Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Vendrik aan de minister van Financiën over de wereldvoedselcrises en het gebruik van biobrandstoffen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. De wereld heeft steeds meer honger. Dat heeft diverse oorzaken. Er zijn nieuwe tekorten op de wereldvoedselmarkt. Er zijn jaren van droogte geweest in Australië, waarschijnlijk het gevolg van de klimaatverandering. Wereldwijd wordt steeds meer vlees gegeten. De investeringen in de landbouw wereldwijd blijven uit en in toenemende mate worden landbouwgebieden overal in de wereld gebruikt voor de productie van biobrandstoffen.

Dit weekend was minister Bos samen met minister Koenders in Washington bij de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank. Als ik het goed heb begrepen, ging het daar uitvoerig over de wereldvoedselcrisis. De allerarmsten komen er niet meer aan te pas op de wereldvoedselmarkt. Zij hebben er geen geld meer voor. Ik hoorde minister Bos afgelopen zaterdagavond daarover behartigenswaardige woorden spreken. Hij zei: wij maken ons in Europa druk over hoe wij onze tank gevuld krijgen, maar zij moeten zich druk maken over hoe zij hun maag gevuld krijgen. Dat zijn woorden naar mijn hart. Ik hoop dat de minister daar ook een gevolg aan geeft.

De toenemende tekorten op de wereldvoedselmarkt zijn voor een deel het gevolg van het toenemende beroep dat wij in Europa doen op de biobrandstoffen. Wij wachten al jaren op een kabinet dat een keer de goede maatregelen neemt, dat harde criteria stelt aan de biobrandstoffen die wij in Europa importeren en gebruiken voor de beroemde tank in onze auto.

Ik kan zeggen dat ik verheugd ben over de kritische woorden van de minister van Financiën, maar ik daag hem uit hier iets meer stelling te nemen. Als hij net als wij het wereldvoedselvraagstuk zo serieus neemt, welke consequentie heeft dit dan voor de ontwikkeling en het gebruik van biobrandstoffen in Nederland en in Europa? Ik ben benieuwd. Herhaalt de minister hier zijn uitspraak en wil hij een stap verdergaan, door net als de Duitsers te zeggen "stop nu met de verdere ontwikkeling van biobrandstoffen totdat wij zeker weten dat wij daarmee niet de wereldvoedselvoorziening in gevaar brengen en de armen van deze wereld daarmee niet van de voedselmarkt af drukken"?

Ik vraag het Nederlandse kabinet, aan de minister van Financiën, om consequent te zijn. Kom met scherpe criteria voor de invoer in Nederland en in Europa. Stop de verdere ontwikkeling van biobrandstoffen, want de belofte dat zij goed zijn voor het klimaat en de wereldvoedselvoorziening maken die biobrandstoffen niet waar.

Minister Bos:

Voorzitter. Als wij terugkijken op de jaarvergadering van de Wereldbank en het IMF van de afgelopen dagen, dan zien wij inderdaad dat er iets bijzonders is gebeurd. Ik heb gezien hoe tal van westerse vertegenwoordigers, ministers van Financiën en bankiers, de jaarvergadering in gingen met de gedachte dat dé crisis waar de wereld op dit moment mee kampt, de financiële crisis is en dat het dus zou gaan over banken, liquiditeit en kredieten, maar dat zij die vergadering uit kwamen met het bewustzijn dat de grootste en meest urgente crisis waar de wereld op dit moment mee kampt, de voedselcrisis is. Als wij niet oppassen staan wij aan de vooravond van een groot drama, waarbij wij binnen niet al te lange tijd weer beelden kunnen zien van miljoenen mensen in zich ontwikkelende landen die dan wel zullen sterven aan voedselgebrek dan wel ernstig ondervoed zullen raken.

Ik ben er blij mee dat die constatering nu breed getrokken is. Dat het gevoel van urgentie er is dat wij daar iets aan moeten doen. Ik zeg net als de heer Vendrik dat het tijd is om op dat gevoel van urgentie stappen te laten volgen. Die zullen voor Nederland zeker ook betrekking hebben op de manier waarop wij aankijken tegen de productie van biobrandstoffen. Ik zeg er wel bij dat de meningen op dit moment verdeeld zijn over de mate waarin de productie van biobrandstoffen een factor is bij de hoge voedselprijzen. Iedereen is het erover eens dat deze een rol speelt, maar er spelen ook een heleboel andere zaken een rol. Een aantal daarvan heeft de heer Vendrik al genoemd. De droogte, de speculatie op grondstoffenmarkten en gebrekkig werkende markten. De prijzen op de eindmarkten zijn nog nooit zo hoog geweest, maar toch investeren boeren minder en gaat de productie op dit moment zelfs omlaag. Verder noem ik de concurrentie met veevoer en de hoge prijzen van kunstmest en energie. Dat zijn allemaal zaken die aan de orde moeten komen.

Voor Nederland zijn er twee urgenties in de manier waarop wij daarmee om willen gaan. Ten eerste trekken wij er concreet geld voor uit. Minister Koenders heeft afgelopen weekend bekend gemaakt dat hij 8 mln. ter beschikking stelt voor noodhulp om de allerarmsten in staat te stellen om aan voedsel te komen. Vanochtend las ik dat president Bush voor 200 mln. dollar hetzelfde heeft gedaan. Dat zijn heel belangrijke stappen.

Ten tweede hebben wij in onze gesprekken in Europa gezegd dat wij de doelstelling van 10% biobrandstoffen in de transportsector stap voor stap willen volgen. Als op enig moment zou blijken dat wij niet in staat zijn om die doelstelling op een duurzame manier te bereiken, bijvoorbeeld omdat het toch nadelige effecten blijkt te hebben voor de wereldwijde voedselproductie, dan dienen wij de doelstelling van 10% in Europees verband te heroverwegen. Dat is de insteek van minister Cramer, die daarvoor nog geen brede instemming heeft gekregen in Europa. Ik kan mij voorstellen dat zij door de besprekingen van dit weekend wat meer wind in de zeilen krijgt en dat zou mij zeer welkom zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik hoor graag via een goede brief van het kabinet wat de oorzaken zijn van de wereldvoedselcrisis en wat Nederland daaraan kan doen. Ik zoom nu even in op de biobrandstoffen, die nadrukkelijk onderdeel waren van de persreactie van de minister, dit weekend. Of deze een heel groot of een groot aandeel hebben in het ontstaan van de wereldvoedselcrisis, daar wil ik vanaf wezen, maar er is duidelijk een relatie, waar velen zich zorgen over maken. Wat nu gebeurt in Europa, is vreemd. Er is een doelstelling, er moet worden bijgemengd, wij moeten in Europa steeds meer gaan rijden op biobrandstoffen, terwijl inmiddels onweerlegbaar is bewezen dat de productie van biobrandstoffen, vooral die beroemde eerste generatie, onder andere bijdraagt aan die voedseltekorten. Dan moet Nederland hier, maar ook in Europa, toch een grens trekken en zeggen dat wij stoppen met bijmengen? Ik vraag dit omdat de staatssecretaris van Economische Zaken hierover het een en ander heeft gezegd. Ik dacht dat ook de minister van Economische Zaken heeft gezegd dat Rotterdam de biobrandstofhaven van de wereld wordt. Met andere woorden, zij zijn met een heel ander perspectief bezig. Ik vraag het de minister op de man af, want ik hoop dat het wereldvoedselvraagstuk en het klimaatvraagstuk op één staan, als het gaat om de vraag of biobrandstoffen in de huidige vorm aanvaardbaar zijn voor dit kabinet.

Minister Bos:

Het antwoord op de laatste vraag is wat mij betreft klip en klaar bevestigend: ja, dat hoort op één te staan. Ik maak u erop opmerkzaam dat de mate waarin problemen worden veroorzaakt, afhangt van de soort biobrandstof. Het winnen van biobrandstoffen uit mais of tarwe zorgt in veel hogere mate voor problemen zoals verdringing van voedsel en hogere voedselprijzen dan het winnen van biobrandstoffen uit suikerriet. De inzet van Nederland in Europa is heel duidelijk om dat in kaart te brengen, stap voor stap te evalueren en de doelstelling bij te buigen als dat nodig is. Wanneer wij zien dat onze doelstelling op het gebied van biobrandstoffen ten koste gaat van de voedselproductie, vinden wij dat deze in Europa ter discussie moet worden gesteld.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie heeft toch moeite met dit geheel. De minister van Financiën maakt zich zorgen. Nog geen dag ervoor tekenen de premier en de minister van Economische Zaken uit zijn eigen kabinet juichend een overeenkomst met Brazilië om Nederland een centrale rol te geven, dus juist meer biobrandstoffen. Ik moet zeggen dat wij er niet bij kunnen. Hoe moet ik de uitlatingen van de minister van Financiën vergelijken met die van de premier en de minister van Economische Zaken? Daar komt bij dat de minister van VROM in de Milieuraad heeft gezegd dat zij blijft inzetten op verhoging van het aandeel tot 10%. Volgens mij matcht dat niet en zijn wij daarmee op het verkeerde pad.

Minister Bos:

Voorzitter. De minister van VROM heeft gezegd dat zij stap voor stap zal bekijken hoe de doelstelling van 10% wordt behaald en daarbij drie criteria zal aanleggen. De eerste is duurzaamheid. Een van de aspecten daarbij is de vraag of er mogelijk nadelige effecten zijn voor de voedselproductie. De tweede is de commerciële beschikbaarheid. De derde is de kosteneffectiviteit. Dat is consistent met wat ik net heb gezegd.

Er is een akkoord op hoofdlijnen gesloten met Brazilië. In Brazilië wordt bio-ethanol gewonnen uit suikerriet. Dat is weer een slag anders dan als je het uit mais haalt. In dat akkoord staat dat het gaat om "sustainable production and use of biofuel". Nederland heeft alle handvatten in dat akkoord om het aan de kaak te stellen wanneer de productie dan wel consumptie van bio-ethanol niet op duurzame wijze gebeurt.

De heer Irrgang (SP):

Het is mooi dat de Wereldbank inmiddels tot het inzicht is gekomen dat niet moet worden bezuinigd op subsidies voor kunstmest en landbouw in arme landen en dat daar juist in moet worden geïnvesteerd. Het is wel een beetje weinig en een beetje laat. Trekt Nederland hieruit conclusies? In het Nederlands ontwikkelingsbeleid is ook veel te weinig aandacht voor landbouw in ontwikkelingslanden. De landbouwproductie moet omhoog, zodat de honger van mensen gestild kan worden. Gaat minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking daar nu echt verandering in brengen? Tot nu toe is van hem heel weinig vernomen. Er is wel een notitie beloofd, maar ik heb geen voorstellen gezien. Wilt u hem de boodschap overbrengen dat hij snel met voorstellen moet komen om iets te doen aan de ontwikkelingshulp voor de landbouw in de armste landen?

Minister Bos:

Dat doe ik graag, want ik weet zeker dat minister Koenders net als ik ervan overtuigd is dat wij het ons niet kunnen veroorloven om de zaak op zijn beloop te laten. Daar is de toestand te ernstig en te urgent voor. In de brief die wij over de jaarvergadering aan de Kamer sturen, zullen wij zowel de vraag van de heer Vendrik naar een brede analyse van welke factoren in welke mate verantwoordelijk zijn voor de stijging van de voedselprijzen beantwoorden als uw vraag naar de betekenis ervan voor de Nederlandse inzet op het punt van het internationale landbouwbeleid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hoorde de minister van Financiën eufemistisch zeggen dat er "wat" concurrentie is met gewassen voor veevoer. De helft van de wereldgraanproductie verdwijnt in de magen van onze dieren. Daarvan houden wij nog maar een fractie voedingswaarde over. Accepteren wij dat wij met de discussie over biobrandstoffen een nieuw probleem plaatsen bovenop die toch al onhoudbare situatie en dat wij door onze grote vleesconsumptie in het Westen mensen aan de andere kant van de wereld laten verhongeren, of zijn wij eindelijk bereid om daarop beleid te zetten?

Minister Bos:

Het was op geen enkele wijze mijn bedoeling om mij eufemistisch uit te drukken. Ik ben zelf vegetariër om alle redenen die mevrouw Ouwehand noemt, maar ik zeg er gelijk bij dat mijn vegetarisme geen regeringsbeleid is. Wij zijn ons er allemaal van bewust dat er een verdringing plaatsvindt. Als blijkt dat op dit gebied verdere inspanningen nodig zijn omdat het anders niet lukt, komt dit punt wat mij betreft op de agenda.

De heer Madlener (PVV):

Wij hebben hier het tweede grote schandaal te pakken. Het begon al met de palmolie. Er zijn honderden miljoenen belastinggeld gestoken in een palmolieproject en wat blijkt: er is ontzettend veel oerwoud gekapt met Nederlands belastinggeld. Dat is een grote schande. Nu hebben wij dit aan de hand. Er wordt Nederlands belastinggeld besteed aan biobrandstoffen en weer blijkt achteraf dat de gevolgen veel erger zijn dan de kwaal. Wilt u namens de hele regering zeggen: Ik heb spijt van dit slechte beleid, het is een grote fout geweest, ik neem er afstand van en ik stop met het gebruik van deze biobrandstoffen totdat onomstotelijk vaststaat dat de hier besproken gevolgen uitblijven? Wilt u dat nu klip en klaar zeggen?

Minister Bos:

Als geld van de Nederlandse belastingbetaler verspild wordt, is dat inderdaad altijd erg, maar op dit moment vind ik het erger dat zich een perspectief aandient dat er tientallen miljoenen mensen dreigen te overlijden door acuut voedselgebrek dan wel dat ernstige ondervoeding dreigt in grote delen van Afrika en Azië. Dat is niet alleen voor die mensen, maar ook voor de rest van de wereld een ramp die wij niet kunnen laten gebeuren. U moet mij niet kwalijk nemen dat ik mijn zorgen op dit moment daarop het meeste concentreer.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Madlener, geen nieuwe vragen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De minister heeft inderdaad toegezegd dat de Kamer een brief krijgt. Ik wil eigenlijk graag weten wat er in Washington besproken is. Het was zeer duidelijk dat het voedseltekort een enorm probleem aan het worden is. Dat kun je oplossen door gelden ter beschikking te stellen, maar op een gegeven moment lost dat het probleem van het voedseltekort niet op. Wat is daarover gewisseld in Washington? Dat willen wij graag weten. Dan kunnen wij bekijken wat wij kunnen gaan doen.

Minister Bos:

Wij zullen dat in de brief meenemen. U hebt gelijk: om het acute probleem aan te pakken, kan het nodig zijn om nu te werken met het direct beschikbaar maken van gelden, het subsidiëren van voedsel en dergelijke. Dat lost het fundamentele probleem dat boeren op dit moment steeds minder investeren in voedselproductie, natuurlijk niet op. Dat is het echte probleem en dat wijst op zeer gebrekkig functionerende markten. Daar hebben ook de prijs van olie en de prijs van kunstmest iets mee te maken. Het hangt dus met veel meer globale fenomenen samen. Daarover is uitgebreid van gedachten gewisseld. Ik zal ervoor zorgen dat dit op een adequate wijze een plek krijgt in de rapportage aan de Kamer.

Naar boven