Vragen van het lid Van Beek aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de zorgelijke stijging, en de grote verschillen daarin bij de verschillende gemeenten, van de gemeentelijke lasten.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Ik heb nu niet bij elk krantenbericht de neiging om naar de microfoon te lopen, maar een aantal keren per jaar krijg ik die wel, zeker als wij weer artikelen zien over de stijging van de lokale lasten. Dit keer was het een bericht in de De Telegraaf over een onderzoek van de Vereniging Eigen Huis. Ik realiseer me heel goed dat gemeenten autonoom zijn om binnen nationale voorwaarden hun eigen belastingbeleid te formuleren. Dit kabinet heeft de limiteringen laten vervallen, kort nadat deze waren ingevoerd.

In deze tijd moeten overheden zuinig zijn om huishoudens en bedrijven zo veel mogelijk bestedingsruimte te bieden. Het kan toch niet zo zijn dat in deze tijd met grote economische problemen lagere overheden doen alsof er niets aan de hand is en hun problemen doorschuiven naar de inwoners? Ik vraag dit juist ook omdat gemeenten en provincies door de systematiek van "samen de trap op, samen de trap af" er buitengewoon gunstig voor staan. De voeding van het Gemeentefonds en het Provinciefonds stijgen aanzienlijk doordat de rijksuitgaven stijgen.

De VVD-fractie is bezorgd over de gemiddelde stijging, maar vooral over de afwijkingen van het gemiddelde in opwaartse zin. Er is een groot aantal gemeenten met absurd hoge percentages stijgingen. Ik ben dan ook heel benieuwd hoe de staatssecretaris over een aantal zaken denkt. Ik heb een drietal concrete vragen:

  • 1. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze ontwikkeling van uit de hand lopende gemeentelijke lasten?

  • 2. Is de staatssecretaris bereid om in overleg met de VNG te zoeken naar mogelijkheden van vrijwillige beperking door gemeenten en provincies?

  • 3. Is de staatssecretaris bereid, als dit overleg niet leidt tot substantiële matiging, hiertoe wettelijke mogelijkheden te overwegen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Het is eigenlijk precies zoals de heer Van Beek zegt: het vaststellen van het tarief voor de lokale belastingen is een lokale verantwoordelijkheid. Dit valt onder de lokale autonomie. Dit debat voeren wij elk jaar voordat de officiële cijfers worden vastgesteld, naar aanleiding van een aantal artikelen die dan in de krant verschijnen. Als ik mij niet vergis, hebben wij dat vorig jaar ook gedaan.

Ik ben het eens met de heer Van Beek als hij zegt: in deze tijd is het belangrijk dat gemeenten en provincies zich bezinnen op hun lasten en bekijken of daarmee zuinig kan worden omgegaan. In zijn algemeenheid heb ik er het volste vertrouwen in dat de gemeenten – daar gaat het met name om in het aangehaalde artikel – en de provincies dat ook doen. De bestuurders van gemeenten en provincies handelen in mijn ogen verantwoordelijk.

Hoe beoordeel ik de situatie op dit moment? In het artikel gaat het om een stijging van 3,2% gemiddeld. Dat is maar 0,4% boven de inflatie. De Vereniging Eigen Huis spreekt van een "representatieve steekproef", maar het is geen totaalbeeld van heel Nederland. Zoals de Kamer weet, laten wij het COELO jaarlijks een Atlas van de lokale lasten uitbrengen. Daarin staan de definitieve cijfers van alle gemeenten. Op basis daarvan kan ik pas een oordeel geven. Op grond van de cijfers in het artikel vind ik dat er van de "zorgelijke stijging" waarover de heer Van Beek sprak, geen sprake is. Het valt binnen de bestuurlijke macronorm die wij hanteren.

Ben ik bereid, te praten met de provincies en de gemeenten? Altijd. Dat is dus geen probleem. Ik doe dat ook, zoals de Kamer weet, in het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen. De tweede vraag kan ik dus positief beantwoorden. Ik zal met hen ook spreken over – verschillende fracties in deze Kamer hebben dat eerder ingebracht – hoe de belastingen en heffingen worden berekend. Daartoe ben ik zeker bereid.

Tot wat in de derde vraag wordt verzocht, het nemen van wettelijke maatregelen, ben ik niet bereid. Zoals de Kamer weet, vindt dit kabinet juist dat de norm die het vorige kabinet heeft vastgesteld, strijdig was met de autonomie van de gemeenten. Die maximumnorm is daarom afgeschaft. Ik ben dan ook niet bereid om die opnieuw in te voeren. Ik geloof in de autonomie van lokale overheden en in de lokale democratie. Ik geef daarom ook geen oordeel over de aangehaalde individuele gevallen. De gemeenteraden van de genoemde gemeenten moeten dat beoordelen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik ben blij dat zij bereid is om met de VNG te praten, maar wil graag weten wat haar inzet zal zijn. Het gaat mij namelijk niet zozeer om de discussie over een percentage tussen 2,8 en 3,2, maar om het feit dat er gemeenten zijn die er "factoren" overheen gaan. Je zou maar in gemeenten wonen waar het percentage is gestegen tot 10, 20 of 25. Dat is natuurlijk niet de meerderheid, maar dat zijn wel excessen. Terecht zegt de staatssecretaris dat de gemeenten verantwoordelijk zijn, maar het stellen van het macrokader is een landelijke verantwoordelijkheid. De vraag is of wij dat niet moeten nuanceren, zodat ook de afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde een beetje binnen de perken blijven. Ik vraag de staatssecretaris dus om met name dat punt in het overleg met het VNG in te brengen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik ben niet van plan om het kader te verfijnen, omdat het een bestuurlijke afspraak is die wij hebben gemaakt. Die macronorm is gesteld met het oog op de collectieve lastendruk en wij voelen ons er verantwoordelijk voor dat de afwijkingen binnen de perken blijven. Gegeven het beeld, ga ik er nog niet van uit dat men boven de norm zit. Mocht dat wel het geval zijn, dan moeten wij nagaan wat de oorzaken zijn. Dan moeten de gevallen die exorbitant afwijken, bespreekbaar worden gemaakt. Mocht dat aan de orde zijn, dan zal ik dat zeker doen. In het verleden is dat al eens aan de orde geweest.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Wij hebben het onderzoek gezien van de Vereniging Eigen Huis. Dat onderzoek is gedaan onder 101 gemeenten, dus ongeveer 20% van het totale aantal. Kan de staatssecretaris zeggen of dat beeld naar haar oordeel representatief is? Mij valt namelijk op dat de hoogste stijger, als je het percentage bekijkt, wat de totale last voor de ozb betreft nu ongeveer € 240 per jaar is, terwijl de hoogste ozb in de gemeenten veel hoger is. De hoge woonlasten worden veroorzaakt door de verhoging van de kosten voor de rioolrechten. Ik verzoek de staatssecretaris om daarop in te gaan. Dat is volgens mij namelijk een heel ander beeld.

Van de Vereniging Eigen Huis begreep ik dat zij graag wil dat gemeenten ongeveer dezelfde woonlast laten zien. Is de VVD-fractie van mening dat de gemeenten die nog onder het gemiddelde zitten, niet mogen stijgen opdat hun uitgavenpatroon op orde komt? Of moet dat volgens hem via de algemene uitkering gebeuren? Ik heb zojuist het bedrag van € 240 à € 250 genoemd. De algemene uitkering is ongeveer € 1000 per inwoner.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

De Vereniging Eigen Huis zegt dat dit onderzoek representatief is. Dat is het enige wat ik daarover kan zeggen. Zoals mevrouw De Pater zei, is het slechts een heel beperkt deel. Daarom wacht ik keurig op het complete beeld dat in het voorjaar van 2009 komt met de Atlas van de lokale lasten. Als die verschijnt, voeren wij een gesprek met de Kamer. Ik kan de vraag van mevrouw De Pater niet beantwoorden maar moet afgaan op datgene wat in dat stuk staat. Het lijkt mij sowieso beter voor het debat om een compleet beeld te hebben. Dat is altijd beter.

Ook mij is opgevallen dat de kosten voor rioolrechten een groot deel van de stijging veroorzaken. Daarover hebben wij al eerder met elkaar gesproken. Zoals bekend, mogen heffingen maximaal kostendekkend zijn. De Kamer heeft indertijd ingebracht dat wij moeten overleggen met de VNG om een vergelijking te maken van wat daaronder wordt gebracht. Dat hebben wij gedaan. Ook dat punt komt in de Atlas van de lokale lasten terug. Dat is wat ik daarover nu kan zeggen.

De heer Van Beek (VVD):

Mevrouw De Pater en ik waren de woordvoerders in het debat over het wetsvoorstel van oud-minister Zalm. Daarmee hebben wij de ruimte van de gemeenten beperkt. Nog geen jaar later heeft mevrouw De Pater met een andere partner deze wet weer gewijzigd. Het verschil tussen mevrouw De Pater en mij is dat ík consistent ben in mijn opvattingen.

De voorzitter:

Ik zie nog wel een paar andere verschillen ook.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

De heer Van Beek geeft geen antwoord op mijn vraag. De VVD-fractie zegt niet wat zij nu eigenlijk wil met de gemiddelde lasten.

De heer Van Beek (VVD):

Dat staat in de wet die mevrouw De Pater en ik samen hebben aangenomen.

De heer Brinkman (PVV):

Over de gemeentelijke lasten hebben wij het vaker gehad. Elke keer horen wij daarbij hetzelfde riedeltje over de gemeentelijke autonomie. Ik zie dat de staatssecretaris al begint te lachen, maar dit is niet lachwekkend. Enkele gemeenten zijn gewoon grote graaiers. Daar gaat men over de eigen inkomsten en schroeft men die kunstmatig op. Ik vind dat de staatssecretaris daaraan leiding moet gaan geven. Dit moet ophouden. Gemeenten moeten niet zelfstandig kunnen besluiten om de gemeentelijke lasten met meer dan 10% te laten stijgen. Zij moeten zelfs niet de mogelijkheid krijgen om deze lasten met meer dan de inflatie te laten stijgen. Is de staatssecretaris het met mij eens dat hierin een trend te ontdekken valt? Is zij bereid om dit een halt toe te roepen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Als de heer Brinkman stelt dat er een trend te ontdekken valt in de stijging van de gemeentelijke lasten, dan ben ik het niet met hem eens. Zo'n trend kan ook hij nu nog niet vaststellen. Vorig jaar was er een heel gematigd beeld. Dat was het eerste jaar waarin wij de macronorm hebben losgelaten. Ik bestrijd dat er sprake is van een trend zoals die wordt geschetst door de heer Brinkman. Ook is er geen sprake van gemeenten die, om welke reden ook, de lasten maar opschroeven. Aan een verhoging van lokale lasten gaat altijd een debat in de gemeenteraad vooraf, zoals de Kamer spreekt met de minister van Financiën en de staatssecretaris van Financiën over de belastingen op rijksniveau. Mijns inziens gaan de fracties in de gemeenteraden hiermee op een goede manier om. Dat hebben wij het afgelopen jaar kunnen zien en ik verwacht dat wij dat ook het komend jaar zullen zien. Er zijn gemeenten waar men de lasten voor komend jaar nog niet heeft vastgesteld. Juist daardoor is het beeld nog niet compleet. Ik kan deze gemeenten oproepen om zich te realiseren dat de verhogingen wat gematigd moeten zijn, zeker in deze tijd. Ik heb niet ontkend dat die matiging aanwezig moet zijn, zoals de heer Van Beek inbrengt. Ik heb er het volste vertrouwen in dat men dit goed doet.

De heer Heijnen (PvdA):

Ook de fractie van de PvdA heeft het volste vertrouwen in de lokale democratie. De bewindsdames van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben tijdens het wetgevingsoverleg gezegd dat zij met de gemeenten willen spreken naar aanleiding van een verzoek daartoe van mij. Zij willen met de gemeenten gaan spreken, omdat de economische situatie bar slecht is. Ondernemers hebben het moeilijk, de woningbouwproductie lijkt te stagneren en contracten van mensen worden niet verlengd. Gemeenten kunnen een belangrijke rol spelen bij het tackelen van deze problemen. Ik vraag nogmaals of de staatssecretaris bereid is dat gesprek te voeren. Is zij bereid om in dit gesprek de ontwikkeling van de lokale lasten aan de orde stellen? Wij vragen dit vanuit een positie van vertrouwen in gemeenten.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Zoals de heer Heijnen weet, vonden ik en de minister het idee dat hij heeft ingebracht een goed idee. Het idee is door de Kamer breed gesteund. Wij zullen dit overhedenoverleg voeren vanuit het idee dat gemeenten heel wat kunnen betekenen voor de economie, zeker in deze tijd en zeker bij het investeren. Daarop heeft de heer Heijnen terecht gewezen. Ik ben zeer bereid om in dit gesprek ook het geheel en de ontwikkeling van de lokale lasten aan de orde te brengen. Niet voor niets heb ik zojuist al in antwoord op de heer Van Beek gezegd dat het mij gepast lijkt om met de stijging van deze lasten in deze tijd gematigd om te gaan.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Minister zijn betekent ook duidelijke sturing geven. De Vereniging Eigen Huis heeft een heel belangrijk signaal gegeven. Daar zegt men: pas op, want wij zien stijgingen van gemeentelijke lasten tot 150%. Mensen krijgen dus allemaal een heel hoge rekening in de bus. De staatssecretaris stelt nu dat er gematigd moet worden opgetreden. Gemeenten mogen volgens haar slechts gematigd verhogen. Wat is gematigd? Waaraan denkt de staatssecretaris daarbij?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat heb ik nu juist weer niet gezegd. Ik heb gezegd dat gemeenten autonoom zijn en daarom met de verhogingen kunnen doen wat zij moeten doen. De besluiten daarover worden door de gemeenteraad gecontroleerd. Zo is het in Nederland geregeld. Dat betekent dat wij niet sturen op het vaststellen van de lokale belastingen. De gemeentelijke belasting is de enige grote lokale belasting die in Nederland bestaat. Wij sturen vanuit de collectieve lastendruk op rijksniveau op de macrolastendruk. Dat is het enige waarop wij sturen. Dat is in de Kamer zo vastgesteld. Ik vind echter wel dat gemeenten zich in deze tijd moeten realiseren wat er aan de hand is. Zij moeten dus gepast omgaan met de stijging van lokale lasten.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dit is geen antwoord op mijn vraag. Ik heb gevraagd wat gepast is.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik denk dat de stijging zich rond de inflatienorm moet bewegen en dat deze onder de macrolastennorm moet blijven. Dat is helder en dat is gepast.

Naar boven