Aan de orde is de voortzetting van:

de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2008 (31200).

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik continueer de beantwoording van de kant van het kabinet. Ik was gebleven bij de vragen die betrekking hebben op pijler 2 inzake de economie. Bij de economie zelf heb ik al uitgebreid stilgestaan en de nodige zaken zijn dan ook al aan de orde geweest. Er resteren nog een paar punten onder deze pijler, bijvoorbeeld met betrekking tot de situatie van de leerkracht in het onderwijs en het complex van mobiliteit en openbaar vervoer. Dat eerste punt behandel ik uiteraard naar aanleiding van het rapport van de commissie-Rinnooy Kan.

Als eerste kom ik te spreken over de mobiliteit. Gisteren is hier duidelijk gezegd dat de files een groot probleem vormen en daarom onderneemt het kabinet actie. Die actie bestaat uit investeren in het beter benutten en bouwen van wegen, sneller besluiten en het anders betalen van mobiliteit en openbaar vervoer. Het kabinet investeert in deze kabinetsperiode ruim 750 mln. extra en bovendien circa 200 mln. structureel extra vanaf 2013 in mobiliteit en bereikbaarheid. In totaal is daarmee ruim 136 mld. tot en met 2020 in het Infrastructuurfonds beschikbaar. In deze kabinetsperiode investeren wij ruim 11 mld. in weginfrastructuur. Belangrijke projecten zijn de A6-A9, de Tweede Coentunnel en Westrandweg, de A4 Midden-Delfland, de A4 Dinteloord-Bergen op Zoom, de A13-A16, doortrekking van de A15, de A2 Maastricht, de A2 Maasbracht-Geleen en de A74.

Verkeer en Waterstaat voert een programma van wegverbredingen uit. Het gaat in totaal om 55 projecten waar extra stroken komen, veelal op de belangrijkste knelpunten uit de file top 50. Door de problemen met luchtkwaliteit zijn wij de afgelopen jaren echt achterop geraakt bij de realisatie van wegverbredingen. Alleen al dit jaar worden er circa 40 luchtonderzoeken gedaan om vervolgens zo snel mogelijk aan de slag te gaan. Verkeer en Waterstaat voert een groot aantal kleine maatregelen uit die direct effect hebben op de capaciteit en de doorstroming van het verkeer. Als voorbeeld noem ik het extra geld voor Park&Ride en de stimulering van de fiets.

In antwoord op vragen van de heer Rutte wil ik toch even kritisch kijken naar die extra investeringen in mobiliteit in de tegenbegroting van de VVD. Los van het feit dat er 10 mld. wordt uitgesmeerd tot 2025, dus vijf jaar verder dan het zichtjaar 2020 uit de nota Mobiliteit, komt de tegenbegroting van de VVD echt tekort om de files aan te pakken. De VVD is immers tegen de meest effectieve en efficiënte manier om de wegen in Nederland optimaler te benutten, namelijk door de kilometerprijs in te voeren. Dit heeft het Ruimtelijk Planbureau vorige week nogmaals bevestigd. Aangezien de heer Rutte dat niet wil, zullen nog meer wegen moeten worden aangelegd om dezelfde resultaten te kunnen halen die het kabinet nu gaat realiseren. Met de VVD kost het extra geld en gaan wij voor 2025 niet minder in de file staan.

De heer Rutte (VVD):

Weet de minister-president nog welke zin er stond in de prospectus na die 100 dagen? Ik doel op dat boekje met al die plaatjes over de kilometerheffing.

Minister Balkenende:

Ik heb die tekst rechts van mij liggen, maar u weet het ongetwijfeld uit uw hoofd.

De heer Rutte (VVD):

Niet helemaal, maar het was een onleesbare compromiszin waarin stond dat er een betekenisvolle, eenmalige, niet terug te draaien proef zou worden genomen met de kilometerheffing, die paste in het eindbeeld van de commissie-Nouwen. Ongeveer deze zin stond in de prospectus van het kabinet.

Minister Balkenende:

Nee, ik heb de zin voor u. In het beleidsprogramma is opgenomen als doelstelling de stapsgewijze invoering van een gedifferentieerde kilometerprijs naar tijd, plaats en milieukenmerken en is aangekondigd dat het kabinet na de zomer van 2007 een eerste uitvoerbare, betekenisvolle en onomkeerbare stap van een binnen het eindbeeld passende kilometerbeprijzing neemt.

De heer Rutte (VVD):

Een stap! Mijnheer Balkenende, het is nog erger dan ik al dacht. Fijn dat u het nog even voorleest. U doet twee dingen die het draagvlak onder de kilometerheffing weghalen. Ten eerste voert u het stapsgewijs in. Wij hebben altijd gezegd dat je zoiets in één keer moet doen, omdat je anders een chaos in Nederland krijgt op het gebied van de kilometerheffing. Ten tweede was de afspraak dat je alleen de kilometerheffing kunt invoeren als wij stoppen de auto als melkkoe te gebruiken. Bij dit kabinet is de auto terug als melkkoe. U gaat 0,5 mld. extra heffen op accijnzen, u gaat extra heffen op de bpm en u investeert onvoldoende extra in nieuwe wegen en ook dat was een voorwaarde voor de kilometerheffing. Uw kabinet heeft het draagvlak weggehaald onder die kilometerheffing en daar bent u verantwoordelijk voor.

Minister Balkenende:

Ik zie het echt anders. Wij zijn bezig met behoorlijke investeringen ten belope van 11 mld. Ik heb zo-even de projecten genoemd. Ook heb ik gezegd dat wij het prijsinstrument bestuderen. Wij gaan een bepaalde stap zetten. Wij denken over dit onderwerp niet hetzelfde, maar vinden allebei wel dat de procedures sneller moeten. Dankzij het urgentieplan voor de Randstad ontstaat een nieuwe manier van werken om de besluitvorming over urgente projecten in de Randstad te versnellen. Het kabinet zal twee commissies instellen. Een daarvan zal het kabinet adviseren over de manier waarop besluiten beter, sneller en zorgvuldiger kunnen worden genomen. Dat gebeurt onder leiding van de heer Elverding. De commissie Private financiering zal bestuderen hoe de realisatiekracht op dit terrein kan worden vergroot. Daar gaat de heer Ruding mee aan de slag.

De heer Rutte (VVD):

Weet de minister-president wat zijn minister van Verkeer en Waterstaat altijd zegt als hij zichzelf presenteert? Hij zegt: ik ben enorm gemotiveerd om iets aan de files te gaan doen. Daar ben ik altijd heel erg blij om. Wat doet deze man die zo gemotiveerd is? Hij stelt twee commissies in. Ik deed gisteren een concreet voorstel. Ik stelde de regering voor om de organisaties die er alleen maar zijn om professioneel problemen te maken en die geen directe belanghebbenden bij dit soort grote projecten zijn, niet meer mee te laten procederen om projecten, zoals die ter verbreding van de A4 bij Leiderdorp, te blokkeren. Uw partijgenoot de heer Koopmans heeft daarvoor een suggestie in het Algemeen Dagblad gedaan. Omdat ik dat een goede suggestie vond, heb ik die overgenomen. In de schriftelijke beantwoording is een simpele handreiking aan u gedaan. Er staat: doe dat, wijs dat af, want dat zorgt voor een enorme versnelling van die procedures.

Minister Balkenende:

Natuurlijk opereren wij graag sneller, maar in dit land bestaat ook rechtsbescherming. In de zoektocht naar de beperking van de mogelijkheden van beroep en bezwaar zijn wij uiteraard wel gebonden aan een zorgvuldige omgang met de Algemene wet bestuursrecht en de internationale verdragen. Dergelijke elementen moeten in die context worden begrepen. Voor het overige lijkt mij dat dit debat tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat kan worden hernomen. U en ik willen beiden dat de procedures worden versneld. Daar is de minister van Verkeer en Waterstaat buitengewoon druk mee bezig. Ik vind dat u niet te badinerend moet doen over een paar commissies die een aantal zaken even zeer grondig moeten bestuderen. Ik denk niet dat u daar tegen bent.

De heer Rutte (VVD):

Dit is allemaal al tig keer uitgezocht. Nederland staat vast. Nederland moet steeds vroeger opstaan om nog op het werk te komen en komt steeds later thuis. Men staat zo langzamerhand nog in de file die 's morgens is ontstaan. Files lopen steeds langer door. Dat zijn de feiten. Het kabinet lost ze op door twee commissies in te stellen. U steekt er te weinig geld in en hebt te weinig haast. U neemt het fileprobleem niet serieus genoeg. Ik doe een simpele handreiking. De milieuorganisaties mogen gewoon mee discussiëren en mee protesteren, maar ik vraag u alleen om te regelen dat alleen direct belanghebbenden zich in juridische procedures met dergelijke grote projecten mogen bemoeien.

Minister Balkenende:

Het is heel goed dat de heer Rutte zich bewust is van de ambitie van de minister van Verkeer en Waterstaat. De heer Rutte weet ook dat er miljarden worden geïnvesteerd. De heer Rutte weet ook dat wij ten gevolge van procedures over luchtkwaliteit met vertragingen te maken hebben. Hij kan er zeker van zijn dat dit kabinet en in het bijzonder de minister er alles aan doen om versnellingen te realiseren. De commissie die ik heb genoemd, gaat na of er veranderingen kunnen worden aangebracht in het juridisch kader. Het kabinet doet er alles aan om Nederland in beweging te krijgen. Het aantal projecten in uitvoering is een prachtig voorbeeld van de inzet. Aan ambitie ontbreekt het niet. Wij gaan de zaken keihard aanpakken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Telkens wanneer je de heer Rutte hoort spreken, krijg je het gevoel dat de files gisteren zijn ontstaan, terwijl zij er natuurlijk al sinds tien à vijftien jaar zijn. In al die jaren is er niets gebeurd. Grappig is dat. Ik zou na 250 dagen mist wel eens willen weten wat de eerste betekenisvolle en onomkeerbare stap betekent. Met andere woorden: kunnen de Nederlanders in 2011 rekening houden met een ingevoerd systeem van beprijzing?

Minister Balkenende:

Mevrouw Halsema is op de hoogte van het debat over het beleidsprogramma. De heer Slob heeft hier toen uitdrukkelijk over gesproken. Mede naar aanleiding daarvan heeft het kabinet toegezegd, in een notitie het kabinetsstandpunt over dit onderwerp te zullen verwoorden. Op dit moment bespreken wij de zaken die ons bezighouden met maatschappelijke organisaties. De informatie zal u tijdig bereiken, dus voor de behandeling van de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Hier moet u het voorlopig even mee doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nu moet ik de heer Rutte toch bijvallen. U hebt 100 dagen zitten praten met maatschappelijke organisaties en allerlei burgers, toch? In die veronderstelling verkeer ik tenminste. Wij dachten dat u na die 100 dagen in staat was om te regeren. Nu moeten wij weer 150 dagen wachten. Ik ben bang dat er gewoon een derde commissie uit voortkomt.

Minister Balkenende:

Nee, dat denk ik bepaald niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar u weet het ook niet zeker.

Minister Balkenende:

De vraag had er betrekking op of er een commissie komt, dan wel of er iets wordt gedaan. Als u minister Eurlings kent, weet u dat hij niet zomaar op zijn stoel blijft zitten maar buitengewoon actief is. Wij hebben gezegd dat het kabinetsstandpunt voor de begrotingsbehandeling van Verkeer en Waterstaat zal komen. Daarover vindt op dit moment overleg plaats. Dat is ook gezegd bij het debat over de beleidsbegroting. Dit is het antwoord op uw vraag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorlopig zie ik minister Eurlings hier gewoon op zijn stoel zitten.

Minister Balkenende:

Dat hoort vandaag ook zo.

De heer Pechtold (D66):

Wij worden elke keer naar commissies verwezen. Het advies van de commissie-Rinnooy Kan ligt er, maar er gebeurt niets mee. De commissie-Nouwen heeft er heel lang over gedaan om met een kilometerheffing te komen, zonder dat daarmee iets gebeurd is. Nu krijgen wij weer twee commissies. De commissie-Kok kwam met een bestuurlijke maatregel, namelijk om bestuurslagen op te ruimen. Over de A4, de A6 en de A9 gaan drie provincies, vier waterschappen en zes gemeenten, ieder met zijn eigen procedures. Daaraan zouden wij iets moeten doen. Met dat advies heeft het kabinet ook niets gedaan. Wat is dus de waarde van de commissies die het kabinet instelt?

Minister Balkenende:

De commissie-Kok hield zich bezig met de Randstad. Het advies van die commissie had een inhoudelijke en een bestuurlijke component. In het coalitieakkoord is afgesproken dat wij de uitdaging aanpakken om zaken in de Randstad in versnelling te brengen. Daarom is er ook een Urgentieprogramma Randstad, waarmee wij druk bezig zijn. Dat hoeven wij niet hier met elkaar te bediscussiëren. Het andere punt was een aanbeveling voor een nieuwe bestuurlijke structuur. Daarvan hebben wij gezegd dat wij ermee moeten oppassen omdat wij anders binnen de kortste keren een discussie voeren over bestuurlijke modellen, die vaak weinig oplevert. Kortom, wij zijn inhoudelijk behoorlijk aan de slag met alles wat in de Randstad aan de orde is. Ik vind ook dat wij niet te badinerend over commissies moeten doen. Wanneer het bijvoorbeeld gaat over private financiering, is het goed om expertise te gebruiken. Het snel in kaart brengen van procedures gaat nu gebeuren. Daarnaast zijn wij aan de slag om ervoor te zorgen dat de vervelende situatie die bestaat bij de A4 kan worden ondervangen opdat er wel kan worden gebouwd. Er zijn tal van projecten. Wegen worden verbreed. Dat is een combinatie van het prijsinstrument en een aantal juridische instrumenten. Wij doen het maximale om Nederland in beweging te krijgen.

De heer Pechtold (D66):

Op de A4 en de A12 schakel ik van de eerste naar de tweede versnelling en dan weer terug naar de eerste. Wij hopen dat het kabinet het advies van de commissie-Kok overneemt om bestuurslagen op te ruimen of het advies van de commissie-Nouwen overneemt met een helder plan voor een kilometerheffing. Daar ben ik sterk voor. Wat is nu de zekerheid dat het kabinet na nieuwe onderzoeken zal zeggen: dat gaan wij ook doen? Of komen adviezen weer in de kast?

Minister Balkenende:

Wij laten geen rapport schrijven om het in de kast te leggen.

De heer Pechtold (D66):

Dat hebt u wel gedaan met het advies van de commissie-Kok.

Minister Balkenende:

Nee, absoluut niet. Ik heb gezegd dat het rapport-Kok te maken heeft met een inhoudelijke en met een bestuurlijke component. De inhoudelijke component pakken wij op. Er is niet voor niets bij deze coalitie een Urgentieprogramma Randstad ontstaan. Over de bestuurlijke kant heb ik daarnet een antwoord gegeven. De heer Pechtold kan ervan verzekerd zijn dat wij het werk van de commissie-Elverding en van de commissie-Ruding nadrukkelijk gaan aanpakken. Het gaat immers om essentiële zaken, zoals private investeringen stimuleren en procedures vergemakkelijken.

In tegenstelling tot het beeld dat onder meer door mevrouw Halsema is geschetst, is er in deze kabinetsperiode ruim 2,6 mld. voor investeringen en maatregelen in het openbaar vervoer opgenomen. Dat is nog exclusief de middelen die via de medeoverheden aan het openbaar vervoer worden besteed. Ook voor de periode erna is veel geld beschikbaar. In de Nota Mobiliteit tot 2020 gaat het om 13,5 mld. voor vervanging en onderhoud, hetgeen de betrouwbaarheid en capaciteit verhoogt; 2,8 mld. als reservering voor de Zuiderzeelijn en voor spoormaatregelen tussen Schiphol en Almere; 2,1 mld. voor de aanleg van lopende MIT-projecten; 1,1 mld. voor het herstelplan voor het spoor; het wegwerken van onderhoudsachterstanden en het aanpakken van acute knelpunten in Zwolle, Amersfoort en Den Bosch; het project reistijdverbetering, waarmee 70 mln. is gemoeid; en maatregelen voor een kortere reistijd naar aanleiding van het debat over de dienstregeling 2007-2009. Dit najaar presenteert het kabinet een actieplan om de 5%-groeiambitie voor het spoor voor deze kabinetsperiode in te vullen. Het gaat hier om maatregelen die op korte termijn zijn te realiseren en die nog deze kabinetsperiode effect zullen hebben. Wij moeten daarvoor alle zeilen bijzetten: NS, ProRail, vervoersbedrijven en overheden. Daarnaast wordt een landelijke markt- en capaciteitsanalyse spoor uitgevoerd. Hierin wordt onderzoek gedaan naar mogelijke scenario's voor de toekomstige groei van het spoor, inclusief de hiermee gemoeide investering. De minister van Verkeer en Waterstaat zal, mede op basis van bestuurlijke overleggen met decentrale overheden rond het MIT, in november een beleidsbrief met richtinggevende keuzen van dit kabinet opstellen. Hierover kan de Kamer bij de begrotingsbehandeling spreken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het MIT wordt natuurlijk een spannend moment, want wij zullen met elkaar echt moeten proberen om de doelstelling van 5% te realiseren. Daarom kijken wij daar met veel belangstelling naar uit. Gisteren heb ik aangegeven dat wat ons betreft ook het regionale openbare vervoer onder die doelstelling valt en dat wij ook daarover met elkaar in december moeten spreken. Ik ga ervan uit dat u dat kunt bevestigen.

Minister Balkenende:

U kunt in ieder geval in november erover spreken. Uw punt is duidelijk; dat weet het kabinet ook.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De bedragen die u noemt, zijn natuurlijk in belangrijke mate oud geld dat al op de plank lag voor het openbaar vervoer. De Nederlandse Spoorwegen hebben aangegeven dat, als u inderdaad in de komende jaren 5% reizigersgroei nastreeft, bovenop de bedragen die u noemt 8,8 mld. nodig is. Zij hebben daarbij aangegeven zelf 3 mld. te zullen investeren. Anders zeggen de Nederlandse Spoorwegen nu al dat het onmogelijk is. Wat u wilt, kan gewoon niet. Hoe gaat u dat oplossen?

Minister Balkenende:

Wij gaan hier niet met miljarden strooien. Dat kan ook niet, want dat zijn zeer grote bedragen. U noemt getallen die ik ook ken, 8,8 mld. en het bedrag dat men zelf kan leveren. Ik heb zojuist aangegeven dat het kabinet bezig is met een actieplan om die 5% voor de komende periode in te vullen. Het betreft maatregelen die op korte termijn zijn te realiseren. Ik moet u absoluut de illusie ontnemen dat wij die miljarden maar even ophoesten; dat zal ook niet lukken. U weet wel dat wij op dit ogenblik pogingen doen om datgene wat wij ons hebben voorgenomen, te realiseren. Wij komen later dit jaar met het actieplan en daarin zal een invulling worden gegeven. U zult dan het debat moeten hernemen. Ik kan op dit moment niet zomaar zeggen dat wij even zoveel miljard vrij maken; dat begrijpt u ook.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik begrijp natuurlijk dat de kaders van de Miljoenennota wel staan. De NS beginnen echter echt in problemen te komen. De NS hebben ook voorgerekend dat de capaciteit in 2009 helemaal zal zijn uitgeput bij de huidige investeringen en er niets meer mogelijk is. Bent u bereid om te gaan zoeken naar extra investeringsmogelijkheden als blijkt dat die 5% reizigersgroei gewoon niet vol te houden is met de bedragen die er staan?

Minister Balkenende:

Dat is natuurlijk als/als. Wij geven aan wat op korte termijn kan worden gerealiseerd. Dat is ook nodig, vandaar het actieplan. Het debat over grotere bedragen, ambities en wat zou kunnen gebeuren als je het op een bepaalde manier niet haalt, zullen wij onder ogen moeten zien, maar ik ga daarop niet vooruitlopen. Ik ga ook geen garanties geven; dat kan ik niet.

Over de positie van leraren zijn veel vragen gesteld. Ik denk aan de heer Pechtold, de heer Van der Vlies, de heer Slob, de heer Van Geel, de heer Tichelaar en anderen. Terecht onderstreept de commissie van Rinnooy Kan de urgentie van het probleem. Kwantitatief en kwalitatief dreigt er een lerarentekort. Laten wij vooropstellen dat er zonder goede leraren geen goed onderwijs is. Dat is de reden waarom in het coalitieakkoord al een intensivering van 1 mld. voor onderwijs is afgesproken. Hiervan is ongeveer 0,25 mld. gereserveerd voor maatregelen om het tekort aan leraren aan te pakken, de positie van de leraar te versterken en de kwaliteit van het leraarschap te verbeteren. Rinnooy Kan heeft voorstellen gedaan voor maatregelen op de langere termijn. Het kabinet, in het bijzonder de minister van OCW, beraadt zich op de langetermijnmaatregelen die nodig zijn. De problemen zijn echter divers in soorten scholen, tijd en regionale spreiding. Wat in de loop van decennia is gegroeid, is niet binnen één jaar opgelost. De overheid gaat het dreigende lerarentekort ook niet alleen oplossen. Wij pakken dat samen met leraren, schoolbesturen, lerarenopleidingen en sociale partners aan. Daarbij worden overigens de afspraken over arbeidsvoorwaarden in het overleg tussen sociale partners vastgesteld. De cao-onderhandelingen voor nieuwe cao's zijn grotendeels al begonnen. Het kabinet kijkt nu naar het rapport en zal op korte termijn gepaste voorstellen doen. Daarbij zal worden gekeken naar beloningen in brede zin, de beroepsgroep en de school als werkomgeving. Terecht zegt de heer Slob dat het over meer gaat dan alleen over het salaris. De minister van OCW zal het plan van aanpak in oktober presenteren, inclusief een nadere invulling van de begroting. Ik doe daarover nu geen uitspraken. De juiste volgorde is dat wij eerst het voorstel van de minister van Onderwijs afwachten.

De heer Marijnissen (SP):

De minister-president begon zijn beantwoording vandaag met een zeer aansprekende inleiding, die in het teken stond van het woord "toekomst". De toekomst, dat is waar het dit kabinet om te doen is. Terecht zei de minister-president: onze kinderen zijn de toekomst, dus ook de leerlingen en de scholieren.

Op dit moment staan er al veel onbevoegde leerkrachten voor de klas. Doordat veel oudere leraren en onderwijzers uit het onderwijs vertrekken, zijn straks honderdduizend mensen extra nodig. De commissie-Rinnooy Kan heeft aangegeven dat er aanzienlijk meer moet worden geïnvesteerd om het beroep weer aantrekkelijk te maken. De salarissen moeten worden verhoogd.

De minister heeft in een reactie op Rinnooy Kan aangegeven dat er een dijk van een probleem is, of soortgelijke bewoordingen. Is het dan niet raar dat de minister van Onderwijs verrast leek door de conclusies van Rinnooy Kan? Toen de conclusies bekend werden in het gehele kabinet, werd er tegen de minister van Onderwijs gezegd: u zoekt de oplossing maar in uw eigen begroting. Dat kan ik niet volgen.

Minister Balkenende:

Ten eerste, ik heb zonet aangegeven dat wij te maken hebben met een rapport dat betrekking heeft op de langere termijn. Men geeft aan wat er zit aan te komen. Een terecht signaal. Ten tweede, wat kun je op korte en wat op langere termijn doen? Ten derde, is het alleen het punt van het salaris? Nee, het is veel meer dan dat. Dat zegt de commissie ook. De heer Slob heeft dat terecht opgemerkt.

Dat vergt actie van het kabinet. Er komt een plan van aanpak, dat zal de minister van Onderwijs voorbereiden. Vervolgens zullen wij met uw Kamer daarover debatteren.

In het kader van de huidige financiële afspraken krijgt het onderwijs 1 mld. extra. Een deel daarvan is voor de salarisontwikkeling bestemd. Op het ogenblik vinden er cao-onderhandelingen plaats. Zaken moeten in de juiste volgorde gebeuren, niet alles kan in een jaar. Sommige problemen zijn gedurende langere tijd ontstaan. Het gaat wis en waarachtig om meer dan alleen de salarisproblematiek. Zoals gezegd, de minister van Onderwijs komt met een plan van aanpak en daarover zult u later debatteren.

De heer Marijnissen (SP):

Dat zullen wij met plezier doen, maar ik doe het toch ook vandaag even, want ik ben met het antwoord absoluut niet tevreden. Ik zal u uitleggen waarom. U zei zonet zelf: wij kunnen niet in een jaar tijd problemen die in decennia gegroeid zijn, oplossen. Dat is waar. Maar wij hebben nu al een dijk van een probleem! Dat wordt alleen maar groter. De onbevoegden staan nu al voor de klas. Het imago van leraar/onderwijzer is nu al gezakt! Met andere woorden, de nood is aan de man! Het water staat aan de lippen. Wij moeten nu het probleem onderkennen en een signaal geven aan de sector door dit jaar niet met 250 mln., maar met vier keer zoveel over de brug te komen. Dan nemen wij het probleem serieus. De salarissen moeten fors omhoog, zoals Rinnooy Kan voorstelt. Wij moeten ervoor zorgen dat het beroep, ook de pabo's, aanzienlijk worden verbeterd.

Dit is pappen en nathouden. Wat wij de afgelopen jaren, vanaf Paars, steeds gezien hebben, is wegkijken. Men hield zich Oost-Indisch doof voor de geluiden uit het veld. Dit is een zeer ernstig probleem. Hiertegen moet ernstig door het kabinet worden opgetreden. Dan komt u er niet met opmerkingen als: het is niet het salaris alleen. Het is óók het salaris. U zult echt moeten handelen als u uw verantwoordelijkheid wilt nemen voor wat u zelf net noemde: de toekomst.

Minister Balkenende:

Ik begrijp uw signaal heel Balkenendegoed. Maar ik heb ook aangegeven dat wij dit rapport buitengewoon serieus nemen. Het zal dan ook worden gevolgd door een plan van aanpak. Alleen moet u de zaken wel in de goede volgorde zien. Ik ontneem u alleen de illusie dat wij in een jaar even alles zouden kunnen doen.

Voor het overige vind ik het niet op mijn weg liggen om hierover veel meer te zeggen. De minister heeft het rapport in ontvangst genomen. Wij zien de ernst van de problematiek. De afgelopen jaren is ondanks het feit dat er omgebogen moest worden altijd extra geïnvesteerd in het onderwijs, dat gebeurt ook nu. Voor het overige zal het kabinet eerst zijn oordeel geven over de voorstellen van de minister, en daarna zal het kabinet met u het debat zoeken.

De heer Marijnissen (SP):

Het is in elk geval te laat en te weinig geweest. U zegt dat er extra is geïnvesteerd, maar de situatie is nu zeer ernstig.

Mijn vraag is niet beantwoord of deze minister al binnen zijn begroting moet oplossen wat er nu extra nodig is.

Minister Balkenende:

Ik doe daar geen uitspraak over. Iedere minister behoort binnen zijn eigen begrotingskader te bekijken wat de mogelijkheden zijn. Dat is de algemene regel. Mochten er grote problemen zijn, zul je dat opnieuw moeten bezien. Vooralsnog wil ik de plannen van de minister eerst afwachten. Alles wat wij verder zeggen is prematuur.

De heer Marijnissen (SP):

Plasterk, zet 'm op!

De heer Pechtold (D66):

Ik vind de premier selectief. Hij praat wel over zaken waarvan hij meent dat zij hun schaduw vast vooruit moeten werpen, of het nu is Uruzgan of het eventuele herstel van de koopkracht. Ik heb hier de eerste zin van het rapport van Rinnooy Kan: Nederland staat aan de vooravond van een dramatisch tekort aan kwalitatief goede leraren. Dat is een keiharde uitspraak. Ik vond het woord dat de heer Marijnissen in de mond nam, prima. Welk signaal geeft de premier nu af? Geeft hij het signaal af van de minister van Financiën, die zegt dat er geen cent bijkomt voor onderwijs? Of houdt hij het in de zoektocht binnen de 31 mld. voor Onderwijs, waarvan maar een deel ombuigbaar is, mogelijk dat er extra geld bij komt? D66 zet 0,5 mld. in voor onderwijssalarissen. Het kabinet komt met 250 mln. waarmee alles moet worden geregeld. Het gaat naar de positie en de opleiding en dan blijft slechts een schijntje over voor de salarissen.

Minister Balkenende:

Ik vrees dat ik de heer Pechtold hetzelfde antwoord moet geven als de heer Marijnissen. Hij vraagt van mij om vooruit te lopen op de besprekingen in het kabinet. Hij vraagt mij om vooruit te lopen op het plan van aanpak waarmee de minister van OCW bezig is. Op dit moment zeg ik dat de ernst van de problematiek ook het kabinet wel duidelijk is. Het signaal dat u geeft, dat wij aan de vooravond staan van een dramatisch tekort aan kwalitatief goede leraren – het verhaal van Rinnooy Kan – is helder. Dat is echter de boodschap van Rinnooy Kan. Als kabinet zijn wij aan zet en wij doen dat ook. Verder dan dat ga ik niet op dit moment.

De heer Pechtold (D66):

Ik zou dit accepteren en moeten accepteren, wanneer de viceminister-president deze week in een tv-programma niet had gezegd dat er geen cent bij komt. Ik vind dat u helder moet zijn. U zegt, net als Koenders gisteren over De Hoop Scheffer, dat het voorbarig is of niet. U kunt niet zeggen dat u er niets over zegt, als uw minister van Financiën in een tv-programma zegt dat de schatkist dicht zit op het punt van de lerarensalarissen. Het is één van twee.

Minister Balkenende:

De minister van Financiën heeft het recht aan zijn kant wanneer hij aangeeft hoe de begrotingssystematiek is. U kent die ook. Bewindslieden behoren oplossingen te vinden binnen hun eigen begrotingskaders. Dat is de algemene lijn. Dat weet u even goed als iedereen. Vervolgens hebben wij te maken met een rapport met een heel duidelijke boodschap. U wilt dat ik een voorschot neem op de uitkomsten en op de financiële consequenties. Dat doe ik niet!

De heer Pechtold (D66):

Het ging over onderwijs. In het programma Pauw&Witteman werd ernaar gevraagd, met onderwijs als voorbeeld. Ik vraag u niet naar algemene regels. Een van uw ministers gaf daar een politiek signaal af en zei dat er geen geld bij komt voor de Onderwijsbegroting. Hij zei zelfs "helaas dan". Ik vraag u of dat signaal voorbarig was. Ik vind dat ik een antwoord mag krijgen. Als het kabinet in tv-programma's uitspraken doet, moeten die hier of herhaald worden of weersproken worden.

Minister Balkenende:

Nee. Ik heb het net gezegd. De minister van Financiën heeft het recht aan zijn zijde als hij zegt dat problemen worden opgevangen binnen de begrotingskaders. Dat behoort de minister van Financiën te zeggen. De minister van Financiën kan niet, terwijl wij met u debatteren over de begrotingen voor het komende jaar en nadat de besprekingen in de ministerraad zijn gevoerd, maar even een voorschot nemen op de uitkomst van iets wat in het kabinet kan spelen. Er kan zich altijd een situatie voordoen waarin zaken opnieuw moeten worden bekeken, maar op dit moment ga ik niet verder dan wat ik hier heb gezegd. Dat lijkt mij ook de meest zorgvuldige weg.

De heer Van der Vlies (SGP):

De essentie is duidelijk en is zojuist ook krachtig verwoord. Daar sluit ik mij bij aan. Ik heb er begrip voor dat wij het plan van aanpak moeten afwachten. Ik vind wel dat wij nu een uitspraak mogen vragen over het volgende. Veronderstel dat minister Plasterk binnen zijn begroting in redelijkheid geen adequate oplossing vindt voor wat nodig gebeuren moet, zal hij dan ontvankelijk worden verklaard binnen het departement van Financiën en het kabinet om er verder over te spreken?

Minister Balkenende:

U stelt dezelfde vraag als de twee vorige sprekers.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat gebeurt heel erg bewust, want het gaat ergens over.

Minister Balkenende:

Dat realiseer ik mij ook en dat realiseert het kabinet zich ook. Juist omdat het een belangrijke problematiek is waar wij niet lichtvaardig aan voorbij zullen gaan, vind ik het niet op mijn weg liggen om nu uitspraken te doen op als-vragen. Allereerst is de minister van OCW aan zet, vervolgens bespreekt het kabinet dit en daarna wordt met de Kamer gedebatteerd. Ik ga geen voorschot nemen op andere discussies. Dat zou ook niet correct zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Wij weten allen hoe de Onderwijsbegroting in elkaar steekt. Het allergrootste deel ervan – indertijd was het ongeveer 90% – ligt spijkerhard vast. Als er iets overheen moet, zijn de marges smal. Het moet niet zo zijn dat een oplossing wordt gevonden voor een uiterst urgent en serieus probleem ten koste van weer andere dingen die allemaal nuttig en nodig zijn binnen de onderwijsbegroting, want dan is het die sigaar uit eigen doos waarover ik gisteren sprak.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben weer wat geruster over de status van de onderwijsbegroting. Er was bij ons enige ruis op de lijn over hoe die er precies uit zag. Wij zijn blij dat het kabinet het rapport van de commissie-Rinnooy Kan echt zorgvuldig wil oppakken. Dat verdient dat rapport ook. Het is een breed rapport. De minister-president refereert aan mijn woorden van gisteren dat het niet alleen om de salarissen gaat, maar ook om zaken als werkdruk. Wij weten wel dat de voorstellen rond de salarissen een heel belangrijk deel van de begroting nemen. Het zal een hele opgave zijn als wij dat verder willen tillen. Omdat salarissen raken aan de positie van de sociale partners, ook in de richting van de overheid, hecht mijn fractie eraan dat het kabinet de sociale partners betrekt bij zijn reactie op het rapport en bij zijn uitspraken over de salarissen. Wij moeten de verhoudingen zuiver houden en het doen zoals het met elkaar is afgesproken.

Minister Balkenende:

Ik heb zo-even al gezegd dat er op het ogenblik cao-onderhandelingen zijn. Dat is gewoon het lopend traject. Wij hebben echter ook te maken met een langer perspectief. Dat zullen wij eerst in het kabinet bespreken. Ik stop nu echt want ik heb mijn boodschap al gegeven.

Wij zullen onderscheid maken tussen kortetermijn-cao-besprekingen en de vraag wat wij doen met de aanbevelingen. U zult daarover nader van ons horen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik herinner mij nog goed hoe nog maar een paar jaar geleden met de motie-Verhagen voor meer dan 1 mld. door de coalitiefracties aan de rijksbegroting werd versleuteld. Uw suggestie, mijnheer de minister-president, dat eerst de minister aan bod is en dat u daarna pas kijkt, suggereert dat nadat de begroting van OCW is behandeld, de onderhandelingen over de Miljoenennota weer heropend kunnen worden. Zo werkt het natuurlijk niet. U moet nu beslissen, of u het overlaat aan de minister van OCW of dat u bereid bent er een algemene verantwoordelijkheid van te maken. Ik heb in mijn eerste termijn aangehaald dat een leraar in zijn eindschaal nog zorgtoeslag nodig heeft. Dat getuigt toch van de ernst van dit onderwerp. Dan moet u toch in dit stadium willen ingrijpen?

Minister Balkenende:

Het zijn steeds dezelfde vragen. Ik heb nu vijf keer ongeveer hetzelfde antwoord gegeven. Ik heb aangegeven dat er nu cao-besprekingen zijn. Dat speelt op korte termijn. Daarnaast is er een algemene problematiek die zich over een reeks van jaren zal gaan uitstrekken. Daarbij is het niet alleen salaris, het is veel meer. Ik wil dat graag in de goede volgorde doen. Het kabinet zal daarover eerst een oordeel geven. Het zal zich bezinnen op de voorstellen van de minister van OCW en zich daarna tot u wenden. Verder dan dat kan en wil ik op dit moment niet gaan.

De heer Tichelaar (PvdA):

De cao-onderhandelingen staan buiten de relatie met de Kamer. Ik zou de minister-president willen vragen, of de minister van OCW overleg wil voeren met het onderwijs en de sociale partners voordat de begroting hier aan de orde komt, om te kijken of er een plan van aanpak kan komen. Of is het de bedoeling dat de minister van OCW tijdens de begrotingsbehandeling komt met zíjn plan van aanpak?

Minister Balkenende:

Ik heb enige aarzeling bij de vraag van de heer Tichelaar. Wij moeten de onderhandelaars hun gang laten gaan. Die pikken heus wel de signalen op die hier klinken. Meer dan dat zou ik op dit moment niet willen doen. De eerste verantwoordelijkheid ligt immers bij de onderhandelaars zoals u vanuit uw achtergrond weet, mijnheer Tichelaar. Het algemene debat voeren wij vandaag, maar dat zal ongetwijfeld worden gecontinueerd als de visie van het kabinet naar buiten is gebracht.

De heer Wilders (PVV):

Onderwijs is een belangrijk thema. Ik denk dat iedereen in de Kamer vindt dat daar extra geld naar toe moet. Wij horen wel van de minister-president of dat binnen de begroting van OCW moet of dat het later elders vandaan komt.

Ik zou graag willen dat eens onderzocht wordt, hoe het zit met de overhead in het onderwijs. Ik ken bijvoorbeeld een docente op een hbo-opleiding. Zij staat met veel plezier voor de klas, maar als zij een salarisschaal hoger wil, moet zij stafdocent worden en staat zij niet meer voor de klas. Dat is namelijk de enige manier voor haar om door te groeien, terwijl zij niets liever doet dan doorgroeien én voor de klas blijven staan. Dat kost betrekkelijk weinig geld maar kan heel erg helpen om gemotiveerde docenten op alle niveaus van de scholen voor de klas te houden. Kan dat ook eens worden onderzocht? Dat is meer dan alleen maar een bak met geld.

Minister Balkenende:

Dat is een interessante en belangrijke gedachte, mijnheer Wilders. Hoe kijk je aan tegen het fenomeen overhead? Dat punt moet bij het totaal worden betrokken. U maakt een opmerking die ik heel goed begrijp en die je ook vaak hoort uit het onderwijsveld. Men wil voor de klas staan, met leerlingen bezig zijn, creatief zijn in het onderwijs. Vaak wordt dit beknot door allerlei bureaucratisch rimram. Die elementen spelen een rol en hebben ook te maken met de aantrekkelijkheid van het vak leraar. Uw opmerking is terecht. Wij zullen die ongetwijfeld betrekken in onze bespreking.

Ik heb bij deze pijler nog een opmerking over de regeldruk. Verschillende Kamerleden hebben erover gesproken en het is ook in de schriftelijke voorbereiding aan de orde gekomen. De regeldruk voor bedrijven en voor burgers heeft de volle aandacht van het gehele kabinet. De ambities van het kabinet zijn hoog: wij pakken door met wat heeft gewerkt en wij gaan verder met het aanpakken van de daadwerkelijk ervaren regeldruk voor burgers en bedrijven. Wij pakken door en stellen als doel opnieuw een verlaging van de administratieve lasten met 25%. Het laaghangend fruit is al geplukt en weer 25% eraf is ambitieus. Wij gaan ook door met meten en leggen wederom een link tussen de begrotingscyclus en de resultaten van departementen op het terrein van regeldruk. Wij gaan verder dan de vorige periode. Het kabinet verbreedt de regeldrukagenda naar nalevingskosten en dienstverlening door overheden. De focus komt te liggen op wat ondernemers er zelf van merken, de gevoelstemperatuur. Ook worden juist die problemen aangepakt die ondernemers zelf aandragen. Het kabinet gaat ook aan de slag met regeldruk waar burgers last van hebben, de probleemgestuurde aanpak. De vermindering van regeldruk wordt geregeld besproken in de ministeriële stuurgroep onder mijn leiding. Het heeft de aandacht van het gehele kabinet. Wij weten wat ons te doen staat. Het is een buitengewoon belangrijk onderwerp. Als je ruimte wilt hebben voor ondernemen, voor creativiteit van burgers en organisaties, dan moeten wij dit fenomeen bij de kop pakken. Wij zijn daarmee begonnen en wij gaan ermee door.

De heer Rutte (VVD):

Net als bij de files wordt ook hier verder gestudeerd, maar wij weten al zo vreselijk veel. Wij hebben de resultaten van de commissie-Stevens, wij hebben al zoveel andere inzichten. U kunt toch gewoon heel snel met een actieplan komen? Ik vind het prima dat beide staatssecretarissen die zich ermee bezighouden – het is weggehaald bij de minister van Financiën; dat vind ik jammer – nog verder gaan studeren. Dat mag van mij allemaal, maar kunt u niet gewoon tot uitvoering overgaan van wat wij al weten? Het bedrijfsleven zucht onder die files, maar het zucht ook onder die regeldruk. Ik zei het gisteren al: zij gaan steeds meer lijken op smurfen; zij worden blauw van het werken, blauw van het betalen en blauw van het stilstaan. Helpt u nu die ondernemers om te kunnen ondernemen, haal die regels weg.

Minister Balkenende:

Dat is precies onze ambitie. Op dit punt is er geen licht tussen de heer Rutte en ons. Wij zijn nu bezig om alles in kaart te brengen. Ik heb de eerste stuurgroep gehad en wij hebben er afgelopen vrijdag in de ministerraad over gesproken. Toen is nadrukkelijk gezegd dat wij goed onder ogen moeten zien wat voorgenomen regelgeving is, wat wij daaraan kunnen doen en wat bestaande regelgeving is. Alle ministers hebben een zoekopdracht om zaken aan te pakken, juist om de zaken stevig onder ogen te zien en met resultaat te komen. Wij weten dat er naar ons wordt gekeken. Er is een groot verlangen dat er resultaten worden geboekt en die intentie is bij het kabinet aanwezig. U hoeft zich geen zorgen te maken. U zult zien wat wij allemaal gaan doen. De ambitie van het vorige kabinet wordt gecontinueerd en het moet ook voelbaar zijn, dus er is geen licht tussen de heer Rutte en mij.

De heer Rutte (VVD):

Op het terrein van files en op het terrein van regels zou ik zeggen: stop met studie, studie, studie; het is nu actie, actie, actie in het belang van het bedrijfsleven, in het belang van de economische groei en in het belang van lucht voor Nederland.

Minister Balkenende:

Ik zeg toch duidelijk dat alle bewindslieden bezig zijn om de bestaande regelgeving door te lichten, om zaken anders te maken...

De heer Rutte (VVD):

Dat is al gebeurd.

Minister Balkenende:

Wij zijn toch bezig?

De heer Rutte (VVD):

Het is allang gebeurd en wij kennen de resultaten, maar u bent weer bezig om het politiek eens te worden: doen wij dit wel, doen wij dat niet? Ga nu tot actie over en houd eens op met dat studeren. Wij hebben al die rapporten, maar u gaat weer nieuwe rapporten maken, nu intern binnen het kabinet. Dat is niet goed. Doet u nu een beetje wat wij in de vorige kabinetten deden. Toen gingen wij sneller tot actie over. Houd nu iets van de spirit van die vorige kabinetten vast.

Minister Balkenende:

Met die spirit zit u bij dit kabinet echt goed. Dat zeg ik op basis van datgene wat er allemaal gebeurt. Er is de afgelopen tijd ontzettend veel gedaan. Er zijn allerlei zaken beslist en in gang gezet. Ook op dit terrein zal actie worden ondernomen. Ik beschouw uw opmerking als ondersteuning van het beleid en daar ben ik blij mee.

Dit brengt mij bij de derde pijler, het thema duurzaamheid.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag gesteld over de fusieprikkel in het voortgezet onderwijs, die een averechts effect heeft.

Minister Balkenende:

Als ik mij niet vergis, is die vraag meegenomen in de schriftelijke beantwoording.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dan zal ik er nog even naar kijken. Ik was het niet tegengekomen, maar zal het met belangstelling lezen.

De voorzitter:

Anders hebben wij nog een tweede termijn.

Minister Balkenende:

Toekomstgericht beleid is duurzaam beleid. Het kabinet heeft op dit gebied stevige ambities. Wij werken concreet toe naar een energievoorziening die aanzienlijk schoner en zuiniger is. Onze doelstellingen gaan verder dan die van de meeste andere landen. Nederland kan koploper worden in duurzaamheid, wat goed is voor ons milieu en voor onze economie. Het kabinet zet in op een krachtig klimaat- en energiebeleid. U kent de doelstellingen van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een verbetering van de energie-efficiëntie van 2% per jaar, en een aandeel hernieuwbare energie van 20% in 2020.

Voor de vereiste omslag is ondernemerschap en durf nodig en de wil om resultaten te boeken. Trendbreuken realiseer je niet zomaar. Alle sectoren en maatschappelijke partijen moeten meedoen. Gelukkig is de motivatie om nu te handelen in de hele samenleving bijzonder groot en zijn veel partijen al bezig met plannen en projecten. De doelen komen in zicht door snelheid te maken bij het voorbereiden en nemen van concrete maatregelen, maar ook door naar de toekomst te kijken. Welke innovatieve oplossingen bieden op lange termijn perspectief?

Mevrouw Thieme vroeg waarom het kabinet in het kader van het klimaat kiest voor een individuele keuzevrijheid. Ik merk nog eens op dat het kabinet verschillende beleidsinstrumenten inzet: marktprikkels, afspraken met sectoren, normering (denk aan de energieverbruikseisen voor verlichting, apparaten en auto's), tijdelijke stimulering (bijvoorbeeld subsidies voor duurzame energie), innovatie, en klimaat- en energiediplomatie. Voor veel maatregelen hebben wij Europa en internationale afspraken nodig. Nederland gaat daar dus krachtig lobbyen. Ik zal maandag in New York dan ook weer actief bepleiten dat de internationale gemeenschap in Bali echt de stap vooruitzet.

Met de inzet in "Schoon en zuinig" komen de doelen voor 2020 in zicht. Ook ECN en MNP hebben berekend dat met de aangekondigde maatregelen de benodigde trendbreuk gerealiseerd kan worden, maar dat de doelen niet met zekerheid gehaald worden. Zij nemen in de beoordeling namelijk geen maatregelen mee die nog niet direct uitgevoerd kunnen worden. Het kabinet zorgt er natuurlijk voor dat deze maatregelen de komende jaren wel worden ontwikkeld. In 2010 maken wij de balans op en dan kunnen wij bezien wat wij moeten doen als de Europese ambitie achterblijft.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het MNP heeft ook vastgesteld dat als u uw doelen wilt halen, u uzelf volledig afhankelijk hebt gemaakt van Europa. Zoals het er nu uitziet, zult u 75% van de CO2-reductie uit het buitenland moeten halen. U baseert zich daarbij op Europees beleid dat er niet is. Daar moet eerst jaren onderhandeld gaan worden. U wilt wachten tot 2010, als ik het goed begrijp. Tot die tijd gebeurt er dus niets.

Minister Balkenende:

Het is misschien het beste dat ik eerst mijn verhaal vertel, want dat sluit geheel aan bij onder andere de tegenbegroting van GroenLinks en bij de manier waarop mevrouw Halsema tegen dit vraagstuk aankijkt.

Het kabinet heeft meer vertrouwen in Europa, waardoor de kosten aanzienlijk lager zijn. Gegeven alle aandacht voor de lasten voor burgers en bedrijven is dat een niet onbelangrijke factor. GroenLinks en D66 kiezen nu al voor veel verplichtingen. Mevrouw Halsema kiest voor een sterk nationale benadering, waardoor de kosten veel hoger zullen uitvallen. GroenLinks en D66 vinden het niet genoeg dat bedrijven voldoen aan de Europese emissieplafonds, eventueel met aankoop van rechten. Mevrouw Halsema vindt dat maatregelen per se in Nederland getroffen moeten worden. Het kabinet benut via het emissiehandelssysteem Europa juist om de kosten beheersbaar te maken. Wij hebben het Europese systeem geïntroduceerd om de kosten voor het bedrijfsleven te beperken en een zo gelijk mogelijk speelveld te creëren. Laten wij daarvan dan ook gebruikmaken. Voor het klimaat maakt het immers niet uit waar in Europa maatregelen worden getroffen.

Het kabinet kiest ervoor om samen met de betrokken sectoren de trendbreuk in te zetten en te realiseren op basis van afspraken en vertrouwen. Het nu al doorvoeren van te veel verplichtingen past daar niet bij. Daarbij komt dat de wetgevingstrajecten vaak lang zijn, gepaard gaan met administratieve lasten en lang niet altijd voldoende goed werken. Mocht de aanpak van het kabinet in 2010 onvoldoende resultaat hebben, dan kan altijd nog voor verplichtingen gekozen worden. Daarom zullen sommige verplichtingen de komende jaren worden verkend, zoals die voor duurzame energie in de elektriciteitsproductie. Mevrouw Halsema heeft in haar inbreng opnieuw aandacht gevraagd voor de door een Kamermeerderheid aanvaarde motie met deze strekking. Het kabinet laat het CPB onderzoeken op welke schaal, hetzij nationaal, hetzij voor enkele lidstaten, hetzij voor de gehele EU, een verplichting tot een bepaald aandeel duurzame energie in de elektriciteitsproductie verantwoord is. Met een verplichting laten wij immers de organisatie over aan de markt. In Nederland is er slechts een beperkt aantal aanbieders. Er zijn daardoor onvoldoende waarborgen voor reële prijsvorming. In het voorjaar van 2008 zal het CPB zijn bevindingen publiceren, waarna het kabinet zijn standpunt zal bepalen.

Ik zal uiteraard kijken naar de plannen van beide partijen. Maar er bestaat een verschil van opvatting over de vraag wat je internationaal zou kunnen en moeten doen, en wat nationaal. Op dat punt verschillen wij van mening, niet zozeer in onze ambities als wel wat betreft de instrumenten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ambities en instrumenten hangen met elkaar samen. Het Milieu- en Natuurplanbureau geeft aan dat u alleen uw doelen kunt halen als Europa op korte termijn overgaat tot beleid. Wij zijn een enorm pro-Europese partij. Dat weet u. Wij willen in Europa echter ook graag een voorhoedepositie innemen. U kiest weer voor de Europese achterhoede. U wilt wachten tot Europa stappen neemt, terwijl u zelf stappen kunt nemen. Er is ook nog zoiets als een subsidiariteitsbeginsel. Maar u durft niet.

Minister Balkenende:

Wij hebben ambitie. Wanneer wij dit willen tonen, spreken wij de internationale partners daar natuurlijk op aan. Ik merk bij vergaderingen van de Europese Raad en bij de afspraken die worden gemaakt dat wij in een totaal ander vaarwater zijn gekomen. Er zijn internationale ambities vastgesteld.

Ik maak graag de vergelijking met de Lissabonstrategie. Aanvankelijk vroeg men zich af wat er gebeurde. Wij hebben gezien dat er op dit ogenblik door meer focus en door landenrapportages veel meer gebeurt. Tijdens zo ongeveer elke Europese Raad wordt er gesproken over energie en over duurzaamheid. Iedereen voelt aan dat er op dit punt veel gedaan moet worden. Als je zaken kunt delen via het emissiehandelssysteem, leidt dit evengoed tot een vermindering van de druk waarover wij ons zo'n zorgen maken. Ook is het op die manier goedkoper en ga je internationaal te werk. Ik heb ook gezegd dat wij altijd nog de mogelijkheid hebben om de zaken over een paar jaar aan te pakken, als dit niet goed genoeg zou werken. De lijn die u kiest, is niet de onze. Ik denk dat deze buitengewoon duur is en onnodig. Wij zetten nadrukkelijker in op een Europees spoor. Dat is ons verhaal.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

In 2010 bent u bezig de verkiezingen voor te bereiden. Dan zit u al op twee derde van uw termijn. Dat lijkt mij rijkelijk laat.

Met betrekking tot de motie vraag ik u om alstublieft niet weer onderzoek te doen. Dat is allang uitgebreid gedaan. Minister Brinkhorst heeft daar zelfs nog onderzoek naar gedaan. Het is gewoon niet nodig. Men weet allang dat de verplichting van een aandeel duurzaam kan en werkt. Sterker, volgens het Milieu- en Natuurplanbureau is dit de meest effectieve maatregel die je kunt nemen. Een land als Denemarken heeft de beslissing daartoe allang genomen. Het is een vlucht naar voren, het komt niet aan op durven, maar het werkt wel. Ik ben buitengewoon teleurgesteld dat dit kabinet, na zoveel ambities te hebben geformuleerd, gewoon achterover zit en zegt: in 2010 kijken wij wel eens verder.

Minister Balkenende:

Wij zijn ambitieus. Er gaan heel veel dingen gebeuren. Het kost alleen heel wat inspanning om op nationaal niveau te realiseren, wat ook op een andere manier gerealiseerd kan worden. Wij gaan absoluut niet het Europese spoor verlaten. Wij maken ons sterk voor een goed internationaal beleid en kiezen voor internationale afspraken. Je moet ook eens vanuit het perspectief van het bedrijfsleven bekijken wat nationale oriëntatie betekent ten opzichte van andere landen. Dit is uiteraard niet, zoals u suggereert, een vrijbrief om achterover te leunen. Ik heb alleen aangegeven dat er in de ambities tot 2020 nog tal van mogelijkheden zijn. Wij zetten in op het spoor dat ik zojuist heb aangegeven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U bouwt kolencentrales, die komen er wel. U ontziet het bedrijfsleven, want de maatregelen die u wel neemt raken alleen aan burgers en nauwelijks aan het bedrijfsleven. Op het punt van de lastenverzwaring wordt het bedrijfsleven ontzien. Het gaat mij niet om een wedstrijd wie het groenst is, maar om de vraag of er gebeurt wat nodig is. Het Milieu- en Natuurplanbureau zegt, op basis van de doorrekening van de klimaatbegrotingen van GroenLinks, van D66 en van u, dat u uw eigen doelen niet haalt. U maakt uw ambities niet waar en kunt dus niet meer zeggen dat u ambitieus bent.

Minister Balkenende:

Wij hebben heel veel ambities, maar de vraag is welke instrumenten het best kunnen worden ingezet. Mevrouw Halsema heeft op dit punt een andere mening dan het kabinet.

De heer Pechtold (D66):

Ik vond het zo goed dat u, vlak voor de verkiezingen, samen met Tony Blair een brief schreef aan Europa om dit punt te agenderen. Nu zegt u zelf dat u over een paar jaar wel ziet. Dit is "après nous le déluge", "na ons de zondvloed". In dit geval bouwt u geen ark, maar veroorzaakt u de zondvloed. U wijst op de huidige opvattingen binnen Europa, maar bent u dadelijk de Europese voorhoede of achterhoede? Terwijl landen als België en Polen nu al afhaken, zegt u een en ander nog even aan te kijken en over een paar jaar wel weer verder te zien. Erkent u dat de plannen van D66 en GroenLinks doorgerekend door het Milieu- en Natuurplanbureau, op de uitstoot van CO2 veel beter scoren dan uw plannen?

Minister Balkenende:

Dit heeft ook bepaalde consequenties, bijvoorbeeld kosten voor het bedrijfsleven. U mag het kabinet en mij aanspreken op de Europese inzet. Als ik zie wat het initiatief van Tony Blair en mij teweeg heeft gebracht als het gaat om heldere conclusies van de Europese Raad en het helder formuleren van doelstellingen, waarbij er meer aandacht is gekomen voor klimaat en energie, dan moeten wij toch op dat spoor doorgaan. Als wij nu zouden zeggen dat wij hetgeen in Europa gebeurt wantrouwen en kiezen voor een puur nationaal spoor, dan lijkt mij dat niet de goede weg.

De heer Pechtold (D66):

Het woord "chargeren" hoor ik vaak uit de mond van de minister-president. Nu chargeert hij echter. Hij kan mijn partij niet verwijten dat wij niet alles inzetten op Europa. Natuurlijk, milieu en duurzaamheid kennen geen grenzen. U verschuilt zich nu echter achter die grenzen, terwijl u de "forerunner" zou moeten zijn. Er zijn zelfs al republikeinse gouverneurs, zoals Schwarzenegger in Amerika, die de auto-industrie niet belasten, maar gewoon zeggen: dit zijn de heldere paden waar ik langs wil. U hangt hier een beetje achterin. Wij willen ambitie zien. U heeft een minister aangetrokken die erom bekend stond dat zij dingen aanpakte. En wat hebben wij? Een verbod op gloeilampen.

Minister Balkenende:

Het kabinet is ambitieus. Dat blijkt uit het coalitieakkoord en het beleidsprogramma. Wij zijn nu bezig om meters te zetten en meters voor te bereiden en wij zijn bezig met innovatieve oplossingen. Wij ontwikkelen in het kader van innovatie de nodige activiteiten. Er zijn verder financiële instrumenten. Ik krijg kritiek van de VVD omdat de lastendruk wordt verhoogd. Dat zijn allemaal zaken die wij onder ogen willen zien om het milieu te dienen. U kunt dan ook niet zeggen dat wij geen ambitie hebben. Ik heb overigens wel gezegd dat wij, naast wat wij zelf doen op nationale schaal, ook kiezen voor het internationale spoor. Wij gaan dan stap voor stap kijken hoe het zit, ook internationaal. Ik heb al aangegeven dat wij in 2010 zullen kijken wat er gebeurt in Europa en hoe wij verder moeten. U kunt nu niet met het verhaal komen: u leunt achterover en doet niets, want dat is onzin.

De heer Pechtold (D66):

2010 is het eind van deze kabinetsperiode. Dan zal er wel weer een initiatief liggen, misschien met Brown of met anderen. U heeft nu de verdenking tegen u of u moet de komende jaren doorpakken. U kunt echter niet zeggen dat u in het verkiezingsjaar met nieuwe beloften zal komen. Dat zegt u echter wel.

Minister Balkenende:

Nee, wij pakken door. Wij doen al veel in het sfeer van het ontwikkelingsvraagstuk in relatie tot klimaat en op het gebied van innovatie en financiële instrumenten. U moet dan ook niet zeggen dat wij niets doen. U vindt echter dat als wij niet het instrumentarium van GroenLinks en D66 overnemen, wij niet ambitieus genoeg zijn. Maar zo ligt het niet. Wij kiezen nadrukkelijk voor een internationaal spoor, terwijl u kiest voor een puur nationaal spoor. Dat is het verschil tussen ons.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Als ik beluister wat de ChristenUnie in eerste termijn heeft gezegd, dan zet ook deze partij, een coalitiepartij, er vraagtekens bij in hoeverre Europa soelaas biedt om echt, zoals de koningin ook in de Troonrede heeft gezegd, een duurzame economie in Nederland te realiseren. Ik vraag mij daarom af hoe u zo zelfverzekerd kan zijn als er zoveel vraagtekens bij worden gezet, niet alleen door een coalitiepartij, maar ook door het Milieu- en Natuurplanbureau, of het wel werkbaar is.

Minister Balkenende:

Eén ding staat vast: als wij in Europa ernst willen maken met het milieuvraagstuk, en dat moeten wij, dan hebben wij elkaar nodig. Ik reken het ook tot de taak van dit kabinet om zich er keihard voor in te zetten dat de doelstelling die wij hebben geformuleerd wordt nagekomen. De lidstaten moeten kun verantwoordelijkheid nemen. Als wij alleen maar zouden spreken in termen van nationale belangen of aan zouden geven wat men puur nationaal zou moeten doen, dan is dat onvoldoende en dan komen wij er nooit uit. Een flink deel van de milieuproblematiek is naar zijn aard namelijk internationaal. Ook daarom hebben wij Europa nodig. Die inzet hebben wij getoond en daar gaan wij gewoon mee door, elke Europese Raad en elke raad van de milieuministers opnieuw. Wij weten wat ons te doen staat, want er is geen alternatief. Wij hebben elkaar nodig in Europa.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als ik naar het kabinet luister, valt het mij op dat het vooral gaat over één weg en dat is de Europese weg. Wij zouden echter twee wegen moeten bewandelen: én nationaal én internationaal. Als ik zie wat u nationaal wilt doen, dan wordt u ook al afgestraft door het Milieu- en Natuurplanbureau. Er wordt namelijk te sterk ingezet op innovatie in de milieutechnologie, terwijl het Milieu- en Natuurplanbureau zegt dat dat geen soelaas biedt en het geen enkele zin heeft om daar alle energie in te steken.

Minister Balkenende:

Het is echt en/en. Ik heb een brief gekregen van mevrouw Halsema over wat er in Bali gaat gebeuren. Dat is belangrijk, want dan hebben wij het over het vervolg op Kyoto. Volgende week ben ik in New York en zal daar het verhaal van Nederland vertellen en spreken over de ambities die wij moeten hebben, wereldwijd, op het gebied van energie en duurzaamheid. Wij moeten op Europese en nationale schaal opereren. Met innovatie kan er geweldig veel. Op werkbezoeken zie ik de mogelijkheid om te komen tot andere productieprocessen, een betere omgang met het milieu en een veel zuiniger omgang met energie. Al die zaken liggen in het verschiet. Wij moeten op al die niveaus bezig zijn. Het is niet of/of/of, maar en/en/en.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Hoe beoordeelt de minister-president het vernietigende commentaar van het Milieu- en Natuurplanbureau dat de plannen voor meer milieutechnologie geen soelaas bieden?

Minister Balkenende:

Ik ben het daarmee niet eens. De vraag is misschien of het voldoende oplevert. Wij moeten echter voortdurend innoveren en bekijken wat technologie kan betekenen bij het doel van meer duurzaamheid. Er is geen alternatief.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben het ermee eens dat wij elkaar nodig hebben in Europa. Het milieubeleid is immers niet aan fysieke grenzen gebonden. Nederland moet echter scherpe doelen stellen en niet alles over de bandbreedte van Europa willen spelen. Dat heb ik in eerste termijn duidelijk willen maken. Ik daag het kabinet uit om na te denken over afrekenbare doelen voor deze kabinetsperiode, gekoppeld aan de nota Schoon en zuinig. Wij komen daarop terug als de nota behandeld wordt. De nationale overheid moet haar nek durven uitsteken.

Minister Balkenende:

Ik heb goede nota genomen van de woorden van de heer Slob. Wij komen hierover te spreken als de nota Schoon en zuinig aan de orde is.

Ik stap over naar de vierde pijler.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik dank de minister-president voor zijn reactie op de vraag hoe het kabinet het "vervuiler betaalt"-principe ziet in relatie tot de milieuvervuilende aspecten van de vleesconsumptie. Die reactie is echter geen antwoord op de vraag. Die vraag is waarom er wél accijns wordt geheven op vliegtickets en niet op vlees, het meest milieubelastende deel van ons voedselpakket. Vlees moet ook beprijsd worden. Dat is wat anders dan zoeken naar vervangingsstrategieën om de vleesconsumptie te verminderen. Het is overigens prima dat de minister van VROM dit doet. Het staat echter los van het "vervuiler betaalt"-principe.

Minister Balkenende:

Ik heb aan het schriftelijke antwoord niets toe te voegen. De redenering over de vliegtickets is bekend. Ook bij gebruik van een vliegtuig mogen mensen een bijdrage leveren in het kader van de milieuproblematiek. Ik doel daarbij op een heffing. Over het vlees verschillen onze meningen. Ik kom daarop in tweede termijn terug.

Ik ga door naar de volgende pijler, die van sociale samenhang. Versterking van sociale samenhang is van cruciaal belang voor de toekomst van ons land. Het vergroot het vertrouwen van mensen in elkaar en in de samenleving. Het maakt mensen weerbaarder en vergroot de kans op participatie. Sociale samenhang versterkt dus het totale fundament onder onze toekomst.

Ik ga in op de versterking van de arbeidsmarkt, integratie, wijkaanpak, de zorg, het thema jeugd en gezin en op het armoedebeleid. Over dat laatste is mijn bijdrage misschien wat korter na mijn reactie vanochtend aan het adres van de heer Tichelaar. Ik heb daarover immers al een aantal instemmende opmerkingen gemaakt.

De arbeidsmarkt ontwikkelt zich goed. De werkloosheid is laag, evenals de uitkeringsaantallen. Reden om tevreden achterover te leunen, is er echter niet. Ondanks de historisch lage werkloosheid van 4,7% – volgend jaar nog lager – blijven grote groepen buitengesloten. Ook weten wij dat in de toekomst door vergrijzing de krapte op de arbeidsmarkt zal toenemen. Het is van belang de huidige gunstige periode te gebruiken om in een structureel betere uitgangspositie te komen. De hoofddoelstelling is meer mensen aan het werk. De ambitie van het kabinet is dat in 2016 het niveau van de arbeidsparticipatie op 80% ligt. Daarom wordt werk lonend gemaakt. De arbeidskorting wordt verhoogd en inkomensafhankelijk gemaakt. De aanvullende combinatiekorting wordt verhoogd. Het werknemersdeel van de WW-premie wordt fors verlaagd en in het jaar 2009 afgeschaft. Deze kabinetsperiode moeten 200.000 mensen extra aan de slag zijn geholpen. Het kabinet heeft hierover op de Participatietop afspraken gemaakt met sociale partners en de VNG. Iedereen moet mee kunnen doen: vrouwen met een kleine deeltijdbaan, 45-plussers die onterecht als oud worden afgeschreven, jongeren die vanwege hun achternaam en achtergrond geen baan vinden en gedeeltelijk arbeidsongeschikten en gehandicapten die niet op waarde worden geschat.

De werking van de arbeidsmarkt moet verder verbeteren. Het kabinet beziet daarom in onderlinge samenhang de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, tijdelijk werk en scholing. U kunt een wetsvoorstel verwachten dat recht doet aan die onderlinge samenhang. De huidige praktijk is reden voor terughoudendheid bij werkgevers bij het in dienst nemen van kwetsbare groepen. Als de achterdeur op slot zit, let men op de voordeur. Het kabinet wil juist die kwetsbare groepen aan het werk helpen. Om mensen regulier aan het werk te krijgen, zijn er twee partijen nodig: een werkgever en een werknemer. Dat betekent dat belemmeringen aan beide zijden moeten worden aangepakt. Daarom is de wijze van beëindiging van arbeidsovereenkomsten een onderdeel van emancipatiebevorderend beleid, hetgeen al eerder door de vakbeweging is onderkend. Het voorstel van het kabinet zal naar aanleiding van het advies van de Stichting van de Arbeid verder worden uitgewerkt.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De premier herhaalt wat eerder minister Donner heeft gezegd, namelijk dat de uitkomsten van die sociale top in samenhang met elkaar moeten worden bezien. Hoe weegt de minister-president dan het feit dat de op een na grootste coalitiepartner gisteren heeft gezegd dat de voorstellen over het ontslagrecht onaanvaardbaar zijn? Dat is parlementair woordgebruik voor: dan verlaten wij de coalitie.

Minister Balkenende:

Wij weten allemaal in deze Kamer, maar ook buiten deze Kamer dat het thema ontslag buitengewoon gevoelig ligt. Zo heb ik ook de heer Tichelaar begrepen. Wij hebben echter ook te letten op de werking van de arbeidsmarkt. In de Miljoenennota en in de Troonrede is aangegeven dat wij willen letten op de samenhang van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, tijdelijk werk en scholing, zoals ik net al heb aangegeven. Wij zullen dat dus als één pakket bekijken. Het kabinet heeft, ook in het verlengde van de Participatietop, een eigen verantwoordelijkheid. Wij zullen daarover met elkaar spreken en vervolgens het debat met u aangaan. Dat het een gevoelig onderwerp is, weten wij.

De heer Rutte (VVD):

Het is niet alleen een gevoelig onderwerp, maar potentieel ook het einde van uw kabinet. De leider van de een na grootste regeringspartij heeft gezegd dat de voorstellen tot wijziging van het ontslagrecht onaanvaardbaar zijn. U weet wat dat betekent, namelijk dat de PvdA deze coalitie dan verlaat. Dit is de enige wezenlijke verandering die het kabinet op het gebied van de sociale zekerheid wil doorvoeren, de enige werkelijke stelselwijziging. De een na grootste regeringspartij zegt dat zij dan de coalitie verlaat. Hoe weegt u dat politiek?

Minister Balkenende:

Ik vind dat wij gehouden zijn om de Participatietop een vervolg te geven. U weet dat daar gesproken is over zaken die met name de vakbeweging heeft ingebracht: loonkostensubsidies, gesubsidieerde arbeid. Wij hebben ook het onderwerp ontslag aan de orde gehad. Ik weet dat dit een moeilijk onderwerp is, maar wij zullen dat in samenhang bezien. Nogmaals, wij weten de gevoeligheden, slaan acht op het advies van de Stichting van de Arbeid, dat natuurlijk niet eensluidend was – ook dat weten wij allen – maar wij gaan daar verder mee aan de slag. Wij zullen dat dan aan uw Kamer melden en daarmee het debat aangaan. Wij zullen dan wel zien hoe de fracties reageren, ook die van de heer Tichelaar. Wij hebben als kabinet een eigen verantwoordelijkheid en wij zullen het debat daarover aangaan. Wellicht worden bepaalde onderdelen niet geaccepteerd. Maar het kabinet heeft een eigen verantwoordelijkheid en heeft onder andere in de Miljoenennota aangegeven hoe het een en ander wil gaan doen en zo gaan wij ook aan de slag.

De heer Rutte (VVD):

Ik vind deze argumentatie van de premier niet overtuigend. Hij zegt zelf dat het allemaal met elkaar samenhangt. De uitkomsten van de top hangen allemaal met elkaar samen. Ik heb altijd van de minister van Sociale Zaken begrepen dat het ontslagrecht daar een integraal onderdeel van is. Eerder heeft hij gezegd dat hij achter die voorstellen staat. Nu is het van tweeën een: of u bent bereid met die voorstellen door te gaan – als u dat doet, betekent dat verkiezingen later dit jaar. Dat zal het gevolg zijn, want de heer Tichelaar heeft gesproken over onaanvaardbaar, hetgeen dus de val van dit kabinet betekent – of u trekt de voorstellen in. Gisteren zei ik al dat dit een links kabinet is. Voor een links kabinet geldt ook dat het geen hervormingen wil doorvoeren in de sociale zekerheid. U scoort dan niet vijf uit vijf, maar zes uit zes, want dan bent u definitief ook een kabinet dat geen hervormingen in de sociale zekerheid wil doorvoeren. Het is dus: óf een kabinetscrisis óf geen laatste hervormingen in de sociale zekerheid. Dat is de keuze waar u nu voor staat en ik vind dat u daar veel te luchtig overheen stapt. Ik vraag u dus nogmaals wat uw politieke oordeel is over de uitspraak van de heer Tichelaar van gisteren.

Minister Balkenende:

Natuurlijk gaat iemand die probeert de oppositie aan te voeren al snel spreken over einde kabinet en dergelijke. Dat zijn wel heel grote woorden die u gebruikt.

De heer Rutte (VVD):

Die gebruik ik niet, maar de heer Tichelaar!

Minister Balkenende:

Er komen wel erg veel vragen als "als dit" en "als dat". Ik heb gezegd dat er een Participatietop is geweest, ik heb aangegeven wat het kabinet daarmee wil doen. Wij houden er natuurlijk rekening mee dat het een gevoelig onderwerp is, in en buiten deze Kamer. Vervolgens is het woord aan uw Kamer. Alle overige conclusies, toekomstverwachtingen, voorspellingen zijn op dit moment even niet aan de orde!

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen die verrassend van een andere kant komt.

De heer Marijnissen (SP):

Ja, ik kom af en toe eens over rechts en dan weer over links, maar altijd met een links doel. Dit is nu ook het geval, want niet alleen de tweede coalitiefractie, maar ook de grootste oppositiefractie ziet helemaal geen brood in deze plannen. Dit geldt ook voor de FNV, voor sommige werkgeversorganisaties zelfs en voor een meerderheid van de bevolking. Men vindt het allemaal een aanslag op wat vroeger wel verworven rechten werd genoemd. Er was een periode in de Nederlandse parlementaire geschiedenis dat iets wat als een verworven recht werd bestempeld, al per definitie verdacht was. Ik ben niet van die klasse. Ik vind dat je rechten mag verdedigen als er wezenlijke belangen in het geding zijn. Ik wil uitleggen welke twee wezenlijke belangen hier in het geding zijn.

De factor arbeid en de factor kapitaal zijn geen gelijke factoren, zeker niet als het de individuele werknemer betreft. Die is altijd de onderliggende partij en verdient dus van rechtswege bescherming. Wij hebben dit in Nederland goed geregeld na de tweede wereldoorlog. In de afgelopen jaren konden op een fatsoenlijke manier honderdduizenden mensen worden ontslagen omdat daar gegronde redenen voor waren, maar werknemers moeten worden beschermd tegen willekeur. Dat is één.

Twee is dat ik verwacht dat het macro-economisch gezien een negatief effect zal hebben als werknemers wegwerpartikelen worden. De betrokkenheid van werknemers bij hun bedrijf en hun werk zal afnemen als zij permanent het gevoel hebben dat zij op een schopstoel zitten. Dit heeft nadelige effecten voor de economie. Net zo goed als het CPB aan de andere kant heeft berekend dat het geen plus oplevert.

Daarom vraag ik aan de minister-president wat hij met dit plan beoogt. Hij jaagt weer de vakbeweging tegen zich in het harnas, hij zaait verdeeldheid in zijn eigen coalitie, hij maakt werknemers ongelukkig en mijn partij is weer gedwongen om de straat op te gaan om te strijden voor de bescherming van verworven rechten.

Minister Balkenende:

Ik meen dat ik al antwoord op die vraag heb gegeven. Ik heb gesproken over de werking van de arbeidsmarkt en over de belemmeringen voor de flexibiliteit van de arbeidsmarkt. Het is geen rechteloze toestand, maar er zijn redenen om de huidige situatie onder ogen te zien. Het kabinet buigt zich nu over de precieze inhoud en de onderwerpen die hieraan verwant zijn.

De heer Tichelaar heeft gisteren gezegd dat hij het voorstel voor de aanpassing van het ontslagrecht zoals het nu voorligt, niet zal accepteren. Wij zullen het debat met elkaar aangaan. Wij kiezen ervoor om alles onder ogen te zien. Wij stellen ons vragen als: wat doe je aan loonkostensubsidies, wat doe je aan arbeid die met bepaalde faciliteiten wordt ondersteund, wat doe je aan de arbeidsovereenkomst. In eerdere jaren heeft de vakbeweging ook wel eens andere geluiden laten horen over zaken die aan de orde worden gesteld. Dit geldt bijvoorbeeld voor de maximering. Verder is er gedebatteerd over de vraag of scholing relevant kan zijn. Al dit soort zaken zijn nu aan de orde. Ik doe nu geen uitspraken over de voornemens van het kabinet. Het kabinet is hiermee bezig en wij weten hoe gevoelig dit onderwerp is. Wij zullen het debat met de Kamer aangaan. De essentie is dat wij de mensen erbij willen halen. Wij willen dat er een flexibele arbeidsmarkt ontstaat waardoor mensen geen kansen verloren laten gaan. Dit is onze inzet en daarbij zijn verschillende elementen aan de orde. Wij zullen er op die manier over spreken in samenhang met onderwerpen als tijdelijk werk, scholing en beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De heer Marijnissen (SP):

Dit is een mooi verhaal en wij horen het al zo lang als dit kabinet bestaat, toch ook al weer bijna een jaar. Het schiet allemaal niet op en het wordt maar niet duidelijk. De participatietop is er met hangen en wurgen gekomen. De werkgevers hebben gezegd: wij willen wel meehelpen aan die 200.000 banen, maar wij willen daar subsidie voor – en niet te weinig – en het ontslagrecht als trofee mee naar huis nemen. Daar is dit kabinet voor bezweken. Er is spanning op de arbeidsmarkt, de werkgevers hebben werknemers nodig! Het is geen filantropie. Zij hebben werknemers nodig om daarmee waardevermeerdering tot stand te kunnen brengen. Als de minister-president dan zegt dat hij mensen met weinig mogelijkheden op de arbeidsmarkt wil helpen, wens ik hem succes. Ik wil ook ideeën aandragen om dat te bevorderen. Het is echter een rare veronderstelling – die ook door geen enkel onderzoek wordt gestaafd – dat verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt door ontmanteling van het ontslagrecht zal leiden tot meer banen en meer mensen aan het werk. Dit is nog nooit aangetoond, maar ik kan wel het tegendeel aantonen, in die zin dat het macro-economisch nadelig zal werken als de betrokkenheid van mensen bij hun bedrijf afneemt doordat zij het gevoel hebben op een schopstoel te zitten.

Minister Balkenende:

De heer Marijnissen overtuigt mij niet en ik overtuig hem niet.

De heer Marijnissen (SP):

En dus? Wat zal er dus gebeuren? Ik neem aan dat de heer Tichelaar het debat zo wel zal zoeken en dan zullen wij zien waar de Partij van de Arbeid staat. Ik nodig de heer Tichelaar uit om helderheid te verstrekken over wat hij gisteren heeft gezegd en over de vraag of hij de zaak op scherp wil stellen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Volgens mij heeft de premier als enige in dit korte interruptiedebat mijn spreektekst voorgelezen. Mijn fractie staat daar voor. Daar zaten twee elementen in. Ik vraag de heer Rutte om goed op te letten. Ik heb gezegd dat het voorstel in de huidige vorm voor mijn fractie niet te accepteren is. Verder heb ik gezegd dat het mijn fractie gaat om de rechtsbescherming van de werknemer. Ook heeft de PvdA-fractie minister Donner gevraagd om een nieuwe analyse te maken en met een nieuw voorstel te komen waarin de elementen vervat zijn die goed zijn en waarin de rechtsbescherming voor de werknemer goed geregeld is. Dat was mijn spreektekst. De woorden die de heer Rutte gebruikt, passen daar niet bij.

De heer Rutte (VVD):

Dan wil ik nu ook weten welk element in het voorstel van minister Donner hem niet bevalt. Nu moet hij boter bij de vis doen, want nu wil ik weten hoe het zit.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik weet niet of de heer Rutte niet wil of niet kan luisteren. De kern van het probleem voor de fractie van de PvdA heeft te maken met de rechtsbescherming van de werknemer.

De heer Rutte (VVD):

Welk concreet onderdeel van het voorstel van de heer Donner accepteert u niet en moet aangepast worden?

Minister Balkenende:

Het is niet het voorstel van de heer Donner. U spreekt met het kabinet.

De heer Rutte (VVD):

Neem mij niet kwalijk. Het is dus ook van de PvdA-ministers.

De voorzitter:

De heer Rutte is nu uitgesproken. De heer Tichelaar mag nog reageren en dan geef ik het woord voor een interruptie aan de heer Pechtold.

De heer Tichelaar (PvdA):

Dank u voorzitter. Ik verwacht het volgende van het kabinet. De Stichting van de Arbeid heeft een adviesaanvraag ontvangen. Ik verwacht dat het kabinet een oordeel velt over de adviezen van de werknemers en de werkgevers. Op dat moment reageert mijn fractie. Er is niets onduidelijk aan het standpunt van de PvdA-fractie. Ik wacht het voorstel van het kabinet af.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik heb een heel eenvoudige vraag en ik hoop met uw steun een helder antwoord daarop te krijgen. Mijnheer de minister-president, staat u nog steeds onverkort achter het voorstel van de heer Donner ten aanzien van de versoepeling van het ontslagrecht?

Minister Balkenende:

Het gaat niet om een voorstel van de heer Donner. Er heeft een participatietop plaatsgevonden. Alles is toen besproken, eerst in het kabinet, met werkgevers en werknemers. Er is een brief uitgegaan naar de Stichting van de Arbeid. Daar is in het kabinet over gesproken. Vervolgens is er een verdeeld advies van de Stichting van de Arbeid gekomen. Het is nu aan het kabinet om met een samenhangend voorstel te komen voor de drie onderdelen. Dat is aan de orde.

De heer Pechtold (D66):

Er is een voorstel van de heer Donner. Als de premier daar nu anders over denkt, dan hoor ik graag op welke onderdelen het kennelijk nog hangt. Er is een voorstel van de heer Donner en ik vraag of de premier daar nog onverkort achter staat. Hij geeft daar geen duidelijk antwoord op, dus het antwoord zal wel een beetje nee zijn. Ik hoor dan graag welke onderdelen bespreekbaar moeten zijn. Dan kunnen wij namelijk horen of straks niet de enige versoepeling van het ontslagrecht voor de heer Donner geldt.

Minister Balkenende:

Het is een aardige retorische truc om te vragen: staat u achter die of die? Ik sta achter al mijn ministers. Luistert u naar wat ik zeg. Het voorstel van het kabinet wordt naar aanleiding van het advies van de Stichting van de Arbeid verder uitgewerkt en het kabinet houdt dus rekening met diverse aspecten. In die fase zitten wij. Verder dan dat ga ik gewoonweg niet. Voor het overige doet u wel behendig.

Ik kom op een ander onderwerp, namelijk de noodzaak van participatie voor integratie. Ik ga ook in op de vermeende softheid van het integratiebeleid en de invloed van de islam. Recent is met de Kamer gesproken over de rol en invloed van de islam in de Nederlandse samenleving. De basiswaarden van onze democratische rechtsstaat staan voorop. Binnen dit kader mag iedereen in dit land verwachten dat de overheid een betrouwbare partner is; betrouwbaar in het naleven van de grondrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst, maar ook betrouwbaar in het stellen van grenzen en het handhaven van regels. Vanuit binding in de samenleving investeren wij in die samenleving, in werk, in onderwijs, in een veiliger leefomgeving en in een goede toekomst voor onze kinderen. Het doel is om mensen economisch, sociaal en cultureel te kunnen laten participeren in de Nederlandse samenleving. Daarvoor zijn concrete maatregelen nodig op het gebied van inburgering.

De kwaliteit van de inburgering moet omhoog. Dat is pure noodzaak. Dat vindt het kabinet, en dat vond ook de Kamer, gelet op de conclusies van de parlementaire onderzoekscommissie-Blok uit 2004. De cijfers van de laatste jaren laten nauwelijks of geen vooruitgang zien. Meer dan de helft van de oudkomers en nieuwkomers die het inburgeringsprogramma doorlopen, haalt niet een zodanig taalniveau dat het hen zelfredzaam maakt in de samenleving. Dat simpele feit staat participatie in de weg terwijl participatie de sleutel is tot een succesvol integratiebeleid. Wij moeten dus ingrijpen.

Onlangs ontving de Kamer het Deltaplan inburgering van minister Vogelaar. Dat plan zet in op drie sporen: kwaliteitsverbetering van de inburgeringsprogramma's, vereenvoudiging van de regelgeving en versterking van de uitvoering. Het inburgeringsstelsel gebaseerd op de Wet inburgering zoals op 1 januari van dit jaar van kracht geworden, blijft onverkort in stand. Daarnaast focust het kabinet scherp op onder andere de duale trajecten met 80% in 2011, meer maatwerk in het aanbod van inburgeringsprogramma's, betere monitoring van de uitvoering, aanpassing en regelgeving, waaronder één handhavingstermijn, één wet voor verplichte en vrijwillige inburgering en een inburgeringsaanbod voor alle inburgeringsplichtigen. Ik neem afstand van elke suggestie als zou dit kabinet softer zijn dan het vorige kabinet. De inburgeringsplicht blijft bestaan, evenals de sancties en de bijdrage.

De heer Wilders (PVV):

Wij moeten het niet alleen over inburgering hebben, maar ook over uitburgering als dat nodig is. Ik heb gisteren een concreet voorstel gedaan. Dit houdt in dat je mensen die naar Nederland zijn gekomen of in Nederland zijn en niet de Nederlandse nationaliteit hebben, voor een keuze stelt: als je kan werken ben je aan het werk en zo niet, dan moet je Nederland verlaten. Ik zou graag een reactie van de minister-president op dat voorstel hebben.

Minister Balkenende:

Volgens mij is het antwoord gegeven in de schriftelijke beantwoording.

De heer Wilders (PVV):

U moet niet flauw gaan doen. Ik heb een concreet voorstel gedaan en ik geloof dat er drie regels over staan in de schriftelijke voorbereiding. Ik vraag u nu om serieus op dat voorstel in te gaan. Het betreft een serieus voorstel en het sluit aan bij inkomenseisen die het kabinet, geïnstigeerd door het vorige kabinet, zelf heeft ingevoerd. Als iemand in het kader van gezinsvorming naar Nederland komt, moet hij een bepaald inkomen hebben om die partner naar Nederland te laten komen. Dat geldt voor een paar jaar. Stel: een man uit Marokko haalt een vrouw uit Marokko naar Nederland. Hij moet dan een bepaald percentage van het minimumloon verdienen. Als hij dat bedrag binnen drie jaar niet meer verdient, dan vervalt de verblijfsvergunning voor die partner. Ik stel nu voor om hetzelfde te doen voor de persoon die zo iemand naar Nederland haalt of in Nederland verblijft. Zeg tegen mensen die al in Nederland zijn of naar Nederland willen komen: als je in je eigen inkomen kan voorzien, ben je welkom. Als zij dat niet doen, geen Nederlander zijn en kunnen werken terwijl dat om de een of andere manier niet lukt, dan dienen zij Nederland te verlaten en wordt hun verblijfsvergunning ingetrokken. Dit is een serieus voorstel dat meer verdient dan drie regels op een A4'tje. Ik zou graag willen dat de minister-president er serieus op in gaat.

Minister Balkenende:

De argumentatie is gegeven in het schriftelijke antwoord en kennelijk bent u het daarmee niet eens.

De heer Wilders (PVV):

Wat is erop tegen om voor te stellen dat vreemdelingen die in Nederland zijn moeten werken en hun bijdrage leveren aan dit land of anders teruggaan naar het land waar zij vandaan komen? Wat is daarop tegen?

Minister Balkenende:

Als mensen naar Nederland komen, moeten zij aan allerlei eisen voldoen. De eisen die golden, blijven ook in deze kabinetsperiode gelden. Wij gaan daar niet in veranderen. Dat geldt dus ook voor inburgeringseisen en inkomensaspecten. Dat zijn eisen op grond waarvan je Nederland mag binnenkomen en anders lukt het niet. Daar verandert helemaal niets aan. U zegt nu dat de groep die wél aan die eisen voldoet, maar naderhand financiële problemen zou krijgen, er maar uit moet. Dat gaat net iets te ver.

De heer Wilders (PVV):

Het gaat er niet om dat zij in financiële problemen komen, maar dat zij moeten bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Die stelregel geldt al voor partners van mensen die hun partner laten overkomen. Wat is er verkeerd aan om, zodra de wet gewijzigd kan worden, voor iedereen in Nederland te regelen dat legale niet-Nederlanders welkom zijn, maar dat zij moeten werken of wegwezen? Dat is een volstrekt logische redenering. Ik zie niet in waarom dat te ver gaat. Legt u mij alstublieft uit waarom dat te ver gaat. Ik denk dat veel mensen dat een fantastisch voorstel zullen vinden. Als je hier legaal bent, dan werk je. Als je niet werkt, krijg je geen uitkering, maar moet je het land uit. Wat is daar verkeerd aan?

Minister Balkenende:

De consequentie die de heer Wilders trekt, vind ik echt te ver gaan. Kennismigranten hebben wij bijvoorbeeld nodig voor onze eigen economie. Dat is één deel van de discussie. Als mensen naar Nederland komen, dan behoren zij te voldoen aan de geldende eisen, bijvoorbeeld ten aanzien van taal. Als mensen in Nederland zijn, moet je er maximaal op inzetten dat zij worden gestimuleerd om in te burgeren, mee te kunnen doen en een baan te kunnen krijgen. De visie van de heer Wilders dat je er uitvliegt als je even een uitkering hebt, kan ik vanuit zijn optiek wel plaatsen, maar is in ieder geval niet de juiste.

De heer Wilders (PVV):

Kennismigranten? De meerderheid werkt vaak niet en heeft lagere school gehad. Noemt u dat kennismigranten? De mensen die hier zijn, niet-Nederlander zijn en niet opgeleid zijn, profiteren vaak tientallen jaren van een uitkering terwijl zij weinig tot niets hebben bijgedragen aan de Nederlandse samenleving en economie. Ik zou in die situatie zeggen: draag wat bij en dan ben je welkom; doe je dat niet, ga dan weg. Ik zie nog steeds niet in waarom dat niet logisch is en de moeite waard voor u om te onderzoeken.

De heer Rutte (VVD):

Wat de heer Wilders voorstelt, lijkt mij inderdaad onuitvoerbaar. Wat daar in de buurt komt, zou wel praktisch zijn. Ik ben heel benieuwd hoe u daarop reageert. Dit is dat je tegen mensen zegt die hier naartoe komen: je komt hier om te werken en dit betekent dat de sociale zekerheid niet voor jou openstaat; natuurlijk is er in uiterste gevallen wel iets van een vangnet, maar je moet zo snel mogelijk weer op eigen benen staan; daarom mag je geen gebruik maken van de ruime WW- en bijstandsmogelijkheden. Ware het denkbaar dat het kabinet ons inzicht geeft in de wijze waarop je ervoor zou moeten zorgen dat de sociale zekerheid gesloten blijft voor mensen die naar Nederland zijn gekomen en dat zij daarvan pas gebruik zouden kunnen maken als zij hier langer blijven?

Minister Balkenende:

Dit debat hebben wij al heel vaak met elkaar gevoerd. Dat heeft in het verleden ook geleid tot een aanscherping van het regime. Je komt Nederland ook niet zo maar in. Je hebt namelijk aan bepaalde eisen te voldoen, ook financiële. Voorts moeten wij er wel voor zorgen dat de mensen maximaal kunnen meedoen, dus dat zij hier integreren en de taal beheersen. Ik denk ook, zeker gezien de demografische ontwikkelingen, dat er geweldig veel kansen zijn. Ik heb zojuist al aangegeven wat hierbij de inzet van dit kabinet is: mensen laten meedoen, mensen aan de slag helpen. Daar gaat het ons om. Wij hebben de mensen ook hard nodig. Gaat dat vanzelf? Nee, dat gaat niet vanzelf.

De heer Rutte (VVD):

Wij weten tegelijkertijd dat de mensen die naar Nederland zijn gekomen, oververtegenwoordigd zijn, niet alleen in de criminaliteitsstatistieken, maar ook in de uitkeringsstatistieken. Dat zijn de feiten. Je kunt toch tegen die mensen het volgende zeggen? Als je hier naartoe komt, hier legaal verblijft, je aan de regels en de grondrechten houdt, hard wilt werken en de taal wilt spreken, zijn er twee smaken: je werkt of je werkt niet, maar er is geen smaak die uitkering heet. Dit zou toch het minste zijn wat wij met elkaar kunnen regelen?

Minister Balkenende:

Dit is op zichzelf geen nieuw geluid. Dat doen wij nu toch ook? Dat is toch ook de essentie? Ik noem de jongeren als voorbeeld. Tegenwoordig zeggen wij tegen hen: je moet geen uitkering krijgen; je werkt namelijk of je volgt een opleiding dan wel een stage, in ieder geval ben je bezig. Aan de mensen die naar Nederland komen, stellen wij bepaalde eisen om hier te kunnen participeren. Dat staat het kabinet ook exact zo voor ogen. Ik doel op de integratietrajecten, zodat mensen kunnen meedoen. Dat is het beste wat wij kunnen doen.

Voorzitter. Ik kom te spreken over een heel ander onderwerp, en wel de wijkaanpak en de rol en de positie van de woningcorporaties.

De heer Wilders (PVV):

Betekent dit dat u hiermee het thema "integratie" helemaal hebt afgesloten?

Minister Balkenende:

Ja.

De heer Wilders (PVV):

Ik wil dan graag nog een vraag stellen. Ik heb gisteren namelijk een voorstel gedaan dat de integratie heel erg bevordert. Dit is om ervoor te zorgen dat mensen in de toekomst (voor bestaande gevallen is het wellicht lastig) alleen nog maar Nederlander kunnen zijn. Dit komt erop neer dat mensen die naar Nederland komen met de nationaliteit van het land van herkomst, dat zij al hebben – bijvoorbeeld de Marokkaanse, Turkse of Canadese nationaliteit – als zij Nederlander willen worden, hun oude nationaliteit moeten "opgeven", dus inleveren. Als zij dat doen, kunnen zij Nederlander worden. Als zij dat niet doen, omdat zij dat niet kunnen of niet willen, wat verder juridisch niet relevant is, kunnen zij geen Nederlander worden. Een aantal verdragen staat die mogelijkheid in de weg. Daarom vraag ik u om ervoor te zorgen dat die verdragen, die deze mogelijkheid in de weg staan, aangepast worden, zodat deze mogelijkheid ontstaat. Vervolgens komt er in Nederland de situatie: je bent Nederlander of je bent vreemdeling. De mogelijkheid moet dus niet blijven bestaan dat men van twee walletjes eet; het is dus een van de twee.

Minister Balkenende:

Dit raakt het onderwerp van de meervoudige nationaliteit. U weet dat het kabinet daarmee bezig is en dat daarover voorstellen aan de Kamer worden voorgelegd. Zoals gezegd, is de minister van Justitie daarmee bezig. Bij de behandeling daarvan kan dit vraagstuk aan de orde gesteld worden. U hebt al aangegeven dat het een complex vraagstuk is, omdat het zeer veel te maken heeft met het land van herkomst, onder andere hoe de regelingen aldaar zijn. De betrokkenen mogen namelijk niet stateloos worden. Al dit soort aspecten zijn hierbij aan de orde. Het lijkt mij dan ook het beste dat dit onderwerp wordt besproken wanneer het kabinet voorstellen heeft ingediend naar aanleiding van het vraagstuk van de meervoudige nationaliteit. Voor het overige verwijs ik naar wat daarover is opgemerkt in de schriftelijke beantwoording.

De heer Wilders (PVV):

U kunt wel in het vervolg alle vragen van de PVV schriftelijk afdoen, maar zo makkelijk gaat dat niet. Inderdaad zullen wij die discussie hier nog later voeren. Ik respecteer dat dit ten dele later moet. Hebt u enige sympathie voor het idee om in Nederland te proberen, de dubbele nationaliteit op zijn minst voor nieuwe gevallen tot het verleden te laten behoren? Natuurlijk horen wij van de minister van Justitie nog wat juridisch al dan niet kan en welke verdragen er zijn enzovoort, maar vindt u ook dat de inzet van het kabinet moet zijn dat men in het vervolg of Nederlander is of niet, maar dat men niet meer van twee walletjes eet, niet meer Nederlander én Marokkaan of wat anders is, maar alleen maar Nederlander? Mij lijkt dat ik in het debat van vandaag mag vragen of dit ook uw inzet is. Dan voeren wij het debat over de details later dit jaar wel met de minister van Justitie.

Minister Balkenende:

Het is goed om nog eens te refereren aan wat ik aan het begin van deze dag heb gezegd: kiezen voor Nederland doe je bewust. Je moet erbij willen horen. Het hebben van twee nationaliteiten betekent overigens niet dat je niet loyaal kunt zijn. Dat weet u zelf ook. Ik heb graag dat mensen voor de Nederlandse nationaliteit kiezen, maar er zijn omstandigheden waarin dit niet kan. Die hangen samen met tal van factoren. Wij zullen hier nader op ingaan in het voorstel waar de minister van Justitie in overleg met het kabinet mee bezig is. Op dit moment wil ik hier niet verder op ingaan. Ik wil wel gezegd hebben dat u en ik het eens zijn over het volgende. Kiezen voor Nederland betekent mee willen doen, de rechtsorde respecteren en de taal spreken. Dat lijken mij de essentiële dingen. Erbij horen betekent ook respect hebben voor elkaar en elkaar ruimte geven. Het nationaliteitsvraagstuk is iets anders. Mensen moeten erbij kunnen horen en niet het gevoel hebben dat zij er niet bij horen omdat zij bijvoorbeeld de islam aanhangen. Dat voeg ik eraan toe.

De heer Wilders (PVV):

Mijn vraag ging daar niet over, maar u mag dit natuurlijk gerust zeggen. U weet hoe ik over de islam denk. Mij lijkt dat de islam bij uitstek het grootste probleem van Nederland is. Als wij niets aan het probleem van de islam doen, helpen wij Nederland in mijn ogen naar de afgrond. Mijn vraag ging over de dubbele nationaliteit. Ik begrijp goed dat u zegt dat u sympathie voor mijn idee hebt, maar er niet al te veel op ingaat. Ik hoop dat wij niet alleen vandaag, maar ook later dit jaar kunnen eindigen met een kabinet dat ervoor zorgt dat degene die in Nederland woont of komt, kiest en niet twee nationaliteiten kan hebben, maar slechts een. Mijn fractie zal hier voorstellen voor doen en desnoods een initiatiefwetsvoorstel indienen.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik begrijp dat de premier het kopje immigratie en integratie heeft afgerond. Mijn fractie maakt zich grote zorgen over de kosten van het generaal pardon.

Minister Balkenende:

Nee, daar kom ik zo meteen op.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. In de stukken vinden wij een prestatie-indicator van de beeldvorming over de islam, die negatief is. Het percentage is hoog. Wat wordt daar precies bedoeld? Dit luistert nauw. Je kunt kritiek hebben op de islam, maar het grootste respect hebben voor je medeburger, de moslim. Wat wordt er in uw eigen stukken nu precies bedoeld?

Minister Balkenende:

Tegen de heer Wilders wil ik allereerst zeggen dat ik het woord sympathie niet heb gebruikt. Laat hier geen misverstand over bestaan. Ik heb precies gezegd wat ik erover heb gezegd.

Ik heb nu weer het woord afgrond in verband met de islam gehoord. Ik wil daar krachtig afstand van nemen en wel op basis van contacten die ik in de Nederlandse samenleving heb. Ik spreek met Marokkaanse vaders in Amsterdam, met honderden Turkse ondernemers in het World Trade Centre in Rotterdam en zie buurtprojecten in Rotterdam, Amsterdam en andere steden waarin autochtonen en allochtonen samenwerken. Ik zie dat mensen uit moskeeën, kerken en synagogen elkaar ontmoeten. Deze prachtige dingen gebeuren in de Nederlandse samenleving. Daar zijn heel veel moslims bij. Die moslims willen tot de Nederlandse samenleving behoren en kansen hebben. Een land dat altijd open en tolerant is geweest, kan niet plotseling tegen een grote groep zeggen: u hoort er eigenlijk niet bij. Wanneer mensen hun religie misbruiken voor onhebbelijk gedrag – de heer Wilders heeft er voorbeelden van genoemd en daar doe ik niets aan af, want dat deugt van geen kanten – pak je dat aan. Waarom pak je dat aan? Omdat dat strijdig is met de Nederlandse rechtsorde, omdat het recht niet wordt gerespecteerd. Ik kies voor een samenleving waarin mensen mee kunnen doen, waarin mensen elkaars geloof respecteren, welk geloof dat dan ook is, en mensen respecteren dat een ander niet gelooft. Dat heeft Nederland sterk gemaakt. Dat heeft Nederland nodig in deze samenleving. Ik wil helemaal niet horen dat een groep ineens wordt geassocieerd met de afgrond. Zo moeten wij het niet doen. Zo redden wij het ook niet in dit land.

(geroffel op de bankjes)

De heer Van der Vlies (SGP):

Brengt de opstelling van de minister-president nu niet met zich mee dat wij bij het verbeteren van de negatieve beeldvorming moeten spreken over moslims in plaats van over de islam? Dat woordgebruik vind ik onzuiver. Ik erken dat dit een zware beschuldiging is, maar laten wij ook zuiver zijn in de taal die wij in de stukken bezigen en die wij in het parlement spreken.

Minister Balkenende:

Dat ervaart iedereen op zijn of haar manier, christenen, moslims, humanisten, ongelovigen, het is maar hoe men het formuleert. De boodschap en de intentie lijken mij helder. Ik neem aan dat de heer Van der Vlies dat ook zo ervaart.

De heer Wilders (PVV):

De minister-president zei dat tolerantie Nederland groot heeft gemaakt. Die tolerantie tegen de intolerante islam maakt Nederland nu kapot. De minister-president zou eens niet alleen moeten gaan praten met imams en Turkse ondernemers, maar met Nederlanders in de moeilijke wijken, die er iedere dag last van hebben dat zij worden bestolen en in elkaar geslagen en dat er verschrikkelijke dingen gebeuren. Hij zou eens moeten gaan praten met mensen die inspiratie vinden in het verschrikkelijke, intolerante boek van de islam, de Koran, die daarin iets zien en die zich daaraan vasthouden. Dat boek, die islam, brengt Nederland naar de afgrond. Als de minister-president zegt dat dit Nederland alleen maar sterker maakt, vind ik dat hij een heel groot risico neemt en dat wij Nederland in de uitverkoop doen. Over 20 of 30 jaar zal de geschiedenis oordelen dat ook deze minister-president als een van de leiders van Nederland ervoor heeft gezorgd dat Nederland islamiseert en naar de rand van de afgrond gaat.

Minister Balkenende:

Zouden wij niet ook een heel groot risico lopen als wij alle mensen van goede wil die moslim zijn zo op één grote hoop gooien? Zouden wij als land niet een groot risico lopen dat al diegenen die volledig willen meedoen, die zich volledig houden aan de Nederlandse rechtsorde en die de Nederlandse taal spreken het gevoel krijgen dat zij er niet bij horen omdat zij dit geloof hebben? Wat de heer Wilders zegt, is "gooi het geloof van u af". Wij kunnen kritiek hebben op het misbruik van een boek. Ik doe niets af aan de maatschappelijke problemen die bestaan. De heer Wilders vindt mij aan zijn kant wanneer mensen haat zaaien met de Koran als rechtvaardiging. Dat pakken wij dan keihard aan, omdat dan de Nederlandse rechtsorde wordt geschonden. Maar ik wil nooit een samenleving hebben waar mensen louter op grond van het feit dat zij een geloof hebben de boodschap krijgen: u hoepelt maar op, u hoort er niet bij. Dat hebben wij nooit gedaan en dat willen wij niet!

(geroffel op de bankjes)

De heer Wilders (PVV):

Mijnheer de minister-president, u doet Nederland in de uitverkoop, u bent een bangerik. U komt zogenaamd op voor onze westerse belangen maar u zorgt ervoor dat als de islam in Nederland groter wordt alle belangen waarvoor u staat in de afgrond worden gegooid en worden weggespoeld. Het is een religie die niets op heeft met anderen, die andersdenken niet tolereert, die wil dat andersdenkenden, andersgelovigen en seksueel andersgeaarden worden vermoord, vernietigd, tweederangs burgers worden, apen, zwijnen. Wij zien dagelijks in de straten van Nederland waartoe dat leidt. U kunt nog zo veel mooie, zalvende woorden spreken, maar u – ik blijf het herhalen – zult herinnerd worden als een van de leiders van Nederland die Nederland mee islamiseert en onze waarden waar wij trots op moeten zijn in de prullenbak gooit. Dat is een schande.

Minister Balkenende:

Ik meen dat het beter is om maar eens niet op deze woorden in te gaan.

De voorzitter:

Daartoe hebt u het volste recht.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik waardeer het dat de minister-president de woorden heeft uitgesproken die hij heeft uitgesproken en dat hij heeft aangegeven dat de vrijheid van godsdienst en van geweten in dit land een groot goed is en dat wij daarvoor willen gaan. Dat waardeer ik zeer. Aanhakend op wat de heer Van der Vlies zei: in dat licht heb ik ook de opmerking in de begroting van mevrouw Vogelaar gelezen – misschien zijn de woorden niet zo gelukkig gekozen – dat jongeren wordt voorgehouden om respect voor elkaar te hebben. Daarvoor is het nodig dat je van elkaar kennis hebt. Het is goed om daaraan aandacht te besteden. Dit geldt uiteraard ook voor islamitische jongeren, die ook respect zullen moeten opbrengen voor christenen of voor joden. Wij weten dat het daar wel eens aan schort. Het is goed om in dat opzicht ook helder naar elkaar te zijn. Wij moeten respect hebben, wij willen die vrijheid van godsdienst en geweten in dit land waarderen en daarvoor in de praktijk ruimte bieden, maar als mensen over die grenzen heengaan en zij radicaliseren, treden wij hard op.

Minister Balkenende:

Met dat laatste hebt u volkomen gelijk. Als wij in dit land met elkaar vreedzaam willen leven, betekent dat over en weer respect, maar elkaar ook keihard de waarheid zeggen als het nodig is en ingrijpen en optreden als grenzen worden overschreden. Ik heb niets, maar dan ook niets met mensen die het leven van anderen zuur maken. De voorbeelden zijn vandaag en gisteren in het debat genoemd. Dan past het een rechtstaat om op te treden. Alles wat maar riekt naar extremisme, radicalisering en het zaaien van haat en geweld wordt aangepakt. Tegelijkertijd moeten wij werken aan een samenleving waarin mensen elkaar in de ogen kunnen kijken en waarin zij elkaar respecteren. Dan bloeit een samenleving op.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil niets toevoegen aan de woorden die u hebt gesproken. Die staan op zichzelf. Ik stel één retorische vraag: wie is hier nu bang? Ik heb hier maar één Kamerlid angst horen uitspreken en angst horen verspreiden.

Minister Balkenende:

Ik was al begonnen aan het onderwerp "corporaties". De financiering van de wijkaanpak heeft zich de afgelopen maanden in een warme belangstelling mogen verheugen. Dat is ook niet verwonderlijk, omdat de diverse verkiezingsprogramma's vorig jaar al blijk gaven van een breed gedragen opvatting over de actieve inzet van het grotendeels uit publiek geld opgebouwde maatschappelijke vermogen van woningcorporaties. Ook de woningcorporaties zelf hebben aangegeven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en publieke taak serieus te willen nemen. In hun antwoord aan de samenleving stelden zij zich garant voor de financiering van de wijkaanpak. Desondanks is er langdurig en stevig gesproken, want de belangen zijn groot, de techniek weerbarstig en de vormgeving voor discussie vatbaar. Inmiddels is boter bij de vis geleverd en ligt er een onderhandelingsakkoord dat belangrijke waarborgen biedt voor de inhoudelijke aanpak van de probleemwijken en de brede opgave op het gebied van betaalbaarheid, duurzaamheid inclusief energie-efficiency en nieuwbouw.

De kern van het akkoord is de additionele inzet van de corporaties van 250 mln. per jaar in de 40 wijken gedurende een periode van tien jaar vanaf 2008. Dat is 2,5 mld. in een privaat investeringsfonds bovenop de reeds afgesproken reguliere investeringsprogramma's van corporaties en gemeenten. Daarmee staat er niets meer in de weg om volgende maand de charters te tekenen tussen Rijk en gemeenten, op basis waarvan mensen, organisaties en bestuurders zich binden aan één plan op maat voor hun wijk. In de charters staat precies wie wat bijdraagt en wie wat doet. Dit is maatwerk waarbij de lokale situatie vooropstaat. Natuurlijk is er al voorgesorteerd: brede scholen met voorrang in de wijken en extra wijkagenten.

Voor alle duidelijkheid, dit pakket aan afspraken staat los van het voornemen om bij corporaties integrale vennootschapsbelasting te heffen. Kan dat zomaar? Ja, dat kan als een onderneming winst maakt, zoals veel woningcorporaties doen, zelfs als ze werkzaam zijn in de sociale sector. Ik maak daarbij één kanttekening: als er uitwerking wordt gegeven aan de aankondiging in het coalitieakkoord om te komen tot een rechtsvorm voor een maatschappelijke onderneming, zal aandacht worden geschonken aan de gevolgen daarvan voor de behandeling van de woningcorporaties voor de vennootschapsbelasting. Dit is geen bestemmingsheffing, al worden de investeringen in de publieke voorzieningen veelal uit belastingopbrengsten bekostigd.

De heer Rutte wekt ten onrechte de indruk dat het kabinet honderden miljoenen in stenen en fonteinen investeert. Voor de goede orde, de corporatiesector brengt zelf 250 mln. per jaar op. Het kabinet staat vervolgens borg voor integrale aanpak in de wijken door investeringen in onderwijs, werk en ondernemerschap, inburgering, veiligheid, sport enzovoorts. Wij investeren dus in mensen en niet in stenen.

De heer Pechtold (D66):

Het is helder dat u zegt dat de vennootschapsbelasting er sowieso komt. Dit staat nog even los van het akkoord over die 2,5 mld. die de corporaties zullen investeren. Gisteren heb ik in een van de interrupties gevraagd wat het zegt als je als overheid vennootschapsbelasting heft bij een bedrijf. Ik hoor graag uw visie hierop. Dat zegt toch dat je dat bedrijf als een commerciële instelling ziet? Past dit bij de filosofie die wij bij woningcorporaties hebben gekozen, toen wij hen met maatschappelijk bezit voor een deel markttaken, maar voor een groot deel maatschappelijke taken lieten uitvoeren?

Minister Balkenende:

Naar het oordeel van het kabinet is het mogelijk om vennootschapsbelasting te heffen, want er wordt winst gemaakt en er worden activiteiten verricht die duidelijk geld genereren en die naar hun aard commerciële activiteiten behelzen.

Wij krijgen nog een discussie over maatschappelijk ondernemen. Wij hebben in de Miljoenennota aangegeven dat wanneer er problemen mochten ontstaan, wij de zaak opnieuw zullen bezien. Uit meerdere verkiezingsprogramma's blijkt dat er reden is om van de corporaties een bijdrage te vragen voor de financiële houdbaarheid in dit land.

De heer Pechtold (D66):

Dat deel is duidelijk, dat is die 2,5 mld. Overigens vind ik die 250 mln. in de komende tien jaar niet zo'n enorme prestatie. In de jaren negentig met de paarse kabinetten en het grotestedenbeleid was het een slokje meer.

Hoeveel wordt die vennootschapsbelasting? Waarvoor wordt dat geld ingezet?

Minister Balkenende:

Dat geld komt bij de algemene middelen.

De heer Pechtold (D66):

Wat is het bedrag?

Minister Balkenende:

Dat zal moeten blijken. De vennootschapsbelasting zal naar verwachting enkele honderden miljoenen euro's opleveren.

De heer Pechtold (D66):

Dat geld wordt dus niet gebruikt voor de wijken. Dat geld roomt u dus af voor het koopkrachtplaatje. Ik wil best meedenken in de filosofie achter de belasting voor woningcorporaties, maar als u dat geld afroomt naar de algemene middelen, dan onderbouwt dat mijn eerste interruptie van zo-even juist nog meer.

Minister Balkenende:

Het kabinet heeft financiële voeding nodig aan de inkomstenkant. Wij mogen van corporaties vragen dat er vennootschapsbelasting wordt geheven. Dat geld komt in de algemene middelen.

Daarnaast is het kabinet bezig met de aanpak van wijken. Dit gaat ook gepaard met financiële middelen en dat is een andere stroom. Zo moet u het zien. Het is geen een-op-een relatie.

U weet wat het kabinet op basis van de plannen van minister Vogelaar allemaal voor ogen heeft. U hebt gelijk dat die 250 mln. een privaat arrangement is, maar dit bedrag komt wel ten goede aan de wijk.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind het een raar idee dat aan de ene kant corporaties worden verplicht om geld in te leveren, en aan de andere kant worden beschouwd als een commercieel bedrijf. Het geld dat er via vennootschapsbelasting – een commerciële belasting – wordt afgehaald, wordt in de algemene middelen gestopt. Dat zal het draagvlak bij de corporaties, ook de goede, niet vergroten om mee te werken om in de wijken te investeren. Integendeel, dat slaat het draagvlak er volledig onderuit.

Minister Balkenende:

Het is een interessante discussie hoe je aankijkt tegen Vpb en maatschappelijk ondernemen. Die discussie gaat nog door. U hebt een belangrijk onderwerp bij de kop. Maar ook u weet dat in veel verkiezingsprogramma's is gesproken over de bijdrage van corporaties aan het geheel. Dit debat gaat door, het was interessant om met u hierover van gedachten te wisselen. Ongetwijfeld gaat het debat met het kabinet door als de verdere plannen rondom maatschappelijk ondernemen uw Kamer zullen bereiken.

De heer Marijnissen (SP):

Het gaat over twee zaken. Wij hebben te maken met een privaat investeringsfonds dat gefourneerd wordt door de woningcorporaties. Welaan, ik denk dat de meeste mensen daar wel akkoord mee zijn. Iets anders is de winstbelasting. Evenals de heer Pechtold heb ik daar grote moeite mee. Wij zijn niet de enigen, want ook de geachte professor Priemus ziet er niets in, net als de VNG en de woonbond. Zij zien er niets in om woningcorporaties min of meer als bedrijven te gaan belasten over hun activiteiten in de sociale huursector.

Daar komt nog iets bij. Ik heb vandaag van Aedes een brief ontvangen, waarin men aangeeft er zeer ongelukkig mee te zijn. Er wordt ook gesteld dat de belasting die de corporaties moeten gaan betalen, waarschijnlijk hoger is dan de belasting die de commerciële verhuurders in dezelfde wijk voor soortgelijke woningen betalen. Dat betekent dat wij niet eens een gelijk speelveld hebben. Ik zal de minister-president nu niet vragen of hij dit kan bevestigen, want ik kan mij voorstellen dat hij daar niet zo snel antwoord op heeft. Maar ik wil het dan in elk geval in tweede termijn horen.

Ik wil de zaak principiëler stellen. Bij de bruteringsoperatie onder Heerma werd gezegd: wij hebben een privaat en een publiek deel. Een publiek deel met een duidelijk sociaal belang; ervoor zorgen dat iedereen een fatsoenlijk huis voor een betaalbare prijs kan krijgen. Is de minister-president niet net zoals ik bang dat juist de corporaties, die al zo veel de neiging hebben zich commercieel op te stellen, vanwege die winstbelasting nog commerciëler zullen worden met als gevolg minder sociale huisvesting, hogere huren enzovoort?

Minister Balkenende:

In antwoord op de heer Pechtold: ik heb aangegeven dat in diverse verkiezingsprogramma's is gesproken over heffingen bij corporaties. Dat hangt samen met grote vermogens. Verder is er de vraag of er aanleiding is om corporaties te vragen mee te doen aan een zeker draagvlak voor collectieve voorzieningen. Wij vinden van wel. De vraag is ook welk instrument kan worden gebruikt. Er zijn ideeën geweest over een speciale heffing. Dat lag niet goed bij de corporaties. Dat instrument zal absoluut tot vragen leiden. Ik stel echter voor dat wij dit debat vooral bij de behandeling van het Belastingplan voeren. Dan kunnen wij full fledged spreken over het fenomeen van de vennootschapsbelasting in relatie tot de corporaties. Ik zal nog kijken wat ik voor u kan doen in tweede termijn, maar ik denk dat vooral de behandeling van het Belastingplan het moment is om dit debat met elkaar te voeren.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb in eerste termijn nog een vraag gesteld. Vindt u het geen rare figuur dat woningcorporaties die uiteindelijk hun middelen aan de huurders danken, worden aangeslagen ten behoeve van investeringen ten behoeve van alle Nederlanders? Dat is natuurlijk een rare vorm van omgekeerde solidariteit.

Minister Balkenende:

Dit kabinet heeft gezegd dat wij een samenleving willen waarin de mensen kunnen meedoen. Wij willen een krachtige aanpak van wijken en een bijzondere focus op de 40 wijken. Wij spreken de corporaties, waarvoor ik grote waardering heb, aan op hun verantwoordelijkheid voor de wijken. Het is niet alleen maar bouwen, het heeft ook te maken met de kwaliteit van wonen en van leven. Er zijn buitengewoon belangrijke initiatieven. Ik ben blij dat er nu overeenstemming is tussen Aedes en de minister. Het gaat om heel grote vermogens, waar ook publiek geld in zit. Wij hebben ook gezegd dat wij het terecht vinden dat corporaties hun bijdrage leveren. Daar is ook veel voor te zeggen. Dat is de visie van het kabinet. Het staat ook in het beleidsprogramma en het coalitieakkoord. Ik ben blij dat wij na de discussie van de afgelopen weken en maanden een resultaat hebben kunnen boeken. Ik heb ook binnen het kabinet minister Vogelaar daarvoor gecomplimenteerd.

De Kamer heeft kort na het debat over het beleidsprogramma het Actieplan Krachtwijken ontvangen. Het kabinet geeft prioriteit aan de 40 geselecteerde wijken, omdat daar de problemen het meest cumuleren. De vraag is natuurlijk of er nog iets gebeurt voor de "gewone" wijken. Bestaat er nog voldoende ruimte voor woningcorporaties en gemeenten om investeringen te doen in de regio? Die ruimte bestaat. Uitgangspunt is dat alle corporaties in heel Nederland de prestaties leveren die nodig zijn om te voorzien in de lokale opgave. Belangrijke instrumenten daarvoor zijn de nog te operationaliseren investeringsdoelstelling, waarmee per corporatie wordt aangegeven wat van die corporatie maximaal redelijkerwijs verwacht mag worden aan investeringen.

Macro gezien heeft de sector voldoende financiële middelen om alle opgaven op te pakken. De sector zal ook zelf, vanuit het oogpunt van onderlinge solidariteit, een voorziening treffen voor de overige corporaties. Daar bovenop zal minister Vogelaar een knelpuntenpot creëren waarmee vanaf 2009 echt klemmende problemen buiten de 40 aangewezen wijken opgelost kunnen worden. Tot dat moment is het in elk geval mogelijk om een beroep te doen op de projectsteun van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Verder staat het Rijk klaar om gemeenten via kennisverspreiding en vermindering van regelgeving en bureaucratie extra handvatten te geven om de wijkaanpak zo doelmatig mogelijk op te pakken. Dit alles wilde ik zeggen naar aanleiding van de terechte vraag van de heer Van Geel.

Een ander onderwerp betreft de positie van chronisch zieken en gehandicapten, de buitengewone uitgaven en het eigen risico in de zorgpremie. Verschillende fracties, onder andere die van GroenLinks en de SP, hebben hun zorg geuit over de positie van zieken en gehandicapten. Het kabinet geeft bijzondere aandacht aan kwetsbare groepen. De aanpassing van de buitengewone-uitgavenregeling brengt zieken en gehandicapten niet in een slechtere positie, maar spitst de regeling juist meer op hen toe. Deze regeling was ooit bedoeld voor mensen met zeer hoge zorgkosten, in het bijzonder chronisch zieken en gehandicapten. Vandaag de dag maakt 40% van de bevolking gebruik van de regeling, van de ouderen zelfs 60%. Dat zegt genoeg. Er moet iets veranderen. Het kabinet heeft daarom in het coalitieakkoord aangekondigd, de buitengewone-uitgavenregeling te wijzigen en over te hevelen naar de gemeenten. Vooruitlopend op een nieuwe regeling zal in 2008 al een toespitsing van de huidige regeling plaatsvinden. De kosten die iedereen maakt, zoals de nominale premie en de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage, zullen niet langer aftrekbaar zijn. Bij het afschaffen van de no-claimregeling en de introductie van een eigen risico worden mensen met meerjarig onvermijdelijke ziektekosten ontzien. Deze groep wordt via een uitkering van het centraal administratiekantoor gecompenseerd. Dit is wel degelijk anders dan in het geval van no-claim. Ook leidt de afschaffing van de no-claim en de introductie van het verplichte eigen risico tot een daling van de nominale ziektekostenpremie. De nominale premie van de Zorgverzekeringswet zal daarom in 2008 naar verwachting met € 50 dalen ten opzichte van 2007. Ik wijs mevrouw Halsema ook op de bevindingen van het Nibud, dat het verhaal van het kabinet onderschrijft. Het Nibud constateerde gisteren: ziek zijn wordt goedkoper. Grofweg gaan gezonde mensen volgend jaar meer betalen en mensen die veel ziek zijn, minder.

De heer Marijnissen (SP):

De SP heeft een heel lange traditie van het bestrijden van allerlei regelingen die aan die kant worden bedacht, meestal met succes. Er zijn nogal wat eigen bijdragen geweest: het geeltje, het knaakje en de no-claim. En ja, het CDA is nu ook weer om: de no-claim gaat weer niet door. Maar nu komt u met iets op de proppen waar vroeger een woordvoerder van het CDA, de heer Buijs, altijd grote problemen mee had: het invoeren van het eigen risico. Als mensen naar het ziekenhuis moeten gaan, moeten zij op enig moment in een keer € 150 betalen. Het is nog steeds het laten betalen door zieken voor gezonden. Principieel is het niet een stap in een linkse richting door dit linkse kabinet. Kunt u daar eens op ingaan?

Minister Balkenende:

Daar zijn wij weer. U houdt het wel bij?

De heer Marijnissen (SP):

Ik houd het bij en in tweede termijn zal ik u de uitslag geven.

Minister Balkenende:

Eens kijken wat de heer Rutte dan gaat doen.

Wij hebben vaak over dit onderwerp met elkaar gesproken. Ik ken de opvattingen van uw fractie en uw partij. Maar u herinnert zich ook debatten waarin wij hebben gezegd: als je werkt aan het systeem van zorg, is het ook goed dat er wordt gekeken naar een vorm van eigen betaling. Dat heeft vorm gekregen in de no-claim. Wij hebben het erover gehad en er zaten de nodige bezwaren aan. Het kabinet hecht in ieder geval aan een eigen risico, ook omdat er wordt gekeken naar de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Ik heb aangegeven, ook in mijn antwoord aan mevrouw Halsema, wat de effecten zijn. Het is een stukje solidariteit, want het gaat ook om diegenen die veel ziek zijn. Zij zijn feitelijk beter af. Daarmee is de discussie over het eigen risico niet weg. Ik geef aan waarom wij het noodzakelijk achten dat er iets in plaats van de no-claim komt. Dat wordt het eigen risico.

De heer Marijnissen (SP):

Maar u geeft geen inhoudelijk argument aan. Ik snap wel dat het een hoop geld oplevert, maar u gaat niet in op mijn bezwaar dat het fundamenteel strijdig is met de solidariteitsgedachte dat je mensen die iets overkomt € 150 laat betalen wat gezonde mensen niet hoeven te betalen. Dat is een rare vorm van solidariteit die ik niet ken.

Minister Balkenende:

Ik begrijp uw vraag wel, maar u moet een stelsel van gezondheidszorg beoordelen op de vraag of er voldoende solidaire elementen in zitten. Ik herinner mij het debat over de Zorgverzekeringswet, het nieuwe stelsel van zorg en de manier waarop wij omgaan met het betalen van de nominale premie. Dat systeem is meer solidair met het wegvallen van ziekenfonds en particuliere verzekering, met meer solidariteit van jong met oud. In het algemeen wordt het systeem naar zijn aard gekenmerkt door meer solidariteit.

Er speelt nog iets anders: mag je mensen ook aanspreken op hun verantwoordelijkheid om niet te snel gebruik te maken van voorzieningen? Dat is het idee van eigen betaling en eigen verantwoordelijkheid. Wij hebben vastgesteld dat het noodzakelijk is dat in ieder geval dat element erin zit. Solidariteit kunt u niet alleen afmeten aan het begrip "eigen risico", maar u moet het ook binnen het totaal van het systeem bekijken. Wij hebben een solidair systeem dat goed in elkaar zit. Het moet wel houdbaar zijn in de toekomst, dus je moet ook kijken of het efficiënter kan en hoe het staat met het kostenbewustzijn. Zijn er bepaalde marktelementen, hoe kijk je aan tegen efficiency? Het is allemaal nodig, maar het totaal is solidair en zeer te verantwoorden. U zegt dat er geen eigen risico moet komen, maar ik zeg dat je ook moet kijken naar eigen verantwoordelijkheid.

De heer Marijnissen (SP):

Ik begrijp dat de premier het met mij eens is dat het toch een teken van beschaving is, wanneer je een sociaal zorgstelsel hebt.

Minister Balkenende:

Dat hebben wij al.

De heer Marijnissen (SP):

Waarom dan dit Fremdkörper? Waarom brengt u er dan een asociale, niet solidaire regeling in? Er is een permanente zoektocht, al tientallen jaren, naar een vorm van eigen betaling die niet bureaucratisch is, waarvan de inning niet meer kost dan de opbrengst, die niet te nadelige gevolgen heeft enzovoort. Stel dat u hernia krijgt. Dat kan; dat weet ik. Het kan zomaar, bij iedereen. U moet dan een MRI-scan laten maken en dan bent u al € 150 kwijt. Daarna hebt u ook geen enkele rem meer. Als u het al op enige manier als rem wilt gebruiken om mensen elke keer te laten nadenken "moet ik wel naar de dokter", alsof zij zo'n calculerende burger/patiënt zijn, dan is het na de eerste keer betalen gewoon over.

Minister Balkenende:

Het systeem moet in zijn totaliteit worden beoordeeld. Het totaal in Nederland is een kwestie van: wij hebben inzicht nodig in de precieze kosten. Met het nieuwe stelsel is dat veel beter geworden. Het feit dat wij in het komende jaar te maken hebben met lastenstijgingen, hangt samen met de ontwikkeling van de zorgkosten. Hoe staat het met de transparantie van kosten? Vervolgens moet er gekeken worden hoe om te gaan met cure en met care. Hoe kan binnen die systemen gewerkt worden aan kostenbeheersing en hoe kan ervoor gezorgd worden dat de zorg terechtkomt bij diegenen die het nodig hebben? Dan hebben wij vervolgens te maken met een nominale premie met een zorgtoeslag om mensen zo nodig tegemoet te komen. Werkgevers betalen een inkomensafhankelijke bijdrage. Als onderdeel van het totaal kijken wij ook naar de verantwoordelijkheid van mensen zelf. Daarom hebben wij een vorm van eigen betaling, nu dan in de vorm van een eigen risico. U vindt dat niet nodig, maar het is goed om ook dat element erin te voegen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb echt verstand van hernia. Ik kan u verzekeren dat ook specialisten zeggen dat je daar niets aan kunt doen. Dat krijg je of dat heb je, en als je het hebt, gaat het over.

Wat moet nou iemand die dat of iets anders ergs heeft en naar de dokter moet, doen om die € 150 te ontlopen? Dat kan toch helemaal niet? Daarom is het geen logische inzet. De voormalige CDA-woordvoerder Buijs, huisarts te Zeeland, was fel gekant tegen deze vorm van eigen bijdrage, omdat het op enig moment in een gezin neerdwarrelt: mevrouw, u moet € 150 betalen voor uw medicijnen. Die mevrouw heeft dat niet. Ik verzeker u dat als dit wordt ingevoerd, u nog heel veel brieven krijgt van mensen die in financiële problemen komen op een moment dat ze in één keer € 150 moeten ophoesten.

Minister Balkenende:

Ik handhaaf mijn standpunt dat het noodzakelijk is om ook te kijken naar de verantwoordelijkheid van mensen. Dat is de ratio achter het eigen risico en voor het overige hebben wij een sociaal en solidair systeem. Ik heb de componenten ervan genoemd.

Voorzitter. Mensen die afhankelijk zijn van zorg moeten kunnen rekenen op kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare zorg. Het kabinet kiest ervoor de kwaliteit te verhogen en de zorg te verbeteren. Forse extra uitgaven worden gedaan voor bijvoorbeeld de kwaliteit in de verzorgings- en verpleeghuizen. Tegen de heer Marijnissen, die zeer pleit voor de menselijke maat, zeg ik dat een extra financiële impuls voor kleinschalige voorzieningen onderdeel daarvan is. Daarnaast zeg ik tegen de heer Slob dat er meer geld komt voor bijvoorbeeld palliatieve zorg en dagbesteding van gehandicapten. Per saldo zijn er in 2011 miljarden extra beschikbaar voor de AWBZ.

Het kabinet hecht grote waarde aan solidariteit in de zorg. Met elkaar moeten wij zeker stellen dat kwetsbare mensen die het nodig hebben, zorg van goede kwaliteit kunnen ontvangen. Deze solidariteit kan in een vergrijzende samenleving onder druk komen te staan. Als wij geen keuzes maken, zal de AWBZ onhoudbaar blijken. Dan worden uiteindelijk de zwaksten de dupe. Voor de lange termijn heeft het kabinet de SER gevraagd om advies over de toekomst van de AWBZ.

De heer Van Geel (CDA):

Ik wil reageren op wat de minister-president zegt over de AWBZ. In mijn reactie op de stukken van het kabinet heb ik aangegeven het buitengewoon belangrijk te vinden dat wij de meest kwetsbaren ontzien. Ik zou graag zien dat het kabinet daaraan inhoud geeft en dat het feitelijk gebeurt. Daarnaast moeten wij opletten dat er geen verschuiving plaatsvindt naar andere zorgsectoren, want dan raken de kwetsbaren van de regen in de drup, of worden die andere zorgsectoren belast. Ik vraag de minister-president niet daarop nu in te gaan, maar zou daarover graag duidelijkheid van het kabinet hebben voor de behandeling van de begroting voor VWS.

Minister Balkenende:

De heer Van Geel heeft gevraagd om een garantie, of toch ten minste aandacht, dat de meest kwetsbaren niet onder de ombuiging zullen lijden. De maatregel ten aanzien van de ondersteunende begeleiding heeft geen betrekking op gehandicapten, psychiatrische patiënten en dementerenden. Het kabinet maakt daarnaast een uitzondering voor begeleiding in het kader van palliatieve zorg. Ik noem een aantal groepen en kom hiermee tegelijk tegemoet aan datgene wat de heer Van Geel naar voren heeft gebracht. Het debat hierover wordt uiteraard nog voortgezet.

De heer Van Geel (CDA):

Als dit niet voldoende is – ik heb de stukken niet in mijn hoofd – vraag ik hiervan een nadere duiding voor de behandeling van de begroting voor VWS.

Minister Balkenende:

Dat kan.

De heer Slob (ChristenUnie):

Gisteren is het beeld gecreëerd dat mensen linea recta naar het verpleegtehuis zouden moeten als zij die ondersteunende begeleiding niet meer zouden krijgen. Gaat het kabinet zich er inderdaad maximaal voor inzetten dat degenen die het echt nodig hebben, die begeleiding ook zullen krijgen, en dat wij geen situaties creëren die wij niet beogen?

Minister Balkenende:

Het is misschien goed om hierover iets meer te zeggen. De vraag is specifiek: hoe zit het met de zwakste groepen en in welke situatie komen zij te verkeren? Laten wij goed bekijken waarvoor de ondersteunende begeleiding oorspronkelijk was bedoeld. Die was bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden zelfstandig te wonen. De openstelling van de AWBZ voor andere doelgroepen in 2003 heeft tot onbedoelde effecten geleid. Dat moeten wij vaststellen. Mensen die vroeger zelf voor een oplossing zorgden, krijgen nu ondersteunende begeleiding. Dat is niet meer te betalen, zeker niet met een groei van 40%, zoals de laatste jaren het geval was. Ondersteunende begeleiding kan weliswaar niet in alle gevallen luxe en overbodig worden genoemd, maar het behoort niet onomstotelijk tot de noodzakelijke zorg. Destijds is de regeling ingesteld met een bepaalde functie. Het gebruik dat ervan wordt gemaakt is enorm toegenomen. Hierdoor staan wij voor de vraag hoe je zeker kunt stellen dat de zorg terechtkomt bij degenen die dit het meeste nodig hebben.

Dit is een opmerking in algemene zin. Natuurlijk willen wij rekening houden met de bijzondere groep van ouderen die niemand in hun omgeving hebben om voor hen te zorgen. Deze groep zou door deze maatregel gedwongen worden om gebruik te maken van het verpleeg- en verzorgingshuis. Dit moet bij de begroting van VWS nader worden besproken.

Ik heb goed geluisterd naar wat de heer Slob over dit onderwerp zegt. Ik vind echter ook dat hij niet voorbij kan gaan aan de vraag waarvoor een voorziening destijds bedoeld was, hoe die uitwerkt in de praktijk en wie er aanspraak op maakt. Dit is denk ik de fundamentele vraag die aan de orde is.

De heer Slob (ChristenUnie):

Daar ben ik het helemaal mee eens. Wij hebben ook die groei van 40% gezien, en wij zien dat er tot 2011 nog 2 mld. aan kosten bijkomt. Dit kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Willen wij de AWBZ houden waarvoor hij bedoeld is, dan zullen wij er kritisch naar moeten kijken. Mijn fractie loopt daar niet voor weg. Ik denk dat de boodschap die u vandaag uitdraagt helder is. De mensen die er volgens onze oorspronkelijke bedoeling recht op hebben, ook op de ondersteunende begeleiding, zullen in de toekomst die toezegging en dat geld ook echt krijgen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is goed om te horen dat het kabinet uitzonderingen wil maken voor kwetsbare mensen. De vraag is wel voor wie die uitzonderingen gelden. U wilt 120 mln. bezuinigen op de ondersteunende begeleiding. Neem nu het voorbeeld van jonge ouders die thuis een gehandicapt kindje hebben. Zij krijgen ondersteunende begeleiding voor een paar uur per week. Dit wil zeggen dat zij iemand in huis kunnen nemen die hen helpt bij de zorg. Valt die begeleiding weg?

Minister Balkenende:

Ik wil even niet praten over specifieke gevallen. Ik heb u aangegeven waarvoor de ondersteunende begeleiding destijds was bedoeld. Mensen met alleen de grondslag somatisch moet begeleiding onthouden worden; er moet iets meer aan de hand zijn. Ik heb de groepen genoemd van wie wij vinden dat zij ondersteuning verdienen. Ik vind dit een vraagstuk dat meegenomen moet worden bij de behandeling van de begroting.

De heer Van der Vlies heeft zijn zorg geuit over het dreigende tekort in de AWBZ-zorg, in het bijzonder de klantenstops in de thuiszorg. De afgelopen week heeft de Kamer met de staatssecretaris hierover gedebatteerd. De Nederlandse Zorgautoriteit beziet momenteel of er aanvullende middelen nodig zijn. In oktober zal de Kamer nader worden geïnformeerd. Vooralsnog is het kabinet er niet van overtuigd dat er extra geld nodig is, maar dat er vooral sprake is van een verdelingsprobleem.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zal niet in mijn voorbeeld blijven steken, maar het is niet willekeurig gekozen. U zondert een aantal groepen uit van begeleiding. Dit veronderstelt eigenlijk dat de anderen voor wie de bezuiniging wel van toepassing is, niet kwetsbaar zijn. Ik wil voor de tweede termijn een overzicht hebben van de mensen die dan wél onder de bezuiniging vallen, de groepen mensen van wie u zegt dat zij eigenlijk geen behoefte hebben aan ondersteunende begeleiding.

Minister Balkenende:

Ik heb grote aarzelingen, maar zal contact opnemen met de betrokken bewindslieden. Ik geef nu in algemene zin aan waarom de regeling is ontstaan, dat ze vervolgens heeft geleid tot enorme aanspraak en dat het daarom noodzakelijk is om te kijken welke groepen bijzondere ondersteuning verdienen. Ik kan niet precies het hoe en wat aangeven. Ik zal bezien wat ik in een tweede termijn nader kan zeggen, maar deze zaak hoort, ook wat betreft techniek, thuis bij de behandeling van de VWS-begroting.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik stel dat op prijs, maar ik verzet mij er toch een beetje tegen dat dit techniek zou zijn. U bent namelijk in staat om bepaalde groepen nu al uit te zonderen. Daarom vind ik ook dat u duidelijkheid moet kunnen geven over de groepen die er wel onder vallen. Wij kunnen later bij de begrotingsbehandeling natuurlijk proberen een schaarse begroting, waar fors bezuinigd wordt, te herschikken, maar misschien overtuigt u de Kamer niet met de groepen waarvan u zegt dat die wel ondersteunende begeleiding kunnen missen en dan willen wij hier in de Kamer bij dit debat kunnen besluiten of wij die bezuiniging ongedaan willen maken.

Minister Balkenende:

Ik zal kijken wat ik voor u kan doen. U spreekt echter over mensen die kwetsbaar zijn. Maar wie definiëren wij als kwetsbaar? Ik kom dan terug op wat ik eerder zei over de buitengewone uitgaven. Die regeling was bedoeld voor de mensen die het echt nodig hebben. Als echter 40% meer mensen gebruik maken van zo'n regeling, dan moet je je toch wel afvragen of zo'n regeling dan wel ten goede komt aan de mensen om wie het eigenlijk ging. Ik denk dat het antwoord dan "nee" moet zijn. Dat geldt ook een beetje voor de ondersteunende begeleiding. Waarvoor is die regeling bestemd en functioneert die regeling nog wel? Dat moet je van tijd tot tijd goed bekijken. Het grote probleem is dan natuurlijk hoe het dan zit met de definities. Als u een term als "kwetsbaar" gebruikt, dan kunnen wij daar heel veel discussie over hebben. Dat moet zorgvuldig gebeuren. Het definiëren van groepen die wel of niet kwetsbaar zijn, is zeer arbitrair. Het is ook een complex vraagstuk. Ik ga natuurlijk niet voorbij aan de situatie die u schetst.

De heer Wilders (PVV):

Ik denk toch dat de bezuiniging op de ondersteunende begeleiding van tafel moet. Ik zal daar in tweede termijn voorstellen voor doen. Ik maak ook een beetje bezwaar tegen het protest van de minister om in de zogenaamde casuïstiek te gaan. Dit is niet alleen een debat op hoofdlijnen. De mensen die nu thuis tv kijken moeten het ook kunnen begrijpen. Die zegt de term "ondersteunende begeleiding" niets. Het zegt ze wel wat, als wij het hebben over ouderen die geholpen worden bij het regelen van hun financiën en bij het doen van boodschappen. Als deze mensen die hulp niet krijgen, verliezen zij een stukje zelfstandigheid en moeten dan misschien naar het verzorgingstehuis. Het debat van vandaag is er ook voor om iets helder te maken en daarom moet niet alleen worden verwezen naar de begroting. Ik wil ook graag het overzicht ontvangen waar mevrouw Halsema om heeft gevraagd. Verder wil ik de minister-president vragen om te kijken naar de mensen, die die hulp hard nodig hebben en die anders, als zij in een veel duurder verzorgingstehuis terecht komen, veel meer kosten. Ik vraag hem dan ook de Kamer inzicht te geven welke groepen daar nu wel of niet onder vallen en waarom hij vindt dat sommige mensen het niet meer nodig hebben. Dat is iets dat hier thuishoort, want dan kunnen mensen het begrijpen. Dat moet niet pas over een paar maanden bij een begrotingsbehandeling worden besproken.

Minister Balkenende:

Ik vind het wat te gemakkelijk zoals de heer Wilders het nu zegt. Ik heb net aangegeven dat de aanspraak op deze regeling het laatste jaar met 40% is toegenomen, terwijl de regeling aanvankelijk was bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden zelfstandig te wonen. Het gebruik is dus enorm toegenomen. Dan moet je onder ogen zien dat deze regeling een ander karakter heeft gekregen. Je kunt je ogen er dan niet voor sluiten dat de aanspraken dusdanig zijn dat wij weer eens moeten bekijken om welke groepen het eigenlijk ging. Er zijn namelijk genoeg mensen die vroeger deze begeleiding zelf financierden en zelf tot oplossingen kwamen. Gezien de ontwikkeling van de zorgkosten moet goed in de gaten worden gehouden wie de meest kwetsbaren en de zwaksten zijn en wie degenen zijn die rechthebbend zouden moeten zijn. Dat is een moeilijk vraagstuk en het is arbitrair, maar wij moeten ook oog hebben voor de bedoeling van de regeling en de wijze waarop die heeft gefunctioneerd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. De minister-president beantwoordde ook een van mijn vragen en wel die over het tekort aan AWBZ-zorg. Ik heb gisteren gesproken over klantenstops, wachtlijsten, verpleeghuisbedden en jeugdzorg. Ik begrijp heel goed dat voor de fine tuning naar de begrotingsbehandeling wordt verwezen. Ik begrijp ook dat hier niet kwistig met budgetten kan worden gestrooid. Dit nog los van de vraag of die budgetten dan ook werkelijk besteed kunnen gaan worden. Dat heeft namelijk ook te maken met beschikbaar personeel en dergelijke. Ik doelde gisteren echter op het volgende. Wij zitten al een jaar of wat met het beeld dat wij er iets aan doen, maar dat er toch nog wachtlijsten en tekorten zijn en er weer bijgeplust moet worden. Dat is een ontmoedigend beeld, ook voor de desbetreffende sectoren. Mijn vraag gisteren was of er niet een systematiek is te bedenken waarmee wij dit beeld voorbij geraken. Het moet toch op een andere wijze dan vanuit het schaarstemodel te prognosticeren zijn. Daar zou ik wel eens een antwoord op willen hebben.

Minister Balkenende:

Dat is een complexe vraag. Als er een gemakkelijke oplossing was, zou die allang gevonden zijn. Waar gaat het feitelijk om? Een regeling komt tot stand en functioneert. Dan nemen de aanspraken geweldig toe. Daarna krijg je het probleem dat er moet worden omgebogen. Er moet besloten worden om de groepen te beperken. De vraag is of er een scherp beeld is van wie rechthebbenden moeten zijn. Ook is het de vraag of wij daaraan vasthouden. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven, onder andere de ondersteunende begeleiding. De beperkte groep die daar recht op heeft is gegroeid met 40%. Een ander voorbeeld betreft de buitengewone uitgaven, bedoeld voor een veel kleinere groep: 40% van de bevolking maakt er gebruik van. Dat is op de lange termijn niet vol te houden. De heer Van der Vlies heeft gelijk dat er eerst verwachtingen zijn gewekt en dat wij vervolgens met de boodschap moeten komen dat wij het terugdraaien. Dat geeft onrust. Dat betekent dat wij de opdracht hebben om te kijken of wij systemen zodanig kunnen veranderen dat scherper in beeld wordt gebracht wie rechthebbend is. Dat raakt ook het vraagstuk van efficiency en van kostenbewustzijn. Het raakt het aspect van betrouwbaarheid. Dat zijn elementen die de volle aandacht hebben van de minister en de staatssecretaris op diverse onderdelen van de zorg.

Daarnaast hebben wij nog te maken met factoren die wij niet in de hand hebben, onder andere op het terrein van jeugdzorg. In sommige gezinnen spelen buitengewoon ernstige zaken, waardoor de aanspraak op jeugdzorg ineens toeneemt. Dat kan te maken hebben met de kwaliteit van leven in gezinnen, in families. Jongeren worden aan hun lot overgelaten. Dat zijn ontwikkelingen die buitengewoon complex zijn. Die zijn niet te sturen. Wij kunnen wel proberen iets te doen, maar de problemen liggen veel dieper. Het heeft te maken met de wijze waarop wij met elkaar omgaan. Wat betekent een goed gezinsleven in Nederland? Wat kun je doen om te bevorderen dat mensen in een huishouden elkaar helpen in plaats van te zorgen dat er problemen ontstaan waardoor jongeren tussen wal en schip terechtkomen. Dat zijn heel complexe vragen.

Wat is onze taak hierin? Wij moeten bij het ontwerpen van regelingen zorgen voor een scherpe motivering en ervoor zorgen dat de regelingen bestendig zijn. Ook moeten wij ervoor oppassen dat het geen openeinderegeling wordt, met onbedoelde effecten, waardoor degenen om wie het gaat uiteindelijk geen rechthebbende meer zijn. Dat proberen wij met een aantal van deze maatregelen. Om die reden hebben wij ervoor gekozen om de buitengewone uitgaven meer toe te spitsen op de groep en over te dragen aan gemeenten. Bij de ondersteunende begeleiding moet eerst helder zijn voor wie het bestemd is. Hieruit blijkt wel dat het een moeilijk vraagstuk is dat niet zo maar op te lossen is.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik erken met de minister-president dat deze problemen er zijn. Ik herinner mij echter nog heel goed de tijd dat het een openeinderegeling was. Juist omdat het onbeheersbaar werd, is de regeling op diverse punten dichtgeschroeid en zijn wij orde op zaken gaan stellen. Daarom is het belangrijk dat scherp wordt gedefinieerd wie de rechthebbenden zijn. Als al die maatregelen genomen zijn, zou de openeinderegeling toch weer gerealiseerd kunnen worden, met het doel dat allen die het nodig hebben en daarin via de indicatie worden erkend, echt krijgen waar zij recht op hebben. Daar zit nu spanning op. Dat gaf de achterliggende jaren onrust. Ik mag hopen dat wij nu wat jaren tegemoet gaan met rust op dat front. Dat is lastig, maar wel nodig, zeker met het oog op de kwaliteit en de toewijding van de mensen die het in de praktijk moeten brengen, de handen aan het bed. Die raken hierdoor erg gefrustreerd.

Minister Balkenende:

Ik heb een uitgebreide beschouwing gegeven naar aanleiding van het belangrijke thema dat de heer Van der Vlies aan de orde heeft gesteld. Dit debat zal ongetwijfeld worden voortgezet in deze Kamer. De thematiek is naar mijn mening goed verkend.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Marijnissen wil interrumperen. Ik wil erop wijzen dat wij nog tien punten te gaan hebben. U moet dit gewoon zien als een mededeling.

De heer Marijnissen (SP):

De timing van de mededeling is misschien een indicatie. Over indicatie gesproken, het is misschien goed om hier te stellen dat je niet zo maar aanspraak kunt maken op de begeleidende ondersteuning. Dan moet je eerst langs het CIZ, dat de indicatie doet. Dus het is niet zo dat je even aan de bel trekt en dat je een rolletje drop krijgt. Je moet eerst zorgen dat je daarvoor geïndiceerd wordt. Met andere woorden: die toename met 40% is niet zo maar. Dan is er daadwerkelijk iets aan de hand. Dan is er sprake van gerechtvaardigde vraag. Misschien kan de minister-president daarop reageren.

De heer Van der Vlies verbreedde het thema naar de jeugdzorg en de thuiszorg. De premier heeft de zaak zojuist principiëler en in onderlinge samenhang bekeken, maar ik denk dat wij niet ontkomen aan de wet- en regelgeving die de afgelopen jaren is afgekondigd. Wij ontkomen niet aan de managementlagen, de bureaucratie en alle regeltjes. Wij praten er hier al zo ontzettend lang over. Het zou mij, en heel veel mensen met mij, echt een lief ding waard zijn als wij in staat zijn om op die drie punten te bezuinigen, als wij in staat zijn om door een gemeenschappelijke inzet van het kabinet en de mensen in de praktijk een sfeer in het land te creëren waarin iedereen die tegen dit soort zaken aanloopt, dat meldt, er werk van maakt en het kabinet en de Kamer suggesties doet over het verminderen van de bureaucratie en het verminderen van geldverspilling.

In de thuiszorg doen zich ontzettend veel problemen voor in het kader van de WMO en de marktwerking. Dat zijn acute problemen. De regels en wetten pakken in de praktijk gewoon slecht uit. Zij zijn naar hun aard niet goed. Ik ben een fel tegenstander van marktwerking in de zorg. De excessen die ik nu overal in het land zie, heb ik al min of meer voorspeld. Ik wil graag het commentaar van de minister-president daarop.

Minister Balkenende:

Het beteugelen van bureaucratie en alles wat daaromheen zit is buitengewoon belangrijk. Dat heeft immers ook te maken met het hebben van plezier in je werk. De zorg dient terecht te komen waar deze terecht hoort te komen, namelijk bij de mensen zelf. Zaken moeten makkelijker worden gemaakt. Dat is belangrijk en dat trekken wij ons ook aan. Dat hoort ook absoluut bij de toekomst van de zorg. Daarin val ik de heer Marijnissen bij.

Dan kom ik op de aanspraak op begeleiding. De heer Marijnissen sprak over een gerechtvaardigde vraag. Natuurlijk gaat men langs een orgaan. Dat zie ik ook wel. Alleen, ik denk dat er heel veel mensen zijn die dit vroeger zelf bekostigden. Op een gegeven moment is het een faciliteit en dan maak je daar gebruik van. Als het gebruik toeneemt, is de vraag toch of dat altijd wel ten goede komt aan degenen die het echt nodig hebben dan wel of het een dusdanig breed bereik krijgt dat het eigenlijke doel langzaamaan begint te vervagen. Die vraag moeten wij onder ogen zien. Het kabinet vindt dat het dat zo moet bekijken.

Dan de thuiszorg en de marktwerking. De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), die op 1 januari 2007 is ingevoerd, heeft als doel dat iedereen kan deelnemen aan de maatschappij. De huishoudelijke verzorging is in dat licht vanuit de AWBZ overgeheveld naar de WMO. Hierbij treden overgangsproblemen op. De heren Marijnissen en Tichelaar hebben daar gisteren en vandaag ook over gesproken. De kernvraag is of elke cliënt krijgt waar hij of zij recht op heeft. Wat is het geval? Elke cliënt die is geïndiceerd, ontvangt hulp in het kader van de WMO. Gemeenten laten thuiszorgorganisaties ten opzichte van de oude situatie wel minder vrijheid om zelf te bepalen welk type medewerker wordt ingezet. Dat kan ertoe leiden dat thuishulpen wordt verzocht alfahulp te worden of dat zij ontslag krijgen. Hierdoor ontstaan lokaal arbeidsmarktproblemen. Ook het kabinet acht het van groot belang dat deze mensen voor de zorg behouden blijven. Want inderdaad, in de zorg zijn deze mensen hard nodig. Het kabinet stelt zich bij het van werk naar werk begeleiden van thuishulpen actief op om zo de medewerkers voor de zorg te behouden. Het kabinet heeft een schakelpunt ingericht om te inventariseren waar ontslagen vallen. Dit wordt ondersteund door een mobiliteitscentrum dat door het CWI is opgericht. Bovendien heeft het kabinet voor 2007 een subsidiebudget beschikbaar, bijvoorbeeld voor opleidingen, om incidentele problemen op de arbeidsmarkt op te lossen. Hierover zijn in juni in een convenant door de sociale partners en gemeenten afspraken gemaakt.

De heer Marijnissen (SP):

Bureaucratie is overal, niet alleen in de zorg, maar ook in het onderwijs en het bedrijfsleven. De centra voor jeugd en gezin zijn niet per definitie een ingreep in de bureaucratie. Ik heb gisteren in mijn eerste termijn gepleit voor één organisatie in Nederland die zich tot in de haarvaten, op scholen en in wijken en buurten, met kinderen bezighoudt en gevraagd en ongevraagd kinderen en ouders kan adviseren. Dat is niet precies hetzelfde als de centra voor jeugd en gezin, want volgens mij zitten daarachter nog altijd de organisaties waar ik nou juist zo'n bezwaar tegen heb omdat hun aantal zo groot is. Door onderlinge samenwerking en misverstanden zijn deze een bron van allerlei problemen. Dat geef ik de minister maar vast even mee.

Dan de thuiszorg. Ik heb echt het idee dat het kabinet de plank misslaat en een verkeerde inschatting maakt. Ik denk echt dat de marktwerking en de wil van gemeenten om zo min mogelijk geld uit te geven aan de thuiszorg debet is aan dit probleem. Er zijn organisaties die onder de kostprijs hebben ingeschreven om in ieder geval maar de opdracht te krijgen en die daarna in grote problemen komen. Er zijn mensen die geen indicatie meer krijgen voor hulp of die steeds andere mensen krijgen die hulp geven. De kwaliteit van de thuiszorg gaat echt schrikbarend achteruit. Er zijn gemeenten waar het goed gaat, zeg ik erbij. U kunt zeggen dat een zwarte zwaan bewijst dat er zwarte zwanen zijn, dus dat het uw gelijk bewijst, als er gemeenten zijn die het wel goed doen. Ik ben bang dat er te veel gemeenten zijn die te weinig aandacht besteden aan de thuiszorg en dat wij met de thuiszorg als geheel de verkeerde kant opgaan.

Minister Balkenende:

Ik denk dat het goed is dat wij dit met elkaar hebben besproken. Ik heb gezegd hoe het kabinet tegen de zaak aankijkt. Het debat over de thuiszorg gaat ongetwijfeld verder. Dat brengt mij bij de marktwerking in de zorg. Wij hebben regelmatig het debat gevoerd over wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. U bent daarover altijd kritisch geweest. Het is goed om nog eens te zeggen dat de markt een middel is om een doel te bereiken en nooit een doel op zich. De werking van de markt biedt mogelijk voordelen in termen van keuzevrijheid, prijzen, kwaliteit en innovatie. Ik zeg met nadruk: mogelijk, omdat dit afhangt van de manier waarop de sector in elkaar steekt. Marktwerking in het openbaar vervoer is iets anders dan bij telecommunicatie en dat is weer iets geheel anders dan in de gezondheidszorg. In dat verband wil ik in herinnering roepen dat er voor het zomerreces een debat in de Kamer heeft plaatsgevonden over dit bredere thema. Door de minister van Economische Zaken, mevrouw Van der Hoeven, is daarbij toegezegd dat zij komt met een nota waarin lessen worden getrokken uit de ervaring met de introductie van marktwerking in de afgelopen jaren. Ik ben dan ook zeker dat dit debat wordt gecontinueerd.

De heer Rutte wekt de suggestie dat het kabinet niets zou doen om de kostenstijging in de zorg te beteugelen, maar die suggestie werp ik verre van mij. Het kabinet neemt efficiencymaatregelen in de ziekenhuissector voor 160 mln. In deze kabinetsperiode wordt in deze sector maatstafconcurrentie geïntroduceerd die een besparing oplevert van 240 mln. Daarnaast verlaagt het kabinet de tarieven van medisch specialisten, wat ongeveer 175 mln. oplevert. De prijsverlaging van geneesmiddelen die minister Klink heeft afgesproken, zorgt voor een extra opbrengst van 340 mln. De maatregelen in de AWBZ zijn in dit debat al aan de orde geweest. Dit kabinet neemt dus wel degelijk maatregelen om de zorgkosten te beheersen. In tegenstelling tot het voorstel van de heer Rutte kiest het kabinet voor kwalitatief goede zorg en een grote mate van solidariteit. Dat komt onder meer tot uiting in de beperkte uitbreiding van het verzekerde pakket en het eigen risico, dat het bedrag van€ 150 niet te boven gaat.

De heer Rutte (VVD):

Ja, precies, u breidt het pakket uit. Dat mag ook, dat is een keuze. Ik heb overigens in mijn tegenbegroting voorgesteld om de preventieve kant van de eerstelijnsgezondheidszorg te versterken. In uw reactie op mijn tegenbegroting hebt u daar niets over gezegd. Misschien kunnen wij op dat punt wel zaken doen, want daar liggen ook kansen om de zorguitgaven te beperken. Ik ben blij dat u toegeeft dat het kabinet in belangrijke mate zelf verantwoordelijk is voor een stijging van de zorgkosten.

Minister Balkenende:

Wat is dat nu toch? De pil en de tandartshulp vormen een uitbreiding van het pakket. Vervolgens zeg ik dat u net doet alsof het kabinet geen oog heeft voor kostenbeheersing en niet werkt aan ombuigingen waar dat kan. Dan noem ik een hele rij op en dan zegt u: ziet u wel, u geeft meer uit. Dat is een ongerijmde conclusie van u.

De heer Rutte (VVD):

U breidt toch het pakket uit? Wij weten allebei dat het vorige kabinet dat niet deed, omdat het enorme kosten met zich brengt. Dat is gewoon zo. Ik ben ertegen, maar u mag het doen zolang er een meerderheid achter staat, maar dan moet u er niet voor weglopen dat mede door het beleid van het kabinet de zorgkosten verder oplopen en hardwerkende Nederlanders een hogere zorgpremie gaan betalen. Ik stel nog een keer een vraag uit onze tegenbegroting. Bent u bereid met ons te zoeken naar middelen om de eerstelijnsgezondheidszorg te versterken? Wij weten dat deze goed is voor mensen en voor de beheersing van de zorgkosten.

Minister Balkenende:

Naar mijn gevoel krijgen preventie en eerstelijnszorg al de nodige aandacht. Ik zal dit nog even nagaan voor de tweede termijn, want de heer Rutte verdient een precies antwoord. Hij praat heel gemakkelijk over een kabinet dat nadrukkelijk oog heeft voor de kostenontwikkeling. Als ik dan een heleboel voorbeelden geef, moet hij niet doen alsof het kabinet niets doet. Hij zegt alleen maar dat wij uitgeven en dat soort dingen. Ik begrijp wel dat hij in de oppositierol zit, maar ik wil graag de feiten laten spreken. Tegenover enkele onderdelen in het pakket staan tal van andere zaken die te maken hebben met efficiency en kostenbeheersing. Hij moet niet doen alsof er niets gebeurt. Dat is jammer.

De heer Rutte (VVD):

Het zou raar zijn als het kabinet helemaal niets deed aan beperking van de stijging van de zorgkosten. Zij nemen met miljarden toe in de komende jaren, maar ook door beleid van dit kabinet. U voert een links zorgbeleid. U kiest ervoor om het pakket uit te breiden. Wij zeggen: maak dat pakket niet groter, want daarmee jaag je mensen op kosten, daarmee gaat de premie omhoog, laat mensen daar zelf over beslissen. U maakt uw keuze. Dat mag, maar daar moet u niet voor weglopen. U leidt een links kabinet en daar mag u best trots op zijn.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De plaat begint langzamerhand wat grijs te worden. Het begint een stopwoord te worden. Mensen zeggen soms "op een gegeven moment" en dat komt dan heel vaak terug. U moet oppassen, mijnheer Rutte, dat u het niet steeds over "links" heeft. Dat wordt op een gegeven moment zo saai.

De heer Rutte (VVD):

Ik wil het ook wel anders omschrijven. Ik kan "left wing" of andere woorden gebruiken.

Minister Balkenende:

Doet u dat, dat helpt echt.

De heer Rutte (VVD):

Dat vind ik prima. Als u daar graag een ander woord voor wilt hebben. Ik begrijp dat ook wel hoor, dat u nog even moet wennen. Zoals ik al eerder heb gezegd, is het voor u best een verandering. Die verandering kost tijd en moet ook verwerkt worden. Ik wil u best helpen door af en toe een andere term te gebruiken. Maar uiteindelijk zijn het wel de feiten. En die spreken voor zich!

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De heer BalkenendeRutte zegt dat mensen gewoon hun tandarts zelf moeten betalen. Nu zitten die tandartskosten mooi in het pakket. Ik denk dat mensen daar heel blij mee zijn. Ik heb nog een vraag over het convenant dat is afgesloten met de apothekers en de geneesmiddelenindustrie. Als ik het goed heb begrepen, heeft dit een positief effect op de premie en zal die per huishouding € 200 minder kosten. Dat is heel erg goed nieuws voor alle huishoudens. Dat is natuurlijk wel een heel mooi iets. Is dat ook al meegenomen in de koopkrachtberekeningen?

Minister Balkenende:

Wij houden natuurlijk rekening met alles wat op een bepaald moment bekend is, maar ik zal dit nog even laten nagaan, zodat ik een precies antwoord op deze vraag kan geven.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dit convenant is natuurlijk nog maar net afgesloten. Het is iets positiefs wat naar mijn mening wel genoemd mag worden.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik heb de heer Tichelaar op het punt van het armoedebeleid al een beetje bediend met mijn antwoord op een eerder moment. Wij zijn het erover eens dat het niet alleen een kwestie van geld is, maar dat het veel breder is dan dat. Het heeft te maken met armoedebeleid voor gezinnen met kinderen. Het heeft te maken met schoolkosten. Er is het generieke armoedebeleid waar ook gezinnen met kinderen van profiteren. Ik noem voorts deregulering van de langdurigheidstoeslag, terughoudendheid bij lenen, het terugdringen van het niet-gebruik, de schoolboeken en het omzetten van de kinderkorting in de kindertoeslag. Al die zaken spelen een rol. Ik geloof ook dat wij dit debat met elkaar moeten voeren. Dat hebben wij eerder gedaan. Dat debat gaat ook gewoon door.

Voorzitter. Ik stap over naar pijler 5. Er staan immers nog een aantal onderwerpen op de agenda. Dat is de pijler die betrekking heeft op veiligheid. Veiligheid is een onderwerp dat iedereen raakt. Niet voor niets is het een van de zes pijlers van het beleid van het kabinet. Het kabinet zet onverminderd in op dit belangrijke onderwerp. Nederland is veiliger geworden, maar niet veilig genoeg. De overheid is hier nadrukkelijk aan zet, maar het kabinet zal ook een beroep doen op burgers en het maatschappelijke middenveld. Als krachten worden gebundeld, kunnen wij meer bereiken, vooral op het preventieve vlak. Ik zal in het bijzonder aandacht schenken aan bestrijding van de criminaliteit, het immigratiebeleid en terrorismebestrijding.

Criminaliteit en overlast moeten verder worden teruggedrongen. De cijfers van de criminaliteit zijn de afgelopen jaren onmiskenbaar gedaald, maar het misdaadniveau is nog te hoog, ook afgezet tegen Europese cijfers. Pijler 5 noemt zeer concrete doelen waarop het kabinet kan worden afgerekend. Criminaliteit en overlast moeten in de komende vier jaar worden teruggedrongen met 25% ten opzichte van 2002. Dat vergt een combinatie van preventieve, strafrechtelijke en bestuurlijke maatregelen. De inzet van gebiedsgebonden politiewerk wordt versterkt, onder meer door het aanstellen van 500 extra wijkagenten.

Wat de jeugd betreft, komt veel nadruk te liggen op de persoonsgerichte aanpak en krijgt ook de risicojeugd meer aandacht van de politie. Om overlast en verloedering tegen te gaan, komt er een kabinetsbrede aanpak met maatregelen tegen overlast en verloedering. Het kabinet ondersteunt hiermee gemeenten in hun aanpak van problemen met onder andere hangjongeren en drugsverslaafden. In het Veiligheidsprogramma 2002 lag terecht veel nadruk op de straatcriminaliteit. De komende jaren komt een zwaarder accent te liggen op minder zichtbare vormen van criminaliteit. Het gaat hierbij om de georganiseerde misdaad, financieel-economische criminaliteit en cybercrime. Ook hier moet een combinatie van preventie en strafrechtelijk optreden zorgen voor het gewenste effect. Veiligheid wordt niet uitsluitend bereikt door overheidsoptreden. Burgers, jeugd, scholen en publieke bedrijven dragen hiervoor ook verantwoordelijkheid en de overheid zal hen daarop aanspreken. Overheid en bedrijfsleven hebben bijvoorbeeld al afspraken gemaakt over de aanpak van criminaliteit van werknemers. Daarbij is nadrukkelijk aandacht voor preventie, maar ook voor het verschaffen van duidelijkheid over situaties waarin politie en justitie aan zet zijn.

Door de heren Van Geel en Van der Vlies is nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de detailhandel, voor de kleine winkeliers. Het is goed om daarop in te gaan, want dat is een punt van grote irritatie en zorg. In dat kader is onder andere gesproken over een fiscale tegemoetkoming van de kosten van beveiliging. Wij hebben afhoudend gereageerd op die tegemoetkoming waarop de heren Van Geel en Van der Vlies aandringen. Dat is ook gebeurd in brieven aan de Kamer. Dat doen wij niet omdat wij de ernst van de problematiek ontkennen – integendeel – maar omdat er twijfels zijn over de effectiviteit van de fiscale maatregel. Juist vanwege de ernst van de problematiek worden dit najaar in een nieuw Convenant winkelcriminaliteit aanvullende afspraken opgenomen over onder andere de aanpak van overvalcriminaliteit. In het convenant zullen over de wensen van de detailhandel duidelijke afspraken worden gemaakt. De eventuele subsidiëring van landelijke coördinatoren maakt onderdeel uit van die afspraken. Ik heb uw Kamer in de schriftelijke beantwoording geïnformeerd over het externe onafhankelijke onderzoek dat gaande is naar de verbetering van de veiligheid voor kleine bedrijven. Dat onderzoek zal op 10 oktober gereed zijn.

De politie heeft het overleg met de detailhandel over preventieve maatregelen geïntensiveerd. Daarbij wordt ook gekeken naar middelen om de hoeveelheid contant geld te verminderen. Uiteraard is het kabinet bezorgd over de toename, na een jarenlange daling, van het aantal overvallen op de detailhandel. Over de eerste zes maanden van dit jaar bedroeg die toename 15%. In reactie op de geconcentreerde toename van het aantal overvallen starten de bovenregionale rechercheteams dit jaar met meer thematische opsporingsonderzoeken naar specifieke dadergroepen. Er is een landelijk coördinator overvalcriminaliteit die tot tevredenheid functioneert. De bestrijding van overvalcriminaliteit is overigens een aangelegenheid van de politie en wordt uit het politiebudget bekostigd.

De heer Rutte (VVD):

Ik wil het heel concreet maken. Deze week heeft een orchideeënkweker uit De Lier een nacht in de cel gezeten, omdat hij het lef had om de ruiten in te slaan van het busje van de inbrekers die hij in zijn bedrijf aantrof. Hij is die nacht dus wegens geweldpleging opgesloten. De inbrekers zijn zoek. Deze man heeft niet eens de inbrekers aangevallen, maar was gewoon bezig, zijn bedrijf te verdedigen. Ik vraag al een tijdje aan het kabinet om te komen met maatregelen waarmee mensen die lijf en goed willen verdedigen, worden vrijgesteld van strafrechtelijke vervolging. Omdat zulke maatregelen er niet zijn, heeft deze man een nacht in de cel gezeten. Ik vraag de minister-president of hij ons niet kan verlossen van de taak om met een initiatiefwetsvoorstel voor zulke maatregelen te komen. Kan het kabinet dit niet gewoon overnemen? Kan de minister-president tegen mensen die uit noodweer handelen en hun lijf en goed aan het verdedigen zijn, zoals deze kweker uit De Lier, niet zeggen: de Staat staat onconditioneel achter u en niet achter die boeven die aan het inbreken waren?

Minister Balkenende:

Ik ken het genoemde geval zelf niet. Ik heb aandachtig geluisterd naar wat de heer Rutte heeft gezegd. Ik kan mij zijn irritatie voorstellen, maar ik kan geen uitspraken doen over het geval zelf. Hij weet dat het recht de mogelijkheid biedt tot zelf ingrijpen of noodweer. Alleen, men mag daarin niet te ver gaan. Ook dat is een punt. Het lijkt mij dat de minister van Justitie, voor zover dit niet al uit de documenten blijkt, deze kwestie nader zal moeten bespreken bij de behandeling van de begroting van Justitie. De heer Rutte weet ook dat men zichzelf mag verdedigen, maar dat daar grenzen aan zijn. Ik kan over dit geval geen oordeel geven en wil dat ook niet, want het is niet aan mij om dat te doen. Het geeft wel aan dat het onderwerp dat wij nu met elkaar bespreken alle aandacht verdient en dat mensen het gevoel moeten hebben: men staat achter mij. Dat daaraan bepaalde grenzen zijn, heb ik al gezegd. Meer kan ik er in dit stadium niet van zeggen. Ik heb wel goed geluisterd en de boodschap begrepen.

De heer Rutte (VVD):

Ik accepteer dat u niet kunt ingaan op deze speciale casus. Wij hebben dit debat vaker gevoerd. Ik hoop dan ook dat het kabinet bij de behandeling van de begroting van Justitie grotere welwillendheid tentoon zal spreiden om in dezen wettelijke maatregelen te creëren, zodat mensen zonder dat zij worden verdacht, gewoon lijf en goed kunnen verdedigen en de Staat de kant kiest van de mensen die deugen en niet de kant lijkt te kiezen van de boeven. Ik neem aan dat het bij die orchideeënkweker uit De Lier overkomt alsof dat laatste het geval is. Zo mag het in Nederland niet zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

De minister-president zei dat het kabinet tot nu toe terughoudend had gereageerd op de route die in mijn motie was aangewezen, namelijk de fiscale route. Wij hebben er overleg over gevoerd. Het gaat erom iets te vinden dat werkt. Hij spreekt over een convenant (of een zoveelste generatie daarvan) dat komend najaar wordt gesloten. Daarin ligt de erkenning dat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, een gezamenlijk probleem en een ergerniswekkend probleem. Het voorbeeld van collega Rutte zou ik met enkele voorbeelden kunnen aanvullen. Wij moeten af van dat soort gevallen. Kan ik de woorden van de minister-president zo vertalen dat er de bereidheid is om, uiteraard binnen grenzen van redelijkheid, in de taakstelling en de inspanning ook budgettair te participeren? Daarom werd gevraagd in de door de Kamer aanvaarde motie-Van der Vlies. Wij moeten natuurlijk toe naar een equivalent van die gezamenlijke verantwoordelijkheid en wij moeten daaraan vorm en inhoud geven.

Minister Balkenende:

De heer Van der Vlies heeft gelijk. Hij heeft eerder een pleidooi gehouden voor subsidiëring van landelijke coördinatoren. De heer Van Geel sprak over fiscale zaken. Ik ben daarop ingegaan. Ik heb zo-even tegen de heer Van der Vlies gezegd dat er wordt gewerkt aan een Convenant winkelcriminaliteit. Dat komt in het najaar. Ik heb gezegd dat het dan ook moet gaan om duidelijke afspraken. Ik heb zo-even gezegd dat de eventuele subsidiëring van de landelijke coördinatoren onderdeel uitmaakt van die afspraken. Met andere woorden, het lijkt mij dat we moeten afwachten wat er uit het convenant komt. Het punt van de heer Van der Vlies is bij het convenant dus duidelijk aan de orde. Ik weet dat zijn beoordeling zal afhangen van de mate waarin aan zijn wens tegemoet wordt gekomen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dank voor wat de minister-president zojuist zei. Ik wacht het inderdaad af, maar laat het convenant dan ook een landelijk dekkende werking hebben. Tot nu toe zijn er immers enkel pilots geweest, die zich richtten op bepaalde winkelcentra in stedelijke agglomeraties, en hier en daar nog een gebiedje. Het gaat echter ook om een landelijk dekkend regiem van repressie. Die landelijke coördinatoren zijn daarvan een element.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Convenanten, fiscale regelingen, coördinatoren; het is allemaal prachtig, maar natuurlijk niet de kern van het probleem. De kern van het probleem is dat heel veel criminelen in no time weer op straat staan. Het probleem is dat veel politieagenten die mensen arresteren, vaak langer bezig zijn met het uitwerken van het proces-verbaal dan de verdachte achter de tralies vastzit. Het probleem is dat veel veroordeelden taakstraffen of lage straffen krijgen. Aan die ergernissen kunnen we wat doen. De nieuwe regering van president Sarkouzy in Frankrijk gaat minimumstraffen invoeren; voor first offenders, voor mensen die vaker in de fout gaan, de recidivisten. Uit onderzoek blijkt dat als je 5% van de daders aanpakt, je de criminaliteit met 30% kunt laten dalen. Maar daarvoor moet je die 5%, die hardcore crimineel, die echte boef die het steeds opnieuw doet, wel langer dan twee nachtjes in de gevangenis zetten. Daarom mijn voorstel en ik vraag de minister-president om een reactie. Ik vind het onbegrijpelijk dat de minister van Justitie niet eens wil nadenken of er in Nederland minimumstraffen kunnen worden ingevoerd; in ieder geval voor recidivisten, zodat in Nederland echte boeven jarenlang achter de tralies kunnen verdwijnen.

Minister Balkenende:

Ik begrijp de irritatie van de heer Wilders over diegenen die het in het land verzieken. Ik vind dat hij daarin ook gelijk heeft. We kennen genoeg figuren die mensen het leven behoorlijk zuur kunnen maken omdat ze continu in dezelfde fout vervallen. Daarbij speelt volgens mij echter niet de vraag van minimumstraffen, maar de vraag of je die personen daadwerkelijk in de kraag hebt gegrepen en of ze een goede veroordeling krijgen. Ik denk dus dat dit veel meer zit in de vraag of je deze personen in beeld hebt en of er stevig wordt gestraft – een zaak van de rechter – en niet in een strafminimum. Deze discussie hebben we al gehad en daar kwam uit dat het van belang is welke mogelijkheden ons huidige rechtssysteem biedt. Ik geloof dat wij het nodige doen binnen het huidige kader van de aanpak van probleemrecidivisten, maar het is wel afhankelijk van hoe rechters straffen. Ook dit lijkt mij een mooi onderwerp dat bij de behandeling van de justitiebegroting aan de orde kan komen, maar ik ben met de heer Wilders van oordeel dat het ronduit irritant is dat mensen het leven van anderen, van winkeliers of gewoon mensen in de wijk, voortdurend zuur maken. We doen er alles aan om dat tegen te gaan.

De heer Wilders (PVV):

De minister-president heeft natuurlijk gelijk dat het belangrijk is dat je deze mensen in de smiezen hebt, maar het probleem is juist dat ze in de praktijk vaak onvoldoende worden gestraft. Het hoort natuurlijk dat een rechter hierover oordeelt, maar dat leidt vaak tot lage straffen. Andere landen hebben het al of onderzoeken de mogelijkheden; niet om alle ruimte van de rechter weg te nemen – de rechter bepaalt bij ons altijd of iemand schuldig is of niet – maar om als de onafhankelijke rechter bijvoorbeeld een verkrachter schuldig heeft verklaard, deze minstens tien jaar te kunnen geven. Dit is een redelijk voorstel om ervoor te zorgen dat de rechters die helaas in Nederland vaak, maar niet altijd, te laag straffen, worden gedwongen om een hoge straf uit te spreken, waardoor criminelen langdurig achter de tralies gaan. Elders wordt dit al toegepast en ik zou willen dat de minister-president op zijn minst de handschoen opnam en hierover nadacht.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven dat ik dit signaal goed begrijp, ik heb ook aangegeven dat ons huidige rechtssysteem vele mogelijkheden biedt om deze zaken aan te pakken en dat dit debat een vervolg hoort te krijgen bij de behandeling van de begroting van Justitie. De heer Wilders heeft zijn punt duidelijk gemaakt.

Criminaliteit bij vreemdelingen wordt zowel strafrechtelijk als vreemdelingenrechtelijk beantwoord. Het vreemdelingenrechtelijk instrumentarium wordt aangescherpt. Uiteraard wordt de aanpak van misdaad en overlast begrensd door de nationale en internationale juridische kaders. Zo is het intrekken van de Nederlandse nationaliteit bij bepaalde delicten in strijd met artikel 7 van het Europees Verdrag inzake Nationaliteit. Binnen de rechtsstatelijke kaders voert het kabinet een krachtdadig een consistent beleid, zoals ook blijkt uit de ingediende plannen.

De heer Rutte heeft een opmerking gemaakt over een ferm immigratiebeleid en over zaken zoals misbruik van procedures, effectieve uitzetting enzovoorts. Dit kabinet staat voor een streng en rechtvaardig vreemdelingenbeleid. Streng, want wij zetten in op een effectieve toepassing van de Vreemdelingenwet, waarbij gelukzoekers snel worden gescheiden van echte vluchtelingen en waarbij de terugkeer ook daadwerkelijk ter hand wordt genomen na afwijzing van een verzoek. Mede in dat licht wordt de procedure aangepast. Streng, want wij gaan geen versoepelingen afkondigen in het strikte en effectieve beleid ten aanzien van bijvoorbeeld huwelijksmigratie. Streng, want wij staan voor een efficiënte en effectieve grensbewaking, waarin biometrie en informatietechnologie een belangrijke rol spelen, ook in het kader van de bestrijding van terrorisme.

Streng zijn wij ook tegen illegaliteit. Wij nemen praktische maatregelen om criminele vreemdelingen langer achter de tralies te houden en vervolgens daadwerkelijk uit te zetten, bijvoorbeeld door straffen te stapelen en tijdens de strafrechtelijke detentie de uitzetting beter voor te bereiden. In 2006 zijn 461 criminele vreemdelingen uitgezet. Wij gaan een proef houden, waarbij illegalen vaker ongewenst worden verklaard, zodat degenen die niet vertrekken strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. Dat maakt gerichte vervolging van illegaliteit mogelijk, zodat een algemene strafbaarstelling overbodig is. Ook criminele EU-onderdanen, die in zijn algemeenheid vrij verblijf hebben in de lidstaten, zullen wij uitzetten als het nodig is. Een proef daartoe is deze zomer gestart door de politie Rotterdam en Den Haag. Wij zijn echter ook rechtvaardig, omdat er onder dit kabinet in Nederland altijd plaats zal zijn voor mensen die vervolging te vrezen hebben in hun land van herkomst.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb een heel concrete vraag. De premier is het tempo enorm aan het opvoeren, dan moet ik goed kijken of ik hem begrepen heb. Vraag één: is het kabinet bereid om illegaliteit strafbaar te stellen? En vraag twee: is het kabinet bereid om tot een plan van aanpak te komen om illegaliteit actief op te sporen en over te gaan tot uitzetting van illegalen?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Zal ik hier in tweede termijn op terugkomen? Ik heb behoefte aan een precies antwoord en wil de consequenties goed onder ogen zien.

Een vraag die de heer Rutte eveneens stelde was wat de regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet nu eigenlijk gaat kosten. In het akkoord dat het Rijk met de VNG heeft afgesloten, wordt een bedrag van 55 mln. genoemd. Het kabinet heeft nooit de suggestie gewekt dat hiermee de integrale uitvoering van de pardonregeling zou worden gefinancierd. In het debat met de Tweede Kamer over de regeling is expliciet aangegeven dat ook andere kosten zouden ontstaan via de reguliere begrotingen. In de Justitiebegroting is naast bovengenoemd bedrag een bedrag opgenomen van ruim 200 mln. voor opvangkosten COA en een bedrag van 10 mln. voor de uitvoeringskosten IND.

Wat betreft het bedrag voor de opvangkosten COA merk ik voor alle duidelijkheid op dat dit bedrag niet geheel is toe te schrijven aan de uitvoering van de pardonregeling. Ik hecht er in dit verband aan te benadrukken dat het kabinet met de pardonregeling een streep zet door de langjarige lopende rekening die de opvang van de doelgroep van de regeling met zich brengt. De regeling zal op termijn leiden tot daadwerkelijke besparingen, door onder andere een verminderde bezetting bij het COA. De meerjarenramingen opvang vanaf 2009 laten ten opzichte van 2007 een vermindering van de structurele kosten zien van meer dan 200 mln.

De heer Rutte (VVD):

Er is natuurlijk door de betrokken staatssecretaris wel degelijk ten minste de indruk gewekt dat met die 55 mln. en het convenant met de VNG de kosten gedekt waren. Mijn fractie vroeg toen of dit kabinet nu eens precies inzichtelijk wilde maken wat die kosten zullen zijn. Daar werd toen niet op ingegaan. Inmiddels lopen de directe kosten – daar praten wij over – op tot 320 mln. Dan hebben wij het nog niet over bijstand, over huurtoeslag, over zorgtoeslag of over allerlei andere kosten. Dit zijn alleen de directe kosten. Is de minister-president nu wel bereid om de Kamer zo snel mogelijk een volledig inzicht te geven in de directe en indirecte kosten die met het generaal pardon samenhangen?

Minister Balkenende:

Ik heb een aantal gegevens genoemd die u, denk ik, ook van belang kunt vinden. Wij hebben te maken met kosten voor degenen die hier blijven, maar tegelijkertijd besparen wij op andere kosten. Ik zal aan de bewindslieden en in het bijzonder aan de staatssecretaris vragen hoe ik uw vraag het beste kan beantwoorden en ook wanneer die duidelijkheid kan worden verschaft. Ik weet niet of het zal lukken om dat in tweede termijn te doen, maar ik zal mijn best doen. Uw vraag is helder en de betrokken bewindslieden zijn ook hier.

Dan kom ik als laatste onderwerp van dit onderdeel op de terrorismebestrijding. De afgelopen weken zijn wij geconfronteerd met de ontmanteling van terroristische netwerken in Denemarken, Duitsland en Oostenrijk. Deze ontwikkelingen maken nog eens duidelijk dat elk land in West-Europa gevaar loopt om doelwit te worden van een terroristische aanslag. Ook Nederland mag zich in dit opzicht niet veilig wanen. Het is goed, dit besef van tijd tot tijd opnieuw in te prenten. Om die reden heeft de minister van Justitie nog een keer publiekelijk iedereen in dit land gevraagd om waakzaam te zijn en oplettend te blijven. Dat geldt eerst en vooral voor de betrokken diensten, maar het geldt ook voor de burger die stuit op verdachte zaken. De recente gebeurtenissen in Denemarken en Duitsland voegen een nieuwe dimensie toe aan de voorstelbare dreiging. Enerzijds beperkt de dreiging die uitgaat van Al Qaida of eraan gelieerde netwerken zich kennelijk niet tot de Pakistaanse gemeenschap in het Verenigd Koninkrijk, maar strekt deze zich ook uit tot het vasteland van West Europa. Anderzijds blijkt dat lokale, niet-Pakistaanse netwerken minder autonoom zijn dan gedacht. Zij laten zich in meer of mindere mate strategisch aansturen door netwerken in bijvoorbeeld Pakistan.

De ontmanteling van complotten in naburige landen heeft aangetoond dat terroristen kunnen worden gestopt door goed inlichtingenwerk en door intensieve internationale samenwerking. Tegelijkertijd maken deze zaken duidelijk dat terrorisme een hardnekkig fenomeen is dat overal kan opdoemen en daarom voortdurende aandacht en oplettendheid vereist. De inspanningen om het hoofd te bieden aan terroristische dreigingen gaan onverminderd door. Ik noem de Contra-terrorisme Infobox, het alerteringssysteem terrorismebestrijding, de aanpak van radicaliseringshaarden, de persoonsgerichte aanpak, de weerstandsverhogende maatregelen bij CBRN-onderzoeksinstellingen en de Europese samenwerking op basis van het EU-actieplan Terrorismebestrijding.

Conform het coalitieakkoord zal het wetsvoorstel Doorzettingsmacht terrorismebestrijding zo spoedig mogelijk worden ingediend. De Kamer heeft in augustus het actieplan Polarisatie en radicalisering 2007-2011 ontvangen, samen met een neerslag van de kabinetsvoornemens op dit terrein. In de uitvoering zal worden gezocht naar een balans tussen preventieve en repressieve activiteiten. Jaarlijks zullen de exacte inzet en prioritering worden vastgelegd in een operationeel jaarplan. Het jaarplan zal op 11 oktober 2007 onderwerp vormen van een algemeen overleg met de Kamer.

De heer Pechtold (D66):

Vorig jaar heb ik bij de behandeling van de justitiebegroting gezegd dat wij vijf jaar verder waren na het nieuwe denken over het terrorisme. Nu zijn wij daarmee dus zes jaar verder. Ik heb toen gesteld dat ik met de regering een moment wil zoeken waarop wij dat in samenhang kunnen evalueren. Dat gebeurt in andere landen ook. De minister-president verwijst naar een nieuwe wet die op komst is, maar eerder hebben wij al tal van bevoegdheden aan burgemeesters gegeven. Ook de minister heeft meer mogelijkheden gekregen. Is de minister-president het met mij eens dat het moment van evaluatie om te kijken wat onze mogelijkheden zijn, langzamerhand is gekomen? Wij zouden moeten kijken of wij op sommige terreinen wellicht meer moeten doen en op andere misschien de inzet langzamerhand wat kunnen terugschroeven.

Minister Balkenende:

Ik begrijp de vraag van de heer Pechtold heel goed. Ik acht het terecht om te bekijken wat zich heeft voorgedaan, wat wij hebben gedaan en hoe een en ander functioneert. De eerste mogelijkheid om hierover indringend te spreken doet zich voor bij de aanstaande begrotingsbehandeling. De Kamer kan vooraf vragen aan de bewindslieden stellen. Er kan worden gevraagd wat er precies is gebeurd. De Kamer heeft, met andere woorden, het volle recht om te vragen hoe het in de praktijk zit. Daarvoor hebben wij geen officiële evaluatiemomenten nodig. Ik nodig de heer Pechtold uit om het debat aan te gaan met de eerstverantwoordelijke. Dat is de minister van Justitie.

De heer Pechtold (D66):

Dat is een prachtige oproep. Ik wil het echter juist in samenhang bekijken. Privacy is bijvoorbeeld een onderdeeltje waarvoor de ChristenUnie gisteren aandacht heeft gevraagd. Zaken als het internet en de vlieggegevens worden hier vaak gehaast als los onderdeel besproken. Voor sommige delen wordt gelukkig soms iets langer genomen. Kunnen wij nu, na zes jaar, een moment vinden voor een algemene evaluatie waarin wij een doorkijkje maken naar alle maatregelen met betrekking tot terrorisme? Ik heb daarom vorig jaar al gevraagd. Heeft dat voorstel de steun van de minister-president?

Minister Balkenende:

Ik kijk even naar de minister van Justitie. De Kamer zal stukken ontvangen. Ik heb de neiging om te zeggen dat het mij het beste lijkt dat de Kamer gericht vragen stelt over dit onderwerp. De heer Pechtold legt een verband tussen terrorismebestrijding, privacy en andere onderwerpen. Ik stel voor dat hij zijn vragen aan het kabinet doet toekomen. Wij zullen dan de vragen beantwoorden voordat de begrotingsbehandeling plaatsvindt. De Kamer beschikt dan over alle informatie die zij nodig heeft. Op basis daarvan kan het debat worden voortgezet.

Wat ben ik toch redelijk, vandaag.

De heer Pechtold (D66):

Ja, ik ben werkelijk verbaasd. Ik ben hier blij mee. Ik zie ruimte. Ik zal precies aangeven aan welke onderwerpen ik denk in verband met de motie die ik vorig jaar heb ingediend om in alle rust een evaluatiemoment te kiezen. Ik hoop dat de evaluatie met een brief van het kabinet zal worden voorbereid. Ik ben blij met deze opening. Ik zal er bij de behandeling van de justitiebegroting op terugkomen.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb begrepen dat de minister-president het onderdeel over Justitie wil gaan afsluiten. Ik heb gisteren aandacht gevraagd voor de uitlatingen van de chef van de Amsterdamse recherche, de heer Woelders over het grote probleem van de Marokkaanse jongeren in Amsterdam. Zeven van de tien jongeren verlaten de school zonder voldoende diploma's. Er dreigt nu een beperkte groep door te stoten naar de criminaliteit. Ik heb gevraagd of u bereid bent zo snel mogelijk met een noodplan naar de Kamer te komen om deze grote problemen met Marokkaanse jongeren aan te pakken.

Minister Balkenende:

Ik kom daarop in de tweede termijn terug.

De heer Wilders (PVV):

U hebt ook nog een aantal vragen van mij niet beantwoord; zelfs niet schriftelijk, dus ik kom daarop maar even terug. In de eerste plaats vroeg ik of van een straf in Nederland meer een echte straf kan worden gemaakt door het gevangenisregime wat verder te verzwaren. Ik denk aan het niet meer beschikbaar stellen van televisies, internet en dit soort dingen. In de tweede plaats vroeg ik hoe het staat met de uitvoering van de in januari aangenomen motie van mijn fractiegenoot De Roon, waarin wordt gevraagd om de kosten van detentie te verhalen op de gevangenen. Die motie is negen maanden geleden aangenomen, maar wij hebben daarover nog helemaal niets gehoord en er staat ook helemaal niets over in de begroting. Het gaat hierbij om een motie die door de Kamer is aangenomen. In de derde plaats heb ik gevraagd of u verdragen wilt sluiten met Marokko, Turkije en andere landen waar veel criminelen in Nederland vandaan komen. Kunt u daarbij bezien of deze criminelen hun straf in die landen zouden kunnen uitzitten in plaats van in Nederland? Ik heb het hierbij over mensen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben of die, om welke reden dan ook, de Nederlandse nationaliteit is ontnomen.

Minister Balkenende:

Het lijkt mij lastig om zomaar te zeggen dat mensen hun straf in een ander land moeten uitzitten als zij gewoon Nederlander zijn. Ik zeg dit echter maar zo even in de gauwigheid; ik zal dit nog even navragen.

De heer Wilders (PVV):

Het gaat mij om de mensen die geen Nederlander zijn.

Minister Balkenende:

Ik zal dit even laten nagaan. Verder zegt u dat er al een tijd geleden een motie is aangenomen over detentie. Ook dit moet ik even laten nagaan. Verder hebben wij een bepaald gevangenisregime. Daarover kunnen wij spreken, maar ik heb er niet veel aan toe te voegen. Ik zal in ieder geval de genoemde twee punten voor u laten nagaan.

Voorzitter, ik zal ten slotte kort stilstaan bij pijler zes: Overheid en dienstbare publieke sector. Het kabinet werkt hard aan een dienstbare en slagvaardige overheid. Dit is geen doel op zich, maar komt voort uit de wensen, behoeften en zorgen van de Nederlandse burger. Vanuit dit perspectief wil ik kort ingaan op de vermeende betutteling door de overheid. Ik zal afsluiten met een van de kernwaarden van onze samenleving, namelijk respect.

Dit kabinet heeft een heldere visie op de plaats en taak van de overheid in de samenleving. In diverse bijdragen aan dit debat worden daaraan kwalificaties gegeven die nogal verschillen. De heer Marijnissen vraagt terecht aandacht voor gemeenschapszin. Lotsverbondenheid en maatschappelijke inzet moeten een tegenwicht vormen voor onverschilligheid, egoïsme en cynisme. De heer Rutte benadrukt de invloed van de overheid op de zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers. Ook dit verhaal kennen wij van hem. De heer Pechtold spreekt van staatspaternalisme.

De grootste kracht van onze samenleving zit in mensen en hun organisaties zelf. Dit is het uitgangspunt van dit kabinet. De overheid kan niet alles oplossen en moet dit ook niet willen. Wat kunnen burgers echter wel van de overheid vragen? In de eerste plaats natuurlijk goede publieke dienstverlening aan het loket, via internet of via regelgeving. In de tweede plaats is de overheid het vangnet voor mensen die echt in de knel zitten. Wij zetten in op het voorkomen van problemen. Als er problemen zijn, moeten wij deze vroeg herkennen en actie ondernemen. In de derde plaats heeft de overheid een belangrijke rol als steller en handhaver van normen. Handhaving moet krachtig, snel en consistent zijn. Dit kabinet zal steeds op zoek gaan naar de balans tussen kaders stellen en ruimte geven, zodat de samenleving zelf maximaal tot bloei kan komen. Het is niet een zaak van de overheid tegenover de burger, maar een zaak van de overheid samen met de burger.

Vanuit deze houding moeten wij ook het thema respect bezien. Ik heb al enigszins aangegeven hoe ik dit wil duiden. Ik versta heel goed wat de heer Marijnissen zegt over gemeenschapszin en ik versta ook heel goed wat de heer Rutte zegt over zelfredzaamheid. Dit zijn allemaal elementen die nodig zijn en erbij horen; het één gaat daarbij niet ten kosten van het ander. Dit alles vraagt echter wel een verbindende schakel. Die bestaat uit het respectvol omgaan met elkaar; een van de belangrijke kernwaarden van onze samenleving. Burgers hechten gelukkig groot belang aan dit thema. Dit blijkt uit het recente rapport De sociale staat van Nederland 2007 van het SCP. Daarbij lijkt de burger vooral naar de overheid te kijken. Uit talloze initiatieven in de samenleving blijkt echter ook dat burgers elkaar weten te vinden in projecten en andere initiatieven die in het teken staan van het bevorderen van respect en fatsoen.

Het kabinet legt heldere accenten: de totstandkoming van gedragscodes in buurten, het tegengaan van asociaal gedrag in verkeer en openbaar vervoer, het aanpakken van agressie tegen werknemers met een publieke taak, het actief opvolging geven aan discriminatieaangiften, het normeren van het vergunningenbeleid bij risicomanifestaties en het veiliger maken van het media-aanbod. Met betrekking tot de bestrijding van discriminatie zijn inmiddels afspraken gemaakt over een versterkte ketensamenwerking en een verbetering van de prestaties van OM, politie en gemeenten. Het programma Een veilige publieke taak werpt een dam op tegen de agressie tegen werknemers met een publieke taak. Het gaat daarbij om het stellen van duidelijke grenzen, het wegnemen van het voordeel dat uit agressie of geweld is ontstaan, het registreren van daden van agressie of geweld en het geven van een duidelijke reactie door de overheid.

Het kabinet wil een veiliger media-aanbod bereiken langs drie lijnen: het oprichten van een expertisecentrum, het instellen van een klachtsysteem en het instellen van een gedragscode. In de schriftelijke antwoorden ben ik daarop nader ingegaan.

Dit zijn maar enkele elementen, maar één ding staat vast. Met alle verschillen die wij hebben, zal het moeten gaan om een fatsoenlijke, respectvolle omgang met elkaar. Daar hebben wij allemaal een verantwoordelijkheid in. Dat begint thuis bij de opvoeding, dat geldt voor scholen, dat geldt voor wijken en buurten, het geldt voor sportverenigingen en het geldt ook voor wat de overheid doet. Dat is geen betutteling, maar het heeft te maken met normaal met elkaar omgaan.

De heer Rutte (VVD):

Dit debat kan op verschillende niveaus worden gevoerd. De premier kiest een insteek waar je het moeilijk mee oneens kunt zijn. Woorden als respect en fatsoen spreken natuurlijk ook mij aan. Gisteren vroeg ik aandacht voor het debat op een meer praktisch niveau. Wat doet het kabinet daadwerkelijk? Hoe grijpt het wel degelijk tot achter de voordeur in in het leven van mensen? Ik heb daarbij twee opmerkingen.

Ten eerste verbaast het mij van een gereformeerd politicus, die toch kiest voor soevereiniteit in eigen kring, dat hij een dermate grote invloed toekent aan de Staat als geheel in het leven van de mensen. Dat moet toch een trendbreuk zijn in zijn persoonlijke denken, zeker als ik mij zijn geschriften over de christelijk-sociale traditie herinner.

Ten tweede heb ik gisteren aandacht gevraagd voor de begrippen vertrouwen en waardering, vertrouwen in vakmanschap, van kleinschaligheid tot en met je vak kunnen uitoefenen, maar ook waardering in de portemonnee. Ik wil het koopkrachtdebat niet herhalen, maar het komt er natuurlijk ook op neer of de Staat uiteindelijk in staat is om vertrouwen te geven aan mensen, zodat zij hun eigen geld kunnen uitgeven en de overheid dat niet voor hen moet doen. Mijn stelling is dat als burgers zich vertrouwd en gewaardeerd voelen de kans het grootst is dat zij zich vrij zullen associëren met anderen en zich als krachtige burgers met anderen zullen verstaan. Natuurlijk zijn er mensen die zwakker staan, die wij moeten helpen. Gelukkig kan echter het overgrote deel van de bevolking het zelf redden, mits de Staat de taken die de Staat moet regelen goed regelt. Dat is volgens mij het fundamentele verschil tussen dit kabinet en mijn politieke stroming.

Minister Balkenende:

Voorzitter, misschien is het een aardige gedachte dat de heer Pechtold meteen ook zijn vraag stelt, zodat ik tot een mooi afrondend betoog kan komen.

De voorzitter:

De premier helpt mij; dat waardeer ik.

De heer Pechtold (D66):

De laatste jaren is er wel een groot verschil tussen het liberalisme van de heer Rutte en mijn liberalisme, maar toch. In het algemene verhaal van de minister-president over de benadering van het individu en de rol van de Staat daarin klonken sympathieke dingen, over respect en saamhorigheid. Dat zijn allemaal mooie woorden. Maar waarom moet die maakbaarheid? Waarom moet het gevoel worden gewekt dat de overheid voor iedereen alles kan oplossen? Ik heb dat eerder gezegd over veiligheid. De overheid moet dat niet allemaal naar zich toe willen trekken. Er is ook eigen verantwoordelijkheid.

Ik wil graag eens doorfilosoferen over een voorbeeld waarvan ik vind dat de premier echt is doorgeslagen. Als ik de stukken van het kabinet lees, zijn kinderen een probleem, van peutertaaltoets tot alcohol en alles wat daar tussen zit. Er is een probleem dat op een cd-rom moet, beoordeeld moet worden en moet worden bekeken door de Staat. Natuurlijk zijn er dingen met kinderen misgegaan, maar laten wij al die vreselijke zaken eens analyseren. Wij kenden Savannah, wij kenden het meisje van Nulde en wij kenden allerlei zaken. Het probleem was dat wij niet doorpakten. De overheid was zo georganiseerd dat men langs elkaar heen keek. Ik vraag daarom die koers om te zetten. Pak degenen die het nodig hebben aan, maar laat ons niet allemaal een probleem worden, waarbij de overheid maakbaarheid suggereert.

De heer Van der Vlies (SGP):

De minister-president ging zijn betoog afronden, maar ik heb nog een ander punt, dat hier overigens niet zo bij past.

De voorzitter:

Dan wachten wij even.

Minister Balkenende:

Laat het toch maar meteen gebeuren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijn vraag is of de gemeenteraden nu wel of niet kleiner worden. In het regeerakkoord staat er een opmerking over en in de Miljoenennota een andere. Er zijn vragen gesteld, onder anderen door een vertegenwoordiger van mijn fractie. Wij hebben een schriftelijk antwoord gekregen. Warempel, er staat dat dit punt nog open wordt gehouden. Dat willen wij toch niet?

De voorzitter:

Het lijkt mij niet makkelijk om tussen deze twee onderwerpen een bruggetje te maken...

De heer Van der Vlies (SGP):

Er is een mechanisme nodig om al die keurige trefwoorden, de inspirerende, begeesterende dingen die de minister-president zojuist zei, bij elkaar te houden en body te geven op het bestuurlijke niveau vlakbij de burger. Daar is een adequate gemeenteraad voor nodig, een gemeenteraad waarin ook de kleinere stromingen vertegenwoordigd kunnen zijn. Dat wordt geamputeerd als de gemeenteraden kleiner worden gemaakt, dat is de praktijk. Dat moeten wij niet willen.

Minister Balkenende:

Voorzitter, laat ik de laatste vraag nu eerst beantwoorden. Er is in de plannen van het kabinet sprake van verlaging van de bestuurskosten met een bepaald bedrag. Om die verlaging te bewerkstelligen zou je de omvang van de gemeenteraden kunnen verkleinen, dat is een van de mogelijkheden. Of die het wordt, weten wij nog niet, er is in ieder geval wel een opdracht om te onderzoeken hoe de bestuurskosten verlaagd kunnen worden. Meer dan dit kan ik er nu niet over zeggen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter, ik heb hier gisteren ook over gesproken en ik heb de minister-president het coalitieakkoord voorgehouden; ik heb enig recht van spreken als het daarover gaat. Wij hebben afgesproken dat het wetsvoorstel op dit punt, dat nu bij de Kamer ligt en waarop een nota van wijziging is ingediend, gewoon behandeld zal worden. Ik wil gewoon klip en klaar van de minister-president horen dat deze afspraak zal worden nagekomen.

Minister Balkenende:

Ja, er is een afspraak, maar u weet ook dat dit kabinet de opdracht heeft om de bestuurskosten te verlagen, waarbij je bepaalde mogelijkheden niet kunt uitsluiten. Ik wil dan ook nog geen deuren dichtgooien.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb gisteren aangegeven dat het bedrag dat hiervoor in de boeken genoteerd is, wat ons betreft staat. Wij zullen meedenken om dit bedrag te halen, maar ik vind dat wij elkaar moeten kunnen houden aan de afspraak hierover, want anders gaat er nog veel meer glijden, wat u waarschijnlijk ook niet wilt.

Minister Balkenende:

Voorzitter, ik begrijp de heer Slob heel goed en ik stel voor, hierover nog nader met elkaar in debat te gaan. Ik heb aangegeven wat er geleverd zal moeten worden op het gebied van verlaging van de bestuurskosten; daar komen wij nog wel op terug.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voor alle duidelijkheid, er komt nog een debat over de manier waarop de bestuurskosten 90 mln. verlaagd kunnen worden, maar u zegt nu ook dat de afspraak die wij gemaakt hebben, gewoon staat?

Minister Balkenende:

Die afspraak staat nog steeds, maar tegelijkertijd geldt dat wij telkens voor nieuwe afwegingen komen te staan. Zo hebben wij ook afspraken gemaakt over wat er in verband met de vergrijzing zou moeten worden gedaan. Daarbij hebben wij moeten constateren dat wij iets extra's zullen moeten doen, omdat wij ook ons aandeel willen leveren bij het bevorderen van een houdbare samenleving. Wij zullen de situatie onder ogen moeten zien, meer wil ik er nu eigenlijk niet over zeggen. Ik weet heel goed hoe u hierover denkt en ik begrijp ook de opmerking van de heer Van der Vlies heel goed, maar tegelijkertijd hebben wij de opdracht, mogelijkheden te zoeken om de bestuurskosten te verlagen. Daar zullen wij ons toe zetten en hier zult u het mee moeten doen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Maar hier neem ik geen genoegen mee. Ik heb erkend dat er een extra taak is in verband met de vergrijzing, daar ben ik ook op ingegaan en ik heb u er vanmorgen zelfs over geïnterrumpeerd. Maar over de omvang van de gemeenteraden hebben wij een afspraak van een andere orde gemaakt, waaraan wij elkaar gewoon moeten houden. Er is al een nota van wijziging ingediend en het wetsvoorstel stond zelfs al op de agenda van de Kamer. De behandeling is nog even aangehouden, maar het moet hier gewoon behandeld worden. En u mag mij eraan houden, te gaan werken aan het bedrag dat nu ingeboekt is. Er zijn nog heel wat voorstellen voor te bedenken en wij zullen de minister die hiervoor verantwoordelijk is, niet in de kou laten staan.

Minister Balkenende:

Dit vormt voor mij alleen maar een aansporing om samen met het kabinet met gezwinde spoed te gaan werken aan het uitwerken van deze taakstelling. Ik heb u goed begrepen.

Voorzitter, ik keer terug naar een opmerking van de heer Rutte. Ik ben blij dat hij nu eens niet over links, maar over gereformeerd begint, want dat is ook interessant. Een beetje variatie in een debat kan geen kwaad. Hij zegt dat hij niet begrijpt dat ik als gereformeerd politicus zo maar wil ingrijpen in de situatie achter de voordeur van de mensen. Daarmee geeft hij er blijk van dat hij het leerstuk van de soevereiniteit in eigen kring niet kent. De kringen zijn naar hun aard en roeping soeverein, maar betekent dit dat de overheid nooit zou mogen interveniëren in de kringen? Nee, wis en waarachtig niet, de overheid draagt ook het zwaard en zij mag ingrijpen als essentiële regels worden geschonden. Wanneer de kringen met elkaar in conflict zouden kunnen komen, kan er voor de overheid als dienaresse Gods, op grond van de filosofie dat zij dat is, reden zijn om te interveniëren. Wanneer sprake is van volkomen veronachtzaming van het lot van kinderen door ouders, kan er voor de overheid ook reden zijn om in te grijpen. Kortom, wanneer het nodig is om gezinnen in probleemsituaties te ondersteunen, om ze te helpen en wanneer het nodig is om in te grijpen, dan kan dat. Dat systeem kennen wij, maar er is geen spanning met de oriëntatie waar de heer Rutte op doelt.

Meer ben ik het eens met de opmerking over de kleinschaligheid en de waardering daarvoor. Wij gaan niet de koopkrachtdiscussie overdoen. Daarover hebben wij vanochtend gehad, maar wat de waardering voor de kleinschaligheid betreft wijs ik erop dat die bijvoorbeeld tot uitdrukking komt bij de ondersteuning van vrijwilligers en bij de manier waarop wij de ondernemers in dit land bejegenen. Die komt ook tot uitdrukking in ons beleid. Die zaken hangen met elkaar samen. Kleinschaligheid betekent ook dat je zoekt naar instrumenten die ervoor zorgen dat mensen greep krijgen op hun eigen leven. Al die elementen zijn van groot belang en hebben te maken met de herkenbare samenleving. Als de heer Rutte zegt dat mensen zich vrij moeten kunnen voelen, dat zij moeten kunnen associëren, dan heeft hij een heel belangrijk punt. Er is niets ergers dan de vrijheid waarbij het individu zich met zichzelf bezighoudt, terwijl de associatie met anderen ontbreekt. Dat is feitelijk ook waar het om gaat bij gemeenschapszin: kleinschaligheid, je vrij voelen en je kunnen associëren met anderen. Ik vond dat u eigenlijk een waardevol pleidooi hield, mijnheer Rutte.

De vraag is vervolgens: gebeurt dat puur autonoom? Ja, voor een deel is dat het geval. Mensen sluiten zich vrijwillig ergens bij aan, maar soms hebben zijn ondersteuning nodig. Die wordt dan ook gegeven. Deze elementen hangen samen met de manier waarop een "civil society" kan functioneren.

Dat heeft niets te maken met maakbaarheid, zeg ik tegen de heer Pechtold. Eerst en vooral gaat het om vrije mensen die hun eigen keus maken, die hun eigen verantwoordelijkheden hebben en die voluit met die vrijheid moeten kunnen omgaan. Ik zeg er echter altijd bij: die vrijheid zal moeten samenhangen met verantwoordelijkheid.

De heer Pechtold zei: u ziet kinderen alleen maar als probleemgevallen. Dat is niet zo. Met de meeste kinderen gaat het gewoon goed: zij groeien prima op en hebben geen problemen, maar er is ook een bepaalde groep kinderen die wel problemen heeft. Die groep kinderen moet een voorwerp van zorg van de overheid zijn. Daarom is het opzetten van een centrum voor jeugd en gezin niet bedoeld om bureaucratie op te tuigen. Nee, dat is er om die jongeren te benaderen die dat nodig hebben. Je moet voorkomen dat kinderen met taalachterstand naar de basisschool gaan. Dat heeft niets te maken met maakbaarheid of met bevoogding. Nee, dat heeft puur te maken met de vraag: hoe kan een kind tot zijn recht komen? Maakbaarheid doet mij veel te veel denken aan de politicologische literatuur van de jaren zeventig. Ik heb meegekregen wat daarin staat, maar er mentaal afscheid van genomen. Ik zie de Kamerleden opkijken en dat is inderdaad een opluchting. In een samenleving die wordt gekenmerkt door verantwoordelijkheid ga je juist uit van de vrijheid van mensen, maar de overheid moet goed weten wat haar te doen staat. Je moet die samenleving niet willen drillen, en dat doet dit kabinet niet. Dit kabinet komt op voor die jongeren en voor die mensen die in de knel zitten. Dat kan te maken hebben met gezondheid of met een verkeerde leefstijl. Al die zaken zijn aan de orde. Dat is wat ons drijft.

Ik zie dat enkele leden weer willen interrumperen, maar het mooie vind ik dat er ook een band kan bestaan tussen stromingen van mensen met verschillende opvattingen. Het verhaal van vrije burgers die associëren kan prachtig samenvallen met gemeenschapszin en dat kan weer prachtig samenvallen met de manier waarop je omgaat met jongeren. Over dat laatste sprak de heer Pechtold.

Er is veel wat ons verdeelt, ook vandaag, maar laten wij ook nagaan wat ons bindt. Wat zou dat een mooie afsluiting zijn van de eerste termijn van de kant van het kabinet.

De voorzitter:

Maar daar gaat u niet over.

De heer Rutte (VVD):

Laten wij nog even nagaan wat ons scheidt. Daarna wil ik graag met u nagaan wat ons bindt. Ongetwijfeld is dat ook heel veel: de liefde voor dit land, de democratie en dat alle mensen zich goed kunnen ontwikkelen. Toch wil ik het nog even hebben over de vraag wat ons scheidt.

U bespreekt hier het leerstuk van de soevereiniteit in eigen kring. Aanpalend gaat het bij bepaalde politieke stromingen dan over rentmeesterschap en andere begrippen, maar om de discussie scherp te maken, wil ik u twee casussen voorleggen. U noemde vrijheid en verantwoordelijkheid. Dat zijn de twee kernbegrippen voor de liberale stroming en het is fijn dat u ze noemt. Eerder had u het in uw betoog over allerlei commissies die worden opgericht om de media te reguleren.

Mijn eerste casus is de volgende. Wethouder Geluk van Rotterdam zegt: ik wil met mijn werk niet alleen die gezinnen bereiken waar het misgaat, maar ik wil alle gezinnen opvoedondersteuning aanbieden, want ik vind dat noodzakelijk. Hierop krijg ik graag een reactie van u.

Mijn tweede casus betreft de Deense cartoonrellen. U hebt daarop gereageerd. Mijn standpunt is altijd geweest dat ik passioneel het recht van de uitgever zal verdedigen om die cartoons af te drukken, maar hij zelf draagt de verantwoordelijkheid voor de beslissing of hij zoiets wel of niet wil doen. Er is niemand anders dan die persoon zelf die eventueel besluit om die cartoons niet af te drukken. Als hij dat wel doet, als hij de afweging heeft gemaakt dat hij de cartoons wel wil afdrukken, dan zal ik dat besluit volledig verdedigen, omdat ik dat uiteindelijk het wezen van de vrijheid vind. Graag krijg ik uw reactie op deze twee concrete voorbeelden.

Minister Balkenende:

Over het publiceren van cartoons: natuurlijk moeten mensen hun eigen verantwoordelijkheden hebben. De vraag is of je juridisch alle mogelijkheden hebt, ofte wel waar liggen de grenzen van het recht. Het andere punt is een kwestie van verantwoordelijkheid. Inderdaad is vrijheid een groot goed, maar het is ook aan mensen zelf om te kijken of zij dat willen. Ik heb een- en andermaal gezegd dat wij moeten kijken wat onze handelingen voor anderen betekenen. Ik ontzeg mensen die vrijheid niet.

De heer Rutte (VVD):

U zegt terecht dat dat de eigen afweging van die hoofdredacteur is. Daarin vinden wij elkaar. Ik meende eerder in uw uitlatingen te hebben bespeurd dat u daar wel degelijk afstand van nam. Misschien zei u: mocht ik hoofdredacteur geweest zijn, dan had ik het niet gedaan. Maar ik begrijp nu dat u zegt dat dat de persoonlijke afweging van die hoofdredacteur is. Maar waarom dan ons mediastelsel belasten met commissies die zich bezig gaan houden met de vraag wat media wel of niet moeten uitzenden? Laat dat aan de media zelf over, en heb daarbij ook vertrouwen in de persoonlijke afweging van hoofdredacteur, redacties en programmamakers, commercieel en publiek, die dat heel goed zelf kunnen.

Minister Balkenende:

Zo'n commissie is natuurlijk niet meer dan steun voor het aan de orde stellen van een thema, namelijk de best reële vraag of alles op tv moet kunnen of niet. Dat doen wij trouwens ook bij de Kijkwijzer, en dat is geen betutteling. Er is gesproken over alle gezinnen, maar dat lijkt mij wat veel, en het is ook niet nodig: je moet altijd eerst kijken waar de hulpvraag het grootst is, en verder moet je bezien of gezinnen de mogelijkheid hebben zich te melden. De centra voor jeugd en gezin gaan daarvan uit: als er aanknopingspunten zijn en er is ondersteuning nodig, wordt die geboden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Uw vicepremier ter linkerzijde heeft nog lang niet mentaal afscheid genomen van de jaren zeventig, wat natuurlijk alles heeft te maken met het kabinet-Den Uyl dat daar toen zat. Ik wil de hoogleraar weer even na deze lange dag terugnemen naar de politiek. Hoe is het nu? Hebben wij nu een links kabinet, een rechts kabinet, een tweede kabinet-Den Uyl, een eerste kabinet-Marijnissen, een nivelleringskabinet, een denivelleringskabinet? Ik heb nog een antwoord van u tegoed. Nu niet zeggen dat het Balkenende IV is. Uw vorige kabinetten heetten hervormingskabinetten, waarvan u nooit afstand hebt genomen. Nu graag een typering.

Minister Balkenende:

Deze vraag komt mij bekend voor, die hebt u eerder gesteld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

En geen antwoord op gekregen.

Minister Balkenende:

Dat klopt. Dit lijkt mij namelijk een vraag die eerst aan het eind van het debat kan worden beantwoord, omdat ik niet weet wat dit allemaal gaat opleveren. U had kunnen weten dat ik sowieso zou zeggen: dat wordt eind van de tweede termijn, dan maakt u meer kans. Dus voorlopig gewoon: Balkenende IV.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dan doe ik u alvast een suggestie aan de hand. Ik heb heel netjes zitten wachten, en nog geen kwalificaties gegeven. Wat dacht u van Lubbers IV? Dit is het kabinet van op de plaats rust, een typisch middenkabinet.

Minister Balkenende:

Aan het eind van mijn tweede termijn geef ik hier antwoord op. Zijn er nog meer typeringen?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is toch echt het grijze midden, lijkt mij.

Minister Balkenende:

Wij kunnen van mening verschillen, maar één ding kunt u van dit kabinet niet zeggen, namelijk dat het grijs is. Dat doe ik mijn collega's niet aan!

De voorzitter:

Er is niets mis met grijs!

De heer Pechtold (D66):

Naast Lubbers kwam D66 als een raket omhoog, dus...

Ik kom nog even terug op de maakbaarheid versus de jeugd. Hoor ik nu zeggen dat mijn benadering – aanpakken waar dat moet, maar geen verplichtingen – door u wordt onderschreven? De cd-rom waar je hele hebben en houwen op staat, dat moeten wij niet hebben, nog los van het advies van de Gezondheidsraad, waarin ik las dat je eerst naar de huisarts moet voor je kinderen krijgt. Dat soort dingen heel ver van ons afhouden, alstublieft. Aan het eind van zijn termijn sprak premier Balkenende mooie woorden over het binden van stromingen, maar uiteindelijk zal ik nagaan of het kabinet überhaupt steun geeft aan één motie van de oppositie.

Minister Balkenende:

Er resteert nog een antwoord: dit kabinet is er uiteraard geen voorstander van om de positie van ouders over te nemen of om te interveniëren. Krachtens het huidige recht kan de overheid ingrijpen op het moment dat ouders volkomen tekortschieten. De meest vergaande maatregel is dat zij uit de ouderlijke macht worden ontzet. Er zijn echter ook situaties waarvoor geldt dat het zo ver niet hoeft te komen maar waarin zich wel evidente problemen voordoen. Daarvoor sluit het kabinet de ogen niet. Het wil graag de jongeren terzijde staan die zonder eten naar school gaan, die met totaal verkeerde handelingen te maken krijgen en een taalachterstand hebben. Soms is zachte dwang nodig, of een campus. Er zijn in ieder geval instrumenten nodig die ertoe bijdragen dat die mensen erbij horen en dat hun kansen niet verloren gaan. Vast staat dat, als zaken in het begin niet goed verlopen, het ontzettend lastig is om die later te herstellen. Dat is de intentie waarmee wij beleid voeren: het dienen van de vrijheid van onder andere jonge mensen in een sfeer van verantwoordelijkheid.

De voorzitter:

Ik dank het kabinet voor zijn bijdrage.

De vergadering wordt van 17.40 uur tot 19.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de fractievoorzitters weten dat de spreektijd in tweede termijn een derde bedraagt van de spreektijd in eerste termijn. Ik zal de leden bij de interrupties helpen op de tijd te letten, want wij willen graag vandaag nog stemmen. Ik neem aan dat deze wens wordt gedeeld door de Kamer en de regering.

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik stel vast dat mijn vak voller zit dan vak K.

De voorzitter:

Welke conclusie trekken wij daaruit?

De heer Marijnissen (SP):

In ieder geval dat de discipline bij ons beter verzorgd is. Denkt u dat het verantwoord is voor het land om met een half kabinet te beginnen?

De voorzitter:

Ik vind dat het quorum aanwezig is.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de heer Van der Vlies voor zijn oproep en ik ondersteun hem van harte. Ik hoop dat andere fracties zich hierover ook uitspreken. Dan weten wij waar wij met elkaar aan toe zijn.

Ook bij deze algemene beschouwingen ging het weer over echt alles. Wederom is er heel veel aangeroerd en wederom is er weinig veranderd. Het debat over de eerste begroting van Balkenende IV stond onder andere in het teken van de vraag wat voor kabinet dit nu is. De Telegraaf, de Volkskrant, de heer Rutte en de heer Wilders zijn het erover eens: dit is een links kabinet. Maar de mensen in het land denken daar totaal anders over, net als het CDA en de ChristenUnie. Dit is zeker geen links kabinet. De minister-president heeft het zelf gezegd. Dit is een kabinet dat staat in het continuüm van de vorige kabinetten-Balkenende.

Wat zou een links kabinet hebben gedaan in de huidige situatie? Ik schets wat karakteristieken. Dat kabinet zou zich onmiddellijk hebben ingezet voor een eerlijke en nivellerende inkomenspolitiek. Het had iets gedaan aan de topinkomens in de private sector en het had onmiddellijk uitgesproken dat in de semi-publieke en publieke sector het salaris van de minister-president de maximumnorm zou zijn. De armoede, op de eerste plaats onder kinderen, zou worden aangepakt. Als eerste zou het onderwijs bij de lurven worden gepakt. Iedereen zou worden gemobiliseerd voor een grote campagne. Er zouden veel extra middelen ter beschikking komen om de salarissen op niveau te brengen. Het zou beginnen met het terugdraaien van vernieuwingen die slecht hebben uitgepakt en samen met leerkrachten en leerlingen kijken wat er beter kan en hoe. Het zou van de scholen kleinere gemeenschappen maken met kleinere klassen. De conciërge zou onmiddellijk terugkomen. Het zou werken aan modern lesmateriaal en mooie scholen. Het belangrijkste: het zou een campagne starten die de onderwijzer op een voetstuk zet. Zo zou het lerarentekort worden opgelost.

Hetzelfde zou dat linkse kabinet ook meteen gaan doen in de zorg. Het zou een campagne starten om het vertrouwen van de werkers in de zorg te herstellen. Maar dan moet het wel met iets komen. Voldoende mensen om zorg op menselijke maat mogelijk te maken. De marktwerking zou uit het zorgstelsel, uit de ziekenhuizen en uit de thuiszorg worden verbannen. Geen no claim, geen eigen bijdrage en ook geen eigen risico. Er zou een onderzoek komen naar de oorlog in Irak. Wij zouden in Afghanistan blijven, niet om oorlog te voeren, maar om echt bij de opbouw en de vooruitgang te helpen. Er zou een tweede referendum komen over de nieuwe Europese grondwet. Het linkse kabinet zou onmiddellijk aan de slag gaan om het openbaar vervoer mooi, goed, snel, fijnmazig en betaalbaar te maken. Een goed alternatief voor de auto. Er zou een aftopping komen van de hypotheekrenteaftrek. Tot slot zou het ontslagrecht voor werknemers natuurlijk intact blijven.

Een links kabinet zou in ieder geval niet bezuinigen op de rechtshulp, of op begeleiding en ondersteuning van ouderen. Het zou geen vijf kolencentrales gaan bouwen. Een bezuiniging op de aftrek bijzondere ziektekosten zou het niet invoeren. Het invoeren van een eigen risico in de zorg, blokkades op een parlementair onderzoek, Irak, blokkade op onderzoek naar toekomst, hypotheekrenteaftrek, blokkade op een referendum over de Europese Unie: allemaal niet.

Het spreekwoord zegt: aan de vruchten kun je boom herkennen. En welke vruchten draagt dit kabinet? Welke vruchten heeft deze boom? U mag het zeggen, maar ik weet één ding zeker: dit is geen links kabinet. Het is niet links, het is niet rechts, het is een gewoon kabinet. "Een gewoon kabinet", zo typeerde indertijd ook Wim Kok zijn eerste paarse kabinet. Zo het dan al ergens op moet lijken, mevrouw de voorzitter, dan wordt het wat mij betreft Paars III, niet in zijn retoriek, maar wel als het om de daden gaat. Daarom heb ik een paar moties waarmee ik wil proberen dit kabinet – ik sta rechts van het kabinet – naar links te duwen.

De eerste motie gaat over de armoede; dat zal u niet verbazen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de armoede structureel te bestrijden door:

  • - het sociaal minimum te verhogen met 1,25%;

  • - de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken;

  • - categoriale bijzondere bijstand in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(31200).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om prestatiebeloningen in de vorm van bonussen, aandelen en opties in de private sector onmogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(31200).

De heer Marijnissen (SP):

Lekker korte en duidelijke moties. Daar hoeft niet lang over gedelibereerd te worden. U kunt gewoon voor stemmen.

De voorzitter:

Ik ben dat nog niet gewend. Ik hoop daar gauw aan te wennen.

De heer Marijnissen (SP):

Het gaat heel lekker zo.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de aanspraken op ondersteunende begeleiding niet te beperken en deze te dekken door de AWBZ-premie met 0,02% te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(31200).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de belastingaftrek voor bijzondere ziektekosten niet te beperken en dit te dekken uit een verhoging van het toptarief in de inkomstenbelasting met twee procentpunt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31200).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat toegankelijke rechtsbijstand een voorwaarde is voor een goed functionerende rechtsstaat;

verzoekt de regering, af te zien van de bezuinigingen op de rechtsbijstand en dit te dekken uit het verhogen van de boetes van toezichthouders (NMa, DTe, AFM en Opta),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31200).

De MarijnissenKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering een breder en meer divers publiek in contact wil brengen met cultuur;

verzoekt de regering, de ingeboekte bezuiniging van 15 mln. door invoering van het "profijtbeginsel cultuur" ongedaan te maken, waarbij de dekking wordt gevonden door het versneld invoeren van de verhoging van het eigen woningforfait voor dure woningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(31200).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet geen concrete voorstellen doet om de houdbaarheid en betaalbaarheid van het systeem van hypotheekrenteaftrek te onderzoeken en geen alternatieven voor dit systeem aandraagt;

overwegende dat een dergelijk onderzoek wel gewenst is;

spreekt als haar mening uit dat een parlementair onderzoek naar deze houdbaarheid, betaalbaarheid en alternatieven wenselijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(31200).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, 150 mln. extra te reserveren voor een verhoging van de lerarensalarissen, waarbij de dekking wordt gevonden door een verhoging van de winstbelasting van 25,5% naar 25,9%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(31200).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de plannen voor versoepeling van het ontslagrecht in te trekken en met voorstellen te komen voor uitbreiding van het recht op een ontslagvergoeding, voor recht op scholing en voor een betere positie van flexwerkers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(31200).

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank het kabinet voor de uitgebreide en goede beantwoording van de opmerkingen die wij hebben gemaakt en de vragen die wij hebben gesteld. Mijn fractie spreekt oprecht veel waardering uit voor de wijze waarop de minister-president ons in dit debat heeft bediend en behandeld. Complimenten namens de hele fractie. Hij heeft een goede balans in beeld gebracht, zoals wij willen, tussen solide overheidsfinanciën, investeringen die ons land toekomstvast maken en de koopkracht. Ik denk dat hij dat op een bijzonder goede manier uiteen heeft gezet. Ik dank het kabinet voor de uitgebreide en duidelijke antwoorden op vragen over de exorbitante bonussen en voor de toezeggingen van de minister-president hierover. Ik herhaal dat wij buitengewoon kritisch zijn over de voorgestelde maatregelen. Wij hebben alternatieven genoemd. Wij komen er bij de algemene financiële beschouwingen op terug. Wij willen dit in een keer goed regelen en dat heeft de minister-president bevestigd.

Wat betreft de ambulancezorg gaan wij ervan uit dat het kabinet in november met een reactie komt die leidt tot de noodzakelijke acties ter verbetering van de aanrijtijden. Ik hoop dat de minister-president dit zal bevestigen. Er is vanmiddag uitgebreid gesproken over ondersteuning en begeleiding in de AWBZ. Ik dank de minister-president voor zijn toezegging om de Kamer te informeren over de consequenties voor de meest kwetsbaren en de gevolgen voor andere delen van de zorg. Wij willen inderdaad onbedoelde effecten voorkomen, zoals ik heb gezegd. Daarnaast komt mijn fractie bij enkele begrotingen terug op de subsidieregeling voor winkeliers, het ruimtelijk-economisch beleid in Twente en de internationale school in Eindhoven. Dat moeten wij gewoon regelen, maar daar zal ik verder geen aandacht aan besteden.

De minister-president heeft buitengewoon welwillend gereageerd op een aantal voorstellen die door de coalitiepartijen zijn geformuleerd. Ik denk dan aan het terugdraaien van de bezuiniging op de kinderbijslag, inclusief het inkomensafhankelijke effect daarvan, de schoolboeken en de armoedebestrijding. Terecht heeft de minister-president gezegd dat zij een bijdrage leveren aan de versterking van de positie van de middengroepen. Ik illustreer dat met twee voorbeelden. Wanneer de schoolboeken gratis zijn, scheelt dat ruim € 300 per kind en bij het terugdraaien van de kinderbijslageffecten gaat het gemiddeld om € 175 per jaar. Kortom, er is een heel evenwichtig inkomensbeeld tot stand gebracht voor de komende jaren. Bij ons komen ook de lagere inkomens er degelijk en goed vanaf en dat is bij de VVD helaas niet het geval.

De heer Rutte (VVD):

Bij u komen juist de lagere inkomens er heel goed vanaf. Zo is het en de middeninkomens betalen de prijs. Wij zouden van u een staatje krijgen van dat zogenaamde coalitieakkoord, dat in de media allang is uitgelekt. Is het waar dat u in het rijtje pesterijen voor de Nederlander nu ook de verkeersboetes gaat verhogen?

De heer Van Geel (CDA):

Ik kom daar uitgebreid op terug. Ik heb laten uitrekenen wat uw voorstellen betekenen voor mensen met een laag inkomen. Helaas zitten heel veel Nederlanders in die positie. Ik noem als voorbeeld een getrouwde kostwinner van 55 jaar die € 1400 WAO ontvangt en dat is het. Wat zijn de effecten van uw beleid? Allereerst wilt u de WAO terugdraaien van 75 naar 70%. Dan gaat er € 94 van dat maandsalaris af. De zorgtoeslag kost ook nog een keer € 8 per maand meer. Dat is meer dan 7% inkomensdaling. U wilt geen koppeling aan de lonen. Weet u wat dat betekent? Dat mensen die arbeidsongeschikt zijn geworden, in dit geval door een arbeidsongeval, in de toekomst niet meer delen in de toegenomen welvaart in dit land. Vervolgens heeft een hoger eigen risico grote consequenties. In uw voorstellen wordt de rekening simpel gelegd bij de allerzwaksten in de Nederlandse samenleving en die keuze maken wij niet.

De heer Rutte (VVD):

Het voorstel over de WAO is precies het voorstel dat uw eigen partij bij de vorige verkiezingen deed, namelijk alleen voor de langdurig en blijvend arbeidsongeschikten. Ik heb gevraagd of het klopt dat u alle plannetjes om al die ellende van het kabinet een beetje te verfraaien en nog iets te doen aan de koopkracht, ook al zijn zij volstrekt onvoldoende, betaalt door de boetes op verkeersovertredingen te verhogen.

De heer Van Geel (CDA):

Mijnheer Rutte, wacht u nu even! Ik kom er zo aan toe. Bent u zo nieuwsgierig naar de voortreffelijke manier waarop wij dat allemaal geregeld hebben?

Voorzitter. Het ongeduld van de heer Rutte om kennis te nemen van de uitstekende voorstellen van de coalitie is zo groot, dat ik onze voorstellen op dat terrein nu zal formuleren. Naast de voorstellen die de minister-president heeft omarmd, zei hij ook: u heeft een aantal voorstellen, dan moet u maar kijken wat u daarmee doet, wij verwachten van u een degelijke en solide dekking, ik wacht wel af.

Mevrouw de voorzitter. Ik zal namens de drie coalitiefracties de onderliggende toelichting straks aan u overhandigen en ik zal op een aantal onderdelen ingaan. Mijn collega's zullen die delen die zij belangrijk vinden, in hun betoog nog nader toelichten.

Naast het terugdraaien van de bezuiniging op de kinderbijslag en de verschuiving naar het kindgebonden budget, het gratis verstrekken van schoolboeken en extra aandacht voor de bestrijding van armoede onder kinderen, vragen wij om het terugdraaien van besparingen als de fusieprikkel in het onderwijs. Wij vragen om een verbetering van de thuiszorg/AWBZ. Wij vragen om de bestrijding van zware criminaliteit. Ik licht dit punt even toe, omdat dat van onze fractie afkomstig is. Het kabinet heeft aandacht voor de versterking van de aanpak van justitie, FIOD en politie en heeft gezegd dat het met een evenwichtig pakket van maatregelen komt. Mijn fractie wil hiervoor nu alvast een impuls van 30 mln. zeker stellen, bovenop de actie van het kabinet.

Wij vragen extra geld voor het College Bescherming Persoonsgegevens. Wij vragen ruimte voor regionaal beleid, met name gericht op innovatief ondernemerschap om het voorzieningenniveau op het platteland op peil te houden. Wij vragen om het niet doorzetten van de extra verhoging van de dieselaccijns. Hiermee willen wij een streep trekken onder de extra verhogingen die bij het regeerakkoord al zijn afgesproken, met als motief dat de overheid een betrouwbare overheid moet zijn. Wij vragen extra ruimte voor defensie. Mijn fractie wil een eenmalige extra investering in verband met het interen op defensiematerieel. Het ambitieniveau en het voeren van duurzaam beleid brengen die noodzaak met zich. Wij willen die extra impuls van 100 mln. Het is goed dat het kabinet zelf een aantal noden oplost, maar wij willen daarenboven dit extra geld ter beschikking stellen.

Wij willen een open discussie over "work first" in de WW. Wij willen een extra inzet bij het terugdringen van de wachtlijsten in de jeugdzorg. Ook wat de sanering van de visserij betreft, geldt dat het goed is dat kabinet zelf een aantal noden oplost, maar wij willen daarenboven extra geld beschikbaar stellen. Ten slotte willen wij burgerinitiatieven in de wijken.

Dat zijn onze initiatieven. In de toelichting die u straks krijgt, ziet u dat dit mogelijk is. Zoals u van ons gewend bent, zullen wij daarvoor een solide en degelijke dekking aanreiken. Ik dien derhalve namens de coalitie de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering welwillend gereageerd heeft voor wat betreft het onveranderd laten van de kinderbijslag, de invoering van gratis schoolboeken en de armoedebestrijding van kinderen;

van oordeel dat budget vrijgemaakt moet worden in de begroting voor 2008 voor de bestrijding van zware criminaliteit, de leefbaarheid van regio's, defensiematerieel, de aanpak van wachtlijsten in de jeugdzorg, de sanering van de visserij en de aanpak van wijken;

voorts van oordeel dat de ombuiging fusieprikkel voortgezet onderwijs niet moet worden doorgevoerd, Van Geelde dieselaccijns niet extra moet worden verhoogd, er een open discussie mogelijk moet zijn over Work First in de WW, er middelen vrijgemaakt dienen te worden voor het behouden van thuiszorgmedewerkers voor de zorg en dat er rekening gehouden moet worden met de werklast van het College Bescherming Persoonsgegevens in verband met het elektronisch kinddossier;

overwegende dat dekking gevonden kan worden in de uitgavenreserve, een lagere overheveling bijzondere uitgaven, het doorberekenen van administratiekosten in boetes, het versneld invoeren van kansspelbelasting op automaten en het verlagen van de CO2-norm in de bpm;

verzoekt de regering, deze voorstellen uit te werken en de Kamer over de uitvoering hiervan voor de algemene financiële beschouwingen te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Geel, Tichelaar en Slob. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31200).

Als u mij de dekking nu aanreikt, kan ik ervoor zorgen dat die wordt toegevoegd aan de Handelingen en wordt verspreid onder de leden.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Als u het goedvindt, zal ik eerst een korte toelichting geven. U krijgt de dekking daarna.

De voorzitter:

Dan wacht ik.

De heer Van Geel (CDA):

Ik loop de dekkingsvoorstellen even door. Ik heb al aangegeven hoe het zit met de uitgavenreserve. Ik wil ook minder overheveling van de buitengewone uitgavenregeling (BU). Het is onze bedoeling en inzet dat wij een buitengewone uitgavenregeling krijgen zoals die bedoeld is, namelijk voor chronisch zieken en gehandicapten in dit land. Wij hebben vandaag en gisteren al met elkaar besproken dat deze regeling de afgelopen paar jaar een explosieve groei heeft vertoond van 400 mln. naar ruim 2 mld. per jaar. Daarmee komt het doel van de regeling gigantisch onder druk te staan. Dat is de reden waarom wij die explosieve groei willen aanpakken. De fiscale regeling wordt volgend jaar afgeschaft en overgeheveld naar de WMO. Wij zullen daarbij de verantwoordelijkheid op ons nemen om ervoor te zorgen dat de gemeenten straks een regeling aantreffen die tegemoetkomt aan onze wens om kosten die niet samenhangen met ziekte of handicap kritisch tegen het licht te houden.

Het kabinet heeft voorzien in het invoeren van de genoemde kansspelbelasting in 2009. Wij willen versnelde invoering en wel medio 2008.

Het klopt dat door de inning van incassokosten de boetes iets worden verhoogd, maar men moet niet vergeten dat deze kosten voor de burgers te vermijden zijn.

De CO2-toeslag voor zeer onzuinige auto's die onderdeel is van de milieudifferentiatie in de bpm wordt aangescherpt. De grens van de CO2-uitstoot waarbij de toeslag van toepassing is, wordt daartoe verlaagd.

Mevrouw de voorzitter. Ik hoop dat ik kort, krachtig en helder de voorstellen van de coalitiefracties heb weergegeven. Wij wachten de reactie van het kabinet af en hopen dat er concrete voorstellen van het kabinet komen vóór de financiële beschouwingen over een aantal weken. Ik overhandig u het rekenschema waarin is aangegeven dat het door ons voorgestelde haalbaar moet zijn.

De voorzitter:

Ik zal zorgen dat het schema met de dekkingsvoorstellen snel wordt verspreid.

Het zal tevens worden opgenomen in een bijlage bij de Handelingen van deze vergadering.

(De bijlage is opgenomen aan het eind van deze editie.)2

De heer Van Geel (CDA):

Daar bent u stil van, mijnheer Rutte!

De voorzitter:

De heer Rutte wacht tot ik hem het woord geef. Dat doe ik bij dezen.

De heer Rutte (VVD):

Ik wacht inderdaad altijd netjes. Zo gaan wij hier met elkaar om.

Mevrouw de voorzitter. Deze coalitie is groots in kleine pesterijen. De coalitie gaat inderdaad de verkeersboetes verhogen. De coalitie gaat de bpm verhogen, dus de auto wordt nog meer melkkoe dan deze al is. Maar goed, ik laat dat maar voor wat het is, want ik ben veel meer geïnteresseerd in het oordeel van de heer Tichelaar.

Ik heb goed naar het lijstje geluisterd. Dit is minimaal reparerend voor het koopkrachtverlies volgend jaar, want de kinderbijslagwijziging zal pas later ingaan. Voor 2008 zijn de effecten van dit pakket minimaal.

De heer Tichelaar heeft hier gisteren grote staat gevoerd door te zeggen: ik wil ervoor zorgen dat het koopkrachtverlies voor de middeninkomens wordt gecompenseerd. Hij kan toch niet serieus beweren dat dit sinterklaaspakket ook maar iets doet voor de koopkracht van de middeninkomens? Als hij hiermee akkoord gaat, zijn zijn woorden van gisteren niets waard gebleken.

(geroffel op de bankjes)

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik ga nu niet mijn tweede termijn houden. Als ik straks het woord krijg voor mijn tweede termijn, ga ik graag het debat met de heer Rutte aan.

De heer Rutte (VVD):

Ik vind het heel erg jammer dat de heer Tichelaar, nu dit voorstel is gedaan dat op geen enkele manier de koopkracht repareert van de mensen om wie het hem ging, op mijn uitnodiging tot debat zegt dat hij er in zijn tweede termijn op ingaat. Ik zal naar hem luisteren en wij zullen elkaar dan vinden.

De heer Van der Vlies (SGP):

De heer Van Geel heeft een totaalplan gepresenteerd. In de ene weegschaal legt hij dingen die niet hoeven door te gaan en in de andere weegschaal legt hij dingen die dan maar moeten gaan gebeuren, waaronder een inkomensstroom, voorzien uit de boetes die voor de burgers vermijdbaar zijn. Laten wij hopen dat alle burgers die vermijden. Doen zij dat, dan heeft hij een gaatje, maar dat terzijde.

Omdat ik het schema nog niet heb kunnen bestuderen, is mijn vraag of het echt rondloopt, ook in de tijd. Dat is zeer te bezien, gegeven het feit dat de diverse maatregelen nogal ongelijksoortig zijn. Sommige vergen wetswijziging, andere niet. Hij kent het mechanisme hier wel. Ik wil dan ook inzicht in de volgtijdelijkheid van de dingen. Ik wil weten of de inkomstenderving gelijk opgaat met de uitgaven die moeten worden gedaan.

Ik heb nog een tweede vraag. Ik heb iets gehoord over 100 mln. incidenteel voor Defensie. Ik had gehoopt dat de heer Van Geel er ook een structurele component in zag, want daarom ging het bij onze gemeenschappelijke zorg over de stand van zaken bij Defensie.

De heer Van Geel (CDA):

Van de minister-president heeft u vernomen dat er serieuze plannen zijn om het defensiematerieel te versterken voor de toekomstige vredestaken. Wij hebben dit als aanvullend op dit pakket beschouwd. U moet dit alles in samenhang zien. Naar onze overtuiging betekent dit dat er in deze regeerperiode voldoende materieel in de kazernes aanwezig is, zodat eventuele keuzes voor vredestaken niet zullen worden gehinderd door een gebrek aan materieel, met name op de grond.

Maar nu uw eerste vraag. Wij hebben in dit voorstel goed gelet op de regels voor de scheiding tussen inkomsten en uitgaven en de fiscale behandeling van regels en lastenverlichting en lastenverzwaring. U moet dit zien als een vraag aan het kabinet om alles door te rekenen en uit te werken en met een concreet voorstel te komen. Als er onverhoopt ongerechtigheden zijn, of als het kabinet komt met andere, soortgelijke voorstellen die leiden tot een verstandige dekking van onze voorstellen, dan zijn we bereid die te steunen. Het is immers een motie, geen amendement; we nodigen het kabinet uit om hier goed naar te kijken en met concrete voorstellen te komen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Juist omdat er zo veel dingen in staan die de SGP-fractie aanspreken, wil ik wel dat het een zeer solide voorstel wordt...

De heer Van Geel (CDA):

Absoluut!

De heer Van der Vlies (SGP):

...en uiteraard wil ik een goed, concreet antwoord van de regering.

De heer Van Geel (CDA):

Ik kan me bijna voorstellen dat de premier zal zeggen dat dit moet passen binnen de afgesproken spelregels en dat dit ook zijn toetspunten zullen zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ja, dat is vast wel voorgeprogrammeerd; dat geloof ik ook.

Maar over de defensie-uitgaven nog de volgende vraag. Aan het eind van deze rit zou er dus opnieuw een tekort kunnen ontstaan. Kunnen we daarom niet regelen dat het structureel wordt?

De heer Van Geel (CDA):

Ik denk dat u een punt heeft. In CDA-kring, bijvoorbeeld ons wetenschappelijk instituut, vindt men ook dat er structureel geld bij moet als wij onze ambities op het gebied van vredeshandhaving ook op de langere termijn willen waarmaken. Maar we zitten nu in deze coalitie en voor deze kabinetsperiode is dit niveau bereikt. In een nieuwe kabinetsperiode zullen nieuwe besluiten moeten worden genomen over de relatie tussen onze defensie- en vredesinspanningen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ondertussen stond ik het broddelwerkje nog even te lezen...

De heer Van Geel (CDA):

Wat zuur!

De heer Pechtold (D66):

Tja, als de rest van de Kamer ook zo reageert, vraag ik me af of men het daar ook wel heeft gelezen. Als na die honderd dagen en die hele zomer de meerderheid van deze Kamer, verenigd in drie partijen, in een motie met algemene zaken komt als "de aanpak van wijken" roept dat bij mij vele vragen op. Hoeveel moet er naar die aanpak van wijken? Hoeveel moet er naar "leefbaarheid van regio's"? Wat zijn dat toch voor open deuren? Daartegenover staan heel kleine dingen als de "bescherming van het elektronisch kinddossier". Waar zit het onderwijs, behalve dan die fusieprikkel? Waar zit het geld voor die leraar, van wie ook het CDA zo de mond vol heeft? Laat u het kabinet nou eens zien dat u daar ook extra geld voor wilt uittrekken!

De heer Van Geel (CDA):

Ik wil geen vragen ontwijken, maar ik heb gezegd dat de coalitie in eerste termijn op verschillende onderdelen een toelichting heeft gegeven en dat dus ook mijn collega's een toelichting hebben gegeven en zullen geven. Maar een antwoord in algemene zin: op dit moment van de algemene politieke beschouwingen geef je aan waar verschuivingen nodig zijn; bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken hebben we voldoende tijd om goed en inhoudelijk over de feitelijke invulling te discussiëren. Nu komt er dus een politieke duiding van de door ons gewenste richting, bij de algemene financiële beschouwingen wordt concreet gemaakt hoe alles financieel-technisch in elkaar zit en bij de verschillende begrotingshoofdstukken kunnen we discussiëren over de concrete invulling. Wij hebben onze richting aangegeven.

En over het voorbeeld van de regio's: ik heb gesteld dat wij het belangrijk vinden om te kijken naar de mogelijkheden van innovatie en versterking van het ondernemerschap in juist die gebieden met weinig winkels en voorzieningen. Concrete plannen zijn er wel. In de volgorde die ik zonet aangaf, zullen die worden besproken.

De heer Pechtold (D66):

Prachtig, maar de bedragen die ervoor worden gereserveerd, in de orde van grootte van 10 mln., worden door het CPB niet eens bekeken. Toen ik dat daar namelijk vroeg, zei men dat bedragen onder de 50 mln. niet eens konden worden bekeken. Het zijn dus allemaal prachtige woorden, maar met weinig geld.

Maar als u uw tegenbegrotinkje al tot in zulk detail presenteert, is uw signaal dat er voor onderwijs geen geld over is. U vertelt de leraren dus dat minister Plasterk het maar binnen zijn eigen begroting moet vinden; anders zou u namelijk niet zozeer in details zijn getreden en had u het onderwijs genoemd. Klopt dit?

De heer Van Geel (CDA):

Het staatje is zoals het is. De fusieprikkel...

De heer Pechtold (D66):

Ik vraag u naar het onderwijs.

De heer Van Geel (CDA):

Ons voorstel is om de fusieprikkel voor het onderwijs weg te nemen en daarmee een bedrag van 84 mln. dat pijn doet bij het onderwijs. Over het advies van de commissie-Rinnooy Kan hebben wij al in eerste termijn met elkaar gediscussieerd. Wij wachten de voorstellen van het kabinet af. Dit zijn de keuzes die wij gemaakt hebben en die wij hier presenteren. Wij zetten daarmee bepaalde accenten op een overigens prima begroting die wij de afgelopen twee dagen met elkaar hebben besproken.

De heer Pechtold (D66):

Er is slechts één conclusie mogelijk. Als de CDA-fractie hiermee een signaal wil afgeven aan het kabinet om door te rekenen, dan kan dat signaal aan het onderwijs – aangezien de minister van OCW in oktober, dus zeer binnenkort, klaar moet zijn met zijn huiswerk – alleen zijn: nee, daar hebben wij geen geld voor over. Heel erg jammer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb er even naar kunnen kijken en het heeft inderdaad veel weg van een compromisvoorstel van drie partijen waarin alle partijen iets krijgen. Het meest opvallend vind ik vooralsnog de belangrijkste dekkingspost. U financiert uw plannen à 250 mln. vanaf 2009 uit een lagere overheveling van de bijzondere uitgaven.

De heer Van Geel (CDA):

Ja.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is waar wij een belangrijk deel van de dag ook over gedebatteerd hebben, de bijzondere uitgaven voor chronisch zieken en gehandicapten, waar al 400 mln. op bezuinigd wordt. Dat loopt vanaf 2009 dus op naar 650 mln. Ik begrijp dat u dus onder andere de gratis schoolboeken financiert uit de bijzondere uitgaven voor chronisch zieken en gehandicapten. Kunt u mij dat uitleggen?

De heer Van Geel (CDA):

Ik kan dat uitleggen, omdat wat u zegt niet waar is. Het gaat wel ten koste van de buitengewone uitgaven, maar dat is iets anders dan dat het ten koste zou gaan van chronisch zieken en gehandicapten. Als u geluisterd hebt, dan hebt u in mijn toelichting kunnen horen dat wij een regeling willen – waar wij het hele jaar de tijd voor hebben, het is immers niet in 2008 aan de orde, maar pas in 2009 – die tegemoet komt aan de wens om juist mensen met een chronische ziekte of een handicap daarop aan te spreken en de andere punten kritisch tegen het licht te houden.

Het is een herhaling van zetten, maar ik wil toch nog een keer iets zeggen over wat er met deze regeling gebeurd is. In 2002, nog maar vijf jaar geleden, was het budgettaire beslag van deze regeling 500 mln. Het is nu meer dan 2 mld. Het is een regeling waar meer dan 3,5 mln. huishoudens in dit land gebruik van maken. Ik kan mij niet voorstellen dat u mij wilt vertellen dat wij in dit land in meer dan 3,5 mln. huishoudens chronisch zieken en gehandicapten hebben. Dat kunt u zich ook niet voorstellen en daarom is het goed dat wij een regeling maken die helemaal is toegespitst op chronisch zieken en gehandicapten, in plaats van een algemeen potje met grote fiscale aftrekposten. Dat is niet de kern van de regeling zoals die bedoeld is. Wij willen terug naar een regeling zoals die bedoeld was voor chronisch zieken en gehandicapten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Misschien zou u dan eens aan uw voorganger, de heer Verhagen, moeten vragen voor wie de regeling bedoeld was. Hij heeft er anderhalf jaar geleden met mij nog op gehamerd dat de regeling in stand bleef en dat de middelen ook vooral terechtkwamen bij de mensen voor wie de regeling bedoeld was. Daar hebben wij een motie over ingediend die steun heeft gehad van de CDA-fractie en nu kleedt u de regeling uit. Weet u wat mij nog het meeste verbaast? Ik heb u in uw eerste termijn horen zeggen dat wij ervoor moesten zorgen dat dit soort bezuinigingen niet ten koste zou gaan van de meest kwetsbaren.

De heer Van Geel (CDA):

Precies.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U wilde verzekeringen van het kabinet. Maar ergens tussen uw eerste en uw tweede termijn in bent u schijnbaar zo overtuigd geraakt dat u gewoon nog eens fors bezuinigt. Ik vind het onverantwoord.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw Halsema, geeft u mij dan eens antwoord op de vraag hoe het mogelijk is dat er op dit moment meer dan 3,5 mln. huishoudens – dat is de helft van alle huishoudens in Nederland – gebruik maken van een regeling die bedoeld is voor chronisch zieken en gehandicapten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wij hebben inderdaad te maken met een enorme stijging van de zorgkosten, maar nog los daarvan: dat geld wordt niet zomaar uitgedeeld. Als u zich zorgen maakt over onterecht gebruik van de regeling en als u bang bent dat het geld terechtkomt bij mensen voor wie het niet bedoeld is, dan zou ik zeggen: laat dat onderzoeken. U doet echter iets anders. U boekt bezuiniging 1 in. U boekt bezuiniging 2 in. U weet niet wie het raakt, maar u hebt het geld al uitgegeven. Voor hetzelfde geld raakt het wel de mensen die u in uw eerste termijn nog zei te willen beschermen. Ik vind het onvoorstelbaar dat je gratis schoolboeken voor de middenklassen en hogere klassen laat betalen door de chronisch zieken en gehandicapten.

De heer Van Geel (CDA):

Ik neem daar afstand van. Ik heb duidelijk gesteld dat wij het komende jaar moeten gaan werken aan een regeling die is bestemd voor chronisch zieken en gehandicapten. Dat herhaal ik. Dat is de kern van ons voorstel. Het is niet bestaanbaar dat een regeling in ons land zodanig explodeert dat 3,5 miljoen huishoudens er gebruik van maken. Wij willen de regeling weer toespitsen op de groepen waarvoor hij is bedoeld: de chronisch zieken en gehandicapten.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Voor alle collegae die zich zorgen maken over mijn steeds maar dikker wordende linkerwang merk ik op dat ik niet, met het kabinet, aan het hamsteren ben geslagen. Ik heb helaas te maken met een ontsteking van mijn tandvlees. Ik hoop hiermee in één keer alle vragen te hebben beantwoord.

In alle ernst. Met het voorstel dat de heer Van Geel zojuist heeft gedaan, gaat het CDA door met het pesten van hardwerkend Nederland. Teneinde allerlei problemen in de coalitie op te lossen, is het CDA bereid een pakket te presenteren dat niets doet voor de koopkracht van deze hardwerkende Nederlander en overigens opmerkelijk weinig doet voor de mensen met een laag inkomen, waar men zegt zo zeer voor te staan. Dit heeft niets te maken met Nederland. Het heeft alles te maken met het toedekken van de conflicten binnen deze coalitie. Ik acht dat buitengewoon ernstig.

De heer Tichelaar laat zich met een kluitje in het riet sturen. Hij stond hier gisteren mooie sier te maken. Hij zou de koopkracht van de middengroepen wel even gaan repareren. Als dat dit pakket moet zijn, als de koopkrachtreparatie voor de middengroepen bestaat uit de gratis schoolboeken, komt hij thuis met een volstrekt onvoldoende pakket. Ik verzoek de heer Tichelaar om straks in zijn termijn in het kader van zijn geloofwaardigheid duidelijk te maken wat hij dan wel van plan is te gaan doen voor al deze mensen.

Ik wijs de mensen in het land op de berichten over het Nibud in de kranten van vandaag. Het Nibud stelt dat de middeninkomens meer inleveren dan het kabinet ons voorspiegelt. De werkende middengroepen in Nederland gaan er volgens het Nibud – en daar zitten mensen die hiervoor hebben doorgeleerd – niet alleen volgend jaar, maar de hele kabinetsperiode op achteruit. Dit betreft mensen met een inkomen tussen de € 30.000 en € 40.000 bruto per jaar. Dat zijn dus de mensen met een modaal inkomen. Het Nibud stelt dat mensen in deze inkomensgroep met twee schoolgaande kinderen er rekening mee moeten houden dat zij vier jaar lang elk jaar opnieuw ongeveer 1% minder koopkracht zullen hebben. Dat heeft het kabinet dus in petto voor hardwerkend Nederland.

De gevolgen zijn meteen zichtbaar. Het CNV kondigt vandaag aan zeer waarschijnlijk aanvullende looneisen te zullen stellen. Het CNV doet dat omdat deze bond koopkrachtreparatie wil binnenhalen voor zijn achterban. Dan gebeurt dus precies wat ik de minister-president vanmiddag al heb voorspeld. De lonen zullen gaan stijgen omdat het kabinet de koopkracht aantast. Volgend jaar zullen ook de prijzen gaan stijgen omdat het kabinet aan de btw gaat rommelen. Dit is allemaal buitengewoon slecht voor de economie. Dit kabinet is niet alleen slecht voor hardwerkend Nederland. Het is ook slecht voor de economie. En het kabinet is – dat is misschien nog wel erger – slecht voor de mentaliteit in Nederland. Een kabinet dat nivelleert, draagt bij aan dufheid, een gebrek aan lef en aan ondernemerschap in de samenleving. Ik verzoek de minister-president om hierop dadelijk te reageren.

Wij hebben het nog eens uitgerekend. De lasten zullen met 6,8 mld. stijgen. Dat betekent € 425 per persoon per jaar. Voor iedere Nederlander. Inclusief baby's en kinderen. Dat is wat het kabinet in petto heeft: € 425 per jaar voor iedere Nederlander. Je zou nog kunnen denken dat deze coalitie mensen aan het werk gaat helpen. Maar de minister-president heeft vanmiddag nog eens duidelijk gemaakt dat dit niet het geval is. WAO'ers van 45 jaar en ouder worden niet herkeurd. Bijstandsmoeders hoeven niet meer te werken.

Ik heb dit kabinet gisteren vergeleken met het kabinet-Den Uyl. Ik moest zojuist nog even denken aan een van de verwijten die het kabinet-Den Uyl in het verleden wel eens werden gemaakt, dat het zo viel hield van mensen die het moeilijk hadden, dat er niet genoeg van konden zijn. Dat verwijt begint, in toenemende mate, ook van toepassing te worden op dit kabinet.

De versoepeling van het ontslagrecht lijkt intussen ook al van tafel. Gisteren heb ik gezegd dat er vijf kenmerken zijn van een linkse coalitie: de inkomensverschillen worden verkleind, de uitgaven worden verhoogd, de belastingen worden verhoogd, de koopkracht daalt en er is geen solide financieel beleid. Ik voeg er vandaag een zesde kenmerk aan toe: een linkse coalitie is niet bereid om moeilijke maatregelen te nemen. Met het van tafel vegen van het ontslagrechtvoorstel scoort dit kabinet niet vijf uit vijf maar zelfs zes uit zes op de schaal van linkse coalities. Gefeliciteerd.

De heer Slob (ChristenUnie):

Doet u maar even rustig aan, mijnheer Rutte. Als u niet oppast, gaat straks nog veel meer bij u ontsteken.

De heer Rutte (VVD):

U wordt toch niet persoonlijk?

De voorzitter:

Dat is niet aardig, mijnheer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is meeleven.

De voorzitter:

Dat zeggen ze hier allemaal.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik had ook over de bloeddruk van de heer Rutte kunnen beginnen.

Ik heb de volgende vraag aan de heer Rutte. Hij maakte zich daarnet heel erg druk over het doorberekenen van de boetes. Kunt u mij uitleggen waarom u en ik, hardwerkende burgers, moeten meebetalen aan de verkeersovertredingen van andere burgers, die niet alleen zichzelf, maar ook anderen in levensgevaar brengen?

De heer Rutte (VVD):

Ach, mijnheer Slob, u weet donders goed dat dit een pesterij is van de coalitie. Men wil hiermee hardwerkend Nederland pesten en u probeert daar nu een moreel sausje overheen te gieten. Zo werk het; u moet dit gewoon toegeven. U kent de kritiek van mensen. Velen zeggen: zou het niet beter zijn als de politie ook eens de echte boeven ving? U kent die kritiek, maar wat doet u? U verhoogt de parkeerboetes nog eens een beetje. Ik vind dit ongelofelijk flauw.

De heer Slob (ChristenUnie):

Deze reactie vind ík ongelofelijk flauw.

De heer Rutte (VVD):

Dan is de stand nu één-één.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vraag u nogmaals waarom u en ik, hardwerkende burgers zoals er veel in deze zaal zitten, moeten meebetalen aan de situatie dat andere burgers zich niet aan onze regels houden. Ik denk daarbij aan snelheidsovertredingen, waardoor burgers niet alleen hun eigen leven in gevaar brengen, maar ook dat van anderen. U kent als geen ander de hoogte van de cijfers over verkeersongelukken die in ons land plaatsvinden.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Slob, u zoekt met huid en haar dekking voor uw plannetjes om deze coalitie bij elkaar te houden. Ik vind dit een coalitie die groot is in kleine pesterijtjes. Deze maatregel hoort daarbij.

Over immigratie en integratie heb ik een aantal vragen gesteld. De minister-president heeft daarop gereageerd. Wij staan voor echte, concrete oplossingen van problemen van mensen. Wij zijn niet geïnteresseerd in ideologische discussies over de islam, maar willen problemen oplossen. Daarom maak ik drie opmerkingen.

Wij zijn in de eerste plaats bezig om de boerka écht verboden te krijgen. Dit betekent dat ook bivakmutsen verboden moeten worden, want bij die mutsen is het altijd de vraag "ra, ra, wie zit er achter zo'n muts". Alleen bij zo'n verbod kun je de boerka ook écht van de straat krijgen. In de tweede plaats dien ik de volgende moties in die ook over immigratie en integratie gaan.

De RutteKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een streng en rechtvaardig immigratiebeleid als kernpunt heeft het principe "wie niet in Nederland mag blijven, dient Nederland te verlaten" en dat illegaliteit dus moet worden aangepakt;

constaterende dat een leven in de illegaliteit onmenselijk is, omdat voor illegalen en hun kinderen in Nederland geen toekomst ligt, maar in het land van herkomst;

constaterende dat aanpak van illegaliteit wezenlijk bijdraagt aan het terugdringen van criminaliteit en overlast en het bevorderen van de veiligheid in Nederland;

verzoekt de regering, naast een continue repressieve aanpak van illegaliteit, ook te komen met een regeling op basis waarvan illegaliteit strafbaar wordt gesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(31200).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet heeft besloten om de door het vorige kabinet voorgestelde regeling, te weten een aanscherping van de glijdende schaal die het mogelijk maakt, criminele vreemdelingen eerder uit te zetten, in de ijskast te zetten;

overwegende dat het eerder uitzetten van criminele vreemdelingen wezenlijk bijdraagt aan het terugdringen van de criminaliteit en het bevorderen van de veiligheid in Nederland;

overwegende dat van iedere vreemdeling die permanent in Nederland wil verblijven op z'n minst gevraagd mag worden, van onbesproken gedrag te zijn;

verzoekt de regering, de regeling die het mogelijk maakt, criminele vreemdelingen uit te zetten, op de kortst mogelijke termijn alsnog in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(31200).

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Bij de behandeling van de begroting van Justitie zullen wij terugkomen op het punt van het volwassenenstrafrecht voor 16- en 17-jarigen, op ons voorstel om criminelen die veroordeeld zijn ook te veroordelen tot het betalen van de proceskosten, en op het lastige vraagstuk van het College bescherming persoonsgegevens dat weigert om de criminaliteit die wordt begaan door personeel in de detailhandel, daadwerkelijk te bestraffen en om opsporing mogelijk te maken.

Op het punt van de files willen wij de mogelijkheden inperken van beroep en bezwaar van niet direct belanghebbenden. Ik dien daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat capaciteitsvergroting van de A4 bij Leiderdorp grote vertraging heeft opgelopen door protesten van een niet direct belanghebbende partij;

constaterende dat alle direct belanghebbenden, inclusief de omwonenden, voorstander waren van de voorgestelde capaciteitsuitbreiding;

constaterende dat deze problematiek speelt bij de voorgenomen aanleg van meerdere infrastructurele projecten;

overwegende dat Nederland gebaat is bij een snellere besluitvorming over infrastructurele projecten;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat beroepsmatige probleemmakers de aanpak van files niet meer kunnen tegenhouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(31200).

De heer Rutte (VVD):

Iedereen kan deelnemen aan het publieke debat en kan zich wenden tot de Kamer, maar het is van belang dat beroepsproblemenmakers geen invloed meer hebben op de procedures. Ik reken op steun van het CDA, want het was de heer Koopmans die op dit punt belangwekkende woorden heeft gezegd in een interview in het Algemeen Dagblad.

In de derde plaats zullen wij bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken en van het Belastingplan terugkomen met voorstellen om bedrijfsoverdrachten fiscaal te ondersteunen. Wij vonden het schriftelijke antwoord van de regering op dit punt onbevredigend.

En dan ten slotte: wij delen de behoefte aan koopkrachtreparatie bij de PvdA. Wij zien dat de heer Tichelaar het zwaar heeft, want met het voorstel dat er nu ligt wordt niets gedaan voor de koopkracht van hard werkende mensen. Ik wil de heer Tichelaar een steuntje in de rug geven. Daarom dien ik de volgende motie in.

De RutteKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor 2008 een economische groei wordt verwacht van 2,5%;

constaterende dat ondanks de gunstige economische vooruitzichten de middeninkomens er in 2008 0,25% op achteruitgaan;

verzoekt de regering, de koopkrachtdaling voor middeninkomens ten minste ongedaan te maken en nog vóór de aanstaande algemene financiële beschouwingen met concrete voorstellen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(31200).

De heer Rutte (VVD):

Ik reken voor deze motie ten minste op de steun van de Partij van de Arbeid.

Ik zei gisteren: dit is het tweede kabinet-Den Uyl. De hele beantwoording heeft dat beeld voor mij bevestigt. Het kabinet verhoogt de uitgaven, nivelleert, verhoogt de belastingen en voert bovendien een niet solide financieel beleid. Maar ik stel vast dat ook de heer Wiegel een punt heeft. De heer Wiegel, ons erelid, zei een aantal jaren geleden, toen hij nog leider van de VVD was, dat hij niet in sinterklaas geloofde. Hij was in debat met Joop den Uyl. Joop den Uyl was weer geld aan het uitgeven. Wie politiek geïnteresseerd is, kent de beelden wel. Hij zei: "Ik geloofde niet in sinterklaas, maar hij bestaat wel. Hij zit daar" – en hij wees over de tafel naar Joop den Uyl – "en hij heet Joop den Uyl." Dit is het kabinet-Joop den Uyl II, maar wel met drie hulpsinterklazen: Pieter van Geel, de heer Slob en de heer Tichelaar.

(geroffel op de bankjes)

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog een informatieve vraag over een motie. Wij hadden zojuist een debatje over de moeite die de heer Rutte heeft met het doorberekenen van de inningskosten van boetes. Nu heeft hij een motie ingediend om de kosten van processen van veroordeelden wel door te berekenen. Volgens mij is dat precies hetzelfde principe. Hij zegt dat er kosten worden gemaakt waarvan hij vindt dat die gewoon doorberekend moeten worden, en niet op de schouders moeten komen van mensen die de overtreding niet hebben begaan. Kan hij deze inconsequentie, in mijn ogen, uitleggen?

De heer Rutte (VVD):

Zou het kunnen dat dit meer zegt over de ChristenUnie dan over de VVD? U stelt criminelen die in een strafproces veroordeeld worden tot het betalen van de proceskosten op één lijn met mensen die een verkeersovertreding begaan. Is dat niet een beetje merkwaardig?

De heer Slob (ChristenUnie):

Volgens mij zegt dit iets over de inconsequentie waarmee u zelf bezig bent. Als wij een wet hebben, moet die gehandhaafd worden. Dat geldt voor de kleine dingen en voor de grote dingen. Ik wil als volksvertegenwoordiger niet tegen het volk zeggen dat de kleine dingetjes niet zoveel uitmaken en dat wij ons alleen druk maken over de grote dingen. De wet moet gehandhaafd worden. Als wij dan met elkaar doorspreken over het doorberekenen van de kosten bij de handhaving, ben ik volgens mij consequenter dan u.

De heer Rutte (VVD):

U hebt net een pakket ingediend dat bol staat van de compromissen in de coalitie en niets te maken heeft met Nederland. U bent, zoals de Engelsen zeggen, "defending the indefensable". Het zou beter zijn om dat voorstel terug te nemen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Als u denkt dat dit niets met Nederland te maken heeft, moet u nog eens even heel goed naar het pakket kijken. Het gaat over de hard werkende mensen in de thuiszorg, de hard werkende mensen in het onderwijs en de hard werkende mensen in de visserij, die door overheidsbeleid en Europees beleid hun bedrijfstak moeten verlaten. De overheid draagt daar de verantwoordelijkheid voor. Dat is een deel van Nederland waarvoor wij de ogen niet moeten sluiten.

De heer Rutte (VVD):

Ik wil een uitzondering maken voor de visserij. Ik weet inmiddels dat het voorstel van uw partij komt. Wat de visserij betreft, kunt u op onze steun rekenen. Als u bereid bent het voorstel uit te kleden tot alleen het voorstel over de visserij, stemmen wij voor.

De heer Slob (ChristenUnie):

De VVD heeft in haar verkiezingsprogramma de defensie al in de kou laten staan. Ik constateer dat zij dat opnieuw doet.

De heer Rutte (VVD):

In onze eigen tegenbegroting bieden wij op een deugdelijke manier dekking voor het investeren van 100 mln. extra in Defensie. Wel deugdelijk, dat is het grote verschil; wij gaan geen mensen met een auto pesten, wat u wél doet!

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Dank aan de minister-president voor zijn antwoorden namens het kabinet. Hij heeft gereageerd op mijn opmerkingen over de positie van de middeninkomens: hij heeft zich bereid getoond, de kinderbijslag ongemoeid te laten, het moment waarop er gratis schoolboeken beschikbaar zullen zijn te vervroegen tot 2008, en armoede onder kinderen te bestrijden op basis van het plan van de PvdA "Alle kinderen een goede start", wat wij zeer belangrijk vinden. Ik verschil er volstrekt over van mening met de heer Rutte dat deze drieslag waartoe het kabinet zich bereid heeft verklaard, als peanuts gekwalificeerd zou moeten worden.

(Het plan van de PvdA "Alle kinderen een goede start" is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Rutte (VVD):

Wanneer zouden die voorstellen voor de kinderbijslag ook alweer ingaan?

De heer Tichelaar (PvdA):

Na 2008.

De heer Rutte (VVD):

U maakte gisteren een opmerking over de koopkracht in 2008, over de min in dat jaar. Het enige voorstel waarmee daar iets aan gedaan wordt, is het uitbreiden van het idiote voorstel van gratis schoolboeken, maar daarmee wordt het koopkrachtverlies van hard werkende mensen in 2008 bij lange na niet gecompenseerd. Hoe kunt u nu staande houden dat wat u gisteren zei, met dit voorstel recht wordt gedaan?

De heer Tichelaar (PvdA):

Dan moet ik toch even de woorden bijvallen die u in eerste termijn sprak over het mooie rapport waaruit zou blijken dat het nog slechter gaat met de ontwikkeling van de middeninkomens. Even terug naar uw voorbeeld. Wat was het ook alweer? Een gezin met een inkomen van € 30.000 tot € 40.000, een gezin met twee kinderen. Stelt u zich eens voor wat er in 2008 zal gebeuren: die mensen houden minimaal € 800 over omdat zij geen schoolboeken hoeven te betalen. En laten wij eens een sommetje maken: zij gaan er bij een netto inkomen van € 22.000 structureel 3,6% op vooruit. U begon er gisteren mee om dit te bagatelliseren door te stellen dat schoolboeken peanuts zijn. U vindt het een belachelijk voorstel, maar u spreekt blijkbaar nooit met de gezinnen die het geld op dit moment het hardst nodig hebben, de gezinnen met schoolgaande kinderen.

De heer Rutte (VVD):

Het voorstel van gratis schoolboeken is onzinnig, het enige effect zal zijn dat de prijzen van schoolboeken verder zullen stijgen. U bent een zegen voor de schoolboekenbranche, maar dit even terzijde. Ik heb een fout gemaakt, het ligt helemaal aan mij. Toen u gisteren sprak van koopkrachtreparatie voor hardwerkende Nederlanders om hun koopkracht minimaal gelijk te laten blijven, dacht ik dat u alle hardwerkende Nederlanders bedoelde, maar blijkbaar sprak u alleen over de mensen die toevallig kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar hebben. Dom van mij! Maar kunt u zich voorstellen dat gisteren ook buiten deze zaal, via de televisie, de indruk is ontstaan dat de PvdA vandaag keihard zou strijden voor álle mensen met een inkomen tussen € 30.000 en € 40.000, voor álle mensen met een modaal inkomen? En nu staat u vandaag wat dit betreft met bijna lege handen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik hoop dat u dat nog kunt uitleggen als u aangeeft hoeveel die gezinnen met kinderen erop vooruit gaan. U bestrijdt dat niet, dus het is zo. En anders wil ik van u horen wat dat bedrag van € 800 in 2008 procentueel betekent. Als u mij wilt aanpraten dat de fractie van de PvdA de zaak zo nodig moest opblazen, dan accepteer ik dat. Dan zeg ik: ik lijd een verlies, maar het is winst voor deze mensen. Wij doen het niet om het hoe, maar om het wat, dus om wat mensen in 2008 in hun portemonnee krijgen en ik ben trots als ik zie wat dat is. Misschien wilt u in deze Kamer het spel spelen, wilt u zoeken naar een verliezer en een winnaar, maar het gaat mij om de mensen die nu naar de televisie zitten te kijken of die morgen de krant lezen en dan merken wat zij er werkelijk bij krijgen. Daar gaat het om.

De heer Rutte (VVD):

U trok gisteren een zeer grote broek aan. U zou voor alle hardwerkende Nederlanders met een inkomen tussen € 30.000 en € 40.000 de koopkrachtreparatie doorvoeren. U komt echter thuis met een minimaal voorstel en met een minimale verdediging. Ik vind dat zwak. Had dan gisteren niet zo'n grote broek aangetrokken. Geef nu toe dat u vandaag maar voor een heel klein deel uw zin hebt gekregen. Dat zou eerlijk zijn, ook tegenover de mensen die deze debatten gevolgd hebben.

De heer Tichelaar (PvdA):

U schuift al aardig op: het is nu een klein deel. Ik zeg dat het voor die groep mensen met kinderen een heel fors deel is. Ik heb vanmorgen goed geluisterd naar de minister-president. Hij heeft heel helder gemaakt dat het kabinet niets voelt voor een generieke maatregel. Ik weet dat je op zo'n moment moet nagaan waar je nog stappen voorwaarts kunt zetten. Met dit pakket is een begin gemaakt en mijn fractie is er tevreden mee, mijnheer Rutte.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Alles blijft mij te mistig. Ik ben namelijk geneigd om het eens te zijn met de heer Rutte, dus dat het vroeger invoeren van gratis schoolboeken geen effect heeft op de hoogte van de middeninkomens en in ieder geval niet op de hoogte van de lagere middeninkomens. Ik wijs erop dat het kabinet heeft toegezegd om de koopkrachteffecten van dit coalitiecompromis aan de hand van een overzicht te laten zien. Het zou bijzonder handzaam zijn als wij die effecten te zien kregen, want dan kunnen wij beoordelen of de Partij van de Arbeid inderdaad koopkracht repareert.

De heer Tichelaar (PvdA):

Mevrouw Halsema, ik was nog niet uitgesproken. Ik wilde juist aan het kabinet vragen...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar eigenlijk interrumpeerde ik om het kabinet te verzoeken om dat overzicht van de koopkrachteffecten de Kamer te overhandigen, zodat wij over het effect van de maatregelen kunnen debatteren.

De heer Tichelaar (PvdA):

Straks is het totale plaatje van deze begroting bekend. Dan wil ik van het kabinet weten wat dat betekent voor de inkomens. Dat plaatje wordt voorafgaande aan de algemene financiële beschouwingen naar de Kamer gestuurd. Dat is een volstrekt normaal proces en dat gaan wij nu ook volgen. Trouwens, voor wat wij met onze motie vragen, geldt hetzelfde.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vind het prima als u bespreking van dit onderwerp wilt doorschuiven naar de algemene financiële beschouwingen, maar in eerste termijn heb ik al om het overzicht gevraagd, zodat wij het voor de tweede termijn zouden hebben. Daarop is een toezegging gedaan en ik wil graag dat het kabinet die toezegging gestand doet.

De heer Tichelaar (PvdA):

Dan richt u zich niet tot mij.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Precies! U mag vragen om overzichten voor de discussies bij de financiële beschouwingen, maar ik wil graag nu met u in debat kunnen gaan. U zegt namelijk van alles te doen voor zowel de laagste als de middeninkomens, maar ik wil graag weten wat de inschatting van het kabinet is. Ik had verwacht die al te zullen hebben en ik wil nu weten waar die blijft.

De heer Tichelaar (PvdA):

Oké, ik heb in ieder geval in de richting van het kabinet aangegeven op welk moment wij graag een brief krijgen met de totale doorlichting. Daarin willen wij kunnen lezen hoe het zit met de inkomenseffecten van het totale pakket. Die brief willen wij krijgen voor de aanvang van de algemene financiële beschouwingen.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema heeft een vraag gesteld. Kan de minister-president ons een signaal geven? Ik zie hem met zijn hoofd schudden. Mevrouw Halsema moet dus wachten. De heer Tichelaar vervolgt zijn betoog.

De heer Tichelaar (PvdA):

Mijn fractie is zeer tevreden met de bereidheid van het kabinet om te investeren in de kwaliteit van de samenleving met het bieden van hulp en het beschikbaar stellen van financiële middelen. Die investering zal gericht zijn op verbetering van de wijken, het onderwijs, de zorg en, zoals de heer Van Geel zojuist met een motie aangaf, de thuiszorg en de AWBZ. Tevens zijn wij blij dat wij de ruimte krijgen om met eigen voorstellen te komen en om met de aanscherping van de WW-prikkel de participatie te bevorderen.

Misschien ten overvloede, maar toch nog een opmerking over de armoedebestrijding. Ik wil graag dat het kabinet zich realiseert dat het aantal kinderen dat in een arm gezin opgroeit met een derde moet worden verminderd. Hierbij gaat het dus om die 300.000 waarover wij het gisteren hadden. Dit is slechts een ambitie, maar die kan ook beter en het aantal kan hoger. Het doel is halvering van het percentage dat in een arm gezin opgroeit en dat om financiële reden geen lid is van een sportvereniging of niet naar een muziekschool kan. Tevens verzoek ik dit kabinet om te onderzoeken welke aspecten leiden tot sociale uitsluiting en om ons daarover te informeren.

Als het gaat om de thuiszorg en de AWBZ wil ik hier nogmaals onderlijnen dat wij ons zorgen maken over de ondersteunende begeleiding en de effecten daarvan op mensen die het echt nodig hebben. Ik blijf zeggen: wij moeten proberen de mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten blijven. De ondersteunende begeleiding moet daaraan ten dienste staan.

Ik wil aan het adres van de heer Rutte nog iets zeggen over de hardwerkende Nederlanders. Je zult maar een hardwerkende Nederlander zijn en de VVD krijgt zijn zin. Wat gebeurt er dan? Dan moet je zelf alle schoolboeken betalen, wordt je zorgtoeslag verlaagd, moet je zelf de huisarts betalen, moet je zelf de pil en de kraamzorg betalen, moet je de tandarts zelf betalen, gaat je eigen risico voor de zorg ook nog eens omhoog, krijg je geen compensatie meer en krijg je het kindgebonden budget niet meer, komt er minder geld voor veiligheid in je wijk, krijg je praktisch geen hulp meer bij re-integratie, wordt je WW-duur bekort, gaat je arbeidskorting omlaag en krijgen de gemeenten minder geld voor voorzieningen. Mijnheer Rutte, die hardwerkende Nederlander moet maar eens een keuze maken of hij zich bij ú thuisvoelt, of bij één van de coalitiepartijen.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben benieuwd! Als u het mogelijk wilt maken met verkiezingen deze week, kunnen wij meteen uitzoeken hoe het zit. Ik weet wat de uitslag wordt. Overigens, voor uw geruststelling: ook bij ons zit de kraamzorg in het pakket, zoals bij alle partijen, en hetzelfde geldt voor de tandarts.

De heer Tichelaar (PvdA):

Nee, het CPB maakt volstrekt helder dat dat er niet meer in zit. Maar ik merk dat u uw eigen opvattingen niet kent. U denkt: ik leg ze hier neer, dat is goed voor de bühne. Maar wij hebben er serieus naar gekeken.

Wij hebben een aantal malen gesproken over de mogelijkheid om via de loonkostensubsidies ook in het onderwijs conciërges in te zetten. Ik moet zeggen dat wij daarop tot op heden onvoldoende antwoord krijgen. Wij hebben dat gevraagd bij het 100-dagendebat, wij hebben het gedaan bij het debat over de regeringsverklaring, en ik vraag nu rechtstreeks om een brief van de minister van SZW, en van de staatssecretaris van OCW, waarin wij vóór de behandeling van de begroting van SZW in kennis worden gesteld van de mogelijke inzet van conciërges via loonkostensubsidies.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de gegeven antwoorden, al moet ik er meteen bij zeggen dat zij zo ongeveer op alle fronten voor mijn fractie teleurstellend waren. Nederland wordt met dit kabinet niet beter, maar slechter, veel slechter. De problemen die erom schreeuwen om aangepakt te worden, problemen waarvoor geldt dat veel Nederlanders roepen om daadkracht en maatregelen, worden genegeerd, zij worden onder het tapijt geschoven, er wordt om gelachen of er wordt angstvallig de andere politiek-correcte kant op gekeken. De kloof tussen de burger en politiek Den Haag is de afgelopen twee dagen alleen maar groter geworden. Nederland en de Nederlandse burger betalen de prijs daarvoor, een zware prijs, een prijs omdat de Nederlanders hun koopkracht niet zien stijgen, terwijl het kabinet de eigen salarissen met 10% verhoogt, een prijs door alle miljarden aan lastenverzwaringen die de burger mag betalen om linkse hobby's als het generaal pardon, meer ontwikkelingshulp, inburgering en prachtwijken te betalen. Dat is de prijs voor het niet echt stevig aanpakken van de criminaliteit. Het kabinet weigert immers om criminelen met minimumstraffen langdurig achter de tralies te zetten. Die prijs moeten groepen ouderen betalen doordat ondersteunende begeleiding voor kwetsbare ouderen wordt wegbezuinigd. Dat is een sociaal land onwaardig.

Ik dien een motie in die tot doel heeft om een deel van de lastenverzwaringen weg te halen en een dekking te vinden in de vorm van het budget voor ontwikkelingshulp.

De WildersKamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de voorgenomen btw-verhoging en de accijnsverhoging op alcohol, rookwaren, diesel en lpg ongedaan te maken en de dekking hiervoor te zoeken in de verlaging van het budget voor ontwikkelingshulp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(31200).

De heer Wilders (PVV):

Ik kom op de motie over de lokale lasten. Mensen betalen zich blauw aan de gemeente waar zij wonen. Ik heb over die kwestie een interruptiedebat gehad met de minister-president. Mijn fractie is van mening dat de lokale lasten moeten worden bevroren. Daarom dien ik namens mijn fractie de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de lokale lasten exorbitant zijn gestegen de laatste jaren;

van mening dat de burger voor een periode van minimaal vijf jaar een adempauze nodig heeft met betrekking tot de almaar stijgende lokale lasten;

verzoekt de regering om de Gemeentewet zodanig te wijzigen dat de lokale lasten voor een periode van vijf jaar op het huidige niveau worden bevroren en dus niet meer zullen stijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(31200).

De heer Wilders (PVV):

Ik dien een motie in met de intentie het kabinet te bewegen tot het invoeren van minimumgevangenisstraffen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onaanvaardbaar is dat criminelen bij herhaling ernstig leed voor hun medemensen kunnen veroorzaken en recidive veel voorkomt;

overwegende dat uit onderzoek is gebleken dat 5% van de daders verantwoordelijk is voor 30% van de gepleegde misdrijven;

overwegende dat burgers recht hebben op bescherming door de overheid tegen misdadigers door langdurige verwijdering van die misdadigers uit de samenleving;

verzoekt de regering, zware minimumstraffen in te voeren voor alle recidiverende misdadigers en voorts ook voor de daders die een zwaar gewelds- of zedenmisdrijf voor de eerste maal plegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(31200).

De heer Wilders (PVV):

De heer Marijnissen heeft een motie ingediend om ervoor te zorgen dat de bezuiniging op de ondersteunende begeleiding voor ouderen komt te vervallen. Ook ik dien daarover een motie in, omdat die is voorzien van een andere dekking.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering wil bezuinigen op de ondersteunende begeleiding van met name ouderen met een lichamelijke beperking in de komende kabinetsperiode;

overwegende dat deze bezuiniging ongewenst is;

verzoekt de regering, de voorgenomen bezuiniging op ondersteunende begeleiding terug te draaien en de dekking hiervoor te zoeken in een korting op het budget van de publieke omroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(31200).

De heer Wilders (PVV):

Alleen al voor de dekking is het de moeite waard om steun aan die motie te geven.

Tot slot kom ik op het grootste probleem van Nederland, namelijk de islam. Dit kabinet met deze premier weigert om de islamisering van Nederland een halt toe te roepen. Uit peilingen blijkt dat het merendeel van de Nederlandse bevolking de islam als een bedreiging beschouwt. Premier Balkenende lacht die miljoenen Nederlanders keihard uit. Hij zegt bovendien dat er niets aan de hand is en dat hij prachtige dingen ziet gebeuren bij Marokkaanse vaders in Amsterdam, Wildersbij buurtprojecten in Rotterdam enzovoorts. Zijn motto is: "Ga rustig slapen." De geschiedenis zal hard over de premier oordelen. En dat geldt niet alleen voor hem: de Haagse politieke elite snurkt rustig door als dit thema aan de orde is en laat de "gewone" man en vrouw die dagelijks last hebben van de toenemende islamisering in Nederland, in de steek. De islam brengt ons land naar de rand van de afgrond en het kabinet durft niets en het doet niets. Het zal daarvoor dan ook medeverantwoordelijk zijn. Een dergelijk beleid is naïef, gevaarlijk en laf. Als het om de islamisering van Nederland gaat, zegt mijn fractie: "Genoeg is genoeg." Tegen alle mensen die naar dit debat luisteren, zeg ik dat de PVV-fractie zal doorstrijden. Hun stem zal worden gehoord. Wij verdedigen hun belangen en nemen die mensen wel serieus. Wij gaan door, ongeacht of men het in Den Haag leuk vindt of niet.

Voorzitter. Ten slotte dien ik een motie in die gaat over het tegengaan van de islamisering in Nederland.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er te veel islam in ons land is, dat de islamisering van ons land gestopt moet worden en dat Nederland gede-islamiseerd moet worden;

verzoekt de regering:

  • 1. een immigratiestop in te voeren voor migranten uit moslimlanden;

  • 2. een campagne te starten om vrijwillige remigratie van moslims te bevorderen;

  • 3. werkloze vreemdelingen het land uit te zetten;

  • 4. het generaal pardon terug te draaien;

  • 5. alle radicale moskeeën te sluiten en geen nieuwe moskeeën meer toe te staan;

  • 6. alle islamitische scholen te sluiten;

  • 7. de boerka en de Koran te verbieden;

  • 8. moslimomroepen hun zendmachtiging af te nemen;

  • 9. recidiverende criminelen met een dubbele nationaliteit de Nederlandse nationaliteit te ontnemen nadat zij tweemaal veroordeeld zijn voor het plegen van een geweldsmisdrijf;

  • 10. vreemdelingen die veroordeeld zijn voor het plegen van een misdrijf het land uit te zetten en, indien het gaat om een minderjarige veroordeelde vreemdeling, ook de ouders uit te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(31200).

De heer Slob (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Allereerst wil ik de heer Van der Vlies ondersteunen vanwege de wijze woorden die hij als nestor van onze Kamer gesproken heeft met betrekking tot de gewenste omgangsvormen. In de tweede plaats stel ik dat hier een tevreden fractievoorzitter staat, niet alleen vanwege het feit dat vandaag bekend is gewordend dat de werkloosheid in het afgelopen halfjaar met circa 5000 personen per maand is afgenomen – wat overigens zeer goed nieuws is – maar met name omdat ik zeer tevreden ben over de verdediging door het kabinet van wat wij een moedige begroting noemen. In financiële zin is er een prestatie verricht. Wij kennen de feiten, ook al zijn er fracties in deze Kamer die deze feiten wat verdrongen hebben. Wij weten dat de begroting van vorig jaar wat opgepompt was waar het ging over het begrotingsoverschot. Wij weten ook dat er bij het ministerie van VWS een lijk van 1 mld. uit de kast is gerold en dat daardoor een begrotingstekort van 0,4% ontstond. Dit kabinet heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat in de huidige begroting dat tekort is omgebogen naar een overschot van 0,5%. Dat overschot willen wij in de komende jaren vasthouden. Dat is een heel goede prestatie.

Mijn fractie is tevreden over de inzet van het kabinet: toekomstgericht keuzes maken en daarbij de zwakke groepen ontzien. Het kabinet wil investeren in maatschappelijk verantwoorde doelen en maatschappelijk verantwoord gedrag. Ik heb met de minister-president een debatje gevoerd over de aangescherpte houdbaarheidsopgave van dit kabinet. Ik heb begrip getoond voor het feit dat daar nu het een en ander mee moet gebeuren. Wij nemen kennis van de voorstellen die het kabinet op dat punt heeft gedaan en wij constateren dat begin 2008, zoals de minister-president heeft toegezegd in het voorjaar, het nog ontbrekende zicht op de invulling van de houdbaarheidsopgave duidelijk zal worden. Dan kunnen wij tegen die tijd in samenhang onze keuzes maken.

Ik heb aandacht gevraagd voor de grote problematiek van de kinderarbeid. Wij zijn blij met de schriftelijke reactie van het kabinet dat duurzaam inkopen, waar de overheid te zijner tijd toe verplicht is, voor ons land ook zal inhouden dat wij geen producten kopen die door kinderhanden zijn gemaakt. Mijn fractie zal eind van deze maand rond kinderarbeid met andere voorstellen terugkomen. Wij zijn ook blij dat het kabinet positief heeft gereageerd op ons pleidooi voor een aidswezenuitkering. Ik proef in ieder geval in de beantwoording ruimte voor verbreding van de Nederlandse inzet op dat punt. Wij zullen daar bij de behandeling van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking op terugkomen.

Wij zijn ook blij met het extra geld voor Defensie dat het kabinet beschikbaar heeft gesteld en dat nu door de coalitiepartijen als wens naar voren is gebracht. Ik noteer met dankbaarheid dat de minister-president heeft aangegeven dat Defensie geen sluitpost van de begroting is. Daar zullen wij ongetwijfeld op terugkomen als de uitkomsten van de nadere verkenning van de minister van Defensie te zijner tijd ook bij de Kamer voorliggen.

Met betrekking tot Europa kan ik melden dat de ChristenUnie als vertolker van het "nee-geluid" in de coalitie zeer benieuwd is naar het kabinetsbesluit dat morgen zal worden genomen in samenhang met het advies van de Raad van State. Wij kunnen nog wel een dagje wachten.

Ik heb namens mijn fractie een bescheiden wensenlijstje ingediend in eerste termijn. Ik ben tevreden met hetgeen wij in dialoog met het kabinet hebben kunnen bereiken. De maatregel van de gratis schoolboeken is belangrijk voor gezinnen, maar het is ook de inlossing van de ondertekening van een internationaal verdrag door Nederland in de jaren zeventig. Eindelijk is dat nu gebeurd. Wij zijn ook blij met het schrappen van de bezuiniging op de kinderbijslag en het ongedaan maken van de schuif. Het kabinet heeft onze zorg herkend en erkend. Daarvoor is reden tot dankbaarheid.

Collega Van Geel heeft mede namens mijn fractie een motie ingediend. De visserij is al genoemd. Wij zien dit als een noodzakelijk iets. Hierover hebben wij afspraken gemaakt in het coalitieakkoord, maar wij misten de bedragen in de begroting. Wij weten dat het kabinet hiervoor geld zoekt. Dit bedrag moet dan ook heel duidelijk als additioneel worden gezien. Het zal nog niet voldoende zijn, maar op deze wijze neemt de Kamer een initiatief, opdat het kabinet op een goede manier de voorstellen kan rondmaken.

Over de fusieprikkel voor het voortgezet onderwijs heb ik al gesproken. Daarop is niet schriftelijk gereageerd, maar het is duidelijk dat de coalitie dit voorstel van tafel wil. Deze prikkel leidt niet tot hetgeen waarvoor hij bedoeld was, maar heeft een averechts effect. Hij zorgde er juist voor dat de nevenvestigingen die door grote gefuseerde scholengemeenschappen overeind werden gehouden, hun deuren zouden moeten sluiten. Dat herstellen wij nu. Ik denk dat dit goed nieuws is voor al die hardwerkende mensen in het voortgezet onderwijs.

Wij hoeven het niet altijd met het college eens te zijn, maar het College bescherming persoonsgegevens dient als een waakhond voor al datgene wat met privacy te maken heeft. Er komen nieuwe taken op dit college af. Wij vinden dat de bezuiniging niet bij dit college moet plaatsvinden. Door 1 mln. beschikbaar te stellen krijgt het college de ruimte om de extra taken, zoals het elektronisch kinddossier, op te pakken.

De wachtlijsten in de jeugdzorg is een belangrijk onderwerp. Er zijn mooie maatregelen van de grond gekomen, maar het zal nog even duren voordat deze daadwerkelijk hun beslag krijgen. Mochten er nog extra wachtlijsten komen, dan kunnen die goed worden weggewerkt.

Voorstellen op het gebied van criminaliteit en de regio en alle andere voorstellen zien wij als zeer waardevol en als een versterking van het kabinetsbeleid.

Een aantal onderwerpen dat ik hier heb geagendeerd, komt op een later moment nog terug, hetzij bij de begrotingsbehandelingen, hetzij op een ander moment. Ik noem er twee. Het eerste onderwerp is de schooltijdbanen. De schriftelijke reactie die wij daarop van het kabinet hebben gekregen, vond ik wat zuinig. Het is een innovatief idee. Dat zou het kabinet juist moeten aanspreken. Bij de begroting voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zullen wij hierover verder spreken.

Het ontslagrecht is ook een beladen onderwerp geworden. Ons standpunt is bekend. Wij zijn altijd bereid tot overleg, maar onze insteek is wel dat het tot verbeteringen moet leiden en niet tot verslechteringen.

Er zijn mensen die dit kabinet het kabinet van de betutteling noemen. Het is vandaag ook aan de orde geweest. Als je kijkt waar dit zogenaamde betuttelende kabinet zich op richt, dan blijkt dat wel een heel platte kwalificatie te zijn. Misstanden in de samenleving, onrecht, criminaliteit, verslavingen, uitbuitingssituaties en gebrek aan burgerschap leiden niet tot een vrije samenleving, maar juist tot onvrijheid. Of het gaat om onveilige buurten, pleinen waar mensen niet meer durven te komen, synagogen die slechts onder bewaking brandvrij blijven, schuldsituaties door verslavingen, bevolkingstroepen die tegenover elkaar staan, dreigingen van binnenuit of van buitenaf, minder kansen op de arbeidsmarkt door zwakke opleidingen, een vervuild milieu, verkeersoverlast, of noem maar op: deze zaken beperken de mens in zijn mogelijkheden en dus in zijn vrijheden. De overheid is er om het goede te zoeken voor de samenleving, om daarin leiderschap te tonen. En dag mag, als het erop aan komt, ook moreel leiderschap zijn. De ChristenUnie is daarom niet zo bang voor een overheid die hier wat remt, daar wat stimuleert, soms met harde hand ingrijpt en soms in dialoog met de samenleving ontwikkelingen probeert bij te sturen. Dit kabinet doet dat en dat heeft onze hartelijke steun.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Slob zei dat de ChristenUnie wel zal instemmen met verbeteringen, maar niet met verslechteringen. Ziet u het schrappen van de preventieve ontslagtoets bij de rechter als een verslechtering?

De heer Slob (ChristenUnie):

Over dit onderwerp hebben wij voor het reces een uitgebreid debat gevoerd. Mijn collega Ortega heeft in dat debat alle bezwaren die wij hebben tegen en de vraagtekens die wij zetten bij de voorstellen die voor advies naar de Raad voor de arbeid zijn gebracht, op een rijtje gezet. Daar zaten ook onze vraagtekens bij de preventieve toets bij. Wij wachten de reactie van het kabinet af op het verdeelde advies dat is teruggekomen. Wij willen over alles praten, ook hierover, maar het moeten wel verbeteringen worden.

De heer Marijnissen (SP):

Als die verdwijnt, is dat geen verbetering, toch?

De heer Slob (ChristenUnie):

Laten wij eerst even afwachten waar dit kabinet in zijn wijsheid, horende de Stichting van de Arbeid en de Kamer, waaronder mijn fractie, uiteindelijk na beraadslagingen mee zal komen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik had graag vanavond uw wijsheid gehoord, maar helaas.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voor meer wijsheid en de inbreng van mijn fractie verwijs ik naar het spoeddebat dat over het ontslagrecht is gehouden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Allereerst bedank ik het kabinet en in het bijzonder de premier voor de beantwoording van vanmiddag. Vooral waar hij heel ferm de vrijheid van religie en het open karakter van onze samenleving verdedigde, heb ik zijn inbreng zeer gewaardeerd. Ik merk op dat ik zijn imitatie van mij wel een heel bijzonder moment van de dag vond, want ik kwam tot de ontdekking dat je, als je premier Balkenende kruist met mij, dan Mister Bean krijgt. Dit moet je niet te letterlijk nemen.

Boven dit debat hangt al de hele dag de vraag of het een links of een rechts kabinet is. Laten wij allereerst vaststellen dat het niet het kabinet-Balkenende III is. Je kunt duidelijk zien dat de premier zich zonder de VVD een stuk meer senang voelt, en daar kan ik mij wel wat bij voorstellen. Het is ook geen kabinet-Marijnissen I of -Den Uyl II, om de simpele reden dat het kabinet de afstanden tussen de inkomens niet verkleint. Nivellering is taboe. Bezuinigingsmaatregelen die het kabinet neemt, raken ook kwetsbaren, zoals chronisch zieken en gehandicapten, mensen die het de afgelopen jaren al bijzonder moeilijk hebben gehad. Er vindt geen werkelijke bestrijding van armoede plaats. Ik moet zeggen dat het programma van het kabinet met het coalitiecompromis dat wij nu kennen, verder wordt gedenivelleerd. Gratis schoolboeken zijn vooral gunstig voor de mensen boven modaal en daarboven. Het geplande inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag verdwijnt en daarmee verdwijnt een van de weinige nivellerende maatregelen in het kabinetsbeleid.

Dat het geen links kabinet is, wil ook niet zeggen dat het een rechts kabinet is. De VVD herkent zich er niet in, dus is het geen rechts kabinet. Het doet ook te weinig voor de allerrijksten. Dit kabinet is naar ons idee een typisch middenkabinet, zoals het derde kabinet-Lubbers ook was, zoals ik al zei. Het is vooral een kabinet dat op de plaats rust houdt, terwijl wij het idee hebben dat er grote problemen moeten worden aangepakt. De sociale ongelijkheid en de armoede in de publieke sfeer dienen bestreden te worden. Het steekt ons echt dat er na al die jaren van bezuinigingen en hervormingen zo weinig wordt gedaan aan de voortdurende armoede in Nederland. Hierover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat honderdduizenden gezinnen in Nederland in armoede leven;

van mening dat de armoede ambitieus dient te worden teruggedrongen;

voorts van mening dat het bedrijfsleven niet volledig hoeft te worden ontzien, waar gezinnen met een forse lastenverzwaring worden geconfronteerd;

verzoekt de regering, de vennootschapsbelasting met 0,5% te verhogen naar 26% en de opbrengst van ongeveer 250 mln. te gebruiken voor gerichte armoedebestrijding, bijvoorbeeld door de bezuiniging op de huurtoeslag terug te draaien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(31200).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mijn fractie maakt zich zorgen over de 1,2 mld. die nodig is voor de lerarensalarissen. Ook wij zouden het zeer slecht vinden als minister Plasterk daarvoor ruimte moet vinden in zijn eigen begroting. Ik veronderstel dat de D66-fractie hierover met een motie komt en ik zeg op voorhand dat wij daaraan steun zullen verlenen.

Wij hebben een lang debat gehad over de ondersteunende begeleiding waarop bezuinigd wordt. De premier heeft de garantie gegeven dat niet de meest kwetsbare mensen worden geraakt, maar hij zegt tegelijkertijd dat kwetsbaarheid een arbitrair begrip is. Wij vinden dit niet afdoende en wij zullen steun verlenen aan de SP-motie die deze bezuiniging ongedaan maakt.

Wij zijn heel blij met de beslissing van de fractie van de Partij van de Arbeid dat het plan-Donner over het ontslagrecht op deze manier geen doorgang mag vinden. Laat ik daarbij wel zeggen dat de discussie over het ontslagrecht voor ons niet taboe is. Wij vinden het eigenlijk niet te verkroppen dat als een gevolg van het huidige ontslagrecht een thuiszorgdirecteur er met 1 mln. vandoor kan gaan. Dat is ook een effect van het huidige ontslagrecht. Dat vinden wij niet links. Voor ons is er één eis: elke wijziging in het ontslagrecht moet ten goede komen aan de arbeidsmarktpositie van werknemers. Het gaat om hun scholing en hun kansen.

Er is ook gedebatteerd over de buitenschoolse opvang. Wij hebben destijds de motie gesteund. Wij maken ons zorgen over de 20.000 kinderen die nu op een wachtlijst staan. Eerder heeft mevrouw Hamer van de PvdA-fractie al gezegd dat een kind niet langer dan drie maanden op die wachtlijst mag staan. Wij denken dat met kerst de drie maanden ruimschoots voorbij zijn. Ik dien hierover de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet heeft toegezegd dat per 1 augustus 2007 op elke school buitenschoolse opvang (bso) aangeboden moet worden;

constaterende dat momenteel ruim twintigduizend kinderen op een wachtlijst staan voor de bso;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat na de kerstvakantie de wachtlijsten voor de bso zijn opgelost en er voor ieder aangemeld kind daadwerkelijk een bso-plaats beschikbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema en Rutte. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(31200).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Een middenkabinet. Ik noemde dat aan het einde van de eerste termijn van de premier ook een grijs middenkabinet. Waarom zei ik dat? Omdat dit kabinet in ieder geval niet groen is. Dit kabinet durft maatregelen die aangekondigd waren in het regeerakkoord, niet te nemen. Het wordt doorgeschoven naar 2010 en het wordt vooral doorgeschoven naar Europa. Europa verschijnt als een reddende engel. Als daar maatregelen genomen worden, dan volgen wij. "Als je niet zou willen wachten op Europese maatregelen, dan houd je niet van Europa." Ik moet zeggen dat ik dat een absurde redenering vind van de premier en van anderen. HalsemaAlsof er geen eigen verantwoordelijkheid meer is! Ik heb slecht nieuws voor het kabinet. In Europa is er op dit moment onvoldoende beleid. Alleen als de Europese Unie op een korte termijn het programma van GroenLinks in wetgeving vastlegt, dan haalt u uw doelstellingen. U moet zich in Europa dus echt kapot gaan vergaderen om ook maar in de buurt te kunnen komen. Het wordt weggeschoven naar 2010 en naar de Europese Unie, en ondertussen worden er wel kolencentrales gebouwd.

Voorzitter! Ik dien opnieuw een motie in die ik eerder heb ingediend, omdat het daarin genoemde instrument de meest effectieve maatregel is die je zou kunnen nemen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het debat over het Beleidsprogramma 2007-2011 de motie-Halsema over een verplicht aandeel duurzame energie (31070, nr. 15) is aangenomen;

constaterende dat in het Werkprogramma Schoon en Zuinig staat dat de regering deze motie niet uitvoert;

constaterende dat een verplicht aandeel duurzame energie, te leveren door de energiebedrijven, volgens het Milieu- en Natuurplanbureau een uitvoerbaar en kosteneffectief instrument is;

overwegende dat een verplicht aandeel duurzame energie vele malen effectiever is voor het terugdringen van broeikasgassen dan het subsidie-instrument van de regering (volgens MNP/ECN is het effect in 2011 vijf keer zo groot, in 2020 vijftien keer zo groot);

verzoekt de regering, de motie-Halsema alsnog uit te voeren en vóór de behandeling van de VROM-begroting de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(31200).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb nog één opmerking tot slot. De geschiedenis leert ons dat een middenkabinet vooral heel comfortabel is voor het CDA, zeker als het daarbij gebruik kan maken – zoals in dit geval – van een sterk verdeeld parlement, een parlement met een linker- en een rechtervleugel, omdat het daarbij de macht die het heeft, kan continueren. Ik zou als laatste een welgemeende waarschuwing willen afgeven aan de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie. Niet voor ons, maar gewoon voor het eigen bestwil. Trek dit kabinet naar links en maak dit kabinet groen, maar dan ook echt!

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Dit is de tweede keer dat ik de algemene politieke beschouwingen in deze zaal meemaak. De eerste maal mocht ik schuin achter de minister-president zitten en nu, twee jaar later, zit ik recht tegenover hem, al heb ik aangekondigd dat de fractie van D66 oppositie naast het kabinet gaat voeren. Deze plek, die van het spreekgestoelte, vind ik dan ook misschien nog wel de mooiste.

Ik dank de premier hartelijk voor zijn antwoorden in eerste termijn, maar ik wil hem ook complimenteren. Ik complimenteer hem voor de wijze waarop hij ons hier de hele dag met een ontspannen houding te woord stond; soms iets te ontspannen. Het leek wel alsof hij het hier en daar leuk vond. Maar ik complimenteer hem vooral – en dat compliment is serieuzer – met de wijze waarop hij vandaag stelling heeft genomen in het hele debat rond de islam, rond integratie, rond mensen die hier een toekomst aan het opbouwen zijn. Ik riep de politiek leider van het kabinet laatst op om stelling te nemen. Ik acht het van groot belang dat hij dat nu zo duidelijk heeft gedaan. Ik kan niet anders dan hem daarvoor complimenteren.

Ik moet helaas ook zeggen dat ik hem hier en daar wat vaag vond, bijvoorbeeld over de rol die adviesraden spelen. Hier en daar had ik het gevoel dat hij iets te gemakkelijk liep langs adviesraden als de Raad van State die duidelijk heeft aangegeven dat het meerjarenbeeld, het begrotingssaldo scheef gaat lopen. Wij hebben het over de middeninkomens gehad. Ik heb nogmaals een beroep op het kabinet gedaan om de alleenstaanden te compenseren. Dat zijn niet alleen ouderen, maar ook gewoon hardwerkende mensen die geen mogelijkheden hebben om hun inkomen in hun eentje bij te sturen. Ik vind het zuur dat de minister-president wel mooie dingen voor de toekomst belooft die hij niet hard kan maken, maar voor de korte termijn tegenvallers laat zien. De Raad van State heeft geadviseerd tot echte hervorming van de AOW. Helaas gebeurt dat niet. De minister-president noemt dat een politieke keus. Dat is al een hele stap vooruit, want voorheen hoorde ik steeds dat dit onverstandig was en niet kon. Ik snap echt niet dat wij nog steeds wachten op de discussie over het ontslagrecht. Ik acht aanpassing ervan een noodzakelijk iets en meen dat wij nu moeten doorpakken. Over het EU-referendum heerst er tot nu toe ook vaagheid, maar daarover horen wij hopelijk na vrijdag meer.

Het verschil tussen dit kabinet en D66 schuilt vooral in ons maatschappijbeeld. Waar aan de ene kant het "samen" en het "maakbaar" staan van dit kabinet, ziet D66 vooral "zelf" en "kansen voor het individu". Onze fractie is – u had niet anders verwacht, voorzitter – gekomen met een tegenbegroting. Ik dank de premier voor de bijna milde complimenten die hij daarvoor maakte. En terecht, want onze tegenbegroting kent 0,3 mld. minder lasten, een beter EMU-saldo, ook op de langere termijn, meer economische groei, meer werkgelegenheid, meer investeringen in milieu, in natuur en in cultuur en hervorming van die zaken die in de kabinetsvoorstellen blijven liggen voor de volgende generatie, zoals de vergrijzing, de woningmarkt en de arbeidsmarkt. En wij dringen in onze voorstellen de CO2-uitstoot verder terug dan dit kabinet. Maar bovenal kiezen wij voor het onderwijs. Dat stel ik centraal in dit debat. Wij kiezen voor die leraren. Ik durf 500 mln. in te zetten om die leraren en al die studenten die misschien overwegen om naar de pabo te gaan, het goede signaal te geven. De VVD-fractie neemt het vanavond op voor hardrijdend Nederland, wij zetten onderwijs centraal.

Ik heb al eerder gezegd dat de gratis schoolboeken volgens mij vallen onder inkomenspolitiek. Ik wens de komende weken vooral minister Plasterk veel succes. PechtoldAls het aan zijn collega van Financiën en aan deze coalitie ligt, heeft hij de moeilijke taak om het extra geld voor leraren in zijn eigen begroting te vinden. Ik acht dat niet mogelijk. De heer Van der Vlies zei al dat het onmogelijk is om binnen die 30 mld. ruimte te vinden om de leraren echt een signaal te geven. Ik hoop dat de minister zo snel mogelijk, liefst al vrijdag, laat zien dat dit niet kan. Ik hoop dat hij op de bres gaat staan voor extra geld. Als de coalitie vanavond wel als symbool geld voor vissers weet te regelen, maar geen geld als signaal over heeft voor de onderwijzers in dit land, dan is het heel erg gesteld met het onderwijs. Rinnooy Kan had het niet mooier kunnen omschrijven. Daarom een heldere motie, met een duidelijk signaal, maar mild geformuleerd, in de hoop hier zo veel mogelijk partijen achter te krijgen, voor het onderwijs.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de leraar de ware held is van de kenniseconomie en goed onderwijs zonder goede leerkrachten niet bestaat;

overwegende dat de arbeidsmarktpositie en het carrièreperspectief van leraren niet goed genoeg zijn;

overwegende dat de commissie-Rinnooy Kan heeft geconcludeerd dat Nederland aan de vooravond staat van een dramatisch kwantitatief tekort aan kwalitatief goede leraren;

verzoekt de regering, indien nodig extra budgettaire ruimte buiten de onderwijsbegroting te reserveren om de aanbevelingen van de commissie-Rinnooy Kan ten aanzien van de salariëring en scholing van leraren over te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(31200).

De heer Pechtold (D66):

De tweede motie gaat over de kennismigranten, iets wat ik in mijn eerste termijn centraal heb gesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in 2050 een derde van de bevolking van Europa ouder is dan 65;

overwegende dat, als wij de Nederlandse en Europese economie draaiende willen houden en het huidige niveau van zorg aan onze ouderen en kinderen willen blijven bieden, er geen plaats kan zijn voor een terughoudend migratiebeleid;

overwegende dat globalisering niet alleen iets van kapitaal en producten is maar ook van mensen;

constaterende dat bijvoorbeeld de Verenigde Staten kennismigranten op eigen initiatief uitnodigt waardoor 80% van de kennismigranten door dit land wordt binnengehaald;

verzoekt de regering, een (blue-card)systeem te ontwikkelen gelijk aan dat van de Verenigde Staten, zodat we op zijn minst 500 kennismigranten jaarlijks in Nederland kunnen uitnodigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(31200).

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. U had niet anders van ons verwacht dan dat wij Groen in en om de stad ook centraal zetten. Zoiets doen wij elk jaar, vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er behoefte is aan voldoende groen in en bij stedelijk gebied;

overwegende dat volgens de commissie-Verheijen, de Natuurbalans 2007 en het NMP aangeven dat extra impulsen nodig zijn om doelstellingen in en om de stad te realiseren;

verzoekt de regering, 25 mln. per jaar vrij te maken voor Groen in en om de Stad en om dit te dekken uit de verkoop van landbouwgronden;

verzoekt de regering, in overleg met provincies en gemeenten een plan van aanpak op te stellen, dat kan worden betrokken bij de begroting voor het ministerie van LNV voor 2008,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(31200).

De heer Pechtold (D66):

Ik sluit af. Centraal staat de vraag: kijken we slechts naar 2008, of durven we ook voor de komende jaren te laten zien of de cijfers die we vandaag presenteren, boterzacht zijn of hard? Daarom heb ik het kabinet en anderen uitgedaagd om binnenkort te laten zien dat wij onszelf durven te laten doorreken, zeker vanwege de internationale aspecten. Daarom de motie voor de midterm review.

De PechtoldKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het coalitieakkoord is uitgegaan van een trendmatige in plaats van behoedzame economische groei voor de hele kabinetsperiode;

overwegende dat de gevolgen van de kredietcrisis voor de Nederlandse economie uiterst onzeker zijn;

constaterende dat uit de Macro-Economische Verkenning 2008 blijkt dat alleen al 2% lagere groei van de wereldhandel in 2008 zou leiden tot een 0,75 procentpunt lagere economische groei en een 0,5 procentpunt ongunstiger EMU-saldo in dat jaar;

verzoekt de regering om in het voorjaar van 2008 een midterm review te maken waarin wordt bezien of de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan het coalitieakkoord nog reëel zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Rutte. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(31200).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Onze minister-president lijkt toch niet helemaal doordrongen te zijn van de noodzaak om nu drastische maatregelen te nemen om de klimaatverandering tegen te gaan en de uitputting van deze aarde te stoppen. Dat blijkt alleen al uit het feit dat hij nauwelijks tijd nam om stil te staan bij pijler drie, die van duurzaamheid; naar de mening van de Partij voor de Dieren de meest urgente pijler van een toekomstgericht beleid.

Ook moet ik constateren dat het kabinet onvoldoende is doordrongen van het feit dat de veehouderij en de daarmee gepaard gaande vleesconsumptie aanzienlijk klimaatonvriendelijker zijn dan verkeer en vervoer samen. Bovendien worden enorme oppervlakten tropisch regenwoud gekapt voor het verbouwen van het voer voor Nederlands vee.

"De vervuiler betaalt" is een van de credo's van het kabinet; een kabinet dat zegt duurzaamheid te willen uitstralen in zijn beleid, maar dit in zijn plannen vooral selectief lijkt in te vullen. Vliegen en autorijden worden beboet, want in de ogen van dit kabinet zijn niet alle milieukosten verrekend in de huidige prijs. Maar voor het eten van vlees lijkt het kabinet zijn mooie credo niet in te durven zetten. Dit is niet alleen een gemiste kans, maar een zeer inconsistente invulling van het "vervuiler betaalt"-principe. Dit kabinet zei immers vanochtend nog te kiezen voor een gezondere en milieubewuste samenleving. Aan een milieuheffing op vlees is vanuit die optiek niet te ontkomen. Het kan niet genoeg benadrukt worden. Dat geldt ook voor CDA-fractievoorzitter Van Geel, die in zijn vorige rol vlees nog betitelde als meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket, en PvdA-fractievoorzitter Tichelaar, die de discussie over een duurzame toekomst kennelijk wil overlaten aan zijn landbouwwoordvoerder. De veehouderij is echt een van de grootste veroorzakers van de klimaatramp die zich over ons aan het voltrekken is. Dat lijkt de heer Tichelaar maar niet te beseffen.

Het is onbegrijpelijk, laakbaar en inconsequent, en het getuigt van een selectieve verontwaardiging wanneer het kabinet de veehouderijsector en het eten van dierlijke producten geheel buiten beschouwing laat in de aanpak van het klimaatprobleem. In de schriftelijke reactie op onze vraag hoe dit kabinet het "vervuiler betaalt"-principe relateert aan de vleesconsumptie, komt het kabinet met de belofte om een onderzoek te doen naar vervangingsstrategieën voor vlees. Dat is natuurlijk geweldig, maar geen antwoord op onze vraag of het kabinet bereid is om ook accijns te heffen op vlees, om zodoende de milieukosten te verdisconteren in de prijs, net zoals het dat doet voor milieuvervuilende producten zoals vliegtickets of, met de kilometerheffing, het autogebruik. Een heffing op vlees kan een grote bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een duurzame en diervriendelijke landbouw. Daarover wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering aangeeft dat klimaatverandering het grootste en meest wijdverbreide marktfalen in de geschiedenis kenmerkt en dat het beprijzen van emissies het belangrijkste element vormt in het emissiebeperkingsbeleid van deze regering;

constaterende dat door de regering het beprijzen van emissies slechts selectief wordt toegepast, zoals milieuheffingen met betrekking tot verkeer en vervoer (kilometerheffing, vliegtaks en bpm);

van mening dat het beprijzen van emissies consistent zou moeten worden toegepast voor alle goederen en diensten die emissies veroorzaken;

verzoekt de regering om binnen een halfjaar met een plan van aanpak te komen waarin het beprijzen van substantiële emissies veroorzaakt door de productie en consumptie van andere goederen en diensten nader wordt uitgewerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(31200).

De ThiemeKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering kiest voor de invoering van het "de vervuiler betaalt"-principe als belangrijk onderdeel van het klimaatbeleid;

constaterende dat burgers en bedrijven via het "de vervuiler betaalt"-principe moeten meebetalen aan de milieukosten die worden veroorzaakt door de consumptie en productie van goederen en diensten;

constaterende dat de regering het "de vervuiler betaalt"-principe nu slechts selectief toepast en daarbij de productie en consumptie van het meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket buiten beschouwing laat, namelijk producten van dierlijke oorsprong, meer in het bijzonder vlees;

verzoekt de regering om binnen een halfjaar te komen met een voorstel voor een milieuheffing op dierlijke producten, meer in het bijzonder vlees,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Halsema en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(31200).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Minister-president Balkenende lijkt een andere kijk te hebben op de roep van burgers om een centrale regierol van de overheid in maatschappelijke vraagstukken. Het kabinet wil niet verder gaan dan een aanjaagfunctie, mensen aansporen tot milieubewust gedrag met wat promotie- en voorlichtingscampagnes. En dat terwijl uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat de meerderheid van de burgers vindt dat producten die in de winkel liggen gewoon door wettelijke eisen duurzaam moeten zijn. De burger vraagt de overheid met wettelijke verplichtingen het aankoopgedrag te verduurzamen, omdat het te moeilijk is die keuze zelf voor het schap te maken.

Het is onbegrijpelijk dat dit kabinet persoonlijke keuzes zoals bij zwangerschappen, bij de opvoeding van kinderen en bij de al dan niet zelfgekozen levensbeëindiging lijkt te willen collectiviseren, terwijl datzelfde kabinet juist de collectieve problemen en uitdagingen van dit moment, echte halszaken zoals de opwarming van deze aarde, bij de individuele burger letterlijk op het bordje laat liggen. Die burger vraagt nu juist om meer regie. Daarover wil ik de volgende en laatste motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onafhankelijk onderzoek uitwijst dat 70% van de Nederlandse burgers vindt dat de overheid het voortouw moet nemen bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, en dat de meerderheid van de burgers daarbij vindt dat producten in de winkel op basis van wettelijke randvoorwaarden afdoende duurzaam zouden moeten zijn;

voorts constaterende dat het Milieu- en Natuurplanbureau aangeeft dat een substantiële verduurzaming van het consumptiepakket niet tot stand zal komen zonder verplichtingen of aanzienlijke financiële prikkels;

constaterende dat een ruime meerderheid van de Nederlanders een pakket maatregelen dat leidt tot een extra CO2-reductie van 10% met bijbehorende kosten verkiest boven het handhaven van het huidige beleid;

verzoekt de regering om binnen een halfjaar te komen met een plan van aanpak, waarbij zij haar regierol ten aanzien van maatschappelijke vraagstukken nader heeft uitgewerkt, inclusief een voorstel tot het aanscherpen van de verplichtingen en het implementeren van financiële prikkels om het consumptiepakket te verduurzamen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Halsema en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(31200).

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik dank allereerst de minister-president voor zowel zijn mondelinge als de schriftelijke beantwoording. Ik ben hem er erkentelijk voor dat ook hij het respect en de waardigheid in het onderlinge verkeer onderstreepte. Een inhoudelijk en zo nodig scherp debat moet natuurlijk kunnen plaatsvinden, maar dat moet altijd gebeuren in onderling respect. Enkele van mijn collega's hebben zich aangesloten bij mijn oproep die ik gisteren hierover heb gedaan. Ik dank hen daarvoor. Wij moeten er met elkaar aan beginnen. Laten wij hopen dat het er vervolgens ook echt van komt.

In dit debat staat de motie op stuk nr. 16 van de heer Van Geel c.s. centraal. Deze motie betreft veranderingen op de begroting voor het jaar 2008 tot een bedrag van 385 mln. op een pakket van dertien of veertien titels. Er zitten verschillende doelen bij die de SGP-fractie aanspreken. Wij overwegen dan ook om voor deze motie te stemmen, voorondersteld dat wij bij de algemene financiële beschouwingen inzicht zullen hebben in de financiële ins en outs en de deugdelijkheid van de dekking. Bij die gelegenheid kunnen wij de discussie dan zo nodig vervolgen.

In eerste termijn hebben wij ons verzet tegen de ingreep in de kinderbijslag. Die wordt in deze motie geëlimineerd. Wij hebben ook bedenkingen geuit tegen de versnelde afschaffing van de overdraagbare algemene heffingskorting. Die bedenkingen hebben wij nog steeds. Sterker nog, wij blijven ons hiertegen verzetten. Deze kwestie maakt geen onderdeel uit van deze motie. Het gaat ons om de keuzevrijheid die ouders hebben om beiden te werken in plaats van dat een van beiden thuis moet zijn om voor de opvoeding van de kinderen te zorgen. Dat zit hier immers achter. Het is een restant van het oude kostwinnersbeginsel. Je kunt in de sfeer van jeugd en gezin accenten plaatsen en zaken intensiveren. Dat is prima. Deze maatregel staat daar naar onze mening toch echt haaks op. Ik kan het echt niet anders zien.

Over andere thema's, zoals de beroepsbinnenvaart, biobrandstoffen en de veiligheid op straat en in en om de winkels, zijn toezeggingen gedaan of is het voorgenomen beleid nog eens uiteengezet. De stukken zullen alle in dit najaar naar de Kamer komen. Uiteraard wachten wij deze, met een positieve grondhouding, af.

Wij hebben met genoegen vastgesteld dat in het Deltaplan Inburgering nadrukkelijk aandacht zal worden gevraagd voor antisemitisme. Daar hadden wij om gevraagd.

Wij zijn content dat de toezegging van de regering om constructief na te denken over een van de suggesties die wij in een nota hebben gedaan, nu op schrift staat. Wij hadden deze toezegging bij een eerdere gelegenheid al gekregen van minister Plasterk. Het betreft onze suggestie om na te denken over een klachtensysteem voor ouders wanneer zij ergens tegenaan lopen met betrekking tot alles wat zal worden ingericht voor de middeneducatie, zoals dat in de Verenigde Staten van Amerika met gezag blijkt te functioneren.

Ten aanzien van de positie van de leraren en het rapport-Rinnooy Kan ben ik het eens met de insteek van mijn collega van D66 dat je op voorhand ernstig rekening zult moeten houden met het feit dat niet alle geldelijke middelen die nodig zijn om op dit punt gezaghebbend een slag te maken, binnen de onderwijsbegroting zullen kunnen worden gevonden en dat er derhalve additioneel geld voor zal moeten worden gereserveerd. Hoogstwaarschijnlijk zullen wij de motie die de heer Pechtold hierover indiende, steunen.

Ik heb vastgesteld dat de gemeenteraden niet zullen worden afgeslankt.

Ten aanzien van het besluit om eventueel in Uruzgan te blijven is vanmiddag toegezegd dat daarbij het financiële kader zal worden meegewogen. Daarmee zijn onze zorgen voor de totale defensie-inspanning echter bepaald niet weggenomen, ook niet nadat er incidenteel over 2008 en 2009 50 mln. wordt bijgeplust. Ik benadruk het woord "incidenteel". Dat geld is natuurlijk welkom, maar het is niet genoeg. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de achterliggende jaren door opeenvolgende bezuinigingsronden een forse daling heeft plaatsgevonden van het defensiebudget, terwijl de omvang en intensiteit van de inzet is toegenomen;

constaterende dat dit ertoe heeft geleid dat Defensie te weinig budgettaire ruimte heeft om flexibel in te spelen op wenselijke intensiveringen, bijvoorbeeld op het gebied van de luchtgrondwaarneming en onbemande waarnemingstoestellen;

verzoekt de regering om met voorstellen te komen voor een substantiële en structurele verhoging van het personele en materiële defensiebudget,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(31200).

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Aan het einde van mijn betoog in de eerste termijn citeerde ik uit de Abel Herzberglezing van minister Donner. Citeren moet je altijd zorgvuldig doen. Ik heb de tekst van de lezing daarom nog eens nagelezen. Uitdrukkelijk staat daarin en zegt de minister dat deugd noch moreel motief maatstaf kan zijn van overheidshandelen. Barmhartigheid, grootmoedigheid en mededogen veronderstellen persoonlijke oordelen die door hem niet verenigbaar geacht worden met de rechtsstaat, maar wel verder te dragen zijn als persoonlijke drijfveren. "Tot in de politiek", zei ik gisteravond. Zo ziet hij dit ook. Of wij nu te maken hebben met een kabinet-Den Uyl II, Lubbers IV, Marijnissen I, een middenkabinet of een christelijk-links kabinet, wat ik nu ga zeggen hebben wij altijd tegen deze kabinetten gezegd. Wij wensen de regering uit de grond van ons hart toe dat zij de inspiratie zal ontvangen die kan worden samengetrokken op de drie trefwoorden die ik zojuist noemde. Wij wensen de regering toe dat zij onder Gods zegen het werk voortvarend en daadkrachtig mag verrichten. Van harte Gods zegen toegewenst, in de hoop op een meer Bijbels genormeerd beleid.

De voorzitter:

De minister-president heeft mij gevraagd om hem de gelegenheid te geven om een aantal mededelingen te doen voordat ik de vergadering schors voor het voorbereiden van het antwoord van de regering.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Aan het begin van deze avond bereikte ons het bijzonder droevige bericht dat een Nederlandse militair bij gevechtshandelingen in Uruzgan om het leven is gekomen. Het gaat om een twintigjarige soldaat der eerste klasse, afkomstig van de Bravo-compagnie, het dertiende infanteriebataljon van de Johan Willem Friso Kazerne te Assen. Hij kwam om bij een vuurgevecht tussen eenheden van de Task Force Uruzgan en de Opposing Military Forces ten noorden van Deh Rawod. Met zijn familie is inmiddels contact gelegd. Wij leven intens met hen mee en delen in hun verdriet.

Vandaag hebben wij in de Kamer intensief gesproken over de missie in Afghanistan. Wij hebben onze grote waardering uitgesproken voor het zware en verantwoordelijke werk dat onze mensen daar doen. Een aantal van u is nog onlangs bij hen geweest. Ook ik ben kort geleden bij hen geweest. Wij zijn ons allen bewust van de risico's. Hoe wij politiek ook tegen de missie aankijken, wij allemaal voelen ons verbonden met de Nederlandse militairen in Afghanistan. Wij voelen ons verbonden met hun thuisfront. Wij voelen ons vanavond in het bijzonder verbonden met de familie die rouwt om het verlies van hun zoon. Ik wens hen uit het diepst van mijn hart kracht toe bij het doorstaan van deze pijn en Van der Vliesde verwerking van dit onherstelbare verlies.

Mevrouw de voorzitter. Ons bereikte zojuist het bericht dat er een explosie is geweest op een schip in de haven van Willemstad, Curaçao. Door de Antilliaanse autoriteiten is de dood van vijf personen bevestigd. Er wordt gevreesd voor meer dodelijke slachtoffers. Ons medeleven gaat op dit moment uit naar familie en nabestaanden en de bevolking van Curaçao. Staatssecretaris Bijleveld-Schouten heeft inmiddels dit medeleven overgebracht aan de gouverneur van de Nederlandse Antillen en de minister-president van de Nederlandse Antillen.

De voorzitter:

Ik sluit mij aan bij de woorden van de minister-president. Onze deelneming gaat uit naar de familie van de omgekomen militair en naar de nabestaanden van de slachtoffers van de explosie op Curaçao. Ook wij zullen onze berichten van medeleven overbrengen.

De vergadering wordt van 21.10 uur tot 22.10 uur geschorst.

Minister Balkenende:

Mevrouw de voorzitter. Ik heb in eerste termijn gezegd dat ik op een aantal punten nog nader zou terugkomen. Dat zal ik nu eerst doen, wederom volgens de pijlerstructuur. Vervolgens zal ik ingaan op de vele moties die zijn ingediend, en daarna zal ik mijn betoog afronden.

Ik ben de heer Rutte nog een algemene opmerking over het lastenvraagstuk schuldig. Het is goed om nog eens te onderstrepen dat de VVD de lasten wil verlagen ten koste van het saldo en de houdbaarheid. Zij bezuinigt op sociale zekerheid, ontwikkelingssamenwerking en schoolboeken, zij verlicht de belasting op milieuvervuiling en het gevaar dreigt dat de economie daarmee gestimuleerd wordt op een moment waarop dat niet nodig is. Dit is een les die minister Zalm ons dit jaar nog heeft geleerd; het is goed om hier nog eens aan te herinneren. De VVD-fractie noemt alleen belastingen die omhoog gaan, ik heb er een lijst met belastingverlagingen tegenover gezet. En de hardwerkende middenklasse waarover de heer Rutte graag spreekt, profiteert van de plannen van dit kabinet, van de intensivering in het onderwijs, van de verlaging van de WW-premie, van de verhoging van de arbeidskorting en van alle andere zaken die ik genoemd heb.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter, als de premier de doorrekening van onze tegenbegroting door het Centraal Planbureau goed bekeek, zou hij zien dat de rijksfinanciën er beter uitkomen dan bij het beleid van dit kabinet. Ten tweede herhaal ik dat het kabinet de lasten verhoogt met 6,8 mld. netto, na aftrek van alle lastenverlichting; die noemt de minister-president terecht, maar een lastenverzwaring van 6,8 mld. is een poging om in het Guinness Book of Records te komen. En ten derde nivelleert dit kabinet. Laat hij dit aan het eind van dit debat nu gewoon een keer toegeven, dan hebben wij duidelijkheid.

Minister Balkenende:

Er is geen enkele reden om dat toe te geven, wij moeten ons bij de feiten houden. Dat bedrag van 7 mld. staat op de pagina's 52 en 53 van de Miljoenennota. Het is goed om nog eens te zeggen dat de lastenverzwaringen al bekend waren, een bedrag van 4 mld. dat zich met name in de sfeer van de zorg voordoet. Ik hecht eraan, nogmaals op te merken dat een deel van dit probleem – een bedrag van 1,2 mld. – wordt veroorzaakt door overschrijdingen in 2005 en 2006. En het pakket van lastenverzwaringen waarop u doelt, omvat een bedrag van 200 mln. Dat is wel even iets anders dan dat bedrag van 1,2 mld. De uitgangspositie bij die lastenverzwaring van 4 mld. is voor iedereen gelijk. Verder is er een aantal maatregelen die gunstig zijn voor de burger, maar die in de staatsboekhouding bij de uitgaven zijn ondergebracht. Ik heb het al gezegd: de gratis schoolboeken, het nieuwe kindgebonden budget en de loonkostensubsidies. Daarbij gaat het om een bedrag van 1,5 mld. dat eigenlijk een lastenverlichting is. En dan zijn er nog twee bezuinigingsmaatregelen die als lastenverzwaring worden geteld, namelijk de buitengewone aftrek, waarmee 400 mln. gemoeid is, en de heffing voor de woningcorporaties. Volgens het coalitieakkoord komt er geen verdere toename van de lasten voor burgers en bedrijven. Deze zomer dreigde er een lastenverzwaring van 700 mln.; deze heeft het kabinet volledig gecompenseerd met ombuigingen tot dit bedrag. U ziet het, dat schuwen wij niet.

Voorzitter, het hele verhaal van de heer Rutte rust dus op drijfzand. Het bedrag van 4 mld. was al bekend, met name samenhangend met de zorg. Verder heb ik een aantal posten genoemd die meegeteld moeten worden voor wat de burger ervan merkt. Er is sprake van een paar bezuinigingsmaatregelen die als lastenverzwaring zijn geteld, maar die hebben ook een eigen dimensie. En toen er een lastenverzwaring dreigde, heeft het kabinet deze gekeerd met ombuiging. Dat zijn de feiten. Daar voeg ik nog aan toe dat het koopkrachtbeeld voor de komende jaren behoorlijk in de plus zit, in het bijzonder voor degenen die werken en voor huishoudens met kinderen. Over de nivellering heb ik al genoeg gezegd. Ik ben het gewoon niet met u eens. Ik zie het anders en de feiten geven ook iets anders aan.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De premier leeft op een wolk. De feiten laten namelijk iets totaal anders zien. Alleen al door het coalitieakkoord worden de uitgaven met ruim 2,5 mld. verzwaard. Door de ingreep van het kabinet wordt er genivelleerd. Mijnheer Balkenende, u neemt zes zwaar nivellerende maatregelen. Volgens uw eigen cijfers daalt in 2008 de koopkracht van hardwerkend Nederland, terwijl de economie met bijna 3% groeit. Dat is een prestatie. Dat moet je echt willen. Daar moet je je best voor doen. Zoiets is technisch lastig, maar het is u gelukt om de koopkracht te laten dalen, terwijl de economie groeit. Complimenten! Maar ik vind dit een zeer slechte uitkomst, een zeer slechte! U zegt wel dat in 2011 de koopkracht verbetert. Mijnheer de minister-president, ik heb daar niets aan. Dit is echt luchtfietserij, want u kunt niet voorspellen wat de economie doet. Wij hebben te maken met 2008 en in 2008 levert hardwerkend Nederland in. Dat komt door dit kabinet. U verzwaart de lasten en dat is een politieke keus. U zou een vent zijn als u zich daar vierkant achter stelde en daar niet voor probeerde weg te lopen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De heer Rutte kent mij goed genoeg. Ik ben iemand die nooit ergens voor wegloopt. Ik loop niet weg voor het feit dat als er een tekort is, als er in de voorgaande jaren in de zorg een overschrijding van 1,2 mld. is, je daarop een antwoord moet geven. Ik loop helemaal niet weg voor het feit dat werken moet lonen. Ik loop helemaal niet weg voor feit dat je moeilijke maatregelen moet nemen als op een gegeven moment sprake zou kunnen zijn van lastenstijgingen. Wij hebben ook ombuigingen doorgevoerd. Ik heb u aangeven dat u de cijfers goed moet interpreteren. Ons financieel beleid geeft elk jaar een overschot te zien en het zorgt voor een behoorlijk overschot in het jaar 2011. Het zorgt ervoor dat de staatsschuld enorm terugloopt en het zorgt voor een zeer evenwichtig koopkrachtbeeld met behoorlijke plussen. Dan zeg ik: laten wij gelukkig zijn dat het deze kant op gaat, dat wij een goed draaiende economie hebben. Uw kwalificatie dat het kabinetsbeleid niet zou werken, leg ik naast mij neer. Mijnheer Rutte, laten wij elkaar in de ogen kijken. Ik herinner aan de lastenverzwaringen in de jaren 2003, 2004 en 2005. Bij elkaar deed zich in die jaren een lastenverzwaring voor van 6,9 mld. Ik heb aangegeven dat die nodig was om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Die verzwaring heeft er ook toe geleid dat in die jaren de koopkracht veel bescheidener was dan zij de komende jaren zal zijn. Ik sta voor het beleid waarover wij het nu hebben. U komt steeds terug op die 7 mld. Op wat u daarover zegt is duidelijk af te dingen. U verhaal klopt niet, want als het allemaal zo dramatisch zou zijn als u suggereert, zouden wij over de volle periode niet steeds een behoorlijk inkomensbeeld hebben. Ten slotte: het jaar 2008 hoeft geen oververhitting te kennen vanwege een extra lastenverlichting. Die is niet nodig. Het plaatje geeft een evenwichtig beeld en het beleid is solide. U hebt een ander commentaar, dat begrijp ik, maar ik ben het echt niet eens met uw kwalificaties.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb niet een ander commentaar, ik baseer mij op de feiten. De feiten zijn dat hardwerkend Nederland, dat morgen om zeven uur opstaat, dus de mannen en vrouwen die morgen opstaan om te gaan werken de groep vormen waarvoor u maar één boodschap hebt, mijnheer Balkenende, en die boodschap luidt: hoewel de economie met 3% groeit, gaat u volgend jaar inleveren en dat is nodig, omdat het kabinet leuke plannetjes wil financieren, terwijl het zeer onduidelijk is wat die beteken voor Nederland en terwijl het zelfs kwestieus is of je ze wel moet uitvoeren. Wij zijn tegen die plannen. Dat is het maken van een keus. Ik roep u nog een keer op om achter die keus te gaan staan, zoals u ook vierkant achter de keus van het vorige kabinet stond. Ik mis dat bij u op dit punt in dit debat. Ik vind dat u onvoldoende het lef hebt om leiderschap te tonen bij het presenteren van de agenda van dit kabinet. Ik daag u daartoe uit, want u maakt keuzen. Voor het maken van die keuzen bewonder ik u. Ik ben wel tegen die keuzen, maar u mag ze maken. Kies er dan ook voor om echt leiding te geven en om te zeggen: dit zijn de keuzen en die maken wij omdat wij erin geloven. Dan hebben wij tenminste een eerlijke discussie.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik vind dat de heer Rutte holle woorden gebruikt. Holle woorden! Ik sta hier de hele dag niet voor niets te praten, mevrouw de voorzitter. Ik heb het beleid met hart en ziel verdedigd, omdat ik erachter sta, omdat ik vind dat er verantwoorde keuzen worden gemaakt, omdat het koopkrachtbeeld voor de komende jaren er goed uitziet en omdat hardwerkende mensen erop vooruitgaan. Die mensen hebben ook behoefte aan goed onderwijs, aan zorg en veiligheid, zoals de heer Tichelaar en anderen hebben gezegd. De lastenproblematiek waarmee wij te maken hebben, hangt met name samen met de ontwikkelingen in de zorg. Met dat probleem zou de VVD evenzeer te maken hebben gehad. Mijnheer Rutte, als u voorstelt om alles ten koste te laten gaan van ontwikkelingssamenwerking of van zwakke groepen, zeg ik: die keus maken wij niet. Ik sta voor dit beleid en dit is het beste beleid.

Het kabinet en de gemeenten hebben de volgende afspraken gemaakt om de armoede tegen te gaan. Gemeenten ontvangen vanaf 2011 structureel 80 mln. extra voor armoedebestrijding, en ook in de jaren daarvoor zijn reeds middelen beschikbaar. Van 2007 tot 2009 zijn ook extra middelen beschikbaar voor schuldhulpverlening. Er wordt aangestuurd op meer gerichte bijstand, zoveel mogelijk in natura voor gezinnen met kinderen, waarbij te denken valt aan computers, vervoer, sport en cultuur. Ik heb gezegd dat de langdurigheidstoeslag wordt gedereguleerd, waardoor maatwerk en activering mogelijk worden. Het niet-gebruik van gemeentelijke regelingen wordt tegengegaan. Samenwerking tussen gemeenten en partners op lokaal niveau, zoals voedselbanken, wordt bevorderd, onder meer via uitwisseling van best practices. Gemeenten zullen terughoudender omgaan met leenbijstand om schulden te voorkomen, en de effectiviteit en kwaliteit van minnelijke schuldhulpverlening worden verbeterd.

Mevrouw Halsema heeft verzocht om een overzicht van de koopkrachteffecten van het terugdraaien van de bezuiniging kinderbijslag, en het naar voren halen van de gratis schoolboeken. Een overzicht van die effecten kan op dit moment nog niet goed worden gegeven. De inkomenseffecten hangen onder andere af van de gezinssamenstelling en mogelijke effecten van andere maatregelen, waaronder de precieze wijze van budgettaire inpassing. Die moet nog goed worden bezien, onder andere op zijn lastenneutraliteit en op andere aspecten. Bij de algemene financiële beschouwingen kan en zal het kabinet een totaaloverzicht bieden als over het geheel duidelijkheid kan worden gegeven. Dat komt ook tegemoet aan het verzoek van de heer Tichelaar op dit punt.

De heer Tichelaar heeft een opmerking gemaakt over conciërges op iedere school. Het kabinet gaat werk maken van de participatieplaats- en loonkostensubsidies. De maatregelen zijn bedoeld om mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt aan het werk te krijgen. Daarmee kunnen deze maatregelen voluit ten goede komen aan sectoren als onderwijs en zorg. Wij onderkennen de noodzaak van ondersteunend personeel, waaronder conciërges, in het onderwijs. De staatssecretaris van Onderwijs gaat met scholen en gemeenten aan de slag om het aantal ondersteunende functies uit te breiden. De inzet van het personeel blijft aan het oordeel van de school zelf. De heer Tichelaar vroeg om een brief van de minister van SZW en de staatssecretaris van Onderwijs vóór de behandeling van de begroting van SZW, welke brief ik graag toezeg.

De heer Pechtold (D66):

Ik hoorde de heer Tichelaar het net voor de conciërges opnemen. Dat is prachtig wanneer het echte banen zijn. Dan gaat het om 7000 conciërges, wat u 150 mln. kost, en dat geld heeft u niet. Nu niet weer het onderwijs opzadelen met al die gesubsidieerde arbeid, want dat hebben wij een paar jaar eerder gedaan, en die zijn allemaal met een hoop frustratie uitgestroomd. Dus neem in die brief ook mee de optie om er gewoon echte banen van te maken, wat 150 mln. kost. Ik hoop niet dat mijnheer Plasterk dat ook nog eens uit zijn eigen begroting moet halen, maar zorg er in ieder geval voor dat dat echte banen worden.

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd wat ik wilde zeggen. In het debat zal dat ongetwijfeld terugkomen.

De heer Marijnissen heeft een vraag gesteld over de vennootschapsbelastingheffing voor woningcorporaties. Wij hebben daar vanmiddag over gesproken, maar misschien kan ik nog een enkele opmerking toevoegen. Het kabinet heeft het voornemen geuit om de integrale Vpb te heffen, wat onderdeel uitmaakt van het belastingplan, waarover het debat zal worden gevoerd. Dat Aedes zich hierin niet kan vinden, is ons bekend. Echter, het belastingplan wordt nog in deze Kamer besproken, en ook de uitwerking van de rechtsvorm maatschappelijk ondernemen moet nog volgen. Over het uitgangspunt van een gelijk speelveld, waarop de heer Marijnissen doelt, bestaat geen verschil van mening. De uitvoeringsaspecten zijn onderwerp van overleg tussen de belastingdienst en de corporaties. Het voornemen is duidelijk, nader debat volgt. Dit is precies de reden geweest om in de onderhandelingen de inzet van de wijkaanpak te ontkoppelen van de voorgenomen Vpb-heffing. Het gesprek met corporaties en Kamer zal dus doorgaan.

Er is gevraagd om een overzicht van de groepen waarvan het recht op ondersteunende begeleiding in de AWBZ wordt beperkt. De maatregelen die het kabinet heeft voorgenomen hebben betrekking op mensen met een somatische lichamelijke beperking die veelal tijdelijk een beroep doen op de AWBZ. Na een heup- of knieoperatie krijgen zij naast eventuele verpleging en verzorging ondersteuning bij dagelijkse activiteiten. Veelal hebben deze mensen een sociaal netwerk dat behulpzaam kan zijn. Ook voor 2003 werden zo oplossingen gevonden voor de behoefte aan extra ondersteuning. Dit betekent dat van het merendeel van de personen die nu AWBZ-zorg ontvangen die zorgleverantie onverminderd beschikbaar blijft. Dit geldt primair voor de echte zorgelementen, zoals verpleging en verzorging, maar ook bij de ondersteunende begeleiding blijft de ondersteuning die integraal onderdeel uitmaakt van het zorgpakket gehandhaafd. Het gaat dan om de ondersteunende begeleiding in instellingen en de dagbesteding. Daarnaast blijft ondersteunende begeleiding van kracht voor gehandicapten, psychiatrische cliënten, dementerenden en ondersteunende begeleiding in het kader van de palliatieve zorg. Voor het voorbeeld dat mevrouw Halsema geeft over ondersteunende begeleiding van gehandicapte kinderen geldt dat die zorg gewoon zal worden gecontinueerd. Bijzonder is de oudere die niemand in zijn omgeving heeft en die door deze maatregel gedwongen zal worden om gebruik te maken van intramurale verpleeg- of verzorgingshuiszorg. Het kabinet wil ook die groep ouderen tegemoet komen voor zover dat mogelijk is. Daarvoor is een beperkt budget beschikbaar. Het kabinet is van mening dat het, door de zorgvuldige invulling, tegemoetkomt aan de wens van de Tweede Kamer om de meest kwetsbare AWBZ-cliënten te ontzien.

De heer Rutte heeft aandacht gevraagd voor preventie in de eerstelijnsgezondheidszorg. Dat punt komt ook terug in de tegenbegroting van de VVD-fractie. Het kabinet hecht veel waarde aan preventie. Binnenkort zal de minister van VWS de Tweede Kamer zijn visie op dat onderwerp doen toekomen. En ook in daden bewijst het kabinet dat het preventie belangrijk vindt. Ik wijs in dat kader op de concrete interventiestrategieën. De Kamer kan die strategieën vinden op bladzijde 45 van de begroting van het ministerie van VWS. Ik noem bewegen op voorschrift van de huisarts als voorbeeld. Voor dit initiatief en andere initiatieven is 9 mln. gereserveerd. Als de heer Rutte preventie van belang acht, is het moeilijk om te begrijpen dat de VVD-fractie ontevreden is over de pakketuitbreiding. Tandzorg bij jongeren is toch een vorm van preventie?

Ik heb er kennis van genomen dat de VVD-fractie 35 mln. zou willen uittrekken voor preventie in de eerstelijnszorg. De exacte invulling ken ik niet, maar ik merk wel op dat de huisarts in het tegenvoorstel van de VVD-fractie onder het eigen risico wordt gebracht. Het kabinet acht een drempelloze toegang tot de eerstelijnszorg essentieel, juist uit het oogpunt van preventie. Burgers hoeven zich dan immers niet direct te wenden tot de duurdere tweedelijnszorg. Evenmin is het nodig om zorg te mijden. Kort gezegd: preventie heeft voor het kabinet een hoge prioriteit en het zal niet bij mooie woorden blijven.

De heer Slob heeft gevraagd of het bereikte resultaat van het transitieakkoord al is meegenomen in de zogenaamde koopkrachtplaatjes en in de Miljoenennota. Dat akkoord is pas afgelopen maandag ondertekend. De tekst is dan ook niet opgenomen in de Miljoenennota en evenmin in de begroting. De additionele opbrengst bedraagt 340 mln. De beoogde totaalopbrengst van 1,3 mld. voor 2008 was reeds budgettair verwerkt in de begroting en in de Miljoenennota. De besparing op de zorgkosten van 1,3 mld. is al meegenomen in het budgettair kader zorg en dus ook in de zogenaamde koopkrachtplaatjes.

De heer Van Geel heeft gesproken over de aanrijtijden van ambulances en wil daarover voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van VWS meer duidelijkheid. Zoals bekend, ligt het wetsvoorstel ambulancezorg ter behandeling voor bij de Eerste Kamer. Het kabinet zou het toejuichen als de Eerste Kamer dat voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van VWS wil behandelen. Als de Wet ambulancezorg van kracht wordt, kan de kwaliteit van de ambulancezorg daadwerkelijk verbeteren en heeft het kabinet een instrument in handen. Zolang dat niet het geval is, kan het de CDA-fractie geen toezegging doen. Ik zeg de Kamer wel toe dat de minister van VWS haar begin oktober het brancherapport ambulancezorg zal toesturen en dat hij dat zal voorzien van zijn reactie.

De heer Rutte heeft gevraagd wat het kabinet wil doen aan het probleem van de Marokkaanse jongeren die behoren of gaan behoren tot de criminele top van Nederland. Hij heeft gerefereerd aan de uitspraak van politiecommissaris Woelders en dringt aan op een noodplan. Bij de bestrijding van de jeugdcriminaliteit kiest het kabinet voor een persoonsgerichte aanpak. De vier grote steden krijgen daarvoor extra financiële middelen. In de jaren 2006/2007 was dat 5 mln. per jaar. Zowel in 2008 als in 2009 zal dat bedrag worden verhoogd tot 6 mln. Bij brief van 16 juli jongstleden is de Kamer daarover geïnformeerd naar aanleiding van een WODC-onderzoek over allochtone en autochtone daders die verschillende typen delicten hebben gepleegd. De financiële verhoging is speciaal geënt op de problematiek van de Marokkaanse doelgroep in de grote steden. Het kenmerk van de aanpak is dat wordt ingezet op preventie: het voorkomen dat jongeren een criminele loopbaan volgen. Naast de passende justitiële straf of de maatregel, worden ouders aangesproken en bij de problematiek betrokken. De jongeren krijgen extra coaching en begeleiding van onder meer Marokkaanse vrijwilligers en beroepskrachten. Ook zullen intensieve vormen van gezinsbegeleiding worden ingezet. Dat zal desnoods gedwongen gebeuren. Het kabinet heeft afspraken gemaakt met de politie over de aanpak van bijzondere groepen jongeren. Laatstgenoemde zal een vaste methode hanteren voor het aanleggen van lijsten van jongeren op basis waarvan gemeenten kunnen ingrijpen. De minister van BZK en die van Justitie zullen samenwerken om dit probleem het hoofd te bieden. Naar ons oordeel komt deze aanpak in voldoende mate tegemoet aan de wensen van de heer Rutte.

De heer Rutte (VVD):

Dit gaat niet zozeer om de groep Marokkaanse jongeren maar met name om de jongeren die dreigen te criminaliseren. De premier komt met allerlei preventiemaatregelen. Kan de premier zich voorstellen dat de mensen thuis zich nu afvragen of hij de urgentie van het probleem heeft begrepen? Ik wil van de minister-president horen welke repressieve maatregelen hij gaat nemen. Hij hoeft daar niet meteen op te antwoorden. Op dit grote probleem mag hij ook schriftelijk ingaan. Het is belangrijk dat wij hierover discussiëren. Ik vind het antwoord van de minister-president onvoldoende getuigen van urgentie. Alles wat hij zegt is gericht op preventie, maar het gaat hier ook om harde repressie.

Minister Balkenende:

Ik maak bezwaar tegen deze manier van debatteren. Het mag er van mij hard aan toe gaan, maar mij moet niet in de schoenen geschoven worden dat ik voorbij ga aan de urgentie van het probleem. Ik ben in mijn beantwoording ingegaan op zowel preventieve als repressieve elementen. Natuurlijk zie ik de urgentie van het probleem. Ik heb aangegeven wat eraan gedaan wordt. Niet voor niets heb ik gesproken over wat de politie doet, hoe gemeenten kunnen ingrijpen en wat er allemaal aan de orde is. Ik vind het jammer dat de repressieve aspecten die ik naar voren breng worden weggepraat. Dat is geen methode van discussiëren.

De heer Rutte (VVD):

Dit is een groot en serieus probleem. Zeven op de tien Marokkaanse jongeren verlaten het onderwijs zonder diploma. Een groep Marokkaanse jongeren is op dit moment bezig om door te dringen tot de georganiseerde zware criminaliteit. Waar komt de minister-president mee? Met een hele opsomming van staand beleid. Ik vraag hem, dat samen te pakken en tot een noodplan te komen, nu met de gemeenten aan tafel te gaan zitten en ervoor te zorgen dat deze ernstige overlast voor de samenleving een halt wordt toegeroepen. De minister-president heeft tot nu toe alleen maar een overzicht gegeven van bestaande maatregelen. De heer Aboutaleb was in zijn tijd in Amsterdam wat dat betreft veel krachtdadiger. Misschien moet de minister-president eens met hem gaan praten.

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd dat een heleboel op de rails is gezet. Het is inderdaad een serieus probleem. Ik heb het gehad over de ouders erbij betrekken, inspanningen van de politie, aanpak door de gemeenten, inzet van Marokkaanse vrijwilligers, zorgen voor gezinsbegeleiding. Al die elementen bij elkaar vormen een plan. Het is nodig dat dit gebeurt. Ik geloof niet dat de heer Rutte en ik erg van mening verschillen over de ernst van deze thematiek.

De heren Wilders en Rutte hebben gevraagd naar de koppeling tussen de verblijfsrechtelijke staat en het hebben van werk of een uitkering. In de wet is duidelijk bepaald dat een aanvraag kan worden afgewezen als een vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan. Dit zogeheten middelenvereiste waarborgt dat de vreemdeling moet beschikken over voldoende inkomen, verkregen uit legale arbeid, dat ook over een langere termijn beschikbaar is. Voorafgaand aan de komst naar Nederland wordt dit goed getoetst bij het MVV-vereiste. Ook als mensen al in Nederland zijn, blijft het inkomensvereiste van groot belang. Ook een verlengingsaanvraag kan worden afgewezen als de partner niet meer voldoende middelen heeft. Pas als mensen zeer langdurig – tien jaar – in Nederland verblijven, vormt het middelenvereiste geen reden meer om een verblijfsaanvraag af te wijzen. Uitzonderingen volgen uit internationale verplichtingen of zijn expliciet in de wet of het beleid bepaald, bijvoorbeeld vreemdelingen die bescherming behoeven, vluchtelingen en vreemdelingen die onder de pardonregeling vallen. Daarmee ben ik ingegaan op het feit dat je niet zo maar recht kunt laten gelden op allerlei voorzieningen. Het inkomensvereiste is gedurende lange tijd aan de orde.

De heer Wilders heeft gevraagd naar het laten uitzetten door vreemdelingen, waaronder Marokkanen, voor een straf in het land van herkomst. Deze vraag heb ik reeds schriftelijk beantwoord. Het antwoord hield onder meer in dat de mogelijkheden van de Wet overdracht tenuitvoeringlegging strafvonnissen maximaal worden benut. Dit geldt uiteraard niet voor ingezetenen van ons land, maar alleen voor buitenlanders die niet in Nederland gevestigd zijn.

Voorts vraagt de heer Wilders naar het antwoord op de motie-De Roon, ingediend begin van het jaar, inzake het verhalen van kosten van de detentie op de gedetineerden. Op dit moment leggen de betrokken ministers de laatste hand aan een brief over dit voorstel. In deze brief zal tevens worden ingegaan op het voorstel om geen AOW-uitkering meer te verstrekken tijdens detentie en het voorstel om het ontvangen van studiefinanciering niet langer mogelijk te maken. De Kamer kan de brief in de loop van de volgende week tegemoetzien.

De heer Wilders vindt dat een straf in Nederland geen echte straf is omdat de gevangenissen te veel luxe bieden. Het kabinet herkent zich niet in dit beeld. Met name voor de kortgestraften zijn de detentieomstandigheden in Nederland de laatste jaren versoberd. Zo zijn de vrijheden voor gedetineerden, het aantal uren luchten en ontspanning, beperkt en zijn de voorzieningen in de cel teruggebracht. Inmiddels wordt ook in een toenemend aantal gevallen gebruik gemaakt van meerpersoonscellen met aanzienlijke beperkingen van privacy van gedetineerden.

De heer Van der Vlies dringt aan op het landelijk dekkend laten worden van het convenant winkelcriminaliteit. Dat is zonder meer de bedoeling. Deze toezegging kan ik dan ook doen.

Dit waren de opmerkingen die ik wilde maken naar aanleiding van de discussie die wij eerder hebben gevoerd. Nadat ik de heer Rutte heb gehoord, wil ik overgaan tot het behandelen van de moties.

De heer Rutte (VVD):

Er lag nog één vraag van mij over het actief opsporen en uitzetten van illegalen en het strafbaar stellen van illegaliteit.

Minister Balkenende:

Het antwoord daarop moet ik nu schuldig blijven. Als de heer Rutte daarmee genoegen neemt, zal ik het antwoord de Kamer schriftelijk doen toekomen.

Dan ga ik nu over naar de ingediende moties. Het zijn er heel wat. Ik begin met de moties die zijn ingediend door de heer Marijnissen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister-president heeft mij beloofd nog in te gaan op mijn vraag waarom het kabinet het "vervuiler betaalt"-principe niet toepast op het product vlees.

Minister Balkenende:

Ik ga daarop in bij het bespreken van de desbetreffende motie. Dan heb ik de argumentatie bij de hand.

In de motie op stuk nr. 7 van de heer Marijnissen wordt de regering verzocht om de armoede structureel te bestrijden door het sociaal minimum te verhogen, door de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken en door een categoriale bijzondere bijstand in te voeren. Wij ontraden het aannemen van deze motie. De motie ontbeert dekking en verslechtert de armoedeval. Bovendien heeft het kabinet vanmiddag aangegeven open te staan voor de armoedeproblematiek van gezinnen met kinderen. Ik verwijs in dit verband naar het gesprek met de heer Tichelaar.

In de motie op stuk nr. 8 wordt de regering verzocht om prestatiebeloningen in de vorm van bonussen, aandelen en opties in de private sector onmogelijk te maken. Wij ontraden ook het aannemen van deze motie. Wij zijn het inhoudelijk oneens. De commissie-Frijns komt overigens aan het eind van het jaar met de resultaten van het onderzoek naar de relatie tussen de beloning en de prestatie van topbestuurders. Wij zullen onze reactie daarop geven. Voorts zijn variabele beloningen belangrijk voor startende ondernemingen om goede, ervaren bestuurders aan te kunnen trekken die zo kunnen worden beloond bij de groei van de onderneming.

De motie op stuk nr. 9 is een verzoek aan de regering om de aanspraken op ondersteunende begeleiding niet te beperken en deze te dekken door de AWBZ-premie met 0,02% te verhogen. Wij ontraden het aannemen van deze motie. Een verdere stijging van de AWBZ-premie acht het kabinet niet wenselijk. Het is toch al een groot bedrag. Wil de AWBZ ook op de lange termijn houdbaar blijven, dan zijn keuzes onvermijdelijk. Deze aanspraken op ondersteunende begeleiding zijn geen onvermijdelijke langdurige zorg. Dat had ik vanmiddag dacht ik ook al aangegeven in het debat.

De heer Marijnissen verzoekt de regering in de motie op stuk nr. 10 de belastingaftrek voor bijzondere ziektekosten niet te beperken en dit te dekken uit een verhoging van het toptarief in de inkomstenbelasting met 2 procentpunt. Wij ontraden het aannemen van deze motie. De belastingaftrek voor bijzondere ziektekosten moet zich meer richten op de groep voor wie de regeling was bedoeld: chronisch zieken en gehandicapten. De dekking wijst het kabinet af omdat deze slecht is voor het vestigingsklimaat.

De motie op stuk nr. 11 heeft betrekking op de rechtsbijstand. De regering wordt verzocht af te zien van de bezuiniging op de rechtsbijstand en dit te dekken uit het verhogen van de boetes van toezichthouders. Wij ontraden het aannemen van deze motie. De staatssecretaris van Justitie ontwikkelt momenteel plannen om te komen tot een efficiëntere inrichting van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Zij stuurt voor de behandeling van de begroting van Justitie een brief met daarin varianten. Deze motie loopt dus vooruit op een discussie die nog moet worden gevoerd.

De heer Marijnissen heeft ook een motie ingediend op stuk nr. 12. Deze motie heeft betrekking op cultuur. Het verzoek is om de ingeboekte bezuiniging van 15 mln. door invoering van het "profijtbeginsel cultuur" ongedaan te maken, waarbij de dekking wordt gevonden door het versneld invoeren van de verhoging van het eigenwoningforfait voor dure woningen. Wij ontraden het aannemen van deze motie. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord gekozen voor de invoering van het profijtbeginsel in de cultuursector. Daarnaast heeft het kabinet besloten extra te investeren. Per saldo investeert het kabinet 10 mln. in de cultuur in 2008.

In de motie op stuk nr. 13 spreekt de heer Marijnissen de mening uit dat een parlementair onderzoek naar de houdbaarheid van de hypotheekrenteaftrek wenselijk is. Wij ontraden de aanneming van deze motie. Het kabinet hecht aan rust op het front van de woningmarkt, maar dat was al bekend.

De heer Marijnissen (SP):

Soms wordt van deze premier gezegd dat hij trekjes krijgt van de Zonnekoning naarmate hij meer en meer en langer en langer premier is, maar hij gaat helemaal niet over deze motie.

Minister Balkenende:

O, dat is waar. Wilt u weten wat ik ervan vind?

De heer Marijnissen (SP):

Nou nee, dat heb ik niet gevraagd. Deze motie is gericht aan de collega's, die er dadelijk over gaan stemmen. Het is niet zo gebruikelijk dat een premier daar een mening over geeft.

Minister Balkenende:

Dat kan ik mij voorstellen. Ik hoop dat u mijn overwegingen zult betrekken bij het stemmen over deze motie. Laat ik het dan maar zo zeggen, maar formeel begrijp ik wat u bedoelt.

In de motie op stuk nr. 14 wordt verzocht om 150 mln. extra te reserveren voor een verhoging van de lerarensalarissen, waarbij de dekking wordt gevonden door een verhoging van de winstbelasting van 25,5 naar 25,9%. Wij ontraden deze motie waarin wordt verzocht om extra financiële middelen voor lerarensalarissen. In eerste termijn heb ik al aangegeven dat het dreigende lerarentekort over meer gaat dan salarissen. Dit wordt haarfijn geanalyseerd in het rapport Leerkracht! van de commissie-Rinnooy Kan. Wij willen recht doen aan de urgentie van de problematiek en de inhoudelijke argumentatie in het rapport. Het kabinet onderkent dat het urgent is om snel te handelen en zal dat ook doen, maar het is niet opportuun om hiervoor zonder inhoudelijke discussie middelen te bestemmen die leiden tot lastenverhoging.

In de motie op stuk nr. 15 wordt de regering verzocht om de plannen voor versoepeling van het ontslagrecht in te trekken en met voorstellen te komen voor uitbreiding van het recht op ontslagvergoeding, het recht op scholing en een betere positie van flexwerkers. Het kabinet ontraadt deze motie en zal zoals aangekondigd komen met een wetsvoorstel dat recht doet aan de onderlinge samenhang van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, tijdelijk werk en scholing. Tot zover de moties van de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Vroeger leerde ik bij meetkunde: quod est demonstrandum. Dat wilde zeggen: het is bewezen. Ik heb in tweede termijn gezegd waar een links kabinet aan moest voldoen. U bent gezakt en nog niet eens met een 6-. Het is aanzienlijk lager. Hier zit nog net geen rechts kabinet. Wij zullen dit kabinet de komende tijd kritisch en constructief volgen. Wij blijven voorstellen doen, ook al worden ze zo spontaan direct afgewezen. Wij zullen het debat zoeken. Wij hebben 25 Kamerleden. Wij weten u te vinden en u ons ook. Wij zullen voorstellen blijven doen en gaandeweg kijken of het kabinet naar links of naar rechts opschuift. Voorlopig is het een gewoon middenkabinet. Wij kunnen niet zeggen dat dit een links kabinet is.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Dan kom ik bij de motie van de heren Van Geel, Tichelaar en Slob, waarover al veel is gezegd. Ik zal om te beginnen een aantal overwegingen van het kabinet geven. Ik heb in eerste termijn aangegeven deze drie onderwerpen in het kabinet positief te willen bezien: de invoering van gratis schoolboeken voor leerlingen in het voortgezet onderwijs, het terugdraaien van de schuif tussen kinderbijslag en het kindgebonden budget en de verdere aanpak van armoede bij gezinnen met kinderen, waarover de heer Tichelaar heeft gesproken.

Op het derde punt ben ik in eerste termijn inhoudelijk ingegaan. De eerste twee voorstellen zullen vooral ten gunste van de middeninkomens uitvallen. Het kabinet ziet deze onderdelen als ondersteuning van het beleid. De overige extra uitgaven die in deze motie zijn genoemd, herken ik uit de inbreng van de fracties. Het kabinet zal daar serieus en welwillend naar kijken, maar het zal evenzeer kritisch kijken naar de voorgestelde dekking. Uiteraard moet deze dekking technisch kloppen, voldoende zijn om de voorstellen te dekken en niet leiden tot lastenverzwaring. Daarbij zullen de kritische vragen worden betrokken die onder andere zijn gesteld door de heer Van der Vlies, de heer Pechtold en mevrouw Halsema.

Het kost uit een oogpunt van zorgvuldigheid even tijd om dit kritisch te bezien. Daarom lijkt het mij het beste om bij de algemene financiële beschouwingen een definitief standpunt in te nemen. Ik geef de Kamer in overweging om de motie aan te houden, maar dat is uiteraard haar verantwoordelijkheid. Zij zal ook een politiek signaal willen geven. Dat laat ik aan haar over. Zij merkt in ieder geval dat zij niet het oordeel van ontraden krijgt. Wij zien er positieve elementen in, maar wij willen de zaak goed bekijken.

Voorzitter. Dan kom ik bij de moties van de heer Rutte. In de motie op stuk nr. 17 wordt de regering verzocht, naast een continue repressieve aanpak van illegaliteit, ook te komen met een regeling op basis waarvan illegaliteit strafbaar wordt gesteld. Voor een deel is sprake van een bevestiging van het beleid, maar wij ontraden toch de aanvaarding van deze motie. De staatssecretaris van Justitie gaat een proef houden waarbij illegalen vaker ongewenst worden verklaard, zodat degenen die niet vertrekken, strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. Daardoor wordt een gerichte vervolging van illegaliteit mogelijk, waardoor strafbaarstelling overbodig is. Dat is de opvatting van het kabinet. Tegen die achtergrond ontraden wij de aanvaarding van deze motie.

In de motie op stuk nr. 18 wordt de regering verzocht, de regeling die het mogelijk maakt criminele vreemdelingen uit te zetten, op de kortst mogelijk termijn alsnog in te voeren. Wij ontraden de aanvaarding van deze motie. De staatssecretaris heeft deze beleidslijn in beraad. Er zijn antwoorden gegeven op vragen van de Kamer. De staatssecretaris beoogt op andere wijze een strikt beleid te voeren, bijvoorbeeld door criminele vreemdelingen langer in hechtenis te houden, waardoor effectiever kan worden uitgezet, illegalen vaker ongewenst te verklaren en de EU-onderdanen eerder te verwijderen bij criminaliteit.

In de motie op stuk nr. 19 gaat de heer Rutte in op een belangrijk onderwerp. Ik heb zijn opmerkingen over de snelheid van procedures vanmiddag onderstreept. In de motie wordt de regering verzocht, ervoor te zorgen dat beroepsmatige probleemmakers de aanpak van files niet meer kunnen tegenhouden. Het gaat mij nu even niet om die beroepsmatige probleemmakers. Zo kunnen we de milieubeweging ook niet wegzetten. Maar ik moet wel zeggen dat datgene wat de heer Rutte zegt, eigenlijk wordt beschouwd als een ondersteuning van datgene waar wij zelf mee bezig zijn. Het kabinet deelt de zorg over de voortgang van de infrastructuurprojecten. Ik heb al gewezen op de heer Elverding, die zich zal buigen over de juridisch haalbare mogelijkheden tot versnelling. De huidige problemen zijn tijdens een aanzienlijk aantal kabinetsperiodes ontstaan en zij zijn complex. Het kabinet zal die maatregelen zo snel mogelijk nemen. De minister van Verkeer en Waterstaat zal op korte termijn met een voorstel komen om de Tracéwet aan te passen, zodat sneller kan worden ingespeeld op nieuwe inzichten en procedurele fouten kunnen worden hersteld. Daar heeft overigens ook de heer Van Geel om gevraagd. Ik begrijp de verontwaardiging over de gang van zaken bij de A4. Ik heb eigenlijk de neiging om te zeggen: wij moesten dit maar doen, even los van de precieze formulering, maar wij moeten wel zorgen dat er tempo gemaakt kan worden. Dat sluit eigenlijk aan bij datgene waar minister Eurlings mee bezig is, ook met de commissie-Elverding. Wij weten dat hier sprake is van urgentie.

De heer Van Geel (CDA):

De heer Rutte heeft tot twee keer toe mijn collega Koopmans geciteerd die deze manier van denken ondersteunt. De heer Koopmans heeft in het openbaar twee keer gezegd dat hij dit zelfs een stap achteruit vindt ten opzichte van de opvattingen van het CDA. Heb ik het goed begrepen dat de minister-president de motie zoals die er nu ligt, los van de precieze formulering, als een ondersteuning van zijn beleid ziet?

Minister Balkenende:

Ja, absoluut.

De motie op stuk nr. 20 van de heer Rutte gaat over de koopkracht van de middeninkomens. Daar is veel over gezegd. Wij ontraden de aanvaarding van deze motie. In 2008 is het koopkrachtbeeld evenwichtig. Over de hele kabinetsperiode is sprake van een voorspoedige inkomensontwikkeling. Verder sluit ik aan bij hetgeen wij vandaag en gisteren hierover hebben gezegd.

Ik kom te spreken over de moties van de heer Wilders. In de motie op stuk nr. 21 wordt de regering verzocht, de voorgenomen btw-verhoging en de accijnsverhogingen op alcohol, rookwaren, diesel en lpg ongedaan te maken en de dekking hiervoor te zoeken in de verlaging van het budget voor ontwikkelingshulp. Via de accijnsverhoging betaalt de vervuiler. Daar kiest het kabinet voor. Het kabinet kiest niet voor een verlaging van het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Tegen die achtergrond ontraden wij de aanvaarding van deze motie.

In de motie op stuk nr. 22 wordt de regering verzocht, de Gemeentewet zodanig te wijzigen dat lokale lasten voor een periode van vijf jaren op het huidige niveau worden bevroren en dus niet meer zullen stijgen.

Wij ontraden de aanvaarding van deze motie. Het kabinet treedt niet in de lokale afweging. Dat is de kern van het bestuursakkoord met de VNG. Het kabinet gaat ervan uit dat de lokale afweging net zo zorgvuldig is als de afweging die de Kamer maakt tussen lasten en lusten.

In de motie op stuk nr. 23 wordt de regering verzocht, zware minimumstraffen in te voeren voor alle recidiverende misdadigers en voorts ook voor de daders die een zwaar gewelds- of zedenmisdrijf voor de eerste maal plegen. Het kabinet ontraadt aanvaarding van deze motie. Het heeft meermalen een afwijzend standpunt ingenomen in dezen. Van dat standpunt wordt niet afgeweken. De argumentatie is de heer Wilders bekend.

In de motie op stuk nr. 24 wordt de regering verzocht, de voorgenomen bezuiniging op ondersteunende begeleiding terug te draaien en de dekking hiervoor te zoeken in een korting op het budget van de publieke omroep. Wij ontraden aanvaarding van deze motie, want het afremmen van de groei van de AWBZ-uitgaven is nodig en het kabinet is niet voor bezuiniging op de publieke omroep.

De motie op stuk nr. 25 heeft betrekking op de islamisering. De categorale afwijzing van moslims in het in de motie neergelegde tienpuntenplan dat aan deze Kamer wordt gepresenteerd als offensief tegen islamisering van Nederland, is een affront van de Nederlandse samenleving en in het bijzonder van de vrijheid van godsdienst. Wij ontraden uiteraard aanvaarding van deze motie.

In de motie van mevrouw Halsema op stuk nr. 26 wordt de regering verzocht, de vennootschapsbelasting met 0,5% te verhogen en de opbrengst van ongeveer 250 mln. te gebruiken voor gerichte armoedebestrijding, bijvoorbeeld door de bezuiniging op de huurtoeslag terug te draaien. Wij ontraden aanvaarding van deze motie. Het kabinet zal een intensivering van het armoedebeleid bezien, mede in het licht van de door andere partijen geuite wensen. Ik denk mede aan wat de heer Tichelaar heeft gezegd. Over de vennootschapsbelasting heb ik vanmiddag al het nodige gezegd.

In de motie op stuk nr. 27 wordt de regering verzocht, ervoor te zorgen dat na de kerstvakantie de wachtlijsten voor de buitenschoolse opvang zijn opgelost en er voor ieder aangemeld kind daadwerkelijk een bso-plaats beschikbaar is. Aanvaarding van deze motie moeten wij ontraden. Voor het oplossen van de problemen in de buitenschoolse opvang is inspanning nodig van alle partijen. Het kabinet maakt zich er sterk voor dat de wachtlijsten zo snel mogelijk worden opgelost, maar garanties kunnen niet zomaar worden geboden, want wij zijn afhankelijk van andere partijen. Voorts wijs ik op de nota die staatssecretaris Dijksma over dit onderwerp aan uw Kamer heeft gezonden.

De motie op stuk nr. 28 heeft betrekking op het onderwerp duurzame energie. De regering wordt daarin verzocht, de motie-Halsema alsnog uit te voeren en voor de behandeling van de VROM-begroting de Kamer daarover te informeren. Ik doe het verzoek aan mevrouw Halsema om deze motie aan te houden tot de bespreking van het werkprogramma Schoon en zuinig. Het lijkt mij goed om deze motie daarbij te betrekken. Met andere woorden, wij zeggen geen nee, maar vragen haar om de motie aan te houden tot de behandeling van dat werkprogramma.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Moet ik uit deze woorden begrijpen dat het kabinet de motie dan alsnog gaat uitvoeren?

Minister Balkenende:

Ik heb u gevraagd om deze motie in samenhang te willen zien met het werkprogramma Schoon en zuinig.

De motie op stuk nr. 29 van de heer Pechtold heeft betrekking op de aanbevelingen van de commissie-Rinnooy Kan ten aanzien van de salariëring en scholing van leraren. Het kabinet onderkent de urgentie van snel handelen en zal dit ook doen, maar het is niet opportuun om nu uitspraken te doen zonder inhoudelijke discussie over de herkomst van de financiële middelen. In de motie ontbreekt de dekking. Ik heb al gezegd dat de minister van OCW voor eind oktober komt met een voorstel voor een actieplan, in reactie op het advies van het rapport-Rinnooy Kan. Het kabinet geeft er de voorkeur aan hierop te wachten en ontraadt daarom aanvaarding van deze motie.

De heer Rutte (VVD):

Ik verzoek de fractie van D66 om deze motie aan te houden, zodat deze kan worden betrokken bij de behandeling van de kabinetsreactie op het rapport-Rinnooy Kan. Uit de door de premier genoemde timing leid ik af dat die reactie er is voordat de begroting van OCW wordt behandeld. Wij zouden het op prijs stellen om deze motie van D66 daar terug te zien komen.

De heer Pechtold (D66):

Ik weet niet of dat verstandig is. De motie bevat een heel milde aansporing om de minister, die op zoek moet naar een onmogelijk bedrag in zijn begroting, de ruimte te geven om eventueel naar buiten te kijken. Ik heb de voorzichtigst mogelijke formulering gebruikt. Het kabinet heeft daarop al de hele dag afhoudend gereageerd. Ik weet niet of ik er zin in heb om de motie te moeten betrekken bij een verhaal dat misschien over een maand komt. Ik zit eigenlijk te wachten op een stevig signaal richting het onderwijs en de leraren in het bijzonder. Of de minister-president gaat iets ruimhartiger om met deze zeer voorzichtig geformuleerde motie, of ik forceer misschien toch maar dat wij hier kleur gaan bekennen over het onderwijs. Ik zal erover nadenken, maar het is een van die twee.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik heb mijn oordeel over deze motie gegeven en dat sluit aan bij wat ik hier vanmiddag over heb gezegd. Ik begrijp de opmerking van de heer Rutte, maar het is een afweging van de heer Pechtold.

In de motie op stuk nr. 30 van de heer Pechtold wordt de regering verzocht om een blue-cardsysteem te ontwikkelen gelijk aan dat van de Verenigde Staten, zodat Nederland op zijn minst 500 kennismigranten jaarlijks kan uitnodigen. Wij ontraden de aanneming van deze motie. Het kabinet heeft op 11 september het Nederlandse standpunt uiteengezet. Daarover is er op 26 september een algemeen overleg. Nederland staat weliswaar positief tegenover een Europese regeling voor kennismigranten, maar stelt een aantal voorwaarden: een vraaggestuurd mechanisme, geen verzwakking ten opzichte van onze eigen regeling, toetsbare en handhaafbare criteria. Het Amerikaanse stelsel dat de heer Pechtold als voorbeeld neemt, is meer aanbodgestuurd en voldoet daarmee niet aan die voorwaarden.

In de motie op stuk nr. 31 van de leden Pechtold en Thieme wordt de regering verzocht om in overleg met provincies en gemeenten een plan van aanpak op te stellen dat kan worden betrokken bij de begroting voor het ministerie van LNV voor 2008. Dit heeft te maken met voldoende groen in en nabij het stedelijk gebied. Wij ontraden de aanneming van deze motie. Het kabinet heeft een doelstelling van 16.000 hectare groen rond de steden. De financiering loopt via het Investeringsbudget Landelijk Gebied en is vooralsnog voldoende. Het dekkingsvoorstel is moeizaam, landbouwgronden worden ingezet voor de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur. Op grond van deze argumentatie moeten wij de aanneming van deze motie ontraden.

In de motie van de heer Pechtold op stuk nr. 32 wordt de regering verzocht om in het voorjaar van 2008 een midterm review te maken, waarin wordt bezien of de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan het coalitieakkoord nog reëel zijn. Wij ontraden de aanneming van deze motie, waarover we trouwens eerder vandaag hebben gesproken. Het kabinet voert een trendmatig begrotingsbeleid en hanteert bovendien scherpe signaalwaarden voor het EMU-saldo. Verder is het voorjaar van 2008 in onze ogen bepaald geen midterm.

In de motie van mevrouw Thieme op stuk nr. 33 wordt de regering verzocht om binnen een half jaar met een plan van aanpak te komen waarin het beprijzen van substantiële emissies veroorzaakt door de productie en consumptie van andere goederen en diensten nader wordt uitgewerkt. Wij ontraden de aanneming van deze motie. Het werkprogramma Schoon en Zuinig pakt veel sectoren aan. Wij willen geen nieuwe plannen, wij willen eerst, zoals wij het hebben genoemd, "meters maken". Het kabinet oordeelt dat het gaat om het realiseren van ambities, niet om daar nieuwe ambities aan toe te voegen.

In de motie op stuk nr. 34 van mevrouw Thieme wordt de regering verzocht om binnen een halfjaar te komen met een voorstel voor een milieuheffing op dierlijke producten, meer in het bijzonder vlees. Ik geef mevrouw Thieme in overweging om deze motie voorlopig aan te houden. Ik heb gewezen op de onderzoeken van het CPB en het Milieu- en Natuurplanbureau. Daarna kunnen we ons beraden op de aanpak en de instrumenten. Ik geef haar in overweging om eerst de resultaten van deze onderzoeken af te wachten. Als we daarover spreken, is dat ook het moment om over deze motie te spreken. Wij zijn dus niet onwelwillend, maar stellen voor om de zaken in de goede volgorde te doen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De minister-president vergeet dat het mij niet gaat om onderzoeken naar vervangingsstrategieën voor vlees. Dat er minder vlees moet worden gegeten, is een feit an sich als we nog de monden van de hele wereld willen voeden. Het gaat mij hier om het "vervuiler betaalt"-principe, dus dat er een accijns komt op het meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket. Het kabinet heeft dat overigens zelf al vastgesteld in 2004 en er zijn al onderzoeken geweest. De minister-president haalt dus twee dingen door elkaar. Ik wil gewoon weten of het kabinet beleid maakt op basis van zijn eigen constatering dat vlees het meest milieubelastende onderdeel van het voedselpakket is. Daar zijn geen onderzoeken meer voor nodig, die zijn er namelijk al.

Minister Balkenende:

Namens het kabinet heb ik aangegeven wat volgens ons het opportune moment is om over dit onderwerp te spreken. Het lijkt ons goed om deze onderzoeken af te wachten en er dan over te spreken. Het kabinet zal tegen die tijd een oordeel geven en dat is een prima moment om op deze motie in te gaan. Vanwege deze procedurele overwegingen wil ik op dit moment niet verder gaan.

Mevrouw Thieme (PvdD):

In die onderzoeken wordt niet gekeken naar de milieueffecten van vlees, maar naar die van vervangingsstrategieën. U heeft het dus over iets waar ik helemaal niet om vraag. U heeft een beleid gemaakt dat het "vervuiler betaalt"-principe wil toepassen op bepaalde milieuvervuilende producten. Ik vraag heel simpel aan dit kabinet om twee dingen aan mij uit te leggen. Ten eerste waarom de veehouderij, die vervuilender is dan vervoer en verkeer samen, niet is meegenomen in de Miljoenennota en in het beleidsprogramma. En ten tweede waarom vlees als meest milieubelastend product in ons voedselpakket niet is meegenomen in het totale pakket van bijvoorbeeld vliegtaks, kilometerheffing en accijnzen.

Minister Balkenende:

Ik kom niet veel verder dan wat ik al heb gezegd: omdat er onderzoek naar wordt verricht. Wij willen de uitkomsten afwachten en dit er dan bij betrekken. Vooruitlopend daarop wil ik mij nog niet vastleggen op bepaalde standpunten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter...

De voorzitter:

Mevrouw Thieme, u hebt genoeg informatie om te beoordelen of u de motie gaat aanhouden of dat u haar in stemming brengt. Dit is echt de tweede termijn.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik maak bezwaar. Ik vind het ongelofelijk dat dit kabinet geen visie kan geven op een feit dat allang bekend is, namelijk dat de veehouderij veel klimaatonvriendelijker is dan verkeer en vervoer. Ik verwacht van het kabinet dat het daar een standpunt over heeft.

De voorzitter:

Mevrouw Thieme, ik had u het woord niet gegeven. Het woord is aan de minister-president.

Minister Balkenende:

Over de motie-Thieme c.s. op stuk nr. 35 ben ik weer een stuk positiever. In die motie wordt de regering verzocht, binnen een half jaar te komen met een plan van aanpak waarbij zij haar regierol ten aanzien van maatschappelijke vraagstukken nader heeft uitgewerkt, inclusief een voorstel tot het aanscherpen van de verplichtingen en het implementeren van financiële prikkels om het consumptiepakket te verduurzamen. Wij beschouwen dit voor een deel als een ondersteuning van ons beleid. In het beleidsprogramma is de doelstelling opgenomen, de markten voor duurzame producten te stimuleren en uw Kamer zal hierover een plan van aanpak ontvangen, waarbij het kabinet zich echter nog niet vastlegt op de instrumenten. Dat geldt dus ook voor de financiële prikkels. Wij beschouwen echter de redenering wel als ondersteuning van ons beleid.

Dan is de motie van de heer Van der Vlies aan de orde, waarin de regering wordt verzocht om te komen met voorstellen voor een substantiële en structurele verhoging van het personele en materiële defensiebudget. De aanneming van deze motie moet ik ontraden, omdat de dekking ontbreekt. Daarmee ben ik gekomen aan het eind van de behandeling van de moties.

Voorzitter. Wij hebben gisteren en vandaag lang en intensief gedebatteerd over de toekomst van Nederland. Niet alleen de nabije toekomst in het jaar 2008, maar ook de toekomst in de jaren daarna. Ik dank de Kamer voor de inbreng. Het kabinet heeft goede nota genomen van alle opmerkingen die zijn gemaakt. Op een aantal belangrijke punten – kinderbijslag, schoolboeken, defensiebudget – leidt dat tot de wijziging van voorstellen.

Ik constateer dat er voor de oriëntatie en invulling van het kabinetsbeleid steun is in uw Kamer. Dat beleid dient naar onze overtuiging te zijn: economisch betrouwbaar, duurzaam met het oog op de toekomst en met een ambitieuze maatschappelijke agenda. Niet alleen denken aan de particuliere welvaart, maar ook aan het publieke welzijn. Niet alleen denken aan nu, maar ook aan straks.

Wij hebben vandaag en gisteren veel wezenlijke zaken besproken. Het debat kende veel bevlogen momenten. Er zijn kritische opmerkingen geplaatst, vooral door de oppositiepartijen. Ik waardeer de constructieve opmerkingen die zijn gemaakt. Sommigen zouden dit kabinet graag meer naar links sturen, en anderen juist meer naar rechts. Mijn conclusie is dan toch dat onze voorstellen goed in evenwicht zijn.

Er zijn de nodige opmerkingen gemaakt over de signatuur van het kabinet en er was ook enige verwarring over. Nu is het plakken van etiketten altijd gevaarlijk. Etiketten laten akelige lijmsporen na, die er in de was lastig uitgaan. Wat echter erger is: ze dekken de inhoud zelden goed. Daarom doe ik uit principe niet mee aan etikettenplakkerij. Zo'n eendimensionaal etiket zou dit kabinet ook geen recht doen. Dit kabinet zoekt juist het evenwicht tussen degelijkheid en dynamiek, tussen belangen nu en belangen straks.

Daarom blijf ik erbij dat dit kabinet zich vooral wil herkennen in de visie waar het voor staat en waar ook ik voor sta: economisch betrouwbaar, duurzaam met het oog op de toekomst, ambitieus voor de samenleving. Desondanks kijk ik met genoegen terug op dit debat. Graag werken wij samen met u verder aan een Nederland dat sterk en veerkrachtig is en blijft.

(applaus)

De vergadering wordt van 23.10 uur tot 23.30 uur geschorst.

Naar boven