Aan de orde is het spoeddebat over geld voor de bemiddeling naar re-integratie van mensen in de WW.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Het geld voor de re-integratie van WW'ers is op. Die mededeling verraste mijn fractie vorige week. Het jaar is net twee maanden oud. We hebben vorig jaar de begroting voor 2010 vastgesteld, waarin 148 mln. in totaal beschikbaar is voor de re-integratie van mensen in de WW. Daarbij is rekening gehouden met de toenemende instroom, staat er in de memorie van toelichting, maar nu is het geld op. Het gevolg is dat heel veel werklozen met verzoeken tot scholing en re-integratie blijven zitten, re-integratiebedrijven zeggen dat ze leerwerkplaatsen niet kunnen vervullen en gemeenten vrezen afwenteling van de kosten van werkloosheid op de bijstand.

De verrassing werd echter nog groter nadat ik de brief van de minister over deze situatie had bestudeerd, want in die brief geeft de minister aan dat de uitputting van middelen niet zo zeer het gevolg is van de crisis, maar van het feit dat het UWV – en ik citeer nu – "onvoldoende heeft gestuurd op een selectieve inzet van middelen". Dit verbaast de CDA-fractie zeer. De Tweede Kamer maakt zich al lange tijd druk over de effectiviteit en de besteding van re-integratiemiddelen. Daar zijn heel veel vraagtekens bij. Ik verwijs naar een motie die ik daarover in april 2008 nog heb ingediend en die eind 2008 heeft geleid tot het aannemen van een plan van aanpak re-integratie. Het uitgangspunt in dat plan van aanpak is een selectieve en vraaggerichte inzet van middelen. Nu horen wij dat er in de praktijk de afgelopen twee jaar weinig tot niets is veranderd. Pas nu het geld te vroeg dreigt op te raken, lijkt het nadenken begonnen.

Mijn eerste vraag is of de minister kan aangeven waar de 162 mln. van 2009 en de 148 mln. van 2010 precies aan zijn uitgegeven. Wat zijn de trajecten die daarvoor zijn ingekocht? Wat zijn de maatschappelijke effecten en nog belangrijker: hoe wordt dat door de minister gecontroleerd? We hebben immers met elkaar een aantal beleidsuitgangspunten daarover afgesproken.

Ik kom op mijn tweede vraag. Wij zien nu dat er extra geld nodig is, namelijk 55 mln. voor de komende anderhalf jaar. Waar komt dat geld vandaan? Hoe garanderen wij dat er vanaf nu wel selectief wordt uitgegeven en er niet langer sprake is van wat willekeurig inkopen, blijkbaar, van re-integratietrajecten?

Mijn derde vraag is waarom de analyse van de minister zich beperkt tot het inkoopbudget. Wij constateren dat de programmakosten van het UWV zijn toegenomen van 81 mln. in 2006 tot 147 mln. in 2010. In een motie die in december 2009 Kamerbreed is ondersteund, is al aangegeven dat ook de middelen die aan het UWV extra ter beschikking zijn gesteld selectief moeten worden ingezet.

Vraag vier is hoe het mogelijk is dat de re-integratiemiddelen snel uitgeput raken terwijl de 41 mln. die beschikbaar is voor een omscholingsbonus en 25 mln. voor ervaringscertificaten voor met ontslag bedreigden nog nauwelijks worden aangeroerd.

De hamvraag is of het niet langzaam maar zeker tijd wordt voor een fundamentele herbezinning op het hoofdstuk re-integratie. Mijn fractie constateert dat er sprake is van een sluipende nationalisering van de uitvoering van re-integratie: UWV en gemeenten doen steeds meer zelf. Wij denken dat er alle aanleiding is om de samenhang in de re-integratieketen te vergroten en meer verantwoordelijkheden neer te leggen bij werkgevers en werknemers.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De heer Van Hijum stelt een aantal interessante vragen. Ik heb nog één vraag voor hem: wordt het niet tijd voor een herbezinning op het UWV?

De heer Van Hijum (CDA):

Ja. Dat ligt ook een beetje besloten in mijn laatste vraag. Wij constateren dat de aansturing op dit moment te wensen overlaat, dat de inzet van de re-integratiemiddelen op dit moment te wensen overlaat. Wij denken dat het goed zou zijn om werkgevers en werknemers zelf meer invloed te geven op het van werk naar werk begeleiden van met ontslag bedreigden. Als er in tweede instantie toch een beroep moet worden gedaan op re-integratiemiddelen, moet worden gekeken hoe veel meer samenhang kan worden gebracht in de besteding van re-integratiegeld door het UWV en gemeenten. Er is nu immers ook voor een deel sprake van een afwenteling van het UWV op de gemeenten, in het geval wordt besloten maar niets in te kopen.

De heer Blok (VVD):

Bij de oplossing van dit probleem zou het helpen als de CDA-fractie zelf ook duidelijker aan zou geven waar zij heen zou willen. Termen als "een selectieve inzet" of "een herbezinning" zijn geen antwoord op mijn vraag. Daar doelde mevrouw Vermeij ook op. De PvdA-fractie heeft concrete voorstellen gedaan en de VVD-fractie ook. Nu het weer zo mis gaat, vraag ik de heer Van Hijum of hij namens de CDA-fractie concreter kan aangeven wat "een selectieve inzet" of "een herbezinning" inhouden.

De heer Van Hijum (CDA):

Selectiviteit is geen vaag begrip. Wij hebben daar bij discussie over het Plan van Aanpak re-integratie uitgebreid over gesproken met elkaar. Ik weet niet of de VVD-fractie mijn motie destijds heeft gesteund. Bij de behandeling van dit plan van aanpak is het uitgangspunt vastgelegd dat mensen die zichzelf kunnen redden, die zichzelf kunnen helpen, in beginsel geen hulp en geen bemiddeling van het UWV krijgen. Dat betekent dat er wel re-integratiemogelijk­heden blijven voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Die zouden naar mijn overtuiging ook niet per definitie een jaar moeten hoeven wachten op dat geld.

De heer Blok (VVD):

Kan de heer Van Hijum aangeven wanneer iemand recht heeft op begeleiding en wanneer niet? Ik heb dat concreet aangegeven, maar wat is zijn concrete definitie van iemand die al dan niet begeleiding nodig heeft? Die definitie is nodig, want anders komen wij er nooit uit.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb misschien iets gemist, als de heer Blok zegt dat hij dat net heeft aangegeven. Mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt zijn bijvoorbeeld mensen die werkloos raken als productiemedewerker en die geen startkwalificatie hebben. Als zo iemand werkloos raakt, kan je vaststellen dat de kans dat hij makkelijk weer ergens anders aan de slag komt buitengewoon gering is. In zo'n geval kun je re-integratiemiddelen inzetten. Dat geldt ook voor bepaalde groepen ouderen en mensen met een arbeidshandicap. Bij die mensen, zo vinden wij met elkaar, is sprake van beperkingen die in de persoon zijn gelegen en die een gemakkelijke terugkeer op de arbeidsmarkt bemoeilijken. In dat soort situaties moet re-integratiegeld ingezet kunnen blijven worden.

De heer Blok (VVD):

Ik heb altijd gezegd dat ik de inzet van deze gelden wil beperken tot mensen met een arbeidshandicap. De heer Van Hijum voegt er een aantal groepen bij. Het zou zo mooi zijn geweest als hij die concreet noemde. Dan kan de minister in bedragen aangeven hoeveel dat gaat kosten, om hoeveel mensen het gaat en hoeveel trajecten. Maak het eens concreet. Politiek gaat over concrete antwoorden op concrete problemen.

De heer Van Hijum (CDA):

Volgens mij ben ik al vele malen concreter geweest dan de heer Blok hier aan de microfoon. Ik heb gezegd dat wat mijn fractie betreft de selectiviteit uitgangspunt van het beleid hoort te zijn. Naar mijn verwachting kunnen wij honderden miljoenen besparen door dat consequent te hanteren. Ik constateer dat dit nu niet is gebeurd, in de afgelopen twee jaar. Daar moeten wij echt de vinger op leggen, als Tweede Kamer. Daarnaast moet een discussie plaatsvinden over een herbezinning op de verantwoordelijkheidsverdeling. Een grotere rol voor sociale partners, werkgevers en werknemers, in de eerste fase zou daar ook aan kunnen bijdragen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Laat ik maar met de deur in huis vallen: de fractie van GroenLinks heeft behoorlijk de smoor in over de gang van zaken bij het UWV. Het eigenzinnige optreden gaat ten koste van de mensen die langer dan twaalf maanden werkloos zijn. Die conclusie kan je helaas wel trekken.

Het is onbestaanbaar dat er afspraken met het UWV gemaakt worden en dat het UWV denkt: wij hoeven ons daar niet aan te houden. Vervolgens wordt aan de bel getrokken omdat na twee maanden het geld op is. Dan denk ik ook: wat is er precies met dat geld gebeurd? Op pagina een van de brief van de minister staat nog eens heel helder de afspraak waaraan het geld uitgegeven zou worden. De topprioriteit ligt bij de mensen die langer dan twaalf maanden werkloos zijn. Vervolgens zien wij op pagina twee de uitstroom naar werk die bij het UWV gerealiseerd is. Daarbij valt mij op bij de categorie langdurig WW, dus mensen die langer dan twaalf maanden in de WW zitten, dat de inzet daar in het hele overzicht de geringste opbrengst heeft gehad. Kan de minister mij aangeven hoeveel geld nu precies besteed is aan de verschillende groepen? Ik noem ze nog even: tot drie maanden werkloos, drie maanden tot twaalf maanden werkloos en langer dan twaalf maanden werkloos. Wij hebben wel de getallen gezien, maar niet het geld dat daarbij geleverd is. Ik moet zeggen: dit geeft bij ons geen goede indruk.

Zeker in deze tijden van crisis kan het toch niet zo zijn dat het geld op is en dat het geld verkeerd besteed is. Wij krijgen zo langzamerhand ook zoiets krijgen van: het UWV is niet bezig met de crisis, maar er is meer crisis bij het UWV zelf omdat men daar niet doet wat is afgesproken.

Ik wil ook aan de minister vragen hoe het een beetje zit met de kosten-batenanalyse. Hoeveel overhead speelt hierbij een rol ten opzichte van concrete resultaten? Ik moet zeggen dat ik nog niet helemaal overstuur raak van een slagingskans van 57%.

Waar is het geld dus precies gebleven? Hoeveel geld is er besteed aan mensen die langer dan twaalf maanden werkloos zijn? Kan de minister mij ook aangeven hoe het in de toekomst verder moet? De fractie van GroenLinks is niet voor bezuiniging op re-integratie sec. Wij vinden dat mensen goede ondersteuning moeten hebben, zeker degenen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Wij vinden ook dat er zeer kritisch gekeken moet worden naar de overhead. Het kan toch niet zo zijn dat wij hierbij te maken krijgen met een soort werkgelegenheidsproject van het UWV? Het UWV moet juist ervoor zorgen dat mensen weer aan het werk komen. Ik moet dan ook zeggen dat de kosten-batenanalyse bij ons zo langzamerhand negatief doorslaat. Wij vinden ook dat in de nabije toekomst een zeer kritische analyse en afweging op hun plaats zijn.

Ik trek hieruit ook de conclusie dat het UWV op de oude voet is voortgegaan en dat het afspraken, ook met de minister, met voeten heeft getreden. De vraag is dan wel hoe het zo ver heeft kunnen komen. Heeft de minister wel controle en zicht op de gang van zaken? Blijkbaar is dit niet het geval, want pas als er alarm wordt geslagen, wordt actie ondernomen. Ik zou ook willen weten waar het extra geld vandaan gaat komen. Ten koste waarvan gaat dat? Kan de minister mij nu de garantie geven dat dit selectief wordt ingezet, met name voor die mensen die de ondersteuning en de re-integratie het hardst nodig hebben?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Het UWV gaat de re-integratietrajecten selectiever en efficiënter inzetten. Mooi, dacht ik, eindelijk, want re-integratie is duur, terwijl de effectiviteit te wensen overlaat. Maar nu blijkt dat het jaarbudget op is, terwijl het jaar nog geen 100 dagen oud is. Dat roept een heleboel vragen op. Van selectief en efficiënt gebruik maken lijkt in ieder geval geen sprake te zijn. Hoe zit het wat dat betreft met de controle door deze minister?

De crisis zorgt voor extra werklozen. Het UWV zet veel geld in voor re-integratie, in 2009 vooral voor kortdurig werklozen, zo blijkt, met een relatief goede kans op de arbeidsmarkt. Heeft het UWV dit in 2010 ook gedaan? Waarom richt het UWV zich vooral op deze groep? Bemiddelt het UWV niet vooral voor langdurig werklozen? Dat was toch de bedoeling? Dat hebben wij toch gevraagd? Heeft het UWV deze koers zelf aangepast, of heeft de minister dat samen met het UWV gedaan? Waarom schakelt het UWV de uitzendbranche niet veel meer in voor kortdurig werklozen?

Ik kom bij de effectiviteit en de aandacht voor de gevolgen van minder re-integratiegeld. Wat zijn hiervan de effecten op de uitstroom uit de WW? Wat is de reactie van de minister op de opmerking van econoom Van der Klaauw dat minder re-integratie geen ramp is? Onderschrijft de minister de conclusie uit diens onderzoek dat externe re-integratie voor kortdurig werklozen een negatief effect heeft op de uitstroom uit de WW? Gaat de minister de effecten zorgvuldig evalueren?

Het opmaken van een jaarbudget binnen 100 dagen getuigt van slechte sturing. Kan de minister toelichten waar dit budget aan is uitgegeven? Aan wie is het geld precies uitgegeven? Er wordt nu extra geld binnen het UWV gevonden, maar waar gaat het UWV op bezuinigen? Wat zijn hiervan de consequenties? Een deel van de kosten wordt doorgeschoven naar volgend jaar, maar is dat wel verstandig, nu de werkloosheid in 2010 nog extra oploopt? Of gaat de minister het budget voor volgend jaar weer ophogen? Kan de minister aangeven waar de ophoging van het budget op is gebaseerd? Is het budget toereikend voor de rest van het jaar? Wordt het geld alleen nog ingezet voor langdurig werklozen? Op welke manier wordt het budget gecontroleerd? Is deze slechte sturing op meer plekken in de organisatie aan de orde?

Al deze vragen moeten worden beantwoord. Al deze vragen duiden erop dat ik 2005 terecht heb gevraagd om de re-integratietaken bij een activeringsloket van de gemeenten onder te brengen, in het verlengde van de Wet werk en bijstand, zodat de controle effectiever en efficiënter kan plaatsvinden, maar bovenal omdat werkzoekenden dan één loket hebben waar ze terecht kunnen en hulp kunnen krijgen.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Weet u nog dat de woningcorporatie Woonbron 175 mln. over de balk smeet om een cruiseschip, de SS Rotterdam, te kopen met geld van de huurders? Toen was de vraag of de huurders daarvoor moesten opdraaien of dat Woonbron extra geld moest krijgen om de problemen op te lossen. U denkt nu misschien, voorzitter, dat die Ulenbelt in het verkeerde debat terecht is gekomen, maar dat is niet het geval. Ook bij het UWV zijn honderden miljoenen in een zwart gat verdwenen, het zwarte gat van de commerciële re-integratie, het gevolg van de verplichte aanbesteding van re-integratietrajecten zoals dat in de wet staat. Dat was weer het gevolg van de gedachte dat private arbeidsbemiddeling superieur zou zijn aan publieke arbeidsbemiddeling. Díé commerciële re-integratie is de SS Rotterdam van het UWV. De vraag is of het UWV extra geld moet krijgen, nu het geld voor de re-integratietrajecten bijna op is.

Voorzitter. Dat werkzoekenden geholpen moeten worden bij het vinden van werk, daar zijn we het allemaal over eens. Maar moet dat met re-integratietrajecten waarvan nut en noodzaak al heel erg lang onduidelijk zijn? Mijn fractie heeft de commerciële re-integratie ooit de Betuwelijn van deze eeuw genoemd, want er zijn nog steeds klachten over. Er waren klachten en die klachten blijven. Hulp bij het vinden van werk, bijscholing en omscholing is echter nodig.

Wij waren geen voorstander van de privatisering van de arbeidsbemiddeling en wij zijn dat nog steeds niet, want de commerciële re-integratie kost veel geld en helpt weinig. Sommige mensen zullen denken: het is goed nieuws voor de SP dat het UWV het aanbesteden opschort. Dat opschorten mag er echter niet toe leiden dat het UWV grote groepen werkzoekenden aan hun lot overlaat en dat bestaande afspraken van mensen die dachten op hulp te kunnen rekenen, plotseling worden stopgezet. Kan de minister garanderen dat de al door het UWV goedgekeurde trajecten niet worden teruggedraaid en kunnen worden uitgevoerd, zodat individuele werkzoekenden niet de dupe worden? Kan hij garanderen dat plannen van aanpak die op verzoek van het UWV door re-integratiebedrijven zijn gemaakt, worden goedgekeurd, tenminste, als zij in orde zijn?

Het UWV kan het geld ergens anders vinden, door haar werkwijze aan te passen, door te kappen met dure callcenters, door tussenlagen in de bureaucratie te schrappen en door te starten met kleinschalige uitkering in de uitvoering.

Tot slot, hoe kan het dat de tekorten zo uit de lucht komen vallen? Wist de minister dat er in 2009 al overschrijdingen waren van het re-integratiebudget? Wist de minister dat deze ten koste van het geld voor 2010 zouden gaan? Is daar bij de opstelling van het jaarplan van het UWV voor 2010 rekening mee gehouden? Is er sprake van mismanagement bij het UWV? Of misschien ook op het ministerie? Het budget voor het UWV was bevroren voor 2010, terwijl we wisten dat de werkloosheid zou toenemen. De minister kon dus weten dat er problemen zouden komen met dit geld en het re-integratiebeleid van het UWV.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Iedere werkloze is er een te veel, vindt de PvdA. Het kabinet heeft daarom in dit huis met brede steun van de Kamer veel geld vrijgemaakt om mensen aan de slag te helpen. Dat geld moet goed terechtkomen, bij degene die met wat extra hulp weer aan de slag kan. Het is bizar dat een grote, professionele organisatie als het UWV het budget van 2010 voor de re-integratie van WW'ers, nu al op heeft.

Dat nieuws, van het UWV zelf, en de brief van de minister roepen bij mijn fractie veel vragen op. Hoeveel van die 126 mln. is nu eigenlijk een overschrijding van 2009? Wij spreken in dit huis sinds 2008, toen ik nog niet het woord voerde, al over een selectieve inzet. Sterker nog, we hebben ook een lijstje voor hoe dat zou moeten. Daar worden moties voor ingediend; recent nog, bij de behandeling van de begroting, door mijn collega Van Hijum, meeondertekend door mijn fractie. Dat is echter niet doorgesijpeld naar het UWV.

Welke consequentie trekt de minister hieruit voor de aansturing van het UWV? Hij meldt hierover een maandelijkse rapportage, maar ik vraag echt welke consequenties hij trekt voor de aansturing van het UWV. De minister is onaangenaam verrast, maar hij is ook verantwoordelijk, zoals mevrouw Koşer Kaya net ook melde.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Welke consequentie trekt mevrouw Vermeij op dit punt?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Wij hebben bij de begrotingsbehandeling een hele discussie gevoerd over hoe de toekomst van de sociale zekerheid en de inrichting van de arbeidsmarkt er zou kunnen uitzien. Eén van de ideeën die bij mijn fractie leeft, is om een grotere verantwoordelijkheid neer te leggen bij de sociale partners. Dat heeft grote consequenties voor het UWV zelf. Wij denken namelijk dat van werk naar werk de belangrijkste weg is en dat je daarin ook de positie moet hebben en geven aan de partijen die dat het beste kunnen. Dat zijn werkgevers en werknemers.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Mevrouw Vermeij vroeg: welke consequenties gaat de minister hieruit trekken? Is dat de boodschap die mevrouw Vermeij meegeeft aan de minister? Zou de minister die weg moeten opgaan? Ik heb daar nog vragen over, maar daar komen wij vast wel over een tijdje met elkaar over te spreken. Maar is dit nu wat de PvdA aan de minister meegeeft?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb de arbeidsmarktbrief gelezen die de minister afgelopen vrijdag naar de Kamer heeft gestuurd. Daarin staat hierover ook een passage, namelijk over de inzet van re-integratiemiddelen door werkgevers en werknemers, door sociale partners. Dat debat krijgen wij in dit huis dus nog. Daarnaast is op dit punt iets heel goed misgegaan en daarom moet de minister iets meer doen dan alleen maandelijks een rapportage van het UWV vragen. Ik vraag wat hij gaat doen, in zijn relatie als bewindspersoon die verantwoordelijk is voor dit grote uitvoeringsorgaan, in de richting van het UWV. Ik wacht dat antwoord af.

Voorzitter. Soms is de werkelijkheid eenvoudiger dan wij denken. Heeft misschien niet de toename van het aantal WW'ers geleid tot de stijging van deze kosten maar de toename van het aantal werkcoaches? In 2008 waren dat er 2184, in 2010 zijn dat er 3130. Dat is een toename van 1000 werkcoaches in twee jaar. Dat heeft geleid tot een enorme toename van het aantal trajecten. Hoe is dat gekomen? Wanneer wist demissionair minister Donner hiervan en wat heeft hij vervolgens gedaan? Dat is al eerder gevraagd door mijn collega's. Het UWV is niet selectief, zo zegt de minister. Maar waar is het geld nu precies terechtgekomen? Is dat bij de mensen die toch wel werk hadden gevonden of bij de mensen die langdurig in de WW zitten en wier vooruitzichten niet rooskleurig zijn? De brief geeft ons daarop onvoldoende antwoord. Wij tasten op dat punt nog helemaal in het duister.

De minister zegt dat het UWV een andere reeks middelen ter beschikking heeft om WW'ers te helpen: de basisdienstverlening, de scholingsbonussen, de loonkostensubsidies en de premiekorting voor ouderen. Maar het lastige van dit debat is dat wij het ons eenvoudigweg niet kunnen permitteren dat degenen die na 1 maart in de WW terechtkomen en kwetsbaar zijn, of degene die allang in de WW zit en moet worden geholpen, de boodschap krijgt: wacht jij maar tot je in de bijstand zit, want dan is er weer geld om jou te helpen.

Voordat wij dat extra geld ter beschikking stellen, zoals de minister aankondigt in zijn brief, willen wij weten waar dat geld vandaan wordt gehaald. "Reallocatie van middelen", dat is een Haagse term voor: ik haal het ergens weg. Maar 35 mln. moet ergens pijn doen. Waar? Het wordt niet duidelijk. Krijgen UWV-medewerkers geen VUT meer? Krijgen de extra werkcoaches geen nieuwe stoelen? Dat is namelijk een beetje de consequentie van de opsomming die hij geeft. Maar dat kan nooit 35 mln. opleveren. Het is een wonderlijke zaak dat de minister beweert zomaar 35 mln. uit de eigen organisatie te kunnen halen. Als dat zo is, dan is er sowieso al iets grondig mis, dunkt mij. Ik krijg graag een antwoord op deze vragen.

De heer Ulenbelt (SP):

Huilt mevrouw Vermeij nu niet een beetje krokodillentranen? De toename van de werkloosheid was immers te voorzien en zij is er medeverantwoordelijk voor dat het geld voor het UWV onder het vorige kabinet is bevroren. Selectief inzetten betekent dus: meer doen met hetzelfde geld. Zij kan dan toch niet verwachten dat het allemaal beter gaat?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Het UWV heeft de afgelopen jaren met de toename van het aantal WW'ers ook meer geld gekregen. Het programmabudget is gestegen en het aantal werkcoaches is toegenomen. Wij hebben met zijn allen geconcludeerd dat re-integratiemiddelen selectiever kunnen worden ingezet. Ja, met minder geld meer doen. Dat was de opdracht die het UWV meekreeg. Dat is niet gebeurd. Dat blijkt uit alle cijfers. Dat is een doodzonde. Waarschijnlijk is er ook een hoop geld terechtgekomen bij mensen die vanzelf wel een baan hadden gevonden, maar dat weten wij niet. Wij zitten in deze Kamer om die controle uit te oefenen. Het is voor ons als progressieve partijen in ons beider belang om ervoor te zorgen dat de mensen die het echt nodig hebben, die middelen en trajecten wel krijgen, en niet iedereen die zomaar in de WW terechtkomt.

De heer Ulenbelt (SP):

Maar als die mensen door die extra werkcoaches van het UWV goed geholpen worden, hoeft mevrouw Vermeij er toch niet ontevreden over te zijn dat het niet aan re-integratiebureaus wordt besteed, maar aan mensen die zonder winst mensen richting werk bemiddelen?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Als dat is gebeurd, zou dat prima zijn. Dat hoop ik ook. Ik weet het echter niet en ik kan het ook niet in de stukken terugvinden.

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Vragen, vragen, vragen, vragen. Het is allemaal een vreemde zaak. Het geld is op en het jaar duurt nog lang. Er is budget en er zijn afspraken, maar na een paar maanden is de kas leeg. Dat is een ernstige zaak en de vraag dringt zich op wat er is gebeurd. Waarom heeft het UWV zich niet aan de afspraken gehouden? Waar is het geld gebleven? Is er sprake van mismanagement? Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Zit de minister er wel voldoende bovenop? De vraag "wat nu?" dringt zich op, om de oude Lenin maar even te citeren. Moet er nieuw geld bij? Gaat het UWV bezuinigen? Gaat de minister er strakker op zitten? Ik realiseer me trouwens dat Lenin iets anders schreef, namelijk "wat te doen?". Excuses daarvoor. Ik heb de vertaling van Herman Gorter dit weekend weer gelezen, maar dat terzijde.

Re-integratie: de Partij voor de Vrijheid is daar altijd op tegen. Ik vond het bon mot van mevrouw Van Gent erg leuk dat het vooral een werkgelegenheidsproject voor het UWV zelf is. Het is echter wel een erg dure manier om banen te creëren en in wezen ook een oneigenlijke zaak. De re-integratie zoals wij die nu zien is veel te duur en heeft een uiterst beperkte effectiviteit. Tal van rapporten wijzen dat uit, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat er nu om dat het geld op is. Er zijn afspraken gemaakt, er zijn toezeggingen gedaan en er is geld gealloceerd, maar waarom loopt het dan toch mis? Wat wist de minister en wanneer wist hij het? Om maar even in de terminologie van de heer Ulenbelt te blijven, is de vraag vooral: waar zit het gat in deze SS Rotterdam?

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Wat hebben wij de afgelopen drie jaar ontzettend veel over het UWV gesproken, bijvoorbeeld de operatie WALVIS die niet goed liep en werd opgevolgd door de operatie Eloa, die ook al niet goed loopt. Wij spraken over het mislukken van het automatiseringsproject van de WIA dat 70 mln. heeft gekost en nog steeds niet werkt. Vandaag nog hebben wij gestemd over een motie naar aanleiding van de ontzettend slechte behandeling van starters vanuit de WW. Daar komt bovenop dat het enige echt steekhoudende onderzoek dat wij kennen naar de effectiviteit van re-integratie – een onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen uit 2006 – laat zien dat 6% van de mensen die vanuit een uitkering werk hebben gevonden, aangeeft dat daarbij het CWI, inmiddels opgenomen in het UWV, überhaupt een rol heeft gespeeld.

Dat ligt ongetwijfeld allemaal niet aan de loyale en hardwerkende medewerkers van het UWV. Toch zit het wel goed fout daar. Regelingen zijn te ingewikkeld. Bovendien zijn er nauwelijks aantoonbare resultaten. Dat is voor de VVD-fractie reden geweest om de afgelopen jaren een heel aantal concrete voorstellen te doen. Wij hebben voorstellen gedaan voor de regelingen, bijvoorbeeld voor de Wajong. Wij hebben daarnaast voorgesteld om de arbeidsongeschiktheid over te hevelen naar verzekeraars en de WW naar gemeenten. Ook voor de organisatie hebben wij voorstellen gedaan. Wij hebben gezegd dat wij voor zo'n organisatie geen UWV meer nodig hebben, alleen een publieke keuringsinstantie. Wij stonden daarin nogal alleen. Alleen de PvdA heeft nog wel eens ideeën over het UWV en de werking van de sociale zekerheid geopperd. Van de minister hebben wij eigenlijk geen concrete voorstellen gehoord.

Wel heeft de minister drie jaar lang beterschap beloofd en woorden gesproken over selectieve inzet. Ja, iedereen is voor selectieve inzet. Maar de resultaten zijn nul en daarom staan wij hier. Ondanks al die beloften, drie jaar lang, is na nauwelijks twee maanden in het nieuwe jaar het geld al op. Als ik minister was, zou ik mij volkomen in mijn hemd gezet voelen door de instantie waar ik verantwoordelijk voor was en waarover ik al drie jaar lang beterschap beloofde. Ik ben dus ook heel benieuwd of de minister nu nog concretere, scherpere maatregelen gaat treffen dan hij in zijn brief aankondigt. De minister is namelijk echt te kijk gezet. Ook bij mij leeft de vraag hoe het mogelijk is dat als het geld op is, er in diezelfde organisatie kennelijk nog 35 mln. los rondklotst die opeens wel ingezet kan worden. Dat is dan toch een tweede bewijs dat er geen controle is op die organisatie, niet in de organisatie zelf, maar ook niet bij de minister, die er uiteindelijk voor verantwoordelijk is?

Nu wij toch zo op zoek zijn naar geld, waarom mis ik eigenlijk de O&O-fondsen, waarvan de hele Kamer toch al jarenlang zegt dat die erop gericht zijn om mensen te scholen, juist op het moment dat het nodig is, namelijk als zij werkloos zijn? Nu het geld op is in maart, waarom zie ik dan nu geen aanpak om dit jaar geld uit de O&O-fondsen hiervoor in te zetten?

De minister is drie jaar lang langs alle mogelijke manieren gewaarschuwd dat het UWV niet functioneert. Ondanks al deze waarschuwingen is het weer misgegaan. Het enige wat de minister nu kan doen, ook als demissionair minister, is hard ingrijpen in de organisatie, maar ook eens in de structuur van de sociale zekerheid.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn mailbox werd helemaal overspoeld met allerlei e-mailberichten van mensen die zich afvragen wat er allemaal aan de hand is bij het UWV. Het ging eigenlijk meer om mensen die te horen hebben gekregen dat zij niet meer in aanmerking zouden kunnen komen voor een IRO-budget. Deze mensen zijn juist heel erg gemotiveerd en willen heel graag worden opgenomen in het arbeidsproces. De minister heeft ons een brief gestuurd. Daar heeft mijn fractie nog een aantal vragen over.

Er zijn afspraken gemaakt over de nadere invulling van de selectieve inzet. Daarbij worden wij sowieso met een dilemma geconfronteerd. Je zou kunnen zeggen dat er wel ingezet kan worden op mensen die minder dan een jaar werkloos zijn, opdat zij in ieder geval aan de slag kunnen.

Het UWV heeft onvoldoende gestuurd op selectieve inzet en te weinig rekening gehouden met afspraken over de inzet van de middelen per doelgroep. De ChristenUnie vraagt zich af wat er aan de hand is. Wat is er gebeurd? Is er sprake van mismanagement en, zo ja, welke gevolgen heeft de minister hieraan verbonden?

Het valt ons op dat in de brief heel veel aandacht wordt besteed aan de trajectinkoop, maar ook maatwerk levert veel goede resultaten op. Waarom is hier geen aandacht voor? Is het de bedoeling dat cliënten die dit jaar voor een IRO in aanmerking zouden komen, helemaal niets meer hoeven te doen of dat zij op zo'n standaardinkooptraject worden gezet? Hoe zit het dan met de mensen die al afspraken hebben gemaakt met de verschillende re-integratiebureaus en voor wie al re-integratieplannen zijn opgesteld? Wat gaat er met hen gebeuren? Mij bereiken signalen dat het UWV deze afspraken eenzijdig heeft opgezegd. Graag een reactie van de minister daarop.

Over de 35 mln. is veel gezegd. Het UWV moet dat bedrag zelf gaan opbrengen. Wat de ChristenUnie betreft is dat een goede zaak, maar wij vragen ons af of dit echt gaat lukken. Ik wil van de minister weten hoe hij dit verder gaat monitoren.

De vergadering wordt van 18.11 uur tot 18.25 uur geschorst.

Minister Donner:

Voorzitter. Wij spreken vandaag naar aanleiding van berichten die vorige week in het nieuws kwamen en die mij weinig eerder bereikt hadden over de besteding van de middelen voor re-integratie door het UWV. Na die berichten heb ik u gisteren een brief gestuurd, mede naar aanleiding van verschillende vragen die gesteld zijn. Ik hoop dat ik daarmee in ieder geval het beeld dat er geen geld meer zou zijn, heb kunnen wegnemen. Tegelijkertijd moge duidelijk zijn, ook uit de brief, dat er in de loop van 2009 naar mijn voorlopig oordeel door het UWV onvoldoende is toegezien op de uitvoering van de afspraken die gemaakt zijn over de selectieve inzet.

Ik wil even het beeld rechtzetten dat er al sinds jaren selectieve inzet gepleegd zou zijn. Wij hebben het er in 2008 over gehad naar aanleiding van de evaluatie die had plaatsgevonden en die wij hier hebben besproken. Dat heeft geresulteerd in de afspraken in het jaarplan voor 2009. Wij hebben het nu over die afspraken en het feit dat daarop onvoldoende is toegezien. Wij hebben het inderdaad over de eerste periode dat er sprake was, ook in de afspraken met het UWV, van selectieve inzet. Er is geen sprake van dat al sinds jaren op dat punt ander beleid is gevoerd dan er is gezegd.

Mevrouw Koşer Kaya vroeg in het bijzonder of het niet al eerder vastgesteld had moeten worden. Het antwoord daarop is: dat is niet het geval. Als ik de cijfers nu bezie, heeft die ontwikkeling plaatsgevonden vanaf september vorig jaar. Dat is de periode na de zomervakantie waarin een snelle stijging heeft plaatsgevonden van de werkloosheid in Nederland. Voor die tijd was er sprake van een gestage ontwikkeling. Ik moet nu uit de cijfers vaststellen dat de aanbestedingen en de verplichtingen zich rond het afgesproken begrotingsniveau hebben ontwikkeld. De ontwikkeling heeft zich vooral in het najaar van vorig jaar voorgedaan. De eerste melding daarvan is begin januari gedaan, toen door het UWV in het reguliere overleg werd gemeld dat men constateerde dat er sprake was van een overschrijding van het re-integratiebudget 2009. Op dat moment stelde het UWV nog vast dat er geen overschrijding was van het budget voor 2010. Dat is vervolgens gebleken. Er is ook geen overschrijding van het budget voor 2010. Eind februari, dus eind vorige maand, is geconstateerd dat vanwege enerzijds de overloop uit het vorige jaar en anderzijds het beleid aan het begin van dit jaar het plafond voor 2010 in zicht kwam. Maar er is geen sprake van een overschrijding voor 2010.

Dat alles laat onverlet dat, zoals door verschillende sprekers is geconstateerd, dit een gevolg is van het feit dat bij het UWV onvoldoende uitvoering is gegeven aan de afspraken met betrekking tot de selectieve inzet. Daar komt bij dat, naar mij is gebleken, van de zijde van het UWV onvoldoende instrumenten waren ingezet om de verplichtingen te monitoren. Dat is er aan de hand. Dat overzicht was er niet. Pas sinds begin dit jaar is er een adequaat overzicht van en daardoor is dit probleem onmiddellijk aan het licht gekomen. Je kunt echter niet zeggen dat dit een systematisch voorbeeld is van het gebrek aan controle door het UWV. Dat stel ik niet vast en dat kan de Kamer niet concluderen, omdat dit een van de eerste keren is dat op dit terrein een dergelijke overschrijding van het budget voor aanbestedingen en verplichtingen die worden aangegaan, plaatsvindt bij het UWV. In de afgelopen jaren hebben wij te maken gehad met een ontwikkeling waarin het UWV bijna een miljard heeft bezuinigd en waarin het UWV ook systematisch aan de begroting is gehouden. Het UWV heeft zich op dat terrein tot nu toe eerder bezondigd aan onderuitputting dan aan overschrijding van budgetten. Begin 2009 zijn UWV en CWI samengevoegd. Dat is de achtergrond van de toename van het aantal coaches waarop is gewezen: coaches van het CWI zijn overgeplaatst naar het UWV. Die integratie moest plaatsvinden. Vanaf dat moment werden deze coaches belast met de beslissingen over de re-integratie.

Daarop is zeker vanaf september onvoldoende toezicht en controle geweest. Toen dat eind februari bleek, heeft de raad van bestuur van het UWV onmiddellijk ingegrepen. Het aangaan van verdere verplichtingen is stopgezet en de besluitvorming daarover is gecentraliseerd. Vanaf dat moment vindt dus een centrale en systematische besluitvorming plaats over het aangaan van verplichtingen. Voorlopig is besloten om nog wel verplichtingen aan te gaan voor personen die langer dan een jaar werkloos zijn. Langs die weg wordt nu adequaat gecontroleerd of er geen verdere uitbreiding van de verplichtingen plaatsvindt.

Dat heeft geleid tot de tweede stap die ik samen met het UWV heb gezet. Wij hebben gekeken of het restrictieve beleid dat was afgesproken echt kan worden gerealiseerd. Dat is het tweede deel waarop ik in de brief inga, namelijk op welke wijze middelen zijn gevonden en beschikbaar zijn gesteld om ervoor te zorgen dat de afspraken die ik vorig jaar met het UWV heb gemaakt, kunnen worden gerealiseerd. Wij willen niet dat langdurig werklozen die zouden zijn geholpen als dit niet had plaatsgevonden, nu niet kunnen worden geholpen. Op deze wijze zijn wij ervan verzekerd dat het afgesproken beleid kan worden gerealiseerd, ook voor de langdurig werklozen.

Daarnaast heb ik rekening gehouden met mogelijke knelpunten voor kortdurende werklozen. Ook daarvoor zijn middelen uitgetrokken, zodat deze mensen, indien nodig, verder kunnen worden geholpen. Vorig jaar is ongeveer 35 mln. meer gebruikt voor kortlopende trajecten. Dat geld is voor een deel – ik zal straks het overzicht geven – besteed aan preventieve acties, trajecten die erop zijn gericht om mensen die hun baan dreigen te verliezen aan een andere baan te helpen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een korte cursus lassen; dit gebeurt meestal in overleg met de nieuwe werkgever. Het gaat dus om investeringen die zijn gedaan voor mensen die op deze wijze inderdaad een baan hebben gevonden. Dat is onderdeel van de cijfers over de effectieve inzet van mobiliteitscentra vanaf begin vorig jaar, waarover vele malen eerder met de Kamer is gesproken. Een ander deel van deze inzet is gebruikt voor mensen met trajecten tussen de drie en de negen maanden. Ten slotte is die inzet ook gebruikt voor mensen met trajecten van langer dan een maand.

De voorzitter:

Minister, het kan u niet zijn ontgaan dat een aantal leden u een vraag wil stellen. Hebt u nog één zin nodig om uw gehele antwoord af te ronden?

Minister Donner:

Wellicht kan ik op dat punt nog ingaan op het totale beeld, omdat dit ook vragen opriep. In de systematiek van de trajecten worden steeds trajecten in het ene jaar aangegaan die overlopen in het volgende jaar en dan tot uitbetaling komen. Op dat verschijnsel wordt ook in de brief geduid. Op zichzelf moest namelijk niet per definitie in september blijken dat er een uitputting was, maar dat het gaat om trajecten die doorlopen. Daar is het probleem ontstaan: te veel trajecten lopen door in 2010. Dat probleem is ondervangen met de extra middelen die zijn gevonden. Daarom zal in dit systeem, om het beleid uit te kunnen voeren zoals dat is afgesproken, een deel pas worden uitbetaald in 2011. Dan past het in de normale begroting zoals wij die hebben uitgevoerd. Mede daarom hadden wij er in eerste instantie alle belang bij om te kijken waar het lek zat en om dat lek boven water te krijgen. Dat is gebeurd door de besluitvorming te centraliseren. In de tweede plaats moesten wij ervoor zorgen dat dit geen gevolgen heeft voor mensen die met re-integratietrajecten moeten worden geholpen volgens de afgesproken beleidsplannen. Dat is de tweede fase die is gerealiseerd. Daardoor kunnen wij er nu over praten. Ik kom straks toe aan andere vragen zoals waar het geld vandaan komt en andere zaken die een rol hebben gespeeld. Dat zijn de eerste stappen die zijn gezet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik hoor hier toch wat sussende woorden, maar ik laat mij echt niet door de minister in slaap praten over deze situatie. De situatie is namelijk ernstig. Ik heb een paar vragen.

Welk tekort van 2009 moest in 2010 worden opgelost waardoor al binnen twee maanden het budget voor re-integratie op was, zodat dit nu moet worden aangevuld? Waarom is daarin niet eerder ingegrepen? Is dat nou een boekhoudkundige omissie of heeft niemand zitten opletten, inclusief de minister? Dat komt namelijk niet zomaar uit de lucht vallen. Heeft het UWV zich aan de instructie gehouden om zijn middelen in te zetten voor degenen die langer dan twaalf maanden werkloos zijn? Wat is de kosten-batenanalyse? Je kunt wel zeggen dat wij door de re-integratie van het CWI en het UWV extra coaches in dienst hebben genomen, maar tot die samenwerking is ook besloten in het kader van de efficiëntie; dat je efficiënt en effectief je middelen inzet. Dat heeft dus alleen maar geld gekost en dat heeft uiteindelijk niks opgeleverd. Daar wil ik graag opheldering over. Wij krijgen nu een beetje van de minister te horen: ach, ik snap wel dat de Kamer zich een beetje druk maakt, maar eigenlijk is er niks aan de hand. Zo ver ben ik nog niet lang.

Minister Donner:

Ik dacht dat ik met de brief niet de indruk heb gewekt dat er niets aan de hand was. Ik heb duidelijk aangegeven dat ik zelf ook onaangenaam was verrast door deze ontwikkelingen. Tegelijkertijd zijn door de samenvoeging niet meer coaches in dienst genomen, want dat is vorig jaar gepaard gegaan met een bezuinigingsoperatie van meer dan 100 mln. bij het UWV. De samenvoeging leidt er wel toe dat opeens op een beleidsterrein waar voorheen ongeveer 700 coaches bezig waren, plotseling vele malen meer coaches werkzaam zijn. Die coaches moesten ook de instructie krijgen hoe om te gaan met de middelen die voor die tijd niet door het CWI werden besteed of aanbesteed. Dat is het eerste punt.

Dan punt twee. In het beleid wat betreft de selectieve inzet van het UWV was vorig jaar afgesproken dat er van de 126 mln. ruwweg 20 mln. zou gaan naar preventie, heel kortlopende trajecten en frictiewerkloosheid. Er zou 20 mln. gaan naar trajecten tussen drie en negen maanden. Verder zou er 80 mln. gaan naar trajecten langer dan negen maanden.

Bij de trajecten in de eerste twee categorieën heeft een overschrijding plaatsgevonden in de orde van grootte van 55 mln., zoals ik heb aangegeven. Deze moet worden aangezuiverd voor 2010. Dat bedrag wordt verdeeld in 30 mln. dat anders in 2010 zou zijn uitgegeven, en 25 mln. dat anders in 2011 zou zijn uitgegeven. Ik heb aangegeven dat het laatste deel zich ook zou hebben voorgedaan binnen de normale stroom. Dat is derhalve geen extra last. Het gaat om het gat dat in 2010 is ontstaan à raison van 30 mln. Dat is de bulk van het bedrag van 35 mln. dat extra gevonden moest worden. Op deze wijze wordt dus juist uitvoering gegeven aan de afspraak dat de langdurige trajecten die mensen hebben, gewoon door kunnen lopen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het punt is dat we het tij nu moeten keren met een noodmaatregel. De minister zal straks waarschijnlijk uitleggen waar dat geld precies vandaan komt. Het valt mij wel op dat er geen heldere instructie is gegeven, toen die twee organisaties gingen samenwerken, maar dat pas werkende weg bleek dat men op een andere manier moest werken. Blijkbaar is op een te laat moment geconstateerd dat de budgetten enorm werden overschreden. Mijn vraag aan de minister is dan wat dat zegt over de werkorganisatie en over de vraag of de minister deze werkorganisatie op een juiste manier kan aansturen. Dat geeft natuurlijk geen goed beeld.

Minister Donner:

Ik heb zelf ook duidelijk gemaakt hoe ik mij over dat beeld voel. Tegelijkertijd geeft dit allerminst een beeld van de organisatie als geheel. Ik stel vast dat nu achteraf blijkt dat de verplichtingen zich in de eerste periode juist rond het afgesproken begrotingsniveau hebben bewogen. We hebben te maken met de versnelde instroom die vanaf september heeft plaatsgevonden. Ik constateer dat de twee organisaties in diezelfde periode zijn samengevoegd in het UWV WERKbedrijf. Mede op mijn verzoek zijn toen de mobiliteitscentra ontwikkeld, waardoor we mede in staat zijn gebleken om de werkloosheid in Nederland zodanig laag te houden dat deze nog steeds de laagste is op het moment dat de crisis ons in volle hevigheid raakt. Het apparaat was bezig nieuwe mensen aan te trekken om de WW-aanvragen af te handelen en moest zich daaraan aanpassen. Daarnaast was er die fusie en waren er ook enkele andere taken. Dit element bepaalt voor mij niet het beeld van de organisatie. Dat wordt ook bepaald door de mobiliteitscentra, waar wij allen de vruchten van hebben.

De heer Blok (VVD):

Ik hoor nu al een aantal keren dat de selectieve inzet de oplossing moet bieden. Die toverformule is vorig jaar ook uitgesproken. Ook toen moest de selectieve inzet ervoor zorgen dat de uitgaven niet uit de hand liepen en dat de effectiviteit omhoog ging. Wij staan hier omdat het toen niet heeft gewerkt. Nu zegt de minister dat we weer selectief gaan inzetten. Als dat niet scherper wordt geformuleerd, zal het nu natuurlijk weer niet werken. Mijn concrete vraag is deze. Er komt een werkzoekende bij het Werkplein. Dat zou zomaar kunnen gebeuren. Hoe weet deze nu of hij wel of niet onder de selectieve inzet valt?

Minister Donner:

De selectieve inzet betreft de besluitvorming door de coaches. Het UWV heeft nu maatregelen getroffen die inhouden dat een coach niet meer kan beslissen over nieuwe trajecten zonder dat dit is voorgelegd aan het centrale punt dat in de gaten moet houden dat de verplichtingen niet de beschikbare middelen overschrijden.

De heer Blok (VVD):

De minister beschrijft nu de interne procedure van het UWV, maar geeft geen antwoord op mijn vraag. Als een werkzoekende bij het Werkplein komt, heeft hij in een rechtsstaat het recht om te weten of hij wel of niet op diensten kan rekenen. Mijn vraag blijft dus: hoe weet die werkzoekende of hij wel of niet valt onder de selectieve inzet?

Minister Donner:

Selectieve inzet is niet in regels vervat, zoals u nu vooronderstelt. Het is een discretionaire bevoegdheid van de juiste bemiddelende instanties, mede om recht te doen aan uw zorg dat er onnodig middelen worden besteed terwijl de effectiviteit nog niet gebleken is. Dat is vanaf het begin de inzet geweest en die verandering heeft plaatsgevonden na 2008. Voor die tijd was de re-integratie in de WW vrijwel een openeindregeling waarbij verplichtingen aangegaan konden worden. Daarom is in 2009 een taakstellend budget vastgesteld van 126 mln., met de verdeling die ik eerder heb aangegeven. Ik geef volledig toe dat daarop in de tweede helft van vorig jaar geen adequate controle en toezicht zijn geweest. Er was ook geen adequaat inzicht in de ontwikkeling van de verplichtingen. Zo is het inderdaad gebeurd, maar dat is per februari rechtgezet. Sinds januari zijn de instrumenten er namelijk wel en is er een adequaat overzicht van de verplichtingen die worden aangegaan.

De heer Blok (VVD):

Ik moet tot mijn teleurstelling constateren dat de minister niet kan aangeven wat die selectieve inzet in de praktijk betekent.

Minister Donner:

Dat heb ik u zojuist aangegeven.

De heer Blok (VVD):

Dat betekent dat wij hier over een paar maanden weer staan ofwel dat er voor de werkzoekenden volstrekte onduidelijkheid heerst of zij al dan niet recht hebben op begeleiding. Beide situaties zijn onwenselijk.

Minister Donner:

Als u dat laatste wilt vaststellen, hebt u gelijk, want er is geen recht op begeleiding of op een traject. Dat is afhankelijk van de besluitvorming van het UWV; het is niet anders. Als u daarmee een probleem hebt, had u dat al drie jaar lang aan de orde moeten stellen bij de behandeling van de begroting. U hebt echter alleen aan de orde gesteld dat u überhaupt geen geld voor re-integratie wilde. U kwam dus niet toe aan de vraag hoe het geregeld zou worden. Deze methode geldt ook elders en al helemaal bij gemeenten.

De heer Blok (VVD):

Ik reageer even feitelijk op uw uithaal naar mij. De VVD heeft inderdaad steeds aangegeven dat wij bij gebrek aan bewijs van effectiviteit onze middelen liever zouden willen inzetten op arbeidsgehandicapten in plaats van op gezonde mensen. Arbeidsgehandicapten zijn namelijk wel goed te definiëren. U hoeft het daar niet mee eens te zijn, maar u hebt dat recht alleen als u daar een heldere andere keuze tegenover zet. Ik constateer hier dat die heldere keuze er niet is.

Minister Donner:

Ik heb onze heldere keuze een- en andermaal bij de begroting aangegeven. Wij hebben besloten om ook voor de re-integratie middelen beschikbaar te stellen. U hebt uit de brief kunnen constateren op welke wijze dat mede leidt tot hernieuwde inschakeling van mensen op de arbeidsmarkt. De vraag in hoeverre dat resultaat ook gerealiseerd zou zijn zonder deze middelen, houdt ons inderdaad verdeeld. Uw fractiegenoot, de heer Meeuwis, heeft dat onderwerp aan de orde gesteld met een motie. Onlangs heb ik de Kamer nog ingelicht over het onderzoek dat naar aanleiding daarvan opnieuw zal plaatsvinden. Dat zal niets veranderen aan mijn conclusie dat re-integratiemiddelen effectief kunnen zijn, maar dat zij dat zeker niet zijn als wij dit vastleggen in een strak regelschema waaruit moet blijken wie wel recht heeft en wie niet.

De heer Van Hijum (CDA):

De minister begon met de opmerking dat wij niet moeten doen alsof dit probleem al jarenlang aan de gang is, maar is het probleem juist niet dat dit wel zo is? Ook de Inspectie Werk en Inkomen constateert bijvoorbeeld keer op keer op basis van onderzoek naar de uitgaven voor re-integratie dat relatief makkelijk bemiddelbare werkzoekenden de meeste middelen ontvangen. De mensen die er eigenlijk het hardst om verlegen zitten, komen er iedere keer bekaaid af. Dat beeld doemt steeds op uit de rapporten van de inspectie. We hebben eind 2008 geprobeerd, daar met het Plan van aanpak re-integratie een eind aan te maken en een aantal afspraken te maken. Dat was eind 2008. Ik moet toch constateren dat sindsdien alweer zeker 250 mln. is uitgegeven zonder dat wij weten of dat beleidsuitgangspunt recht is gedaan. Hoe verzekert zich de minister ervan dat dit geld terechtkomt waar wij het voor hadden bedoeld? Het feit dat het een discretionaire bevoegdheid is, is mooi, maar de bedoeling was om uiteindelijk minder geld kwijt te zijn aan re-integratie.

Minister Donner:

Ik heb u net geschetst dat de afspraken die eind 2008 daarover gemaakt zijn, vertaald zijn in het beleidsplan dat afgesproken is met het UWV voor 2009 en dat wij het hier hebben over die vertaling. Inderdaad constateer ik dat die afspraken zeker vanaf september vorig jaar niet zijn nagekomen door het UWV. Inmiddels zijn er maatregelen getroffen om te kunnen verzekeren dat dit wel gebeurt.

Een heel andere vraag die u aan de orde stelt, is wat het rendement van de middelen is die wij erin stoppen. Die discussie hebben wij een- en andermaal gevoerd en dat heeft geleid tot de indeling die ik geschetst heb: er worden maar beperkt middelen ingezet voor mensen met kortdurende trajecten waar het gaat om preventie. In zo'n geval zegt een werkgever bijvoorbeeld: ik wil deze persoon best aannemen, maar dan moet die eerst een lascursus volgen. Dan wordt er in die lascursus voorzien. Of een werkgever zegt een persoon wel te willen aannemen, maar niet zonder competentietest. Dan wordt daarin voorzien. Anders zouden die mensen die baan niet krijgen. Het gaat er dus om, ook in kortdurende gevallen mensen in staat te stellen een plaats te verkrijgen op de arbeidsmarkt.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Van Hijum (CDA):

Dit is mijn tweede interruptie.

De voorzitter:

Ja, dat weet ik, maar ik probeer het steeds.

De heer Van Hijum (CDA):

De afspraak die we hebben gemaakt, is dat mensen die goed bemiddelbaar zijn in beginsel geen re-integratiemiddelen toegewezen krijgen en ook geen aanspraak kunnen maken op intensieve begeleiding door werkcoaches. Zij kunnen immers naar uitzendbureaus stappen of gebruik maken van basisdienstverlening. De minister weet echter niet of die afspraak wordt nagekomen. Dat is eigenlijk wat ik hier hoor.

Minister Donner:

Nee, dat weet ik wel. Ik constateer nu dat die afspraak vanaf september 2009 onvoldoende is nagekomen. Ik weet dat ik die afspraak gemaakt heb en dat de begrote re-integratiemiddelen gelijk zijn gebleven, ondanks het feit dat wij in 2009 wisten dat de werkloosheid zou toenemen. De begroting is niet mee gegroeid. U sprak eerder van 148 mln. Dat is het bedrag van 126 mln. plus de 22 mln. die afgesproken waren voor loonkostensubsidies. Ik kan inderdaad niet op individueel niveau constateren wat het effect is geweest, maar met de getroffen maatregelen is er op een centraal punt het overzicht van de gevallen waarin er verplichtingen worden aangegaan voor re-integratietrajecten en de gevallen waarin dat niet gebeurt. Op deze wijze beschikt in ieder geval het UWV over de mogelijkheid om dat inzicht te verwerven. Het blijft uiteindelijk een beslissing van de afzonderlijke coach op het concrete Werkplein of iets in een bepaald geval zinvol is of niet. Als we dat willen gaan regelen of ordenen, dan ben ik bang dat we weer een grote dereguleringstaak krijgen.

De voorzitter:

Dames en heren, u weet dat ik uiterlijk om 19.30 uur moet schorsen voor de dinerpauze. Dat betekent dat ik of tijdens dit debat moet schorsen, of dat u in verhoogd tempo moet vragen en – zeg ik tegen de minister – antwoorden.

De heer Van Hijum (CDA):

Tot slot. Als wij constateren dat er – ik zeg het nu even heel zwart-wit – in de praktijk lukraak individuele re-integratiebudgetten worden verstrekt en dat dit in strijd is met wat wij hebben afgesproken, dan zal de minister echt meer moeten doen om grip op die situatie te krijgen. Anders zie ik niet hoe wij onze afspraak over meer selectiviteit, meer transparantie en meer sturing op de invulling van vacatures kunnen nakomen.

Minister Donner:

In de eerste plaats bestrijd ik dat het geld lukraak is besteed omdat wij meer verplichtingen zijn aangegaan. Dat is onjuist. Dat blijkt ook uit de resultaten die de mobiliteitscentra halen. Daar zijn wij met recht tevreden over en trots op. Vanuit het buitenland kijkt men daar met jaloersheid naar. In de tweede plaats vraag ik u welke maatregelen u nog meer getroffen wilt zien. Er kan niemand meer een verplichting aangaan zonder dat daar centraal toestemming voor gegeven is en zonder dat er centraal is gekeken of die past in de begroting en binnen de afspraken. Ik heb al gezegd dat ik mij nu maandelijks laat informeren over de ontwikkeling van de verplichtingen. Het gaat hier om taken die de wetgever bij het UWV heeft gelegd en waarbij mijn eerste taak is om te controleren of het systeem werkt. Dat heeft tot februari van dit jaar niet gewerkt zoals wij verwachtten dat het zou werken. Ik heb geschetst welke maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat het nu wel werkt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De minister heeft veel woorden nodig om uit te leggen waarom het re-integratiebudget op is. Hij noemt twee redenen. De eerst is dat het UWV en het CWI samen zijn gegaan en dat er te veel personeel is. De tweede is dat de crisis is gekomen en er gewoon veel meer werklozen zijn. Beide argumenten, met respect, kon de minister al heel lang zien aankomen. Voor beide is de minister politiek verantwoordelijk. Ik kan niet anders dan constateren dat de minister in beide gevallen heeft gefaald en het dus niet goed heeft gedaan. Ik wil dat hij dat hier ruiterlijk aangeeft. Dat zou hem sieren.

Ik heb nog een vraag, namelijk waar de 35 mln. die extra wordt gegeven vandaan komt. Ik noemde net al het feit dat het CWI en het UWV samen zijn gegaan en er dus te veel medewerkers zijn. Is dat waar de minister die 35 mln. zoekt? Daar ben ik reuzenieuwsgierig naar.

Minister Donner:

Mevrouw Koşer Kaya, in de eerste plaats hebt u mij niet horen zeggen dat er te veel mensen zijn. Ik constateer dat twee taken die tot dat moment gescheiden waren, zijn samengevoegd. Dat betekent dat een heel groot aantal coaches dat voorheen die taak niet had, in het WERKbedrijf wel is belast met die taak. Dat heeft er mede toe geleid dat het veel grotere aantal mensen niet adequaat in de greep is gehouden. Het beeld dat er te veel mensen bezig zijn, is onjuist. Dat heb ik ook niet geschetst. Ik heb alleen maar geconcludeerd dat plotseling een groot aantal mensen taken kreeg die zij in eerste instantie niet hadden. Ik heb ook gezegd dat het tot september adequaat is gegaan.

Ik kom nu op het tweede punt. Natuurlijk wist ik – wij zagen dat aankomen – dat de werkloosheid zou toenemen. Desondanks zijn er in het jaarplan afspraken gemaakt met het UWV over het selectief hanteren van het budget. U hebt mij hier niet horen beweren dat ik niet verantwoordelijk ben voor het systeem en voor de afspraken. Ik constateer dat de gemaakte afspraken, de bedoelde afspraken, zeker vanaf september niet naar behoren zijn uitgevoerd. Ik heb al gezegd dat mijn eerste stap in dezen is geweest om te bezien hoe het UWV de zaak onder controle kan krijgen. Mijn tweede stap is dat ik heb bezien hoe ik kan voorkomen dat dit tot gevolg heeft dat er geen geld is voor mensen die volgens het selectieve beleid wel in aanmerking zouden komen voor re-integratie. Dat zijn de juiste twee stappen en nu sta ik hier.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Koşer Kaya.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Minister, u geeft aan dat er vanaf september fouten zijn gemaakt. Dan kan ik niet anders concluderen dat u uw politieke verantwoordelijkheid niet hebt genomen tot nu en dat u in de periode tot nu eigenlijk een beetje hebt zitten slapen. Dat u voor de toekomst bepaalde maatregelen neemt, snap ik. Het zou u echter wel sieren als u zou zeggen dat u tot dit moment niet goed hebt opgelet.

Ik heb ook nog gevraagd waar die 35 mln. vandaan komt.

Minister Donner:

Mevrouw Koşer Kaya, ik wijs op de staatsrechtelijke verhoudingen. De wetgever heeft een uitvoerende taak bij het UWV gelegd. Ik constateer inderdaad dat in de loop van vorig jaar onvoldoende is gekomen uit de afspraken die ik heb gemaakt. Ik ben er ook volledig verantwoordelijk voor dat ervoor wordt gezorgd dat de situatie recht wordt gezet. U kunt echter niet aan de ene kant deze uitvoerende taak niet bij de minister leggen en de minister aan de andere kant verantwoordelijk maken voor de uitvoering. Dat is blazen en het meel in de mond houden.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter.

De voorzitter:

U krijgt van mij echt niet meer de gelegenheid om te interrumperen. Ik moet om 19.30 uur de eerste termijn afgerond hebben. Ik moet dan de vergadering schorsen. U hebt ook nog een tweede termijn. Ik merk dat u desondanks wilt interrumperen. Nou, ga uw gang.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dit is echt heel belangrijk.

De voorzitter:

Natuurlijk.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik wil het gewoon kunnen zeggen. Misschien heb ik, net als in het vorige spoeddebat, geen tweede termijn nodig. De volgende vraag wil ik echter wel kunnen stellen. Anders loopt het een beetje weg. Natuurlijk is de minister niet zelf verantwoordelijk voor de uitvoering; daar hebben wij het UWV voor. De minister is echter wel politiek verantwoordelijk. Hij kan niet zeggen dat hij, als hij nu wél maatregelen neemt, dit in de afgelopen periode niet had kunnen doen.

De voorzitter:

Punt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Wat dat betreft, heeft hij zijn taak dus verwaarloosd.

De voorzitter:

Punt.

Minister Donner:

Dat is dus ten enenmale onjuist! U zult gelijk hebben, als het hierbij gaat om een uitvoerende dienst van het departement. Het gaat hierbij echter om een taak die de wetgever bij een zelfstandig orgaan heeft gelegd.

Inderdaad kunt u mij erop aanspreken dat ik, als ik het volgens de methode van toezicht en controle had kunnen weten, het nu niet weet. Dat heb ik aangegeven op het eerste moment dat daarover signalen waren. Dat was in januari en die hadden betrekking op het laatste deel van het vorige jaar. Die gingen erover dat er een overschrijding was mogelijk in de orde van grootte van wellicht 24 mln.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Donner:

De ontwikkeling waarvan sprake is, is pas sinds eind februari. Nogmaals, binnen een week zijn de maatregelen genomen die daarvoor nodig waren. Ik zie niet hoe ik dat sneller had kunnen doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Ortega voor een interruptie.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De minister gaf aan dat een en ander aan het licht is gekomen, nadat in februari een aantal sturingsinstrumenten is ingezet. Hij zei dat daardoor de problematiek naar voren is gekomen van een eventueel dreigend tekort. Waarom zijn deze sturingsinstrumenten pas in februari ingezet? Waren die nog in ontwikkeling? Wat is dus de achterliggende reden?

Minister Donner:

Ik denk dat een sturingsinstrument waarbij iedere beslissing in een apparaat van meerdere duizenden mensen centraal moet worden voorgelegd, geen sturingsinstrument is dat je als normale wijze van sturing moet gebruiken. Een dergelijk instrument geldt voor uitzonderlijke omstandigheden. Daarvoor was in dit geval reden; zonder die aanwijzing was dat niet zo. Tegelijkertijd ben ik het geheel met u eens in die zin dat ik ook het beeld heb dat er in de eerste fase, in ieder geval vanaf september onvoldoende controle is geweest op de uitvoering. Om die reden heb ik ook de raad van bestuur van het UWV gevraagd om mij uit te leggen wat er is gebeurd en hoe daarop is gereageerd. Dit neemt echter niet weg dat wij nu al kunnen constateren dat dit onvoldoende is geweest. Als het voldoende was geweest, waren deze verplichtingen niet aangegaan.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Donner:

Ik weet wel dat daar het volgende instrument bij komt: pas sinds begin van dit jaar is er een adequate verplichtingenregistratie op centraal niveau. Dat had eerder moeten gebeuren. De vraag waarom dat niet gebeurd is, laat ik even in het midden. Ook die registratie is er nu. Derhalve heb ik nu wel het beeld dat de zaak in ieder geval adequaat onder controle is.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister moet echt proberen om korter te antwoorden en zichzelf niet te herhalen. Ik luister echt goed en ik hoor een aantal keren hetzelfde. Mevrouw Ortega, tot slot nog een interruptie.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De minister geeft aan dat hij bij de raad van bestuur heeft geïnformeerd naar de redenen. Dat is ook een vraag van mij. Wat zijn dus de redenen? Hoe had dit kunnen gebeuren? En wanneer krijgt de minister antwoord van de raad van bestuur?

Minister Donner:

Ik hoop zo snel mogelijk. Ik meende echter dat ik eerst prioriteit moest geven aan het lek boven water krijgen, het lek dichten, de gevolgen indammen en dan pas terugkijken.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik zal proberen om mijn vraag kort te formuleren. De minister heeft op zich de gave om "Duits" te formuleren, met talloze bijzinnen.

Minister Donner:

Duits?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Nou ja, wat de lengte van de zinnen betreft. U zegt ook schokkende dingen op een vrij rustige toon. U wist weinig eerder wat er aan de hand was bij het UWV. Mijn vraag is dan: hoeveel eerder? Verleden week is dit in het nieuws gebracht door het UWV zelf, niet omdat wij een brief van u kregen waarin stond dat er iets bij het UWV aan de hand was. Mijn vraag is dan ook kort en goed: wanneer wist u precies wat er aan de hand was bij het UWV? Was dat begin januari? Had u ons daarover niet meteen moeten informeren?

Minister Donner:

Ik heb een- en andermaal gezegd dat de problematiek eind februari bij het departement is gemeld. Toen bleek bij het UWV dat er inderdaad sprake was van een structureel probleem met betrekking tot de situatie. In de loop van vorige week ben ik begonnen met het formuleren van de brief aan de Kamer. Ik heb vervolgens een aantal vragen van de Kamer gekregen naar aanleiding van de berichten daarover. De ene week kreeg ik dus kennis van het probleem, terwijl ik de week erna al ben begonnen met het formuleren van de brief aan de Kamer. Ik heb echter voorrang gegeven aan het nemen van maatregelen, zodat het lek werd gestopt en de problemen werden ingedamd. Daarom hoefde ik de Kamer niet onnodig te verontrusten met betrekking tot de gevolgen. Daarom ook was ik er tevreden over dat ik de Kamer gisteren kon melden dat de gevolgen zijn ingedamd.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

In een eerdere reactie van de minister in de richting van een collega meldde de minister dat het budget 2009 voor een bedrag van 35 mln. aan kortlopende trajecten is overschreden. Precies dat bedrag komen wij overigens tekort voor 2010, maar ik weet niet of dat met elkaar correspondeert. De minister zegt over het geld voor die kortlopende trajecten dat dit niet geheel en al slecht besteed geld is. Hoe weten wij echter dat dit goed besteed geld is?

Minister Donner:

Kijk naar wat er normaal wordt besteed in relatie tot de stijging van de werkloosheid. De besteding die heeft plaatsgevonden, is dan eigenlijk het gevolg van het feit dat er op de oude voet is doorgegaan, zonder rekening te houden met de restricties, gelegen in het feit dat het oude budget beschikbaar was bij een gestegen werkloosheid. Daar hebben wij mee te maken. De discussie of de besteding, zoals die ook op de oude voet plaatsvond, zinvol is, is al oud. Die voeren wij al een tijdje. Wij zouden die alleen kunnen eindigen als ik nu geen extra middelen beschikbaar stel, wij daardoor een heel jaar geen trajecten uitbesteden, maar vervolgens toch constateren dat er evenveel mensen aan het werk zijn gekomen. Dan hebben wij het antwoord op die vraag, maar omdat wij dat niet willen, blijven wij zitten met de vraag of iemand werk zou hebben gekregen zonder deze middelen. Het gaat echter om concrete trajecten waarbij werkgevers aangeven: om die persoon in dienst te nemen, willen wij wel dat dit en dat gebeurt. Dat is de besluitvorming die plaatsvindt. Het onderzoek naar de zin van deze bestedingen zal mede onderdeel zijn van het onderzoek dat ik de Kamer heb toegezegd, mede naar aanleiding van de motie-Meeuwis.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik wil de minister helpen met bezuinigen. Er zijn nogal wat mensen die onder dwang van een sanctie mee moeten doen aan een re-integratietraject dat zij voor zichzelf niet nuttig achten. Is het geen goed idee om die sanctiedreiging achterwege te laten, zodat mensen zelf kunnen beslissen of zij het re-integratietraject wel of niet volgen? Volgens mij scheelt dat een heleboel duiten.

Minister Donner:

Aanvaardt de heer Ulenbelt dan ook de consequentie dat de uitkering van de persoon die het zelf beter weet, eindigt op het moment waarop die anders ook zou zijn geëindigd? Alleen dan is namelijk sprake van een bezuiniging. Anders gaan wij alleen maar door met uitkeringen die anders zouden zijn geëindigd.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat is verkwisting van re-integratiegelden, want daar kan de minister de effectiviteit niet van aangeven. Ik doe een heel concreet voorstel. Laat mensen zelf de keuze of zij het re-integratietraject dat zij krijgen aangeboden, al of niet willen. Ik help de minister om aan geld te komen, maar dan is het weer niet goed.

Minister Donner:

Ik ben dankbaar voor de suggestie van de heer Ulenbelt, als onderdeel van het voorstel uitmaakt dat de uitkeringen dan eindigen op het moment waarop de uitkeringen gemiddeld in die situatie eindigen. Voor de meeste mensen is dat na drie of uiterlijk na zes maanden.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog zonder verdere interrupties.

Minister Donner:

Er is een groot aantal vragen gesteld, maar in de meeste gevallen heb ik daarop geantwoord. Ik ben ingegaan op de problematiek van de overlopende verplichtingen en de bedragen waar het om gaat. Nogmaals, de totale problematiek van de overschrijding van de overbelasting van de begroting betreft een bedrag van 55 mln. Daarvan kan redelijkerwijs 25 mln. geacht worden aan het eind van 2010 door te lopen. Normaal zijn de overlopende verplichtingen in de orde van grootte van 50 mln. De andere 25 mln. bestaat uit verplichtingen die vermoedelijk verder in het jaar worden aangegaan. Het probleem was nu juist dat er tussen 2009 en 2010 een aanzienlijk hogere overloop was dan de 50 mln. die normaal is. Dat was het signaal dat er iets mis was. Die overloop stel je niet op 1 januari vast, die stel je op zijn vroegst in de loop van februari vast. Toen bleek dat de overloop uit 2009 uitkwam op 91 mln., dus 41 mln. meer dan normaal. Op die basis zijn vervolgens de berekeningen gemaakt.Donner

De heer Van Hijum vroeg mij waarom alleen het inkoopbudget aan de orde is. Hij wees daarbij op een reeks die betrekking heeft op de uitvoeringskosten voor de re-integratie. Die is vastgesteld bij de langjarige reeks. Die betreft echter het uitvoeringsapparaat en dat is niet in het geding. Dat blijft gelijk in deze operatie. Daarbij zijn geen overschrijdingen gepleegd. Het gaat om de trajecten die worden aanbesteed bij de re-integratiebedrijven.

Ik ga straks nog in op de vraag waar de middelen vandaan komen.

De heer Van Hijum vroeg of je meer verantwoording moet leggen bij sociale partners. Dat kan en, naar ik weet, zal onderdeel zijn van de discussie over de heroverweging, omdat we het dan ook hebben over een fundamentele wijziging van het ontslagrecht in Nederland. Dat is dan aan de orde. Natuurlijk kunnen we dat doen. Dat is een keuze die we maken. Die hebben we niet gemaakt. Hij kan dus niet wat nu gebeurt, afzetten tegen wat eventueel zou kunnen gebeuren. Dat laat onverlet dat ook in dat model nog steeds personen die meer dan een jaar geen baan gevonden hebben, ten laste zouden komen van het UWV. We hebben het dan dus in wezen over precies dezelfde groep als waar we het nu over hebben: diegenen die zonder hulp geen weg terug naar de arbeidsmarkt gevonden hebben en waar dus nog steeds re-integratiemiddelen voor zouden moeten worden besteed.

Er was de suggestie om dit alles uit te besteden aan de gemeenten. Ik constateer dat de gemeenten ruwweg 1,5 mld. hebben voor de re-integratie van om en nabij 300.000 mensen, terwijl het UWV voor de werkloosheid, op dit moment in de orde van grootte van 300.000, 400.000 mensen, zo'n 126 mln. heeft. Ik weet niet of het uitbesteden en decentraliseren naar de gemeenten tot bezuiniging zou leiden op deze middelen. Bij het aantal gemeenten dat we hebben, zou elke gemeente dan ongeveer 0,25 mln. krijgen. Het is inderdaad zo dat uit de arbeidsmarktbrief duidelijk blijkt dat ik op het terrein van het van werk naar werk begeleiden middelen heb uitgetrokken, juist om te onderzoeken wat de mogelijkheden op dat terrein zijn.

Ik kom bij de vragen van mevrouw Van Gent en vele anderen over waar de middelen vandaan komen. Die komen uit de apparaatskosten en uitvoeringskosten die voor het UWV voorzien waren en die vrij zullen vallen in de loop van dit jaar, omdat ze niet nodig zijn of omdat een andere oplossing mogelijk is.

Het gaat allereerst om een besparing in 2010 op een voorziening voor de VUT-regeling voor werknemers van het UWV. Die valt vrij, omdat er inmiddels een andere oplossing is gevonden voor die VUT-middelen die ruimte biedt. Verder gaat het om een besparing op de extra huisvestingkosten, die mogelijk is omdat er op een efficiëntere wijze is voorzien in de huisvesting van het extra aangetrokken personeel. Ten slotte gaat het om een vrijval van middelen die gereserveerd waren voor de gevolgen van een rechterlijke uitspraak inzake de werkuren. Het betreft dus middelen die anders mogelijk voor andere doeleinden beschikbaar zijn, maar het zijn geen middelen die ertoe leiden dat op een andere wijze uitkeringen of de dienstverlening van het UWV worden beperkt. Dat wat de middelen betreft.

Ik ben uitvoerig ingegaan op de achtergrond van de ontwikkeling bij het UWV voor zover ik nu weet. Dit zeg ik in antwoord op vragen van mevrouw Van Gent en mevrouw Vermeij. Als mij wordt gevraagd of er structureel iets mis is, dan moet ik kijken naar de trackrecord van het UWV over de afgelopen jaren. Het UWV heeft ongeveer 1 mld. op uitvoeringskosten bezuinigd. In die periode zijn er geen situaties geweest van overschrijding of gebrek aan controle, zoals het nu is. Dat laat onverlet dat er iets kan zijn dat vergt dat er indringend wordt bekeken wat er gedaan moet worden. Maar als dit soort ontwikkelingen wel goed zijn begeleid, dan kan het niet zo zijn dat, als het niet goed gaat, je onmiddellijk moet zeggen: o, nu is het hele beeld weer anders. Dat is niet zo. Bij de middelen die er zijn geweest – de heer Blok noemde onder andere de WALVIS – was er sprake van een problematiek die niet primair bij het UWV zijn oorsprong vond, maar in het samenvoegen van twee systemen, namelijk het op elkaar aansluiten van de Belastingdienst en het UWV. Daarvan is achteraf gebleken dat er te snel is geopereerd onder druk van de wenselijkheid om dat snel te doen.

Mevrouw Koşer Kaya had een aantal vragen. Ik ben ingegaan op de vraag over de werkcoaches die zijn ingezet. Het beeld dat daar te veel van zijn, is niet juist. Ik heb gezegd waar het extra geld voor het UWV vandaan komt. Zij vroeg of dat toereikend was voor het komend jaar. Het moet even toereikend zijn als het oorspronkelijke budget dat daarvoor was besteed. Derhalve moet het bij een goede adequate controle daarvoor toereikend zijn. Dat zal de besluitvorming zijn. Op de andere punten die zij opbracht, ben ik ingegaan.

De heer Ulenbelt meent, zoals hij meerdere keren heeft aangegeven, dat dit het gevolg is van de privatisering van de re-integratie. Maar ook als het UWV het zelf zou doen, blijft het zo dat de kosten wel gemaakt worden. Een lascursus moet dan wel betaald worden. Een competentietest moet dan wel betaald worden. Een langere opleiding moet dan wel betaald worden. Nogmaals, wat de discussie aangaat over de vraag of de private uitvoering op dit terrein tot een doelmatiger inzet leidt, meen ik tot nu toe dat er geen aanleiding is om tot een andere conclusie te komen, zij het dat er nu ook bijvoorbeeld op het terrein van de Wajong een verschuiving plaatsvindt, omdat een groter deel door het UWV zelf zal gebeuren. Maar dat hebben wij bij de begroting al besproken.

De heer Ulenbelt en mevrouw Ortega hebben gevraagd of de goedgekeurde trajecten worden teruggedraaid. Het antwoord is nee. De verplichtingen die aangegaan zijn, worden niet teruggedraaid. Er vindt wel een bevriezing plaats in het verdere aangaan van verplichtingen.

Dan kom ik op de vragen van mevrouw Vermeij. Ik heb aangegeven waar het geld terecht is gekomen, hoe het verdeeld is over de verschillende trajecten en waar het geld vandaan is gekomen. Het is allerminst zo dat het UWV een soort boom is waar, als je eraan schudt, altijd wat uit valt. Op dit soort punten snijd je wel de laatste mogelijkheden weg die er mogelijk waren voor andere voorzieningen die er dan zijn. Daar zal dan in voorzien moeten worden. Daarom heb ik bij het UWV wel aangegeven dat men het in eerste instantie binnen de eigen begroting moet vinden. Het moet in deze tijden van crisis niet leiden tot een extra beslag op publieke middelen; dat wil zeggen, op middelen die daar niet voor bestemd waren. Ik meen dat daar een oplossing voor is gevonden.

De vragen van de heer Bosma heb ik ook allemaal beantwoord, dacht ik. Datzelfde geldt voor de vragen van de heer Blok. Hij heeft een andere opvatting over de wijze waarop re-integratie en het UWV georganiseerd zouden moeten worden. Dat is een discussie de wij dan zullen voeren, maar die voeren wij niet naar aanleiding van deze problematiek.

De voorzitter:

Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn. Mevrouw Ortega heeft nog één vraag. Snel dan.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ja, dan hoef ik geen tweede termijn. Ik heb de minister gevraagd hoe het zit met de IRO's. Blijven die mogelijk? Veel mensen geven aan dat zij niet meer voor een IRO in aanmerking komen.

Minister Donner:

De IRO is een traject dat onder dit schema valt voor de categorieën die ik heb aangegeven. Juist voor personen die langer dan een jaar werkloos zijn, zal dit traject waar dat aangewezen is, open zijn. Voor de kortlopende situaties zullen er inderdaad beperkte middelen zijn. Dat zou sowieso het gevolg zijn geweest van het restrictieve budget.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef gelegenheid voor een korte tweede termijn, uitsluitend voor de heer van Hijum voor het indienen van een motie. Dan kunnen wij om 19.30 uur schorsen voor de dinerpauze.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik neem een heel korte aanloop, mede namens de mede-indieners. Hoewel wij in deze Kamer vele debatten hebben gevoerd over de effectiviteit van re-integratie, hoorzittingen hebben gehouden en eind 2008 met elkaar een verbeterplan hebben opgesteld waarin een aantal beleidsuitgangspunten zijn verwoord, moeten wij twee jaar later tot de conclusie komen dat er eigenlijk weinig tot niets is veranderd. Laat ik het maar ronduit zeggen: daar baal ik van. Het gaat om vele miljoenen belastinggeld waarvan wij moeten kunnen verantwoorden hoe dat besteed wordt. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door het UWV de afgelopen jaren onvoldoende is gestuurd op de selectieve inzet van re-integratiemiddelen ten behoeve van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, zoals bepaald in het Plan van aanpak re-integratie;

overwegende dat de Kamer herhaaldelijk heeft uitgesproken dat de effectiviteit en doelmatigheid van re-integratie substantieel kan worden verbeterd door bemiddeling en re-integratietrajecten meer selectief en vraaggericht in te zetten;

overwegende dat de keuze van het UWV om in het eerste jaar van werkloosheid in het geheel geen re-integratiemiddelen meer beschikbaar te stellen consequenties heeft voor werklozen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt en leidt tot afwenteling op gemeenten;

verzoekt de regering:

  • - inzicht te verschaffen in de besteding van re-integratiemiddelen door het UWV in de jaren 2009 en 2010 (inclusief uitvoeringskosten), de mate waarin deze middelen selectief en vraaggericht zijn ingezet en het aantal duurzame plaatsingen;

  • - snelle toegang van werklozen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt tot re-integratie op basis van een goede diagnose bij de intake te waarborgen;

  • - te onderzoeken hoe de re-integratieketen effectiever en doelmatiger kan worden vormgegeven en de Kamer hierover voor 1 mei 2010 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum, Van Gent, Vermeij, Koşer Kaya en Ortega-Martijn.

Zij krijgt nr. 428(26448).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Donner:

Voorzitter. De motie-Van Hijum op stuk nr. 428 ...

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Cum suis.

Minister Donner:

Dat staat er bij mij niet onder.

De voorzitter:

Nou, er staan bij mij vijf namen onder.

Minister Donner:

Die zijn handgeschreven.

De voorzitter:

Met de hand telt ook.

Minister Donner:

Ik kon het niet lezen.

Voorzitter. De motie-Van Hijum c.s. begint met de constatering dat er in de afgelopen jaren onvoldoende gestuurd is. Dat is ten enenmale onjuist. Het eerste jaar dat er gestuurd moest worden, is 2009. Wij hebben zojuist besproken dat in 2009 onvoldoende gestuurd is. Of er in 2010 onvoldoende gestuurd zal worden, moet nog blijken.

Ik ga in op de specifieke verzoeken die in de motie aan de regering worden gedaan. In de eerste plaats wordt zij verzocht, inzicht te verschaffen in de besteding van de re-integratiemiddelen. Voor wat betreft 2009 kan ik daarin voorzien, maar voor 2010 kan ik dat niet, tenzij de maanden januari en februari worden bedoeld.

In de tweede plaats wordt de regering verzocht, snelle toegang van werklozen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt tot re-integratie op basis van een goede diagnose bij de intake te waarborgen. Ik moet er daarbij op wijzen dat de afgesproken selectiviteit – namelijk dat het gaat om mensen die langer dan een jaar, aanvankelijk negen maanden, werkloos geweest zijn – inhoudt dat die periode zal verstrijken. Ik heb al aangegeven dat ik 5 mln. extra beschikbaar heb gesteld voor de gevallen waarin een beeld bestaat dat er dringend met re-integratie gewerkt zou moeten worden, ook als het gaat om mensen die korter werkloos zijn. Die selectiviteit, die net is besproken met de Kamer, houdt in dat die middelen niet vanaf dag één beschikbaar zijn voor iedereen, ook niet voor de zojuist genoemde personen. Dat laat onverlet dat de verschillende maatregelen die normaal gesproken beschikbaar zijn, de basisdienstverlening, maar ook de crisismaatregelen, nu ook beschikbaar zijn. Ik ben gaarne bereid, de Kamer nader in te lichten over de wijze waarop daarin wordt voorzien.

In de derde plaats wordt de regering verzocht, te onderzoeken hoe de re-integratieketen effectiever en doelmatiger kan worden vormgegeven en de Kamer hierover voor 1 mei 2010 te informeren. Het gaat daarbij mogelijk om het heroverwegingsrapport, dat de Kamer zal geworden. Er wordt hier al onderzoek naar gedaan naar aanleiding van de motie van de heer Meeuwis.

Ik kan niet garanderen dat ik voor 1 mei de resultaten daarvan heb. Ik zal gaarne de motie uitvoeren, maar ik kan de resultaten van het onderzoek inzake de re-integratieketen niet voor 1 mei aan de Kamer sturen. De andere punten kan ik wel eerder dan 1 mei geven. Dat heb ik met de Kamer gewisseld. Ook heb ik een brief gestuurd over de inhoud van dat onderzoek.

De voorzitter:

Ik constateer dat de heer Van Hijum akkoord gaat met het antwoord van de minister.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de motie vindt komende dinsdag plaats.

De vergadering wordt van 19.30 uur tot 20.30 uur geschorst.

Naar boven