat er al een Palestijnse staat is, namelijk Jordanië? Ook de heer De Roon pleegt dat vaak te zeggen.

De heer De Roon (PVV):

Wij zeggen inderdaad dat Jordanië een staat van Palestijnen is.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Tot slot kom ik op mijn vervolgvraag.

De voorzitter:

Nee, we zijn vanaf het begin heel duidelijk. We doen het in tweeën, de hele tijd al, ook vanmorgen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Vanmorgen ging het soms in drieën.

De PVV afficheert zich graag als beste vriend van Israël. Is de heer De Roon ervan op de hoogte dat minister Lieberman van Buitenlandse Zaken niet gediend is van wat de heer De Roon net zegt? Hij zegt: mensen die zeggen dat er al een Palestijnse staat is, doen Israël daar geen dienst mee.

De heer De Roon (PVV):

Dat weten we. Ook binnen Israël verschillen de meningen op dit punt. Er zijn ook mensen in Israël, bijvoorbeeld parlementariër Aryeh Eldad, die net zoals wij zeggen: de Palestijnse staat bestaat al en ligt ten oosten van de Jordaan; we hebben geen behoefte aan een Palestijnse staat aan de westzijde van de Jordaan. Minister Lieberman huldigt een ander standpunt. Er zijn ook politici in Israël die weer anders hierover denken en die zeggen: we moeten de Palestijnse staat erkennen voor de hele Westbank. Dat weten we allemaal, maar dat maakt ons niet uit. Het staat ons namelijk vrij om de inzichten die wij zelf huldigen ook naar buiten te brengen. We zullen wel zien hoe dat uiteindelijk in Israël afloopt. Natuurlijk beslist Israël zelf welke politiek het volgt en welke compromissen het eventueel zal sluiten.

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan de heer Pechtold vraag ik u allen om met mij naar de klok te kijken en u zich te realiseren dat we ook nog een begroting aan het eind van de dag hebben die we moeten afmaken.

De heer Pechtold (D66):

Dat zullen we trachten. Ik wil toch nog even op het punt van collega Van Bommel doorgaan, omdat ik het antwoord van de heer De Roon daarop onbevredigend vond. Ik dacht zelf dat het een fake account was, dat de term joodse minister Rosenthal, zoals wel vaker voorkomt, niet van hemzelf afkomt. Maar erkent u nu, mijnheer De Roon, dat het uw account is en dat u dat getwitterd heeft? Vindt u dat dan niet volstrekt ongepast?

De heer De Roon (PVV):

Nee, het antwoord is nee. Ik vind het niet ongepast.

De heer Pechtold (D66):

De PVV vindt dus dat je iemands achtergrond en ras kunt gebruiken om handelen verwijtbaar te maken. Want dat is het. Een geloof kan je hebben of niet, maar een ras of een geaardheid, dat zijn zaken die je meekrijgt. Vanuit die achtergrond kan je een openbaar verwijt krijgen voor je handelen. Dat is de directe consequentie van uw handelen en denken.

De heer De Roon (PVV):

Nee, dat ziet de heer Pechtold helemaal verkeerd, want het verwijt is natuurlijk helemaal gelegen in de argumentatie die ten grondslag ligt aan hoe je oordeelt over het wel of niet bouwen in bepaalde gebieden in Jeruzalem. Maar wat er voor mij wel een extra accent aan geeft, is het gegeven dat het niet u is die heeft gezegd: wij veroordelen dat bouwen …

De voorzitter:

Via de voorzitter.

De heer De Roon (PVV):

Dat het niet de heer Pechtold is die heeft gezegd: wij veroordelen dat bouwen in Gilo. Dat het ook niet de partij van de heer Van Bommel is, maar dat het een minister is van wie ik verwacht dat die zich positief opstelt ten opzichte van de joodse staat, gelet op zijn eigen joodse achtergrond.

De heer Pechtold (D66):

Nog een keer …

De voorzitter:

Nee, mijnheer Pechtold, dat vond mevrouw Peters ook. Dus het is gelijke monniken, gelijke kappen.

De heer Pechtold (D66):

Als wij in dit huis laten passeren dat iemand zegt dat een bepaald persoon niet vanwege het feit dat die van een bepaalde partij is maar vanwege diens joodse achtergrond anders moet handelen, is dat toch onbestaanbaar?

De heer Ten Broeke (VVD):

De joodse achtergrond van de minister is voor mijn partij irrelevant, of dat nu in een Twitter of in een krantenbericht staat. Wat voor mij wel relevant is, is een strofe in het regeerakkoord die regelmatig wordt aangehaald. Sta mij toe dat ik die even voorlees en dat ik daarna het oordeel daarover aan de heer De Roon vraag. Ik citeer: "Nederland wil verder investeren in de band met de staat Israël. Nederland blijft daarbij voorstander van een alomvattend vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen. Een tweestatenoplossing met als uitgangspunt de grenzen van 1967 vormt hierbij het uitgangspunt." Ik zou graag willen weten wat de PVV en de heer De Roon daarvan vinden.

De heer De Roon (PVV):

Die grenzen van 1967 zijn geen grenzen, dat zijn wapenstilstandslijnen. Dat betekent dat er over de uiteindelijke grenzen gewoon onderhandeld moet worden. Dat is dus mijn oordeel hierover.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wat vindt u van een tweestatenoplossing, zoals die wordt nagestreefd door dit kabinet?

De heer De Roon (PVV):

Voor mij hoeft dat niet, want de staat waar de Palestijnen zich thuis kunnen voelen die al een Palestijnse staat is, ligt ten oosten van de Jordaan. Als dit kabinet en/of de regering van Israël een andere mening zijn/is toegedaan en met name de regering van Israël iets anders uitonderhandelt, dan is dat aan hem. Ik zou dat jammer vinden, maar dan is dat een fait accompli waar wij ons gewoon bij neer zullen leggen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog. U hebt nog een halve minuut.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Het abominabele beleid van de Palestijnse Autoriteit zou aanleiding moeten zijn om er geen cent meer naartoe te sturen, geen Europees geld en ook geen Nederlands schatkistgeld. Extra wrang vind ik het betalen van salarissen van terroristen. Is de minister het met mij eens dat dit zou moeten stoppen en dat dit allemaal reden is om de geldkraan naar de Palestijnse Autoriteit dicht te draaien?

De wijze waarop het Nederlands buitenlands beleid met betrekking tot het Midden-Oostenconflict wordt vormgegeven is ronduit teleurstellend. De inzet van de minister is totaal gericht op dat vredesproces en alles wat hij daarvoor een bedreiging vindt, is hij tegen. Zo is hij bijvoorbeeld tegen dat bouwen door Israëli's in Judea, Samaria en zelfs Jeruzalem. De PVV heeft weinig vertrouwen in dat vredesproces en vindt dat Israël zich door ongefundeerd optimisme daarover niet moet laten weerhouden om te doen wat nodig is voor haar veiligheid en welzijn. Nederland moet Israël krachtig steunen. Zelfverdedigingacties van Israël tegen Arabische terreur moeten politiek krachtig worden ondersteund en het nederzettingenbeleid behoort ook tot het legitieme veiligheidsbeleid van Israël. Nederland zou dat niet moeten veroordelen, maar steunen. Daarop vraag ik een reactie van de minister.

De heer Pechtold (D66):

Even voor de helderheid, dan weten wij dat ook voor het spoorboekje van volgend jaar: de heer Kortenoeven heeft zojuist gezegd er geen behoefte aan te hebben om naar China te gaan. Hij kon het zich ook niet voorstellen. Ik neem aan dat dit ook geldt voor de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):

Naar welk land ik wel of niet ga, bepaal ik op het moment dat de keuze zich aandient. Ik ga daar geen abstracte uitspraken over doen.

De heer Pechtold (D66):

Wat krijgen we nou? De heer Kortenoeven kon het zich niet voorstellen! Ik wil de Handelingen er dadelijk nog wel even bij pakken. Het was een beschuldiging aan het adres van de collega's die naar China gingen. Dan gaan we toch niet meemaken dat zijn fractiegenoot wel gaat of dat voor 2012 in het midden laat? Het scheelt budget en het scheelt een plek.

De voorzitter:

Ik zie de heer Kortenoeven naar voren komen.

De heer De Roon (PVV):

De vraag is aan mij gericht. Ik zal haar dan ook beantwoorden.

Wat bij dat soort zaken uiteindelijk gebeurt, beslist de PVV op het moment dat die keuze zich voordoet. De heer Kortenoeven heeft uitgesproken dat hij zich dat niet goed kan voorstellen. Dat zullen wij dan zien.

De voorzitter:

Mijnheer Kortenoeven, ik zie dat u wilt interrumperen. Wordt u verkeerd geciteerd?

De heer Kortenoeven (PVV):

Nee, voorzitter, ik word rechtstreeks aangesproken.

De voorzitter:

Als u verkeerd wordt geciteerd, kunt u een persoonlijk feit maken, maar als dat niet zo is, is het zoals het is en dan kunt in uw eigen spreektijd zeggen wat u wilt zeggen. Dat komt goed uit, want u bent nu aan de beurt.

Ik geef het woord aan de heer Kortenoeven.

De heer Kortenoeven (PVV):

Voorzitter. "Oh, mijn land Papoea, land waar ik geboren ben, ik houd van u zolang ik zal leven. Dank aan God mijn Heer, U schonk mij dit land, daar zal ik mij ijverig voor inzetten zoals Uw bedoeling is." Dit is de tekst van het eerste en het laatste couplet van het volkslied van Papoea. Als Papoea's dit in hun eigen land zingen, lopen zij de kans te worden opgepakt, tot een lange celstraf te worden veroordeeld of zelfs te worden vermoord. Hetzelfde risico lopen zij als zij hun eigen vlag hijsen, de Morgenster, die ook op mijn revers prijkt.

Het volk van de Papoea's is de afgelopen vier decennia volledig door Indonesië gemarginaliseerd. Hun land werd op een niets en niemand ontziende wijze gekoloniseerd en hun toekomstperspectief werd volslagen verduisterd. Op 19 oktober 2011 hielden de Papoea's een nationaal congres in Abepura. Het was een vreedzaam evenement, maar het Indonesische leger greep met zwaar geweld in en er vielen zes doden en tientallen gewonden. Zo'n 300 Papoea's werden gearresteerd, onder wie een aantal van hun leiders. Volgende week dreigt de situatie verder te escaleren. Op 1 december worden opnieuw manifestaties gehouden. Naar verluidt, zal zelfs opnieuw de onafhankelijkheid van Papoea worden uitgeroepen.

De PVV staat sympathiek achter het vreedzame streven van Papoea's om hun politieke, economische en maatschappelijke rechten te herwinnen. Ook zij hebben recht op zelfbeschikking. Mijn fractie is van mening dat hierbij sprake moet zijn van een vreedzaam proces van onderhandelen met Indonesische autoriteiten. Dat kan op basis van een speciale autonomiewet, maar die wordt door Jakarta volledig aan de laars gelapt. Het is geen wonder dat het geduld van de Papoea's op is en dat sommigen van hen unilaterale stappen overwegen. Het lijkt onvermijdelijk dat de Indonesische autoriteiten opnieuw geweld zullen gebruiken als op 1 december de Morgenster wordt gehesen en het volkslied van Papoea wordt gezongen. Hier ligt een speciale verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering, want in 1961 werd door Den Haag aan de Papoea's beloofd dat zij onafhankelijk zouden worden. De Morgenster was een Nederlands geschenk aan het volk der Papoea's.

In 1962 kwam Papoea onder tijdelijk bestuur van de VN en in 1969 was er onder toezicht van de VN de "Act of free choice". Achteraf wordt deze ook wel "the act of no choice" genoemd. Het referendum, want dat was het, bleek een democratische schijnvertoning te zijn waaraan in plaats van de hele bevolking slechts een aantal stamoudsten mochten deelnemen. Verleid met valse beloften en cadeaus, slecht voorgelicht en onder veel druk kozen zij voor aansluiting bij Indonesië. De VN en Nederland zouden toezicht houden op een eerlijk en open referendum, maar zij hebben daarin gefaald. In 1969 werd West-Papoea definitief overgeleverd aan Indonesië. Meer dan 30 jaar na dato ging het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken onder leiding van minister Van Aartsen akkoord met een onderzoek naar de overdracht. Pieter Drooglever onderzocht de kwestie en kwam tot een weinig verrassende conclusie: de bevolking van het voormalige Nieuw-Guinea had in 1969 geen eerlijke kans gehad op zelfbestuur. Drooglever stelt in zijn rapport dat het referendum, dat Nederland als voorwaarde stelde voor de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië in 1962, een farce was en dat van een democratische volksraadpleging geen sprake was geweest.

Na het uitkomen van het rapport van Pieter Drooglever weigerde de toenmalige CDA-minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot het rapport in ontvangst te nemen, uit angst de Nederlands-Indonesische betrekkingen te schaden. In plaats daarvan werd het rapport dat ik nu voor iedereen zichtbaar omhooghoud, overhandigd aan oud-minister Van Aartsen.

Mijn fractie is van oordeel dat Nederland een ereschuld heeft aan het volk der Papoea's. Daaruit vloeit de morele verplichting voort dat Nederland het ferm voor hen opneemt als zij in de verdrukking zitten.

Op 15 december vorig jaar nam de Kamer met algemene stemmen de motie-Van der Staaij aan. Die motie vraagt de minister om constructief overleg met Indonesië over de situatie in Papoea te voeren, met als inzet het stoppen van de schending van de mensenrechten. We zijn nu een jaar verder. Graag hoor ik van de minister hoe dat overleg concreet is verlopen.

Na de gebeurtenissen van vorige maand in Jayapura heb ik de minister onder andere de volgende schriftelijke vraag gesteld: "Bent u bereid van de Indonesische regering te eisen dat de gevangengenomen Papoealeiders onmiddellijk in vrijheid worden gesteld en dat het onderdrukken van en het geweld plegen tegen de Papoea's onmiddellijk wordt gestopt?" Ik kreeg daarop het volgende, nogal uitwijkende antwoord: "Nederland volgt de zaak van de gearresteerde Papoea's nauwlettend. Indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven zal ik mij tot de Indonesische autoriteiten wenden." Ik stel de minister de vraag opnieuw: is hij bereid om voor die Papoea's op te komen? Is hij bereid om in bilateraal en in multilateraal opzicht aan de orde te stellen dat de onderdrukking van de Papoea's moet worden gestopt en dat hun leiders moeten worden vrijgelaten? Hoe gaat de minister uitvoering geven aan de motie-Kortenoeven, die op 4 oktober met algemene stemmen is aangenomen? Ziet de minister met mij dat de ontwikkelingen aanleiding geven om vandaag nog contact op te nemen met de Indonesische autoriteiten en hun met klem te adviseren om geen geweld tegen de Papoea's te gebruiken als zij op 1 december geweldloos uitdrukking geven aan hun legitieme verlangen naar zelfbestuur? Het is van belang dat wij ons blazoen schoonwassen en de fouten uit het verleden onder ogen zien en erkennen. Daarmee doen wij niet alleen recht aan degenen die wij tekort hebben gedaan; alleen op die manier kunnen wij het ons ook veroorloven om anderen de maat te nemen in internationale betrekkingen.

In dit verband ben ik ook benieuwd naar de mening van de minister over de uitspraak die de rechter gisteren heeft gedaan in de zaak van de Republiek der Zuid-Molukken. Erkent de minister dat de RMS een legitieme gesprekspartner is met betrekking tot de positie van de Molukkers in Indonesië?

Het tweede deel van mijn betoog – ik haast mij een beetje, gelet op de tijd – gaat over Turkije. Er is inmiddels al het een en ander gewisseld over het opinieartikel van Geert Wilders en mij in de Volkskrant van afgelopen zaterdag. De PvdA noemde onze compilatie van feiten vanochtend "een scheldpartij". Dat artikel was echter niet volledig. Er is nog veel meer op Turkije aan te merken. Ik doe even een greep uit de zak van de bisschop van Smyrna. Het geherislamiseerde Turkije voert niet alleen een brutale en ronduit agressieve politiek tegen de christelijke EU-lidstaat Cyprus en tegen de joodse staat Israël, een bondgenoot, maar ook tegen het vreedzame christelijke Armenië. Turkije verwijt Israël het blokkeren van de grens met de door de terroristische Hamas geregeerde Gazastrook, terwijl dit een legale blokkade betreft. Turkije blokkeert in samenwerking met de Turks-islamitische zusterstaat Azerbeidzjan echter zelf de grens met de vreedzame en democratische republiek Armenië. Daarmee ondermijnt Turkije bewust de vrede en veiligheid op de Kaukasus. De pot verwijt de ketel dat hij zwart is. Ik zie dat de eerste sprekers zich al hebben aangediend om mij van repliek te dienen.

De voorzitter:

Bent u klaar met het blokje Turkije?

De heer Kortenoeven (PVV):

Nee, ik heb nog een stukje.

De voorzitter:

Doet u dat stukje dan nog. Dan doen we de interrupties daarna in één keer.

De heer Kortenoeven (PVV):

Ik kom bij de Armeense genocide. De Turkse jihad tegen de Armeniërs was geen incident, maar een campagne van decennia. Wij weten van de gebeurtenissen van 1915, maar de jihad begon eigenlijk al in 1894. Toen werd het Armeense volk slachtoffer van de Hamidiaanse geweldscampagne, genoemd naar sultan Adbul Hamid II. Deze door panislamistisch dromen gedreven sultan beschuldigde de Armeniërs ervan een islamvijandig volk te zijn dat met de Europeanen samenspande om het Ottomaanse rijk te vernietigen. Die ophitsing had vreselijke gevolgen. De Franse ambassadeur in Constantinopel scheef destijds dat Turkije letterlijk in brand stond, met overal massamoorden op christenen die zonder onderscheid des persoons werden omgebracht. In 1908, na de fluwelen revolutie van de seculiere jön Türkler, de Jonge Turken, wilden de Armeniërs slechts gelijke rechten. Zij wilden van hun vervloekte dhimmi-status af, maar in 1915 werd de grootste slachting tot dan toe aangericht jegens deze mensen. De Turkse staat ontkent deze genocide en geeft de christelijke slachtoffers van de jihad de schuld van hun eigen ondergang. Is dat normaal? Kunnen wij een "400 jaar"-feestje vieren met een land dat weigert om de zwarte bladzijden in zijn eigen geschiedenis onder ogen te zien?

Er zitten inmiddels ruim 60 journalisten in Turkije gevangen. Een cartoonist die Allah niet serieus neemt, hangt een lange celstraf boven het hoofd. Is dat normaal? Kunnen wij een feestje vieren met een land dat de pers breidelt en dat valselijk beweert tot onze waardegemeenschap te behoren?

In Diyarbakir wordt een massaproces gehouden tegen 150 Koşerdische dissidenten. De rechtsgang wordt daar op ongehoorde wijze verkracht. We kunnen ook de vraag stellen of in Turkije überhaupt een fatsoenlijke rechtsgang bestaat. Is dat normaal? Kunnen wij een feestje vieren met een land dat het recht als wapen inzet tegen de eigen bevolking?

Turkse scholieren wordt in officiële schoolboeken voorgehouden dat Assyrische christenen de vijanden zijn van Turkije en dat zij hebben samengespannen tegen de Turkse natie. Een echo van de woorden van sultan Abdul Hamid. Is dat normaal? Kunnen wij een feestje vieren met een land dat in het onderwijs de kiemen zaait voor nieuw geweld tegen christelijke gemeenschappen?

Ik zou zo nog wel even kunnen doorgaan, maar daarvoor ontbreekt me de tijd. Ik krijg hierop wel graag een reactie van de minister. Mijn conclusie is dat Turkije zich in staat van regressie bevindt en dat een feestje niet op zijn plaats is.

Een concrete vraag ter afsluiting. Welke rol speelt Shell bij het in opdracht van Turkije exploreren van gas in de Cypriotische en Israëlische exclusieve economische zones in de Middellandse Zee? Hoe beoordeelt de minister die exploratie? Ziet hij die als economische agressie van Turkije of niet?

Dan tot slot de Assyrische christenen even buiten Turkije. In Irak proberen zij …

De voorzitter:

Hebben wij dan nu het blokje Turkije gehad?

De heer Kortenoeven (PVV):

Ik ben bijna klaar. Nog één alinea.

In Irak proberen de Assyrische christenen het hoofd boven water te houden, maar zij dreigen tussen de islamitische molenstenen te worden vermalen, ook in hun reservaat in de Ninevévallei. In dat verband hoor ik graag van de minister hoe het staat met de uitvoering van de motie-Voordewind die in juni met algemene stemmen in de Kamer is aangenomen.

Dit was het, voorzitter.

De heer Ormel (CDA):

Ik heb inderdaad het artikel gelezen waaraan de afgevaardigde Kortenoeven refereert, een artikel in de Volkskrant van zijn hand en van de heer Wilders. Daarin schrijft hij dat de Turkse president niet welkom zou zijn in Nederland. Het is echter nog maar twee jaar geleden dat de vaste commissie voor Europese Zaken een werkbezoek wilde afleggen aan Turkije. De heer Wilders stond te trappelen om mee te gaan omdat hij graag de dialoog wilde aangaan met de Turken. Wat is er sinds die tijd veranderd?

De heer Kortenoeven (PVV):

Wij hebben een nulmeting gedaan. Dan kunt u dadelijk snoevend door het pand gaan lopen en u kunt naar de pers lopen en nog een keer gaan snoeven, maar dat laat mij koud. Wij hebben een nulmeting gedaan op basis van de situatie van nu en die nulmeting is negatief. Ik heb zojuist al gezegd dat die nulmeting resulteert in de constatering dat Turkije in een regressie terecht is gekomen en in een verwijdering van het westen. Daar gebeuren praktijken die enkele jaren geleden niet voor mogelijk werden gehouden. Je kunt zeggen dat de situatie is veranderd en ik heb zojuist gezegd dat de nulmeting is gedateerd op de dag dat wij dat stuk in de Volkskrant hebben geplaatst.

De heer Ormel (CDA):

Die nulmeting vind ik interessant, maar de argumenten die u daarbij gebruikt hebben betrekking op de verre geschiedenis. Die waren in 2009 ook al bekend toen wij naar Turkije zouden gaan. Toen wilde uw fractievoorzitter dolgraag de dialoog met Turkije aangaan. Hij zei: ik ben het niet met hen eens, maar ik wil wel de dialoog aangaan. Sterker nog, toen wij allemaal zeiden: dan gaan wij niet, was zijn reactie: ik vind het heel jammer dat wij niet gaan en dat toont aan wat voor een totalitair en vreselijk regime Turkije heeft. Maar geldt dat dan ook niet andersom? Als wij hier de Turkse president niet welkom heten, hebben wij dan niet zelf een totalitair en vreselijk regime?

De heer Kortenoeven (PVV):

Nee, dat denk ik niet.

De voorzitter:

Mijnheer Ormel en mijnheer Kortenoeven, wilt u beiden via de voorzitter spreken?

De heer Kortenoeven (PVV):

De heer Ormel wijst aan waar de nulmeting van kracht wordt, want de heer Wilders moest twee jaar geleden constateren dat er kennelijk een verschuiving had plaatsgevonden in het metier van de Turken, omdat zij hem niet wilden ontvangen, althans, zij wilden de delegatie niet ontvangen als hij daarvan deel uitmaakte. Dat is eigenlijk al een bouwsteentje van wat ik zojuist beoogde te zeggen. Als de heer Ormel dan de zaak omdraait, antwoord ik: wij zijn baas in eigen land. Wij zijn niet tegen een dialoog, maar wij zijn tegen een feestje. Dat heb ik gezegd. Wij zijn tegen een feestje en ik heb net allerlei argumenten opgesomd die een feestelijke viering van 400 jaar betrekkingen wat ons betreft in de weg staan. Dat heeft niets te maken met de heer Gül en zijn ambt als staatshoofd van Turkije, maar met het feit dat het een festiviteit betreft in het kader waarvan hij wordt uitgenodigd.

Nogmaals, wij zijn niet tegen goede betrekkingen met Turkije. Ik onderstreep dat hier. Wij onderschrijven het belang van Turkije, ook als partnerstaat in de Europese regio; niet als kandidaat lid van de EU maar wel als land dat in de omgeving van Europa functioneert als een groeiende economie waarmee wij zaken kunnen doen. Inderdaad, wij doen zaken met allerlei landen waar het een en ander mis is. Maar er is een duidelijk verschil tussen normale omgangsvormen en speciale omgangsvormen in het kader van een verjaardagsfeestje.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik ben een beetje in de war over welke normale omgangsvormen je volgens de PVV moet hanteren in een dialoog.

De zo door de PVV verfoeide Erdogan heeft vandaag iets opmerkelijks gedaan. Hij heeft de Koşerden namelijk excuses aangeboden voor wat het Turkse leger de Koşerden in de jaren dertig heeft aangedaan. Hoe verschrikkelijk ik uw verhaal over Turkije ook vind, bij de Papoea's vindt u mij aan uw zijde. Ik vind het net als u heel belangrijk dat landen in het reine komen met hun verleden. Ook Nederland heeft zo'n verleden in Rawagede liggen. Bent u net als ik van mening dat de Nederlandse regering, na het gebaar dat vandaag is gemaakt, haar excuses moet aanbieden aan de weduwen van Rawagede en schadevergoeding moet betalen?

De voorzitter:

Beiden via de voorzitter.

De heer Kortenoeven (PVV):

Dat is evident. Op het moment dat is aangetoond dat onrecht is gedaan in een koloniale oorlog, dan moet dat natuurlijk gebeuren. Wij kunnen niet boven het recht en de fatsoensnormen gaan staan die wij anderen opleggen. Dat is evident. Overigens hebben wij hierover in de fractie nog geen standpunt bepaald. Maar ik zeg u toe dat wij hierover serieus zullen praten, omdat consistentie inderdaad een rol moet spelen. Dus dank voor uw opmerking.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik kom hierop graag terug bij de heer Kortenoeven. Excuses van Rawagede: het moet wel snel, want 9 december wordt de politionele actie herdacht. Ik vraag u mij te steunen in mijn verzoek dat Nederland daar met een hoge vertegenwoordiging aanwezig zal zijn om excuses te maken.

De heer Kortenoeven (PVV):

Komt u maar bij mij langs, mevrouw Peters.

De heer Ten Broeke (VVD):

Toen de heer Wilders naar Engeland wilde afreizen – weliswaar niet om een feestje te vieren, maar om een filmpje te laten zien – heeft de VVD samen met de PVV in heldere bewoordingen afstand genomen van de manier waarop Engeland met uw fractievoorzitter was omgegaan. Wij spraken ons erover uit dat de vrijheid van meningsuiting daarmee niet gediend was. Hoe is de vrijheid van meningsuiting eigenlijk gediend door een staatshoofd uit een ander land, in dit geval Turkije, de toegang tot ons land te weigeren? Overigens kan een dergelijk bezoek ook een gelegenheid zijn om kritiek te uiten. Denkt u aan het bezoek van de heer Abbas afgelopen zomer. Dat was een mooie mogelijkheid voor het parlement om onze opvattingen weer te geven. Waarom verzet de PVV zich dus tegen een bezoek van de heer Erdogan in het kader van 400 jaar vriendschapsbanden tussen Nederland en Turkije?

De heer Kortenoeven (PVV):

Voorzitter. Ik maak van deze gelegenheid graag gebruik om het met een kersje op de taart uit te leggen. Ik word namelijk niet moe om te betogen dat er een verschil zit tussen reguliere betrekkingen met de bijbehorende exchange van staatshoofden en een feestje voor 400 jaar betrekkingen. Dat gebeurt in mijn ogen in een context waar je vraagtekens bij moet zetten. Dat is ons bezwaar. Wanneer de heer Erdogan in een reguliere uitwisseling zijn opwachting maakt in Nederland, dan zouden wij daar geen bezwaar tegen hebben. Het gaat ons dus echt om de context.

Ik heb zojuist een aantal zaken uit die context genoemd en ik denk niet dat de voorzitter mij toestemming geeft om daar nog veel aan te voegen. Ik kan dat makkelijk want ik heb nog wel een pakketje liggen. Ik ga u dat niet aandoen, want volgens mij is het voldoende dat ik u zeg dat er naar onze mening geen reden is om een feest te vieren met een regime dat op dit moment in een geweldsspiraal terecht is gekomen met de Koşerden. Verder sluit Turkije journalisten op die kritisch over de staat schrijven en wil Turkije zelfs een cartoonist opsluiten voor een cartoontje dat de mullah's niet welgevallig is.

De voorzitter:

Graag een beetje korter antwoorden.

De heer Ten Broeke (VVD):

De wereld ziet er inderdaad niet uit als Nederland. De relaties met Turkije zijn rijk, niet alleen economisch, maar ook cultureel. Wij onderhouden verder een lange relatie met Turkije en hebben bovendien een grote Turkse gemeenschap in ons land. Dat heeft allemaal niets te maken met de voorvallen die de heer Kortenoeven noemt. Daarom wederom mijn vraag: waarom is de Partij voor de Vrijheid – ik onderstreep "vrijheid" – tegen een bezoek van het staatshoofd van Turkije aan Nederland?

De heer Kortenoeven (PVV):

Omdat 400 jaar ook de nodige ballast met zich brengt. Als de heer Gül in Nederland arriveert, zullen heel veel mensen last krijgen van emotionele toestanden, bijvoorbeeld vanwege hun herinneringen aan de Armeense Holocaust. En wat denkt u van mensen uit de Assyrisch christelijke gemeenschap die moeten meemaken dat er een feestje met Turkije wordt gevierd, zonder dat hun leed aan de orde kan worden gesteld? Dat is ongetwijfeld het geval. Op een feestje ga je zulke dingen niet aan de orde stellen; dat is uitgesloten. Het zal erop uitdraaien dat er een soort camouflagepak bij deze festiviteiten wordt aangetrokken. Vervolgens kan daar niet gezegd worden wat gezegd zou moeten worden. De eer van de mensen die hier wonen zal daardoor geschonden worden.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Kortenoeven zegt namens de PVV-fractie dat hij niet tegen goede betrekkingen tussen Nederland en Turkije is. Hij onderschrijft dus het belang van een goede relatie. Vindt hij het in een goede relatie passend om de premier van dat land een islamitische aap te noemen, zoals zijn collega De Roon dat heeft gedaan? Vindt hij het in een goede relatie passend om de premier van dat land een total freak te noemen, zoals zijn fractievoorzitter heeft gedaan? Vindt hij het, in het verlengde daarvan, passend om te zeggen dat men niet welkom is bij een 400-jarig bestaan?

De heer Kortenoeven (PVV):

Ik begin met het laatste punt. Het niet-welkom zijn staat als een huis. Ik wil dat namens de PVV-fractie nog een keer richting de Turkse regering uitdragen: men is niet welkom. Ik spreek hier overigens niet alleen namens de PVV-fractie, maar ook namens de gemeenschappen die zich tot ons hebben gewend. Zij krijgen nachtmerries bij het idee dat deze mijnheer zich hier vervoegt in het kader van een feestje waar wordt verzwegen wat deze gemeenschappen is aangedaan.

Dan kom ik bij het tweede punt. De heer Van Bommel spreekt over de genoemde total freak en dat is ook in de Handelingen terug te vinden. Dit is echter gezegd in de context van wat het lijdend voorwerp tegen de Turkse gemeenschappen in Europa heeft gezegd, namelijk dat ze zich niet hoeven aan te passen. Integendeel zelfs, ze kunnen Turks blijven en hoeven niet te europeaniseren. Dat sluit aan op mijn verwijt dat dit regime Europa wil islamiseren, maar niet wil dat de Turkse gemeenschappen europeaniseren. Dat verwijt is ook terug te vinden in het artikel in de Volkskrant.

In de Handelingen is ook terug te vinden wat de heer De Roon heeft gezegd. Hij heeft meerdere keren uitgelegd dat hier sprake was van beeldspraak. De aap komt uit de mouw is een way of saying things.

De heer Van Bommel (SP):

Ik weet wel waar al die malligheid, zoals het stelselmatig beledigen van de premier of de president van een groot land waarmee Nederland belangrijke relaties onderhoudt, vandaan komt. Mijn vraag is of u dat vindt passen bij een normale relatie, want u zegt dat u voor een normale relatie met Turkije bent.

De voorzitter:

Graag via de voorzitter, meneer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Sorry, voorzitter. De heer Kortenoeven spreekt over een normale relatie, maar passen deze kwalificaties wel bij een normale relatie? Ik kan me niet voorstellen dat hij in zijn eigen relaties ook termen gebruikt als islamitische aap.

De heer Kortenoeven (PVV):

Ik hoop niet dat dat laatste een toevoeging aan mijn adres was van mijn geachte collega. Het werd wel een beetje in mijn richting geventileerd en hij keek er zelfs boos bij.

Ik zie het dus anders. Normale relaties horen van twee kanten te komen. Op dit moment zien we dat de Turkse regering niet echt moeite doet om de relaties met Europa en met Nederland te verbeteren. De uitspraken over het niet moeten integreren van Turkse burgers in Nederland en Duitsland zijn wat dat betreft een duidelijke illustratie.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Dank aan de heer Van Bommel. Verder geloof ik niet dat de heer Kortenoeven islamieten aantreft als hij vanavond thuiskomt.

De heer Kortenoeven (PVV):

Ik zou u kunnen verrassen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik ben benieuwd hoe die normale relatie er dan uitziet.

Overigens is dit het bekende verhaal van de PVV-fractie: belletje trekken en wegrennen. Als u werkelijk geïnteresseerd zou zijn in oplossingen voor langslepende conflicten, dan zou u juist de dialoog aangaan met die landen waar de sleutels liggen. U weigert die dialoog echter.

De voorzitter:

Graag via de voorzitter, mevrouw Albayrak.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

De heer Kortenoeven weigert die dialoog en daarmee weigert hij daadwerkelijk voor oplossingen te gaan. Ik heb nog een concrete vraag aan hem over het programma en de activiteiten in het kader van 400 jaar betrekkingen met Turkije. Ziet de heer Kortenoeven helemaal niets positiefs op die agenda? Ziet hij niets wat van toegevoegde waarde is voor de normale relatie en de normale betrekkingen?

De heer Kortenoeven (PVV):

Ik begin met het laatste. Ik onderschrijf nog een keer dat we hechten aan een goede relatie met Turkije, maar dan dient er wel sprake te zijn van tweerichtingsverkeer. We hechten ook aan een goede economische relatie met Turkije. We hopen dan ook dat de Turkse regering zal afstappen van de herislamiseringskoers die men heeft ingezet, dat men de mensenrechten gaat respecteren, dat men de persvrijheid opnieuw een plaats zal geven en dat men zal ophouden met het aanknopen en verbeteren van betrekkingen met de terroristische regimes in de Gazastrook en in Teheran. Op dat moment is er ruimte voor een normale dialoog, ook met ons. Dat zal iedereen die bij ons zijn oor te luisteren legt kunnen vertellen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

En het antwoord is?

De heer Kortenoeven (PVV):

Herhaalt u nog even uw vraag.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

De activiteiten in het kader van 400 jaar betrekkingen tussen Nederland en Turkije staan vooral in het licht van handelsbetrekkingen. Er komen zware delegaties die niet elke dag, week of maand komen, mee in het kielzog van president Gül. Er zijn 1900 Nederlandse bedrijven gevestigd in Turkije; Turkije is de derde grote investeerder en heeft altijd in die top drie gestaan. Nederland heeft dus grote economische belangen in relatie tot Turkije. In dat kader zijn die activiteiten vooral geplaatst. Waarom weigert de heer Kortenoeven om daaraan steun te verlenen?

De heer Kortenoeven (PVV):

Ik weiger niet om daaraan steun te geven. Mijn fractie weigert steun te geven aan het kader waarin dat soort activiteiten wordt gezet. Het kader is een feestje vanwege 400 jaar betrekkingen. Wij vieren een feestje alsof er op allerlei gebieden een gelijkwaardige relatie is en er helemaal niets te klagen is over de loden last van de geschiedenis. Dat is er wel. Ik onderstreep nogmaals dat de uitbreiding van de handelsrelaties alleen maar op onze steun kan rekenen.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Sinds de fractievoorzitter van de SP heeft gezegd dat hij een politieke Europese Unie niet langer uitsluit, is de PVV-fractie nog de enige Europakritische partij in dit huis. Het is dan ook heel terecht dat wij speciaal spreektijd hebben ingeruimd om het over die EU te hebben. Wij hebben als enige fractie recht van spreken.

Het credo van de PVV is: geen Europese superstaat, meer Nederland, minder Brussel. De regering schrijft in de Staat van de Unie het volgende: de steun onder de Nederlandse bevolking behoort tot de hoogste van Europa. Dat is de claim. Mijn partij ziet dat die steun iedere dag afneemt. Op dit moment zegt 60% van de Nederlanders: geen land meer erbij, de Europese Unie is al groot genoeg. Dat zegt wel wat. Ik hoor graag waarop de stelling gebaseerd is dat er onder de Nederlandse bevolking zoveel steun is voor die EU.

Ik sta graag even kort stil bij de begroting voor de EU 2012. We zouden gaan voor een sobere begroting. Dat staat er letterlijk. Nu blijkt dat de Europese top is afgelopen en het budget met 3 mld. wordt verhoogd. In een tijd van bezuinigingen wordt het budget met 3 mld. verhoogd. Dat is onvoorstelbaar. Waar gaat dat geld naartoe? Er gaat 100 mln. naar de Palestijnen. Er gaan miljoenen naar Turks-Cyprus; wij geven geld aan een bezetter van een EU-land. Hoe haal je het in je hoofd? Dat is toch onverkoopbaar? Het Europees Parlement zegt daarbij ook nog eens: voor het jaar 2011 komen wij 550 mln. tekort dus mogen we even vangen? Dit is onvoorstelbaar in een tijd van bezuinigingen en onverkoopbaar aan de bevolking. De Nederlandse afdracht stijgt naar 6720 mln. in 2012. Dat is geen sobere begroting. Ik hoor graag of de regering van mening is of dat een sobere begroting is. Wat verstaat de regering dan onder een sobere begroting?

Iedere dag blijkt dat die begroting veel kleiner kan zijn; het kan met veel minder. Ik geef een paar voorbeelden. De EU-cohesiefondsen zijn 1,8 mld. kwijtgeraakt, zo staat in een bericht in The Telegraph. Er zijn inmiddels meer dan 30 agentschappen. Deze kosten 2,5 mld. per jaar. In de Telegraaf stond dat een kwart van de meer dan 12.000 EU-ambtenaren meer verdienen dan 10.000 euro per jaar, dus vier keer modaal. Dat is toch niet uit te leggen aan de bevolking? De buitenlanddienst van lady Ashton giert over het budget heen. Iedere keer moet er geld bij, dan weer voor personeel en dan weer voor kantoormeubelen, security of een privéjet. De kosten lopen gierend uit de hand. Brussel trekt jaarlijks 20 mln. uit voor het mensenrechtenbudget om Amerikanen te doceren over linkse uitgangspunten. Wij gaan dus met Europees geld, van de Nederlandse belastingbetaler, Amerikanen lesgeven. Het is te gek voor woorden, het is niet uit te leggen. Er ging nog veel meer mis. Een subsidie van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ging naar een Amsterdamse moskee. Dat wordt op dit moment onderzocht, maar het is onverkoopbaar, onvoorstelbaar. Vervolgens zie je dat de Commissie in de onderhandelingen voor 2014–2020 ook weer meer geld aan het vragen is. Dat bedrag gaat ook weer stijgen. Inzake het meerjarig financieel kader, dus niet de begroting voor 2012 maar iets wat verder doorloopt, vraag ik de regering hoe hard de korting van 1 mld. is. Wij hebben dit in het regeerakkoord en het gedoogakkoord afgesproken, maar in de begroting staat dat er een substantiële vermindering moet zijn. Dat is wat anders dan 1 mld.

Op 5 december is het Sinterklaas, maar komt ook de Raad bij elkaar. Ik heb begrepen dat het onderwerp "Europese belastingen" op de agenda staat. Ik houd hier een pleidooi om absoluut nooit Europese belastingen in te voeren. Het heffen van belastingen is een taak van de soevereine lidstaat en absoluut geen taak van de Europese Unie. Ik vraag de regering om zich hier keihard tegen te verzetten. Nooit Europese belastingen, ondenkbaar!

De heer Pechtold (D66):

Dat is misschien iets voor de toekomst. Op dit moment is er inderdaad – daarin moet ik de heer Bontes gelijk geven – een begrotingspost "afdracht Europese Unie". Ik begrijp dat voor de heer Bontes iedere cent daarvan te veel is en dat hij dit verspild geld vindt.

De heer Bontes (PVV):

De Europese Unie is goed voor de interne markt en voor economische samenwerking. Ik heb een keer een hoogleraar gesproken die mij heeft voorgehouden dat je dat goed kunt realiseren met 20% van de huidige begroting. Laten wij dus zeggen dat 80% van dat geld te veel is.

De heer Pechtold (D66):

Ik neem aan dat de PVV-fractie tegen de begroting Buitenlandse Zaken zal stemmen?

De heer Bontes (PVV):

Wij gaan wegen. De heer Pechtold kan vanzelf tegemoet zien hoe onze stem uitvalt: ja of nee.

De heer Pechtold (D66):

Dat verbaast mij zeer. De staatssecretaris die hierover gaat, heeft dadelijk een duurbetaald salaris voor een ontwikkelingssamenwerkingsportefeuille van 4,3 mld. waarvan er 4 mld. extra af zou moeten, dus u steunt ongeveer nog een 300 mln. in die portefeuille. Van de 6 mld. afdracht is, zo zegt u, hooguit 20% verklaarbaar. U zegt daarmee dan toch dat u tegen de hele begroting Buitenlandse Zaken stemt? Het is natuurlijk gekkenwerk om hier als PVV eerst minutenlang te fulmineren en dan dadelijk in te stemmen met die beide begrotingen.

De heer Bontes (PVV):

De heer Pechtold zal zien hoe wij stemmen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, mijnheer Bontes.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Ik maak een opmerking over de uitbreiding. Europa heeft uitbreidingsdrift. Er moeten meer landen bij. De Nederlandse burger wordt daar niet wijzer van. Bulgarije en Roemenië hadden nooit mogen toetreden tot de Europese Unie. Dat is een grote fout geweest. Dagelijks hebben mensen last van pinpasfraude en van georganiseerde misdaad, en nog moeten er meer landen bij. Geen uitbreiding meer van Europa dus en het liefst Roemenië en Bulgarije eruit. Dat is al een enorme fout geweest. Nu begaan wij weer een fout door die twee landen toe te laten tot de Schengenzone. De landen die op de deur staan te kloppen om de EU binnen te komen – Kroatië, Kosovo, Macedonië, Servië en Montenegro – zijn allemaal landen die kampen met georganiseerde misdaad en schendingen van mensenrechten. IJsland wil ook meedoen. Eerst onze Icesave-centen terug! Ook zijn er problemen met de walvisjacht, die moeten stoppen, en met de rechtspraak. Dit zijn allemaal landen waarvan Nederland nu al zegt: welkom, kom erbij! De PVV-fractie zegt echter: genoeg is genoeg, Europa is groot genoeg, en het liefst Roemenië en Bulgarije eruit.

Voorzitter: Bosma

De heer Pechtold (D66):

Ik kan mij een vraag van de PvdA-fractie in het vragenuurtje herinneren over de maffia in Nederland. Er werd gezegd dat het kabinet geen extra aandacht heeft voor de maffia in Nederland. Meet u een beetje met twee maten?

De heer Bontes (PVV):

Ik meet niet met twee maten. Ik signaleer waar de Nederlandse burger last van heeft, en dat is op dit moment zeer zeker ook van Roemeense, Bulgaarse en Albanese bendes. Als het aan de fractie van D66 ligt, komt iedereen erbij en gaat Nederland bruisend op in Europa. Dat weten wij allemaal. Maar op dit moment hebben wij er last van. Het moet bestreden worden, en dat doe je door de deur op slot te houden.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben niet bij machte om het te stoppen. U wel. Daarom herhaal ik mijn vraag: waarom laat u het zo in het midden hangen? U kunt de hele begroting op het punt van de ontwikkelingssamenwerking en de afdracht aan Europa afstemmen. Dat is een helder signaal. Daar valt het kabinet niet direct op, maar het is een helder signaal. De rest van de woorden zijn allemaal zo ongelooflijk verstaanbaar en helder.

De heer Bontes (PVV):

De heer Pechtold zal even geduld moeten hebben tot de stemmingen, en dan zal hij vanzelf zien of wij voor of tegen de begroting stemmen.

Dan kom ik nu op de uitbreiding met Turkije. Mijn collega, de heer Kortenoeven, heeft zojuist al iets gezegd over Turkije. Ik zal het kort houden. In Düsseldorf heeft de Turkse president Erdogan gezegd: Turks is de eerste taal voor de Turken in Duitsland en Duits is de tweede taal. Dit is een signaal dat de totale integratie tegenhoudt en tegenstaat. Ik kan zo tien legitieme bezwaren tegen Turkije opnoemen. Turkije haalt per dag meer bezwaren op zijn nek. Zo heeft Turkije visumliberalisatie ingevoerd voor de hele Arabische wereld, terwijl de Grieken niet weten hoe zij de grens met Turkije dicht moeten krijgen. Turkije doet gewoon zaken met Hamas. Erdogan zegt dat Hamas een louter politieke organisatie is. Verder noem ik het gasconflict met Cyprus. Dat is ook zo'n probleem. Turkije stuurt aan op een regionaal conflict met Israël. Het bezigt gewoon oorlogstaal tegen Israël. Dat zijn tal van bezwaren. Turkije pakt zelf zijn journalisten op. Erdogan had gisteren het lef om in de media tegen de Duitsers te zeggen: jullie moeten bij mij komen om te leren hoe wij ondergrondse groeperingen aanpakken. Ja, dat kunnen wij zien. Hij laat journalisten oppakken en sluit 9000 internetsites af. Dat is wat er op dit moment in Turkije gebeurt. De PVV-fractie zegt: genoeg is genoeg. Wij willen dat de onderhandelingen over toetreding van Turkije tot de EU per direct worden stopgezet. Ik wil daarop graag een reactie van de regering.

Voorzitter. Ik rond af. De EU-begroting is niet sober, maar stijgt. Graag krijg ik daarvoor een verklaring. Wat gaat de verlaging van de afdracht betekenen? Is die substantieel? Is het meer dan een miljard? Er kan gemakkelijk in het EU-budget worden gesneden. Verder willen wij geen verdere uitbreiding; geen lidstaat meer erbij. Dat was mijn samenvatting.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. De traangasgranaten gieren weer over het Tahirplein; made in the USA en misschien wel doorgevoerd vanuit Nederland. Dit is de achtergrond waartegen wij vandaag spreken over het Nederlandse buitenlands beleid. Dat beleid begint op te vallen. Rondom het eigenzinnig internationaal optreden van dit kabinet klinkt gepiep en gekraak. Loyale diplomaten zijn op zoek naar smeerolie om een twist te geven aan het binnenlandse gekonkel over Mauro, Sahar, de gulden en de massa-immigratie. Het bijzettafeltje dat bij de G20 voor premier Balkenende werd aangeschoven, staat weer op zolder. Als de minister tijdens een lezing voor EU-ambassadeurs de voordelen van de EU opsomt, komt hij niet verder dan grenscontroles en de interne markt.

Waar zou het aan liggen dat men er zo over spreekt en dat de Nederlandse reputatie in het buitenland averij oploopt? Eigenbelang is leitmotiv. Wat zich niet laat vertalen in de termen van de bv Holland, wordt rücksichtslos opzij geschoven. Nationaal belang is gelijk aan economisch profijt. De financiële crisis, de crisis in Europa en de Arabische crisis duwen onze neus de landsgrenzen over. Mondiale crises van voedsel, energie, klimaat en rond vluchtelingen staan aan de dijken. Voor een analyse van de buitenlandparagraaf zijn echter geen analyses van de Wereldbank of handleidingen over internationaal recht nodig. Een hoofdstuk over de psychologie van de handelsreiziger volstaat. Het gaat om die handige dikke ik die op zenden staat in plaats van op luisteren en op nemen in plaats van op geven. Hij is egocentrisch in plaats van een teamspeler, lineair in plaats van visionair. Ik hoor graag een reactie van de minister.

Buitenlandse ambassadeurs in Nederland slaan alarm. Nederland is naar binnen gekeerd en niet langer die betrouwbare partner. Mijn fractie is het daar hartgrondig mee eens. Gezamenlijk EU-optreden als vriend Israël een tik op de vingers verdient, wordt door Nederland geblokkeerd. Zelfs de ambassadeur van Israël zei dat zo veel fanatieke liefde voor Israël nu ook weer niet nodig is. Minister Lieberman klaagt dat over Jordanië als Palestina spreken, Israël niet helpt. Als de toetreding tot Schengen van Roemenië en Bulgarije alleen nog moet worden afgehamerd, gooit Nederland de kont tegen de krib. Nederlandse producten worden geboycot aan de grens. Dit is roofbouw op de reputatie van Nederland.

Nu wil Wilders weer de viering van de Nederlands-Turkse betrekkingen blokkeren. Wie kaatst, kan de bal verwachten. Er klinkt een schrille echo. Heeft de minister al een reactie gehad uit Turkije? Heeft de Nederlandse ambassadeur in Ankara al uitleg moeten geven? Ondertussen maakt de minister zich op televisie druk over het aanpakken van ambtenaren die anoniem uit de school zijn geklapt. De aanval openen op het ambtenarenapparaat vanwege een onwelgevallig spiegelbeeld, is niet chic. Ik hoor graag een reactie.

Behalve de vlag over de koers op de as Jeruzalem-Den Haag, wappert er nog een vlag op de Apenrots, die dependance van het ministerie van EL&I aan de overkant. Ik doel op de vlag van de economische diplomatie. Het kabinet neemt afscheid van de waardendiplomatie van de naoorlogse periode en de twintigste eeuw. Dit is een probusinesskabinet, zo vat de minister zijn beleid samen. Waarom gaat het niet om een kabinet dat "pro people" is, vraag ik de minister. Wordt daarom de consulaire dienstverlening tot het kille minimale teruggeschroefd? Wordt daarom de Nederlandse nationaliteit van expats afgepakt?

De keuze voor economische diplomatie in het belang van Nederlandse multinationals, is een opmerkelijke. Er klopt iets niet in de dynamiek van handel als wij zo veel roofbouw plegen op milieu, klimaat en rechtvaardigheid, en met zo veel maatschappelijk onaanvaardbaar risico opgescheept raken. De stem daarover horen wij in het heftige protest uit de Arabische wereld van een explosieve generatie gedesillusioneerde jongeren die geen uitzicht heeft op werk, betaalbaar voedsel, bestrijding van corruptie en een rechtvaardig bestaan. Die stem klinkt in onze eigen straten. Het is de stem van Occupybetogers. John Ruggie ontwierp richtlijnen van de Verenigde Naties voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. De OESO nam nieuwe richtlijnen aan voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en mensenrechten. De SER omarmt die normen. Die ontwikkelingen kunnen wij toejuichen, want de zorg over de maatschappelijke effecten van het ondernemen behoort tot de corebusiness van een onderneming en de corebusiness van overheden die het ondernemen willen bevorderen. Ik doel op maatschappelijke effecten op het gebied van bijvoorbeeld klimaat en mensenrechten. Deze zorg over deze maatschappelijke effecten is hun "licence to operate". Overheden en ondernemingen varen er wel bij als maatschappelijke welvaart en stabiliteit voor de langere termijn worden gegarandeerd. De kern is niet hoe je van alle contacten contracten maakt, zoals de minister het vorige maand verwoordde. Nee, vertrekpunt is een duurzaam contract en het rekening houden met de langere termijn. Ik hoor hierop graag een reactie.

Er is sprake van economische diplomatie, handelsmissies, handelsposten en allerhande zilverpoetsen. Dit komt bij elkaar neer op staatssteun aan internationaal ondernemen. Is de minister dat met mij eens? Het is zeker geen noodhulp. Wij hebben het immers gelukkig niet over een noodlijdende tak van sport. Wat krijgen we terug voor deze staatssteun? Wat vraagt de minister ervoor terug? De imvo-normen hebben, als je ze serieus neemt, vergaande gevolgen. De Nederlandse economische diplomatie richt zich vooral op landen die van cruciaal belang zijn voor de energie- en grondstoffenvoorziening. Ik noem Saudi-Arabië, Algerije, Rusland, Libië, Kazachstan en Oman. De economische diplomatie richt zich ook op landen met een markt die sterk groeit, zoals China. Dit zijn landen waar met de mensenrechten veel mis is. Van Paul Collier kennen we de "resource curse", het spoor van ravage voor milieu en gemeenschappen die de exploitatie van grondstoffen en de handel in grondstoffen trekt. Ik wijs op de zwarte plassen en roofbendes rondom Shells activiteiten in Nigeria. Is de minister bereid om er bij handelsmissies en exportkredietverzekeringen op aan te dringen dat bedrijven een human rights due diligence van hun activiteiten en ketens uitvoeren? Wat wordt de mensenrechten- en mvo-component van de missie naar Oman die nu gepland staat? Wat is er veranderd waardoor die missie nu wel zinnig kan plaatsvinden? Hoe gaat een dergelijke component worden ingericht voor de andere missies van volgend jaar naar de Golf? Hoe wil de minister de verplichtingen nakomen die voor staten voortvloeien uit de Ruggie-richtlijnen om mensenrechten te beschermen tegen inbreuk door activiteiten van hun bedrijven, ook elders? Hoe denkt de minister bijvoorbeeld over een mvo-toolkit voor alle handelsposten in de Arabische regio en voor alle conflict-, energie- en grondstoffenlanden? Voor de Golfregio is zo'n toolkit al ontwikkeld. Gebruiken de posten die? De Dodd-Frank Act van het Amerikaanse Congres verplicht bedrijven tot een ketentransparantie over de gehele olie- en mijnbouwsector. Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben een vergelijkbare wet. Is Nederland bereid dit voorbeeld te volgen? De Europese Commissie is aan de slag gegaan met een Europese tegenhanger. Gaat de minister zich ervoor inzetten dat wordt vastgehouden aan het "project by project"-beginsel in plaats van aan het "country by country"-beginsel waarvoor nu wordt gelobbyd?

Voor Israël wordt een Nederlands-Israëlische samenwerkingsraad opgetuigd voor intensivering van de economische betrekkingen. Dat moet het vredesproces ten goede komen. Hoe verwacht de minister dat zo'n raad dat vredesproces bevordert? Als dat inderdaad zo'n gouden formule is om vrede te bevorderen, is de minister dan bereid eenzelfde soort intensivering van de economische betrekkingen met die andere partij die voor die vrede nodig is, te bewerkstelligen? Ik denk bijvoorbeeld aan een private sector business support office voor de Palestijnse gebieden.

Nederland doet mee aan stabilisatie- en wederopbouwmissies in Afghanistan, Libië en binnenkort in Zuid-Sudan. Hier woeden typische eenentwintigste-eeuwse conflicten voortgekomen uit decennialange frictie, onrust en geweld tussen clans, religieuze groepen en machtspartijen. 90% van het hedendaagse conflict zit in zo'n conflict trap. De beste garantie tegen dit soort geweld is niet een statisch leger en diplomatieke resoluties, maar preventie, bemiddeling, opbouw van de rechtsstaat, mensenrechten en banen. De responsibility to protect doctrine biedt hoop, maar het instrumentarium voor de uitwerking schiet tekort. Iran, Syrië en Egypte zijn geen militaire casussen. Toch verdienen ook de burgers in die landen bescherming als hun eigen regering dat nalaat.

Waarom verlaagt de minister de mensenrechtenmiddelen? Hoe staat het met de besteding van de gelden van Matra-zuid? Klopt het dat daar nog bijna geen cent van is uitgegeven omdat alles zich ophoopt op het bureautje van de minister? Is de minister bereid om, waar de VN toe oproept, een beleidsstrategie op te stellen voor de bescherming van burgers in gewapende conflicten? Is hij bereid het voorbeeld van Engeland te volgen voor een strategy by paper voor de bescherming van burgers in conflictgebieden?

Wat is precies de procespositie die Nederland kiest tegen de nabestaanden van Rawagede en Srebrenica die van de rechter gelijk hebben gekregen? Zal de regering bereid zijn aan beide groepen haar excuses aan te bieden?

De heer Ten Broeke (VVD):

Behalve de toolkits en de papers is er ook de theorie van de responsibility to protect. Mevrouw Peters refereerde daar al aan. We hebben eerder dit jaar de twee bijzondere resoluties 1970 en 1973 gehad. Toen is de burgerbevolking beschermd. Dat was een aantal jaar geleden bijna ondenkbaar. Hoe kwalificeert mevrouw Peters dit?

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik vind die responsibility to protect doctrine echt winst voor de wereldgemeenschap. Het is goed dat die is aangeroepen en dat het daardoor mogelijk was om de burgers van Libië te beschermen. Het instrument van luchtsteun staat ons helaas niet voor ieder land en in iedere situatie ter beschikking. Als de heer Ten Broeke het weet mag hij zeggen waarmee we de bevolking van Syrië, Jemen en Egypte kunnen helpen. Daarom is het ontzettend belangrijk om meer diplomatieke instrumenten te ontwikkelen en mensenrechtenmiddelen in te zetten waar militaire middelen geen pad van hoop bieden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik ben het met mevrouw Peters eens dat dit pas het slotstuk is. Als diplomatieke middelen en andere middelen zijn uitgeput moeten ook militaire middelen kunnen worden overwogen. Ik ben het ook ermee eens – tenminste als ik mevrouw Peters goed heb begrepen – dat het geen invuloefening is. Je moet per geval bekijken op welke wijze je dit kunt inzetten. Er moet dus niet in alle gevallen altijd exact hetzelfde verwacht dan wel gedaan worden.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Waar zit hem de crux in de opmerkingen van de heer Ten Broeke? Het lijkt mij een vanzelfsprekendheid dat je iedere diplomatieke oplossing moet toespitsen op de lokale omstandigheden per geval.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Ontwikkelingssamenwerking is alleen effectief als die vraaggestuurd is en als het belang van de ontvanger vooropstaat. Dit kabinet zet echter bij voorbaat het eigenbelang van de bv Holland op de eerste plaats en dat terwijl twee derde van het totaal aan wereldwijde hulp al terugvloeit naar rijke landen en grote bedrijven; naar ons dus.

De zorgen van mijn fractie hierover heb ik afgelopen maandag al toegelicht. Ik was blij met de reactie van de staatssecretaris op mijn motie. Hij zegde toe dat hij bedrijven vooraf gaat toetsen en ervoor gaat zorgen dat zij zichtbaar moeten bijdragen aan het verbeteren van het ondernemingsklimaat voor het mkb in ontwikkelingslanden, aan het verbeteren van de lokale markt en aan armoedebestrijding. Ik laat mij komend jaar graag door hem overtuigen en wacht de toezending van de criteria voor het bedrijfsleveninstrument af.

Met het aantreden van dit kabinet is het budget voor ontwikkelingssamenwerking een grote grabbelton geworden. Minister Verhagen graait voor zijn BV Holland. CDA-minister Hillen wil er dure missies van spekken. Zijn collega Bleker denkt er een extra landbouwsubsidie mee te hebben gevonden. Ondertussen twittert de noodhulp van deze coalitie, de heer Wilders, dat de PVV pas bereid is om te praten over extra bezuinigingen als het ontwikkelingsbudget volledig gesloopt is. Dit is machtsvertoon over de rug van mensen die zich verzetten tegen armoede, repressie, falende markten en overheden. De handen van de staatssecretaris lijken op zijn rug gebonden. Ik vraag hem echter om met klem te vechten voor de instandhouding van zijn budget.

Voor alle duidelijkheid: dit is niet mijn kabinet en dit zijn niet mijn bezuinigingen. GroenLinks bezuinigt niet op mensen die vechten voor hun toekomst, hun vrijheid en hun rechten. GroenLinks bezuinigt niet op klimaatadaptatie, hiv/aids of perspectief voor jongeren in het Midden-Oosten, Afrika en Azië. GroenLinks houdt in de tegenbegroting van 2012 het budget op 0,8% van het bnp. Nederland spat tenslotte uit elkaar van de welvaart. Dit blijkt opnieuw uit het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau. GroenLinks kiest er niet voor om de behoefte in ontwikkelingslanden ondergeschikt te maken aan de populariteit of het gebrek daaraan van Verhagen, Wilders of multinationale ondernemingen. Dat doet dit kabinet dat bestaat uit de fracties van het CDA en de VVD, de fracties van mevrouw Ferrier en mevrouw De Caluwé, wel.

De uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking zijn simpel terug te verdienen. Niet door te bezuinigen, maar door de negatieve effecten van beleid van andere departementen aan te pakken. Tijdens het WGO van afgelopen maandag rekende ik de enorme bedragen voor die te verdienen zijn, als wij nu belastingontwijking, handelsbarrières, marktverstorende subsidies en aanpassing aan klimaatverandering aanpakken. Dat zou nog eens een lucratieve investering zijn. Ik zeg dit tegen mevrouw De Caluwé.

Ik vraag de staatssecretaris om samen met mij te bekijken hoe wij mijn motie over het berekenen van deze negatieve effecten van het Nederlands beleid concreet tot uitvoering kunnen brengen. Maandag zei de staatssecretaris dat de Wereldbank strikte milieuwaarborgen en sociale waarborgen voor bedrijven kent. Kan de staatssecretaris mij uitleggen hoe het dan komt dat het Chinese bedrijven wel lukt om opdrachten te krijgen van de Wereldbank, maar Nederlandse bedrijven niet? Hoe kan het dat bedrijven die mvo niet eens kunnen spellen, nog steeds in aanmerking kunnen komen voor aanbestedingen van de Wereldbank?

Het is geweldig om te horen dat Nederland bovenaan aan de Aid Transparancy Index staat mede dankzij mijn inzet voor open data. Ik ben daar net als de staatssecretaris enorm trots op. Ik merkte maandag dat de staatssecretaris op dat gebied klaarstaat voor de volgende stap. Is hij bereid om middelen – ik heb het hier niet over heel veel geld – beschikbaar te stellen voor kennisinstellingen en/of maatschappelijke organisaties om applicaties te ontwikkelen om de ontsloten data optimaal te benutten voor zowel transparantiedoeleinden als voor de effectiviteit van hulp? Dat is goed voor hier en dat is goed voor daar.

Met een modern en effectief ontwikkelingsbeleid valt veel geld te verdienen. Daarmee dient Nederland niet alleen het eigenbelang, maar ook het belang van burgers in ontwikkelingslanden. Het vergt politieke moed om aan echte structurele oplossingen te werken. Als de minister het lef heeft en als dit kabinet durft te kiezen voor effectief, op alle beleidsterreinen op elkaar afgestemd beleid, dan kan de ouderwetse ontwikkelingshulp binnen afzienbare tijd overbodig worden. Ik help de minister graag hier de nodige stappen in te zetten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag voeren wij het debat over de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken na een uitgebreid WGO over ontwikkelingssamenwerking. Ik sluit mijn betoog af met enkele opmerkingen naar aanleiding van het WGO van afgelopen maandag.

Terwijl wij hier praten, vindt er een demonstratie plaats op het Tahrirplein. Er zijn inmiddels al meer dan dertig slachtoffers te betreuren en vele gewonden. Als je de beelden ziet op de televisie, slaat de angst je om het hart. Je vraagt je af wat er in de tussenliggende tien maanden is gebeurd. Waarom zijn er niet meer hervormingen doorgevoerd dan men in februari had verwacht? De minister heeft gepleit om EU-waarnemers naar de verkiezingen te sturen, maar dat is geweigerd door de Egyptische overheid.

De fractie van de ChristenUnie zal aanstaande vrijdag met een delegatie afreizen, om daar maandag als een parlementaire delegatie aanwezig te zijn. Wij zullen proberen op een aantal stembureaus polshoogte te nemen.

De minister heeft nog 22 mln. in de pot voor Egypte; het is het restant van dit jaar. Ik vraag hem wat nu zijn houding is. Laat hij dat geld apart staan, om af te wachten of de hervormingen worden doorgevoerd? Wij wachten allemaal op de verkiezingen en op de hervormingen die de noodtoestand moeten opheffen. Er mogen geen burgers meer worden berecht via een militair tribunaal. Ik hoor graag de reactie van de minister.

De fractie van de ChristenUnie vindt godsdienstvrijheid een belangrijke graadmeter voor het respect voor mensenrechten. Dat vindt de minister ook en daarom heeft hij de pilots voor godsdienstvrijheid van vijf naar tien uitgebreid. Ik loof hem daarvoor.

Ik loop een aantal van die projecten door en begin bij Pakistan. Er is daar een belangrijke godslasteringswet waaronder veel christenen worden opgepakt. De wet wordt misbruikt en het grote voorbeeld daarvan is mevrouw Asia Bibi, een vrouw die onder de godslasteringswet mogelijk de doodstraf krijgt. Wat gaat de Nederlandse regering doen binnen het pilotprogramma om de godslasteringswet te laten evalueren om te kijken of er wijzigingen kunnen worden aangebracht?. Wij weten dat het heel gevoelig ligt om dat aan de kaak te stellen, vooral door mensen uit Pakistan zelf. Eerder is een gouverneur omgekomen en ook een minister. Toch vraag ik aandacht voor de pilot voor de godslasteringswet. Wat worden de inspanningen van de minister?

De heer Ormel (CDA):

De CDA-fractie waardeert de inspanningen van de ChristenUnie-fractie voor Asia Bibi en de strijd tegen godslasteringen in Pakistan. Maar er is meer aan de hand in Pakistan. Zij hebben daar de Hudood laws, waardoor het met name voor vrouwen heel moeilijk is om hun recht te krijgen. De positie van de vrouw is zeer achtergesteld. Vindt de ChristenUnie-fractie dat dit moet worden meegenomen in de pilot, of moet die zich beperken tot wat de fractie in eerste instantie heeft gezegd?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het gaat om tien pilots in tien landen, waar specifiek aandacht wordt gevraagd voor godsdienstvrijheid. Er moet een begrenzing zijn. Wij hebben aandacht gevraagd voor de rechten van vrouwen in Pakistan en Afghanistan. Er zitten duizenden vrouwen in Afghanistan gevangen en als die moeten worden opgevangen, vindt de heer Ormel mij aan zijn zijde.

De heer Ormel (CDA):

De geachte afgevaardigde de heer Voordewind heeft gelijk dat we niet als een soort kapstok alles eraan moeten ophangen. Er is echter een relatie tussen godsdienstbeperking voor vrouwen via shariawetten en godsdienstvrijheid. Vandaar mijn voorstel om met name de werking van de hududwetten in Pakistan bij de pilot te betrekken.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik geleid deze vraag door naar de minister om te bekijken of we dit element kunnen meenemen. Veel heeft met elkaar te maken als het gaat om de shariawetgeving in Pakistan en Afghanistan. Ik wacht graag het antwoord van de minister af.

Ik kom op andere pilotprogramma's, zoals het programma inzake India. In de tekst daarvan staat dat het kabinet stelt dat iemand zich moet registreren als hij of zij zich wil bekeren teneinde effectieve vrijheid van geloof te garanderen. Ik keek toch een beetje verbaasd bij die zin. Daarmee geeft de regering namelijk aan dat je jezelf moet registreren, wil je volledig je godsdienstvrijheid kunnen uiten. Dat is toch niet het recht op godsdienstvrijheid zoals dat verankerd is in het Verdrag voor de rechten van de mens? Daarin wordt gesteld dat iedereen zich mag bekeren, of hij dat registreert of niet. Graag wil ik daar een reactie op. Ook wil ik graag dat het kabinet klip-en-klaar afstand neemt van deze onwenselijke inbreuk op fundamentele vrijheden.

Ik kom op de Papoea's. Er zijn al aardig wat woorden over gesproken, ook door de PVV-fractie. Ik onderschrijf ze. Ik beklemtoon en onderschrijf ook de oproep om tot uitvoering en implementatie te komen van de autonomiewet, die inmiddels tien jaar geleden is aangenomen. Ook toentertijd was daarvoor een donorconsortium afgesproken. We hebben gehoord dat ook Nederlandse ngo's grote problemen hebben om daarin mee te werken. Ik noem organisaties zoals het Rode Kruis, Cordaid, ICCO en Kerk in Actie. Allemaal ondervinden ze problemen als het gaat om steun aan de Papoea's. Er zijn ook organisaties die nog steeds worden uitgesloten om Papoea te bezoeken, bijvoorbeeld Amnesty International, maar ook buitenlandse journalisten. Alstublieft, zet grote druk op de Indonesische regering om toch vooruitgang te boeken als het gaat om de Papoea's, niet alleen op het gebied van economische ontwikkeling maar ook op het gebied van de politieke en religieuze vrijheden van het volk.

Ik kom op China, een ander pilotland inzake godsdienstvrijheid. We hebben daar ook over gesproken in het laatste debat over China. Toen heb ik de minister gezegd dat in de laogai dwangarbeid plaatsvindt. De minister zei dat dit formeel verboden is. Daar heeft hij gelijk in. Er is in 1991 een wet aangenomen die dat verbiedt, maar die verbiedt met name de term "laogai". De verschillende gevangenissen waar de dwangarbeid plaatsvindt, zijn omgelabeld en daar vindt nog steeds het gruwelijke werk plaats. Wat gaat de minister concreet doen, behalve het op de agenda zetten van dit probleem in de Europese Unie? Wat gaat hij concreet doen aan het bestrijden van de dwangarbeid en met name aan de invoer in Nederland en Europa van de producten die met die dwangarbeid gemaakt zijn?

Ik kom op de zogenaamde Arabische lente en met name op Libië. Ik heb er eerder voor gepleit om toch te kijken bij de maak van de grondwetten. Daar gaan de Libiërs zelf natuurlijk over, maar ook Europa staat klaar om daar geld voor vrij te maken. Er zou toch een verwijzing in moeten naar de internationale rechten van de mens? Nadat er ook een verwijzing is naar de islamitische wetgeving, de shariawetgeving, als belangrijkste richtsnoer voor de wetgeving, zouden er toch ook verwijzingen naar fundamentele mensenrechten in moeten komen? De internationale gemeenschap heeft daar ook voor gepleit inzake Afghanistan. Ik blijf dat benadrukken. Graag wil ik daarop een reactie, want de Europese Unie staat al klaar.

Ik heb Egypte al eventjes genoemd. De minister zei vanmorgen op de radio over Egypte dat de militaire raad zich bewoog en beweegt richting de democratie. Over welke democratie heeft hij het dan? Er zijn aanstaande maandag weliswaar verkiezingen, maar de voortekenen, zoals het neerslaan van de demonstraties, zijn niet positief. Graag wil ik een uitleg over wat de minister precies verstaat onder "hervormingen". Inmiddels zijn er 12.000 burgers berecht onder militaire rechtbanken. De noodtoestand zou worden opgeheven. Ik noem het "less for less, more for more"-principe. Wat is er nu "more" aan de ontwikkelingen die we in Egypte zien? Is de minister bereid om de EU-financiering en de Nederlandse financiering pas echt van start te laten gaan op het moment dat we wezenlijke veranderingen op het gebied van de mensenrechten zien?

Dan Turkije. Er zijn woorden gevallen over de viering van 400 jaar diplomatieke betrekkingen. Tijdens deze 400 jaar vond ook de genocide plaats op de Armeniërs. We hebben een brief gehad van de minister waarin hij reageert op vragen van mijn fractie over die genocide en daarin spreekt hij tot mijn grote verbazing toch weer over de Armeense kwestie of de verschrikkelijke gebeurtenissen rond 1915. Waarom neemt de minister niet de in deze Kamer inmiddels gebruikelijke terminologie "Armeense genocide" over? Er is een motie van collega Rouvoet aangenomen waarmee de Kamer heeft uitgesproken dat er een Armeense genocide heeft plaatsgevonden. Ik zou dan ook graag zien dat de minister die terminologie ook gaat hanteren

Dan kom ik te spreken over het Midden-Oostenvredesproces. Onlangs vernamen we dat de Fatah en de Hamas toenadering zoeken. Er is ook gesproken over eensgezinde verkiezingen volgend jaar. Wat is nu de opstelling van het kabinet? Ik heb er eerder een motie over ingediend. Op aandringen van de minister heb ik die aangehouden omdat hij nog de ontwikkelingen wilde bekijken. We hebben al wel gelezen dat de Hamas, als ze samenwerkt met de Fatah, zich gebroederlijk en eendrachtig wil opstellen om Israël te kunnen bestrijden. Dat zijn toch niet de termen die moeten leiden tot een tweestatenoplossing? Hoe gaat de minister er straks mee om als er inderdaad samengewerkt wordt tussen de Hamas en de Fatah?

Ook de Fatah laat verschillende malen, ook via de media, horen dat geweld en zelfmoordterrorisme verheerlijkt moeten worden. Pleinen worden ernaar vernoemd. Op de Palestijnse televisie wordt er uitgebreid aandacht geschonken aan mensen die zelfmoordterrorisme en terrorisme hebben uitgevoerd. Er worden zelfs beloningen gegeven aan dergelijke mensen. Hoe langer mensen in de gevangenis hebben gezeten, hoe groter de beloning. Je zou bijna denken aan de kreet van de minister "less for less, more for more", maar dan in de verkeerde volgorde. Hoe kan het nu zijn dat wij 50 mln. per jaar aan de Palestijnse Autoriteit betalen, terwijl de Palestijnse Autoriteit van dat geld ook weer de salarissen betaalt van de terroristen die in de Israëlische gevangenissen zitten? Daar moeten wij toch mee stoppen? Is de minister ook bereid om een schriftelijke verklaring te eisen en tot een inspanningsverplichting te komen dat de Palestijnse Autoriteit stopt met deze betalingen? Het gaat om 8,4 mln. per jaar. Ik krijg daarop graag een heldere toezegging.

We hebben mensenrechtenrapporten gehad uit Israël die zeggen dat Israëlische artsen verdenkingen van martelen van de Palestijnen zouden verzwijgen. Ik hoor daarop graag een reactie van de minister. Als dat bericht klopt, zou Nederland er goed aan doen om Israël te wijzen op het feit dat Israëlische artsen dit soort dingen niet mogen verzwijgen. Ze moeten die aan de kaak stellen. Ook in Israël mag martelen niet geaccepteerd en getolereerd worden.

Tot slot nog twee reacties in de richting van de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik ben blij met de toezegging inzake de Child Labour Free Zone in relatie tot het Mensenrechtenfonds. Ik vraag de staatssecretaris wel in hoeverre hij dat concreet kan maken. Welke projecten gaan er gesteund worden? Kan de staatssecretaris daarover de Kamer informeren middels een brief?

Als het gaat om de noodhulp dank ik de staatssecretaris voor de toezegging dat hij bereid is de UNHCR-bezuiniging voor een gedeelte ongedaan te maken via het amendement dat mevrouw Dikkers en ondergetekende hebben ingediend. Ik mag hopen dat we er ook wat betreft de dekking uitkomen met elkaar.

Ik sluit af met een verwijzing naar Matthëus 25. Daarin worden we opgeroepen om voor de armen te zorgen, de naakten te kleden en de hongerigen te voeden. Dat wilde ik nog even uiteenzetten richting de heer Ormel, want er was wat onduidelijkheid over. En als het gaat om de noodhulp, verwijs ik wederom naar Matthëus 25 waar staat dat je zonder extra olie in je lamp een dwaze maagd bent. Dat getuigt ervan dat we de noodhulppot van 250 mln. zo veel mogelijk gevuld moeten houden in geval van nood.

De voorzitter:

De heer Ormel voelt zich in ieder geval niet persoonlijk aangesproken. Dat is al heel wat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben nog wat vergeten. Ik heb een uitdraai gemaakt van een aantal uitspraken van de Palestijnen over het verheerlijken van geweld. Ik wil dit stuk aanbieden aan het kabinet en de collega's.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. In het NRC Handelsblad staan soms heel verrassende, inspirerende bijdragen. Men begrijpt wel dat ik daarmee niet doel op recente berichten over anonieme ambtenaren die zich kritisch uitlaten over het buitenlands beleid. Dat is niet verrassend, net als er in de Kamer en in de gehele samenleving ambtenaren zijn die inhoudelijke bezwaren hebben tegen een koerswijziging in het buitenlands beleid. Wel vind ik het kwalijk dat door het anoniem naar buiten treden met deze kritiek een smet wordt geworpen op de professionaliteit en de loyaliteit die het overgrote deel van het ambtelijk apparaat gelukkig kenmerken.

De verrassende en inspirerende bijdrage waarop ik doel, is van columnist J.L. Heldring van 17 november jongstleden. "Het was eigenlijk een soort testament", zo zei hij zelf. Hij schreef onder meer het volgende. Heeft de twintigste eeuw niet geleerd dat de mens die zich van God heeft bevrijd, verleidbaar is gebleken voor demonisch krachten, valse goden? De mens is anders dan de verlichting wil: niet sterk, maar zwak. De irratio heeft op z'n minst evenveel vat op hen als de ratio. Het christendom heeft hier een woord voor: de mens is "zondig". Optimisme is na Auschwitz domheid.

Dit zijn een aantal citaten uit de prikkelende column van de erudiete Heldring. Ik vond de uitspraken heel indringend, maar ik meen wel dat de benadering realistisch is. Het is goed om behalve met de mondigheid van mensen ook met de zondigheid van mensen rekening te houden. Wie denkt dat met een projectje hier en een dialoogje daar de wereldvrede snel zal doorbreken en alle armoede de wereld uit is, komt bedrogen uit. Dit realisme nodigt niet uit om dan de moed maar op te geven en de boel de boel te laten. Ik zie het juist als een aanmoediging om aanhoudend en vasthoudend, bescheiden maar vastberaden, stappen te zetten. Het is een aanmoediging om alles te doen wat wij kunnen doen om armoede te bestrijden, om onrecht tegen te gaan, om bij te dragen aan gerechtigheid en vrede. Als persoonlijke noot voeg ik hier graag het volgende aan toe: als er één ding is dat ons hoop kan bieden en steun kan geven in een wereld die als een kokende pot lijkt door te draaien, dan is het wel de overtuiging dat het uiteindelijk toch Gods wereld is, van een God die liefheeft en regeert en door alles heen vaak voor ons onbegrijpelijk Zijn genadige gang gaat.

De heer Ormel (CDA):

De heer Van der Staaij spreekt mooie woorden. Ik vind het prikkelend dat hij de liberaal Heldring citeert. Vindt hij het niet ook zinvol om de woorden van de deze week overleden historicus Van Deursen aan te halen? Van Deursen zegt dat wij in deze tijd veel te veel met het lichaam bezig zijn in plaats van met de geest. Wat deze tijd tekent, is volgens hem ook een verarming des geestes. Is de heer Van der Staaij dat met mij eens?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik zie de heer Pechtold verschrikt kijken. Het antwoord van de heer Pechtold op deze vraag is misschien meer verrassend dan mijn antwoord dat ik graag bevestig dat dit een heel mooie uitspraak van de historicus Van Deursen is. Overigens wordt zijn werk gekenmerkt door de aandacht in de geschiedenis voor het leven van gewone mensen. Bij al ons spreken over verheven projecten en inzet, is het ook waardevol om te bekijken wat veel gewone mensen op de hele wereld doen om een klein stukje bij te dragen aan gerechtigheid en het tegengaan van armoede. Het citaat van de heer Van Deursen is zeker heel treffend.

Ik ga op een aantal concrete thema's in. In het afgelopen jaar hebben wij geregeld met de minister gesproken over geloofsvervolging. Ik vraag in dezen concreet de aandacht voor Iran. In de media circuleren berichten dat christenen in Iran in december en januari een golf van arrestaties verwachten. Gedurende deze feestmaanden komen christenen immers in groten getale bij elkaar. Ook vorig jaar was er sprake van zo'n arrestatiegolf. Zijn die signalen bekend bij de minister? Wat kunnen Nederland en de EU doen om dit te voorkomen? Krijgt dit een plaats op de internationale agenda?

Nog steeds dreigt in Iran de doodstraf voor moslims die van geloof veranderen. Op dit moment ligt bijvoorbeeld het leven van een Iraanse predikant tegen wie een doodvonnis is uitgesproken, in handen van ayatollah Khamenei. Zetten Nederland en de EU alles op alles om te voorkomen dat we in dit soort zaken met een dramatische, dodelijke afloop worden geconfronteerd?

Ik vraag ook aandacht voor de problemen als gevolg van de blasfemiewet in Pakistan, waar collega Voordewind al over sprak. Recent kwam het bericht dat een vrouw die al een jaar in de gevangenis zit, aandacht vraagt voor de onschuldige slachtoffers die de blasfemiewet ook maakt. Het is dan ook van belang dat die wet op z'n minst aangepast wordt en niet ook gebruikt wordt om persoonlijke vetes te beslechten. Wat is op dit punt de inzet van de minister?

Al eerder hebben wij gesproken over de positie van Papoea's en Molukkers in Indonesië; daar heeft collega Kortenoeven al naar verwezen. Nederland dient regelmatig bij de Indonesische regering te pleiten voor een substantiële mate van zelfbestuur voor de Molukken en de Papoeabevolking en voor eerbiediging van hun cultuur. Juist nu de mensenrechten van de Molukkers en Papoea's in Indonesië veelvuldig en systematisch geschonden worden, is extra inzet hiervoor op zijn plaats. Ik noem slechts de recente buitenproportionele gewelddadigheden rond het Papoeacongres, waarbij zes doden, veel gewonden en 300 arrestaties vielen. Er is nog steeds sprake van een repressief militair veiligheidsbeleid van Indonesië. Ik wijs ook op de motie die wij hier vorig jaar over hebben ingediend. In de internetbijlage van de begroting staat keurig vermeld dat die motie, die vroeg om extra actie, afgehandeld is. Ik wil graag dat die motie toch weer in behandeling wordt genomen, omdat er op dit punt nog wel wat werk aan de winkel is.

Een onderwerp waar vroeger in deze Kamer heel breed en heel lang aandacht aan werd besteed maar waarover het nu wat stiller is, is Zuid-Afrika. De huidige situatie is echter bepaald niet rooskleurig. Afrikaners in Zuid-Afrika hebben te maken met heel veel geweld. Ik wil niet direct spreken van een patroon van etnische zuivering, zoals sommigen het noemen, maar de problematiek van de Afrikaners is wel heel groot. Niet voor niets sprak oud-president De Klerk zelfs van een nieuwe vorm van apartheid, maar nu jegens de blanke Afrikaners. Ik weet dat de Nederlandse regering het nodige doet aan samenwerking met Zuid-Afrika op het terrein van preventie, opsporing, justitiële ondersteuning, antidiscriminatiemaatregelen et cetera. Zet dit echter ook zoden aan de dijk? Doet de Zuid-Afrikaanse regering zelf wel genoeg hiertegen? Wordt zij ook vanuit de internationale gemeenschap hierop aangesproken?

Vorig jaar duidde minister Rosenthal aan dat hij genoeg heeft van Israëlbashing. Die houding is ook vandaag buitengewoon welkom. Juist nu Israël steeds vaker als paria wordt weggezet en de nucleaire dreiging vanuit Iran groeit, is er reden voor een oproep om bilateraal, op EU-niveau en op VN-schaal juist steun – ook mentale steun – te geven aan Israël. Heel concreet vraag ik in dit verband naar de uitvoering van de motie die ik met collega Voordewind heb ingediend (21501-02, nr. 1039). Daarin wordt gesteld dat er geen sprake kan zijn van subsidies aan de Palestijnse autoriteit als er geen concrete en effectieve maatregelen worden genomen om het verheerlijken van terrorisme tegen te gaan. Ik heb tot nu toe niet de indruk dat Abbas 's ochtends wordt gewekt door het verlangen om hieraan een eind te maken; integendeel. Ik noem slechts één zeer recent voorbeeld: de Palestijnse staatstelevisie bracht een muziekvideo uit waarin het gewapende optreden van Arafat wordt herdacht, verheerlijkt en actueel wordt verklaard. Zo zijn er nog veel andere voorbeelden te geven. Dan kunnen wij toch niet blindelings doorgaan met subsidies overmaken? Hoe gaat de minister deze motie uitvoeren?

Tot slot een paar opmerkingen over ontwikkelingssamenwerking, waarover wij in een uitvoerig wetgevingsoverleg al hebben gesproken. Ik noem op dat terrein staccato nog drie puntjes, allereerst het amendement inzake uitstapprogramma's. De staatssecretaris zei dat hij dat amendement wilde overnemen, maar dat bleek tijdens het wetgevingsoverleg niet te kunnen. Wil de minister daar nog even terugkomen en dit amendement verwerken in de begroting?

Het tweede punt is onderwijs. Ik dank de staatssecretaris voor de nadere brief. Ik dring erop aan dat de Kamer met vaste regelmaat informatie ontvangt over de Nederlandse afbouw, misschien ieder halfjaar. Daarbij gaat het om informatie over de afbouw en wat daarvoor in de plaats komt: interventies gericht op kwaliteit van onderwijs en hoe die worden overgedragen.

Tot slot verwijs ik naar de motie-Van der Staaij/Hachchi over de evaluatie van de bedrijfslevensubsidies, die is gewijzigd om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg. Ik hoor graag zijn nadere oordeel daarover.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dank u wel of, zoals ze in Zuid-Afrika zeggen: baie dankie.

Dit was de eerste termijn van de zijde van de Kamer van de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken. Ik dank beide bewindspersonen voor hun aanwezigheid vandaag. Ik dank ook de leden van de Kamer. Ik schors voor enkele ogenblikken en dan gaan wij door met het VAO Eenvoudig Beter.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven