7 Vragenuur

Vragen van het lid Agema aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat een op de vijf ouderen in zorginstellingen ondervoed is.

MevrouwAgema (PVV):

Voorzitter. Niet een op de vijf, maar een op de vier ouderen in verpleeghuizen is ondervoed en nog eens de helft loopt daarop ernstig risico. Ondervoeding neigt tot achteruitgang en stopt verder herstel. Ik schaam mij er echter vooral voor dat wij dit al heel lang weten. Sinds 2001 ontvangen wij jaarlijks de Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen. En elk jaar weer is ondervoeding een van de punten die wij maar niet terug weten te dringen.

De uitzending van gisteravond had als thema "vers voedsel": vers voedsel wordt verkozen boven kant-en-klaarmaaltijden. Alleen dat al zorgt voor veel meer plezier en ook meer eetlust. Ook ik haal wel eens een afhaalmaaltijd, maar niet elke dag. In de uitzending was ook te zien dat een verse maaltijd kosteneffectiever is dan een kant-en-klaarmaaltijd. Ook zijn er al jarenlang programma's die ondervoeding terugdringen van een kwart naar 4%. Natuurlijk is 4% nog steeds heel erg veel, maar het is wel veel minder. Daarom hebben wij die programma's ook in het gedoogakkoord opgenomen.

Ik heb twee vragen voor de staatssecretaris. Hoe staat het met het plan om die programma's die uitdroging, ondervoeding, doorligwonden zo effectief terugbrengen landelijk in te voeren, zoals wij ook van plan zijn? Als verse maaltijden voor veel meer eetlust zorgen en ook kosteneffectief zijn, waarom vraagt de staatssecretaris al die instellingen dan niet om minimaal drie keer per week een verse maaltijd op tafel te zetten?

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Volgens de nieuwsuitzending van gisteren betreft het een op de vijf ouderen en volgens sommige artikelen die ik daar op na heb geslagen betreft het een op de vier ouderen. Maar hoe je het ook wendt of keert, ik ben het met mevrouw Agema eens op het volgende punt. Wij hebben de zorg voor ouderen die voor hun voeding en hun hele levensondersteuning helemaal afhankelijk zijn van anderen. Het mag niet zo zijn dat zij ondervoed zijn doordat zij te weinig eten krijgen, het eten niet lekker is of zij niet geholpen worden bij het eten.

Mevrouw Agema vraagt wat ik daar nu aan doe. Zij signaleert heel goed dat wij inderdaad een aantal projecten hebben lopen. Wij kennen het probleem namelijk al langer. Een van die projecten, Een Mooie Maaltijd in de zorg, doen wij samen met het ministerie van EL&I. Dit project kwam aan bod in de uitzending van gisteravond. Dat programma toont aan dat het niet alleen gaat om de hoeveelheid calorieën die iemand binnenkrijgt, maar ook om de vraag hoe iemand die voeding binnenkrijgt. Of het nu drie keer in de week vers moet zijn of niet: het moet aansluiten bij iedere cliënt afzonderlijk. Daarmee hebben wij een aantal maatregelen al goed ingezet. Dat "Een Mooie Maaltijd"-programma kunnen we landelijk uitrollen over alle instellingen in de zorg. Ik zal dat ook zeker stimuleren. Ik wil er wel de vinger op leggen dat mensen hun bord leegeten als de ambiance gezellig is, als het eten er lekker uitziet en ook als het eten is waarvan zij hebben aangegeven dat zij het lekker vinden; dat is nog belangrijker. Dit betekent dat wij met maatregelen zoals in de Beginselenwet een veel belangrijkere invloed kunnen uitoefenen op wat mensen zullen krijgen, en of dit past bij wat ze willen en daarom zullen opeten.

MevrouwAgema (PVV):

Ik schrik er een beetje van dat de staatssecretaris pas gisteren hierover stukken is gaan lezen, en dat terwijl dit een van de tien belangrijkste punten in het gedoogakkoord is. Drie weken geleden was ikzelf vrijwilliger bij het initiatief SamSam. Het was hartstikke leuk om zo'n 100 ouderen bij elkaar te zien, die 's avonds een gewoon driegangenmenuutje aan het eten waren. Niet iedereen was zo'n verse soepmaaltijd gewend, sommigen moesten daar nog even aan wennen. Het was echter enorm gezellig en de bordjes gingen leeg. Maar maandag was ik op werkbezoek in een ander verpleeghuis, en daar zag ik nog steeds de afgepaste kant-en-klaarmaaltijden met een cellofaantje eroverheen. Ik sprak een bewoonster die daar zo ongelooflijk boos over was, dat haar tevredenheid over de hele instelling tot een dieptepunt was gezakt. In een verpleeg- of verzorgingshuis is een maaltijd namelijk het allerbelangrijkste moment van de dag. Ik zou zo graag zien dat de staatssecretaris de programma's, die er al zijn, niet in de toekomst landelijk ging invoeren, maar nu al bezig was met de landelijke invoering ervan, zoals we ook hebben afgesproken. Dit gaat natuurlijk over de bewezen effectieve programma's. Maar laat de staatssecretaris ook vragen aan de instellingen naar die verse maaltijden; ze zijn kosteneffectief en zorgen voor veel meer tevredenheid.

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Agema en ik zijn het niet oneens, hoor. Ik zocht die cijfers gisteravond op om de exacte aantallen van de ondervoeding te weten te komen. Het ging mij niet om wat in het gedoogakkoord staat, want daarmee zijn wij voortvarend aan het werk gegaan. We zijn die programma's nu aan het uitrollen en ik ben bezig om de best practices aan de instellingen aan te bevelen. We zijn dus effectief die beweging aan het maken, we bekijken wat de precieze wensen van de cliënten zijn. We kunnen hier namelijk wel bedenken dat het drie keer in de week vers moet zijn, maar als die cliënten dat nu net niet willen, schieten we nog niks op.

MevrouwAgema (PVV):

Ik kan me voorstellen dat het samen opeten van een verse maaltijd een stuk gezelliger is dan een opwarmmaaltijd naar binnen geschoven te krijgen.

Ik heb nog één concrete vraag voor de staatssecretaris. Het programma Sneller Beter, dat aantoont dat de ondervoeding echt kan worden teruggedrongen van een kwart naar 4%, draaide tot voor kort in 100 instellingen. Wij willen dat dit programma overal gaat draaien. Kan de staatssecretaris concreet aangeven in hoeveel instellingen die programma's nu draaien? En als de staatssecretaris die cijfers niet paraat heeft, kan zij daar dan in een brief op terugkomen?

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik zal de exacte cijfers van nu aangeven. Maar dat die programma's moeten draaien en dat die doelstelling van 24% naar 4% over alle instellingen moet worden uitgerold, is een heel belangrijke conclusie die we samen moeten trekken. En dat doen we ook.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil vandaag aan de staatssecretaris vragen hoe het staat met de uitvoering van mijn motie, in 2009 breed gesteund, naar aanleiding van de verschijning van de Voedingsnota. Zij ging erom dat bestrijding van ondervoeding niet alleen een programma of project moet zijn, maar een vast onderdeel moet uitmaken van de basiszorg voor ouderen, en dat daarmee rekening moet worden gehouden bij de bekostiging van de zorg.

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De voeding is een integraal onderdeel van het aanbod aan ouderen. Ze is ook een belangrijk onderdeel van de toetsing en krijgt alleen maar meer en meer aandacht. Ik weet niet wat de directe correlatie is met de letter van de motie van mevrouw Wiegman, maar de gedachte ervan is, in een voorwaartse beweging, voortvarend aangepakt.

MevrouwUitslag (CDA):

Voorzitter. Ik had een opa en die zei altijd: als het eten en drinken goed is, heb ik een leuke dag. Hij verbleef in een verzorgingshuis. Dit geeft maar eens aan dat voeding en lekker eten, maar ook hoe dat wordt gepresenteerd, ontzettend belangrijk is voor de kwaliteit van leven. Maar waarom steken wij dan nog steeds een thermometer in de gehaktballen? En waarom hebben we nog steeds zo veel regelgeving, zoals de HACCP-normen, die gezellig eten in verpleeghuizen onmogelijk maakt? Op die vraag wilde ik graag een antwoord van de staatssecretaris.

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Uitslag vraagt waarom dingen gebeuren. Dat is omdat daar criteria en regels voor zijn. Laten wij concluderen – dat sluit aan bij wat ik eerder tegen mevrouw Agema zei – dat het er uiteindelijk om gaat dat de cliënten die dat eten eten tevreden zijn over hetgeen zij aangeboden krijgen. Op dat punt ga ik met de opa van mevrouw Uitslag mee.

MevrouwVoortman (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben aan de PVV te danken dat in het regeerakkoord staat dat er een richtlijn goede voeding moet komen, dat instellingen zich daaraan moeten houden. Laten wij echter wel wezen: richtlijnen vullen geen magen. Je moet ervoor zorgen dat mensen zin krijgen om te eten, bijvoorbeeld doordat eten onder het oog van cliënten wordt opgediend en het mooi wordt opgemaakt. De staatssecretaris zei al dat heel goed moet worden gekeken naar de wensen van de cliënten. Als die 12.000 verzorgenden er daadwerkelijk komen, is dat volgens ons nog niet genoeg. Er moeten immers ook mensen zijn om het eten op te dienen, om het uit te delen.

Devoorzitter:

Wat is uw vraag, mevrouw Voortman?

MevrouwVoortman (GroenLinks):

Mijn vraag is wat de staatssecretaris gaat doen om daadwerkelijk extra mensen te krijgen om dat te doen.

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Daar kom ik uitgebreid op terug in mijn brief inzake de langdurige visie op de AWBZ. Ik heb er alle vertrouwen in. Ik ben er namelijk van overtuigd dat het eten niet alleen maar voor iemand moet worden neergezet. Dan krijg je er immers nog niets van binnen. Het moet ook op een prettige manier worden aangeboden, zodat het soms ook naar binnen kan worden gepraat. Ik ga geheel mee in deze doelstelling met mevrouw Voortman.

MevrouwWolbert (PvdA):

Voorzitter. Ik hoorde de staatssecretaris net zeggen dat zij de richtlijnen rond voeding gaat opnemen in de beginselenwet. Ik hoorde haar in elk geval in die richting duiden. Misschien kan zij daar iets meer over zeggen. Als dat het geval is, gaat de inspectie er dan op toezien dat de ondervoeding niet boven het bepaalde percentage komt? Dat is immers eigenlijk de bedoeling van die "In voor zorg!"-experimenten. Daarnaast wil ik iets zeggen over Gastvrije Zorg.

Devoorzitter:

Mevrouw Wolbert, uw tijd is echt op.

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Gastvrije Zorg is een van de goede initiatieven in de sector en is zeer aan te bevelen in de best practices. Wat de beginselenwet betreft, gaat het nadrukkelijk om de tevredenheid van de cliënten. Zij hebben een recht op adequate voeding. Dat is voeding die niet alleen wat betreft samenstelling, maar ook wat betreft uiterlijk past bij hun wensen. Dat is de essentie van de beginselenwet.

MevrouwVenrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Het beeld dat mevrouw Agema schetst van haar werkbezoeken herken ik. Bij het ene werkbezoek zie je de vrieskisten met de lijsten voor de komende 30 dagen en bij het andere ruik je de geur van verse tomatensoep. Deelt de staatssecretaris de mening van de VVD-fractie dat dit dus niet alleen een kwestie is van geld, maar ook van mentaliteit en beleidskeuzes van instellingen? Is zij met ons van mening dat er nog een wereld te winnen is als meer op de mentaliteit wordt gefocust en je cliënten daar een grotere rol in geeft?

StaatssecretarisVeldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Die invalshoek deel ik helemaal.

Devoorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde van het mondelinge vragenuur gekomen. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden.

Ik deel aan de Kamer mee dat het lid Leijten zich heeft afgemeld.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Devoorzitter:

Ingekomen is een beschikking van de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van het lid Kortenoeven tot lid in de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad.

Ik stel voor, deze beschikking voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

Devoorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven