Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Çörüz aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het aannamebeleid van korpschefs in Nederland en de uitlatingen van de minister hierover.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie was dit weekend onaangenaam verrast door het bericht dat minister Ter Horst de benoeming van een nieuwe korpschef van de politie in Zuid-Holland-Zuid heeft tegengehouden, omdat de beoogde kandidaat een man is en bovendien blank. Wat de CDA-fractie betreft moet een nieuwe korpschef op kwaliteit worden beoordeeld en niet op het feit of de kandidaat vrouw of man is en wel of geen kleur heeft. Wat is voor de minister het belangrijkst? De beste persoon, de kleur of het geslacht? De CDA-fractie steunt de inzet van de minister om de politietop te verbreden met vrouwen en allochtonen, maar heeft grote zorgen over de interne onrust die het resultaat is van de dogmatische opstelling van de minister.

Over de vacature waar het hier om gaat, wil de CDA-fractie het volgende weten. Hoeveel vrouwen en hoeveel kandidaten met een allochtone achtergrond hebben er gesolliciteerd? Kan de minister aangeven hoeveel van die kandidaten van binnen de politie kwamen en hoeveel van buiten? Klopt het bericht in de Volkskrant van vandaag dat het departement een van zijn ambtenaren heeft voorgedragen voor de vacature van korpschef Zuid-Holland-Zuid, en wel een autochtone, mannelijke kandidaat?

De CDA-fractie wil dat de minister er meer op inzet om kandidaten via de opleiding aan de Politieacademie binnen te krijgen en te houden. Sinds 1971 zijn er vrouwen in opleiding bij de Nederlandse Politieacademie voor kaderfuncties binnen de politieorganisatie. Klopt het bericht dat geen enkele vrouw die de opleiding heeft doorlopen, korpschef is geworden en dat deze uitsluitend van buiten komen?

Wat betekent de opstelling van de minister voor de thans bij de politie werkende leidinggevende autochtone man? Dat er bij de politie voor hem geen carrièremogelijkheden meer zijn. Is de minister bekend met de onrust die daardoor is ontstaan binnen de politie organisatie? Wat moet de opstelling van de minister betekenen voor de gemiddelde vrouw, al dan niet van allochtone oorsprong? Hoe zal het voelen dat er altijd twijfel bestaat dat iemand niet is gekozen omdat de kwaliteit doorslaggevend was, maar omdat zij vrouw is of allochtoon?

Minister Ter Horst:

Voorzitter. De heer Çörüz heeft De Telegraaf geciteerd om aan te geven wat mijn reden zou zijn om een benoeming van de korpschef bij Zuid-Holland-Zuid stop te zetten, maar dat zijn niet de woorden die ik zelf heb gebruikt. Hij gebruikte de zinsnede "omdat de kandidaat man was en blank", maar het lijkt mij goed om even aan te geven dat dit niet de reden was.

Hij heeft ook gezegd dat de CDA-fractie het diversiteitsbeleid bij de politie steunt en daarvoor dank ik hem zeer. Hij sprak ook over interne onrust bij de politie. Ik denk dat het goed is om te zeggen dat er heel concrete afspraken zijn gemaakt met de politie, namelijk dat 50% van de topbenoemingen voor witte mannen is en 50% voor vrouwen en allochtonen, en dat kunnen ook mannen zijn. Over de kroonbenoemingen voor de subtop is afgesproken dat daar 30% vrouwen en/of allochtonen zullen worden benoemd.

Met alle korpsbeheerders zijn specifieke afspraken gemaakt over wat dat voor hun korps betekent. Mijn uitgangspunt daarbij is dat wij niet per vacature moeten kijken, maar dat wij een periode van vier jaar hebben om te realiseren dat de top van de politie voor 25% uit vrouwen zal bestaan. Om die 25% te bereiken moet je vier jaar lang 50% benoemen. Dat is helder. Juist door die periode van vier jaar te kiezen, heeft een korps de mogelijkheid om op een rij te zetten welke vacatures eraan komen en om te bedenken wat dat betekent voor de invulling van die vacatures.

De heer Çörüz stelde de algemene vraag of er dan nog carrièremogelijkheden zijn voor witte mannen. Ja, natuurlijk zijn die er. Ze zijn iets kleiner dan altijd het geval was. De top van de politie bestaat nu immers bijna uitsluitend uit witte mannen. Ik meen dat wij het met elkaar eens zijn dat dit niet de gewenste eindsituatie is. Als je meer vrouwen en allochtonen laat instromen, dan zijn de kansen voor witte mannen kleiner. Zijn die nul geworden? Nee, natuurlijk niet, want wij hebben het over 50% van de benoemingen. Bij de andere 50% kunnen witte mannen gewoon een plaats krijgen.

De heer Çörüz heeft gevraagd wat het belangrijkste aspect voor de minister is: sekse, kleur of kwaliteit. Dat is de kwaliteit. Ik heb altijd gezegd dat kwaliteit altijd voorop moet staan als wij de politie of de rijksoverheid diverser willen samenstellen. Overigens is dat van groot belang, zeker voor de legitimiteit van de politie. Wij moeten nooit iemand benoemen die niet aan de maat is. Wij moeten nooit iemand benoemen – geen vrouw, niet iemand met een kleurtje – die niet aan de maat is.

Wat is er gebeurd bij Zuid-Holland-Zuid? Daar hebben vier of vijf mensen gesolliciteerd. Belangrijk is dat drie kandidaten benoembaar werden geacht. Daar zaten twee vrouwen bij. Die functie was niet gelabeld voor vrouwen. Daardoor had de korpsbeheerder de vrijheid om in de sollicitatiegesprekken – hij heeft uiteindelijk met drie kandidaten gesproken – de keuze te maken voor wie hij maar wilde. Daarbij was het uitgangspunt: bij gelijke geschiktheid gaat de voorkeur uit naar een vrouw. De korpsbeheerder heeft die gesprekken gevoerd en heeft gezegd: ik ben voorstander van de mannelijke kandidaat. Daar heb ik kennis van genomen. Nogmaals: het was geen gelabelde functie voor vrouwen, dus die vrijheid had hij. Toen deed zich echter een omstandigheid voor die voor mij een reden was om daarover met de korpsbeheerder te spreken. Er kwamen namelijk nog allerlei adviezen. Daarbij ging het dus niet om het simpele feit dat er sprake was van een witte man. Als dat het geval was geweest, had ik gezegd: dat is volgens de spelregels, dus dat kan. Dat maakt het voor ons in de toekomst wel moeilijker, want dan wordt er weer geen vrouw benoemd, maar dat kan. Dat was niet de reden om deze benoeming "on hold" te zetten. Er waren echter bijkomende argumenten om dat te doen. Waar de heer Çörüz zijn betoog mee begon, namelijk dat de kandidaat een man was en blank, is niet de reden geweest om de benoeming "on hold" te zetten.

De heer Çörüz heeft gevraagd: zijn de huidige vrouwelijke korpschefs van binnen de organisatie gekomen of van buiten? Overigens zijn dat er 4, waarvan 1 ad interim, van de 26; dat is bekend. Zij zijn inderdaad allen van buiten gekomen; een was burgemeester en een ander was directeur van een Dienst Stadstoezicht.

Misschien is het ook goed om ons te realiseren hoe groot de instroom is van vrouwen en allochtonen in de Politieacademie. Ik weet dat de heer Çörüz ook daarin is geïnteresseerd. Ik beperk mij maar tot vrouwen. De instroom van vrouwen is als volgt: op niveau 2 is 23% vrouw, op niveau 3 is 30% vrouw, op niveau 4 is 31% vrouw, op niveau 5 is 55% vrouw en op niveau 6 is 18% vrouw. Die aantallen zie je nu nog steeds niet terug bij de politie. Als de heer Çörüz een link wil leggen tussen instroom en bezetting, dan ziet hij dat daar nog een groot gat tussen zit. Dan is het duidelijk dat dit grote gat vooral in de top is te vinden.

De heer Çörüz (CDA):

Ik dank de minister voor haar beantwoording. Eén cruciale vraag is blijven liggen, namelijk of zij vanuit haar eigen departement ook een autochtone, mannelijke kandidaat heeft aangedragen. Ik ben blij dat zij zegt kwaliteit te stellen boven sekse dan wel kleur. Ik ga er dan ook van uit dat het niet denkbaar is dat zij nu een allochtoon of een vrouw benoemt die niet het meest geschikt is.

Hoe nu verder? De minister heeft deze benoeming aangehouden. De vacature is al anderhalf jaar vacant. Dat is een onverantwoorde situatie. Hoe denkt de minister uit deze impasse te komen? Ik wil binnen twee weken van de minister een brief hebben waarin zij uiteenzet hoe zij op het voorliggende geval gaat anticiperen.

Minister Ter Horst:

Neem mij niet kwalijk. Ik was inderdaad vergeten de vraag te beantwoorden of er vanuit het departement een suggestie is gedaan voor een kandidaat in de eerste fase. Dat is het geval. Het betrof een witte man. Dat geeft ook aan dat er geen enkel bezwaar tegen is dat witte mannen in dit soort procedures meedoen als de vacature niet voor vrouwen of allochtonen is gereserveerd.

Tegen een brief waarin ik aangeef hoe ik verder omga met dit soort procedures omga, kan natuurlijk nooit bezwaar bestaan.

De heer Brinkman (PVV):

Wat deze minister doet, is natuurlijk totaal bezopen! Het is gewoon pure discriminatie van de Nederlandse, autochtone talentvolle man die binnen de Nederlandse politie hogerop wil komen. Ik wil gewoon weten wat de kans is voor die talentvolle, helaas witte man – zoals de minister dit zelf noemt – bij de politie om binnen drie jaar nog korpschef te worden. Wat doet de minister intern bij de politie om de vrouwen en de allochtonen op wie zij mikt, klaar te maken, opdat zij bij een volgende sollicitatieprocedure wel aan de kwaliteiten voldoen? Kunnen wij dan gewoon stellen dat bij de volgende sollicitatieprocedures geen blanke mannen meer mogen solliciteren? Dat heeft bij deze minister immers totaal geen nut. Ik heb ook nog een vraag aan het CDA. Laten wij wel zijn, het CDA wist ook vorig jaar al dat dit eraan zat te komen. Dat heeft deze minister wel goed gedaan: zij heeft vorig jaar duidelijk een diversiteitsbeleid naar voren gebracht waarin dit al viel te verwachten. Waarom maakt het CDA hier nu zo'n punt van, terwijl de partij niet werd gehoord toen het diversiteitsbeleid werd besproken, in tegenstelling tot de PVV, die hier faliekant tegen was?

Minister Ter Horst:

De heer Brinkman zegt dat hierbij sprake is van discriminatie. Ik denk dat de heer Brinkman weet dat het maken van onderscheid is toegestaan als evident sprake is van een ongelijke situatie. Dat is hierbij het geval.

De heer Brinkman heeft gevraagd of aan vrouwelijke kandidaten en kandidaten met een biculturele achtergrond mogelijkheden worden geboden om die posities te bereiken. Ja. Wij proberen natuurlijk niet alleen vanaf de bovenkant of de zijkant van de organisatie, maar ook van onderop mensen klaar te stomen om die functies te vervullen. Vanuit mijn departement is zelfs geld ter beschikking gesteld om de mogelijkheid te bieden, personen een tijd boventallig neer te zetten, zodat zij "blauw gekleurd" kunnen worden – zoals dat zo mooi in politiejargon heet – als zij van buiten de politieorgani­satie komen.

Hebben witte mannen nu geen kansen meer? Natuurlijk wel, namelijk 50%. Ik heb dit al geantwoord op de vraag van de heer Çörüz.

Voorts heeft de heer Brinkman gevraagd: betekent dit dat mannen straks niet meer kunnen solliciteren? Dat hangt ervan af of een functie wel of niet is gereserveerd. Ik ben het in geval van een gereserveerde functie met hem eens dat het beter is dat het aantal mensen dat kan solliciteren, beperkt wordt. Dan ontstaan namelijk geen situaties zoals nu. Ik wijs erop dat in de afgelopen anderhalf jaar bij zeventien van de twintig kroonbenoe­mingen witte mannen zijn benoemd. In dat tempo halen wij het doel gewoon niet.

In het kader van de onrust waar de heer Brinkman naar verwees, is het goed om te zeggen dat het diversiteitsbeleid niet alleen de steun heeft van de korpschefs en de korpsbeheerders, maar ook van de politiebonden. Zij zien namelijk hoe belangrijk het is dat de politie diverser wordt samengesteld.

De voorzitter:

De heer Brinkman heeft ook nog een vraag gesteld aan de heer Çörüz.

De heer Çörüz (CDA):

Wij hebben ook in een eerder stadium gezegd dat wij voor een afspiegeling zijn van de samenleving, maar wij zijn tegen de dogmatische wijze waarop die op dit moment invulling krijgt.

De heer Van Raak (SP):

De minister is bezig met symboolpolitiek, en die is in dit geval schadelijk voor de politie. Ik ben er erg voor dat meer vrouwen en allochtonen korpschef worden. Emancipatie betekent dat je bij gelijke kwaliteiten voor de vrouw of de allochtoon kiest, en niet voor de witte man. Maar waren er nu vrouwelijke of allochtone kandidaten? Als die er niet waren, dan is het natuurlijk onzinnig om een korpschef niet te benoemen, want nu zit men in Dordrecht zonder. Als er geen andere kandidaten zijn, moet je vrouwen en allochtonen opleiden in plaats van zeggen dat je niet benoemt. Daar heeft Dordrecht namelijk niets aan. Emancipatie is volgens mij vooral aan de orde bij vrouwelijke en allochtone agenten die nu als wijkagent moeten instromen. Er zijn grote tekorten bij de politie. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat vrouwen bij de politie gaan werken, dat de politie voor allochtonen interessant wordt en dat zij zich daar thuis voelen en niet meteen weer weggaan? Wanneer gaat de minister echt iets voor de emancipatie doen in plaats van dit soort symboolpolitiek te voeren?

De voorzitter:

Ik vraag de heer Van Raak en alle anderen die na hem komen om kort en bondig te formuleren. Hij sprak bijna twee minuten.

Minister Ter Horst:

Symboolpolitiek is zeggen dat je iets moet doen en het vervolgens niet doen. Ik zeg dat het moet gebeuren en ik houd de politie er ook aan dat het gebeurt. De heer Van Raak zei dat het van groot belang is dat er kandidaten zijn. Zoals ik al aangaf, waren er bij deze specifieke casus twee vrouwelijke kandidaten. Wij zorgen ervoor dat er vrouwelijke kandidaten zijn. Het zorgen voor allochtone kandidaten is overigens een veel groter probleem. Alle genoemde suggesties en maatregelen zijn van groot belang en men kan er zeker van zijn dat wij aan al dat soort maatregelen aan het werken zijn. Misschien kunnen wij daar in een later overleg nog wat specifieker over praten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Er is weer een open zenuw geraakt: het diversiteitsbeleid. De minister heeft gewoon een punt. Termen als "dogmatisch" of "bezopen" gaan mij veel te ver, zeker als het gaat om dit punt. Je kunt wel steeds zeggen dat het de allerlaatste keer is dat je een witte man benoemt, maar er komt altijd weer een andere keer na die allerlaatste keer. Op een zeker moment moet je bekijken of men zich over en weer aan de afspraken houdt. Volgens mij is dat het enige wat gebeurd is. Ik heb wel een vraag aan de minister. Dit levert zo veel commotie en imagoschade op. Dat ligt nog niet eens zo zeer aan de minister, maar ik betreur het zeer. Vond de minister de timing, ondanks het feit dat het op 8 maart gebeurde, zelf heel handig? De minister heeft een punt, maar heeft zij dat op het juiste moment gemaakt? Ook vrouwen hebben er belang bij dat er niet heel negatief gedaan wordt over kwaliteit. Ik distantieer me van dat soort opmerkingen. Verder vraag ik de minister om met een brief te komen over het personeelsbeleid bij de politie. Daar hoor je namelijk echt heel verschillende berichten over.

Minister Ter Horst:

Het was inderdaad een moment om stil te staan bij hoe wij de afgelopen anderhalf jaar bezig zijn geweest en de resultaten te bekijken. Ik weet niet of de leden kennis hebben genomen van het rapport van de inspectie, maar het is echt desastreus. Uit het rapport blijkt dat het niet goed gaat met het diversiteitsbeleid bij de politie, dat zij zichzelf overigens heeft opgelegd. Daarom heb ik gisteren gesproken met de heer Van Aartsen, de voorzitter van het Korpsbeheerdersberaad. Wij zijn het erover eens dat de doelstellingen niet worden gehaald als wij in dit tempo doorgaan en dat wij dus onze tussendoelen moeten gaan verscherpen. Wij gaan de doelstellingen halen en zullen scherpere maatregelen moeten nemen.

Tja, de timing ... Ik ben niet met dit verhaal naar buiten gekomen. Ik kan het dus niet echt helpen. Zoals ik al heb gezegd, vind ik het vervelend voor de betreffende kandidaat, maar ik heb dat stuk in De Telegraaf natuurlijk niet geschreven. Ik heb aangegeven wat mijn reden was om deze benoeming on hold te zetten, te bekijken wat er de afgelopen anderhalf jaar gebeurd is en te bepalen hoe wij nu verder gaan.

De brief over het personeelsbeleid waar mevrouw Van Gent om vraagt, kan ik mooi koppelen aan de vraag die de heer Çörüz heeft gesteld.

De heer Pechtold (D66):

Het is een pijnlijke zaak: pijnlijk voor de betrokkene en pijnlijk voor de eventuele vrouw of allochtoon die straks op die positie komt en steeds de verdenking op zich zal laden dat dit hierdoor komt. Ik dacht dat ik de casus snapte, maar de minister zei zojuist dat er vier benoembaren waren, van wie twee vrouwen. Zij heeft daar kennis van genomen en vervolgens zei de minister dat er adviezen afkwamen en bijkomende argumenten. Ik wil niet in het precieze personeelsbeleid van het ministerie duiken, maar middels een brief – het hoeft niet in de openbaarheid – wil ik daar wel meer over horen omdat de minister dit nu zelf naar voren brengt. Het ging dus helemaal niet om een positie waar een vrouw of allochtoon de voorkeur had. Het is dus extra pijnlijk dat deze man zo beschadigd is; de welkomstreceptie moest zelfs afgezegd worden. Wat zegt het feit dat dit in een weekend zo pijnlijk naar buiten komt over de verhoudingen binnen het departement en tussen het departement en de politie?

Minister Ter Horst:

Die laatste vraag begrijp ik niet helemaal. Ik kan het niet helpen dat dit naar buiten is gekomen. Ik weet ook niet of het door de politie naar buiten is gekomen. Voor de verhoudingen betekent het volgens mij dus niets. Er waren vier kandidaten, van wie er uiteindelijk drie benoembaar werden geacht. De keuze is daarna door de korpsbeheerder gemaakt. Het is dus geen voor vrouwen gereserveerde functie. Anders waren er immers geen mannelijke kandidaten. Het is wel een functie waar bij gelijke geschiktheid de voorkeur uitgaat naar een vrouw. Als vervolgens een man wordt benoemd, moet aangegeven worden dat er geen sprake is van gelijke geschiktheid en dat de man geschikter was dan de vrouw. Daarover zijn ervaringen gewisseld.

De heer Pechtold (D66):

Krijgen wij ...

De voorzitter:

U vroeg om een vertrouwelijke brief. Ik neem aan dat de minister daarmee komt.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil wat meer horen over de adviezen en de bijkomende argumenten. De minister gaat daar nu immers diep op in.

Minister Ter Horst:

Dat zal in vertrouwelijkheid moeten gebeuren.

De voorzitter:

Dat is duidelijk.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is belangrijk dat wij nu horen dat de korpschef die eerst was benoemd niet is teruggeroepen omdat het om een witte man ging. Er speelden blijkbaar andere argumenten. Nu kleeft er echter wel direct een luchtje aan degene die het niet is geworden. Degene die het wel wordt, zal bovendien altijd het imago van tweede keus opgeplakt krijgen. Ik snap prima dat de minister een diversiteitsbeleid wil voeren. Bij het wetgevingsoverleg over politie van een halfjaar geleden heb ik juist voor de situatie gewaarschuwd dat mensen zich tweede keus voelen en dat mensen die best geschikt zijn niet meer aan de bak komen. Waarom gebeurt dit op zo'n onhandige manier? Waarom wordt er niet eerder in het proces ingegrepen? Waarom wordt de keuze van het korps of de korpschef niet gerespecteerd?

De voorzitter:

Ik doe een dringend beroep op de leden. Wij hebben nog drie mondelinge vragen te gaan. Er is vandaag een volle agenda. Ik vraag iedereen dan ook om mee te werken en om korte vragen te stellen en korte antwoorden te geven.

Minister Ter Horst:

Waarom respecteer ik de keuze van de korpsbeheerder niet? Het gaat hier om een kroonbenoeming. Als ik automatisch alle voordrachten van korpsbeheerders moet volgen, hoeven het ook geen kroonbenoemingen meer te zijn. De selectieprocedure is zorgvuldig. De korpsbeheerder doet een voordracht. Een aantal mensen geeft advies. Vervolgens maken de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken een beoordeling en beslissen die of zij de voordracht naar de koningin kunnen leiden. Waarom ik de voordracht niet volg? Zo is het niet afgesproken. Het lijkt mij ook niet verstandig. Er worden altijd afwegingen gemaakt. De betrokken personen hebben altijd opvattingen. Het is aan beide ministers om de afweging en de uiteindelijke keuze te maken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ook de SGP vindt het een ongelukkige gang van zaken. Wij hebben er bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken al over gesproken. Is het niet zo dat de regering in feite een rigide quotabeleid voert, met vervolgens de consequenties waarover wij nu spreken? Vrouwen en allochtonen hebben bij gelijke geschiktheid niet de voorkeur, maar 50% moet gewoon vrouw of allochtoon zijn bij een kroonbenoeming. Moet de minister dit, gezien alle consternatie, niet terugnemen?

Minister Ter Horst:

Nee. Ik ben dat in het geheel niet met de heer Van der Staaij eens. Ik zal niet verwijzen naar het coalitieakkoord. Dat interesseert de heer Van der Staaij immers terecht niet. Ik heb afspraken gemaakt met de politie over hoe er meer vrouwen en allochtonen in de top van de politie komen. Bij een dergelijke doelstelling is bekend dat die niet automatisch wordt bereikt. Anders hoeven wij immers geen doelstelling te formuleren. Laten wij wel wezen, dit is ook een kwestie van machtsposities. Uiteraard hebben sommige mensen minder kans om op deze positie te komen. Zo nu en dan gaat het van "au". Ik heb er niet voor gekozen om deze zaak in de publiciteit te brengen. Ik ben daar niet verantwoordelijk voor. Het is ook geen rigide politiek. De afspraken zijn duidelijk. Er is gekozen voor een periode van vier jaar om ervoor te zorgen dat wij deze doelstelling kunnen bereiken. Voor elk politiekorps betekent dat een overzichtelijke periode, met grote vrijheid bij de benoeming van mensen op de vacante posities.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik wil voorbij deze kwestie. Een diverse maatschappij vraagt immers om een diverse politie. Ik hoor de geluiden in de zaal. Ik hoor ook de heer Van der Staaij van de SGP, die wel degelijk een quotabeleid hanteert, zij het met een nullijn. Het is echter goed om op korte termijn te overleggen over hoe wij verder gaan met het diversiteitsbeleid. Ik geloof er namelijk niks van dat de doelstellingen zullen worden gehaald. Mijn vraag is dan ook: wanneer kunnen we het inspectierapport verwachten, dat een heel zorgwekkend beeld van de diversiteit laat zien, niet alleen bij de top maar door alle lagen heen? En hoe zit het met het management- en developmentbeleid? Laten we elkaar diep in de ogen kijken: vinden we dat allemáál erg belangrijk, hebben we een meerderheid die ervoor wil gaan om van het diversiteitsbeleid daadwerkelijk een succes te maken?

Minister Ter Horst:

Uw concrete vraag was wanneer het inspectierapport komt. Ik heb gisteren de eerste draft gezien, ik geloof dat het nu bij de drukker ligt. Ik kan het dus snel aan de Kamer doen toekomen. Mijn voorstel zou zijn om in een algemeen overleg verder te praten over de invulling van het diversiteitsbeleid.

De voorzitter:

De heer Van der Staaij wil reageren op een opmerking in zijn richting.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ja, voorzitter, ook de SGP werd aangesproken, maar geen partij of fractie is zo intensief bezig met diversiteitsbeleid als de onze. Ik dacht dat juist de PvdA aan het terugkomen was van allerlei nadelige effecten van harde quotaregelingen: die van één-twee-één-twee, weet u wel?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik constateer alleen dat de heer Van der Staaij tegen een quotabeleid is, maar dat zijn partij wel degelijk een quotabeleid hanteert, namelijk de nullijn; dat is net zo goed een quotum.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Ik ben blij dat de minister die gaat over onze grondrechten, kwaliteit boven alles stelt. Het moet dus gaan om de beste man of vrouw op een plek, ongeacht huidskleur. De minister heeft de bevoegdheid om in te grijpen of om verantwoording aan de korpsbeheerder te vragen, voordat zij de benoeming voorlegt aan de Koningin. Die ruimte moet zij ook krijgen.

Maar heeft de minister het ongelukkige beeld niet zelf gecreëerd? De eerste artikelen verschenen immers in De Telegraaf van zaterdag, zondag zat zij bij Buitenhof. In die uitzending noemde zij de adviezen die zij heeft gekregen van de Commissaris van de Koningin en van de voorzitter van het college, niet als argument. Zij sprak daar alleen over "witte mannen". Had de minister niet op dat moment duidelijk moeten maken dat het aanhouden van de voordracht meer te maken had met de adviezen die zij had gekregen dan met het diversiteitsbeleid? Het leidde allemaal namelijk tot veel verwarring, en ten onrechte.

Minister Ter Horst:

Met alle respect, maar ik geloof dat dit een omkering van werelden is. Ik geloof niet dat het beeld is ontstaan in Buitenhof, met een toch vrij beperkte kijkerschare. Ik geloof dat het beeld is bepaald door de krant die de dag ervóór uitkwam. Waarover u het had, is in het gesprek niet aan de orde geweest en daarom heb ik dat daar niet aan de orde willen stellen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter, twee vraagjes. De minister gaf aan dat het personeelsbeleid bij de politie voor de politiechefs als volgt is: 50% van de vacatures is voor mannen, 50% van de vacatures is voor vrouwen en allochtonen. Dat vind ik belachelijk. Vrouwen maken ongeveer 53% uit van de Nederlandse samenleving, vormen in deze samenleving dus eigenlijk de meerderheid. Allochtonen maken nog geen 10% van de samenleving uit. Welke afzonderlijke doelstelling hanteert zij nou in dit beleid?

Ten tweede vraag ik haar of zij niet eens kan stoppen met vrouwen en allochtonen steeds maar op één hoop te gooien in al die personeelsadvertenties voor ambtelijke diensten; vrouwen vormen immers geen minderheidsgroep.

Minister Ter Horst:

Nee, zo zie ik ze helemaal niet. U heeft gelijk: in kwantitatieve zin zijn vrouwen in de meerderheid. Ik mocht burgemeester zijn van een gemeente waar door onduidelijke redenen het percentage vrouwen echt veel hoger was dan dat van mannen. U kent die gemeente ook. Ik heb nooit begrepen waardoor dat kwam. Hoe dan ook, vrouwen zijn kwantitatief dus zeker niet in de minderheid, maar in de topposities in het bedrijfsleven en de rijksoverheid wel. Wij hebben een aparte doelstelling voor allochtonen, wij gooien die groepen dus ook niet op één hoop. Volgens mij ligt die doelstelling voor de politie op 8,5%, dus veel lager dan de 50% in geaccumuleerde zin waarover we nu spreken. Uit de rapportage zal blijken dat de politie op dit moment ook die doelstelling van 8,5% niet haalt. Maar wij gooien dus niets op één hoop, wij realiseren ons goed dat dit twee aparte groepen zijn die aparte benaderingen behoeven.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter, ik had twee korte vragen en heb op mijn tweede vraag geen antwoord gekregen.

De voorzitter:

De vraag was of de minister gaat stoppen met zinnen in advertenties waarin vrouwen en minderheden op één lijn worden gesteld.

Minister Ter Horst:

Ik ben bereid om te bekijken of wij dat op een wat andere manier kunnen formuleren.

Naar boven