Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 28, pagina 2198-2205 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 28, pagina 2198-2205 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2008 (31200 X)
, en van:
- de motie-Poppe over het beperken van lesgeven door militairen op roc's (31200 X, nr. 47);
- de motie-Knops c.s. over een plan van aanpak voor de problematiek van de structurele kosten en kortingen (31200 X, nr. 48);
- de motie-Knops/Eijsink over het daadwerkelijk gebruikmaken van luchttransportcapaciteit binnen het C-17 initiatief (31200 X, nr. 49);
- de motie-Knops c.s. over verbetering van de inzetbaarheid van Apaches (31200 X, nr. 50);
- de motie-Knops c.s. over een onderzoek naar fiscale faciliteiten voor werkgevers die reservisten in dienst hebben (31200 X, nr. 51);
- de motie-Knops/Eijsink over onderzoek naar een premie voor militairen die driemaal zijn uitgezonden (31200 X, nr. 52);
- de motie-Boekestijn over alternatieve vormen van financiering en exploitatie ten behoeve van de strategische luchttransportcapaciteit (31200 X, nr. 53);
- de motie-Boekestijn/Van der Staaij over het terugdringen van overheadkosten (31200 X, nr. 54);
- de motie-Boekestijn/Van der Staaij over het zelfstandig financieren van missies (31200 X, nr. 55);
- de motie-Eijsink/Knops over verduidelijking van het stelsel van strafuitsluitingsgronden voor uitgezonden militairen (31200 X, nr. 56);
- de motie-Eijsink/Knops over bundeling van de strategische kennis van fragiele staten (31200 X, nr. 57);
- de motie-Brinkman over besteding van de helft van de middelen in het kader van de commissie-Staal aan de marechaussee (31200 X, nr. 58);
- de motie-Brinkman over het schrappen van de taakstelling van 70 VTE's bij de marechaussee (31200 X, nr. 59);
- de motie-Brinkman over het bekostigen van het onderhoud van het privéschip van de Koningin (31200 X, nr. 60);
- de motie-Voordewind c.s. over het financieren van additionele kosten van missies uit de algemene middelen (31200 X, nr. 61);
- de motie-Voordewind c.s. over de ontwikkeling van een prototype van een integraal sensorpakket (31200 X, nr. 62);
- de motie-Voordewind/Van der Staaij over onderzoek naar vrijstelling van missies van mannelijke militairen met kinderen jonger dan een jaar (31200 X, nr. 63);
- de motie-Peters over structurele uitbreiding van het aantal politietrainers voor buitenlandse missies (31200 X, nr. 64);
- de motie-Peters over het informeren van de Kamer over belangrijke nieuwe ontwikkelingen bij missies (31200 X, nr. 65).
(Zie vergadering van 22 november 2007.)
De voorzitter:
De motie-Voordewind c.s. (31200-X, nr. 61) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op dit moment extra slijtage en verlies van materieel bij lopende missies voor een deel wordt gefinancierd uit de reguliere Defensiebegroting, die als gevolg van oplopende exploitatiekosten in toenemende mate onder druk staat;
van mening dat de operationele capaciteit van Defensie op peil gehouden moet worden en niet onder druk mag komen te staan als gevolg van de extra kosten ten gevolge van extra slijtage en vervanging van materieel in operaties als nu in Uruzgan;
constaterende dat deze extra kosten voor de huidige missie in Uruzgan reeds gecompenseerd worden door de motie-Van Geel c.s. (31200, nr. 16);
verzoekt de regering, bij komende missies voorstellen te doen om deze extra slijtagekosten en vervangingskosten in deze kabinetsperiode op adequate wijze te financieren zonder dat dit de operationele capaciteit van Defensie aantast,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 68 (31200-X).
De minister kan in zijn dupliek op deze gewijzigde motie reageren.
Voordat ik het woord geef aan de minister, wijs ik de Kamer op mijn inmiddels algemeen bekende voorkeur voor een behandeling in blokjes. Ik hecht aan een goede indeling. Als de minister aangeeft wanneer hij een blokje heeft afgerond, kan de Kamer dan desgewenst een vraag stellen.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
Minister Van Middelkoop:
Voorzitter. Wat het werken in blokjes betreft, kan ik u ter wille zijn: het eerste is van de minister, het tweede van de staatssecretaris en wij zullen voornamelijk reageren op de ingediende moties.
Ik wil allereerst de Kamer bedanken voor het constructieve inhoudelijke debat van vorige week. De staatssecretaris en ik kunnen constateren dat de meeste thema's hun weg hebben gevonden naar moties. Het lijkt me dan ook verstandig om deze termijn af te ronden met de bespreking daarvan.
Ik begin bij de motie van de heer De Roon op stuk nr. 30 en voeg daaraan toe de motie van de heer Brinkman op stuk nr. 59. Het zijn ongeveer dezelfde moties, wat pleit voor de interne consistentie van hun fractie.
De heer Brinkman (PVV):
Voorzitter. Ik ben helemaal verbaasd, want ik had begrepen dat collega De Roon deze motie op stuk nr. 30 had ingetrokken. Dat heeft hij kennelijk niet gedaan, maar ik heb van hem begrepen dat dit had moeten gebeuren.
Minister Van Middelkoop:
Het lijkt me rationeel om die motie als ingetrokken te beschouwen.
De voorzitter:
Dat doen wij hier niet zo. De heer Brinkman gaat naar de griffie en zorgt ervoor dat dit voor de stemming helder is. De minister reageert gewoon op beide moties.
Minister Van Middelkoop:
Voorzitter. Het oordeel over beide moties is hetzelfde, dat zal duidelijk zijn. In de moties wordt het kabinet gevraagd om niet over te gaan tot het schrappen van 70 vte's bij de Koninklijke Marechaussee en het geld daarvoor te halen uit de structurele vrijval in de personele exploitatie. Vorige week legde ik uit dat dit geld al is uitgegeven, zeker voor dit jaar en waarschijnlijk zal dit volgend jaar ook zo gaan. Maar de heer Brinkman mag daar natuurlijk zijn eigen invulling aan geven. De reductie bij de marechaussee is nodig, net zoals alle andere krijgsmachtdelen hun bijdrage leveren om de noodzakelijke versterkingen uit de nota Wereldwijd dienstbaar door te kunnen voeren. Defensie heeft besloten tot de reductie in de stafcapaciteit van de marechaussee en niet in de operationele capaciteit; daar zou ik namelijk grote moeite mee hebben. Vervolgens gaat de motie er ten onrechte van uit dat de vrijval in de personele exploitatie structureel is. In 2007 is sprake van een incidentele vrijval, die in de tweede suppletoire begroting wordt ingezet voor tegenvallers elders in de begrotingsrealisatie van Defensie. Ik voerde verleden week de luitenant nog op die dankbaar was omdat hij geld kreeg uit deze zak. Maar ik laat het hierbij. Ik raad de aanneming van beide moties af.
De motie op stuk nr. 33 van mevrouw Van Velzen gaat over de VN-resolutie over verarmd uranium. Nederland heeft inderdaad gestemd tegen deze resolutie over het onderzoek naar het gebruik van verarmd uranium, omdat werd gesteld dat verarmd uranium een potentially harmful effect heeft. Het probleem is dat tot op heden geen causaal verband is vastgesteld tussen blootstelling aan verarmd uranium en gezondheidsklachten. Bij onderhandelingen over VN-resoluties doet ieder woord in de tekst ertoe, zeker als het gaat om zo'n kernelement. In dit geval ging het dus om de formulering in de tekst. Die was naar onze mening onjuist, want zij riep een onwetenschappelijke suggestie op. Daarom is er tegen gestemd. De aanneming van de motie wordt dan ook ontraden.
De voorzitter:
De minister wikkelt eerst al zijn antwoorden af en daarna gaan wij erover praten.
Minister Van Middelkoop:
Dat is inhoudelijk heel lastig, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Nee, wij gaan het echt zo doen.
Minister Van Middelkoop:
Mevrouw Van Velzen heeft nog twee moties ingediend die met elkaar gemeen hebben dat ermee wordt beoogd, behoorlijk te snijden in het materieel. De eerste motie staat op stuk nr. 34 en gaat over het terugbrengen van het aantal F-16-toestellen in deze periode. Mevrouw Van Velzen heeft voorts de motie op stuk nr. 35 ingediend over de afschaffing van twee M-fregatten en een LC-fregat. Ik moet zeggen dat aanvaarding van deze moties tot gevolg zal hebben dat de slagkracht van de krijgsmacht zeer ernstig wordt aangetast. De staatssecretaris en ik hebben in de beleidsbrief Wereldwijd Dienstbaar al aangekondigd, op dit vlak al enkele pijnlijke maatregelen te hebben genomen. Er wordt bijvoorbeeld een aantal F-16's verkocht. Daar laten wij het echt graag bij. Verder snijden is onverantwoord. Ik ontraad dus de aanneming van beide moties.
Mevrouw Van Velzen heeft de motie op stuk nr. 37 over de nucleaire rol bij de vervanging van de F-16 ingediend. Ik merk op dat los van de vervanging van een wapensysteem zoals de F-16, de regering de veiligheidssituatie beoordeelt en, desgewenst, het beleid aanpast. Een strategisch concept van de NAVO is een belangrijke leidraad voor het bondgenootschap. Op grond van dit concept beschikt het bondgenootschap over de combinatie van eenheden en capaciteiten, waaronder nucleaire, om de collectieve verdediging te waarborgen. Dit is de Kamer bekend. De aanwezigheid van Amerikaanse kernwapens in Europa en de kernwapentaken van de Europese bondgenoten blijven in dat strategisch concept onmisbare politieke en militaire elementen van de transatlantische verbondenheid. Ook van die motie ontraad ik dus de aanneming.
Staat de motie van de heer Knops c.s. op stuk nr. 48 nog steeds op de agenda ondanks mijn krachtige verweer daartegen in eerste termijn?
De heer Knops (CDA):
Ja.
Minister Van Middelkoop:
Dan ga ik op die zelfde toon door. Ik ben dat ook verplicht aan de minister van Financiën. Ik moet de aanneming van die motie echt ontraden, want zij raakt aan een systematiek die niet alleen van toepassing is op het ministerie van Defensie, maar op alle departementen. Ik herhaal dat dit ministerie en dat van Verkeer en Waterstaat al ontzien zijn, zij het in mindere mate dan de heer Knops voor wenselijk heeft gehouden. Ik kan niet anders dan de minister van Financiën erkentelijk zijn vanwege het feit dat hij mijn departement heeft ontzien. Ik wijs er nog eens op dat de zelfde systematiek ertoe leidt dat wij thans 15 mln. voordeel hebben dankzij de dollarkoers. Ik kan moeilijk anders dan de aanneming van deze motie ontraden. Ik adviseer de heer Knops om via zijn collega, de woordvoerder van Financiën voor het CDA, het gevecht op een ander moment en met een andere minister aan te gaan.
De motie op stuk nr. 49 is ingediend door de heer Knops en mevrouw Eijsink en gaat over de C17. De regering onderzoekt de mogelijkheden van deelname aan het C17-initiatief van de NAVO om de strategische luchttransportcapaciteit te vergroten. Een dergelijke capaciteit is van groot belang ter ondersteuning van het expeditionair optreden van de krijgsmacht, zoals in Afghanistan, maar mogelijk ook in Afrika. De eerste C17-capaciteit in de NAVO-pool komt in het najaar van 2008 beschikbaar. Het Nederlands aandeel in de kosten van de C17-pool kan niet binnen de voorliggende Defensiebegroting worden gefinancierd. De heer Knops en mevrouw Eijsink weten dat het kabinet hierop uiterlijk bij de behandeling van de Voorjaarsnota terug zou komen. Omdat nu de dekking van deze motie ontbreekt, moet ik helaas ook de aanneming daarvan ontraden.
De heer Boekestijn heeft de aanpalende motie op stuk nr. 53 ingediend. Zij gaat over het zelfde thema, maar dan met het advies om ook eens te kijken naar een pps-constructie. De staatssecretaris heeft daar in eerste termijn al welwillend op gereageerd. De regering laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer.
De heer Boekestijn en de heer Van der Staaij hebben de motie op stuk nr. 54 over het terugdringen van de overheadkosten ingediend. Ik ben nu op het enige punt uit de tweede termijn waarover ik zelfstandig iets wil zeggen. De heer Boekestijn verwees in zijn betoog naar een artikel in het Marineblad, dat ik maar even aan deze motie koppel, waarin ervan werd uitgegaan dat 46% van Defensie overhead is. Ik moet er niet aan denken. Het percentage is echter onjuist, in het bedoelde artikel worden het Commando DienstenCentra en een groot deel van de Defensie Materieel Organisatie ten onrechte als overhead aangemerkt. Voor het overige is de strekking van de motie mij wel degelijk sympathiek, dus als wij het over de feiten in het Marineblad eens kunnen worden en de motie nemen zoals ze is, wil ik het oordeel erover aan de Kamer overlaten.
De heren Boekestijn en Van der Staaij hebben ook nog een "Feyenoordmotie" ingediend, een motie waarbij de daad bij het woord moet worden gevoegd. De heer Boekestijn zal niet anders verwachten dan dat dit daadkrachtige kabinet en zeker de krachtdadige bewindslieden van Defensie ook het oordeel over deze motie aan de Kamer overlaten.
Mevrouw Eijsink en de heer Knops hebben een interessante motie over het juridische kader voor militairen bij uitzending ingediend. Defensie onderschrijft het belang van voortdurende aandacht hiervoor. Militairen doen hun werk onder moeilijke omstandigheden en zij moeten erop kunnen vertrouwen dat hun rechtsbescherming in orde is. Dit is ook de wil van de indieners van deze motie, en dat begrijp ik. Op dit moment is de rechtsbescherming van deze militairen overigens in orde. Het verzoek om wetsvoorstellen te doen om de bestaande kaders verder te verduidelijken stroken met de voorstellen die de regering al aan het voorbereiden is; ik verwijs naar de aanbevelingen van de commissie-Borghouts en de commissie-Van den Berg. De motie zal hierbij betrokken worden en wij laten het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer over.
Dan is er nog een motie van dezelfde leden op stuk nr. 57, over de 3D-samenwerking en een pool van direct inzetbare deskundigen. Er is onder leiding van het ministerie van Buitenlandse Zaken op 22 oktober jongstleden een conferentie gehouden over een regeringsbrede aanpak van security sector reform. De motie vormt een ondersteuning van het geïntegreerde beleid op het gebied van veiligheid en ontwikkeling en een aansporing om concrete vervolgstappen te zetten. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft in zijn beleidsbrief de contouren van de Nederlandse inzet in fragiele staten geschetst, die ook de opzet van een pool van gekwalificeerde medewerkers omvat waarbij de samenwerking verder gaat dan die tussen Buitenlandse Zaken en Defensie. De samenwerking op dit gebied is buitengewoon vruchtbaar. Ook capaciteit en deskundigheid van andere ministeries – ik denk aan Economische Zaken, Binnenlandse Zaken, Justitie en Financiën – is nodig voor een doeltreffende, regeringsbrede aanpak in fragiele staten. De regering laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over.
De heer Brinkman vraag in zijn motie op stuk nr. 58, de helft van de Staalgelden te besteden aan uitbreiding van de Koninklijke Marechaussee. Hij zal zich herinneren dat ik hier in eerste termijn zeer krachtig afstand van heb genomen: kom niet aan de Staalgelden, want wij hebben het belangrijke Staalproject nog maar net in werking gezet. Dus alleen al op grond van de dekking van een en ander moet ik de Kamer aanneming van deze motie ontraden.
De heer Brinkman heeft ook nog een motie over het onderhoud van De Groene Draeck ingediend. Dit jacht is in 1956 door het Nederlandse volk aan prinses Beatrix geschonken, ter gelegenheid van haar achttiende verjaardag. Daarbij is toegezegd dat Defensie zorg zou dragen voor het onderhoud en de exploitatie van het jacht, zoals voor de Piet Hein in de decennia daarvoor al gebruikelijk was. De regering heeft deze toezegging op 27 oktober 1961 geformaliseerd in een schriftelijke richtlijn van de vlagofficier materieel aan de directeur van de Rijkswerf. Het opzeggen van de afspraak over het onderhoud van De Groene Draeck zou zich niet verhouden tot de intentie van het Nederlandse volk bij het schenken van dit schip. Dit zou derhalve niet wenselijk zijn en ik ontraad de Kamer dan ook, deze motie aan te nemen.
Dan de gewijzigde motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 61 over de kosten van extra slijtage en vervanging van materieel. Ik kan daarop heel kort reageren, omdat de zaak vorige week materieel al uitvoerig aan de orde is geweest. Wij zijn ook van mening dat de operationele capaciteit van Defensie op peil moet worden gehouden en niet onder druk mag komen te staan door extra kosten van operaties. Zo opgevat kan deze motie als een aanmoediging worden gezien. Ik constateer niettemin dat de motie voorbarig is. Zij loopt namelijk vooruit op mogelijk nog te nemen beslissing over "één operatie", als de heer Voordewind begrijpt wat ik bedoel. Daarom ontraad ik het aannemen van deze motie.
De motie op stuk nr. 62 van de heer Voordewind c.s. gaat over de ontwikkeling van een prototype van een integraal sensorpakket. In de motie wordt gevraagd of medefinanciering uit het innovatieprogramma Veiligheid mogelijk is. In eerste termijn heb ik hierover al uitvoerig gesproken. Ik bedank de Kamerleden omdat ik de aandacht voor dit onderwerp de moeite waard vind. De ontwikkeling van de technologie op dit punt is veelbelovend. De stap van onderzoek naar uitvoering is op dit moment echter nog niet duidelijk. Door middel van de motie wordt aan mij dus een vraag gesteld over iets waarover ik nog niets kan zeggen, namelijk over de uitvoerbaarheid. De motie is daardoor wat voorbarig. Laat ons eerst het innovatieprogramma verder uitwerken. Daarna kunnen wij bezien of een operationeel prototype mogelijk is. Op dat moment kunnen wij deze motie uitvoeren. Ik adviseer de Kamer daarom om deze motie van de agenda af te voeren.
Mevrouw Peters heeft de motie op stuk nr. 64 ingediend over de Koninklijke Marechaussee. Door middel van de motie verzoekt mevrouw Peters de regering om te erkennen dat het wenselijk is te onderzoeken of het aantal beschikbare politietrainers kan worden vergroot, omdat de vraag naar politietrainers in internationale politiemissies toeneemt. Wij zijn een oplettend departement. Mevrouw Peters heeft tijdens de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken reeds een motie over dit onderwerp ingediend. De minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd dat er overleg plaatsvindt. Ik voeg daaraan toe dat Defensie momenteel 153 marechaussees beschikbaar stelt voor internationale politiemissies. Die capaciteit is nog nooit volledig uitgezonden. In internationale missies is niet alleen de politiecapaciteit van de Koninklijke Marechaussee relevant, maar zijn ook civiele politiemensen nodig. Het ministerie van Buitenlandse Zaken coördineert het overleg over een optimale inzet van de politiecapaciteit bij internationale missies. Ik neem aan dat de minister van Buitenlandse Zaken hierover te zijner tijd zal rapporteren in reactie op de motie die is ingediend bij de behandeling van zijn begroting. De motie die bij de behandeling van mijn begroting is ingediend, is voorbarig. Ik ontraad daarom aanneming van deze motie.
Mevrouw Peters verzoekt in haar motie op stuk nr. 65 de regering om de Tweede Kamer in de vorm van een brief of een briefing te informeren over belangrijke nieuwe ontwikkelingen in het verloop van missies. In eerste termijn heb ik daarover al uitvoerig gesproken. Ik ben altijd beschikbaar om andere afspraken over de informatievoorziening te maken met de Kamer. Zeker in het geval van belangrijke operaties spreek ik mede namens de collega's van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Naar mijn waarneming is de informatievoorziening momenteel voldoende om tegemoet te komen aan de primaire taak van de Kamer, het controleren van het beleid. Mevrouw Peters moet er begrip voor hebben dat wij buiten de brieven met de stand van zaken ook informatie verstrekken aan de media. Als wij alles wat wij weten op dit gebied zouden rapporteren aan de Kamer, zou zij bezwijken onder de last van de details. Dat willen wij de Kamer niet aandoen. Als mevrouw Peters haar collega's binnen de commissies ervan weet te overtuigen dat de informatievoorziening anders moet, zijn wij daartoe bereid. Ik heb er geen behoefte aan om de bestaande praktijk te veranderen. Om die reden ontraad ik het aannemen van de motie.
De heer Poppe (SP):
Ik kom nog even terug op de motie op stuk nr. 33 betreffende de eindstemming in de Algemene Vergadering van de VN. In het debat heb ik gezegd dat ik achteraf begrijp waarom Nederland tegen heeft gestemd. Het ging inderdaad om het woord "potential". Is de minister bereid om in te brengen dat dit woord veranderd wordt in "possible"? Zal Nederland dan voorstemmen? Is het behulpzaam als ik mijn motie in die zin wijzig?
Minister Van Middelkoop:
Dit vind ik een constructief gebaar. Het bezwaar is dat "potential" op dit moment in feite onwetenschappelijk is. Dat bezwaar wordt ondervangen als het woord "possible" wordt gebruikt. Ik doe geen uitspraak over stemgedrag wanneer dan ook – dat lijkt mij niet verstandig – maar over een aldus gewijzigde motie laat ik het oordeel aan de Kamer.
De heer Boekestijn (VVD):
Ik heb twee vragen. Aan mijn collega Voordewind vraag ik waarom de motie op stuk nr. 61 op het laatste moment op zo'n fundamentele manier is gewijzigd. De minister heeft aanneming van de motie overigens ontraden.
De minister heeft schriftelijk gereageerd op mijn inbreng over het Europees Defensie Agentschap. In het kader van de geannoteerde Razeb-agenda is ons niet verteld dat hierover gesproken zou worden. Er is ons evenmin iets gemeld over de uitkomst. Ik vind dat dat niet kan.
Minister Van Middelkoop:
Dat laatste vind ik een te sterke opmerking. Als de heer Boekestijn de schriftelijke beantwoording goed heeft gelezen, weet hij dat de zorgen die hij en anderen in de media hebben geuit, niet terecht zijn. Het is niet waar dat 35% van de defensiebudgetten van Europese lidstaten Europees moeten worden aanbesteed. Daar is geen sprake van. Het simpele feit dat enkele Europese landen bij het JSF-programma betrokken zijn, leidt er al toe dat men voldoet aan de EDA-criteria. Het gaat om buitengewoon bescheiden, nauwelijks sturende benchmarks. Er zijn geen majeure zaken aan de orde. Maar goed, het is op deze manier gerapporteerd. Mogelijkerwijs zien wij elkaar nog bij de bespreking in een algemeen overleg waarbij het verslag van de laatstgehouden raad aan de orde is. Bij die gelegenheid kunnen wij er verder over praten.
De heer Boekestijn (VVD):
De VVD-fractie stelt het op prijs om, zodra over het EDA wordt gesproken, dit van tevoren te weten.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De motie is inderdaad gewijzigd, maar het dictum is de facto hetzelfde gebleven. De kern van mijn motie is de slagkracht van Defensie op peil te houden en niet te laten uithollen als materieel moet worden vervangen, in het geval van missies.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Ik heb een motie op stuk nr. 65 ingediend. De minister zei dat de Kamer overspoeld zou worden, en dat zij dat niet zou moeten willen. Maar dat was niet de strekking van de motie. Ik vroeg alleen om informatievoorziening aan de Kamer bij grote ontwikkelingen. Zou de minister de Kamer daarover eigenstandig kunnen informeren? Anders moeten wij het steeds doen via schriftelijke vragen en regelingen, wat eigenlijk slordig is.
Minister Van Middelkoop:
Ik weet niet of dat slordig. Het kanaal via de vaste commissie is volkomen oorbaar en normaal. U zult toch niet van mij verwachten dat wij de Kamer vooraf gaan informeren over operaties? Ik begrijp dat dat niet het geval is. Ik vind het volstrekt normaal en het meest efficiënt dat daarover in stand-van-zakenbrieven wordt gerapporteerd. Wij voldoen wel degelijk aan het verzoek van mevrouw Peters om de Kamer bij belangrijke zaken tussentijds te informeren. Ik heb het besluit moeten nemen twee extra pelotons naar Afghanistan te sturen, wat de Kamer is meegedeeld. Het is misschien alleen nog maar een kwestie van finetuning. Maar als je als ministerie om de twee maanden een stand-van-zakenbrief levert, moet dat toch voldoende zijn. Ik vind het overigens wat lastig om op deze manier te converseren, want het raakt niet alleen u, maar de hele Kamer. Ik denk dat wij de Kamer voldoende adequaat informeren.
De heer Van der Staaij (SGP):
De motie op stuk nr. 61 is gewijzigd zonder een uitgebreide toelichting daarop. Ik hoor de heer Voordewind zeggen dat de motie qua dictum onveranderd is gebleven. Wil hij bevestigen dat de strekking van deze door alle coalitiefracties ondersteunde motie is, het niet meer uit de lopende defensiebegroting te betalen?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De strekking van de motie is om het defensieapparaat niet uit te hollen. Als er grote verliezen zijn op het gebied van materieel moet bij de te nemen maatregelen voorop staan dat de operationele slagkracht wordt gehandhaafd.
De voorzitter:
Het is heel gebruikelijk dat moties zelfs nog tot vlak voor de stemming worden gewijzigd. Dan hebben wij er ook geen debat meer over.
Staatssecretaris Van der Knaap:
Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn.
Over de motie-Poppe over de mogelijkheid alle ouders met kinderen jonger dan vijf jaar eenmalig de gelegenheid te bieden niet deel te nemen aan een uitzending hebben wij al vaak gediscussieerd. Het zal duidelijk zijn dat de problemen die dat oplevert voor mijn organisatie ongeveer hetzelfde zijn als wanneer de vrijstellingsregeling zou gelden voor vrouwelijke militairen. Er valt een te groot aantal militairen weg uit de operationele eenheden, waarvoor vervanging moet worden gezocht. Dit leidt tot een te grote uitzenddruk bij de overige militairen. Daarom wordt aanvaarding van deze motie ontraden.
Er is al veelvuldig gesproken over de motie-Poppe waarin wordt gevraagd om verplichte bloedafname wettelijk mogelijk te maken. Ook deze keer is de reactie dat er geen aanleiding is om het huidige beleid te herzien. Het verplicht afnemen van bloed vormt een inbreuk op de lichamelijke integriteit – zie artikel 11 van de Grondwet – en zou dan ook op zeer zwaarwegende medische argumenten moeten berusten. Dergelijke argumenten ontbreken. Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie.
De heer Poppe heeft ook een motie ingediend over het meegeven van een persoonlijk dossier waarin mogelijk traumatische ervaringen zijn opgenomen. Defensie houdt van elke militair een persoonlijk dossier bij. De militair kan dit dossier te allen tijde inzien en kan hiervan bij dienstverlating een kopie krijgen. In het persoonlijk dossier is opgenomen welke plaatsingen de militair heeft gehad en aan welke uitzendingen hij of zij heeft deelgenomen. Op basis van deze informatie kan, indien daartoe aanleiding bestaat, in de operationele dossiers worden nagegaan welke gebeurtenissen zich tijdens de plaatsing of uitzending hebben voorgedaan. Hiermee wordt in de praktijk dus reeds invulling gegeven aan deze motie. Om alle mogelijk traumatische ervaringen in het persoonlijk dossier op te nemen is een koppeling met de operationele dossiers vereist. Dit zou een te grote investering vergen en hierdoor zou het vertrouwelijke karakter van de operationele informatie in gevaar komen. Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie.
Dan kom ik op de motie-Poppe over beschikbaarheid van het medisch dossier. Het is de plicht van een medische zorgverlener om een goed medisch dossier bij te houden. De patiënt heeft desgewenst recht op een afschrift van het dossier en er geldt een bewaarplicht. Voor militairen geldt een bewaartermijn van 80 jaar na geboorte of 10 jaar na overlijden, indien er sprake is van enigerlei vorm van aansprakelijkheid. Indien de militair bij het verlaten van de dienst een keuring ondergaat, wordt besproken wie de nieuwe huisarts wordt. Een kopie van het medisch dossier wordt met toestemming van de betrokken militair daarheen gezonden. Ook op een later moment kan de militair een verzoek doen om aanvullende informatie. Het dossier zelf kan niet worden meegegeven zolang daarvoor een bewaarplicht bestaat. De motie is daarom overbodig.
Dan kom ik op de motie van mevrouw Van Velzen over uitstel van de ondertekening van het OTenE Memorandum of Understanding voor de verwerving van een JSF-toestel. De samenwerking sinds 2002 bij de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter verloopt goed. Nederland heeft goede kansen om over enige jaren mee te doen aan het operationele test- en evaluatieprogramma, de OTenE-fase. Er is intensief onderhandeld over de omvang en de diepgang van de Nederlandse betrokkenheid hierbij. Het resulterende Memorandum of Understanding is lonend. Met twee toestellen kan Defensie veel kennis en ervaring opdoen die van belang zijn voor de invoering van de JSF in de krijgsmacht en voor de opleiding van vliegers en technici. De beste manier is om zo snel mogelijk operationeel te worden, met goed opgeleide vliegers en technici.
De voorlopige bestelling van het eerste testtoestel volgt zo spoedig mogelijk na de ondertekening van het MoU. Alleen zo kan het eerste toestel op tijd worden geleverd om aan de OTenE-fase te kunnen meedoen. Uitstel van ondertekening van het MoU betekent uitstel van bestelling van de testtoestellen, waarmee het deelnemen aan de OTenE-fase in gevaar komt. In het coalitieakkoord is deze ongewenste optie ondervangen door de voorlopige bestelling te koppelen aan de ondertekening van het MoU en door het uiteindelijke besluit over de aanschaf van de toestellen in 2009 te nemen. Deze gefaseerde besluitvorming is erop gericht, de voortgang van het project te waarborgen. Met de motie wordt het tegenovergestelde beoogd. Daarom ontraad ik de aanneming ervan.
Mevrouw Eijsink heeft een motie ingediend over de sanering van opslagcomplexen met verouderde munitie en de aanvulling van vitale munitiesoorten. Met de vorming van het defensiemunitiebedrijf heeft Defensie grote stappen gezet op weg naar een centrale organisatie voor het munitiebeheer. In 2008 is een evaluatie van de huidige situatie voorzien, waarbij zal worden bepaald of verdere integratie mogelijk is. Voor de verbetering van het administratieve beheer is Defensie bezig met een nieuw systeem: het Warehouse Management Systeem. Bij de sanering van oude munitiecomplexen zijn twee jaar geleden al twee oude complexen afgestoten en over twee jaar volgen nog drie andere. Momenteel ontbreken de financiële middelen om alle wensen voor aanvullende munitiesoorten uit te voeren. Uiteraard wordt gewaarborgd dat de uitgezonden eenheden voldoende munitie hebben. Ook krijgen militairen die zich voorbereiden op een uitzending, genoeg schietoefeningen. Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie. Ik raad mevrouw Eijsink aan om bij de evaluatie in 2008 verder over dit onderwerp te discussiëren.
Het onderwerp van de levensduurverlenging van de F-16-toestellen, waarover de motie-Eijsink gaat, is eveneens uitvoerig aan de orde geweest in de begrotingsbehandeling en de voorbereiding daarvan. Vanwege het gedegen onderzoek ten tijde van de kandidatenevaluatie is er thans geen behoefte aan een studie naar een "end life update" voor de F-16's. Door middel van het Pacer Amstel-programma, dat in 2009 afloopt, kan het komende decennium de technische levensduur van de F-16's worden behouden, zij het met steeds meer onderhoud en tegen steeds hogere kosten. Daarna is het vliegen met de F-16 niet meer verantwoord. Overigens is het Falcon Star-programma het equivalent van Pacer Amstel. Het is dus geen "end life update"-programma. Zo'n programma zou grote technische risico's en hoge kosten per toestel meebrengen, want het aantal F-16's waarom het gaat, is relatief laag. Het aannemen van deze motie wordt daarom ontraden.
De motie-Poppe gaat over het lesgeven door militaire ambtenaren. Ook over dit onderwerp is uitvoerig van gedachten gewisseld. Defensie blijft bij het voornemen om gekwalificeerde militaire instructeurs in te zetten voor lessen in de instroomopleidingen bij de roc's. Militaire docenten hebben lesgevende taken en geen functie in het kader van de werving. Vanwege hun specifieke deskundigheid en praktijkervaring zijn zij bij uitstek geschikt om de lessen te verzorgen. Het aannemen van de motie wordt daarom ontraden.
De motie van de leden Knops, Van der Staaij, Boekestijn en Eijsink betreft de inzetbaarheid van de vijf aangehouden Apaches. Defensie onderschrijft het belang van de Apache-gevechtshelikopters. Een van de versterkingen waartoe is besloten in de brief Wereldwijd dienstbaar, is de verbetering van het voortzettingsvermogen van de Apache. Met deze maatregel wordt enerzijds het voortzettingsvermogen van de helikopters verbeterd en anderzijds de uitzenddruk van het vliegend personeel en onderhoudspersoneel verlaagd. In 2008 komt daarvoor 2 mln. beschikbaar en in de jaren daarna jaarlijks 5 mln.
Naast deze intensivering is besloten om de vijf voor verkoop bestemde helikopters aan te houden en in reserve te nemen. Ze hebben op dit moment een standaard die vergelijkbaar is met de andere Apaches en zijn bedoeld om in het geval van een operationeel verlies weer op het bestaande niveau te kunnen komen. Ze dragen daarmee op langere termijn bij aan de instandhouding en het voortzettingsvermogen van de operationele capaciteit die de Apache levert. Het is niet mogelijk om exact aan te geven hoe lang het duurt om een reserve-Apache operationeel te krijgen. Dit hangt af van het moment waarop dit nodig is. Hoe langer het duurt voordat een toestel moet worden vervangen, hoe langer het zal duren om een reserve-Apache opnieuw operationeel te krijgen. Dit heeft vooral te maken met de upgrades die de operationele toestellen dan hebben ondergaan. Wij bezien de consequenties daarvan.
De vijf aan te houden helikopters maken geen deel uit van het operationeel bestand. De consequenties van de upgrade waartoe voor de operationele toestellen al is besloten, de MTADS, worden voor de reserve-Apaches nog in kaart gebracht. In mei volgend jaar zal hierover duidelijkheid bestaan. Ik verzoek de Kamer dan ook om deze motie aan te houden tot mei, zodat precies in kaart is gebracht wat de extra kosten zullen zijn om de reserve-Apaches in dezelfde configuratie te krijgen als de andere Apaches die operationeel zijn.
Tegen de motie van de leden Knops, Voordewind, Van der Staaij, Boekestijn en Eijsink over de fiscale faciliteiten die het voor werkgevers aantrekkelijk maken om reservisten in dienst te hebben, bestaat geen bezwaar, aangezien wordt gevraagd naar een nader onderzoek naar de mogelijkheden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het dictum in overleg met de collega's van Financiën breed mag worden geïnterpreteerd. De regering laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer over.
De motie-Knops/Eijsink gaat over de mogelijkheid van het uitkeren van een premie aan militairen die driemaal op uitzending zijn geweest. Het plan van aanpak voor werving en behoud van personeel zal een pakket maatregelen en instrumenten bevatten die enerzijds de personele processen aanscherpen en die het anderzijds mogelijk maken om maatwerk voor het personeel te bieden. In dat maatwerk spelen specifieke deskundigheid en ervaringsopbouw, waartoe het arbeids- en uitzendverleden van de militair behoort, een rol. De projectgeneraal wordt ruimte geboden om op basis van zijn inzicht en ervaringen te beoordelen welke maatregelen hij noodzakelijk en wenselijk acht. Gelet op het dictum van de motie, denk ik dat die projectgeneraal de motie zeer serieus moet nemen en bij het plan van aanpak moet betrekken. De regering laat het oordeel over deze motie dan ook over aan de Kamer.
In de motie-Voordewind/Van der Staaij op stuk nr. 63 wordt gevraagd om vrijstelling van uitzending voor mannelijke militairen met kinderen jonger dan een jaar. Tijdens het wetgevingsoverleg en bij de begrotingsbehandeling is toegezegd dat de positie van ouders met jonge kinderen wordt meegenomen in het kader van het plan van aanpak voor werving en behoud. Het is immers ook voor de positie van Defensie als werkgever van belang om al het mogelijke te doen om het personeel in staat te stellen, werk en zorgtaken zo goed mogelijk te combineren. Het is op dit moment evenwel niet verstandig om al concrete toezeggingen te doen. Er bestaat nog onvoldoende inzicht in de gevolgen van dit voorstel voor de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht, mede gelet op de huidige personeelsbezetting. Daarnaast is uit onderzoeken gebreken dat de behoefte aan een periode van vrijstelling van uitzending individueel verschilt en dat niet alle mannelijke militairen met jonge kinderen vrijstelling wensen in het eerste jaar. Omdat de zorgbehoefte per individu en per levensfase kan verschillen, ligt het meer voor de hand om een benadering te kiezen waarbij men toeziet op maatwerk. In het plan van aanpak voor werving en behoud zal dan ook vooral aan dit aspect aandacht worden besteed. De regering laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer over.
Hiermee ben ik gekomen aan het einde van de toelichting op ons standpunt over de moties.
De voorzitter:
Heeft een van de leden behoefte aan een toelichting op een antwoord dat is gegeven?
Mevrouw Eijsink (PvdA):
Ik wil nog iets zeggen naar aanleiding van een motie en naar aanleiding van het onbeantwoord zijn van een vraag.
In de motie op stuk nr. 39 verzoek ik om een onderzoek naar de mogelijkheid van een end life-update van de F-16. De staatssecretaris meldt dat hij daar geen behoefte aan heeft en dat nu het Pacer Amstel-proces gaande is waardoor de F-16 het komende decennium nog kan blijven vliegen. Hij stelde vervolgens: daarna is vliegen met de F-16 niet meer verantwoord. Betekent dit dat Nederland daarna geen van de F-16's naar elders zal verkopen en dat ze dus in Nederland aan de grond blijven staan?
Staatssecretaris Van der Knaap:
U praat nu over een periode na het volgende decennium.
Mevrouw Eijsink (PvdA):
Ik heb een heel duidelijke vraag aan u. U hebt in uw antwoord Pacer Amstel genoemd. Dat dit project is ingezet, hebben wij trouwens deze zomer moeten vernemen uit de Defensiekrant. U zegt dat het verantwoord is dat de F-16's blijven vliegen na die upgrading. Wij hebben een aantal F-16's verkocht aan Chili, waar ze nog wel kunnen blijven vliegen met een update. Hoeveel F-16's worden nu aan de Pacer Amstel-upgrade onderworpen? Zullen er later nog van die F-16's worden verkocht?
De voorzitter:
Mevrouw Eijsink, uw vraagstelling wordt te lang.
Staatssecretaris Van der Knaap:
Wij hebben hier allang over gesproken. De aanleiding van het verzoek van mevrouw Eijsink is dat zij wil weten of een update van de F-16's er niet toe kan leiden dat wij langer met die toestellen gaan vliegen. Wij hebben in 2002 geconstateerd dat dit niet meer tot de mogelijkheden behoorde. Wij zijn dus weer terug bij af. Vijf jaar geleden hebben wij geconstateerd dat de F-16's aan het eind van hun Latijn waren en dat het nodig was dat er een bepaald programma werd ontwikkeld, zodat ze nog tien jaar zouden kunnen vliegen. Het grote probleem is dat mevrouw Eijsink iets wil doen waarvan vijf jaar geleden al met de Kamer is geconcludeerd dat het niet verstandig zou zijn.
Mevrouw Eijsink (PvdA):
Dat was niet mijn vraag. De staatssecretaris heeft gezegd dat het daarna onverantwoord is om met de F-16 te vliegen. Ik vraag hem concreet of dat ook betekent dat Nederland daarna geen F-16's meer kan verkopen aan andere landen. Ik neem aan dat hij nee zegt als een minister van Defensie van een ander land vraagt of hij Nederlandse F-16's kan kopen.
Staatssecretaris Van der Knaap:
Het heeft ook te maken met de wijze waarop men de F-16's wil inzetten. De wijze waarop wij de F-16's inzetten, maakt het onmogelijk om er na die periode van tien, twaalf jaar nog mee te vliegen. Wij hebben in het verleden ontzettend veel van de F-16's gevraagd. Dat zullen wij in de toekomst ook doen, maar op een zeker moment houdt het op. Je kunt niet tot in lengte van jaren al die activiteiten blijven uitvoeren die wij er nu mee uitvoeren.
De voorzitter:
Mevrouw Eijsink, ik geef u alleen nog de gelegenheid tot het trekken van een conclusie en het stellen van uw andere vraag.
Mevrouw Eijsink (PvdA):
Mijn conclusie is dat de staatssecretaris op dit moment geen antwoord geeft op mijn vraag. Dat vind ik een beetje vreemd.
Een uur voordat wij begonnen met de tweede termijn van de begrotingsbehandeling ontvingen wij een brief over verjaring en over de opvang van uit Afghanistan gerepatrieerde militairen. Ik herhaal mijn vraag op dit punt, omdat het antwoord niet staat in de brief waarnaar werd verwezen. Ik heb gevraagd of onze militairen, van wie een aantal tussendoor is gerepatrieerd, goed worden opgevangen op Schiphol. Ik neem aan dat de staatssecretaris er weet van heeft dat de opvang in een aantal gevallen niet goed is geweest.
Staatssecretaris Van der Knaap:
Als ik hierop ja zeg, is het probleem dat zich altijd situaties kunnen voordoen waarin dit door allerlei communicatiestoornissen misschien een keer niet gebeurt. Het is onze nadrukkelijke intentie om zo zorgvuldig mogelijk met mensen om te gaan, zeker met mensen die worden gerepatrieerd uit Afghanistan. Als dit af en toe mislukt, schaam ik me daarvoor, maar dat is nooit de intentie geweest van deze organisatie.
De heer Poppe (SP):
Voorzitter. De motie op stuk nr. 28 gaat over het dossier voor de dingen die de veteraan of afzwaaier heeft meegemaakt. De staatssecretaris zegt dat daar vertrouwelijke en militaire gegevens in zitten. In de motie gaat het er echter om dat wordt omschreven wat de individuele militair heeft meegemaakt. Het gaat dus niet over de militaire operatie of locatie, maar over de gebeurtenis. Ik leg mijn motie zo uit. Als de staatssecretaris haar nog steeds ontraadt, vind ik dat zeer schadelijk voor het veteranenbeleid.
Voor de motie op stuk nr. 29 geldt eigenlijk hetzelfde. De staatssecretaris zegt dat daaraan in de praktijk al invulling wordt gegeven. Maar ik maak mee dat veteranen klagen en zeggen dat zij hun persoonlijk medisch dossier niet krijgen, of pas na maanden met de grootste moeite, en dat zij het dan slechts gedeeltelijk krijgen. Gaat het hierbij om een slechte uitvoering van het beleid van de staatssecretaris? Als hij dat zegt, snap ik het.
Staatssecretaris Van der Knaap:
Voorzitter. Ik laat het oordeel over aan de heer Poppe, ik heb mijn verhaal gehouden.
De heer Poppe (SP):
Sorry, maar het gaat om heel belangrijke dingen: om levens van mensen en de kwaliteit daarvan. En de staatssecretaris gaf geen antwoord op mijn tweede vraag: is het staand beleid dat mensen gewoon hun dossier krijgen en als dit niet het geval is, gaat het dan om een ambtelijk fout uitgevoerd beleid? Als dat wordt bevestigd, is mijn motie in die zin overbodig, maar mij bereiken andere berichten.
Staatssecretaris Van der Knaap:
Ik probeerde het beleid van het kabinet en van Defensie aan te geven. Mijn stelling is dat wij dit zeer zorgvuldig doen en op maat gesneden producten geven als dat echt nodig is.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, volgende week dinsdag te stemmen over de moties en in de laatste stemming vóór het kerstreces over de amendementen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20072008-2198-2205.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.