Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Brinkman aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Justitie over het bericht "Kabinet steekt kop in zand voor invasie Polen".

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. De PVV heeft altijd gewaarschuwd tegen een oncontroleerbare migratiestroom uit Oost-Europa als Polen en andere Oost-Europeanen hier vrij mogen werken. Helaas was het kabinet toch zo dom om de Nederlandse arbeidsmarkt voor deze groep open te gooien. Volgens schattingen van het ministerie van SZW in 2006 zou het gaan om tussen de 53.000 en 63.000 immigranten. Het viel dus allemaal wel mee, volgens het kabinet. Niets was helaas minder waar. Het is vervelend om hierin gelijk te krijgen, maar de cijfers zijn zelfs twee keer zo hoog als die Haagse naïevelingen dachten: tussen de 100.000 en 120.000. Dit weekend klaagden PvdA-wethouders in Den Haag en Rotterdam steen en been over de Poolse invasie in achtergestelde wijken. Maar wat doet dit kabinet? Het kabinet doet niets, het stopt het weg en snurkt verder.

Ik heb dan ook de volgende vragen. Erkent de minister dat hij het aantal Polen dat naar Nederland is gekomen, gigantisch heeft onderschat? Wat vindt de minister van de kritiek van de wethouders van deze grote steden? Is de minister bereid om de openstelling van de arbeidsmarkt voor Polen en ander Oost-Europeanen onmiddellijk terug te draaien, in ieder geval tot 2009? Is hij bereid om ervoor te zorgen dat EU'ers met een bijstandsuitkering hun verblijfsrecht verliezen? Is hij bereid om ervoor te zorgen dat criminele EU'ers naar Italiaans voorbeeld uit Nederland worden verwijderd?

Minister Donner:

Voorzitter. De laatste keer dat wij hier over de mogelijke gevolgen van de opheffing van de vergunningplicht hebben gesproken, was in april van dit jaar. Toen hebben wij het ook over aantallen gehad. Er circuleerden toen aantallen van 100.000 tot 150.000 immigranten in Nederland. Naar recent onderzoek uitwijst, moeten wij nu spreken van ongeveer 100.000 tot 120.000 immigranten. Daarom geloof ik niet dat een verdubbeling heeft plaatsgevonden. Als men in de geschiedenis teruggaat en dan naar de verwachtingen kijkt, kan men altijd een moment vinden waarna de ontwikkeling versterkt is. Over het verloop van het geheel bezien, is er sprake van gestage groei, maar heeft de afschaffing van de tewerkstellingsvergunning niet dit effect gehad.

Dit laat onverlet dat zich in grote steden inderdaad problemen voordoen met de huisvesting. Het gaat niet om problemen op de arbeidsmarkt, want het gevreesde verschijnsel van verdringing op de arbeidsmarkt heeft zich niet voorgedaan. Hedenochtend heb ik naar uw Kamer een brief gezonden met daarin de resultaten van het onderzoek dat ik de Kamer heb toegezegd over het flankerend beleid voor de problematiek van de Polen en andere immigranten uit Midden- en Oost-Europa. Daarnaar verwijs ik gaarne voor de informatie. Tot zover wat de onder- c.q. overschatting van de immigratie betreft.

Er valt kritiek van de gemeenten af te leiden uit enkele krantenberichten. Die lijkt vooral betrekking te hebben op de problematiek zoals die zich in een aantal steden voordoet. Ik misken die volstrekt niet. Om die reden is een aantal maatregelen getroffen, waaronder de mogelijkheid om via samenwerking met het CWI de adressen te verkrijgen van personen die nog een tewerkstellingsvergunning hebben. Ik heb samen met de Belastingdienst ook een antwoord gevonden op de vraag hoe de adresgegevens te verkrijgen zijn van immigranten die niet meer onder de tewerkstellingsvergunning vallen. Dat gebeurt namelijk als een sofinummer aangevraagd wordt. Ik stel vast dat per 1 januari aanstaande de gemeenten verantwoordelijk worden voor het burgerservicenummer. Zij beschikken dan rechtstreeks over de gewenste adressen.

Deze zaken hoop ik nog deze week te kunnen bespreken met de wethouders van de vier grote steden. De uitnodiging voor een gesprek over de te treffen maatregelen was al de deur uit voordat de berichten in de kranten verschenen. De minister voor Wonen, Wijken en Integratie is daarbij ook betrokken. Zij heeft gesprekken met gemeenten, corporaties en werkgevers over een oplossing van de structurele huisvestings- en handhavingsproblematiek. Zij is ook in gesprek met gemeenten en werkgevers over hoe inburgering gebruikt kan worden bij de problemen op het vlak van participatie en taalvaardigheid. Bij de VROM-inspectie komen de signalen binnen als zich problemen voordoen.

Op deze wijze wordt, met volle erkenning van de problemen die zich voordoen op het terrein van huisvesting, samengewerkt met de gemeenten. Uit het oogpunt van de arbeidsmarkt doen zich geen verschijnselen voor die gebruik van bevoegdheden rechtvaardigen.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. De Polen zijn onderdanen van de Europese Unie. Zij vallen onder het Europees recht en de regels die gelden voor onderdanen van de Europese Unie voor toelating, verblijf en verblijfsbeëindiging.

Voor toelating gelden een aantal criteria, zoals een geldig identiteitsbewijs, voldoende ziektekostenverzekering, voldoende middelen van bestaan en geen gevaar voor openbare orde, veiligheid en gezondheid. Elke onderdaan van de Europese Unie die daaraan voldoet, mag naar Nederland komen. Het middelenvereiste is daarbij een van de belangrijkste criteria. Dat betekent dat onderdanen drie maanden lang vrij mogen rondreizen in Europa. Als zij zich in een land willen vestigen, moeten zij voldoende middelen van bestaan hebben. Die kunnen verkregen worden door werk of eigen vermogen. Als zij een beroep doen op de algemene middelen, de bijstand, moet dat door de gemeente worden gemeld aan de IND. Die gaat vervolgens tot verblijfsbeëindiging over.

Over uitzetting van criminele onderdanen van de Europese Unie heb ik de Kamer al gemeld dat ik voornemens ben om daarvan vaker gebruik te willen maken en de mogelijkheden daartoe te verkennen. Op dit moment bestaat er een ruime bescherming van onderdanen van de Europese Unie tegen uitzetting. Die kunnen alleen uitgezet worden als er een voldoende ernstige, actuele en werkelijke bedreiging is van een fundamenteel belang van samenleving. Het gaat om strafbare feiten, bijvoorbeeld in het kader van terrorisme. Ik wil eigenlijk veel sneller tot verblijfsbeëindiging overgaan, bijvoorbeeld als mensen zich bij herhaling schuldig maken aan minder ernstige vergrijpen. Er lopen twee pilots, bij de politie Haaglanden en bij de politie Rijnmond, om te kijken naar de invulling door de rechter van het begrip "bedreiging van de openbare orde". Wanneer is deze voldoende actueel en ernstig volgens de Europese regelgeving? Langs die weg wil ik de mogelijkheid om criminele EU-onderdanen uit te zetten uitbreiden.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de minister voor de beantwoording. Om met de staatssecretaris te beginnen, zij hoeft mij niet uit te leggen hoe de procedure in elkaar steekt, dat weet ik heel goed. Zij herhaalt dat nog even, maar daarmee geeft zij geen antwoord op mijn vraag. Het probleem is dat de IND weliswaar van de Sociale Dienst te horen krijgt dat iemand bijstand heeft, maar vervolgens niet overgaat tot intrekking van het verblijfsrecht. De staatssecretaris is ervoor verantwoordelijk om dat te initiëren, maar dat doet zij gewoon niet. En dan de criminele EU'ers. Moeten wij nu weer gaan onderzoeken wanneer iemand die crimineel is, moet worden uitgezet? Ik vind het te gek voor woorden.

Minister Donner bagatelliseert het probleem met het terugkijken in de geschiedenis. Ik heb cijfers aangehaald uit 2006. Wij worden allemaal snel een jaartje ouder in deze Kamer, daar kan ik over meepraten, maar ik vind het te zot voor woorden om van geschiedenis te spreken als het gaat om cijfers uit 2006. Hij staat niet in de praktijk. Laat hij eens gaan kijken naar de problemen van stukadoors, metselaars en timmerlieden.

Ik heb een andere suggestie. Wij hebben een motie ingediend om de burgemeester van Amsterdam uit zijn ambt te ontzetten. Het lijkt mij goed dat de heer Donner naar Amsterdam gaat, als deze motie wordt aangenomen, zodat hij als burgemeester dichter bij de praktijk komt te staan.

Minister Donner:

Op grond van de berichtgeving stel ik vast dat Amsterdam een gemeente is die weinig problemen heeft op het terrein van huisvesting. Wellicht is dat een aantrekkelijk perspectief. De stelling dat ik het probleem bagatelliseer, werp ik verre van mij. Ik probeer ten volle met de betrokken gemeenten samen te werken bij de problematiek rond de huisvesting. Voor het overige ben ik gaarne bereid om met stukadoors en anderen te spreken, maar ik zie niet wat dit voor oplossing en antwoord biedt voor de vraagstukken die er zijn.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik heb drie vragen aan de minister. Ik begrijp dat hij zegt de handhaving in brede zin heel belangrijk te vinden; van minimumloon tot huisvesting, integratie en taal. Naar die terreinen moet goed worden gekeken.

De tweede vraag is of ik goed heb begrepen dat de minister zegt dat de werkgevers een heel belangrijke rol hebben bij de huisvesting. Ik geef een voorbeeld uit mijn eigen omgeving. Ik ben vorige week in Schiedam geweest, waar ik werd geconfronteerd met illegale uitzendbureaus die bezig zijn met het kopen van huizen die zij vol zetten met mensen. Die mensen zijn natuurlijk ongelukkig met die situatie. Dat levert uiteindelijk overlast op. Kent de minister deze voorbeelden en wat kan hij daaraan doen? Hier zit het vooral in de werkgevers.

Mijn laatste vraag betreft de definitieve rapportage die volgens de minister in het voorjaar van 2008 komt. Dat lijkt mij goed, maar ik vraag de toezegging van de minister om het ons te melden, als hij in de tussentijd alarmerende berichten hoort.

Minister Donner:

In de brief die ik naar de Kamer heb gestuurd, wordt uitvoerig ingegaan op de handhaving op verschillende terreinen, zoals bij de Wet minimumloon die wij hebben afgesproken. Ik heb gezegd dat het nog te vroeg is om er een duidelijk beeld van te krijgen. Inmiddels heb ik vastgesteld dat er tot en met oktober bijna tienduizend inspecties hebben plaatsgevonden op basis van de Wav of de Wet minimumloon. Tot zover die inspanningen.

Wat de rol van de werkgevers betreft, heb ik herbevestigd dat zij, zoals afgesproken in het kader van het flankerend beleid, hebben erkend dat zij er mede bij betrokken zijn. Ik zal hen daarop aanspreken. Ik constateer wel dat het in de eerste plaats een zaak is voor de minister voor WWI en minder voor de minister van Sociale Zaken. Ik weet dat de minister voor WWI dat op dit moment doet.

Nogmaals, de minister voor WWI heeft een centraal meldpunt ingericht voor signalen als door mevrouw Hamer zijn genoemd. Bezien wordt wat daarmee kan worden gedaan. Zodra er aanleiding is om de Kamer tussentijds te berichten, zullen wij dat doen, maar mijn ervaring is dat de Kamer doorgaans niet wacht op die berichtgeving, maar ons aan de hand van de krant zelf hierheen roept.

De heer Van Hijum (CDA):

Naar het oordeel van mijn fractie houdt de minister zich inzake de huisvesting keurig aan de afspraken met de gemeenten en ligt er een belangrijke opgave voor de klagende wethouders zelf om de hand aan de ploeg te slaan en de problemen aan te pakken.

De zorgen van mijn fractie liggen meer op het punt van de eerlijke of oneerlijke concurrentie: lukt het om gelijk werk voor gelijk loon te realiseren, de illegale arbeid aan te pakken, de Wet minimumloon te handhaven en te voldoen aan de eisen betreffende arbeidsomstandigheden en arbeidstijden? De vraag is hoe het is gesteld met het handhavingsoffensief dat hier breed in de Kamer is bepleit en is beloofd. Kan de minister iets melden over de uitvoering daarvan? Ik moet eerlijk zeggen dat de brief op dat punt wat summier is.

Minister Donner:

Het klopt dat de brief op dat punt summier is. Er staat ook in wat de reden daarvoor is, namelijk dat het in wezen nu te vroeg is om daar al afrondende beelden voor te kunnen geven. Ik net al aangegeven dat ik heb kunnen vaststellen dat er inmiddels zo'n tienduizend inspecties door de Arbeidsinspectie hebben plaatsgevonden op naleving van de Wet minimumloon en de Wav, de Wet arbeid vreemdelingen. In de brief is het aantal signalen over illegale tewerkstelling gemeld. De eerste waarneming is dat het verschijnsel illegaliteit teruggedrongen wordt, mede door de toelating. Ik kan daarover evenwel nog geen definitief oordeel geven. Nogmaals, zodra er duidelijke beelden van zijn, kom ik graag bij de Kamer terug om te melden wat er wordt gedaan.

De heer Kamp (VVD):

Hoe kan de minister zeggen dat er geen sprake is van verdringing op de arbeidsmarkt als de helft van de niet-westerse allochtonen in ons land niet werkt en vervolgens de banen die niet door hen worden ingevuld, worden ingevuld door mensen uit Oost-Europa? Dit is toch een schoolvoorbeeld van verdringing?

Mevrouw Albayrak vraag ik hoe zij kan garanderen dat de tienduizenden Polen die naar Nederland komen niet alsnog in aanmerking komen voor bijstandsuitkeringen. Hoe kan zij verzekeren dat de aantrekkingskracht van ons land niet is gelegen in de mogelijkheid om gebruik te maken van de sociale zekerheid en dat die mogelijkheid dus niet wordt benut?

Minister Donner:

Dat er geen sprake is van verdringing stel ik vast aan de hand van de beelden die ik heb van de plaatsen waar Polen tewerkgesteld worden. De vraag is dan of er arbeid beschikbaar was in Nederland. Ik ben het geheel met de heer Kamp eens dat wij in Nederland grote aantallen mensen met een uitkering hebben, dus in de sociale zekerheid, en dat er aan de andere kant 250.000 vacatures in het bedrijfsleven zijn die niet kunnen worden vervuld. Ik constateer alleen dat er geen signalen zijn dat er voor de werkzaamheden die door Polen worden verricht, beschikbare alternatieven in Nederland waren die nu geen tewerkstelling hebben gekregen. In zoverre blijf ik bij mijn eerdere oordeel dat wij er zelf ook van profiteren doordat het werk dat anders zou blijven liggen, nu wordt gedaan.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Kamp wijst terecht op het risico van immigratie met als doel om misbruik te maken van de sociale voorzieningen in Nederland. Als dat type immigratie plaatsvond, zou dat niet alleen een zorg van de heer Kamp zijn, maar van ons allen en in eerste instantie ook van het kabinet. De ervaringen die wij hebben met Polen die naar Nederland komen, zijn op dit moment niet zodanig dat wij indicaties hebben dat er op grote schaal gebruik wordt gemaakt van de sociale zekerheid. Het aantal Poolse huishoudens dat in 2006 een bijstandsuitkering kreeg, bedroeg volgens gegevens van het CBS 180, ongedifferentieerd naar verblijfsduur. Mensen die meer dan vijf jaar in Nederland wonen, hebben zoals bekend dezelfde rechten en plichten als alle ingezetenen van Nederland; wij weten dus niet hoeveel van die 180 families al langer dan vijf jaar in Nederland wonen. Het aantal mensen dat een beroep doet op een bijstandsuitkering is dus niet zodanig, dat wij vermoeden dat zij alleen naar Nederland komen om gebruik te maken van de sociale voorzieningen. De discussie van daarnet liet vooral zien dat mensen een plek vinden op de arbeidsmarkt en daarbij gebruikmaken van de EU-mobiliteitsregels.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb er behoefte aan om het volgende te zeggen. De Polen zijn hardwerkende mensen, die een bijdrage leveren aan de florerende Nederlandse economie. Af en toe spreekt men alleen over hen als mensen die overlast veroorzaken en onze baantjes inpikken. Er zijn nog 250.000 vacatures en het is van belang dat de mensen die in Nederland aan de kant staan, ook werk krijgen.

Wij hebben hierover al uitgebreid gedebatteerd. Allereerst moeten gemeenten ervoor zorgen dat zij de zaken op orde hebben en slechte huisvesting en huisjesmelkerij, in combinatie vaak de oorzaak van de overlast, aanpakken. Dat kunnen zij al binnen de huidige regels. Maar werkgevers zijn aansprakelijk voor zaken als minimumloon en gelijk loon, en moeten voor goede huisvesting zorgen als zij mensen hiernaartoe halen. Als zij zakendoen met illegale uitzendbureaus, moeten zij keihard worden aangepakt. Ik wil graag dat de minister bevestigt dat hij dit met mij eens is.

De minister schrijft in zijn brief dat hij in het voorjaar komt met uitsluitsel over het overleg met de betrokken partijen. Mij lijkt dat rijkelijk laat, want de problemen steken nu de kop op. Een preventieve aanpak lijkt me beter dan de problemen later te moeten oplossen. Dat eerste is voor het draagvlak voor de open grenzen ook beter.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik zal niet ingaan op de stelling van mevrouw van Gent, maar ik ben het met haar eens dat wij zelf ook economisch belang hebben bij deze immigratie; vandaar de bewuste keuze voor afschaffing van de tewerkstellingsvergunningen. Dat neemt niet weg dat wij onze ogen niet moeten sluiten voor de problemen die zich voordoen in een aantal gemeenten. De minister voor WWI voert op dit moment gesprekken met de gemeenten. Ik kan u op dit moment wel rapporteren over deze gesprekken, maar over de oplossingen kan ik dat pas in het voorjaar; vandaar dat ik dat zo heb aangekondigd. Maar het verschijnsel doet zich nu voor en de wethouders hebben er nu behoefte aan. Het is primair een kwestie van de gemeenten om hiertegen op te treden. Dat is een van de redenen waarom Amsterdam mogelijk minder problemen heeft, omdat het verschijnsel van huisjes melken zich daar minder voordoet. Ik zeg de Kamer toe dat wij proberen om dit zo goed mogelijk samen met de wethouders van de betreffende gemeenten aan te pakken. Wij proberen de middelen te ontwikkelen om hen in kennis te stellen van de adressen waar betrokkenen verblijven. Verder zullen de gemeenten hun instrumentarium moeten gebruiken op het terrein van de huisvesting, samen met de werkgevers.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. De bewoners van een groot aantal buurten in dit land moeten de prijs betalen voor het ideaal van het vrije Europese verkeer van werknemers. In eerdere debatten heb ik gezegd dat Nederland zijn huis op orde moet hebben, willen wij buitenlandse arbeiders kunnen ontvangen. Het is nu de tweede keer dat wethouders van grote steden zeggen dat het huis niet op orde is. Daar is de minister in eerste instantie verantwoordelijk voor. Hij zegt nu wel dat zij sofinummers krijgen, maar in sofinummers kun je niet wonen. Er zit ook een golf Roemenen en Bulgaren aan te komen, waarvoor de minister nu tewerkstellingsvergunningen geeft. Ik vraag hem of hij wil stoppen met het uitgeven van deze tewerkstellingsvergunningen. De minister heeft gezegd dat werkgevers moreel verantwoordelijk zijn voor de huisvesting. Zou hij, als hij vrijdag naar de Polentop van de wethouders gaat, daar de mededeling willen doen dat werkgevers voortaan verplicht zijn om de huisvesting voor hun buitenlandse werknemers te organiseren? Niet moreel verplicht, maar werkelijk verplicht.

Minister Donner:

Wij hebben inderdaad eerder over dit probleem gesproken. Ook toen heb ik een aantal mogelijkheden genoemd die wethouders hebben. Ik constateer dat sommigen daarvan gebruik maken en anderen niet, ook als het gaat om gemeenten die nu signalen geven van problemen. Het is dus ook een kwestie van gebruikmaken van de mogelijkheden die men heeft; men moet niet alleen maar klagen over wat men niet heeft of niet gebruikt. Daarnaast hebben wij over de integratie van Polen afspraken gemaakt met betrekking tot de huisvesting. Die heb ik herhaald. Ik heb niet het beeld dat men zich daaraan op dat punt, in het algemeen genomen, niet houdt. Dat laat onverlet dat zich op een aantal terreinen problemen voordoen. De problemen waarover door gemeenten wordt geklaagd, gaan niet over huisvesting die niet als huisvesting kan worden gebruikt, maar over concentratie binnen bepaalde straten en op bepaalde scholen. Daarvoor zijn werkgevers niet verantwoordelijk. Daar moeten in de eerste plaats gemeenten eventueel hun verantwoordelijkheid nemen en kijken welke mogelijkheden er zijn.

De heer Depla (PvdA):

Ik wil graag duidelijkheid over de verantwoordelijkheidsverdeling, want anders heb je kans dat het niet gebeurt. De minister zegt dat de minister voor Wonen, Wijken en Integratie verantwoordelijk is voor het overleg met de werkgevers over de huisvesting. Als wij zien dat het vooral ook een kwestie is van illegale uitzendbureaus die hiervoor verantwoordelijk zijn, ligt toch ook een deel van de verantwoordelijkheid bij de minister van SZW om erop toe te zien dat de werkgevers worden aangepakt en worden aangesproken op het regelen van de huisvesting? Is het overleg met werkgevers over zowel inburgering en huisvesting als dadelijk de tewerkstellingsvergunning op de langere termijn voor de andere groepen, nu helemaal verschoven naar de minister voor WWI, of heeft de minister van SZW nog een verantwoordelijkheid? Wat ons betreft, is dat laatste wel het geval.

Minister Donner:

Nergens blijkt mij dat het hier vooral om een probleem van illegale uitzendbedrijven gaat. Natuurlijk zal dat er ook tussen zitten, maar dan hebben wij het vooral over illegalen. Wij hebben het hier niet meer over illegalen. Het gaat er vaak ook niet om dat de huisvesting beneden de maat is, maar om problemen van concentratie. Dat is inderdaad in wijken die onder andere tot de verantwoordelijkheid behoren van de minister voor WWI, net zoals de eventueel vrijwillige inburgering een kwestie is van die minister. Op deze wijze proberen wij allen, binnen de grenzen en binnen de bevoegdheden die wij hebben, zo goed mogelijk samen met gemeenten de problemen aan te pakken die zij zien. Het gaat mij vooral om het aanpakken.

De voorzitter:

Minister, mijnheer Ulenbelt heeft naar zijn zeggen geen antwoord gehad op zijn vraag over het verstrekken van tewerkstellingsvergunningen aan Bulgaren en Roemenen. Wilt u daar nog op antwoorden?

Minister Donner:

De bevoegdheden om tewerkstellingsvergunningen te verlenen zijn mij verleend met het oog op de arbeidsmarktproblemen die er zijn. Een randvoorwaarde daarbij is de huisvesting. Op dat punt heb ik niet geconstateerd dat zich een specifiek probleem voordoet met betrekking tot die personen voor wie een tewerkstellingsvergunning wordt afgegeven. Ik zie dus niet op welke grond ik de tewerkstellingsvergunning zou kunnen weigeren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Wij hebben als Kamer – overigens ook de VVD-fractie – mogelijk gemaakt dat Polen uit de illegaliteit komen en hier kunnen komen werken. Heeft het feit dat wij dat mogelijk hebben gemaakt, niet direct tot gevolg dat wij nu ook beter zicht hebben op de problemen en dus ook op de oplossingen? Heeft dit niet ook tot gevolg dat de problemen niet meer onderhuids blijven met alle nare gevolgen van dien die illegaliteit met zich meebrengt?

Minister Donner:

Ik denk dat het antwoord daarop "ongetwijfeld" is. Wij zien dat bepaalde problemen die wij voordien hadden, zoals illegaliteit, vermoedelijk geleidelijk teruglopen. De arbeidsmarktpositie van Polen is versterkt door het afschaffen van de tewerkstellingsvergunning. Ik wijs erop dat het beeld wat dat betreft gemengd is. Dat laat onverlet dat een aantal gemeenten thans problemen ondervindt op het punt van huisvesting en dat wij die problemen zo goed mogelijk aan moeten pakken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De minister en ik zijn het erover eens dat vrij verkeer van Europese medeburgers belangrijk is en deel uitmaakt van de afspraak. Mijn vraag is echter de volgende. Wat is nu de reden om die Europese burgers als kabinet een aanbod te doen tot vrijwillige inburgering? Ik denk dan aan Polen, Roemenen en Bulgaren. Als je wilt inburgeren in een land, dan kies voor je permanent verblijf. Dan komt het gezin met de tijd over en dan hebben wij er zo weer 500.000 mensen bij.

Minister Donner:

Zoals u weet gelet op de verantwoordelijkheden die u eerder hebt gedragen, gelden voor burgers uit de Europese Unie de regels van vrij verkeer. Derhalve is verplichte inburgering hier niet mogelijk. Dat laat onverlet dat wij te maken hebben met een groep die misschien langer blijft en kinderen op school heeft en daarom wel degelijk vraagt op welke wijze taalvaardigheid kan worden aangeleerd en hoe men zich hier beter kan bewegen. Ik denk niet dat de inburgering vooral teruggedrongen wordt vanwege de mogelijke aanzuigende werking daarvan. Ik heb ook niet in een vorige kabinetsperiode ontdekt dat dit een aspect van het inburgeringsbeleid is.

Naar boven