18 Langstudeerdersmaatregel

Aan de orde is het spoeddebat over de langstudeerdersmaatregel.

Devoorzitter:

Ik heet de minister van Financiën en de staatssecretaris van Onderwijs van harte welkom.

Het woord is aan de heer Jasper van Dijk.

De heerJasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister van Financiën en de staatssecretaris van Onderwijs dat zij hier kunnen zijn. Ik had begrepen dat er enige onwil was om aan dit debat deel te nemen. Ik ben heel blij dat beide bewindslieden toch aanwezig zijn.

De studieboete van € 3000 voor langstudeerders blijkt niet nodig te zijn. Op de website www.scienceguide.nl staan de volgende woorden van de minister van Financiën: "Voor mij had die maatregel niet gehoeven, hoor. De onderwijsspecialisten kwamen er zelf mee, zodat er meer ruimte kwam om te herschikken in de uitgaven. Mij levert die maatregel niets op voor het tekort. Netto blijft het hetzelfde." Talloze studenten worden dus bang gemaakt met een maatregel die niet nodig was. Dat is te zot voor woorden; vandaar dit debat. Hoe zit het nu? Staatssecretaris Zijlstra meldt op pagina 1 van zijn eigen wetsvoorstel over langstudeerders: "De maatregel kan niet los gezien worden van de opgave van dit kabinet om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen." Ik vraag de minister van Financiën om aan de staatssecretaris van OCW uit te leggen dat dit niet klopt. Het plan kan van tafel. Dit geldt ook voor de korting van 190 mln. op de instelling, die tot ontslagen zal leiden, niet alleen vanwege het brede verzet onder studenten en docenten, maar ook omdat deze maatregelen rechtstreeks indruisen tegen de ambitie van Nederland om tot de top vijf van kennislanden te horen. Graag krijg ik een reactie.

Als het plan doorgaat, moeten ongeveer 70.000 studenten € 3000 bovenop het collegegeld betalen. Ook de huidige studenten moeten eraan geloven. De regels worden tijdens het spel veranderd. Het werpt een hoge drempel op voor studenten zonder rijke ouders. Studenten zullen afzien van verbreding en verdieping en de uitval zal toenemen. Meer uitval, kortere studies en hogere schulden leiden tot een braindrain. Daarom vraag ik de coalitie, nog eens goed na te denken over deze maatregel. Er is veel verzet; de maatregel is eigenlijk ondoordacht en voor minister De Jager had deze niet gehoeven. Is de maatregel werkelijk al deze onrust waard? Ik vraag het met name aan de VVD-fractie, die nooit voorstander was van de studieboete.

Ik heb nog twee vragen aan de staatssecretaris van OCW. Als de maatregel niet voor de zomer door de Kamer komt, wordt deze dan een jaar uitgesteld? Wat vindt de staatssecretaris van het onderzoek van de Landelijke Studenten Vakbond van 9 maart, waaruit blijkt dat meer dan de helft van de studenten onvrijwillig vertraging oploopt?

Ik bied een kans aan de Kamer. Ik dien vandaag een motie in om de studieboete ongedaan te maken. Steun hebben wij alvast van de minister van Financiën.

De heerKlaver (GroenLinks):

Voorzitter. De staatssecretaris bouwt zijn beleid op de begroting. De Halbeheffing, de boete op honger naar kennis, wordt voornamelijk gemotiveerd met het terugdringen van de staatsschuld. Een citaat uit de memorie van toelichting maakt dit duidelijk: "De maatregel kan niet los gezien worden van de opgave van dit kabinet om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen. Niet als doel op zichzelf, maar om een gezonde rijksbegroting en daarmee een duurzame economie te verwezenlijken. Dat is ook van belang voor de huidige generatie studenten die in de samenleving van morgen zal werken en leven."

De Raad van State heeft ook een advies gegeven op het wetsvoorstel langstudeerders en stelt daarin duidelijk: de langstudeerdersmaatregel levert vooral een bijdrage aan de begroting. Het is een bezuiniging, maar het is niet bewezen dat daaruit een gedragseffect zal voortkomen; het is niet bewezen dat daardoor studenten minder lang zullen studeren. De Raad van State plaatst deze maatregel in een lange reeks maatregelen die reeds sinds 1988 zijn genomen om studenten zwaarder financieel te belasten en een hogere studiedruk op te leggen, maar waardoor de totale duur van de studie niet omlaag is gegaan. Uit een onderzoek van de LSVb blijkt ook dat studievertraging vaak geen eigen keuze is. 23% van de studenten wijt zijn vertraging bijvoorbeeld aan ziekte en 25% aan een verkeerde studiekeuze.

Conclusie: het gaat de staatssecretaris niet om gedrag, maar om geld. Daarom zijn de uitlatingen van de minister van Financiën zo interessant. Het is niet voor de begroting, maar voor investeringen zonder toekomst zoals de prestatiebeloning.

Kan de minister van Financiën mij vertellen of het voor de overheidsfinanciën op langere termijn niet veel beter zou zijn om nu juist te investeren in hoger onderwijs?

Kunnen de bewindspersonen mij inzicht verschaffen in de werkelijke kosten voor instellingen en overheid van de gemiddelde student die de termijn van de maatregel heeft overschreden?

En tot slot de vraag die ook de heer Van Dijk stelde: wordt de maatregel met een jaar uitgesteld, als deze niet voor het zomerreces door de Eerste Kamer is?

De heerBeertema (PVV):

Voorzitter. Ik zal het kort houden, want voor mij had dit spoeddebat niet gehoeven.

In het regeerakkoord is vastgelegd dat om het studierendement te verhogen, van langstudeerders een hoger collegegeld zal worden gevraagd. Langstudeerders kunnen tijdelijk drie jaar langer geld lenen om zo beter in staat te zijn het verhoogde collegegeld te dragen. De boete van € 3000 voor iedere student die meer dan een jaar vertraging oploopt bij zijn bachelor- of masteropleiding blijft als het aan de PVV ligt fier overeind.

Waarom staan wij hier eigenlijk? Volgens mij gaat het om de uitlatingen van de minister van Financiën, zoals hij volgens ScienceGuide is geciteerd. ScienceGuide; u weet wel, dat linkse studentenblaadje dat er een missie van maakt om een wig in deze coalitie te drijven en ook de PVV overalert volgt, heb ik gemerkt. De minister zegt dat deze maatregel voor hem niet had gehoeven. Inderdaad, dat zegt de minister goed. Het had van hem niet gehoeven vanuit zijn verantwoordelijkheid als minister van Financiën, omdat de maatregel van geen enkele invloed is op de bezuiniging van 18 mld. Die 18 mld. verlichting van onze schulden – de minister heeft het op die manier gezegd volgens ScienceGuide; het is toch heel belangrijk om dat hier te benadrukken – waar de volgende generatie ons dankbaar voor zal zijn, heeft geen betrekking op de begroting van OCW, waar alleen maar binnen de begroting geld wordt herschikt. Zo is het door de minister gezegd en zo heeft iedere goede verstaander de minister begrepen.

Dat maakt de aanleiding voor dit spoeddebat wat mij betreft erg vergezocht. Het is zonde van de tijd. Bovendien geeft dit soort debatdrift een verkeerd beeld naar de burger. Hoe moeten wij dit nu uitleggen aan die burger? Er is een goed inhoudelijk debat geweest met de minister van Onderwijs, maar keer op keer komt het onderwerp "langstudeerders" terug en keert ook het onderwerp "passend onderwijs" terug, nu op deze vergezochte manier. Ik krijg de indruk dat de SP een bijna pathologische gretigheid aan de dag legt om zich hier te manifesteren, vandaag eerst de heer Irrgang en nu de heer Van Dijk. Dat is geen mooi gezicht voor de burger.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Voorzitter. De PvdA deelt de opvatting van de CDA-minister dat de langstudeerdersboete voor hem niet had gehoeven. Als de minister publiekelijk stelt dat het regeerakkoord een geschenk uit de hemel is, is de langstudeerdersboete wat ons betreft een geschenk dat je niet wilt aanpakken. Met deze maatregel, ook wel de Halbeheffing – ook leuk voor Scrabble – zijn wij het hartstochtelijk oneens en vooral met het feit dat deze boeteregeling september aanstaande al ingevoerd moet worden en daarmee ook voor de huidige studenten zeer grote gevolgen heeft. De haast van de staatssecretaris is ingegeven door het feit dat hij het geld al had begroot en omdat het zo nodig zou zijn om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Zo staat het ook in de memorie van toelichting. De opmerking van de minister van Financiën van het CDA, dat hij dit geld niet voor zijn begroting nodig heeft, bevestigt de kritiek van de Raad van State en haalt een belangrijke doelstelling van deze maatregel onderuit. Hoeveel argumenten heeft de staatssecretaris eigenlijk nog nodig om door te hebben dat de financiële argumenten voor deze maatregel wankel en niet valide zijn? Als dit geld niet strikt nodig is, kan de staatssecretaris dan misschien kijken hoe hij deze nog steeds ongewenste maatregel kan verzachten door de huidige studenten te ontzien? Niet alleen de Partij van de Arbeid en studentenorganisaties, maar ook hooggeleerde juristen hebben de voorstellen van de staatssecretaris geanalyseerd en geconcludeerd dat onmiddellijke invoering in strijd is met het in onze rechtsstaat zo gekoesterde rechtszekerheidsbeginsel. Bovendien wijs ik graag op de kritische bewoordingen van de Raad van State.

Grote moeite heb ik met het feit dat het idee om een landsadvocaat nogmaals hiernaar te laten kijken, niet wordt gehonoreerd door de staatssecretaris. De uitspraken van de minister van Financiën vragen juist nog meer om een duidelijk en krachtig juridisch advies van de landsadvocaat.

De heerDijkgraaf (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie is voor investeringen in het onderwijs. Wij zijn ook voor prikkels om een studie binnen de kortst mogelijke termijn af te ronden, mits dat de kwaliteit van de studie en andere zaken die van belang zijn, niet remt. Wij zijn ook voor maatregelen die het studenten mogelijk maakt om daarop te anticiperen. Wij zijn dan ook niet tegen de langstudeerdersmaatregel, maar hebben wel allerlei vragen over het invoeringstempo. Die vragen ga ik nu niet stellen, mevrouw de voorzitter, want daarover zullen wij op een later moment nog uitvoerig met elkaar debatteren.

Ik heb nu eigenlijk maar één vraag aan de minister van Financiën: kan de minister bevestigen dat deze maatregel niet nodig is voor de 18 mld., maar wel nodig is voor de noodzakelijke investeringen in het onderwijs? Als de minister van Financiën die vraag met "ja" beantwoordt, dan geldt mijns inziens voor dit debat de uitspraak van Salomo: er is niets nieuws onder de zon.

De heerJasper van Dijk (SP):

Ik wil graag weten of de SGP vandaag haar standpunt over deze wet kan geven. De heer Dijkgraaf zei net dat hij nog een hoop vragen had. Volgens mij ziet hij voors en tegens in de wet, maar wat de SGP uiteindelijk gaat doen, is vrij cruciaal. Kan de heer Dijkgraaf al een tipje van de sluier oplichten? Wat is zijn mening over deze wet?

De heerDijkgraaf (SGP):

Dat is niet nieuw. Volgens mij debatteren wij nu voor de vierde keer over de langstudeerdersmaatregel en worden dezelfde argumenten gewisseld. Ik wil best voor de vierde keer aan de heer Van Dijk duidelijk maken waar de SGP-fractie in dezen voor staat. Wij hebben geen principiële bezwaren tegen deze maatregel omdat wij denken dat het goed is dat de studieduur in een tijd van bezuinigingen niet langer is dan wettelijk is vastgelegd of wenselijk is. Tegelijkertijd hebben wij er wel moeite mee als studenten niet kunnen anticiperen op een boete die zij krijgen opgelegd. Wij hebben er dus vooral moeite mee dat studenten per september al worden geconfronteerd met een boete, terwijl zij al een achterstand hebben en geen maatregelen daartegen hebben kunnen nemen. Volgens de traditie van de SGP is dat geen goede zaak. Daar zit ons pijnpunt. Over dat punt willen wij graag met de regering van gedachten wisselen als een voorstel wordt gedaan. Ik verwijs ook naar het advies van de Raad van State. De heer Van Dijk wijst naar zijn papieren, waarin staat dat wij dat nu moeten doen, maar ik hecht er zeer aan dat wij op een ordelijke wijze met elkaar debatteren. Ik zou het debat zeer graag voeren aan de hand van een concreet voorstel van de staatssecretaris. Ik hoop dat hij zo verstandig is om met de wens van deze Kamer rekening te houden.

De heerVan der Ham (D66):

Voorzitter. De langstudeerboete is natuurlijk helemaal niet nodig. De minister van Financiën heeft daar groot gelijk in. Die is nergens voor nodig. Ik geef het kabinet ook gelijk als het zegt dat luie studenten moeten worden aangepakt. Hoe kun je dat bijvoorbeeld doen? Kijk eens naar de door deze Kamer aangenomen motie-Van der Ham/Dijkgraaf van D66 en de SGP. In die motie staat: als een student echt helemaal niets doet, kun je hem na zes jaar een bindend studieadvies geven. Dat is het effectiefst. Dan houd je wel de studenten over die van alles naast hun studie doen, een tweede studie doen et cetera. Dat is echt een goed en effectief middel tegen de langstudeerders met wie wij moeite hebben.

Als je de overheidsfinanciën op orde wilt brengen, kun je beter iets doen aan de woningmarkt en de arbeidsmarkt. Dat doet dit kabinet ook allemaal niet. Als je werkelijk vindt dat studenten meer moeten bijdragen aan hun eigen studie, is D66 daar zeker voor te porren. Wij zijn bijvoorbeeld voor een sociaal leenstelsel. Deze staatssecretaris van hoger onderwijs heeft daar als Kamerlid vaak voor gepleit. Dat is een veel beter stelsel. Wat dat betreft, zijn wij het dus helemaal met het kabinet en de minister van Financiën eens dat die langstudeerboete helemaal niet nodig is.

Nu de minister van Financiën er toch is, stel ik een paar vragen op zijn terrein. Stel je voor dat door de zes jaar die maximaal gestudeerd mag worden en waar een aantal studenten nu overheen gaat, heel veel studenten harder gaan studeren, allerlei dingen laten liggen en sneller afstuderen; daar zijn wij op zich voorstander van, maar loopt de minister van Financiën dan niet een enorm groot risico dat hij met een enorm tekort komt te zitten? De winst die met de langstudeerboete wordt ingeboekt, wordt dan immers helemaal niet gehaald. Welke consequenties heeft dat voor de overheidsbegroting en voor de beloofde investeringen in het hoger onderwijs? Hoe gaan wij dat precies dekken? Wat is op dat punt het plan-B van de minister van Financiën?

Tot slot een vraag over andere modellen. Het mag duidelijk zijn dat wij niet voor de langstudeerboete zijn, maar als die dan toch ingevoerd wordt, doe dat dan juridisch zo dat mensen die daar niet op hebben kunnen anticiperen, daar niet ineens mee worden geconfronteerd. Dat zou je bijvoorbeeld kunnen doen met een getrapt systeem. Willen deze minister en deze staatssecretaris die modellen doorrekenen? Ik heb daar in het verslag een vraag over gesteld. De staatssecretaris weigerde dit door te rekenen. Ik zou toch ook de minister van Financiën willen vragen om gewoon door te rekenen of dit niet op een betere, eerlijkere en kostenefficiënte manier veel meer voordeel oplevert bij het aanpakken van luie studenten en bij het binnenhalen van de door het kabinet gewenste bezuinigingen. Ik hoop dat de minister van Financiën dit vandaag wil toezeggen.

De heerBiskop (CDA):

Voorzitter. Ik ben persoonlijk een sterk voorstander van recycling, maar als debatten in de recycling gaan, moeten wij nadenken of wij onze tijd niet beter kunnen gebruiken. Minister De Jager heeft in een debat op de Avans Hogeschool aangegeven dat de langstudeerdersmaatregel geen invloed heeft op het totaalpakket van 18 mld. dat moet worden bezuinigd. Als gevolg van die uitspraak is dit debat aangevraagd. De bezuinigingen die dit kabinet realiseert in het onderwijs, vloeien rechtstreeks terug in het onderwijs. Daarmee heeft het ministerie een uitzonderingspositie, omdat de opbrengsten van die bezuinigingen niet naar de algemene middelen hoeven te stromen. De heer Van Dijk zei zojuist dat de minister van Financiën de staatssecretaris misschien iets moet uitleggen, maar misschien moet de minister niet de staatssecretaris maar de heer Van Dijk uitleggen hoe dit in elkaar zit. Dat lijkt mij een stuk nuttiger.

De CDA-fractie is blij met de mogelijkheid om hier nog eens te zeggen dat wij blij zijn dat de regering voor deze investering in het onderwijs heeft gekozen. Op bepaalde plekken wordt geld weggehaald om dat bij kansrijke plekken in het onderwijs neer te leggen. Juist instellingen in het hoger onderwijs hebben geklaagd over de kwaliteit van de toestroom van de studenten en dus ook over de kwaliteit van het vooronderwijs. De CDA-fractie is dus blij dat het merendeel van die investeringen neerdaalt in het vooronderwijs: het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.

Eén door de heer Van Dijk naar voren gebracht punt wil ik wel graag onder de aandacht brengen, namelijk de onvrijwillige vertraging van studenten. Daarop zou de staatssecretaris wat mij betreft nader kunnen ingaan. Het gebeurt maar al te vaak dat slechts één keer per jaar een tentamen kan worden gedaan, terwijl het halen van dat tentamen wel noodzakelijk is voor het vervolg van het onderwijs. Dan zit een student met een onvrijwillige studievertraging. Hoe gaan wij dat verder aanpakken?

StaatssecretarisZijlstra:

Voorzitter. Ik heb een beetje een déjà-vugevoel. Wij hebben gisteren ruim acht uur gedebatteerd over de bevindingen van de commissie-Veerman over het wetsvoorstel ruim baan voor talent. De heer Rouvoet die vandaag niet aanwezig is – en met reden, dat zal ik zo uitleggen – vroeg mij toen om in te gaan op de vraag of de langstudeerdersmaatregel nu wel of niet bijdraagt aan de bezuinigingen van 18 mld. die het kabinet voorstaat. Ik heb daarop geantwoord en die antwoorden zal ik zo herhalen. Dit heeft er in ieder geval toe geleid dat de heer Rouvoet het niet nodig vond om hier aanwezig te zijn.

Volgens mij is het klip-en-klaar en is het ook al heel lang klip-en-klaar dat de langstudeerdersmaatregel niet bijdraagt aan de bezuinigingen van 18 mld. waarmee wij de overheidsfinanciën op orde willen brengen. Ik verwijs de leden van de Kamer naar de Handelingen van 19 januari jongstleden. Ik heb toen letterlijk gezegd: "Het onderwijs in brede zin levert geen bijdrage aan de 18 mld. bezuinigingen die dit kabinet meent te moeten doen om de staatsfinanciën weer gezond te maken. Als je in het onderwijs wilt investeren, moet je inderdaad eerst via maatregelen geld vrij spelen." Dit is precies wat gisteren en ook in andere debatten is gewisseld.

Het onderwijs in brede zin draagt niet bij aan de 18 mld., dus ook niet door de langstudeerdersmaatregel, maar wij krijgen ook geen extra geld. Als wij bepaalde intensiveringen willen aanbrengen, bijvoorbeeld in de vroeg- en voorschoolse educatie, een centrale toetsing aan het einde van de basisschool, een centrale toetsing bij mbo's of de kwaliteit van de Nederlandse leraren, dan moet het geld elders op de onderwijsbegroting worden gevonden. Dat doet het kabinet en één van de maatregelen die dat geld elders op de begroting vrijmaken, is de langstudeerdersmaatregel.

Daarmee is hetgeen de minister van Financiën heeft gezegd natuurlijk volledig in lijn met wat ik al eerder heb gezegd en wat andere leden van het kabinet hebben gezegd, namelijk dat deze maatregel niet bijdraagt aan de 18 mld.

Ook gisteren is uitgebreid gesproken over de zin in de brief over de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Veerman: "Het kan niet los gezien worden van gezonde overheidsfinanciën." Dat klopt, want op pagina 6 van het rapport van de commissie-Veerman staat ook dat het verstandig ware geweest om nu extra geld te investeren in het onderwijs. Ik heb uitgelegd dat dit er niet inzit. In de context van 18 mld. bezuinigen is het een hele prestatie dat het onderwijs in brede zin wordt ontzien. Daarom zoeken wij de investeringen in het onderwijs en draagt de maatregel dus niet bij aan de 18 mld.

Ik heb ook wel een beetje een dubbel gevoel, want ik ben blij met dit debat dat inhoudelijk eigenlijk niet nodig is. In de verkiezingscampagne voor de verkiezingen van Provinciale Staten heb ik van diverse partijen voortdurend gehoord dat er op het onderwijs werd bezuinigd. Het was een schande, want het kabinet bezuinigde op onderwijs. Er werd duidelijk geïnsinueerd dat het onderwijs wel zou bijdragen aan die 18 mld. Ik ben blij dat de fractie van de SP die dit spoeddebat heeft aangevraagd, nu zegt dat de langstudeerdersmaatregel niet bijdraagt aan de 18 mld. Dat is dus vandaag helder geworden. Men geeft dit zelf toe. Men ziet de noodzaak niet van de langstudeerdersmaatregel. Die ziet het kabinet wel, omdat het al die belangrijke intensiveringen wil doorvoeren. Ik ben in ieder geval blij dat de onduidelijkheid over de dingen die tijdens de campagne werden geroepen, vandaag van tafel is.

De heerJasper van Dijk (SP):

Dit kan ik natuurlijk niet op me laten zitten. Om te beginnen stel ik vast dat het kabinet bezuinigt op studenten door middel van een studieboete. Dat is de kern van dit debat. De vraag is nu of het geld dat nu bij de studenten wordt weggehaald, op een verstandige manier elders wordt besteed. De staatssecretaris heeft al gezegd wat hij ermee wil doen, een peutertoets, prestatieloon en nog wat dingen in het hoger onderwijs. Die maatregelen hadden van mij niet gehoeven, als wij daarvoor die studieboete van tafel zouden kunnen krijgen. Maar dan zegt de staatssecretaris: dat is de keuze van het kabinet. Hij noemt iets anders niet, namelijk het feit dat hij de maatregel ook neemt om het rendement van het hoger onderwijs te verbeteren. Hij wil met die studieboete juist bereiken dat studenten sneller gaan studeren en minder lang uitlopen. Hoe reageert de staatssecretaris dan op de opmerking van de Raad van State dat onderzoek keer op keer bevestigt dat verhoging van het collegegeld niet tot de beoogde hogere rendementen leidt?

StaatssecretarisZijlstra:

Ik constateer uit de interruptie van de heer Van Dijk dat hij in ieder geval niet bestrijdt wat ik hier zeg over berichten die zijn partij in de verkiezingscampagne heeft uitgesproken, namelijk dat die verschillen van hetgeen ten grondslag ligt aan wat hier vandaag in het debat voorligt.

De vraag van de heer Van Dijk gaat over de inhoud van het wetsvoorstel inzake langstudeerders. In generieke zin zeg ik daarover het volgende, ook naar aanleiding van andere vragen die op dat gebied zijn gesteld. Vorige week heeft het kabinet de nota naar aanleiding van het verslag naar de Kamer gestuurd. Volgens mij wordt die komende donderdag behandeld in de procedurevergadering van de commissie voor OCW. Voor een ordentelijk verloop van de debatten lijkt het mij toch verstandig dat wij dan op zulke inhoudelijke zaken ingaan. Anders krijgen wij een soort van voordebat over langstudeerders, waardoor er dingen door elkaar gaan lopen; dat lijkt mij niet verstandig. Met uw permissie, voorzitter, wil ik dat soort vragen voor die behandeling bewaren.

De heerJasper van Dijk (SP):

Ik wil direct toegeven dat dit kabinet enerzijds geld weghaalt bij onderwijs en anderzijds in onderwijs investeert. Dat hebben wij ook nooit ontkend. Over het totaalplaatje zegt het Centraal Planbureau echter wel dat het kabinet per saldo 100 mln. bezuinigt op het gehele onderwijs. Laten wij dus wel bij de feiten blijven: per saldo wordt er door het kabinet op onderwijs bezuinigd.

De staatssecretaris wil niet ingaan op de inhoud. Dat is wel jammer, want dat is natuurlijk cruciaal hiervoor. Wij praten vandaag over nut en noodzaak van die studieboete. Voor de minister van Financiën had die niet gehoeven omdat die per saldo niets oplevert. Daarom moet ik wel met de staatssecretaris in discussie over de inhoud van de maatregel, over het motief. De staatssecretaris zegt ook nog dat het goed is voor het rendement. Ik heb net echter een citaat aangehaald van de Raad van State, die aangeeft dat het helemaal niet goed is voor het rendement. Kortom: het hele fundament onder die studieboete valt weg. Dat is vandaag mijn pleidooi en de reden van dit spoeddebat.

StaatssecretarisZijlstra:

Ik waag toch te betwijfelen of dat echt de reden van het spoeddebat was. Laat helder zijn: ik heb zowel bij de stukken van het wetsvoorstel als in eerdere spoeddebatten over dit onderwerp en gisteren aangegeven dat er meerdere redenen zijn voor dit wetsvoorstel. Dat heeft te maken met het feit dat we intensiveringen willen doorvoeren op het gebied van centrale examinering bij het mbo en de basisscholen, investeringen in leraren, investeringen in de kwaliteit van het hoger onderwijs in het kader van het rapport-Veerman. Daarvoor moeten wij geld herschikken.

In een eerder debat heb ik al aangegeven dat je het niet precies zo kunt passen en meten dat elke sector binnen het onderwijs dan elk jaar op nul uitkomt. Ik heb ook eerlijk bekend dat het hoger onderwijs de komende twee jaar op min staat. Daar loop ik ook niet voor weg. Die consequentie brengt het beleid met zich omdat – de heer Biskop gaf dat ook terecht aan – wij ook kwaliteitsverbeteringen hebben aan te brengen in het funderend onderwijs. Daarnaast vinden wij dat het studierendement van Nederlandse studenten sterk moet worden verbeterd. Dat is een tweede aanleiding voor het wetsvoorstel.

Wij zijn er altijd helder in geweest dat het om deze twee zaken gaat. Ik heb de minister van Financiën in het interview of elders – hij moet dat zo meteen zelf nog maar eens zeggen – niet horen beweren dat hij het nut en de noodzaak van de maatregel, anders dan dat die niet bijdraagt aan die 18 mld., ter discussie stelt. Ook het kabinetsvoorstel voor rendementen en andere inhoudelijke argumenten worden namelijk breed gedragen. Het spijt mij dus zeer: ik snap dat men in een verkiezingscampagne elke gelegenheid aangrijpt om een rel te trappen, maar in dit geval is deze discussie al vaak genoeg gevoerd.

De heerJasper van Dijk (SP):

Ik neem afstand van de suggestie dat wij een debat aanvragen om een rel te trappen. Dat zijn de woorden van de staatssecretaris. Ik ben niet blij met deze maatregel. Ik zal er alles aan doen om de staatssecretaris en de Kamer tot een ander inzicht te bewegen. Ik stel hier vast dat de staatssecretaris niet ingaat op het bezwaar van onder andere de Raad van State, die stelt dat het vragen van een hoger collegegeld aan studenten helemaal niet tot een hoger rendement leidt. Dat is namelijk het andere hoofdargument voor de studieboete. Het ene, bezuinigen, hebben we net onderuitgehaald. Blijft over het rendement, maar dat is het dus ook niet. Dat is mijn pleidooi.

StaatssecretarisZijlstra:

Dat de heer Van Dijk het niet eens is met mijn maatregel, kan ik vanuit zijn standpunt begrijpen en daarop zal ik dan ook geen commentaar leveren. Zo zijn er ook andere leden van de Kamer, wier standpunt ik zeer goed kan begrijpen vanuit hun visie op het onderwijs. Alle respect daarvoor. Maar wij hebben al inhoudelijk gereageerd, ook op de argumenten van de Raad van State en zullen dat ook doen in het komende wetgevingsoverleg of plenaire debat over het wetsvoorstel. Dat ligt nu bij de Kamer, dus het kan worden geagendeerd. In het nader verslag hebben wij helder aangegeven waarom de rendementseisen wel worden gehaald. Dat wordt overigens ook onderschreven door het CPB-rapport, evenals door een meting onder studenten: die kwamen ook uit op de 25%-efficiencyverbetering van het regeerakkoord en de uitwerking van de maatregel.

Naar onze mening zal dus ook niet het bezwaar optreden in de vraag van het lid Van der Ham aan de minister van Financiën, die ik nu maar even zal beantwoorden: wat als het anders loopt? Wat-alsvragen lossen we op als dat "wat, als" zich voordoet. Wij gaan er nog steeds van uit dat het wetsvoorstel wordt ingevoerd op de manier die wij hebben voorgesteld. Wij zullen het debat daarover ergens in de komende weken met de Kamer voeren, op basis van inhoud. Wij gaan er ook van uit dat de financiële gevolgen van het wetsvoorstel zullen uitpakken zoals beschreven, zowel aan de kostenkant als aan de intensiveringskant; dat zit namelijk ook vast aan dit voorstel.

De heerVan der Ham (D66):

Voorzitter. Staatssecretaris Zijlstra heeft al antwoord gegeven op een vraag die ik stelde aan de minister van Financiën. Misschien is het wat dubbelop, maar ik denk dat ik die vraag straks weer echt aan de minister van Financiën stel.

Ik wil even ingaan op de bezuinigingen op het onderwijs. De staatssecretaris ging niet in op het punt van de heer Jasper van Dijk, namelijk dat het CPB wel degelijk stelt dat er per saldo flink wordt bezuinigd op het onderwijs. Er wordt 300 mln. bezuinigd op de meest zwakke leerlingen, en in de komende jaren 1 mld. op het hoger onderwijs. Het moet nog blijken of dat geld ook daadwerkelijk zal terugvloeien; de staatssecretaris laat dat nu een beetje in het midden. Verder wil ik hem herinneren aan dingen die zijn gezegd in de campagne vóór het aantreden van dit kabinet, namelijk door de eigen partij van de staatssecretaris, de VVD. Die zei namelijk: stilstand is achteruitgang, je moet juist veel meer investeren in het onderwijs om de achterstand die wij op dit moment oplopen, in te kunnen halen. Met andere woorden, als de staatssecretaris niks doet, of zelfs 100 mln. bezuinigt, is dat niet alleen maar stilstand, maar per saldo uiteindelijk zelfs achteruitgang. We liggen namelijk al achter, in de internationale lijstjes vallen we al terug. De staatssecretaris moet zijn begroting toch echt ook op deze manier willen zien.

StaatssecretarisZijlstra:

Ik durf rustig te zeggen dat ik het eens zou zijn met de heer Van der Ham, als er inderdaad sprake was van stilstand. Als wij niets zouden doen, niet zouden bezuinigen op onderwijs, dus gewoon zouden doordraaien en geen maatregelen zouden nemen, als wij als staatssecretaris en minister gewoon vier jaar lang lintjes zouden doorknippen, zou hij gelijk hebben: dan zou er sprake van stilstand zijn. Maar dat doet dit kabinet dus duidelijk niet. Wij willen een aantal zaken in het onderwijs veranderen, omdat wij daarmee een sterke verbetering zullen zien van de kwaliteit en de resultaten van het onderwijs. Wij intensiveren bijvoorbeeld op het gebied van de leraren, een betere toetsing, examinering in het mbo en op de basisschool. Dat zijn allemaal belangrijke zaken. We intensiveren op het gebied van kwaliteitsindicatoren in het hoger onderwijs, evenals in het mbo. Het geld moet ergens vandaan komen en daarom hebben we ombuigingen. Dat is wat anders dan nietsdoen. De redenatie van de heer Van der Ham is: nietsdoen betekent dat je netto-netto hetzelfde bedrag besteedt. Maar met geld kun je op verschillende manieren zaken financieren. Het kabinet maakt daarin keuzes. Naar de mening van het kabinet kun je zaken niet alleen maar verbeteren door extra geld te besteden; noch in het onderwijs, noch op andere gebieden. Als dat de redenatie zou zijn, zou het erg moeizaam gaan.

De heerVan der Ham (D66):

Gisteren spraken we over het rapport-Veerman. Er vindt een aantal hervormingen plaats die op zichzelf goed zijn. Dat neemt niet weg dat in het kader van de Kennisinvesteringsagenda en door de commissie-Veerman is gezegd dat extra geïnvesteerd moet worden in het onderwijs, los van en naast alle maatregelen. Ten slotte mijn vraag: kan de staatssecretaris mij eraan herinneren welk bedrag de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie in haar verkiezingsprogramma had staan aan extra intensiveringen om de kenniseconomie een extra push te geven?

StaatssecretarisZijlstra:

Ik sta hier niet namens welke partij dan ook, maar als vertegenwoordiger van de Kroon. Als de heer Van der Ham het mij niet euvel duidt, refereer ik dus aan regeerakkoorden en niet aan verkiezingsprogramma's.

De heerVan der Ham (D66):

Het was zo'n 2 mld. Jammer dat deze staatssecretaris zo kort van herinnering is dat hij zich dat niet meer kan herinneren.

StaatssecretarisZijlstra:

Het zou goed zijn voor het debat als iedereen de posities van de verschillende partijen in acht nam. De heer Van der Ham weet heel goed dat zowel de minister als deze staatssecretaris hier niet staat namens een partij; we staan hier als dienaren van de Kroon.

MinisterDe Jager:

Voorzitter. Bij de totstandkoming van dit kabinet is in het regeerakkoord een financiële paragraaf opgenomen. Bij het debat over de regeringsverklaring is daarover uitgebreid gedebatteerd. Vervolgens heeft het kabinet de Startnota vastgesteld, die ik naar de Kamer heb gestuurd. Met alle financiële woordvoerders heb ik daarover gesproken. Wat de maatregelen op OCW-terrein betreft, ben ik het natuurlijk helemaal eens met datgene wat de staatssecretaris zojuist heeft uiteengezet. Dat laat ik overigens bij de staatssecretaris, want ik ga niet inhoudelijk in debat over die maatregelen. In de Startnota staat al heel duidelijk welke maatregelen leiden tot de totale besparingen van uiteindelijk 18 mld. ex ante structureel in 2015. Het kabinet neemt dus een aantal maatregelen die ex ante vanaf 2015 structureel 18 mld. opleveren.

Wij bezuinigen niet voor niets. De enige reden dat ik hier sta, is kennelijk een uitspraak die ik heb gedaan bij een hogeschool. Daar heb ik aangegeven waarom het van belang is dat dit kabinet heeft besloten om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Het gat dat moet worden overbrugd, is namelijk ook zo'n 18 mld. Grosso modo, even afgezien van uitverdieneffecten, dichten wij zo in vijf jaar tijd het begrotingstekort. In 2015 hebben wij ongeveer onderliggend begrotingsevenwicht. Daarmee volgen wij het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte om bij elkaar 18 mld. te bezuinigen.

Op vragen uit de zaal naar de langstudeerdersmaatregel heb ik alleen maar opgehelderd – dit is volledig in lijn met wat de staatssecretaris van OCW altijd heeft gezegd – wat de Kamer al uit het regeerakkoord en de Startnota heeft kunnen opmaken. Er was geen woord Spaans, Chinees of Arabisch bij, de lijn is altijd helder geweest: aan de 18 mld. levert de langstudeerdersmaatregel geen bijdrage. Dit betekent niet – dat heb ik ook niet gezegd – dat de maatregel geen nut of noodzaak zou hebben. De heer Zijlstra is daarop al ingegaan. Op de begroting van de beide OCW-bewindslieden heeft de maatregel tot doel om intensiveringen te dekken. Ik laat het graag aan beide bewindslieden om nut en noodzaak in deze Kamer uit te leggen. Netto is de langstudeerdersmaatregel voor de rijksbegroting dus niet relevant, zoals ik heb gezegd.

De toespraak zelf ging overigens vooral over het belang van de besparingen: waarom is het van belang dat dit kabinet de overheidsfinanciën in vijf jaar tijd in 2015 op orde brengt en een onderliggend begrotingsevenwicht bereikt? Die langstudeerdersmaatregel zelf levert daaraan inderdaad geen bijdrage, omdat die geen onderdeel is van de 18 mld. Dit verschilt ook niet van wat de staatssecretaris van OCW heeft betoogd.

Dit was volgens mij de enige vraag die op mijn terrein was gesteld.

De heerVan der Ham (D66):

De langstudeerdersmaatregel heeft eigenlijk twee elementen. Allereerst in de richting van het hoger onderwijs. Dat is niet omgezet in een boete maar in een platte bezuiniging. Daarvan weet de minister zeker dat hij die gaat binnenhalen, want die kan hij gewoon opleggen. Ik ben het er niet mee eens, zoals de minister zich zal realiseren, maar die kan hij binnenhalen.

Voor dat andere deel, die 180 mln., is de minister afhankelijk van het aantal studenten dat langer dan zes jaar gaat studeren. Stel dat studenten door deze maatregel sneller gaan studeren. Dan kan het zo zijn dat deze langstudeermaatregel niet alleen, zoals bedoeld, geen effect heeft op de rijksbegroting, maar uiteindelijk zelfs een negatief effect heeft op de rijksbegroting doordat uiteindelijk dat geld niet wordt binnengehaald. De vraag is wat de minister van Financiën dan gaat doen. Gaat dat mogelijk ten koste van de eventuele investeringen aan het einde van deze kabinetsperiode?

MinisterDe Jager:

Voor eventuele tweedeorde-effecten op de begroting zelf, moet ik toch echt verwijzen naar de bewindslieden die daarvoor verantwoordelijk zijn. De enige vraag die mij gesteld zou kunnen worden, die ik overigens niet kan beantwoorden, is wat het macro-economische positieve effect in productiezin is als academici eerder op de arbeidsmarkt komen door deze maatregel, sneller tot productie komen en daarmee eventueel bbp-groei zou worden gerealiseerd. Dat zou kunnen, maar daar hebben wij niet mee gerekend. Wij kiezen er niet voor om te rekenen met tweedeorde-effecten. Wij houden geen rekening met dergelijke inverdieneffecten, want dat lijkt mij niet op voorhand degelijk. Het zou wel kunnen dat het macro-economisch positieve effecten heeft als mensen sneller naar de arbeidsmarkt gaan en productief zijn. Daar hebben wij dus niet mee gerekend. Het kabinet rekent niet uit of er bijvoorbeeld meer belastinginkomsten zijn als gevolg van dergelijke maatregelen.

De heerVan der Ham (D66):

Dat kan ook, maar dat was niet mijn vraag. Dat zou een gunstig effect kunnen zijn. De staatssecretaris van OCW heeft deze langstudeerboete ingevoerd. Stel dat het effect daarvan is dat mensen eerder afstuderen en er dus minder boetes kunnen worden geïnd bij die studenten. De minister van Financiën – ik neem tenminste aan dat hij die boetes int – heeft dan minder inkomsten dan was begroot. Ik vraag hem om toe te zeggen dat hij de staatssecretaris van OCW er niet mee zal confronteren als het innen van die boetes tegenvalt doordat studenten eerder afstuderen. Ik hoop niet dat de minister van Financiën dan zegt: beste Halbe, dan gaan de investeringen in het onderwijs aan het einde van deze kabinetsperiode ook niet door. Ik krijg graag de toezegging dat de investeringen die door dit kabinet gepland zijn, ook al zijn die niet voldoende, in elk geval plaatsvinden, wat ook de inkomsten van de langstudeerboete zijn.

MinisterDe Jager:

Die vraag zou ik kunnen beantwoorden als de boete, zoals de heer Van der Ham suggereert, binnen het inkomstenkader zou vallen. Dat is echter niet het geval. Ik in die boete dus ook niet. Wat dit betreft, verwijs ik naar de staatssecretaris van OCW.

De heerVan der Ham (D66):

Als de boete dus in het kringetje zit en wordt geïnd door de staatssecretaris van OCW, zou dit effect kunnen optreden. Dan kan de staatssecretaris met een financieel probleem komen te zitten. Hij zal dan zeker, omdat hij met een probleem zit rond de dekking van zijn investeringen, terugkomen bij de minister van Financiën. Ik sta hier tegenover de minister van Financiën en vraag hem: het zal toch niet straks gebeuren dat, als studenten sneller gaan studeren, deze staatssecretaris een probleem heeft en de minister van Financiën niet bijspringt om de door dit kabinet beloofde investeringen te kunnen realiseren? Ik krijg graag een toezegging.

MinisterDe Jager:

Nu wreekt zich dat hier begrotingsregels en andere zaken een beetje door elkaar heen worden gehusseld. In de eerste plaats zal de instelling waarschijnlijk in het totaal minder geld kwijt zijn aan iemand die sneller studeert. Dat ligt echter op het terrein van de staatssecretaris van OCW, dus ik doe daar verder geen uitspraken of toezeggingen over. Voor de rest geldt natuurlijk het algemene adagium. Wij hebben afspraken gemaakt in het regeerakkoord, bijvoorbeeld over verschuivingen binnen begrotingen en besparingen, en die zullen nagekomen moeten worden. Dat bedrag van 18 mld. – waar deze maatregel niet aan bijdraagt – staat voor mij als een huis en moet worden gerealiseerd. Als dat wij dat niet doen, schuiven wij de rekening alleen maar door naar de toekomst. De heer Van der Ham moet toch ook niet willen dat de rekening alleen maar naar de toekomst wordt geschoven en de overheidsfinanciën niet op orde worden gebracht?

De heerJasper van Dijk (SP):

Hier komen wij nog op terug.

Als ik de minister van Financiën goed begrijp, neemt hij dus niets terug van het citaat dat op de website staat: "Voor mij had die maatregel niet gehoeven, hoor. (...) Netto blijft het hetzelfde."

MinisterDe Jager:

U kunt mij niet houden aan een website. Ik heb geen interview op dat punt gegeven. Ik heb hier gezegd hoe het zit. Grosso modo komt dat overeen met het verhaal dat er staat. Dat vind ik iets anders dan zoals ik het zeg, maar misschien is dat dichterlijke vrijheid. Ik heb duidelijk aangegeven – en daarvan neem ik niets terug – dat de langstudeerdersmaatregel geen bijdrage levert aan het via de 18 mld. bezuinigingen op orde brengen van de overheidsfinanciën. Maar dat staat ook al in de startnota en in het financieel kader van het regeerakkoord. Het staat ook in de stukken van de staatssecretaris van OCW. Voorzitter, ik zal niet snel kritiek op een lid van deze Kamer hebben, maar het verbaast mij dat dit nieuw zou zijn. Mag ik het voorzichtig zo uitdrukken? Het verbaast mij dat dit voor de SP-fractie nieuw is.

De heerJasper van Dijk (SP):

De minister mag dat zeggen. Het is natuurlijk wel interessant dat de minister van Financiën, lid van hetzelfde kabinet als de staatssecretaris van Onderwijs, over een vrij omstreden maatregel zegt dat die niet had gehoeven. Dan haalt hij daar het financiële kader bij. Dat snap ik allemaal, maar dan is mijn vervolgvraag: is het dan juist, minister van Financiën, dat u er geen bezwaar tegen heeft als de Kamer tot de conclusie komt dat de gevolgen van die studieboete dusdanig omstreden zijn dat wij die liever anders invullen, terwijl het voor u per saldo hetzelfde blijft?

Devoorzitter:

Via de voorzitter, alstublieft. De minister.

MinisterDe Jager:

Bij het eerste deel laat ik mij natuurlijk geen woorden in de mond leggen, want dat heb ik volgens mij helder uitgelegd. Het is ook wel duidelijk hoe ik het heb aangegeven. Dat komt daar grosso modo mee overeen, maar wordt nu net iets anders geformuleerd.

Wat het tweede punt betreft, inderdaad zult u in het debat met de bewindslieden van OCW met een Kamermeerderheid – maar dan wel solide, temporeel binnen de begroting – moeten bekijken wat de beste maatregel is. Ik constateer echter wel dat er een Kamermeerderheid onder die afspraak staat. Dat is een gegeven. Het kabinet gaat er dus in principe van uit dat de afspraken die zijn gemaakt op budgettair terrein ook worden gehandhaafd. Inderdaad staat het de Kamer vrij om in een debat over een begroting, als die ook aan de uitgavenkant goed en solide wordt gedekt – ook temporeel, in dezelfde jaren – in overeenstemming met de bewindslieden te zoeken naar alternatieven als daar een meerderheid in de Tweede Kamer voor te vinden is. Maar nogmaals, ik constateer wel dat een meerderheid voor die maatregel heeft getekend.

De heerJasper van Dijk (SP):

Dat is precies wat ik wilde horen. Ik vind dat heel fijn. Ik hoop dat de coalitiepartijen ook goed hebben meegeluisterd en dat de minister van Financiën er niet voor gaat liggen als wij tot de conclusie komen dat het ook anders kan. Want het financiële plaatje blijft gelijk.

Dan heb ik nog een slotvraag. Afgelopen zondag zag ik de minister van Financiën bij Buitenhof. Hij zei daar dat hij van zins was om een wetsvoorstel te maken over bonussen bij banken. Hij zei verder: als er weer nieuwe banken zijn die ik staatssteun ga geven, wil ik daar wel wat kunnen doen aan die bonussen. Dat is op zich prima, maar dat is vandaag niet aan de orde.

Devoorzitter:

Dat wilde ik net even zeggen.

De heerJasper van Dijk (SP):

Ik wil toch even een bruggetje slaan. Is de minister het met mij eens dat als je die logica toepast, namelijk dat de minister dit wil toepassen in nieuwe gevallen, bij nieuwe banken die staatssteun zouden krijgen, je zo'n heftige maatregel als het invoeren van een studieboete ook bij nieuwe studenten zou moeten nemen, en niet bij de bestaande studenten?

Devoorzitter:

De minister, over de studenten.

MinisterDe Jager:

Het kabinet overweegt thans geen bonusmaatregel en geen verboden voor studenten. Als de heer Van Dijk het heeft over de maatregel zelf, moet ik toch weer verwijzen naar de staatssecretaris van OCW. Ik constateer wel dat er steeds meer vrijheid komt om allerlei bruggetjes te slaan met een beleidsterrein. Ik denk dat het in ieder geval duidelijk is dat er geen verschil van mening is en dat dat er ook niet is geweest – dat is de reden waarom hier eventueel twee bewindslieden moeten komen te staan – met het kabinet. Het kabinet spreekt met één mond, ook voor een zaal met studenten, als het gaat om de 18 mld. op mijn beleidsterrein, waarbij dan specifiek iets wordt gevraagd door studenten over de langstudeerdersmaatregel. Als er dan een journalist in de zaal zit die daarover een stukje maakt, vind ik dat op zichzelf ook prima, zolang wij maar met één mond spreken. Als dat anders is, begrijp ik dat de Kamer graag die splijtzwam laat zien en zegt dat dat niet klopt. Wij spreken met één mond, dus ik hoop dat het in ieder geval geen gebruik wordt dat de minister van Financiën ook over losse maatregelen moet debatteren, want dat doen we al via het algemene financiële beeld, minimaal drie keer per jaar. Nogmaals, voor de maatregelen zelf verwijs ik naar de staatssecretaris van OCW.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Ik kom met een blijde boodschap. De minister zegt: de overheidsfinanciën moeten op orde. Er is echter zojuist een bericht van het ANP verschenen waaruit blijkt dat het eigenlijk heel erg goed gaat met de overheidsfinanciën. Er is een daling van het tekort van 3%. Dat is ongekend snel, aldus het bericht. Het bezuinigen van 18 mld. is hiermee veel minder urgent geworden. Ik vraag de minister – hij gaat immers over de zak geld – of het niet mogelijk is om de studenten tegemoet te komen als er nu toch niet zo urgent bezuinigd hoeft te worden.

MinisterDe Jager:

Het debat wordt steeds breder. Ik dank de PvdA-fractie voor het bejubelen van de reductie van het tekort. Het Centraal Planbureau geeft inderdaad aan dat het iets sneller verloopt dan het kabinet had gehoopt. Dat is goed nieuws voor de schatkist en daarmee ook voor alle burgers van Nederland. Immers, uiteindelijk rust de staatsschuld op hen. De meevallers zitten voornamelijk aan de inkomstenkant door meevallende inkomsten. Het is goed gebruik – dat is al jarenlang staand beleid en ik ben niet voornemens om daar iets aan te veranderen – om meevallende inkomsten niet te gebruiken voor het dichten van gaten aan de uitgavenkant. Daar hebben wij immers de begrotingsdiscipline voor.

De heerJasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden. Ik dank ook de minister van Financiën voor het feit dat hij vasthoudt aan zijn uitspraak die hij eerder in februari gedaan heeft, namelijk dat de studieboete niet nodig is zolang het financiële plaatje van het kabinet gelijk blijft. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de studieboete als onderdeel van de Wet verhoging collegegeld langstudeerders "niet had gehoeven" van de minister van Financiën, omdat het per saldo niets oplevert;

constaterende dat de studieboete van € 3000 tot veel onrust leidt omdat een hoge drempel wordt opgeworpen voor studenten;

verzoekt de regering, de Wet verhoging collegegeld langstudeerders in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (32618).

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wet verhoging collegegeld langstudeerders een tweeledig doel moet dienen, te weten het op orde brengen van de overheidsfinanciën en het verhogen van het rendement van het hoger onderwijs;

overwegende dat de haalbaarheid van beide doelstellingen op zijn minst omstreden is;

overwegende dat ook na advies van de Raad van State en blijkend uit de meningen van andere juridische autoriteiten, er onduidelijkheid blijft over de juridische haalbaarheid van het wetsvoorstel;

van mening dat de Kamer voor het kunnen beoordelen van de juridische haalbaarheid van het wetsvoorstel een nader onafhankelijk juridisch oordeel nodig heeft;

van mening dat de landsadvocaat, mede gezien het feit dat hij dat eerder heeft gedaan, in staat moet zijn een oordeel te vellen over de juridische haalbaarheid van een voorstel;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat er een nader onafhankelijk oordeel komt over de juridische haalbaarheid van het wetsvoorstel Verhoging collegegeld langstudeerders, afkomstig van een onafhankelijk juridische autoriteit bijvoorbeeld de landsadvocaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jadnanansing en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (32618).

MevrouwLucas (VVD):

De heer Van Dijk zei: dit kabinet bezuinigt op studenten. Ik heb u dat eigenlijk niet horen zeggen. Vindt u ook dat dit kabinet op studenten bezuinigt?

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Ik vind inderdaad dat dit kabinet bezuinigt op studenten. Het kabinet zegt steeds: wij bezuinigen niet op het onderwijs. Men bezuinigt wel op het hoger onderwijs.

MevrouwLucas (VVD):

Maar als ik nu in uw verkiezingsprogramma kijk ...

Devoorzitter:

Nee, niet "uw".

MevrouwLucas (VVD):

Als ik kijk in het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid, dan lees ik dat er een sociaal leenstelsel moet worden ingevoerd. Dat is in mijn ogen niet veel anders, namelijk meer verantwoordelijkheid vragen van de studenten om te investeren in hun eigen studie. Dat geld wordt ook in het PvdA-verkiezingsprogramma volledig gebruikt voor de investeringen in het onderwijs. Hoe rijmt mevrouw Jadnanansing dit met haar uitspraak dat dit kabinet bezuinigt op studenten? Als de PvdA in dit kabinet had gezeten, was er volgens mij precies hetzelfde gebeurd.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Wij hadden ook een sociaal leenstelsel gesteund, net als in het verkiezingsprogramma van de VVD staat. Wij ageren met name tegen de aantasting van het rechtszekerheidsbeginsel. Ik heb de motie van zojuist ingediend omdat volgens mij het rechtszekerheidsbeginsel in het geding is. Je kunt niet in 2010 tegen studenten zeggen dat zij in 2011 opeens lekker extra veel moeten betalen. Dat kan niet, omdat deze jongeren daarmee bij hun studieplanning geen rekening hebben kunnen houden.

MevrouwLucas (VVD):

Ik constateer dat ik geen antwoord heb gekregen op mijn vraag. Mijn vraag was of mevrouw Jadnanansing ook vindt dat dit kabinet bezuinigt op studenten en of de PvdA niet precies hetzelfde had gedaan. Ik constateer dat het antwoord op deze vraag "ja" luidt.

MevrouwJadnanansing (PvdA):

Wij zouden het anders hebben gedaan, met een ander pakket. Dit is nu een wirwar van regels die hapsnap bij elkaar zijn gebracht. Wij zouden het heel anders hebben gedaan, namelijk volgtijdelijk.

De heerVan der Ham (D66):

We gaan het debat over de langstudeerboete nog voeren. Dit hebben we gisteren ook al gedaan. Wat dat betreft, vond ik het debat dus niet zo nuttig. Wel vind ik het altijd leuk om met de minister van Financiën te bekijken hoe het zit. Ik hoorde uit zijn mond wat ontwijkende opmerkingen over mogelijke tegenvallers bij het inboeken van de langstudeerboete. Ik dien hierover de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de langstudeerboete geen bijdrage levert aan de totale bezuinigingen;

overwegende dat de boete tot gevolg kan hebben dat minder studenten langstudeerder worden en er minder boetes geïnd worden;

overwegende dat dit een dekkingsprobleem kan opleveren voor de geplande investeringen in het hoger onderwijs;

verzoekt de regering om, indien de geplande opbrengst van de langstudeerboete tegenvalt, de geplande investeringen in ieder geval door te zetten en de dekking niet binnen de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te zoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (32618).

De heerVan der Ham (D66):

Excuses aan de Griffie. Deze motie is met de hand geschreven. Mevrouw De Kler is vast wel in staat om haar te lezen. Wat de minister van Financiën zei, vond ik zeer opmerkelijk. Daarom heb ik de motie snel opgeschreven. Het leek mij wel relevant.

StaatssecretarisZijlstra:

Voorzitter. Met uw permissie ga ik alleen in op de moties.

Door middel van zijn motie op stuk nr. 7 verzoekt de heer Jasper van Dijk het wetsvoorstel verhoging collegegeld langstudeerders in te trekken. Het zal de Kamer niet enorm verrassen dat ik deze motie ontraad, al was het alleen maar omdat het bijna jammer zou zijn als we de uitgebreide nota naar aanleiding van het verslag niet in de Kamer zouden bespreken. Wij zullen dit binnenkort doen. Dan zullen wij op basis van inhoudelijke argumentatie, waar een aantal Kamerleden al een voorschot op heeft genomen, spreken over de inhoud van het voorstel en over de vraag of het naar de mening van de meerderheid van de Kamer verstandig is om ermee door te gaan. Ik ontraad de motie omdat deze op de bespreking vooruitloopt. Dat moeten we vooral niet doen.

Ook motie op stuk nr. 8 ontraden wij. Ook in het verslag van de Kamer is dit verzoek gedaan. Ik heb daarop geantwoord in de nota naar aanleiding van het verslag. Juridisch oordeel en politiek oordeel worden in deze motie vermengd. Het kabinet heeft tegenover de Kamer beargumenteerd, met een afweging van het gelijkheidsbeginsel versus het rechtszekerheidsbeginsel, waarom het kabinet de wet juridisch solide acht. Het is een politieke discussie of de Kamer daarmee akkoord gaat. Ook de Raad van State was duidelijk in zijn verslag: de besluitvorming wordt bepaald door de weging van deze beginselen, die altijd politiek van aard is. Het is dus geen juridische afweging.

Ook is er een praktisch argument tegen het verzoek in de motie. Als een landsadvocaat een dergelijk advies zou vragen en een student een rechtszaak aanspant, komt de landsadvocaat in een bijzondere situatie: hij heeft eerst geadviseerd over de wet en verdedigt vervolgens namens ons de zaak in de rechtszaal. Ook dat moeten we niet willen. Ik ontraad daarom aanneming van de motie.

Ook aanneming van de motie op stuk nr. 9 van de heer Van der Ham ontraadt het kabinet. Het is een als-danmotie. Je kunt ook een motie indienen die luidt: als de werkloosheid 10% bedraagt, dan heeft de minister van Financiën een probleem met de uitgaven en de inkomsten. Dat lijkt mij onverstandig. Daarnaast: er is geen probleem. We hebben net uitgelegd dat de 370 mln. van de langstudeerdersmaatregel en de onderverdeling daarbinnen, een totaalpakket is binnen Onderwijs. Het blijft ook binnen Onderwijs, want wij dragen niet af aan de minister van Financiën. Hij hoeft dus ook niet af te dragen aan ons als zaken normaal lopen. Als meer studenten afstuderen dan begroot, zal de verhouding binnen de langstudeerdersmaatregel gering verschuiven, maar blijft de totaalopbrengst dezelfde. Ik zal dus nooit bij de minister van Financiën hoeven aan te kloppen, zoals de heer Van der Ham suggereert, omdat de zaak niet binnen de 18 mld. meetelt. Als ik zou moeten afdragen en vervolgens afhankelijk zou zijn van de minister van Financiën, zou de vraag van de heer Van der Ham terecht zijn. Het valt echter binnen de Onderwijsbegroting, zowel ten goede als ten slechte.

De heerVan der Ham (D66):

Moet ik dan heel cynisch stellen dat we studenten de komende jaren moeten aanmoedigen om vooral langer te blijven studeren, omdat we dan een kans maken om tot investeringen in het hoger onderwijs te komen? Dat zijn dus communicerende vaten? Dat is wel armoedig.

StaatssecretarisZijlstra:

Sowieso investeren we extra in het onderwijs met deze maatregel, omdat private bestedingen door studenten aan het onderwijs toenemen. Dat gebeurt overigens ook met de maatregel voor het sociaal leenstelsel. Mevrouw Lucas sprak daarover. Als je een totaal sociaal leenstelsel invoert, worden de private investeringen door studenten een keer of drie zo hoog. Dat is ook wat D66 voorstaat. Het heeft dus niets te maken met de hoogte van het bedrag en met studenten afrekenen. Dat is iets wat veel breder door deze Kamer wordt gedragen. Het is met deze individuele maatregel heel simpel: de opbrengsten en de intensiveringen die eruit voortkomen, vallen beide binnen de Onderwijsbegroting. Ik hoef dus niet bij de minister van Financiën aan te kloppen.

De heerVan der Ham (D66):

Dit klopt echt niet. Het voordeel van een sociaal leenstelsel is dat je weet dat je het geld terugkrijgt. Misschien is er een heel kleine groep studenten die het geld niet kan terugbetalen, maar je weet wat er binnenkomt. Je weet dus zeker dat je dat bedrag binnenhaalt. Maar bij de voorgestelde maatregel is er een ontwijkeffect. Mensen gaan sneller studeren; dat hopen u en ik ook een beetje, want het is goed dat studenten een beetje tempo maken. Als ze dat doen, kunt u de boetes niet innen. Ik hoor u eigenlijk zeggen: dan hebben we vervolgens dus ook geen geld om te investeren in het hoger onderwijs. Ik wil dat niet. Ik vind dat het kabinet te weinig investeert in het hoger onderwijs, maar dat wat het beloofd heeft, moet het ieder geval investeren. Dat moet niet afhankelijk worden gemaakt van de vraag of het innen van de boetes wel succesvol verloopt.

StaatssecretarisZijlstra:

Nee, want ook bij een sociaal leenstelsel is er geen zekerheid. U weet niet hoe de ontwikkelingen met de studenten zullen zijn. Dan worden op basis van de huidige inschatting bedragen ingeboekt. Op basis daarvan wordt beleid gemaakt. Als het afwijkt, wordt het op dat moment bekeken. Dat geldt ook voor deze maatregel. Een inventarisatie van het CPB onder studenten toont aan dat het verwachte effect 25% is. Daar is op begroot. Daar gaan we dus ook vanuit. Het gaat om ombuigingen en intensiveringen binnen Onderwijs. We kunnen dus wel scenario's bedenken voor als het 10% meer of minder is, maar in alle scenario's blijft het binnen Onderwijs en hoef ik niet bij de minister van Financiën aan te kloppen. Dat we nooit met 100% zekerheid weten hoe bepaalde ontwikkelingen exact tot achter de komma zullen zijn, is inherent aan langjarig begroten. Die discussie lijkt mij niet op zijn plaats hier.

De heerVan der Ham (D66):

Voorzitter.

Devoorzitter:

Nee, mijnheer Van der Ham. Ik sta geen nieuwe interruptie toe. Echt niet.

De beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

We stemmen volgende week dinsdag over de ingediende moties.

De vergadering wordt van 17.09 uur tot 19.00 uur geschorst.

Naar boven