Vragen van het lid Jan Jacob van Dijk aan de minister van Defensie over het bericht dat een jaar na het helikopterincident in Zaltbommel en Maasdriel 40% van de schadeclaims van ondernemers nog niet afgehandeld is.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Voorzitter. Op 12 december 2007 vloog een helikopter tegen een hoogspanningsmast tussen Heesselt en Hurwenen. Het heeft lang geduurd voordat de problemen daar opgelost werden. Meer dan 50.000 huishoudens werden getroffen door het feit dat zij geen stroom meer hadden en meer dan 7000 bedrijven hadden er ook last van. Direct in de dagen daarna bedroeg de geraamde schade al 50 mln. tot 70 mln.

Tijdens het vragenuurtje kort daarna gaf minister Van der Hoeven van Economische Zaken aan dat wat haar betreft mensen en bedrijven niet de dupe zouden mogen worden van de schadeafhandeling. Dat zou voortvarend worden opgepakt. Nu, één jaar na dato, weten wij dat er 2600 claims zijn ingediend door bedrijven, dat er 754 vaststellingsovereenkomsten zijn en dat er van die 754 overeenkomsten 508 zijn uitbetaald. Ergo, nog 2000 schadeclaims moeten worden afgehandeld. Daar komt bij dat veel ondernemers klagen over het feit dat zij steeds weer om extra informatie gevraagd worden, zodat zij uiteindelijk het gevoel hebben dat het wel erg veel rompslomp met zich meebrengt.

Dat brengt mij ertoe om drie vragen te stellen aan de minister. Ten eerste, waardoor is de toezegging die vorig jaar is gedaan, niet gestand gedaan? Mensen mochten niet de dupe worden van de schadeafhandeling en de indruk bestaat nu dat dit zo langzamerhand wel gaat gebeuren. Ten tweede, hoe voorkomt de minister dat bedrijven meer kosten moeten maken voor het aanleveren van de gevraagde informatie dan zij uiteindelijk als schadevergoeding kunnen ontvangen? Er zijn bedrijven die € 1280 aan schadevergoeding zouden kunnen ontvangen, maar die al meer kwijt zijn aan de boekhouder om ervoor te zorgen dat de informatie wordt aangeleverd. Ten derde, hoe gaat de minister ervoor zorgen dat alle claims voor 1 maart 2009 zijn afgehandeld?

De voorzitter:

De minister wil dat u nog even de datum herhaalt.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

1 maart 2009. De minister hoopt op 2010, maar het is echt 2009.

De voorzitter:

Wij kunnen niet in elkaars geest kijken. Dus wat de minister hoopt...

Minister Van Middelkoop:

Voorzitter. Dank u wel voor de geboden gelegenheid om namens de staatssecretaris antwoord te geven op een aantal zeer relevante vragen. De heer Van Dijk heeft natuurlijk gelijk als hij mij herinnert aan de uitspraak van de minister van Economische Zaken destijds dat bedrijven en particulieren niet de dupe mogen worden van de ontstane situatie. Die inzet bestaat nog steeds. De kern van de vragen van de heer Van Dijk heeft te maken met de traagheid van het proces. Ik maak graag gebruik van de gelegenheid om uit te leggen waarom een en ander vrij traag verloopt.

Zoals de heer Van Dijk weet en zoals de Kamer weet, hebben wij de hele uitbetaling, de hele uitwerking en uitvoering van de schadeclaims, in handen gelegd van de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV. Deze dienst heeft in het verleden bewezen met zulke grootschalige operaties vertrouwd te zijn. Die dienst heeft bijna 8000 schademeldingen ontvangen. Dat is heel veel. Van particulieren waren dit er 5300 en van bedrijven 2600. De Dienst Regelingen is begonnen met de afhandeling van de particuliere schademeldingen omdat dit de relatief eenvoudige meldingen waren, die snel konden worden afgehandeld. Naar verwachting zullen aan het eind van het jaar in elk geval de zaken van de particulieren zijn afgehandeld.

Er is natuurlijk ook een begin gemaakt met de schademeldingen van bedrijven. Dat is ingewikkelder. Dit heeft te maken met de complexiteit van de schade. Er zijn bedrijven die ook omzetschade hebben geclaimd. Die moet je gaan berekenen. Procedureel gesproken is het ook lastig dat je taxatierapporten nodig hebt. Dat heeft ertoe geleid dat de Dienst Regelingen een taxateur, beter gezegd een taxatie- of taxateursbedrijf, in de hand heeft moeten nemen. Dat was tegen een zodanig bedrag dat een aanbestedingsprocedure moest worden toegepast. De heer Van Dijk is daarmee vertrouwd, herinner ik mij. De verwachting is thans dat medio december aanstaande de aanbesteding kan worden afgerond en de taxateurs kunnen worden ingeschakeld. Dat betekent dat voor een groot aantal schadeclaims dit proces, waarin de taxateur een rol speelt, tot het eind moest worden afgewacht voordat je, bij voorkeur, tot een vaststellingsovereen­komst kon geraken. Dat is een zeer voor de hand liggende verklaring voor het feit dat alles wat traag verloopt, maar voor een deel hebben wij dat niet zelf in de hand. Ik kan op dit moment, met de kennis die ik heb, niet beloven dat het voor 1 maart 2009 rond zal zijn. Ik weet niet precies waar de heer Van Dijk die datum vandaan heeft. Ik zeg ook niet het tegendeel, namelijk dat het niet het geval zal zijn, omdat ik niet helemaal weet wat de ratio achter die datum is.

Ik denk dat wij nu, driekwart jaar na het begin van de operatie, redelijk op koers zitten. Nogmaals, het gaat om een heel groot aantal schadeclaims. Vooralsnog heb ik de indruk dat de Dienst Regelingen zijn werk uitstekend verricht.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen, maar ik ben nog niet helemaal tevreden. In de eerste plaats hadden wij bij een schadebedrag van 50 mln. tot 70 mln. tevoren kunnen inschatten dat wellicht met taxatierapporten en wellicht ook met taxateurs en aanbesteding had moeten worden begonnen. Waarom is de minister dan niet op 1 januari jongstleden begonnen? Ik kan mij niet voorstellen dat een dergelijke procedure een jaar duurt. In de tweede plaats is 1 maart 2009 niet een wetenschappelijk onderbouwde datum, maar wel een datum drie maanden na nu. Laten wij eens proberen een heldere deadline vast te stellen waarvoor wij de problemen voor de ondernemingen zullen oplossen. De derde vraag, de vraag die de minister nog niet heeft beantwoord, heeft te maken met de administratieve rompslomp. Veel ondernemers hebben het gevoel dat zij nu meer kosten moeten gaan maken dan het bedrag dat zij uiteindelijk als vergoeding kunnen ontvangen. Hoe kan de minister ervoor zorgen dat dit soepeler, gemakkelijker gaat verlopen?

Minister Van Middelkoop:

Om met het laatste punt te beginnen: ik zal dat navragen bij de dienst. Ik weet niet hoe daarmee wordt omgegaan. Ik zie de redelijkheid van het verzoek van de heer Van Dijk zeer wel in. Het is inderdaad raar als je meer kwijt bent aan administratieve kosten dan de claim als zodanig zal opleveren. Ik weet niet precies hoe de dienst daarmee omgaat. Overigens gebeurt dit altijd in samenspraak met het bedrijf zelf, omdat aan het eind een vaststellingsovereenkomst wordt ondertekend door beide partijen. Ik zal dit laten nagaan.

De heer Van Dijk heeft gevraagd waarom ik niet op 1 januari ben begonnen. De hele operatie van de Dienst Regelingen – ik ben de dienst zeer veel dank verschuldigd – is in februari jongstleden begonnen. Toen was de dienst gepositioneerd om deze klus te gaan klaren. Dat was dus iets later. De Dienst Regelingen heeft om voor de hand liggende redenen – en ik heb geen enkele behoefte om daarover te gaan kapittelen – de beslissing genomen om eerst particulieren van dienst te zijn. Overigens is dit niet gebeurd in afwachting van het moment waarop de bedrijven konden worden geholpen. Die procedure is wel gestart, maar dat is een ingewikkelde procedure, zoals ik zo-even heb uitgelegd.

Ik noteer dat de heer Jan Jacob van Dijk mij, en via mij de Dienst Regelingen, onder druk wil zetten. Dat mag hij doen. Ik weet niet wat haalbaar is binnen drie maanden na nu. Ik hoop dat de heer Van Dijk mij de gelegenheid geeft om na te vragen hoe redelijk zijn verzoek is. Als hij nog wat extra druk wil uitoefenen, dan is dat bij dezen gedaan. Hij moet mijn woorden echter niet vertalen als een blijk van ontevredenheid uit mijn mond aan het adres van de Dienst Regelingen, want daar is geen sprake van. Ook hierbij geldt dat zorgvuldigheid van belang is. Ook ik vind het belangrijk dat in wederzijdse overeenstemming, zonder dat er daarna nog een heleboel rechtszaken volgen, vaststellingsovereenkom­sten kunnen worden gesloten, op basis van het aanleveren van informatie, allereerst door de bedrijven zelf, en toetsing door de Dienst Regelingen, uiteindelijk uitmondend in twee handtekeningen. Daarna zal, naar ik aanneem, het geld wel worden gegireerd.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Wij praten over de negatieve gevolgen van de stroomstoring, maar de positieve gevolgen mogen ook wel eens benoemd worden. Dankzij de stroomstoring zijn er bovengemiddeld veel kinderen geboren in de Bommelerwaard. Dat mag ook wel eens gezegd worden.

Minister Van Middelkoop:

Daar ben ik niet verantwoordelijk voor, mevrouw Van Miltenburg.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Nee, maar Defensie blijkbaar wel.

Onze vraag gaat over het volgende. De VVD-fractie vindt het raar dat in dit geval überhaupt gekozen is voor een Europese aanbesteding. Wij meenden dat dit helemaal niet had gehoeven in deze uitzonderlijke situatie. Het is ons echter wel bekend dat in vijf gevallen besloten is tot het verschaffen van een voorschot aan ondernemers die konden aantonen dat zij failliet zouden gaan. Het kabinet beloofde een jaar geleden dat de ondernemers de onkosten zo snel mogelijk vergoed zouden krijgen. Wij verwachten van het kabinet dat het de 2000 ondernemers die nu nog wachten ook een voorschot zal uitkeren, zodat die in ieder geval in deze moeilijke financiële tijden weer kunnen beschikken over dat geld.

Minister Van Middelkoop:

Ik kan nog antwoord geven op een van de vragen van de heer Jan Jacob van Dijk. Bij de vaststelling van de schade zullen ook de zogenaamde redelijke kosten worden meegerekend. Daar kunnen inderdaad ook de administratieve kosten onder vallen die zijn gemaakt ter vaststelling van het schadebedrag.

De Dienst Regelingen heeft kennelijk tot het doen van een aanbesteding moeten beslissen, omdat het voor de taxateur of het taxateursbedrijf benodigde bedrag dermate hoog was, dat men niet aan aanbesteding kon ontkomen. Het laatste moet men ook niet willen. Aanbesteden is een soort objectieve plicht die van buitenaf in de vorm van Europese regelgeving op de Dienst Regelingen is afgekomen. Mevrouw Van Miltenburg weet dat het verstandig is om Europese aanbestedingsregelingen nog serieuzer te nemen dan wij in het verleden al deden.

De Dienst Regelingen kan voorschotten verstrekken als dat nodig is. Beter gezegd – laat ik niet voor de dienst gaan regeren – lijkt het mij dat de Dienst Regelingen voorschotten kan verstrekken. Ik veronderstel dat het niet nodig is dat alle bedrijven voorschotten krijgen. Als bedrijven echter in de problemen komen, dan kunnen er voorschotten worden gegeven. Ook dan vindt er weer een vorm van taxatie plaats om de redelijkheid van het niveau van het voorschot te bepalen. In een aantal gevallen is al tot het verstrekken van voorschotten overgegaan. Als dat vanwege de tijd in meer gevallen nodig is, dan is dat een heel redelijke optie.

Mevrouw Smeets (PvdA):

De PvdA-fractie heeft met veel ondernemers gesproken die nog niets gehoord hebben, dan wel wier probleem nog niet is opgelost. Wij vinden het bijzonder jammer dat het kabinet ons niet heeft ingelicht over de vertraging die is ontstaan door de aanbesteding. Ik heb twee vragen aan de minister. Kunnen wij over dit punt een brief ontvangen van de minister van Economische Zaken? Die had ons toegezegd dat alles in het werk zou worden gesteld om de bedrijven tegemoet te komen. Ook ontvangen wij graag een brief van de staatssecretaris van Defensie, waarin duidelijk wordt uiteengezet hoe het staat met de voortgang. U kunt de datum 1 maart 2009 namelijk niet hard maken. Wat dan wel? Een antwoord op deze vraag zou in de brief moeten komen te staan. Verder zou daarin ook een toelichting moeten worden gegeven op de administratieve lasten waarmee de ondernemers te maken krijgen.

Minister Van Middelkoop:

Ik heb al gezegd wat er over de aanbesteding te zeggen valt. Ik weet niet of het nakomen van een regelplicht een vertraging mag worden genoemd. Voor iedereen geldt de rechtstaat, dus ook voor deze dienst. Iedereen heeft rekening te houden met de aanbestedingsregels. Dat heeft de Dienst Regelingen gedaan en ik zou dat niet als een vertraging willen betitelen. Ik zal aan mijn collega van Economische Zaken doorgeven wat mevrouw Smeets zo-even heeft aangekaart. Ik ga hier geen brieven namens mijn collega van EZ beantwoorden; ik laat het graag aan de minister van EZ over om te oordelen of het echt nodig is. Ik denk niet dat de staatssecretaris aan dit alles veel heeft toe te voegen. Dit geldt ook voor de brief die mevrouw Smeets vraagt aan de staatssecretaris van Defensie. Ik zal rekening houden met de gestelde vraag. Het kan zijn dat er een vaste rapportageplicht op dit punt bestaat, of dat er bijvoorbeeld iets over kan worden gemeld in het jaarverslag. Ik blijf het antwoord op die vraag nog even schuldig. Wij zijn natuurlijk altijd bereid om informatie te verstrekken. Dat geldt nu ook: er zijn gegevens door mij beschikbaar gesteld en getallen genoemd. Ik denk niet dat er zo veel meer kan worden gemeld. Het is goed dat mevrouw Smeets nog even de vinger op het volgende legt. Als ondernemers behoorlijk veel kosten moeten maken om de schadeclaim te onderbouwen – ik begrijp hoe irritant dat kan zijn, maar die informatie vragen wij van de dienst – kunnen die kosten worden betrokken bij het beoordelen van het totale claimbedrag.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik vind dat deze minister zich een beetje als een Zeeuws meisje opstelt. Er zijn duizenden bedrijven en particulieren in de problemen gekomen door een fout van Defensie. Zij krijgen alleen een voorschot als zij kunnen aantonen dat zij in de problemen zijn gekomen. Waarom in Afghanistan de hearts and minds willen winnen, terwijl in dit geval over de mensen heen wordt gelopen? Ik vraag de minister om deze mensen allemaal een voorschot aan te bieden. Zij hebben de problemen niet over zichzelf afgeroepen. Die komen out of the blue. Ik wil een toezegging dat de mensen die graag een voorschot willen hebben bij de minister kunnen aankloppen en het voorschot krijgen.

Minister Van Middelkoop:

Ik denk dat een heleboel bedrijven geen behoefte hebben aan een voorschot. Er zijn hier al bedragen genoemd. Dat waren geen bedragen waardoor bedrijven in de problemen komen. Ik denk dat zo'n voorschotregeling zin heeft als bedrijven echt kunnen aantonen dat zij door de te verwachte claim in financiële problemen komen. In dat soort gevallen staan wij ervoor open. Als dit voor alle bedrijven het geval is, kan aan alle bedrijven een voorschot worden gegeven. Ik beschik op dit moment niet over de getallen. Naar mijn schatting is een voorschot maar voor een betrekkelijk klein deel van de bedrijven nodig. In die gevallen staat de dienst er voor ze. De vergelijking met het Zeeuws meisje beschouw ik maar als een compliment. Ik ga verder niet over het niveau van de bedragen of het vaststellingstraject. Die zaken hebben wij nu juist uitbesteed aan de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV, omdat die daarvoor heel geschikt is. Als de dienst de kwalificatie "Zeeuws meisje" naar zich toe weet te halen, is dat een compliment waard. Ik zal het in ieder geval doorgeven aan de minister van Financiën. Ik denk dat die heel graag Zeeuwse meisjes ziet die zuinig omgaan met de overheidsfinanciën.

De heer Brinkman (PVV):

Voorschot of niet, ik wil dit Zeeuws meisje graag een compliment geven. Als er 40% niet is uitgekeerd, is 60% dat wel, en dat in een jaar tijd. Dat is knap, zeker als je het vergelijkt met bijvoorbeeld de vuurwerkramp in Enschede. In dat geval zijn er tot op dit jaar nog steeds mensen die geen uitkering hebben ontvangen. De minister is het niet met mij eens. Ik vind het ook jammer dat het CDA wel voor de ondernemers in de bres springt, maar wat dit betreft de burger in de kou laat staan. Is de minister het met mij eens dat hij het goed heeft gedaan, terwijl het bij de vuurwerkramp een drama is geworden?

Minister Van Middelkoop:

Een licht gevoel van ontroering maakt zich van mij meester. Ik krijg een compliment van de heer Brinkman. Dat moet ik even verwerken. Het is zo jammer dat ik dit compliment aan mijn collega van LNV moet doorsturen, omdat de Dienst Regelingen, die zo hard werkt, onder het ministerie van LNV valt. Ik geef het compliment echter graag door. Ik dank de heer Brinkman.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van dit vragenuur.

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Spekman;

Blom, de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven