34 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

   

Blz.

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

2

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

3

1.

Leeswijzer

3

2.

Beleidsagenda

9

3.

De beleidsartikelen

39

 

1.

Primair onderwijs

39

 

3.

Voortgezet onderwijs

48

 

4.

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

56

 

6. en 7.

Hoger onderwijs

68

 

8.

Internationaal beleid

79

9.

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

86

 

11.

Studiefinanciering

92

 

12.

Tegemoetkoming studiekosten

101

 

13.

Lesgeld

104

 

14.

Cultuur

106

 

15.

Media

113

 

16.

Onderzoek en wetenschapsbeleid

118

 

25.

Emancipatie

123

4.

De niet-beleidsartikelen

126

 

91.

Nominaal en onvoorzien

126

 

95.

Apparaatskosten

127

5.

Begroting agentschappen

132

 

1.

Dienst Uitvoering Onderwijs

132

 

2.

Nationaal Archief

137

6.

Bijlagen

143

 

1.

ZBO’s en RWT’s

143

 

2.

Verdiepingshoofdstuk

148

 

3.

Moties en toezeggingen

181

 

4.

Subsidies

228

 

5.

Evaluatie- en overig onderzoek

241

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. DE LEESWIJZER

De begroting 2015 bevat de volgende onderdelen:

  • a. Beleidsagenda;

  • b. Beleidsartikelen;

  • c. Niet-beleidsartikelen;

  • d. Agentschappen die een baten-lastenstelsel voeren;

  • e. Verdiepingshoofdstuk;

  • f. Bijlagen.

De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het groen onderwijs.

Groeiparagraaf

Toezeggingen wetgevingsoverleggen begroting 2014 en jaarverslag 2013

Tijdens de wetgevingsoverleggen over de begroting 2014 en het jaarverslag 2013 heeft de Minister van OCW een aantal toezeggingen gedaan die tot wijzigingen in de begroting hebben geleid.

In de beleidsagenda worden twee belangrijke beleidstrajecten nader uitgelicht: NOA en Lerarenagenda.

In de beleidsagenda wordt een set met kernindicatoren opgenomen. Deze indicatoren worden daarnaast ook herkenbaar in het betreffende artikel opgenomen. De indicator score centrale eindtoets basisonderwijs zal aangevuld worden tot een rijkere set van indicatoren en kengetallen voor de kwaliteit van het primair onderwijs.

In de beleidsartikelen zal worden ingegaan op de beleidswijzigingen als gevolg van beleidsdoorlichtingen, voor zover de doorlichtingen zijn afgerond.

In artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid wordt een overzichtstabel met betrekking tot alle lerarenintensiveringen opgenomen.

In artikel 95 Apparaatskosten wordt een nadere toelichting op de apparaatstaakstelling uit het Regeerakkoord (kabinet Rutte II) opgenomen.

Doelstellingen beleidsagenda en aanpassing indicatoren

Ten opzichte van 2014 is de beleidsagenda 2015 verbeterd vanwege:

toezeggingen aan de Tweede Kamer om het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) (de sectorakkoorden) en de Lerarenagenda uit te lichten en enkele indicatoren te schrappen;

de toezegging van de Staatssecretaris om een beknopte set indicatoren en kengetallen op te nemen die een beeld schetsen van de kwaliteit van het onderwijs.

De opzet van de beleidsagenda 2015 is nu als volgt:

Doelen en ambities van de beleidsagenda 2015 zijn zoveel mogelijk overgenomen uit de beleidsagenda 2014 en waar nodig in lijn gebracht met de doelen en ambities van het NOA en de Lerarenagenda.

Voor de belangrijkste doelen en thema’s zijn streefwaarden opgenomen waarbij per streefwaarde een eindjaar wordt vermeld (kabinetsperiode of horizon van de betreffende begroting). Deze streefwaarden zijn ook in het betreffende beleidsartikel herkenbaar opgenomen. Voor zover mogelijk zijn daar ook tussenliggende (jaar)doelstellingen in het begrotingsjaar aan gekoppeld.

Bij enkele doelen zijn kengetallen zonder streefwaarden opgenomen. Deze zijn bedoeld als signalering om de voortgang op de doelen te volgen. Zij vormen onderbouwing bij de analyse of bijstelling van beleid noodzakelijk is, en zijn niet bedoeld om de sector op af te rekenen.

In de beleidsagenda en beleidsartikelen is een directe link naar de website van Trends in Beeld opgenomen, waar de streefdoelen uit de beleidsagenda en de voortgang erop zichtbaar zijn. Trends in Beeld brengt de kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid van het stelsel kwantitatief in kaart.

In een losse bijlage bij de beleidsagenda is een beknopte set output- en outcome-indicatoren opgenomen waarmee tegemoet wordt gekomen aan de wens van de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs om diverse aspecten van de onderwijskwaliteit in een oogopslag te belichten. Deze set is een uitsnede van de uitgebreidere stelselmonitor waarmee de Minister van OCW de doorlopende leerlijn in het onderwijsbestel per sector volgt. Deze monitor is openbaar beschikbaar via de website van Trends in Beeld.

Beleidsdoorlichtingen

In de beleidsagenda van de begroting 2012 zijn negen beleidsdoelstellingen vermeld. Acht daarvan worden door de Auditdienst Rijk (ADR) geëvalueerd in de vorm van een beleidsdoorlichting. Vier daarvan worden afgerond in 2014 en de overige zullen in 2015 worden afgerond. De planning voor deze beleidsdoorlichtingen is in de beleidsagenda opgenomen, aangevuld met eerder toegezegde beleidsdoorlichtingen. Via een hyperlink is deze informatie direct raadpleegbaar.

ZBO’s en RWT’s

In de bijlage ZBO’s en RWT’s worden in een apart overzicht (tabel 2) ook de bijdragen aan ZBO’s en RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van een ander ministerie vallen opgenomen.

Informatie in de begroting en andere relevante publicaties

De begroting is een compact document meer toegespitst op de financiële informatie. De beleidsagenda presenteert de doelstellingen van de Minister en de bijbehorende prestatie-indicatoren, en de beleidsartikelen beschrijven de werking en financiering van de verschillende stelsels. Voor een bredere kwantitatieve onderbouwing en monitoring van de toerusting en de presentaties van de O, C en W stelsels verwijzen we naar de openbare website Trends in Beeld. Onderstaand schema geeft grafisch een totaalbeeld van welke informatie en verantwoording van het OCW-beleid gedurende een begrotingscyclus aan de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Schematische weergave van de informatie aan de Tweede Kamer gedurende de begrotingscyclus

Schematische weergave van de informatie aan de Tweede Kamer 				  gedurende de begrotingscyclus

Hieronder volgt een nadere toelichting bij het schema.

Op Prinsjesdag ontvangt de Tweede Kamer de begroting van OCW en actualiseert de gegevens op de website van Trends in Beeld (de OCW stelselmonitor). In Trends in Beeld zijn de relevante cijfers te vinden die inzicht geven in de kwaliteit en prestaties van de Nederlandse onderwijs, cultuur en wetenschapsstelsels en van emancipatie. Op deze website zijn ook onderzoeksresultaten van Education at a Glance, de jaarlijkse publicatie van de OESO, opgenomen. Voor het eerst dit jaar verschijnt Trends in Beeld niet meer in boekvorm.

Begin oktober komt ook Cultuur in beeld uit. In deze publicatie wordt ingegaan op de veranderingen in het Nederlandse cultuurbeleid. Deze publicatie gaat dieper in op de gevolgen van het beleid en schetst de te verwachten ontwikkelingen in de culturele sector. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de bijdrage van cultuur aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid, het financieel-maatschappelijk draagvlak, publieksbereik en de financiële verhoudingen tussen subsidieverstrekkers.

De Inspectie van het Onderwijs heeft een belangrijke rol in het onderwijsstelsel als toezichthouder, maar ook als leverancier van beleidsinformatie. In het jaarwerkplan van de Inspectie van het Onderwijs worden voorgenomen werkzaamheden gepresenteerd aan de Tweede Kamer.

Gedurende het jaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de begrotingsuitvoering door middel van de Voorjaarsnota (1e suppletoire begroting) en de Najaarsnota (2e suppletoire begroting).

Ook worden gedurende het jaar allerlei beleidsdocumenten zoals actieplannen, beleidsdocumenten, beleidsevaluaties, beleidsdoorlichtingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Wetsvoorstellen worden ter behandeling aangeboden en AMvB’s worden voorgehangen. Over verschillende beleidsterreinen worden brieven naar de Tweede Kamer gestuurd, onder andere ter nadere uitwerking van de beleidsagenda en de begroting. Hierover vindt vaak separaat overleg met het parlement plaats. De actieplannen geven voor de verschillende beleidsterreinen een beeld van het beleid. Beleidsdoorlichtingen en andere evaluaties verschaffen inzicht in de effectiviteit van beleid.

De derde woensdag in mei is verantwoordingsdag. De Tweede Kamer ontvangt dan het jaarverslag van OCW en de publicatie Kerncijfers. In 2014 is Kerncijfers voor het laatst in boekvorm verschenen. Samen met CBS werkt OCW momenteel aan een brede website met informatie over onderwijs, cultuur en wetenschap. Hier zal dezelfde informatie als voorheen in Kerncijfers beschikbaar zijn: resultaten, de stand van zaken en ontwikkelingen in het OCW-veld met een kwantitatieve toelichting en onderbouwing. Bij het jaarverslag wordt ook het Onderwijsverslag van de Inspectie aan de Tweede Kamer toegestuurd. Daarin wordt uitgebreid stilgestaan bij de staat van het onderwijs.

Trends in Beeld

De Minister monitort met Trends in Beeld de kwaliteit en prestaties van de Nederlandse onderwijs-, cultuur- en wetenschapsstelsels in woord, beeld en cijfers. Enerzijds vormt Trends in Beeld een stelselmonitor van samenhangende en kenmerkende indicatoren en kengetallen. Deze geeft per onderwijssector een beeld van de ontwikkelingen van vaardigheden, rendement, behaald opleidingsniveau, de aansluiting met vervolgonderwijs/arbeidsmarkt en toezicht/kwaliteitsoordeel. Door deze indeling brengt de Minister voor elke onderwijssector op eenduidige manier de doorlopende leerlijn in beeld. Aan de gepresenteerde indicatoren en kengetallen zijn geen expliciete streefcijfers verbonden maar de monitor werkt signalerend t.a.v. negatieve of positieve trendontwikkelingen. Op dezelfde manier volgt de Minister met een samenhangende set indicatoren en kengetallen het functioneren van het Cultuur- en Mediastelsel en het Wetenschapsbestel.

Anderzijds geeft Trends in Beeld voor de belangrijkste doelen en functies van het Onderwijs, Cultuur- en Wetenschapsbestel inzicht in het functioneren van deze stelsels. Daartoe volgt de website de volgende thematische indeling:

Onderwijs

Hier krijgt de lezer inzicht in de kwaliteit, toegankelijkheid, doelmatigheid en de socialisatiefunctie van het onderwijsbestel.

Kwaliteit

Getoond worden de prestaties van leerlingen en studenten, het opleidingsniveau in Nederland en of afgestudeerden makkelijk een baan kunnen vinden. Daarnaast geeft ook de internationale concurrentiepositie van onze hoger onderwijs instellingen een indruk van de kwaliteit.

Toegankelijkheid

De onderwijscarrière van een willekeurig individu mag niet afhangen van factoren als de sociale, economische, etnische of culturele achtergrond. Behalve bij de instroom in het po moeten talent en behaalde resultaten doorslaggevend zijn in de onderwijscarrière van een individu en mogen er geen financiële belemmeringen zijn.

Doelmatigheid

Het gaat hier om de relatie tussen ingezette middelen en opbrengsten die met de ingezette middelen worden behaald. Doelmatigheid kan worden bekeken aan de hand van de prestaties van het stelsel, de investeringen van OCW en aan de hand van rendementen op de arbeidsmarkt. Ook lerarensalarissen spelen een rol, omdat lerarensalarissen een relatie hebben met de onderwijskwaliteit en medebepalend zijn voor de hoogte van de onderwijsuitgaven.

Socialisatiefunctie

Hierdoor leren nieuwe generaties zich de algemene waarden en moraal eigen te maken die nodig zijn voor een actieve deelname aan de maatschappij en die de sociale samenhang bevorderen.

Cultuur en Media

Binnen dit thema krijgt de lezer inzicht in het functioneren van het Cultuur- en Mediastelsel op het gebied van verscheidenheid (inclusief bescherming van erfgoed), spreiding (zowel geografische spreiding als toegankelijkheid) en kwaliteit.

Verscheidenheid

Verscheidenheid in het cultuurbestel betekent een brede variëteit van cultuurvoorzieningen, met of zonder gerichte overheidssubsidie. Ondersteuning van het Rijk is bedoeld om erfgoed te beschermen en aanbod te verzekeren van voldoende omvang en kwaliteit.

Spreiding en toegankelijkheid

Om bij te dragen aan de ontwikkeling van het individu en de samenleving, moeten cultuurvoorzieningen in Nederland toegankelijk zijn voor een breed publiek. Het Rijk is daarom verantwoordelijk voor spreiding van het Nederlandse cultuuraanbod.

Kwaliteit en doelmatigheid

Gezonde bedrijfsvoering en ondernemerschap zijn nauw verbonden aan doelmatigheid, doordat ze de productiviteit en effectiviteit vergroten en tegelijkertijd de subsidieafhankelijkheid van de cultuur- en mediasector beperken.

Wetenschap

Trends in Beeld maakt met grafieken en tabellen het functioneren van het Wetenschapsbestel inzichtelijk aan de hand van de begrippen «toegankelijkheid», «kwaliteit» en «doelmatigheid».

Toegankelijkheid

Bij de toegankelijkheid van het stelsel van onderzoek en wetenschap gaat het vooral om contacten en uitwisseling van kennis tussen de wereld van het onderzoek en de wetenschap en de «buitenwereld».

Kwaliteit

Basis voor het bepalen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek is de wetenschappelijke output in de vorm van publicaties in (gerefereerde) tijdschriften, boeken en/of proefschriften. Andere vormen van output zijn bijdragen aan conferenties, ontwerpen, catalogi, machines en apparatuur of aangevraagde octrooien.

Doelmatigheid

Het wetenschapssysteem moet zo ingericht zijn dat de middelen (organisaties, financiële instrumenten, wetgeving, bestuurlijke inrichting) leiden tot optimale opbrengsten. Daarnaast is ook het aantal wetenschappelijke publicaties, gekoppeld aan de ingezette hoeveelheid personeel of geld van belang. Ook kan gekeken worden of onderzoeksorganisaties hun middelen effectief inzetten voor de financiering van wetenschappelijke projecten en programma's op basis van competitie.

Onderdelen begroting

a. Beleidsagenda

Ten opzichte van 2014 is de beleidsagenda 2015 verbeterd vanwege:

toezeggingen aan de Tweede Kamer om het NOA (de sectorakkoorden) en de Lerarenagenda uit te lichten en enkele indicatoren te schrappen (zie tabel indicatoren laatste kolom aangegeven met een SA en/of LA);

de toezegging van de Staatssecretaris om een beknopte set indicatoren en kengetallen op te nemen die een beeld schetsen van de kwaliteit van het onderwijs (zie tabel indicatoren laatste kolom aangegeven met TS).

b. Beleidsartikelen

De beleidsartikelen bestaan uit de volgende onderdelen:

Algemene doelstelling met een toelichting daarop.

Rol en verantwoordelijkheid van de Minister.

Beleidswijzigingen. Hierin wordt weergegeven welke beleidswijzigingen financiële gevolgen hebben, zoals bezuinigingen en intensiveringen. Wanneer er geen beleidswijzigingen met financiële gevolgen zijn, is deze passage niet opgenomen in het artikel. Ook wordt, indien van toepassing, ingegaan op beleidswijzigingen als gevolg van beleidsdoorlichtingen, voor zover de doorlichtingen zijn afgerond.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid. Deze tabel bevat een vaste indeling in financiële instrumenten volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt de budgetflexibiliteit van het begrotingsjaar in percentages weergegeven.

Toelichting op de instrumenten en budgetflexibiliteit.

c. Niet-beleidsartikelen

Er zijn twee zogenaamde niet-beleidsartikelen:

Nominaal en onvoorzien;

Apparaatskosten.

In artikel 95 (Apparaatskosten) worden naast de apparaatsuitgaven van het kerndepartement ook de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en een aantal ZBO’s zichtbaar.

In dit artikel is tevens een tabel opgenomen waarin wordt aangegeven hoe de apparaatstaakstelling wordt verdeeld over kerndepartement, agentschappen en ZBO’s.

d. Agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren

Dit onderdeel bevat de cijfermatige overzichten van de baten-lastenagentschappen «Dienst Uitvoering Onderwijs» en het «Nationaal Archief».

e. Verdiepingshoofdstuk (zie bijlagen)

In dit onderdeel worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2014 en de ontwerpbegroting 2015. De ondergrens voor het toelichten van mutaties is € 2,2 miljoen. Een aantal mutaties is centraal toegelicht (loonbijstelling, prijsbijstelling, intensiveringen, ombuigingen).

f. Bijlagen

De volgende bijlagen zijn in de begroting opgenomen:

Overzicht ZBO’s en RWT’s;

Verdiepingshoofdstuk;

Overzicht moties en toezeggingen;

Subsidieoverzicht: hier wordt een overzicht weergegeven van alle subsidieregelingen van het Ministerie;

Evaluatieoverzicht: het overzicht met onderzoeken is opgenomen in één centrale bijlage.

2. BELEIDSAGENDA

Beleidsagenda

Inleiding

Ons land vaart wel bij een energieke samenleving, een veerkrachtige economie en een betrokken democratie. Onderwijs, cultuur, media, wetenschap en emancipatie zijn daarvoor cruciaal. Op dit vlak doen we het goed. We hebben wereldwijd gerenommeerde wetenschappers, musea en orkesten en ons onderwijs wordt in internationale vergelijkingen hoog gewaardeerd. Bovendien voert Nederland de Gendergelijkheidlijst van de Verenigde Naties aan.

Maar dat is geen reden om de aandacht te verliezen. Uit het laatste Onderwijsverslag blijkt dat leerlingen zich op school vaak vervelen. Onze beste leerlingen worden onvoldoende uitgedaagd, en ook het aandeel laaggeletterden1 in Nederland is gestegen. Deze ontwikkelingen vereisen onze aandacht; onze mensen zijn immers onze kracht. Bovendien staan de samenleving en de wereld om ons heen niet stil. De maatschappij verandert onder invloed van bijvoorbeeld vergrijzing en immigratie en de economische crisis en technologische ontwikkelingen. De voortschrijdende digitalisering leidt tot het ontstaan van nieuwe mogelijkheden voor communicatie, onderwijs, cultuurparticipatie en wetenschapsbeoefening.

Dit betekent dat wij onze jongeren opleiden voor banen die nu nog niet bestaan en dat werknemers en werkgevers zullen moeten blijven investeren in hun eigen kennis en know-how. Onderwijs en wetenschap dragen, in de woorden van de WRR, bij aan de kenniscirculatie in ons land. Daaraan kunnen we cultuur en media toevoegen. Ook kunst, erfgoed, de creatieve industrie en media creëren waardevolle inzichten en praktijken en maken deze toegankelijk voor een groot publiek. Zo bevorderen onderwijs, cultuur en wetenschap ook de sociale cohesie en het maatschappelijk welbevinden. Emancipatie, ten slotte, blijft nodig als we willen investeren in een zelfbewuste, weerbare bevolking.

Onderwijs

In de afgelopen jaren heeft ons onderwijs stappen vooruit gezet. De scherpe afname van het aantal zwakke en zeer zwakke scholen in het basisonderwijs en van het aantal voortijdig schoolverlaters getuigen daarvan. Maar er valt nog veel te verbeteren. Onze ambitie is daarom een cultuur van permanente verbetering te bevorderen en versterken, om zo ons goede onderwijs excellent te maken. Om in staat te zijn permanent te werken aan kwaliteitsverbetering, is het vakmanschap van leraren cruciaal. We hebben daarom afspraken gemaakt met vertegenwoordigers van scholen en leraren over investeringen in het onderwijs en de kwaliteit van leraren. Het fundament van die afspraken is gelegd in het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) en de Lerarenagenda. Het kabinet onderkent het belang van goed onderwijs. Conform de Begrotingsafspraken 2014 investeert het kabinet in 2015 € 650 miljoen in onderwijskwaliteit, onderzoek en innovatie. Dit geld wordt deels in de lumpsum uitgekeerd aan instellingen en deels gericht geïnvesteerd. Zie ook de tabellen 3, 4 en 5 verderop. Met de invoering van het studievoorschot zorgen we ervoor dat iedereen die wil studeren, ook kan studeren. Tegelijkertijd maakt dit akkoord het mogelijk dat we flink investeren in de kwaliteit van ons hoger onderwijs. We hebben de Tweede Kamer hier recentelijk over geïnformeerd in de brief «Onderwijsakkoorden: Samen werken aan het onderwijs van morgen».

Wetenschap

Het Nederlandse wetenschapsstelsel presteert zeer goed in termen van kwaliteit en productiviteit. Maar nieuwe ontwikkelingen vragen om een visie op de wetenschap waarbij de vitaliteit van de wetenschap, de ruimte voor risicovol en ongebonden onderzoek en het verbinden van de wetenschap aan toekomstig verdienvermogen centraal staan. Nationaal en internationaal zetten we al in op het stimuleren van het in open access publiceren van wetenschappelijke artikelen. Ook willen we de sterke positie die Nederlandse onderzoekers en instellingen internationaal hebben behouden en versterken.

Cultuur en media

Cultuur heeft een intrinsieke betekenis en artistieke, maatschappelijke en economische waarde. Daarom bevorderen we een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en hechten we aan een goede zorg voor ons gezamenlijke erfgoed. Daartoe zetten we in op ondernemerschap en talentontwikkeling en zetten we partijen ertoe aan meer samen te werken.

De overheid voert mediabeleid vanwege de grote rol die media spelen in de maatschappij. In het media-aanbod streven we naar kwaliteit, verscheidenheid, toegankelijkheid en onafhankelijkheid. Het publieke mediabestel speelt daarin een belangrijke rol, als leverancier van aanbod dat kwalitatief hoogstaand is, onafhankelijk gemaakt is en veelal een uitgesproken Nederlandse signatuur heeft. In het steeds vollere en gevarieerdere medialandschap dienen publiek bekostigde media meer onderscheidend te zijn op inhoud en kwaliteit.

Emancipatie

Het is van groot belang dat iedereen een bijdrage aan de economie en samenleving levert en zijn of haar talenten kan ontplooien en benutten ongeacht geslacht of geaardheid. Daarom maakt het kabinet zich sterk voor de economische zelfstandigheid van vrouwen en de sociale veiligheid en acceptatie van LHBT’s. SCP en CBS monitoren de ontwikkeling van de economische zelfstandigheid van vrouwen. Dit vindt u terug op de OCW stelselmonitor Trends in Beeld.

1. Onderwijs (beleidsartikel 1 t/m 9)

Wij staan voor een onderwijsstelsel waarin scholen en instellingen zich permanent verbeteren zodat alle leerlingen en studenten hun talenten kunnen ontplooien. Goede leraren, schoolleiders en schoolbesturen zijn onontbeerlijk. In het afgelopen jaar hebben we met het NOA en de Lerarenagenda belangrijke stappen in deze richting gezet. In het NOA dat we met de Stichting van het Onderwijs hebben gesloten, hebben we de ambitie vastgelegd om tot de best presterende onderwijsstelsels ter wereld te gaan behoren. We hebben afspraken gemaakt over de inhoud en kwaliteit van het onderwijs: over hoe we de beste onderwijsgevenden blijven interesseren voor het onderwijs; arbeidsvoorwaarden; de verhouding tussen overheid en het onderwijsveld; en het besturen van en binnen het onderwijs. In de Lerarenagenda zijn aan de hand van zeven agendapunten de grootste uitdagingen en verbeterpunten voor het leraarschap opgenomen. Dit gaat van de uitdaging die lerarenopleidingen voelen om de juiste studenten op de opleiding te krijgen tot aan de uitdagingen die leraren ervaren om met elkaar een sterke beroepsgroep te vormen. Leraren zijn van cruciaal belang voor de ontwikkeling van een kwaliteitscultuur in het onderwijs. Veranderingen moeten door hen gedragen worden. De kaderafspraken in het NOA en de Lerarenagenda zijn uitgewerkt in sectorale akkoorden voor het po, vo en mbo. Naast de uitwerkingen in sectorale afspraken hebben de sociale partners een aantal afspraken uit het NOA uitgewerkt in de cao’s. Zowel in de sectorakkoorden als in de cao’s zijn verdere afspraken gemaakt over het terugdringen van regel- en werkdruk.

Samen werken we aan de volgende doelstellingen: 1. Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt; 2. Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat; 3. Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties; 4. Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt.

1.1 Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

In het gehele stelsel werken we aan onderwijs waarin een cultuur heerst van permanente verbetering, zodat leerlingen en studenten zo goed mogelijk worden uitgedaagd zich optimaal te ontwikkelen. In het sectorakkoord PO1 zijn ambities en doelstellingen geformuleerd om de talenten van ieder kind te ontwikkelen, het verbeterpotentieel van alle scholen aan te spreken, doorgaande ontwikkellijnen voor alle kinderen te realiseren en te werken aan professionalisering van alle scholen en besturen. Wij ondersteunen scholen en besturen bij het vormgeven van deze ambities, waarvoor ze onder meer middelen ontvangen in de prestatiebox. Doelen zijn bijvoorbeeld het terugbrengen van het aantal zwakke scholen naar nul en het verhogen van het aantal masteropgeleide leraren. Ook gaan scholen een uitdagend en passend onderwijsaanbod realiseren dat is gericht op talentontwikkeling van elk kind, of het nu een toptalent is of een leerachterstand heeft en extra ondersteuning behoeft. Daarnaast moet het onderwijs gericht zijn op de brede vorming van het kind. Zo streven we er naar dat scholen drie lesuren per week bewegingsonderwijs aanbieden, gegeven door een daartoe bevoegde leraar. Overige maatregelen komen verderop in deze tekst aan de orde. Ook in het sectorakkoord VO zijn ambities en concrete doelstellingen geformuleerd ten aanzien van uitdagend en passend onderwijs voor elke leerling, eigentijdse voorzieningen, brede vorming voor alle leerlingen, partnerschap in de regio, scholen als lerende organisaties, het organiseren van toekomstbestendigheid en nieuwe verhoudingen in verantwoording en toezicht. Zo zijn er concrete afspraken gemaakt over de invoering van gedifferentieerd toezicht, over meer master-opgeleide docenten en over uitdagender onderwijs voor leerlingen. Om het funderend onderwijs bij de tijd te houden investeren wij bovendien in de vorming van een passende infrastructuur voor digitalisering in de school, mede middels het Doorbraakproject «ICT en Onderwijs». Ook stellen wij middelen beschikbaar om het aantal zittenblijvers fors te reduceren. Het kabinet zal zittenblijven terugdringen door te stimuleren dat de zomer gebruikt wordt voor extra lessen en het aanpassen van de bekostiging van instellingen om inspanningen van scholen om zittenblijven te beperken meer te laten lonen.

In het Plan van Aanpak Toptalenten 2014–2018 hebben we aangegeven dat toptalenten een duurzaam uitdagend aanbod krijgen en dat we leraren toerusten om maatwerk te leveren. Bijzondere prestaties van leerlingen gaan we meer waarderen en aandacht geven. Op diverse punten (o.a. versnelde programma’s, inzet vakleerkrachten vo in po en vo cum laude) wordt hiervoor wet- en regelgeving aangepast. Het kabinet maakt het mogelijk om individuele vakken in het voortgezet onderwijs op een hoger niveau af te ronden. Op die manier wordt het voor een havoleerling met een rekenknobbel bijvoorbeeld mogelijk wiskunde te volgen op vwo-niveau.

Het onderwijscurriculum wordt aangescherpt en ambitieuzer gemaakt met bijbehorende standaarden. Hiertoe komt in 2015 een voorstel. Dit geeft tegelijkertijd een helder kader voor toetsing van individuele leerlingen en verantwoording van leraren en scholen.

Ten aanzien van de gevolgen van de leerlingendaling in het funderend onderwijs gaan wij in 2015 verder met de uitwerking van de aangekondigde maatregelen die samenwerkende regionale besturen in staat stellen om te zorgen voor een goed en toekomstbestendig onderwijsaanbod. Sinds 1 augustus 2014 zijn de samenwerkingsverbanden passend onderwijs verantwoordelijk voor de extra ondersteuning aan leerlingen in het po en in het vo. Na het overgangsjaar 2014–2015 starten op 1 augustus 2015 de normbekostiging en de verevening. De samenwerkingsverbanden zijn dan budgettair verantwoordelijk voor deze extra ondersteuning.

In het Bestuursakkoord MBO is afgesproken dat naast de generieke maatregelen uit het actieplan Focus op Vakmanschap, er kwaliteitsafspraken met de mbo-instellingen gemaakt worden die gericht zijn op een integrale verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Daarbij besteden we in kwaliteitsplannen per instelling onder meer aandacht aan de professionalisering van het personeel. Naast deze kwalitatieve plannen worden resultaatsafhankelijke afspraken per instelling gemaakt over vsv (lopend arrangement), studiesucces (vanaf 2016) en de kwaliteit van de BPV (vanaf 2017). Met de kwaliteitsafspraken investeren we ook in het uitdagen van talentvolle studenten in het mbo, zoals aangekondigd in de Kamerbrief over toekomstgericht middelbaar beroepsonderwijs. In de Begrotingsafspraken 2014 is vanaf 2015 jaarlijks € 25 miljoen gereserveerd voor een excellentieprogramma in het mbo. Een onderdeel van het excellentieprogramma zal het ontwikkelen van een eigentijdse vorm van de meester-gezel-formule zijn. Om jongeren in staat te stellen een betere vakman of -vrouw te worden, geven we ook aandacht aan de ontwikkeling van doorlopende leerlijnen. Dit schooljaar (2014–2015) zijn de eerste experimenten met de vakmanschapsroute en de technologieroute gestart.

Voor de realisatie van de prestatieafspraken in het hoger onderwijs is 2015 een belangrijk jaar. In de prestatieafspraken zijn doelen afgesproken voor het jaar 2015, onder meer over deelname aan excellentietrajecten, studiesucces en de kwaliteit van docenten. In 2016 zal worden beoordeeld of deze doelen daadwerkelijk zijn gerealiseerd. In 2015 presenteren we onze strategische agenda voor het hoger onderwijs. In de komende maanden gaan we in gesprek met bestuurders, docenten en studenten om de nieuwe opgaven voor het hoger onderwijs te ontdekken. In het hoger onderwijs is de ontwikkeling van open en online onderwijs kansrijk. Dit stimuleren we door projecten met open en online hoger onderwijs mogelijk te maken waar instellingen zelf kunnen ontdekken wat werkt. Ook stimuleren we stevig onderzoek naar de effecten van open en online onderwijs op het leren door studenten en de kwaliteit van het onderwijs.

In mbo, hbo en wo gaan we de uitgaande mobiliteit van Nederlandse studenten stimuleren. Dat gaan we samen met de onderwijsinstellingen bevorderen, onder meer via mobiliteitsvensters, betere informatievoorziening en een ambitieus scholarship-programma. Dit scholarship-programma is voor zowel internationale als Nederlandse studenten. Internationalisering in het mbo richt zich vooral op uitgaande mobiliteit en internationale samenwerking. Dit wordt meegenomen in het onderdeel excellentie van de kwaliteitsafspraken.

Het kabinet zal de toegang voor kennismigranten versoepelen en goedkoper maken en zal hiertoe in 2015 een voorstel doen. Het kabinet zal dan ook met maatregelen komen om Nederland aantrekkelijker te maken als bestemming voor kennismigranten, bijvoorbeeld via een versterking van het aanbod van internationale scholen. Het kabinet stelt in 2014 een special envoy voor startups aan om het Nederlandse profiel als een internationaal aantrekkelijke plek voor jonge, innovatieve bedrijven te versterken. Onderdeel van deze aanpak is betere benutting van bestaande financieringsinstrumenten, onderwijsinitiatieven (zoals aandacht voor coderen, apps ontwikkelen in het voortgezet onderwijs) en het versterken van innovatieve ecosystemen (zoals het Amsterdamse startup-initiatief).

1.2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

Om de slag te maken naar een cultuur van permanente verbetering moet het onderwijs worden gegeven door goede leraren. Voortbouwend op het Nationaal Onderwijsakkoord en op de Lerarenagenda hebben wij daarom in de sectorakkoorden voor het po, vo en mbo een aantal afspraken gemaakt over de kwaliteit van het onderwijspersoneel. In de Lerarenagenda zijn verschillende maatregelen opgenomen om de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van lerarenopleidingen te vergroten. Scholen dragen er zorg voor dat op termijn alle leraren goed kunnen omgaan met verschillen in de klas en dat startende leraren beter begeleid worden. In het po zullen wij daartoe middelen voor een persoonlijk opleidingsbudget (€ 70 miljoen) en additionele middelen voor startende leraren (€ 26 miljoen) aan de lumpsum toevoegen. Ook passen we de bekwaamheidseisen aan, zodat leraren met een vakbevoegdheid vo ook in het po kunnen worden ingezet. In de hoofdlijnenakkoorden hebben we met universiteiten en hogescholen afspraken gemaakt over de kwaliteit van docenten. In de prestatieafspraken hebben hogescholen en universiteiten hierbij passende ambities geformuleerd.

Schoolbesturen in po en vo zetten via hun wervings-, selectie-, en scholingsbeleid in op breed samengestelde schoolteams. Voor het po gaat het om meer leraren met wo-bachelor, hbo-master of universitaire master (30% in 2020). Voor het vo zetten besturen in op meer (50% in 2020) hbo- en wo-masteropgeleide docenten. Specifiek voor de bovenbouw van het vwo zetten we in op meer wo-masteropgeleide docenten (80–85% in 2020). Wij stellen hiervoor extra middelen ter beschikking via een verhoging van de lerarenbeurs, uitbreiding van (academische) opleidingsscholen en via de prestatiebox.

In 2015 is inschrijving in het lerarenregister nog vrijwillig. Wel stimuleren we, samen met de Onderwijscoöperatie en de sectorraden, dat zoveel mogelijk leraren zich nu al registreren. Door permanent bekwaamheidsonderhoud van schoolleiders en door registratie van schoolleiders in de sectorale schoolleidersregisters blijven we tevens werken aan versterking van de kwaliteit van schoolleiders. Daarnaast zorgen scholen voor werkdrukvermindering door meer ondersteunende functies te vormen; ook hiervoor stellen wij aanvullende middelen via de lumpsum beschikbaar.

In het mbo zullen we een nieuw bestuurlijk model introduceren: de gemeenschap van mbo-colleges. Volgens dit model wordt het onderwijs georganiseerd in aparte colleges gericht op een bepaalde branche of sector. De instelling als geheel kan zich dan gemeenschap van mbo-colleges noemen. Een van de doelen is om het onderwijskundig leiderschap een stimulans te geven. Veel mbo-instellingen hebben een begin gemaakt met verbetering van het onderwijskundig leiderschap. Maar uit de evaluatie van het professionaliserings- en HRM-beleid blijkt dat er nog veel te winnen valt. Dan gaat het met name om het adequaat leiden en sturen op de basiskwaliteit van het primair proces.

In het najaar van 2014 zullen wij het wetsvoorstel sociale veiligheid op school indienen bij de Tweede Kamer. Met dit wetsvoorstel zorgen wij voor een wettelijke verankering van de verantwoordelijkheid van de school voor het tegengaan van pesten. De streefdatum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel is 1 augustus 2015.

Het verminderen van administratieve lasten en het verlagen van de (ervaren) regeldruk moet onderwijsinstellingen in staat stellen meer tijd vrij te maken voor het primaire proces. Inventarisaties laten zien dat er winst te behalen valt door het optimaliseren en standaardiseren van gegevensvragen van allerlei partijen zoals GGD’s, gemeenten, leerplichtambtenaren en allerlei andere instanties. Zo onderzoekt OCW de mogelijkheid om instellingen het recht te geven gegevens niet te leveren als deze bij de nationale overheid bekend zijn.

1.3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

Via de projecten «Vensters PO» en «Vensters VO» leggen steeds meer besturen een transparante verantwoording af en beschikken ze over relevante sturingsinformatie. Zwakke en zeer zwakke scholen in het po en vo worden aangespoord en ondersteund om hun kwaliteit snel en structureel op niveau te brengen. In 2015 worden pilots uitgevoerd door de Inspectie van het Onderwijs om te komen tot gedifferentieerde kwaliteitsoordelen per school. In het verlengde daarvan wordt tevens een ondersteuningsaanpak ontwikkeld die aansluit bij het kwaliteitsoordeel over de school. Het doel is om ook scholen die voldoen aan de minimale eisen van goed onderwijs en verbeterpotentieel niet-vrijblijvend uit te dagen tot verdere kwaliteitsverhoging en om de cultuur van permanente verbetering te bevorderen. Daarnaast zullen besturen hun professionaliteit versterken en borgen door het hanteren van een professionaliseringsagenda, het naleven van de Code goed bestuur en visitaties. In het sectorakkoord po is afgesproken dat we scholen en schoolbesturen ondersteunen bij het werken met een planmatige cyclus van kwaliteitszorg op basis van zelfevaluatie. In overleg met het veld en de Inspectie van het Onderwijs hebben we een eerste brede set van indicatoren vastgesteld waarmee diverse aspecten van de onderwijskwaliteit in beeld worden gebracht. Deze set, die de komende jaren nog verder wordt ontwikkeld, komt onder «Beleidsartikel 1. Primair Onderwijs» nader aan de orde. Samen met de VO-raad gaan we verdere stappen zetten op weg naar een vereenvoudigd bekostigingsmodel.

In het mbo zijn instellingen, docenten en de onderwijskundige leiding in eerste instantie verantwoordelijk voor de kwaliteit van opleidingen. Wij bevorderen daarom dat mbo-instellingen elkaar ondersteunen bij het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en dat zij intensieve verbindingen aangaan met bedrijven in hun omgeving. We gaan instellingen verplichten om examens in te kopen bij gecertificeerde examenleveranciers of om zelf ontwikkelde examens extern te laten valideren. Deze wettelijke verplichting willen we per 1 augustus 2016 laten ingaan, gelijktijdig met de beoogde datum van implementatie van de herziene kwalificatiestructuur. De Inspectie van het Onderwijs is het sluitstuk van de borging van kwaliteit. Deze start binnenkort met pilots van toezicht op het niveau van opleidingsclusters (onderwijsteams). Om resultaten inzichtelijk te maken initiëren we in 2014–2015 een studiebijsluiter. Hierin komt onder meer informatie te staan over het arbeidsmarktperspectief van studenten van de opleiding.

In het hoger onderwijs willen we samen met betrokkenen het accreditatiestelsel fundamenteel bezien, in het licht van verdiend vertrouwen meer belonen en het verminderen van lasten die instellingen ervaren. Dit heeft zowel tot doel om te komen tot concrete vermindering van lasten binnen het huidige stelsel als om input te krijgen voor de doorontwikkeling van het accreditatiestelsel. Daarbij is het van belang de krachtige elementen uit het huidige stelsel te behouden, zoals de stimulans tot kwaliteitscultuur en de waarborgen voor kwaliteit. We willen ook over de grenzen kijken hoe in andere landen verdiend vertrouwen wordt beloond, mogelijk kunnen we daarvan leren. Dit is aangekondigd in de beleidsreactie op de evaluatie van het accreditatiestelsel. We hebben een onderzoek uitgezet naar de kwaliteitszorgstelsels in Vlaanderen, Duitsland, Oostenrijk en Noorwegen.

1.4 Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt

In het sectorakkoord vo is afgesproken dat vo-scholen afspraken gaan maken met collega-scholen, het toeleverend onderwijs en het vervolgonderwijs in de regio over de voorbereiding, overdracht en instroom van leerlingen. Verder wordt loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) in samenwerking met het bedrijfsleven en het vervolgonderwijs steviger in de school verankerd. Er wordt in de komende jaren extra ingezet op LOB in het vmbo omdat LOB expliciet onderdeel is geworden van de vernieuwde beroepsgerichte programma’s. Daarnaast blijven we de keuze voor bèta- en techniekprofielen in alle leerwegen stimuleren.

In de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel voor met maatregelen om de aansluiting van het mbo op de arbeidsmarkt te verbeteren. Dit wetsvoorstel verplicht mbo-instellingen opleidingen te verzorgen die studenten na beëindiging van de opleiding het perspectief bieden op het tijdig vinden van een baan op niveau. Aanvullend op dit wetsvoorstel nemen we een aantal maatregelen waarmee we de aansluiting blijvend verbeteren. In de Begrotingsafspraken 2014 is vanaf 2015 structureel € 75 miljoen extra aan middelen beschikbaar gesteld voor een betere financiering van technische en andere kostbare opleidingen in het mbo. Belangrijke indicatoren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt publiceren we jaarlijks op de OCW stelselmonitor Trends in Beeld. Verder is beroepspraktijkvorming van groot belang. De Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, en na 1 augustus 2015 de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), dienen samen met studenten en bedrijfsleven zorg te dragen voor de beschikbaarheid van een toereikend aantal bedrijven en organisaties van voldoende kwaliteit die de beroepspraktijkvorming verzorgen. Vanaf het schooljaar 2015–2016 wordt het bovendien mogelijk om experimenteel een gecombineerde leerweg aan te bieden. Daarnaast verandert de kwalificatiestructuur vanaf het schooljaar 2016–2017. De nieuwe kwalificaties geven richting aan het onderwijs. Instellingen behouden de ruimte om in te spelen op specifieke regionale behoeften of om de voorbereiding op vervolgonderwijs te verbeteren. Ook willen we met het Regionaal investeringsfonds mbo onderwijs en bedrijfsleven met elkaar verbinden, zoals dat nu al gebeurt in de Centra voor Innovatief Vakmanschap.

Vanwege de gerichtheid op toegepast onderzoek is het hbo een belangrijke schakel voor de innovatie in het (regionale) bedrijfsleven. Het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs spelen een belangrijke rol als het gaat om bij-, na- en omscholing van de beroepsbevolking. Het kabinet vergroot de mogelijkheid voor leven lang leren door de flexibilisering van de aanbodzijde van het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Het kabinet geeft een impuls aan het modulair middelbaar beroepsonderwijs door het introduceren van erkende certificaten met credits. Bovendien komen er experimenten met vraagfinanciering in het hoger onderwijs bij bekostigde en niet-bekostigde instellingen. Om het hoger onderwijs voor volwassenen aantrekkelijker te maken nemen we een aantal maatregelen. In de kabinetsreactie op het advies van de commissie Rinnooy Kan «Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen», dat in het najaar van 2014 naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd, zullen de maatregelen die het kabinet neemt naar aanleiding van het advies worden beschreven en toegelicht. Hierbij zal worden ingezet op maatregelen om te komen tot flexibeler, vraaggerichter deeltijd hoger onderwijs. Ook het middelbaar beroepsonderwijs zal in de reactie worden betrokken.

2. Studiefinanciering (beleidsartikel 11 t/m 13)

In mei 2014 is een akkoord bereikt met de fracties van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks over de hervorming van ons stelsel van studiefinanciering. Met de invoering van het studievoorschot zorgen we ervoor dat iedereen die wil studeren ook kan studeren. Tegelijkertijd maakt dit akkoord het mogelijk dat we met de middelen die vrijkomen door de hervorming van het stelsel van studiefinanciering flink investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs en aan hoger onderwijs gerelateerd onderzoek.

Het wetsvoorstel dat deze stelselwijziging regelt, is in september 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden en zal op 1 september 2015 in werking treden. De basisbeurs verdwijnt en maakt plaats voor een sociale leenvoorziening die de overheid voor alle studenten ter beschikking stelt: het studievoorschot. Studenten kunnen het gewenste bedrag lenen tegen een voordelige rente en hoeven na hun afstuderen nooit meer dan 4% van hun meerinkomen in te zetten voor aflossing. De terugbetaaltermijn wordt verlengd naar 35 jaar. Oud-studenten die het wettelijk minimumloon verdienen of minder, hoeven niet terug te betalen.

De aanvullende beurs (voor studenten met ouders die minder dan € 46.000 verdienen) blijft niet alleen bestaan, maar wordt ook verhoogd om zo de toegankelijkheid van het hoger onderwijs te waarborgen voor in het bijzonder de lagere inkomensgroepen. De studentenreisvoorziening blijft in zijn huidige vorm behouden. Per uiterlijk 1 januari 2017 krijgen ook minderjarige deelnemers aan het mbo hier recht op. Dit stelt minderjarige mbo’ers in staat om breder te zoeken naar de meeste geschikte opleiding en stage. Voor onderwijsinstellingen in het mbo biedt deze regeling bovendien meer mogelijkheden voor profilering en specialisatie, bijvoorbeeld in techniekstudies. Daarnaast wordt een taskforce opgericht waarin de OV-bedrijven en de overheid de handen ineen slaan om, in samenwerking met de onderwijsinstellingen en studenten, onderwijstijden en reizen van studenten meer over de dag te spreiden waardoor huisvesting van instellingen beter wordt benut en de spits in het openbaar vervoer wordt afgevlakt. De middelen die hierdoor vrijkomen zullen nog bovenop de bestaande investeringsagenda komen.

Het nieuwe stelsel geeft ook een impuls aan Leven Lang Leren. Het collegegeldkrediet wordt uitgebreid naar studenten boven de 30 die een geaccrediteerde opleiding willen volgen in het hbo en wo, voltijd én deeltijd, en naar studenten in het mbo-bol. De eerste generatie studenten die met het studievoorschot te maken krijgt, ontvangt na het afstuderen bovendien een tegemoetkoming in de vorm van een voucher van circa € 2.000 die ingezet kan worden voor (geaccrediteerde) bijscholing 5 tot 10 jaar na het afstuderen.

3. Wetenschap (beleidsartikel 16)

Met de Toekomstvisie wetenschap, die we in het najaar aan het parlement zullen sturen, wordt de basis gelegd voor het wetenschapsbeleid voor de komende jaren. Uit het Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het Nederlandse wetenschapsstelsel zeer goed presteert in termen van kwaliteit en productiviteit. Tegelijkertijd zien we bepaalde trends die vragen om een bezinning op de rol en betekenis van de wetenschap. De internationale concurrentie neemt toe en er is een toenemende behoefte om wetenschappelijke kennis te benutten voor het oplossen van maatschappelijke en economische uitdagingen. Deze ontwikkelingen vragen om een visie op de wetenschap waarbij de vitaliteit van de wetenschap, de ruimte voor risicovol en ongebonden onderzoek en het verbinden van de wetenschap aan toekomstig verdienvermogen centraal staan. Het kabinet gaat afspraken maken met het bedrijfsleven met als doel de komende 10 jaar (2015–2025) het aantal promovendi in het bedrijfsleven (o.a. in de vorm van 'industrial doctorates') en de Rijksoverheid met enkele honderden te vergroten. Hiermee realiseren we een betere toepassing van kennis in bedrijfsleven en overheid, en maken we Nederland als vestigingsplaats aantrekkelijker.

Het kabinet stelt, samen met kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden in 2015 een wetenschapsagenda op. Deze agenda benoemt uitdagende thema's waar de wetenschap zich op gaat richten, met een actieve betrokkenheid van bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zowel de profileringsafspraken van de universiteiten, als de sectorplannen onderzoek en de middelen van NWO zullen worden gericht op de thema's uit de Wetenschapsagenda. Het is belangrijk dat de wetenschapsagenda aansluit bij de maatschappelijke uitdagingen en de Europese Horizon 2020-agenda. Hierdoor kunnen de wetenschapsagenda en inspanningen binnen de topsectoren elkaar versterken.

Nationaal en internationaal zet OCW zich al in voor het stimuleren van in open access publiceren van wetenschappelijke artikelen. Met publiek geld gefinancierd onderzoek moet voor iedereen, overal ter wereld, toegankelijk zijn. Open access bevordert de uitwisseling van kennis en de circulatie van kennis, wat bijdraagt aan het innoverend vermogen van Nederland. Voor een nog grotere versnelling in de uitwisseling van kennis en versnelling van innovatie is het minstens zo belangrijk dat ook de toegang tot de onderliggende data vergroot wordt. Het kabinet geeft meer ruimte aan innovatief gebruik van data en komt in 2015 met concrete voorstellen. Wetgeving wordt aangepast zodat op verantwoorde wijze nieuwe datagedreven innovaties en verdienmodellen tot stand kunnen komen. Ook zal het gebruik van open data worden gefaciliteerd en regels omtrent intellectueel eigendom gemoderniseerd. Voorts voert het kabinet de actie-agenda Smart Industry uit die moet leiden tot nieuwe manieren van samenwerken en produceren in de Nederlandse (maak)industrie. Open access tot publicaties plus open access tot data wordt samengebracht in het concept «open science». Wij zullen ons sterk maken voor de beleidsmatige uitwerking en invoering van het concept van open science zowel op nationaal niveau als in EU-verband. Om inzicht in de voortgang van de nieuwe «big deals» tussen universiteiten en uitgevers te krijgen zal een nulmeting worden uitgevoerd en zullen de universiteiten een monitoringssysteem invoeren. Tegelijkertijd wordt met een aantal gelijkgezinde landen in Europa samenwerking gezocht om open access in de Europese Onderzoeksruimte sneller te verwezenlijken.

We willen de sterke positie die Nederlandse onderzoekers en instellingen internationaal hebben behouden en versterken. De mogelijkheden tot competitie en wetenschappelijke samenwerking die Europa biedt, spelen daarbij een belangrijke rol. Dat betreft in belangrijke mate Horizon2020, het Europese programma voor de financiering van onderzoek en innovatie in de periode 2014–2020. We willen de hoge retour die Nederland kende tijdens de voorloper van Horizon2020 (KP7, Nederland heeft hierin een EU-aandeel van 7,4%) graag zo veel mogelijk vasthouden. Gelet op het verhoogde budget van Horizon2020 zal dit Nederland voordelen opleveren. Wij ondersteunen die ambitie door in totaal € 100 miljoen uit de Begrotingsafspraken 2014 beschikbaar te stellen voor cofinanciering en matching. Daarmee ondersteunen we Nederlandse kennisinstellingen om zich goed te positioneren voor hun deelname aan de EU-programma’s. Matching betreft het deel van de kosten dat een onderzoeker of publieke kennisinstelling zelf draagt als een project door Europa wordt gehonoreerd. Kennisinstellingen die succesvol middelen verkrijgen uit de EU, zullen daarvoor beloond worden met de middelen die hiervoor beschikbaar zijn gekomen in de Begrotingsafspraken 2014.

Cofinanciering is de bijdrage die door de nationale overheid vooraf moet worden geleverd aan een Europees programma om het voor deelnemers in dat land mogelijk te maken mee te doen aan dat programma.

Het kabinet stelt een toekomstfonds in om direct een impuls te geven aan innovatie. Er komt € 200 miljoen beschikbaar voor revolverende financiering van innovatieve MKB-bedrijven en onderzoek. De rendementen van het fonds komen beschikbaar voor uitgaven aan fundamenteel en toegepast onderzoek.

4. Cultuur (beleidsartikel 14)

Cultuur heeft een intrinsieke betekenis en artistieke, maatschappelijke en economische waarde. Het is noodzakelijk voor de vorming van onze identiteit, voor de ontplooiing van mensen en voor de ontwikkeling van creativiteit. Door ondersteuning vanuit de overheid blijft het cultuuraanbod toegankelijk en wordt de kwaliteit gewaarborgd. Daarom zetten wij partijen ertoe aan samen te werken, kennis uit te wisselen en (digitaal) toegankelijk te maken. Kinderen en jongeren krijgen cultuuronderwijs en de kans hun talenten te ontwikkelen. Instellingen worden aangemoedigd kunst en cultuur met maatschappelijke thema’s te verbinden. De Tweede Kamer is na de zomer met een brief geïnformeerd over talentontwikkeling.

Ondernemerschap is in de cultuursector van groot belang voor het vergroten van de inkomsten en het verbreden van het maatschappelijk draagvlak. Wij zullen, ook na de bezuinigingen, een rol blijven spelen als ondersteuner van cultuur. Dit onder meer door het ondersteunen van de culturele basisinfrastructuur, inclusief de cultuurfondsen en het stelsel voor behoud en beheer van erfgoed. Onze doelstelling is het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor ons gezamenlijke erfgoed.

Een extra investering in de Creatieve Industrie van € 20 miljoen beoogt de stimulering van de Nederlandse filmindustrie. De Stimuleringsmaatregel wordt door het Nederlands Filmfonds uitgevoerd en is gericht op het bevorderen van een gezond filmproductieklimaat in Nederland en het versterken van de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse filmindustrie.

Planning is om in het voorjaar van 2015 de Erfgoedwet, na advisering door de Raad van State, aan de Tweede Kamer aan te bieden. Bedoeling is om te komen tot een integrale wet op het gebied van cultureel erfgoed.

1 januari 2015 is de beoogde datum van inwerkingtreding van de Bibliotheekwet. De wet versterkt de samenwerking tussen verschillende bibliotheekorganisaties en geeft de Koninklijke Bibliotheek daarvoor een coördinerende rol. Alle openbare bibliotheken werken samen in een netwerk en hanteren daarbij een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten. Daarnaast regelt de wet de activiteiten van de openbare bibliotheek in het digitale domein. De Koninklijke Bibliotheek beheert en ontwikkelt de landelijke digitale bibliotheek en ontvangt een budget voor de digitale infrastructuur en voor de inkoop van e-content. De structuur van het bibliotheekwerk, zoals georganiseerd in de Bibliotheekwet, kan de dienstverlening van bibliotheken aan het publiek verbeteren, zowel in het fysieke als in het digitale domein.

5. Media (beleidsartikel 15)

In een steeds voller en gevarieerder medialandschap dienen publiek bekostigde media meer onderscheidend te zijn op inhoud en kwaliteit. Juist door stimulering van onderscheidende programmering en bewust mediagebruik kunnen we onze doelstelling realiseren: een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking. Hiervoor dient de organisatie van de publieke omroep (landelijk en regionaal) efficiënt, doelmatig en slagvaardig te zijn. De publieke omroep onderscheidt zich op televisie, radio en internet met een herkenbaar publiek media-aanbod en door de redactionele onafhankelijkheid. In de Prestatieovereenkomst 2010–2015 zijn hierover afspraken gemaakt met de Raad van Bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep. Het Commissariaat voor de Media ziet toe op de naleving ervan. In 2015 wordt de verdere vernieuwing van het bestel uitgewerkt, mede ter voorbereiding op de nieuwe concessie- en erkenningsperiode in 2016. De voorgenomen samenwerking en integratie van de regionale publieke omroepen met de landelijke publieke omroep zal hierin ook worden meegenomen.

6. Emancipatie (beleidsartikel 25)

Het kabinet zet in op het versterken van de economische zelfstandigheid en financiële zelfredzaamheid van vrouwen. Het is essentieel dat mannen en vrouwen hun talenten benutten. Om bewustwording bij vrouwen, mannen en werkgevers te bevorderen wordt de ambitieuze aanpak voor verbetering van de economische zelfstandigheid van vrouwen met Kracht on Tour in 2015 voortgezet. Er zullen nog twee regionale bijeenkomsten plaatsvinden, waarbij afspraken worden gemaakt met regionale stakeholders. Aan het eind van 2015 wordt de Tour afgesloten met de uitreiking van de Joke Smitprijs.

De overheid moet borg staan voor een veilige samenleving. Emancipatiebeleid richt zich daarom onder andere op preventie van intergenerationeel geweld en deskundigheidsbevordering in het onderwijs. Wij zetten in 2015 de aanpak rondom het vergroten van de bespreekbaarheid van seksuele diversiteit en genderidentiteit in etnische kringen voort en willen zo de sociale acceptatie van LHBT's in deze kringen vergroten. Ook een actieve internationale inzet blijft noodzakelijk, vanwege het opkomend conservatisme en fundamentalisme binnen orthodox-religieuze landen en kringen. Eind 2014 wordt de Mid Term Review afgerond en aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarin wordt nader bepaald of wijzigingen in het emancipatiebeleid nodig zijn.

7. Caribisch Nederland

De doelstelling voor Caribisch Nederland is vastgelegd in de Onderwijsagenda die in 2011 is ondertekend door alle bij het onderwijs op de eilanden betrokken partijen. Daarin is opgenomen dat «in 2016 de onderwijskwaliteit van de scholen in Caribisch Nederland op een naar Nederlandse en Caribische maatstaven aanvaardbaar niveau is». Concreet betekent dit dat onze inzet er op gericht is om per 1 januari 2016 het onderwijs in Caribisch Nederland te laten voldoen aan de eisen van basiskwaliteit. In 2015 zetten we de uitvoering van de verbeteracties in de Onderwijsagenda voort. Op basis van de themarapportage van de Inspectie van het Onderwijs over Caribisch Nederland zullen op een aantal onderdelen, zoals de leerlingzorg en de kwaliteitszorg, extra inspanningen worden gepleegd.

Indicatoren bij beleidsagenda 2015

Tabel Indicatoren

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

2015

Streefwaarde (jaartal)

Art. nr.

1

1.

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

           
 

Aandeel leraren dat vindt dat de school hen voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan toptalenten

po

46% (2014)

65%

100% (2018)

1

SA

 

Aandeel leerlingen dat zich uitgedaagd voelt in het onderwijs

vo

44% (2014)

Meting eens in de vier jaar

>75% (2018)

3

SA

 

Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s

vo

68% (2012)

Hoger

100% (2018)

3

SA

 

Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt

mbo

34% (2010–2011)

Verbetering

Verbetering

4

C

 

Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs

ho

(2011)

(2013)

 

6/7

C

   

hbo: 59%

hbo: 57%

   

wo: 69%

wo: 66%

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat binnen drie maanden weer een plek op school heeft

po

nog in ontwikkeling

 

100% (2020)

1

SA

 

vo

nog in ontwikkeling

 

100% (2020)

3

SA

b)

Vergroten studiesucces

           
 

Aandeel zittenblijvers

 

(2013)

 

(2020)

   

po

3%

Lager

2%

1

SA

vo

5,8%

Lager

3,8%

3

SA

 

Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

mbo

(2008)

(2015)

 

4

 

Niveau 1: 66%

72%

 

Niveau 2: 62%

70%

 

Niveau 3: 63%

70%

 

Niveau 4: 65%

71%

 

Totaal: 64%

70%

 
 

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar

ho

(2011)

(2013)

2

6/7

 
 

hbo: 65,7%

hbo: 62,8%

 

wo: 60,9%

wo: 68,3%

2.

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

           
 

Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde leraren

vo

83,5% (2011)

 

100%3 (2017)

3

SA

 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor-, master- of PhD-opleiding

po

18,6% (2013)

23% (2017)

30% (2020)

1

SA, LA

 

Aandeel leraren met een afgeronde master- of PhD-opleiding

vo

37% (2013)

 

50% (2020)

3

SA, LA

 

Bovenbouw vwo4

   

80–85% (2020)5

3

SA, LA

 

hbo

66,2% (2011)

 

80% (2016)

6/7

 
 

Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst6

 

Basiswaarde 2013; betreft alle leraren

 

Streefwaarde 2020; betreft de leraren met tenminste 3 jaar werkervaring

   
 

po

84%

 

100%

1

SA, LA

 

vo

74%

 

100%

3

SA, LA

 

Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst7

 

Basiswaarde 2013; betreft alle leraren

 

Streefwaarde 2020; betreft de leraren met ruime ervaring

   
 

po

57%

 

100%

1

SA, LA

 

vo

32%

 

100%

3

SA, LA

b)

Verbetercultuur

           
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

po

62% (2014)

 

Hoger (2017)

1 en 3

TS

 

vo

63% (2014)

 

Hoger (2017)

 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister

po

42% (2014)

60%

100%

1

SA

c)

Veilig leerklimaat

             
 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

po

95% (2012)

Stabiel of hoger

100%

1

TS

 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

vo

93% (2012)

Stabiel of hoger

100%

3

TS

3.

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort

po

38%8 (2012–2013)

Stabiel of hoger

Hoger

1

S

 

Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt

vo

25%9 (2013)

50%

100% (2020)

3

SA

 

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert

po

Nog in ontwikkeling

 

100% (2017–2018)

1

SA

Aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert

vo

Nog in ontwikkeling

 

100% (2017–2018)

3

SA

Aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen één jaar verbetert

vo

Nog in ontwikkeling

 

100% (2017–2018)

3

SA

Oordeel ouders over betrokkenheid

po

Cijfer 7 (2012)

Stabiel of hoger

Hoger

1

TS

 

Aantal voortijdig schoolverlaters

vo/mbo

41.800 (2009)

30.000

25.000 (2016)

3 en 4

 
 

Studenten-tevredenheid

mbo

Rapportcijfer (2014)

 

(2020)

4

C

– Opleiding

 

7,0

7,1

7,5

– Instelling

 

6,5

6,6

7,0

   

(% zeer tevreden) 2014: 37%

38%

40%

 

Studenttevredenheid

ho

2011

2013

10

6/7

 
   

hbo: 65,6%

hbo: 68,3%

   

wo: 80,1%

wo: 80,1%

4.

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren11

 

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

vo

23% (2012)

 

30% (2015)

3

 
 

Aandeel mbo-studenten techniek

mbo

28% (2011)

29%

30% (2016)

4

 
 

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen

ho

2012

2013

2016

6/7

 
 

hbo: 18%

hbo: 18%

hbo: 19%

 

wo: 21%

wo: 22%

wo: 22%

5.

Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores

owb

2e plaats (2009–2012) 1,52

≤5

≤5

16

 

6.

Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

a)

Eigen inkomsten

           
 

Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS (musea en presentatie-instellingen beeldende kunst) dat voldoet aan de eigeninkomstennorm van minimaal 21,5%

cultuur

76% (2010–2011)

87,5%

100% (2016)

14

 
 

Percentage podiumkunstinstelling en filmfestivals in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 25,5%

cultuur

69% (2010–2011)

87,5%

100% (2016)

14

 

b)

Aantal bezoeken

           
 

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) voor 2014

cultuur

2,6 miljoen (2009)

2,2 miljoen

2,2 miljoen (2015)

14

 
 

Aantal bezoekers gesubsidieerde musea

cultuur

5,7 miljoen (2009)

7,5 miljoen

7,1 miljoen (2015)

14

 

7.

Een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking

De uitzendingen van de publieke omroep onderscheiden zich van die van de commerciële omroepen door een blijvend hogere kwalitatieve waardering door de Nederlandse bevolking

media

7,1 (2010)

7

7 (2015)

15

 

8.

Het bevorderen van emancipatie12

Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking

emancipatie

90% (2010)

≥90%

≥90%

25

 
X Noot
1

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, TS = Toezegging staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie.

X Noot
2

Hier geen streefdoel omdat deze afspraken per instelling zijn gemaakt.

X Noot
3

Dit betreft het percentage leraren dat bevoegd is dan wel een traject doorloopt om bevoegd te worden.

X Noot
4

De basiswaarde wordt vastgesteld op basis van een representatieve nulmeting (2014).

X Noot
5

Over de streefwaarden bij het percentage masteropgeleide leraren in het vo en specifiek bovenbouw vwo worden in het kader van het sectorakkoord definitieve afspraken gemaakt op basis van de representatieve nulmeting.

X Noot
6

Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte waarde en streefwaarde betreft de leraren met ten minste 3 jaar ervaring.

X Noot
7

Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte waarde en streefwaarde betreft de leraren met ruime ervaring (in overleg met Inspectie nader te operationaliseren).

X Noot
8

Onder andere regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging. Vooralsnog alleen aandeel bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.

X Noot
9

Dit betreft het percentage leraren dat de analyse van de prestaties van de leerlingen gebruikt bij de vormgeving van hun onderwijs.

X Noot
10

Hier geen streefdoel omdat niet met alle instellingen hierover afspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.

X Noot
11

Zie de beknopte stelselmonitor in de bijlage voor een bredere indicator over aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt.

X Noot
12

We monitoren de ontwikkeling van de economische zelfstandigheid van vrouwen op de OCW stelselmonitor Trends in Beeld. Zie ook de beknopte stelselmonitor in de bijlage.

Beknopte set output/outcome indicatoren (stelselniveau)

Om tegemoet te komen aan de wens van de vaste commissie voor onderwijs, cultuur en wetenschap om diverse aspecten van de onderwijskwaliteit in een oogopslag te belichten, is een beknopte set van output en outcome indicatoren in de beleidsagenda opgenomen. Deze set2 is een uitsnede van de uitgebreidere stelselmonitor waarmee de Minister van OCW de doorlopende leerlijn in het onderwijsbestel per sector volgt. De uitgebreide monitor is openbaar beschikbaar via de website van Trends in Beeld.

Fig 1, zie ook: Score eindtoets po.

Fig 1, zie ook: 					 .

Fig 12. Zie ook: Tevredenheid mbo-studenten.

Fig 12. Zie ook: 					 .

1 Aansluiting ontwerpbegroting 2014 naar 2015

Deze financiële paragraaf presenteert conform de rijksbegrotingsvoorschriften de belangrijkste budgettaire veranderingen op de OCW-begroting, zowel voor de uitgaven (tabel 1) als de ontvangsten (tabel 2).

Tabel 1 Bijstellingen t.o.v. geautoriseerde uitgavenbegroting 2014 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2015

35.998,9

36.042,1

36.210,4

36.305,8

36.195,9

36.090,7

Stand geautoriseerde begroting 2014

35.022,9

34.460,3

33.889,9

33.869,8

33.683,3

33.572,2

Totaal verschil

976,0

1.581,8

2.320,4

2.436,0

2.512,6

2.518,5

Leerlingen- en studentenontwikkeling

169,9

235,3

202,2

223,4

235,1

188,8

Ramingsbijstelling studiefinanciering

– 223,8

– 247,0

– 252,9

– 256,1

– 264,3

– 219,5

Bijdrage generale problematiek

– 3,8

– 25,0

– 25,0

– 25,0

– 25,0

– 34,4

Begrotingsafspraken 2014 – onderwijs en onderzoek

0,0

650,0

600,0

600,0

600,0

600,0

Begrotingsafspraken 2014 – behoud gratis schoolboeken

0,0

277,0

277,0

277,0

277,0

275,0

Begrotingsafspraken 2014 – media

0,0

0,0

50,0

50,0

50,0

50,0

Begrotingsafspraken 2014 – herschikking subsidies

0,0

– 2,0

– 2,4

– 2,4

– 2,4

– 2,4

Intertemporele compensatie

294,8

– 436,0

34,1

51,2

29,3

25,0

Eindejaarsmarge

237,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Regeerakkoord D29 Buma-middelen

0,0

256,0

256,0

256,0

256,0

256,0

Regeerakkoord D32 tranche 2015 NOA

0,0

187,0

187,0

187,0

187,0

187,0

Regeerakkoord terugdraaien SF maatregelen

6,0

28,0

40,0

114,0

173,0

248,0

Studievoorschot

0,0

– 53,3

12,4

– 5,7

– 9,8

– 84,0

Aanpassing rijksbijdrage media

0,0

95,0

95,0

95,0

95,0

95,0

Overig beleidsmatig

0,0

0,8

0,8

0,8

0,8

0,8

Totaal bijstellingen

480,0

965,8

1.474,2

1.565,2

1.601,7

1.585,3

Technische bijstellingen:

           

Loonbijstelling

49,7

49,2

48,8

48,8

48,4

48,2

Prijsbijstelling

43,1

36,7

28,7

29,2

27,6

28,9

Niet-kader relevant

393,5

412,6

671,7

698,6

740,6

760,8

Overige technische bijstellingen

9,7

117,4

97,1

94,2

94,4

95,2

Totaal technische bijstellingen

496,0

616,0

846,2

870,8

910,9

933,2

Totaal verschil

976,0

1.581,8

2.320,4

2.436,0

2.512,6

2.518,2

Tabel 2 Bijstellingen t.o.v. geautoriseerde ontvangstenbegroting 2014 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2015

1.235,7

1.256,7

1.320,7

1.382,1

1.459,0

1.517,6

Stand geautoriseerde begroting 2014

1.232,1

1.263,1

1.330,8

1.388,4

1.461,6

1.525,2

Totaal verschil

3,5

– 6,4

– 10,0

– 6,3

– 2,7

– 7,7

Leerlingen- en studentenontwikkeling

– 0,2

– 3,0

– 2,1

6,9

11,6

12,2

Ramingsbijstelling studiefinanciering

25,3

38,5

39,1

38,6

38,3

38,3

Bijdrage generale problematiek

10,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Intertemporele compensatie

– 3,3

0,0

3,3

0,0

0,0

0,0

Studievoorschot

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

– 2,0

Rentemutatie studiefinanciering

– 37,3

– 51,5

– 60,2

– 61,7

– 62,5

– 66,1

Totaal bijstellingen

– 5,5

– 15,9

– 19,8

– 16,2

– 12,6

– 17,6

Technische bijstellingen:

           

Niet-kader relevant

9,3

9,5

9,6

9,7

9,7

9,7

Overige technische bijstellingen

– 0,3

0,0

0,2

0,2

0,2

0,2

Totaal technische bijstelling

9,0

9,5

9,8

9,9

9,9

9,9

Totaal verschil

3,5

– 6,4

– 10,0

– 6,3

– 2,7

– 7,7

Toelichting:

Leerlingen- en studentenontwikkeling

In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2014 wijst uit dat in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs het aantal leerlingen en studenten per saldo lager is dan in de referentieraming 2013. In het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs is het aantal leerlingen en studenten per saldo hoger. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2013. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de budgettaire bijstelling per onderwijssector.

Ramingsbijstelling studiefinanciering

De raming voor studiefinanciering laat een meevaller zien. Uit de doorwerking van de realisatiecijfers 2013 blijkt dat er bij de basisbeurs en aanvullende beurs minder omzettingen van lening naar gift plaatsvinden dan geraamd. Daarnaast is door herijking van het aantal gereisde kilometers de vergoeding aan de vervoersbedrijven lager dan eerder geraamd.

Bijdrage generale problematiek

Aan de generale problematiek zijn vrijgevallen middelen bijgedragen van € 3,8 miljoen in 2014 oplopend tot € 34,4 miljoen structureel.

Begrotingsafspraken 2014

Het betreft het toevoegen van de middelen uit de Begrotingsafspraken 2014 aan de begroting van OCW voor onderwijs en onderzoek, het terugdraaien van de bezuiniging «afschaffen gratis schoolboeken» en het halveren en een jaar vertragen van de bezuiniging op de Nederlandse Publieke Omroep. Daarnaast is in de Begrotingsafspraken 2014 een herschikking van subsidies opgenomen, het OCW-aandeel bedraagt structureel € 2,4 miljoen.

In paragraaf 2 staat de verdeling van de middelen naar maatregelen en in het verdiepingshoofdstuk staat de verdeling naar sectoren.

Intertemporele compensatie

Op diverse budgetten vinden intertemporele compensaties plaats omdat middelen in latere (of eerdere) jaren benodigd zijn. Van 2015 naar 2014 heeft voor de optimalisatie van het kasritme van de staat een kasschuif plaatsgevonden van € 450 miljoen voor de OV-studentenkaart.

Eindejaarsmarge

De budgetten die in 2013 niet volledig tot besteding zijn gekomen, zijn in 2014 aan de OCW-begroting toegevoegd (€ 237 miljoen). De eindejaarsmarge is ingezet ter dekking van overlopende verplichtingen uit 2013, het Project Vernieuwing Studiefinanciering, digitalisering bij het Nationaal Archief, reservering van de incidentele middelen NOA, een deel van de wettelijk verplichte prijsbijstelling van OCW en overige beleidsmatige problematiek.

Regeerakkoord D29 Buma-middelen en D32 tranche 2015 NOA

Vanaf de Aanvullende post zijn de middelen uit het Regeerakkoord voor huisvesting onderwijs (D29 Buma-middelen) en de tranche 2015 voor het Nationaal Onderwijsakkoord (D32 intensivering onderwijs en onderzoek) overgeheveld naar de OCW begroting. Zie voor een overzicht van het NOA ook tabel 4 in paragraaf 2.

Regeerakkoord terugdraaien SF maatregelen

Dit betreft het terugdraaien van de Regeerakkoord (Rutte II) maatregelen D26 Sociaal Leenstelstel, D27 OV-kaart en D28 Vereenvoudigingen Wet studeren is investeren.

Studievoorschot

Dit betreft de verwerking van het Wetsvoorstel Studievoorschot. Deze reeks moet gezien worden in combinatie met de voorgaande reeks «Regeerakkoord terugdraaien SF maatregelen».

Aanpassing rijksbijdrage media

Dit betreft de aanpassing van de rijksbijdrage voor de landelijke, regionale en lokale publieke omroep vanwege doorwerking van de printprijsregeling.

Rentemutatie studiefinanciering (ontvangsten)

De raming voor studiefinanciering laat, door een lage rentestand, lagere renteontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2014 verwerkte raming van het voorjaar 2013.

Toelichting technische bijstellingen:

Loonbijstelling

De loonbijstelling tranche 2014 is uitgekeerd aan de departementen. Het betreft alleen een vergoeding voor de ontwikkeling in de sociale werkgeverslasten. De verdeling van de loonbijstelling naar sectoren is opgenomen in het verdiepingshoofdstuk.

Prijsbijstelling

De prijsbijstelling tranche 2015 is voor een deel uitgekeerd aan de departementen. Deze is ingezet ten behoeve van de wettelijke prijsbijstelling OCW. De verdeling van de prijsbijstelling naar sectoren is opgenomen in het verdiepingshoofdstuk.

Niet-kader relevant

De niet-kader relevante uitgaven worden naar boven bijgesteld. Dit wordt veroorzaakt door de niet-kader relevante effecten van de referentieraming 2013, de bijstelling van de raming studiefinanciering 2013, het terugdraaien van de maatregelen D26, D27 en D28 uit het Regeerakkoord en de verwerking van het Studievoorschot.

Overige technische bijstellingen

Het betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten en overboekingen van en naar andere departementen. De grootste overboekingen betreffen de overheveling van buitenonderhoud in het primair onderwijs van het Gemeentefonds naar de begroting van OCW (€ 159 miljoen) en het overhevelen van het budget voor Cofinanciering (€ 50 miljoen), uit de middelen van het Begrotingsafspraken 2014, van de begroting van OCW naar EZ.

2 Intensiveringen

Begrotingsafspraken 2014

In deze begroting 2015 komt het merendeel van de extra middelen die het kabinet uittrekt voor onderwijs en onderzoek beschikbaar voor het veld. In tabel 3 is een overzicht opgenomen van de middelen uit de Begrotingsafspraken 2014 die zijn toegevoegd aan de OCW-begroting. Voor zover deze maatregelen betrekking hebben op het Groen onderwijs zijn de middelen inclusief het aandeel Groen onderwijs.

Tabel 3 Begrotingsafspraken 2014 naar maatregel (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

2019

Kwaliteit onderwijs (reeks I, II, IV en VIII)

 

– Meer en betere handen in de klas / zittenblijven voorkomen

155

155

175

175

175

– Lumpsum

235

150

150

150

150

– Matching (onderzoeksfinanciering conform Regeerakkoord Rutte II)

25

25

25

25

25

           

Passend onderwijs (reeks III)

   

– Ongedaan maken bezuiniging samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs

11

21

21

21

21

– Extra middelen lumpsum samenwerkingsverbanden

4

27

24

26

29

– Afbouwpercentages

0

2

5

3

0

           

MBO praktijk/techniek (reeks V)

   

– Verhogen budget technische opleidingen

75

75

75

75

75

– Excellent vakmanschap MBO

25

25

25

25

25

           

Onderzoek en innovatie (reeks VI)

   

– Cofinanciering

50

50

50

50

50

– Matching

25

25

25

25

25

– Open competitie

25

25

25

25

25

           

Incidentele middelen (reeks VII)

20

20

     
           

Totaal reeks I t/m VIII

650

600

600

600

600

           

Publieke omroep

0

50

50

50

50

           

Schoolboeken

277

277

277

277

275

Totaal intensiveringen

927

927

927

927

925

Regeerakkoord Rutte II

Met het afsluiten van cao’s en sectorakkoorden komen ook de middelen uit het Nationaal Onderwijsakkoord beschikbaar. In tabel 4 is de meerjarige verdeling van deze middelen opgenomen. In deze begroting is de tranche 2015 van deze middelen aan de OCW-begroting toegevoegd.

Tabel 4 Nationaal Onderwijsakkoord, po, vo, ho en onderzoek (bedragen x € 1 miljoen)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Nationaal Onderwijsakkoord

           

– 

PO/VO

 

77

240

344

344

344

MBO

 

56

175

250

250

250

– 

HO

 

4

14

20

20

20

– 

Onderzoek

25

75

75

75

75

75

Totaal intensiveringen

25

212

504

689

689

689

Studievoorschot

U bent per brief van 4 juni 2014 geïnformeerd over het akkoord over de invoering van het Studievoorschot. Het wetsvoorstel zal binnenkort naar de Tweede Kamer worden gezonden. Uit de opbrengsten van deze maatregel wordt structureel ruim € 600 miljoen in het hoger onderwijs geïnvesteerd. In de eerste jaren 2015–2017 zal de sector zelf € 200 miljoen per jaar investeren.

Tabel 5 Studievoorschot (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

2020

2025

2030

2035

struc

Studievoorschot saldo investeringen1

0

0

0

200

236

728

763

758

620

Totaal intensiveringen

0

0

0

200

236

728

763

758

620

X Noot
1

Met VSNU en VH is afgesproken dat het veld in de jaren 2015, 2016 en 2017 jaarlijks een investering doet van € 200 miljoen vooruitlopend op de opbrengsten van het studievoorschot.

Meerjarenplan Beleidsdoorlichtingen

Tabel planning Beleidsdoorlichtingen

Artikel / Doelstelling

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Nieuwe ambities en beleidsdoelen

1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12. Onderwijs

               

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog

     

1

       

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat

   

         

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk

   

         

Doelmatigheid en focus op het onderwijs

     

1

       

9. Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid

               

Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders

     

1

       

14. Cultuur

               

Een sterke cultuursector die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

     

2

       

15. Media

               

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod

   

         

25. Emancipatie

               

Het bevorderen van emancipatie

   

         

Afgeronde en eerder toegezegde beleidsdoorlichtingen

1. Primair onderwijs

               

Brede scholen

Samenvoeging3

 

         

8. Internationaal beleid

Geen beleidsdoorlichting4

             

9. Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid

               

Actieplan LeerKracht

 

           

13. Lesgeld

Geen beleidsdoorlichting5

             

16. Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Geen beleidsdoorlichting6

             

IBO Wetenschap

   

         
X Noot
1

De voorbereiding van deze doorlichtingen starten conform eerdere planning in 2014, maar zullen in 2015 worden afgerond zodat de resultaten van meerdere effectstudies die in 2015 beschikbaar komen in de doorlichtingen meegenomen worden.

X Noot
2

Deze doorlichting start conform eerdere planning in 2014, maar zal in 2015 worden afgerond zodat de resultaten kunnen worden meegenomen in de voorbereidingen van de nieuwe BIS-periode.

X Noot
3

De beleidsdoorlichting brede scholen op zichzelf vrij summier maar past prima bij de doorlichting ambities leerklimaat daarom is er voor gekozen deze samen te voegen.

X Noot
4

Voor artikel 8 Internationaal beleid is geen beleidsdoorlichting gepland, omdat artikel 8 een restartikel is en geen beleidsartikel. Internationaal beleid draagt bij aan de beleidsdoelstellingen op andere artikelen. Er worden op onderdelen van dit artikel wel evaluaties uitgevoerd, die inzicht geven in de effectiviteit van het beleid.

X Noot
5

Het doel van het heffen van lesgeld is het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs. Dit is een financieel doel. Omdat het hier geen beleidsmatig doel betreft, ligt een beleidsdoorlichting niet in rede.

X Noot
6

Voor artikel 16 Onderzoek-Wetenschapsbeleid: Er is besloten tot een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) voor het beleidsterrein wetenschap. Dit onderzoek is in 2014 afgerond.

In 2014 en 2015 wordt aan de hand van de doelstellingen uit de beleidsagenda de gehele OCW-begroting doorgelicht. Beleidsdoorlichtingen dienen eens in de 4–7 jaar te worden uitgevoerd. Dat betekent dat de volgende doorlichtingen in de periode 2018–2022 plaatsvinden. Mede aan de hand van de ervaringen met de doorlichtingen in 2014 en 2015 zal worden bezien op welke wijze en in welke planning die doorlichtingen zullen worden uitgevoerd.

Overzicht garanties en achterborgstellingen

Zie voor een uitgebreid overzicht van de garanties en achterborgstellingen, het rapport van Commissie Risicoregelingen met kabinetsreactie en bijlagen.

Tabel: Overzicht garanties en achterborgstellingen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantieplafond

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantieplafond

Totaalplafond

   

2013

2014

2014

2014

2014

2015

2015

2015

2015

 

14

Indemniteitsregeling

288.458

600.000

600.000

300.000

300.000

600.000

600.000

300.000

300.000

14

Achterborgovereenkomst NRF

220.808

29.000

15.000

234.808

680.000

29.000

15.000

248.808

380.000

Toelichting:

De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30% van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea. Het risico is ook te verzekeren op de markt, maar de kosten zijn dan hoger, waardoor er minder budget voor tentoonstellingen overblijft. Daarnaast blijkt dat een indemniteitsgarantie ook als internationaal keurmerk fungeert: buitenlandse publieke en private eigenaren van museale objecten hechten aan de garantstelling vanuit het Rijk. Risicobeheersende maatregelen betreffen ondermeer dat alleen erkende musea een aanvraag mogen doen op de indemniteitsregeling bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed die deze aanvraag, mede op de aanwezigheid basis van een risico-inventarisatie en -analyse, toetst.

Een bedrag van € 15 miljoen dient als begrotingsreserve voor de indemniteitsregeling waaruit eventuele schadevergoedingen betaald kunnen worden.

Het NRF verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolving fund en aanvullende financieringen om de gehele restauratieopgave gefinancierd te krijgen. De Achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.

Aangezien er een algemeen belang is (gebouwen van nationaal belang) waar een individu lasten van ervaart (hoge onderhoudskosten, beperkte mogelijkheden tot modernisering, dure oplossingen voor bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen), wordt gebruik gemaakt van ondersteunende maatregelen. Door middel van deze regeling wordt cultureel erfgoed in stand gehouden en wordt tegelijkertijd minder gebruik gemaakt van de subsidie die het NRF ook uitbetaalt.

Met ingang van deze begroting wordt deze regeling versoberd door het garantieplafond met € 300 miljoen te verlagen tot € 380 miljoen.

De Achterborg kan in werking treden en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van Rijksmonumenten op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en het eigen vermogen van het Nationaal Restauratiefonds is uitgeput. Dit eigen vermogen (voornamelijk vanuit Revolverende Fondsen) is momenteel beduidend hoger dan de uitstaande leningen onder de Achterborg.

Met beide regelingen zijn geen uitgaven en ontvangsten gemoeid. Voor beide regelingen wordt een horizonbepaling opgenomen van vijf jaar.

In 2015 zal het studievoorschot worden ingevoerd, er zal worden gekeken hoe dit zich verhoudt tot het kader van de risicoregelingen.

Belastinguitgaven

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Inkomstenbelasting

             

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap forfaitair rendement

5

6

6

6

6

6

6

Aftrek kosten monumentenwoning

51

51

50

50

49

48

47

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

273

288

306

324

344

364

386

               

Omzetbelasting verlaagd tarief

             

Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen

527

527

527

527

527

527

527

Bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d.

127

129

130

132

134

135

137

Circussen, bioscopen, theaters en concerten

183

188

192

197

202

207

212

3. DE BELEIDSARTIKELEN

Artikel

1. PRIMAIR ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van primair onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Naar aanleiding van de behandeling van de OCW-begroting 2014 en de daarbij ingediende moties, is aan de Tweede Kamer toegezegd dat een meer uitgebreide set van indicatoren zal worden samengesteld die recht doet aan de veelzijdige kwaliteit van het onderwijs. Inmiddels is een eerste brede set samengesteld, die vanuit verschillende invalshoeken (leerlingen, leraren en schoolleiders, scholen en ouders) diverse aspecten van de onderwijskwaliteit in beeld brengt. Onderstaand treft u deze aan. Deze set wordt in overleg met de PO-Raad en de Inspectie van het Onderwijs de komende jaren nog verder ontwikkeld.

Tabel 1.1 Indicatoren en kengetallen voor de kwaliteit van het primair onderwijs

Doelstelling/indicator

Basiswaarde

2015

Streefwaarde (jaartal)

1

1

Leerlingen primair onderwijs

 

Gemiddelde score op centrale eindtoets basisonderwijs

534,8 (2013–2014)

n.v.t.

n.v.t.

 
 

Aandeel leerlingen met vso/pro-advies

2,5% (2012–2013)

n.v.t.

n.v.t.

TS

 

Aandeel leerlingen met vmbo-bl/kb-advies

24,1% (2012–2013)

n.v.t.

n.v.t.

TS

 

Aandeel leerlingen met vmbo-g/t-advies

28,6% (2012–2013)

n.v.t.

n.v.t.

TS

 

Aandeel leerlingen met havo/vwo-advies

44,8% (2012–2013)

n.v.t.

n.v.t.

TS

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat binnen drie maanden weer een plek op school heeft 2

   

100% (2020)

SA

 

Aandeel zittenblijvers

3%

Lager

2% (2020)

SA

 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

95% (2012)

Stabiel of hoger

100%

TS

2

Leraren en schoolleiders primair onderwijs

 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor-, master- of PhD-opleiding

18,6% (2013)

23% (2017)

30% (2020)

SA, LA

 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister

42% (2014)

60%

100%

SA

 

Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst 3

84% (2012/2013)

 

100% (2020)

SA, LA

 

Aandeel leraren dat de differentiatievaardigheden beheerst 4

57% (2012–2013)

 

100% (2020)

SA, LA

 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

62% (2014)

 

Hoger (2017)

TS

3

Scholen voor primair onderwijs

 

Aandeel leraren dat vindt dat de school hen voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan toptalenten

46% (2014)

65%

100% (2018)

SA

 

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert2

   

100% (2017–2018)

SA

 

Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort

38% 5 (2012–2013)

Stabiel of hoger

Hoger

SA

4

Ouders van leerlingen primair onderwijs

 

Oordeel ouders over betrokkenheid

cijfer 7 (2012)

Stabiel of hoger

Hoger

TS

X Noot
1

SA = Sectorakkoord, LA = Lerarenagenda, TS = Toezegging Staatssecretaris

X Noot
2

Indicator in ontwikkeling; startwaarde wordt in 2015 vastgesteld.

X Noot
3

Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte waarde en streefwaarde betreft de leraren met ten minste 3 jaar ervaring

X Noot
4

Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte waarde en streefwaarde betreft de leraren met ruime ervaring (in overleg met Inspectie nader te operationaliseren)

X Noot
5

O.a. regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging. Vooralsnog alleen aandeel bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.

In bovenstaande tabel zijn basiswaarden (recente realisaties) opgenomen, en waar relevant een verwachte waarde 2015 en een streefwaarde. Is een verwachte waarde voor 2015 opgenomen, dan is de mate waarin die wordt gerealiseerd een graadmeter voor het succes van ons beleid. Bij de opgenomen streefwaarden moet een onderscheid worden gemaakt tussen waarden mét en waarden zónder een jaartal. Waar een jaartal is vermeld, gaat het net als bij de verwachte waarde voor 2015 om een afrekenbaar doel. Waar geen jaartal is opgenomen beschrijft de streefwaarde een ambitie waar blijvend alle inspanningen op gericht moeten zijn.

Bij de gemiddelde score centrale eindtoets basisonderwijs en bij het VO-advies dat basisscholen hun leerlingen verstrekken, is geen verwachte waarde 2015 én geen streefwaarde opgenomen. Hier is de ontwikkeling van de feitelijke realisaties van belang voor het zicht op de kwaliteit van het onderwijs.

Overige indicatoren en kengetallen voor het primair onderwijsstelsel worden beschreven in Trends in Beeld en in het Onderwijsverslag 2012–2013.

Tabel 1.2 Leerlingen primair onderwijs (aantallen x 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Leerlingen basisonderwijs

             

geen gewicht

1315,4

1306,0

1289,4

1273,6

1262,7

1252,1

1244,9

gewicht 0,3

87,4

80,8

77,0

74,4

72,7

71,4

70,3

gewicht 1,2

73,8

68,4

65,4

63,0

61,0

59,2

57,9

Subtotaal1

1476,5

1455,2

1431,8

1411,0

1396,4

1382,8

1373,1

Leerlingen trekkende bevolking2

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

Totaal1

1476,9

1455,6

1432,2

1411,5

1396,8

1383,2

1373,5

Leerlingen in het speciaal basisonderwijs

38,1

36,7

35,5

34,7

34,3

34,1

34,1

Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs

71,1

71,7

72,3

72,6

72,6

72,4

72,0

                 

Totaal PO

 

1.586,2

1.564,0

1.540,0

1.518,7

1.503,7

1.489,7

1.479,6

X Noot
1

(Sub)totalen geven kleine afwijking door het afronden van de aantallen.

X Noot
2

Dit zijn leerlingen op scholen voor varende kinderen en leerlingen op rijdende scholen.

Tabel 1.3 Uitgaven per leerling, excl. uitvoeringskosten (bedragen x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Primair onderwijs1

 

6,4

6,1

6,4

6,4

6,5

6,5

6,5

Bekostiging2

 

6,1

5,8

6,1

6,1

6,1

6,2

6,2

Exclusief ondersteuningsmiddelen3

 

5,0

4,8

5,1

5,0

5,1

5,1

5,1

X Noot
1

De totale uitgaven uit tabel 1.4, exclusief de bijdragen aan agentschappen en ZBO/RWT’s, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

X Noot
2

De bekostiging uit tabel 1.4, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

X Noot
3

De bekostiging uit tabel 1.4, minus de ondersteuningsmiddelen zoals opgenomen in tabel 1.5, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van primair onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend wordt hieronder specifiek ingegaan op de beleidswijzigingen Bestuursakkoord primair onderwijs, buitenonderhoud en «passend onderwijs».

Bestuursakkoord primair onderwijs

Voor de periode 2015–2020 is het Bestuursakkoord primair onderwijs gesloten om het aanwezige verbeterpotentieel van het onderwijs ten volle te activeren en duurzame kwaliteitsverbetering, gericht op het onderwijs van de toekomst, te realiseren. Dit akkoord bouwt voort op de kwaliteitsverbetering van de afgelopen jaren, die ondersteund werd door het Bestuursakkoord primair onderwijs van januari 2012 en geeft invulling aan de ambities uit het Regeerakkoord, het Nationaal Onderwijsakkoord en de Lerarenagenda. In 2015 is circa € 300 miljoen beschikbaar om de doelstellingen van het Bestuursakkoord extra kracht bij te zetten. Daarvan is circa € 158 miljoen afkomstig uit de bestaande prestatiebox-middelen en circa € 140 miljoen betreft nieuwe investeringen. Deze investeringen zijn afkomstig uit het Regeerakkoord en de Begrotingsafspraken 2014.

Daarnaast is in het kader van de Begrotingsafspraken 2014 overeengekomen om in 2015 en 2016 in totaal € 10 miljoen beschikbaar te stellen voor duurzame maatregelen voor het binnenklimaat van de scholen in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. Het betreft een initiatief voor beide sectoren waarvoor het budget is ondergebracht op artikel 1.

Buitenonderhoud

Met ingang van 1 januari 2015 zijn de schoolbesturen in het primair onderwijs verantwoordelijk voor het buitenonderhoud aan de schoolgebouwen en niet langer de gemeenten. Voor deze nieuwe taak worden de bijbehorende middelen via de lumpsum beschikbaar gesteld aan de schoolbesturen. Hiervoor wordt structureel € 159 miljoen overgeheveld uit het Gemeentefonds.

Passend onderwijs

De samenwerkingsverbanden (swv-en) passend onderwijs krijgen vanaf 1 augustus 2014 de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning. Het schooljaar 2014–2015 dient als overgangsjaar. Met ingang van het schooljaar 2015–2016 start de nieuwe bekostigingssystematiek oftewel de invoering van de normbekostiging. De normbekostiging wordt stapsgewijs via verevening ingevoerd, zodat per 1 augustus 2020 sprake is van volledige invoering.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 1.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

10.254.006

9.641.975

9.963.954

9.822.141

9.779.266

9.781.858

9.721.254

Waarvan garantieverplichtingen

14.795

2.000

         

Totale uitgaven

10.166.848

9.639.975

9.963.954

9.822.141

9.779.266

9.781.858

9.721.254

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,5%

       
                   

Bekostiging

9.622.129

9.114.714

9.413.110

9.280.703

9.241.003

9.243.216

9.182.612

Hoofdbekostiging

9.408.686

8.930.766

9.268.730

9.152.703

9.113.003

9.115.216

9.054.612

 

– 

Bekostiging Primair Onderwijs

9.396.737

8.917.830

9.255.775

9.140.197

9.100.497

9.102.710

9.042.106

 

– 

Bekostiging Caribisch Nederland

11.949

12.936

12.955

12.506

12.506

12.506

12.506

Prestatiebox

156.673

157.400

128.000

128.000

128.000

128.000

128.000

Aanvullende bekostiging

56.770

26.548

16.380

0

0

0

0

 

– 

Conciërgeregeling

19.573

19.515

11.432

0

0

0

0

 

– 

Subsidieregeling Passend Onderwijs

25.628

           
 

– 

Overig

11.569

7.033

4.948

0

0

0

0

                   

Subsidies

132.135

111.234

122.615

115.099

112.087

112.296

112.296

 

– 

Regeling Onderwijsvoorziening jonggehandicapten

23.000

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

 

– 

Nederlands onderwijs buitenland

17.940

13.455

13.355

13.355

10.055

10.055

10.055

 

– 

«Herstart» en «Op de Rails»

19.143

9.662

         
 

– 

«Basis voor Presteren» («School aan Zet» en «Bèta Techniek»)

18.575

11.305

8.992

       
 

– 

Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs

10.700

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 

– 

Overig

42.777

42.950

66.406

67.882

68.170

68.379

68.379

                   

Opdrachten

9.189

11.671

11.344

11.645

11.956

12.357

12.357

                   

Bijdragen aan agentschappen

33.453

32.495

28.431

26.401

26.373

26.373

26.373

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs

33.453

32.495

28.431

26.401

26.373

26.373

26.373

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

8.700

8.288

15.981

15.620

15.174

14.943

14.943

 

– 

Stichting Vervangingsfonds en Participatiefonds

6.416

5.984

5.716

5.358

4.912

4.702

4.702

 

– 

Stichting Vervangingsfonds/ Bedrijfsgezondheid

0

0

7.964

7.964

7.964

7.964

7.964

 

– 

UWV

2.284

2.304

2.301

2.298

2.298

2.277

2.277

                   

Bijdragen aan medeoverheden

361.242

361.550

361.550

361.750

361.750

361.750

361.750

 

– 

Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

261.542

261.750

261.750

261.750

261.750

261.750

261.750

 

– 

Convenant G37

95.000

95.000

95.000

95.000

95.000

95.000

95.000

 

– 

Ondersteuning G86

4.700

4.800

4.800

5.000

5.000

5.000

5.000

                   

Bijdragen aan sociale fondsen

0

23

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

 

– 

Brede Scholen

0

23

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

Ontvangsten

39.877

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 1 is in 2015 99,5% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2015 is 100,0% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan de schoolbesturen en de samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de regelingen personele bekostiging en materiële instandhouding. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het (school)jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2015 65,8% juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar worden vastgesteld. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit betreft een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder Engels in het basisonderwijs en krimp. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is in 2015 28,2% juridisch verplicht. Dit betreft onder andere de projecten voor VVE en de uitvoering van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor het onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs. Voor deze projecten zijn al overeenkomsten gesloten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit betreft een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder passend onderwijs en de centrale eindtoets. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget voor 2015 is 100,0% juridisch verplicht. Op basis van de managementafspraken tussen het bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2015 is 100,0% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdrage aan het Participatie- en het Vervangingsfonds en het UWV. Op basis van een beheersovereenkomst worden de middelen voorafgaand aan het komende jaar verplicht.

Bijdragen aan medeoverheden: Het budget voor 2015 is 100,0% juridisch verplicht. In het Besluit specifieke uitkeringen onderwijsachterstandenbeleid is voor de periode 2011–2015 vastgelegd dat gemeenten aanspraak hebben op een tegemoetkoming.

Bijdragen aan sociale fondsen: Van het beschikbare budget in 2015 is 0,0% juridisch verplicht. Dit betreft een bijdrage aan VWS voor het realiseren van combinatiefuncties op basis van de bestuurlijke afspraken tussen OCW, VWS en VNG. Deze bijdrage wordt jaarlijks overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Het Rijk verstrekt schoolbesturen lumpsumbekostiging voor de personele en de materiële kosten die scholen maken. De lumpsumbekostiging is voornamelijk gebaseerd op het aantal leerlingen, de gemiddelde leeftijd van leraren en het aantal groepen. Daarnaast wordt in de bekostiging rekening gehouden met de groei en de grootte van de school (de kleine scholentoeslag en de directietoeslag). Met de groeibekostiging is circa € 50 miljoen gemoeid, met de kleine scholentoeslag circa € 100 miljoen en met de directietoeslagen circa € 200 miljoen. Tot slot wordt in de bekostiging rekening gehouden met een beperkt aantal specifieke kenmerken van leerlingen, met name voor onderwijsachterstandenbeleid. Met het onderwijsachterstandenbeleid (zowel de «gewichten» als de «impuls») is circa € 350 miljoen gemoeid.

In de onderstaande tabel zijn de ondersteuningsmiddelen opgenomen die naast de basisbekostiging beschikbaar zijn voor de lichte en de zware ondersteuning. In de bedragen in de tabel zijn ook de ondersteuningsmiddelen opgenomen die via andere instrumenten worden verstrekt. Lichte ondersteuning betreft deels middelen die naar de swv-en po gaan en deels middelen die rechtstreeks naar de speciale scholen voor basisonderwijs gaan (sbao). De middelen voor de zware ondersteuning zijn voor de swv-en primair en voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), waaronder de clusters 1 en 2.

In het kader van «passend onderwijs» besluiten de swv-en (clusters 3 en 4) over de plaatsing van leerlingen in het (v)so.

De onderstaande tabel laat de verdeling zien van de ondersteuningsmiddelen in de structurele situatie (vanaf 2016). In 2015 zijn voor de samenwerkingsverbanden nog extra middelen beschikbaar omdat sprake is van een overgangsjaar.

Tabel 1.5 Ondersteuningsmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

2019

Lichte ondersteuning – swv-en po en sbao

360

350

350

340

340

Clusters 1 en 2

230

230

230

230

230

Samenwerkingsverbanden primair onderwijs

525

520

520

520

520

Samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs1

520

515

515

515

515

Totaal ondersteuningsmiddelen artikel 11

1.635

1.615

1.615

1.605

1.605

X Noot
1

Samenwerkingsverbanden vo is inclusief een gedeelte dat rechtstreeks naar de WEC scholen gaat onder andere bestemd voor onderwijs in gesloten jeugdzorg en justitiële inrichtingen en betreft alleen de middelen die op artikel 1 staan.

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt sinds 10 oktober 2010 bekostiging aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Prestatiebox

Voor het realiseren van de afspraken in het Bestuursakkoord met de PO-Raad ontvangen de schoolbesturen extra middelen via de prestatiebox. Deze middelen zijn bedoeld als impuls voor het realiseren van de doelstellingen op het gebied van uitdagend onderwijs, vernieuwing en ICT, de brede aanpak onderwijsverbetering, de professionele scholen en de doorgaande ontwikkellijnen. De middelen komen tevens ten goede aan de afspraken die gemaakt zijn in het «Techniekpact 2020» en het «Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs».

Aanvullende bekostiging

Naast de reguliere bekostiging ontvangen de schoolbesturen middelen voor specifieke doeleinden. De belangrijkste aanvullende bekostiging wordt verstrekt voor conciërges. De daarmee gemoeide middelen worden per 1 augustus 2015 toegevoegd aan de bekostiging van alle basisscholen. De middelen voor georganiseerd overleg- en vakbondsfaciliteiten po voor 2015 en volgende jaren zijn overgeboekt van artikel 9 naar artikel 1. In 2015 wordt dit budget nog als aanvullende bekostiging verstrekt; met ingang van 2016 wordt het aan de bekostiging toegevoegd.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste subsidies zijn de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten, de Regeling Nederlands onderwijs in het buitenland, de subsidies voor «Basis voor presteren» («School aan Zet» en «Bèta en Techniek») en Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs. De Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten voorziet in diverse hulpmiddelen zodat leerlingen en studenten met goed gevolg regulier onderwijs (van basisonderwijs tot en met hoger onderwijs) kunnen volgen. De middelen bestemd voor «Herstart» en «Op de rails» lopen vanaf 1-8-2014 mee in de bekostiging aan de VO samenwerkingsverbanden voor lichte zorg. «School aan Zet» biedt in de periode 2012–2015 een programma aan dat is gericht op de ondersteuning van schoolbesturen en scholen bij de implementatie van de beleidsprioriteiten uit de actieplannen «Basis voor Presteren» en «Leraar 2020, een krachtig beroep!». De middelen zijn daarnaast bestemd voor het project «Meer Betere Bèta’s». De subsidie voor Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs wordt toegekend aan de samenwerkende landelijke organisaties op dit gebied.

Tot slot zijn de middelen voor arbeidsmarkt-/kennisactiviteiten po voor 2015 en volgende jaren overgeboekt van artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid naar artikel 1. In 2015 wordt dit budget nog als subsidie verstrekt; met ingang van 2016 wordt het aan de bekostiging toegevoegd.

Opdrachten

Dit betreft middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken onder andere voor passend onderwijs en voor- en vroegschoolse educatie (VVE).

Bijdragen aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

De stichtingen Vervangingsfonds en Participatiefonds ontvangen middelen voor het beheren van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. De kosten die het Vervangingsfonds en het Participatiefonds vergoeden, worden gedekt uit de premieopbrengsten van schoolbesturen. Daarnaast ontvangt de stichting Vervangingsfonds middelen voor het arbeidsomstandighedenbeleid, (ziekte) verzuimbeleid en re-integratiebeleid (AVR-taken) in de sector primair onderwijs. Deze middelen stonden voorheen op artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid. Het UWV ontvangt middelen voor de uitvoering van de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten.

Bijdragen aan medeoverheden

Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid bestaat uit meerdere instrumenten, onder andere voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen.

Bijdragen aan sociale fondsen

Aan het Gemeentefonds worden jaarlijks middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de «Impuls brede scholen» en «Sport en cultuur» (combinatiefuncties).

Tabel 1.5 Overzicht Specifieke Uitkering (bedragen in miljoen euro’s)

Nr.

Toelichting

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Ontvangende partij(en)

             
 

Gemeenten die onderwijsachterstandsleerlingen hebben (som schoolgewichten).

361,2

361,6

361,6

361,7

361,7

361,7

361,7

 

Korte omschrijving uitkering

             
 

a)

Onderwijsachterstandenbeleid 2011–2014 (op basis van de Wet Oké). Besluit van 23.08.2010: € 261 miljoen voor gemeenten met onderwijsachterstandsleerlingen (n.a.v. de som van de schoolgewichten in de desbetreffende gemeente).

             
 

b)

Plus de aanvulling door het wijzigingsbesluit van 28.11.2011: € 70 miljoen voor de G37 in 2012; vanaf 2013: € 95 miljoen

             
 

c)

Plus de aanvulling door het wijzigingsbesluit van 30.10.2013: € 4,7 miljoen voor G86 vanaf 2013.

             
 

Vindplaats regelgeving

             
 

Vindplaats regelgeving a)

             
 

Besluit van 23.08.2010

             
 

Vindplaats regelgeving b)

             
 

Besluit van 28.11.2011

             
 

Vindplaats regelgeving c)

             
 

Besluit van 30.10.2013

             

Artikel

3. VOORTGEZET ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het voortgezet onderwijs zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een voorgezet onderwijsstelsel dat zodanig functioneert, dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren:

De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het voortgezet onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren:

De Minister stimuleert specifieke onderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren:

De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Indicatoren voor het stelsel voortgezet onderwijs worden beschreven in Trends in Beeld 2014 en in het Onderwijsverslag 2012–2013.

Tabel 3.1 Indicatoren

Doelstelling/indicator

Basiswaarde

2015

Streefwaarde

(jaartal)

1

1.

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

 

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

       
   

Aandeel leerlingen dat zich uitgedaagd voelt in het onderwijs

44%

(2014)

Meting eens in de vier jaar.

>75% (2018)

SA

   

Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s

68%

(2012)

Hoger

100%

(2018)

SA

   

Aandeel thuiszittende leerlingen dat binnen drie maanden weer een plek op school heeft 2

   

100%

(2020)

SA

 

b)

Vergroten studiesucces

       
   

Percentage zittenblijvers

5,8%

(2013)

Lager

3,8%

(2020)

SA

2.

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

 

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

       
   

Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde leraren

83,5%

(2011)

100% 3

(2017)

 

SA

   

Aandeel leraren met een afgeronde master- of PhD-opleiding

     

SA, LA

   

Aandeel leraren met een afgeronde master- of PhD-opleiding

37%

(2013)

 

50%

(2020)

SA, LA

     

– 

Bovenbouw vwo 4

   

80–85% 5

(2020)

 
   

Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst 6

74% (2013)

 

100%

(2020)

SA, LA

   

Aandeel leraren dat de differentiatievaardigheden beheerst 7

32%

(2013)

 

100%

(2020)

SA, LA

 

b)

Verbetercultuur

       
   

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

63%

(2014)

 

Hoger (2017)

TS

 

c)

Veilig leerklimaat

       
   

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

93%

(2012)

Stabiel of hoger

100%

TS

3.

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt

25%

(2013)

50%

100%

(2020)

SA

 

Aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert2

   

100% (2017–2018)

SA

 

Aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen één jaar verbetert2

   

100% (2017–2018)

SA

4.

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt

 

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

23%

(2012)

 

30%

(2015)

 
X Noot
1

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, TS TS = Toezegging Staatssecretaris

X Noot
2

Indicator in ontwikkeling; startwaarde wordt in 2015 vastgesteld.

X Noot
3

Dit betreft het percentage leraren dat bevoegd is dan wel een traject doorloopt om bevoegd te worden.

X Noot
4

De basiswaarde wordt vastgesteld op basis van een representatieve nulmeting (2014).

X Noot
5

Over de streefwaarden bij het percentage masteropgeleide leraren in het vo en specifiek bovenbouw vwo worden in het kader van het sectorakkoord definitieve afspraken gemaakt op basis van de representatieve nulmeting.

X Noot
6

Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte waarde en streefwaarde betreft de leraren met tenminste drie jaar ervaring.

X Noot
7

Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte waarde en streefwaarde betreft de leraren met ruime ervaring (in overleg met Inspectie nader te operationaliseren).

Tabel 3.2 Kengetallen (aantallen/bedragen x 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Totaal aantal ingeschreven leerlingen1

Nader te verdelen in:

946.500

951.900

955.300

951.700

941.100

926.700

909.800

 

Vmbo, excl. lwoo (excl. «groen onderwijs»)

319.800

322.200

322.200

318.200

310.500

301.500

291.700

 

Lwoo (excl. «groen onderwijs»)

90.700

90.300

89.200

87.600

85.900

84.400

82.900

 

Havo

249.900

252.700

255.400

256.800

256.600

255.000

252.500

 

Vwo

251.700

252.200

254.000

254.900

254.800

253.600

251.600

 

Pro

28.300

28.700

28.700

28.300

27.300

26.100

25.000

 

Vavo

6.100

5.800

5.800

5.900

6.000

6.100

6.100

2.

Uitgaven per leerling (x €)2

7.880

7.696

7.826

7.772

7.819

7.890

7.929

3.

Totaal aantal scholen

645

643

643

643

643

643

643

4.

Gemiddeld aantal leerlingen per school

1.467

1.480

1.486

1.480

1.464

1.441

1.415

X Noot
1

op de teldatum. Ten behoeve van de nadere verdeling in de diverse schoolsoorten zijn de leerlingen uit de brugklassen toebedeeld.

Bron: DUO

X Noot
2

De totale uitgaven uit tabel 3.3, exclusief de bijdragen aan baten-lastendiensten (DUO) en ontvangsten, gedeeld door het aantal ingeschreven leerlingen op 1 oktober van het voorgaand jaar, zoals opgenomen in tabel 3.2.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van het voortgezet onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Hierop wordt specifiek ingegaan.

Met het op 17 april 2014 gesloten sectorakkoord voortgezet onderwijs is uitwerking gegeven aan de ambities van het Nationaal Onderwijsakkoord en de Lerarenagenda. In dit sectorakkoord zijn kwaliteitsafspraken gemaakt over de toekomstbestendigheid, professionalisering en de verantwoording en toezicht in het onderwijs. De middelen voor de realisatie van deze kwaliteitsafspraken komen voor een deel uit de huidige regeling Prestatiebox VO. Voor een ander deel betreft het aanvullende intensiveringsmiddelen die beschikbaar zijn gekomen vanuit enerzijds het Nationaal Onderwijsakkoord en anderzijds de Begrotingsafspraken 2014. Vanuit het NOA gaat het hierbij om Regeerakkoord middelen voor een bedrag van € 33 miljoen in 2015, € 68 miljoen in 2016, € 118 miljoen in 2017 en € 148 miljoen in 2018. Deze middelen worden tranchegewijs uitgedeeld; de eerste tranche ad. structureel € 33 miljoen is nu in deze begroting verwerkt. Vanuit de Begrotingsafspraken 2014 is een financiële impuls gegeven gericht op meer en betere handen in de klas en het voorkomen van zittenblijven. Het gaat hierbij voor de hele sector voortgezet onderwijs om een bedrag van € 55 miljoen in 2015, € 55 miljoen in 2016 en € 68 miljoen in 2017 en 2018.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 3.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

7.829.613

7.852.172

7.502.074

7.477.323

7.453.638

7.374.868

7.376.868

Waarvan garantieverplichtingen

137.811

23.448

         

Totale uitgaven

7.436.116

7.320.787

7.480.508

7.457.444

7.471.144

7.453.846

7.376.868

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,9%

       
                   

Bekostiging

7.285.370

7.159.437

7.341.604

7.328.670

7.356.049

7.338.543

7.261.565

Hoofdbekostiging

6.912.985

6.859.920

7.022.187

6.999.269

7.002.118

6.984.195

6.907.198

 

– 

Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum 1

6.899.921

6.278.643

6.434.326

6.395.908

6.400.621

6.388.263

6.318.788

 

– 

Bekostiging lichte ondersteuning1

0

566.334

574.810

590.947

589.070

583.491

575.983

 

– 

Bekostiging Caribisch Nederland

13.064

14.943

13.051

12.414

12.427

12.441

12.427

Prestatiebox

148.770

150.000

177.363

187.347

211.877

211.894

211.913

 

– 

Regeling prestatiebox voortgezet onderwijs

148.770

150.000

177.363

187.347

211.877

211.894

211.913

Aanvullende bekostiging

223.615

149.517

142.054

142.054

142.054

142.454

142.454

 

– 

Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het vo

47.924

48.180

0

0

0

0

0

 

– 

Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo-mbo2

27.366

18.600

0

0

0

0

0

 

– 

Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs)

3.746

3.490

2.741

2.741

2.741

2.741

2.741

 

– 

Regeling Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen

76.085

77.677

77.677

77.677

77.677

78.077

78.077

 

– 

Regeling regionaal zorgbudget en reboundvoorzieningen (*)

66.972

0

0

0

0

0

0

 

– 

Regeling visueel gehandicapten

1.317

1.320

0

0

0

0

0

 

– 

Regeling bekostiging kenniscentra voor leerwerktrajecten vmbo

205

250

250

250

250

250

250

 

– 

Regeling functiemix VO Randstadregio's

0

0

61.386

61.386

61.386

61.386

61.386

                   

Subsidies

52.725

52.799

59.937

53.781

39.788

41.617

41.619

 

– 

Stichting Kennisnet (basissubsidie) PO, VO, BVE

19.500

17.552

12.052

12.049

12.000

12.000

12.000

 

– 

ICT-projecten

570

1.796

700

0

0

0

0

 

– 

Beter presteren (School aan Zet en Platform Bèta en Techniek)

57

2.945

3.465

5.500

5.500

5.500

5.500

 

– 

Onderwijs Bewijs

2.910

1.848

1.363

474

0

0

0

 

– 

Regionale verwijzingscommissies VO1

6.985

6.985

6.985

0

0

0

0

 

– 

Pilots zomerscholen 2

0

0

9.000

9.000

0

0

0

 

– 

Overige projecten

22.703

21.673

26.372

26.758

22.288

24.117

24.119

                   

Opdrachten

1.393

2.192

1.582

1.542

1.917

2.197

2.197

 

– 

In- en uitbesteding

1.393

2.192

1.582

1.542

1.917

2.197

2.197

                   

Bijdragen aan baten/lastendiensten

31.195

35.998

30.001

28.433

28.411

28.411

28.411

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs

31.195

35.998

30.001

28.433

28.411

28.411

28.411

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

65.000

70.123

47.146

44.780

44.731

42.830

42.828

 

– 

ZBO: College voor Examens

11.153

9.719

4.165

4.133

4.133

4.133

4.133

 

– 

SLOA: onderwijs ondersteunende instellingen PO/VO/BVE (incl. examens)

53.847

60.404

42.981

40.647

40.598

38.697

38.695

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

433

238

238

238

248

248

248

 

– 

GRAZ (ECML) en PISA

433

238

238

238

248

248

248

Ontvangsten

20.143

1.361

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

X Noot
1

In verband met de landelijke budgettering van het lwoo/pro is vanaf 2014 de zogenaamde bekostiging lichte ondersteuning zichtbaar gemaakt. Hieronder is ook begrepen het budget voor het regionaal zorgbudget. Het budget voor de Regionale verwijzingscommissies is per 1-1-2016 overgeheveld naar het budget voor de «bekostiging lichte ondersteuning».

X Noot
2

Dit bedrag wordt in 2015 en 2016 als aparte subsidie verstrekt. Daarna zal bezien worden of het beschikbare bedrag vanaf 2017 wordt bekostigd via de prestatiebox of de lumpsum.

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 3 is in 2015 99,9% juridisch verplicht.

Bekostiging:

Het beschikbare budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de wet voor voortgezet onderwijs, onderliggende besluiten en uitvoeringsregelingen. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies:

Van het beschikbare budget is in 2015 90% juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar worden vastgesteld. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit betreft een aantal beleidsterreinen van het kabinet, waaronder Techniekpact. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten:

Van het beschikbare budget is in 2015 ruim 85% juridisch verplicht. Dit betreft met name het project excellente scholen. Voor dit project is al een overeenkomst gesloten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht, bijvoorbeeld voor communicatie over wetswijzigingen. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdragen aan agentschappen:

Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s:

Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdrage aan het College voor Examens en de onderwijs ondersteunende instellingen (SLOA). Op basis van overeenkomsten worden de middelen voorafgaand aan het komende jaar verplicht.

Bijdragen aan internationale organisaties:

Van het beschikbare budget in 2015 is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan de eerdergenoemde internationale organisaties.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum

Het voortgezet onderwijs kent een lumpsumbekostiging voor de reguliere uitgaven. De schoolbesturen ontvangen van de rijksoverheid een bedrag voor de personele en materiële kosten. Hiermee worden de schoolbesturen in staat gesteld om (onderwijs)personeel aan te stellen en overige arbeidsvoorwaarden te vervullen en te voorzien in de kosten van de materiële instandhouding van scholen. De lumpsumbekostiging is voornamelijk gebaseerd op het aantal leerlingen en de schoolsoort.

Bekostiging lichte ondersteuning

Met de landelijke budgettering van lwoo/pro is vanaf 2014 het bedrag per leerling lwoo/pro gesplitst in een deel basisbekostiging en een deel bekostiging lichte ondersteuning.

In deze bekostiging lichte ondersteuning is ook begrepen het budget voor het regionaal zorgbudget.

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt sinds 10 oktober 2010 bekostiging aan schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Prestatiebox

Voor het realiseren van de afspraken uit het Bestuursakkoord 2012 – 2015 ontvangen scholen jaarlijks aanvullende middelen via de ministeriële Regeling Prestatiebox VO. Het in april 2014 gesloten sectorakkoord VO vervangt het Bestuursakkoord. Voor de realisatie van het Sectorakkoord blijven de middelen uit de huidige Regeling Prestatiebox VO beschikbaar voor scholen. Per 2015 komen er vanuit het sectorakkoord aanvullende middelen beschikbaar. De huidige Regeling Prestatiebox VO blijft van kracht tot en met 2014. Met ingang van 1 januari 2015 zal de Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs financieel en inhoudelijk worden aangepast op basis van het bereikte sectorakkoord. Het bedrag van de huidige regeling voor 2015 ad. € 151 miljoen wordt als gevolg van het sectorakkoord verhoogd tot ruim € 177 miljoen.

Het budget voor de prestatiebox betreft ruim 2,6% van de totale bekostiging van het voortgezet onderwijs.

Aanvullende bekostiging

Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen

De regeling «Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen» bestaat uit drie onderdelen:

Leerplusarrangement: scholen komen bij een bepaald percentage leerlingen uit achterstandswijken in aanmerking voor aanvullende bekostiging van het Leerplusarrangement.

Nieuwkomers: de aanvullende bekostiging is bestemd voor leerlingen die op enige teldatum korter dan een jaar, dan wel één tot twee jaar in Nederland zijn en die vreemdeling zijn volgens de Vreemdelingenwet 2000.

Eerste opvang Vreemdelingen: de aanvullende bekostiging is bestemd voor vreemdelingen die op twee peildata als daadwerkelijk schoolgaand staan ingeschreven en die op beide peildata korter dan één jaar in Nederland verblijven.

Tijdelijke regeling subsidiering experimenten leergang vmbo-mbo2 2008–2013, inclusief borgingscohort vmbo-mbo2

In het schooljaar 2008–2009 is het experiment vmbo-mbo2 (VM2) gestart. Het doel van dit experiment is om de overstap te vergemakkelijken van vmbo naar mbo voor een kwetsbare groep leerlingen uit de basisberoepsgerichte leerweg en daarmee voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Vanaf schooljaar 2010–2011 is het mogelijk om een borgingscohort te starten voor de reeds deelnemende VM2 scholen van het eerste en/of tweede cohort.

Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs)

De beleidsregel IGVO geeft aan op welke wijze scholen een aanvraag kunnen doen voor erkenning en bekostiging van een opleiding voor internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs, hoe dat onderwijs moet worden ingericht en op welke wijze de Minister dit onderwijs bekostigt. De financiële middelen bij deze regeling betreffen de toeslag die scholen per leerling per jaar ontvangen. Daarnaast worden leerlingen IGVO bekostigd als havo- en vwo leerlingen conform het bekostigingsbesluit Wet Voortgezet Onderwijs.

Regionaal zorgbudget en subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs

Per 1 augustus 2014 is de regeling «regionaal zorgbudget en subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs» in werking getreden. Deze regeling vervangt de regeling Regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs en reboundvoorzieningen. De nieuwe regeling is uitgebreid met de middelen voor «Herstart» en «Op de rails», die voorheen op artikel 1 Primair Onderwijs stonden.

Functiemix vo Randstadregio’s

Aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen zijn in het aktieplan LeerKracht van Nederland afspraken gemaakt over de versterking van de functiemix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen worden op grond van een ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s. Vanaf 2015 is deze regeling overgeheveld van artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid naar dit artikel.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 10: Subsidies). De belangrijkste hiervan zijn de subsidies voor Stichting Kennisnet, voor het programma «School aan Zet», voor het stimuleringsprogramma van het Platform Bèta en Techniek en voor de pilots zomerscholen.

Stichting Kennisnet ondersteunt onderwijsinstellingen bij het benutten van ICT. «School aan Zet» is een programma dat ondersteuning biedt aan besturen en scholen in het voortgezet onderwijs bij de implementatie van de door OCW en de VO-raad vastgestelde beleidsprioriteiten. Met het stimuleringsprogramma 2012–2015 van het Platform Bèta en Techniek wordt verder geïnvesteerd in het vergroten van de aandacht voor bètatechniek in onder andere het voortgezet onderwijs. Onderdeel hiervan is het «Techniekpact», met als doel om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector te verbeteren via een betere samenwerking tussen overheid, onderwijs en bedrijfsleven.

De pilots zomerscholen hebben als doel om het zittenblijven tegen te gaan door middel van scholing in de zomer. Soms kunnen er goede onderwijskundige redenen zijn om een jaar over te doen, bijvoorbeeld om een leerling uit te dagen en in de gelegenheid te stellen op een hoger niveau onderwijs te volgen. Toch is niet elk geval van zittenblijven wenselijk en nodig. Daarom is in het sectorakkoord VO afgesproken om het percentage leerlingen dat een jaar doubleert, te verlagen van 5,8% in 2013 naar maximaal 3,8% van de leerlingen in 2020. Dat betekent dat per jaar uiteindelijk circa 18.000 leerlingen minder blijven zitten dan nu het geval is. Vanaf 2015 is er structureel € 9 miljoen beschikbaar voor «voorkomen zittenblijven middels zomerscholen». Dit bedrag wordt in 2015 en 2016 als aparte subsidie verstrekt. Daarna zal bezien worden of het beschikbare bedrag vanaf 2017 kan worden bekostigd via de prestatiebox of de lumpsum.

Opdrachten

Onder deze post vallen middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdragen aan RWT’s en ZBO’s

ZBO: College voor Examens

Het College voor Examens (CvE) zorgt voor uitvoerende werkzaamheden met betrekking tot de centrale examens in het reguliere voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, de volwasseneneducatie, de staatsexamens voor het voortgezet onderwijs en voor Nederlands als tweede taal (NT2). Het CvE is verantwoordelijk voor de invoering van de digitale examens en de verwachte diagnostische tussentijdse toets. Daarnaast is het CvE regievoerder over de examenketen en heeft zij een regierol voor de centrale eindtoets po. In die hoedanigheid heeft zij de taak om namens de overheid de kwaliteit van al deze toetsen en examens te waarborgen en te zorgen voor een vlekkeloze (digitale) afname.

SLOA: Onderwijs ondersteunende instellingen primair-, voortgezet- en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO. Ze ontvangen samen € 41,8 miljoen voor toets- en examenontwikkeling (incl. diagnostische tussentijdse toets) en normering alsmede leerplanontwikkeling.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Onder deze post vallen bijdragen aan de internationale organisaties European Centre for Modern Lanquages (ECML) en Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) ten behoeve van PISA.

Het ECML geldt in Europa en daarbuiten als hét expertisecentrum voor het talenonderwijs. Door deelname hieraan blijft Nederland op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen op dit terrein.

De internationale bijdrage aan OECD is een voorwaarde voor deelname aan het PISA project waardoor één keer in de drie jaar kan worden gemeten hoe de prestaties van 15-jarigen zich ontwikkelen op het gebied van wiskunde lezen en «science».

Artikel

4. BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

Artikel

Algemene doelstelling

Het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat deelnemers hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Deelnemers worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een middelbaar onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele deelnemers en bij de behoeftes van de maatschappij. De bve-sector omvat het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Het is een belangrijke leverancier van werknemers voor de arbeidsmarkt. Ook is het een belangrijke schakel tussen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs.

Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het middelbaar onderwijs door lumpsum bekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van aanvullende bekostiging, subsidies, en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, prestatieafspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 4.1 Indicatoren

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2015

Streefwaarde (jaartal)

 

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

 
 

a

Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt

34% (2010–2011)

verbetering

verbetering

C

 

b

Studiesucces

2008

     
   

mbo: percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

niveau 1: 66%

niveau 1: 72%

   

niveau 2: 62%

niveau 2: 70%

   

niveau 3: 63%

niveau 3: 70%

   

niveau 4: 65%

niveau 4: 71%

   

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 
 

Aantal voortijdig schoolverlaters (vo/mbo)

41.800 (2009)

30.000

25.000 (2016)

 
 

Studententevredenheid

       
   

Rapportcijfer

2014

 

2020

C

   

– 

Opleiding

7

7,1

7,5

 
   

– 

Instelling

6,5

6,6

7

 
   

(% zeer tevreden)

37%

38%

40%

 

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 
     

2011

 

2016

 

b

Aandeel mbo-studenten techniek

28%

29%

30%

 

C= Opgenomen in verband met consistentie

Tabel 4.2 Kengetallen

Indicator

2014

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Aantal deelnemers mbo (excl. «groen onderwijs»)

462.400

466.200

471.200

460.900

462.700

461.800

 

Bol

358.200

372.900

379.200

371.300

372.700

372.000

 

bbl

104.200

93.300

92.000

89.600

90.000

89.800

 

dt-bol

0

0

0

0

0

0

Bron: OCW-Referentieraming 2014

           

2.

Onderwijsuitgaven per mbo-student (x € 1.000)1

7,6

8,0

7,8

8,0

8,0

8,0

X Noot
1

De onderwijsuitgaven per student zijn berekend door de middelen voor het instrument bekostiging, aangevuld met de middelen voor professionalisering en salarismix randstadregio’s die in 2014 op artikel 9 staan te delen door het ongewogen aantal mbo-studenten uit de referentieraming 2014.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen, onder andere, op het terrein van kwaliteitsafspraken, de gemeenschap van mbo-collega’s en aansluiting op de arbeidsmarkt worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend hierop wordt hieronder specifiek ingegaan op de beleidswijzigingen met betrekking tot een toekomstgericht mbo en de financiering van technische en kostbare opleidingen. Met het actieplan Focus op Vakmanschap is een belangrijke stap gezet om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en is de weg naar uitdagender beroepsonderwijs ingezet. De komende jaren zijn de mbo-instellingen bezig met de implementatie van dit actieplan. In 2015 wordt een start gemaakt met onderbrengen van de taken van de kenniscentra bij de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Daarnaast zal een start gemaakt worden met het uitwerken van de maatregelen uit de brief «Ruim baan voor vakmanschap, een toekomstgericht mbo». De uitdagingen die op het onderwijs afkomen vragen om een versterking van het aanpassingsvermogen van het beroepsonderwijs. Deze modernisering zal moeten worden vormgegeven door het onderwijsveld in nauwe samenwerking met alle partners. Met de brief «Ruim baan voor vakmanschap, een toekomstgericht mbo» is aangegeven hoe hier meer ruimte voor wordt geboden en op welke punten aanscherpingen van beleid nodig zijn.

Met het Bestuursakkoord Middelbaar Beroepsonderwijs is invulling gegeven aan de ambities uit het National Onderwijs Akkoord. Hiervoor worden de extra middelen uit het Regeerakkoord voor de intensivering onderwijs in het middelbaar beroepsonderwijs ingezet evenals een deel van de intensiveringsmiddelen uit de Begrotingsafspraken 2014. Zie voor een inhoudelijke toelichting de beleidsagenda of de toelichting op het financieel instrument kwaliteitsafspraken onder de prestatiebox. Vanuit het Regeerakkoord gaat het in 2015 om een bedrag van € 56 miljoen en in 2016 € 175 miljoen. Vanaf 2017 is er een bedrag gereserveerd van € 250 miljoen structureel. Vanuit de Begrotingsafspraken 2014 gaat het om een bedrag van € 18 miljoen in 2015 en in 2016 en per 2017 € 21 miljoen structureel voor betere leraren en schoolleiders en extra onderwijstijd. Daarnaast is er vanaf 2015 sprake van betere financiering van technische en andere kostbare opleidingen. Hiervoor is structureel € 75 miljoen extra beschikbaar naar aanleiding van de begrotingsafspraken 2014. Daarnaast zal er in 2015 gestart worden met een excellentieprogramma voor getalenteerde mbo-studenten. Hiervoor is in de Begrotingsafspraken 2014 € 25 miljoen structureel extra beschikbaar gesteld.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 4.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

3.601.266

4.140.999

4.063.888

4.044.687

4.049.142

4.006.003

3.989.194

Waarvan garantieverplichtingen

38.980

10.500

         

Totale uitgaven

3.496.330

3.787.883

4.107.238

4.049.047

4.025.945

4.052.092

4.024.944

Waarvan juridisch verplicht

   

99,5%

       
               

Bekostiging

3.381.288

3.419.302

3.724.131

3.674.531

3.668.921

3.709.618

3.682.279

Hoofdbekostiging

3.151.676

3.168.029

3.355.048

3.300.370

3.286.760

3.315.407

3.286.818

 

Bekostiging roc's/overige regelingen

2.981.573

2.994.487

3.220.435

3.206.307

3.192.797

3.221.644

3.193.255

 

Bekostiging kbb's

107.981

108.000

69.650

29.100

29.000

28.800

28.600

 

Bekostiging Caribisch Nederland

3.801

6.658

5.664

5.664

5.664

5.664

5.664

 

Bekostiging vavo

58.321

58.884

59.299

59.299

59.299

59.299

59.299

Prestatiebox

3.797

40.600

228.865

220.865

223.865

223.865

223.865

 

Kwaliteitsafspraken

3.797

40.600

228.865

220.865

223.865

223.865

223.865

Aanvullende bekostiging

225.815

210.673

140.218

153.296

158.296

170.346

171.596

 

Schoolmaatschappelijk werk in het mbo

13.869

14.017

14.017

15.000

15.000

15.000

15.000

 

Versterken centrale en uniforme toetsing

800

3.823

4.981

5.376

5.376

5.376

5.376

 

Plusvoorzieningen overbelaste jongeren en wijkscholen

30.400

30.400

30.400

30.400

30.400

30.400

30.400

 

Programmagelden regio's

19.677

19.450

19.150

25.850

25.850

19.150

19.150

 

Convenanten met RMC-regio's

12.230

17.100

17.100

17.100

17.100

17.100

17.100

 

Regionaal Investeringsfonds

7.200

13.450

18.450

23.450

42.200

43.450

 

Salarismix Randstadregio's

41.120

41.120

41.120

41.120

41.120

 

Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo 2

2.037

1.000

 

Leerlinggebonden financiering (LGF)

50.497

52.583

 

Taal en Rekenen

52.280

52.600

 

School-ex 2.0

12.100

12.500

 

RMC's

31.925

               

Subsidies

26.045

244.604

242.918

232.717

229.232

227.058

227.258

waarvan:

             
 

Subsidieregeling praktijkleren

0

209.000

209.000

209.000

209.000

209.000

209.000

 

Actieplan Laaggeletterdheid

2.850

4.900

4.000

2.000

2.000

2.000

2.000

 

Pilots laaggeletterdheid

3.950

6.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

 

Sectorplan mbo-hbo techniek

0

400

3.800

0

0

0

0

 

Netwerkscholen

3.000

3.500

0

0

0

0

0

 

Loopbaanorientatie(LOB)

0

500

2.100

1.300

1.300

1.300

1.300

 

Overige projecten

16.245

20.304

19.018

15.417

11.932

9.758

9.958

               

Opdrachten

3.016

1.732

4.294

4.294

4.294

4.294

4.294

 

In- en uitbesteding

3.016

1.732

4.294

4.294

4.294

4.294

4.294

               

Bijdragen aan agentschappen

18.886

19.123

18.141

16.101

16.088

15.948

15.948

 

DUO

18.886

19.123

18.141

16.101

16.088

15.948

15.948

               

Bijdragen aan medeoverheden

5.766

47.697

112.515

116.133

102.139

89.903

89.894

 

Caribisch Nederland

5.766

15.497

25.791

29.409

15.415

3.179

3.170

 

RMC's

32.200

32.425

32.425

32.425

32.425

32.425

 

Educatie

54.299

54.299

54.299

54.299

54.299

               

Bijdragen aan begrotingsfondsen/sociale fondsen

53.353

53.884

 

Participatiebudget

53.353

53.884

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

7.976

1.541

5.239

5.271

5.271

5.271

5.271

 

College voor Examens

363

0

332

364

364

364

364

 

Wet SLOA

7.613

1.541

4.907

4.907

4.907

4.907

4.907

Ontvangsten

18.860

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 4 is in 2015 99,5% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan mbo-instellingen (inclusief Caribisch Nederland) en de kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven. In de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage en aanvullende bekostiging via regelingen wordt berekend.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2015 93% juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is in 2015 75% juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdragen aan baten/lastendienst: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdragen aan medeoverheden: De middelen voor Caribisch Nederland voor 2015 zijn voor 95% verplicht. Het gaat om incidentele investeringen en voorzieningen in Caribisch Nederland die (nog) niet uit de lumpsum bekostigd kunnen worden. De rest van de middelen die onder medeoverheden vallen zijn voor 100% verplicht in 2015.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2015 is voor 100% juridisch verplicht. Deze middelen zijn grotendeels bestemd voor de ontwikkeling van centrale examinering taal en rekenen door Cito en het College voor Examens.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Hoofdbekostiging

Bekostiging roc's/overige regelingen

Het wetsvoorstel dat zich richt op het doelmatiger inrichten van mbo-opleidingen en de modernisering van de mbo-bekostiging (Stb 2013, 288) is aangenomen in de Eerste Kamer. In dit wetsvoorstel zijn een aantal maatregelen uit het actieplan focus op Vakmanschap nader uitgewerkt. Het gaat om de maatregelen «verkorten en intensiveren van mbo-opleidingen», «afschaffen drempelloze instroom mbo-2» en «de herinrichting van mbo-1 opleidingen in entreeopleidingen». Het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) is in het voorjaar 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. Hierin is de nadere uitwerking van de bekostigingsvoorwaarden en verdeelmaatstaven vastgelegd. Vanaf 2015 zal de nieuwe bekostigingssystematiek voor het eerst in werking treden (Stb 2014, 142), dat wil zeggen dat de rijksbijdrage voor dat jaar voor het eerst volgens de nieuwe bekostigingsregels wordt berekend.

De rijksbijdrage die de mbo-instellingen ontvangen, is gebaseerd op de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). De lumpsum wordt vervolgens verdeeld in een budget voor entreeopleidingen en voor de niveaus 2 t/m 4. In het UWEB zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan deze lumpsum wordt berekend. De middelen worden over de instellingen verdeeld op basis van het aantal studenten (80%) en het aantal diploma’s (20%). Bij de weging van de studenten en diploma’s wordt onderscheid gemaakt tussen leerweg (bol en bbl), verblijfsduur, prijsfactor en niveau van een opleiding. Het budget voor voorbereidende en ondersteunende activiteiten wordt vanaf 2015 onderdeel van de exploitatie- en huisvestingsvergoeding. Voor de jaren 2015 tot en met 2018 is nog voorzien in een overgangsbekostiging om te zorgen voor een geleidelijke overgang naar het nieuwe bekostigingsmodel.

Bekostiging kbb’s

De 16 kenniscentra (excl. groen onderwijs) ontvangen middelen om hun wettelijke taken uit te voeren, waarmee ze bijdragen aan het primaire proces van het beroepsonderwijs. Hiertoe behoort het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur. Tevens werven en accrediteren de kenniscentra leerbedrijven, zorgen ze voor voldoende praktijkplaatsen en bevorderen ze de kwaliteit van de praktijkplaatsen. Het voornemen is om de wettelijke taken van de kenniscentra (inclusief het kenniscentrum Aequor voor groen onderwijs) per 1 augustus 2015 over te hevelen naar de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Hiervoor is wetswijziging noodzakelijk. Het wetsvoorstel hiervoor wordt naar verwachting na de zomer ingediend bij uw Kamer. Daarnaast vindt er vanaf 2015 een efficiency korting plaats op dit budget. De korting op het budget voor het kenniscentrum Aequor is verwerkt op de begroting van EZ. Deze maatregel is opgenomen in het Regeerakkoord «Bruggen Slaan».

Bekostiging Caribisch Nederland

In Caribisch Nederland wordt op alle drie de eilanden middelbaar beroepsonderwijs (mbo) aangeboden. Op de bovenwindse eilanden wordt alleen een beperkt aantal opleidingen op niveau 1 en 2 aangeboden. Op Bonaire worden op alle mbo-niveaus (1–4) opleidingen aangeboden. Deze middelen zijn bedoeld om de instellingen in Caribisch Nederland via lumpsumbekostiging te financieren voor de studenten die middelbaar beroepsonderwijs volgen.

Bekostiging vavo

Sinds 1 januari 2013 wordt het vavo rechtstreeks door OCW bekostigd. In 2013 en 2014 op basis van de overgangsbekostiging. De benodigde bekostigingsgegevens zijn, vanwege de t-2 systematiek, voor het eerst beschikbaar voor het bekostigingsjaar 2015. Vanaf 2015 zal het nieuwe bekostigingsmodel in werking treden (Stb 2014, 148). Voor de verdeling van de beschikbare middelen wordt gebruik gemaakt van drie maatstaven, namelijk het aantal ingeschreven studenten, het aantal vakken voldoende en het aantal afgegeven diploma’s. Voor de jaren 2015 en 2016 is nog voorzien in een overgangstraject om te zorgen voor een geleidelijke overgang naar het nieuwe model.

Prestatiebox

Kwaliteitsafspraken

Vanaf 2015 worden integrale kwaliteitsafspraken gemaakt met instellingen. De kwaliteitsafspraken bestaan uit drie delen:

Per 2015 gaat de eerste tranche van de kwaliteitsafspraken in, die betrekking heeft op kwalitatieve afspraken waarbij mbo-instellingen hun verbeterambities ten aanzien van de onderwijskwaliteit formuleren in een kwaliteitsplan. In dit kwaliteitsplan behandelt de instelling de volgende thema’s: professionele ontwikkeling van het onderwijzend personeel (waaronder examenfunctionarissen), taal en rekenen, kwaliteit van de beroepspraktijkvorming, excellentie, vsv en studiesucces. Het integrale kwaliteitsplan en de maatregelen die daarin opgenomen zijn, staan in dienst van de opgave van het mbo: de drievoudige kwalificering, nodig voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt en een goede aansluiting op het hoger beroepsonderwijs. Vanuit het perspectief van de drievoudige kwalificering formuleert de instelling haar kwaliteitsplan. Aan de instellingen wordt voor de kwalitatieve afspraken een vast budget beschikbaar gesteld. Daartoe worden een aantal bestaande regelingen gebundeld.

Vanaf 2016 worden resultaatafhankelijke afspraken met mbo-instellingen gemaakt over studiesucces. Een vervolg op de vsv-afspraken vanaf 2016 loopt hier ook in mee. OCW ontwikkelt in samenwerking met de MBO Raad en het georganiseerd bedrijfsleven (beide vertegenwoordigd in de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) een valide indicator voor de kwaliteit van de bpv die een rechtmatige bekostiging toelaat vanaf 2017.

Per mbo-instelling wordt informatie transparant gemaakt over studiesucces, kwaliteit van de beroepspraktijkvorming, voortijdig schoolverlaten, de doorstroom van mbo 4-gediplomeerden naar het hbo, het arbeidsmarktsucces van mbo-gediplomeerden en (op termijn) de tevredenheid van het bedrijfsleven over mbo-gediplomeerden.

Aanvullende bekostiging

Schoolmaatschappelijk werk in het mbo

Voor schoolmaatschappelijk werk worden jaarlijks middelen aan het mbo-veld ter beschikking gesteld. Met deze middelen kunnen instellingen voor de studenten, die dit tijdelijk nodig hebben, snel en adequaat hulpverlening inschakelen. Hierdoor wordt het risico op uitval van deze student verkleind.

Versterken centrale en uniforme toetsing

Het beleid tot het versterken van centrale en uniforme toetsing wordt voortgezet. De centrale examinering van Nederlandse taal, rekenen en Engels wordt gefaseerd ingevoerd. De standaardisering van examens voor de beroepsgerichte examenonderdelen wordt versterkt. Daarnaast wordt vanaf 2015 een deel van de middelen structureel toegevoegd aan de kwaliteitsafspraken.

Plusvoorziening/Programmagelden regio’s

Op grond van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten ontvangt iedere RMC-regio middelen voor een regionaal programma vsv met als doel het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. De Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten is een bundeling van de voormalige vsv-onderwijsprogramma’s en de subsidie Plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren.

Convenanten met RMC-regio’s

In het Regeerakkoord «Bruggen slaan» is afgesproken het aantal voortijdig schoolverlaters verder terug te brengen naar maximaal 25 000 in 2016. Om deze doelstelling te realiseren zijn in 2012 meerjarige prestatiegerichte convenanten afgesloten voor de periode 2012–2015. De partners van deze convenanten zijn scholen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsonderwijs, de contactgemeenten van de 39 RMC-regio’s en het rijk. Op basis van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en de Regeling prestatiebox ontvangen de onderwijsinstellingen een vaste vergoeding en een (variabele) prestatiesubsidie. De variabele vergoeding wordt per jaar vastgesteld aan de hand van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters. Toekenning vindt plaats als één of meer procentuele vsv-normen is behaald.

Regionaal investeringsfonds mbo

Met het Regionaal investeringsfonds mbo, onderdeel van het Techniekpact, zal in de periode 2014 tot en met 2017 € 100 miljoen beschikbaar worden gesteld voor duurzame publiek-private samenwerking (pps) in het beroepsonderwijs. Mbo-instellingen, bedrijfsleven en bijvoorbeeld regionale overheden kunnen samen een aanvraag indienen. Die aanvraag moet bijdragen aan een betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt. Bovendien moeten bedrijfsleven en, bij voorkeur, regionale overheden in de desbetreffende regio de subsidie aanvullen met een financiële bijdrage.

Salarismix mbo Randstadregio’s

Aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen zijn in het actieplan LeerKracht van Nederland afspraken gemaakt over de versterking van de salarismix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen worden op grond van een ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s. Vanaf 2015 is deze regeling overgeheveld van artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid naar dit artikel.

Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo 2

In het schooljaar 2008–2009 zijn de eerste scholen gestart met een eerste cohort VM2. Het tweede cohort startte in schooljaar 2009–2010. Sinds het schooljaar 2010–2011 zijn er voor de deelnemende VM2 scholen zogenaamde «borgingscohorten». Het laatste borgingscohort VM2 is op 1 augustus 2013 gestart.

Leerlinggebonden financiering (lgf)

Als gevolg van de invoering van passend onderwijs kunnen de mbo-instellingen geen leerlinggebonden financiering meer aanvragen. De lgf-middelen zijn vanaf 2015 toegevoegd aan het gehandicaptenbudget van de mbo-instellingen (lumpsum) en worden verdeeld naar rato van de exploitatievergoeding op grond van de nieuwe bekostigingssystematiek. De verdeling van de lgf-middelen wordt meegenomen in de overgangsbekostiging die loopt van 2015 tot en met 2018.

Taal en Rekenen

De middelen voor taal en rekenen worden vanaf 2015 structureel toegevoegd aan de Kwaliteitsafspraken.

School-ex 2.0

Het School Ex 2.0 programma is een tweejarig programma gedurende de schooljaren 2013–2014 en 2014–2015. Mbo-instellingen (inclusief aoc’s en vakinstellingen) hebben voor het schooljaar 2014–2015 een vergoeding ontvangen vanuit dit programma voor het voeren van ombuiggesprekken en exit-begeleidingsgesprekken in alle opleidingsniveaus. Het tweede jaar van School Ex 2.0 zal worden geëvalueerd door het ROA.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van verscheidene beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 4: Subsidies).

Subsidieregeling praktijkleren

De subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen en is een compensatie voor de kosten die een werkgever maakt voor begeleiding in de praktijk van de leerling/student.

De regeling wordt vooral gericht op de groep jongeren in een kwetsbare positie waar bijvoorbeeld jeugdwerkloosheid een groot probleem is, studenten die een opleiding volgen in sectoren waarin knelpunten in de personele voorziening worden verwacht en wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor onze kenniseconomie.

Actieplan laaggeletterdheid

Ter ondersteuning van de aanpak van laaggeletterdheid is in 2015 € 4 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van het Actieplan laaggeletterdheid 2012–2015 «Geletterdheid in Nederland». Activiteiten in dit kader worden door het Steunpunt Volwasseneneducatie en de Stichting Lezen & Schrijven uitgevoerd. Begin 2015 besluit de regering op basis van een evaluatie van het Actieplan over het vervolg van de aanpak van laaggeletterdheid vanaf 2016.

Pilots laaggeletterdheid

Vanuit het educatiebudget zijn van 2012 tot en met 2014 in het kader van het proefprogramma Taal voor het Leven, dat wordt uitgevoerd door de Stichting Lezen & Schrijven, nieuwe werkwijzen uitgeprobeerd om laaggeletterdheid zo effectief mogelijk terug te dringen. De motie-Ypma c.s. heeft eind 2013 de regering verzocht om vanaf 2015 € 5 miljoen in te zetten voor effectieve methodes om de problematiek rondom laaggeletterdheid af te laten nemen. De motie is uitgevoerd en er is structureel € 5 miljoen toegevoegd. De regering beslist per 2015 over de inzet van de middelen in relatie met het vervolg op de aanpak van laaggeletterdheid.

Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016

Dit betreft middelen voor het sectorplan mbo-techniek en het sectorplan hbo-techniek. Hiermee worden de centers of expertise in het hbo en de centra voor innovatief vakmanschap in het mbo gefinancierd (eerste generatie). Deze centra, die met cofinanciering van bedrijven tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties in het bedrijfsleven.

Netwerkscholen

Om te stimuleren dat mbo-instellingen hun bedrijfsvoering moderniseren, heeft vanaf 2011 tot en met 2014 het experiment de Netwerkschool plaatsgevonden. De evaluatie van het experiment verschijnt begin 2015.

Loopbaanoriëntatie (LOB)

LOB gelden worden voornamelijk geïnvesteerd in ondersteuning van (v)mbo-scholen zodat zij (aanstaande) mbo-studenten beter kunnen begeleiden bij hun studieloopbaan, studiekeuzes en persoonlijke bewustwording en ontwikkeling. Loopbaanoriëntatie moet het risico op uitval en switchgedrag beperken.

Overige projecten

Hieronder vallen posten zoals internationalisering, gehandicaptenbeleid en kwaliteitsbeleid.

Opdrachten

Dit betreft middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken. Omdat bij deze opdrachten sprake is van een concreet eindproduct/resultaat is er sprake van uitbesteding.

Bijdragen aan agentschappen

DUO

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdragen aan medeoverheden

Caribisch Nederland

Deze middelen worden ingezet voor het verhogen van de leerprestaties van de leerlingen op alle scholen in Caribisch Nederland tot een naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar niveau. Een groot gedeelte van het budget is bestemd voor de verbetering van de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er voor samenwerking met Curaçao, Sint Maarten en Aruba structureel een beperkt budget beschikbaar, bestemd voor het bevorderen van voorzieningen in de regio, mede ten behoeve van de inwoners van Caribisch Nederland.

RMC’s

Dit is de bekostiging van de rmc-functie van 39 rmc-regio’s. De rmc-functie heeft tot taak met de niet meer kwalificatieplichtige vsv’ers uit vo en mbo contact te leggen en hen zoveel mogelijk terug te begeleiden naar school of naar een combinatie van school en werk.

Educatie

Sinds 1 januari 2009 maakte het educatiebudget onderdeel uit van het Participatiebudget, een specifieke uitkering voor gemeenten. Het wetsvoorstel tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra is door de Eerste Kamer aanvaard. Hierdoor zal met ingang van 1 januari 2015 het educatiebudget per specifieke uitkering verstrekt worden aan de samenwerkende gemeenten binnen een regio (via de contactgemeente). Hierbij wordt de huidige verplichte besteding bij roc’s binnen een aantal jaren afgebouwd en wordt het mogelijk voor gemeenten maatwerk te bieden voor de diverse doelgroepen van de volwasseneneducatie.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Hieronder vallen posten zoals het College voor Examens. Het College voor Examens (CvE) is een ZBO die verantwoordelijk is voor de examens rekenen en taal in het beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.

Tabel 4.4 Overzicht Specifieke Uitkering (bedragen in miljoen euro’s)

Nr.

Toelichting

2014

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Ontvangende partij(en)

32,2

32,4

32,4

32,4

32,4

32,4

 

Gemeenten

           
 

Korte omschrijving uitkeringen

           
 

Regionale meld- en coördinatiecentra voortijdig schoolverlaten. De RMC-functie heeft tot taak met de niet meer kwalificatieplichtige dreigende vsv’ers uit VO en MBO contact te leggen en het zoveel mogelijk terug te begeleiden naar school en/of werk. De daarvoor beschikbare middelen worden over de RMC- regio’s verdeeld volgens een verdeelsleutel die is vastgelegd in het «Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten». Het bedrag per regio wordt uitgekeerd aan de RMC-contactgemeente van de regio

           
 

Vindplaats regelgeving

           
 

Artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs

           

2.

Ontvangende partij(en)

0

54,3

54,3

54,3

54,3

54,3

 

Gemeenten

           
 

Korte omschrijving uitkeringen

           
 

Sinds 1 januari 2009 maakte het educatiebudget onderdeel uit van het Participatiebudget, een specifieke uitkering voor gemeenten. Het wetsvoorstel tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra is door de Eerste Kamer aanvaard. Hierdoor zal met ingang van 1 januari 2015 het educatiebudget per specifieke uitkering verstrekt worden aan de samenwerkende gemeenten binnen een regio (via de contactgemeente). Hierbij wordt de huidige verplichte besteding bij roc’s binnen een aantal jaren afgebouwd en wordt het mogelijk voor gemeenten maatwerk te bieden voor de diverse doelgroepen van de volwasseneneducatie.

           

Artikel

6 en 7. HOGER ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren: De Minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, en de inzet van andere instrumenten, zoals prestatieafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren: De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de Minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder ook het accreditatiestelsel.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 6.1 Indicatoren

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2013

Streefwaarde (jaartal)

1.

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

 

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

     
   

Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs

(2011)

(2013)

 

hbo: 59%

hbo: 57%

wo: 69%

wo: 66%

 

b)

Vergroten studiesucces

     
   

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar

(2011)

(2013)

1

hbo: 65,7%

hbo: 62,8%

wo: 60,9%

wo: 68,3%

2.

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

 

a)

Docentenkwaliteit hbo: Vergroten aantal master- of PhD-opgeleide docenten in hbo

(2011)

 

(2016)

     

66,2%

 

80%

3.

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

   

Studenttevredenheid

(2011)

(2013)

2

     

hbo: 65,6%

hbo: 68,3%

 

wo: 80,1%

wo: 80,1%

4.

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

   

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen

(2012)

(2013)

(2016)

     

hbo: 18%

hbo: 18%

hbo: 19%

     

wo: 21%

wo: 22%

wo: 22%

X Noot
1

Geen streefdoel omdat hierover per instelling afspraken zijn gemaakt.

X Noot
2

Geen streefdoel omdat niet met alle instellingen hierover afspraken zijn gemaakt en er bovendien per instelling afspraken zijn gemaakt.

Tabel 6.2 Kengetallen

(aantallen x 1.000)

2013/14

2014/15

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

2019/20

1.

Ingeschreven studenten (exclusief groen onderwijs)

             
 

hbo voltijd bachelor

377,0

382,2

384,3

389,4

397,6

401,9

406,9

 

hbo voltijd master

3,0

3,0

3,0

3,1

3,1

3,2

3,2

 

hbo deeltijd bachelor

41,9

38,9

36,9

35,3

33,9

32,6

31,2

 

hbo deeltijd master

8,5

8,5

8,6

8,6

8,6

8,6

8,5

   

Totaal hbo

430,4

432,7

432,7

436,3

443,2

446,2

449,9

                   
 

wo voltijd bachelor

150,5

149,6

147,8

147,5

147,9

149,4

151,9

 

wo voltijd master

83,2

82,9

82,5

83,4

84,6

85,5

86,2

 

wo deeltijd bachelor

2,4

2,0

1,8

1,7

1,6

1,5

1,5

 

wo deeltijd master

3,9

3,7

3,5

3,3

3,2

3,1

3,1

   

Totaal wo

240,0

238,2

235,6

235,9

237,3

239,6

242,6

Bron: Referentieraming 2014

2.

Gediplomeerden (exclusief groen onderwijs)

             
 

hbo voltijd bachelor

50,8

51,2

51,7

52,6

53,0

53,0

53,4

 

hbo voltijd master

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

 

hbo deeltijd bachelor

7,7

7,3

7,0

6,7

6,5

6,3

6,1

 

hbo deeltijd master

2,3

2,3

2,3

2,3

2,3

2,3

2,3

   

Totaal hbo

61,8

62,0

62,1

62,7

62,8

62,7

62,9

                   
 

wo voltijd bachelor

30,0

29,6

30,0

30,2

29,8

29,6

29,8

 

wo voltijd master

34,2

34,4

34,3

34,4

34,6

34,9

35,1

 

wo deeltijd bachelor

0,4

0,4

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

 

wo deeltijd master

1,3

1,2

1,1

1,1

1,1

1,1

1,0

   

Totaal wo

65,9

65,6

65,8

66,0

65,9

65,9

66,2

Bron: Referentieraming 2014

(bedragen x € 1.000)

 

2015

2016

2017

2018

   

3.

Onderwijsuitgaven per student1) 2)

           
 

hbo

6,6

6,6

6,6

6,6

   
 

wo

6,7

6,7

6,7

6,7

   

(bedragen x € 1)

2014/15

         

4.

Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd)

1.906

         

Toelichting:

  • 1) De onderwijsuitgaven per student zijn berekend in nominale prijzen zonder de collegegeldontvangsten, en aantal studenten conform de Referentieraming 2014 (overeenkomstig tabel 6.2, onder 1; omgerekend naar kalenderjaren).

  • 2) De stijging van de onderwijsuitgaven per student ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2014 komt met name door:

    • hbo: de middelen die vanuit artikel 9 «Arbeidsmarkt en personeelsbeleid» aan de begroting van het hoger beroepsonderwijs zijn toegevoegd (promotiebeurs voor leraren en bijzondere bekostiging ten behoeve van de kwaliteit van lerarenopleidingen), de extra middelen uit het Nationaal Onderwijsakkoord, de toevoeging van middelen uit de Begrotingsafspraken 2014, loonbijstelling, de middelen voor «Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen» en de tweede tranche van de middelen uit het Regeerakkoord voor praktijkgericht onderzoek in het hbo.

    • wo: de extra middelen uit het Nationaal Onderwijsakkoord, de toevoeging van middelen uit de Begrotingsafspraken 2014 en loonbijstelling.

Overige indicatoren en kengetallen voor het stelsel hoger onderwijs zijn opgenomen in het Onderwijsverslag 2012–2013 en in de Monitor Trends in Beeld.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van hoger onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend hierop wordt hieronder nog op een aantal specifieke beleidswijzigingen ingegaan.

Strategische agenda

In de zomer van 2015 verschijnt de strategische agenda. De periode daaraan voorafgaand wordt benut om met instellingen, docenten, studenten en het beroepenveld het gesprek te voeren over de thema’s voor de toekomst. Deels vloeien die nog voort uit de opdrachten die de commissie-Veerman heeft geformuleerd, maar er dienen zich ook nieuwe opgaven aan. Aan de strategische agenda zal een investeringsagenda worden gekoppeld. Het akkoord over het studievoorschot (zie artikel 11), inclusief de voorinvesteringen die door de universiteiten en hogescholen worden gedaan, maken dat extra investeringen in de kwaliteit van het hoger onderwijs al in 2015 mogelijk worden.

Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen

In de kabinetsreactie op het advies van de commissie Rinnooy Kan «Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen», die in het najaar 2014 naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd, zullen de maatregelen die het kabinet neemt naar aanleiding van het advies worden beschreven en toegelicht. In het studiejaar 2015/2016 zal op grond van het innovatieartikel in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) aan instellingen in het hoger onderwijs experimenteerruimte worden geboden, gericht op versterking van de flexibiliteit en vraaggerichtheid van het deeltijd hoger onderwijs. In 2015 is hiervoor € 9 miljoen beschikbaar.

Minder opleidingen hoger onderwijs

Er is ingezet op prestatie- en profileringafspraken, en een sectorale herordening van het opleidingenaanbod. Conform eerdere afspraken met de Vereniging Hogescholen in het sectorplan Kunstvakonderwijs «Focus op toptalent» wordt het aantal plaatsen aan de kunstopleidingen in verschillende sectoren in de bachelorfase gereduceerd. Over de vermindering van het aantal opleidingen hoger onderwijs en het traject voor de kunstopleidingen zal de Kamer naar verwachting in het najaar 2014 worden geïnformeerd. De bezuiniging uit het Regeerakkoord van € 70 miljoen in 2016, oplopend tot € 130 miljoen structureel (inclusief groen onderwijs), wordt door een korting op de rijksbijdrage van de hogescholen en universiteiten gerealiseerd.

Internationalisering

Medio 2014 is de visiebrief op internationalisering in het hoger onderwijs en mbo aan de Tweede Kamer gestuurd. In deze brief wordt ingegaan op het belang van internationalisering voor het onderwijs. Ambities en beleid richten zich op de branding van het Nederlandse hoger onderwijs in de wereld, de werving en binding van internationaal talent (gebaseerd op het actieplan Make it in the Netherlands! van november 2013), het stimuleren van uitgaande mobiliteit, de international classroom en internationale samenwerking. In 2015 wordt de uitwerking en uitvoering van dit beleid doorgezet, onder meer via de lancering van een scholarship-programma voor inkomende en uitgaande mobiliteit.

Open Online Onderwijs

Begin 2014 is de visiebrief over open en online hoger onderwijs naar de Tweede Kamer gestuurd. Open en online onderwijs is een onontkoombare en kansrijke ontwikkeling voor de verbetering van het hoger onderwijs. Nederlandse instellingen worden gestimuleerd met deze ontwikkeling aan de slag te gaan en te ontdekken wat open en online onderwijs, passend bij hun profiel, voor hen kan betekenen. Daarbij is ook specifiek aandacht voor de professionalisering van docenten op dit terrein. Dit wordt financieel gestimuleerd met jaarlijks € 1 miljoen tot en met 2018.

Accreditatie

Het accreditatiestelsel wordt samen met het veld fundamenteel bezien, in het licht van verdiend vertrouwen meer belonen en het verminderen van lasten die instellingen ervaren. Dit heeft zowel tot doel om te komen tot concrete vermindering van lasten binnen het huidige stelsel als om input te krijgen voor de doorontwikkeling van het accreditatiestelsel. Daarbij is het van belang de krachtige elementen uit het huidige stelsel te behouden, zoals de stimulans tot kwaliteitscultuur en de waarborgen voor kwaliteit. Er wordt ook over de grenzen gekeken hoe in andere landen verdiend vertrouwen wordt beloond. Dit is aangekondigd in de beleidsreactie op de evaluatie van het accreditatiestelsel en het belang hiervan is onderstreept door de motie Rog. De Kamer zal in het najaar van 2014 worden geïnformeerd over de voortgang.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 6.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Hoger beroepsonderwijs (bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

2.773.137

2.953.530

2.782.940

2.824.210

2.819.581

2.832.458

2.832.458

Waarvan garantieverplichtingen

30.850

21.139

         

Totale uitgaven

2.610.870

2.734.102

2.774.109

2.787.344

2.824.041

2.816.582

2.832.458

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,9%

       
               

Bekostiging

2.568.770

2.690.554

2.724.998

2.736.025

2.770.581

2.763.747

2.779.623

Hoofdbekostiging

2.409.652

2.520.459

2.548.885

2.551.946

2.578.642

2.563.963

2.572.083

 

– 

Onderwijsdeel hbo

2.333.833

2.444.774

2.478.148

2.481.537

2.508.285

2.495.090

2.503.204

 

– 

Deel ontwerp en ontwikkeling

68.693

69.201

69.253

68.925

68.873

68.873

68.879

 

– 

Bekostiging tweede bachelor- en mastergraden in het hbo

1.097

           
 

– 

Bekostiging experimenten open bestel

5.456

5.000

         
 

– 

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

573

1.484

1.484

1.484

1.484

   

Prestatiebox

159.119

170.095

176.113

184.079

191.939

199.784

207.540

 

– 

Onderwijswaliteit en studiesucces, en profilering

159.119

170.095

176.113

184.079

191.939

199.784

207.540

               

Subsidies

23.671

963

375

3.202

3.152

152

152

 

– 

Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen 1

19.967

           
 

– 

Regeling stimulering Bèta/techniek

     

3.000

3.000

   
 

– 

Studiekeuze-informatie hoger onderwijs 2

2.475

           
 

– 

Overig

1.229

963

375

202

152

152

152

               

Opdrachten

91

100

100

100

100

100

100

 

– 

Uitbesteding

91

100

100

100

100

100

100

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

22.730

29.529

31.904

34.279

36.654

36.654

 

– 

NWO (Praktijkgericht onderzoek hbo)1

 

22.730

27.154

27.154

27.154

27.154

27.154

 

– 

NWO (Promotiebeurs voor leraren)

   

2.375

4.750

7.125

9.500

9.500

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

2.301

2.191

2.191

2.191

2.191

2.191

 

– 

Stichting Studiekeuze 1232

 

2.301

2.191

2.191

2.191

2.191

2.191

                   

Bijdragen aan agentschappen

18.338

17.454

16.916

13.922

13.738

13.738

13.738

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs

18.338

17.454

16.916

13.922

13.738

13.738

13.738

Ontvangsten

6.447

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

X Noot
1

Vanaf 2014 opgenomen onder bijdragen aan ZBO's/RWT's onderdeel NWO (Praktijkgericht onderzoek hbo).

X Noot
2

Vanaf 2014 opgenomen onder bijdragen aan (inter)nationale organisaties.

Tabel 6.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs (bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

4.180.059

4.270.670

4.132.980

4.125.014

4.100.673

4.111.534

4.110.533

Totale uitgaven

4.065.742

4.151.386

4.145.632

4.132.599

4.125.211

4.100.882

4.111.653

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,9%

       
                   

Bekostiging

4.015.082

4.111.733

4.114.307

4.104.476

4.098.571

4.074.153

4.084.802

Hoofdbekostiging

3.895.816

3.982.838

3.980.053

3.963.233

3.950.364

3.918.991

3.922.797

 

– 

Onderwijsdeel wo

1.588.295

1.641.218

1.631.636

1.622.743

1.611.870

1.578.790

1.581.013

 

– 

Onderzoeksdeel wo

1.707.703

1.727.363

1.731.848

1.723.471

1.720.527

1.720.607

1.720.705

 

– 

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

595.447

614.257

616.569

617.019

617.967

619.594

621.079

 

– 

Bekostiging tweede mastergraden in het wo

4.371

           

Prestatiebox

119.266

128.895

134.254

141.243

148.207

155.162

162.005

 

– 

Onderwijswaliteit en studiesucces, en profilering

119.266

128.895

134.254

141.243

148.207

155.162

162.005

                   

Subsidies

22.684

13.016

4.954

1.988

2.925

3.134

3.256

 

– 

Subsidieregeling Sirius programma

10.302

7.954

2.407

       
 

– 

Subsidieregeling Libertas Noodfonds

745

605

265

       
 

– 

3TU’s samenwerking

3.500

1.500

         
 

– 

Toetsing en Toetsgestuurd leren

2.260

           
 

– 

Overig

5.877

2.957

2.282

1.988

2.925

3.134

3.256

                   

Opdrachten

1.584

1.481

1.362

1.362

1.362

1.362

1.362

 

– 

Uitbesteding

1.584

1.481

1.362

1.362

1.362

1.362

1.362

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3.878

3.769

3.673

3.463

3.197

3.077

3.077

 

– 

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

3.878

3.769

3.673

3.463

3.197

3.077

3.077

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

22.514

21.387

21.336

21.310

19.156

19.156

19.156

 

– 

Organisaties conform tabel 6.5 m.u.v. NVAO, SKI 123, PBT en SURF

22.514

21.387

21.336

21.310

19.156

19.156

19.156

Ontvangsten

963

10.016

16

16

16

16

16

Budgetflexibiliteit artikel 6

Van het totale budget voor artikel 6 is in 2015 99,9% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Aan de bekostiging van postinitiële masteropleidingen hbo ligt een afzonderlijke regeling ten grondslag.

Subsidies: Het beschikbare budget voor 2015 is voor 50% juridisch verplicht.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is voor 2015 30% juridisch verplicht op grond van in 2014 of eerder gesloten overeenkomsten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet verder te ondersteunen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan NWO voor praktijkgericht onderzoek hbo en de promotiebeurs voor leraren. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan de Stichting Studiekeuze123. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Budgetflexibiliteit artikel 7

Van het totale budget voor artikel 7 is in 2015 99,9% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2015 75% juridisch verplicht. Dit deel betreft met name de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Subsidieregelingen Sirius Programma en Libertas Noodfonds en de verplichtingen voor het Open Online Onderwijs.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is voor 2015 30% juridisch verplicht op grond van in 2014 of eerder gesloten overeenkomsten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet verder te ondersteunen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan de NVAO. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan United Nations University (UNU), Europees Universitair Instituut Florence (EUI), Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC), Stichting Handicap en Studie, Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF, Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Tabel 6.5 Middelen organisaties 1 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

United Nations University (UNU)

881

881

881

881

881

Europees Universitair Instituut Florence (EUI)

1.608

1.608

1.608

1.608

1.608

Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC)

15.588

15.563

14.063

14.063

14.063

Stichting Handicap en Studie

464

464

464

464

464

Stichting voor Vluchteling Studenten UAF

2.291

2.291

2.291

2.291

2.291

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)

232

232

232

232

232

Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)

232

232

232

232

232

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

3.673

3.463

3.197

3.077

3.077

Stichting Studiekeuze123 (SKI123)

2.191

2.191

2.191

2.191

2.191

Platform Bèta/techniek (PBT)2

1.123

0

0

0

0

SURF3

1.000

1.000

1.000

1.000

0

X Noot
1

In deze tabel zijn de subsidieontvangers vermeld en de bedragen waarop de subsidies ten hoogste kunnen worden vastgesteld. Voor zover geen andere juridische grondslag van toepassing is, vormt deze begrotingsvermelding de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht voor de subsidieverlening aan deze subsidieontvangers.

X Noot
2

Het betreft de subsidie 2015 aan PBT voor ondersteuning van het Sirius Programma en de Reviewcommissie.

X Noot
3

Het betreft de middelen voor het stimuleren van open online onderwijs.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

De bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek bestaat uit de hoofdbekostiging en de middelen voor onderwijskwaliteit en studiesucces en profilering (prestatiebox). De postinitiële masteropleidingen hbo worden afzonderlijk bekostigd.

Hoofdbekostiging

Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs en onderzoek. De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend.

Onderwijsdeel hbo en wo

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), er zijn drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top),

  • b. een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen, en

  • c. een onderwijsopslag als percentage.

Deel Ontwerp en ontwikkeling hbo en Onderzoeksdeel wo

Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage vanwege het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden,

  • b. een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerpcertificaten,

  • c. een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over onder andere sectorplannen en zwaartekracht, en

  • d. een voorziening onderzoek in percentages.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Prestatiebox: Onderwijskwaliteit en studiesucces en profilering hbo en wo

Voor de periode 2013–2016 ontvangen hogescholen en universiteiten prestatiebekostiging op basis van individuele prestatieafspraken (zie ook de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap «Kwaliteit in verscheidenheid» en de Hoofdlijnenakkoorden OCW-Vereniging Hogescholen en OCW-VSNU). In het Besluit Experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs is bepaald hoe de omvang van de prestatiebekostiging per instelling wordt vastgesteld.

De afspraken zijn gemaakt op basis van concrete indicatoren. Bij het niet behalen van de overeengekomen prestatieafspraken kan de instelling in de periode 2017–2020 (deels) gekort worden op het budget voor onderwijskwaliteit en studiesucces.

Bekostiging experimenten open bestel hbo

De middelen worden ingezet voor de bekostiging van experimenten open bestel. Doel van de experimenten open bestel is om kennis op te doen over de effecten van het toelaten tot de publieke financiering van andere dan de huidige bekostigde aanbieders in het hoger onderwijs, en over de voorwaarden waaronder in het publiek bekostigde stelsel ruimte kan worden gemaakt voor deze aanbieders. De evaluatie van de experimenten wordt uiterlijk in 2015 afgerond.

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

De middelen zijn beschikbaar voor de afwikkeling van de tijdelijke financiering van (eerder goedgekeurde) arbeidsmarktrelevante hbo-masters in prioritaire gebieden.

Subsidies

Subsidieregeling stimulering Bèta/techniek (hbo)

Hiermee wordt de ontwikkeling van drie Centres of Expertise (CoE’s) hbo gefinancierd, naast de zeventien CoE’s waarvan de ontwikkeling gefinancierd wordt uit de middelen voor profilering. De CoE’s, die met cofinanciering van bedrijven en instellingen tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties. Uitgangpunt hierbij is 25% financiering uit het werkveld, 25% van onderwijsinstellingen en 50% profileringsbekostiging.

Subsidieregeling Sirius programma (hbo en wo)

Om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop excellentie in het hoger onderwijs gerealiseerd kan worden is in 2009, 2010 en 2011 aan verschillende meerjarige projecten een subsidie toegekend. De projecten worden uitgevoerd in de periode 2008–2014, in 2015 komen de resultaten beschikbaar.

Subsidieregeling Libertas Noodfonds (hbo en wo)

Het Libertas Noodfonds is er voor studenten die niet in hun land van herkomst kunnen (blijven) studeren, omdat vanwege politieke redenen hen het studeren onmogelijk wordt gemaakt of zij daarin ernstig worden belemmerd. Op dit moment zijn er geen landen aangewezen wiens ingezetenen een beroep kunnen doen op het Libertas Noodfonds. De geraamde middelen hebben betrekking op de afwikkeling van eerder toegekende financiële steun aan studenten uit Zimbabwe en Wit-Rusland (deze landen waren eerder aangewezen).

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn, alsmede om toekenningen die gedurende de uitvoeringsjaren op ad hoc basis worden toegekend.

Opdrachten

Uitbesteding (hbo en wo)

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor beleidsgericht onderzoek.

Bijdragen aan agentschappen

DUO

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor deze begrotingsartikelen.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid en geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar taken.

NWO

Praktijkgericht onderzoek hbo: Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Voor praktijkgericht onderzoek hebben hogescholen direct toegang tot de competitieve onderzoekgeldstroom voor het hbo; het RAAK-programma (voormalige Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen). De middelen voor het RAAK-programma zijn vanaf 2014 ingebed via de bekostiging bij NWO (convenant). Vanaf 2014 wordt vanuit het Regeerakkoord Rutte II extra geïnvesteerd in het praktijkgericht onderzoek. In 2014 is de eerste tranche van € 3 miljoen structureel per jaar beschikbaar gekomen, in 2015 komt de tweede tranche van € 7 miljoen structureel per jaar beschikbaar.

Promotiebeurs voor leraren: Leraren in het po, vo, mbo en hbo worden in staat gesteld om onderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. De leraren krijgen, met behoud van salaris, vier jaar lang twee dagen per week vrij om te werken aan onderzoek. De eerste tranche promotiebeurs (met een betaling tot en met 2017) beloopt in totaal een bedrag van € 35 miljoen (circa 250 leraren) en is via het artikel Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid (artikel 9) aan het NWO beschikbaar gesteld. Voor nieuwe toekenningen vanaf 2015 zijn de middelen beschikbaar op artikel 6. Jaarlijks kan dan via NWO aan 67 leraren een nieuwe beurs worden verstrekt.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Stichting Studiekeuze 123

Met deze middelen wordt gefaciliteerd dat aanstaande studenten via onder andere een website beschikken over deugdelijke vergelijkingsinformatie over de opleidingsmogelijkheden in het hoger onderwijs, en de bijbehorende beroepsprofielen en arbeidsmarktperspectieven.

Organisaties conform tabel 6.5 met uitzondering van NVAO, SKI123, PBT en SURF

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van organisaties die beleidsmatig prioritaire taken uitvoeren, ofwel activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten, ofwel taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.

Artikel

8. INTERNATIONAAL BELEID

Artikel

Algemene doelstelling

Bevorderen van internationale samenwerking en uitwisseling ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van onderwijs, cultuur en wetenschap en ter verdere ontwikkeling van internationale competenties van lerenden, docenten, kunstenaars en wetenschappers.

Rol en verantwoordelijkheid

Stimuleren: Bij het uitvoeren van de algemene doelstelling ligt de nadruk op het zoveel mogelijk stimuleren en ondersteunen van instellingen en burgers om zich op een internationale omgeving te oriënteren. Daartoe zorgt de Minister vanuit haar stelselverantwoordelijkheid voor de benodigde internationaal-bestuurlijke randvoorwaarden, bijvoorbeeld door afspraken te maken over wederzijdse beroepserkenning, kwaliteitszorg en grensverkeer en door de uitwisseling van best practices. De Minister opereert hierbij binnen multilaterale kaders als de Europese Unie, OESO en de Unesco en andere – vaak daarbij aangesloten – organisaties, alsmede via bilaterale contacten, verdragen, Memorandums of Understanding, etc. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van stimuleringsmaatregelen in de vorm van fondsen en beurzen en worden faciliterende en uitvoerende instanties gefinancierd, zoals het Europees Platform, Neth-ER en het Duitsland Instituut Amsterdam. De bevordering van internationale samenwerking is ondersteunend aan de beleidsdoelstellingen van OCW. De voorgenomen activiteiten zijn dan ook voor een belangrijk deel opgenomen in de betreffende beleidsartikelen.

Indicatoren/kengetallen

Indicatoren voor internationaal beleid zijn te volgen op Trends in Beeld.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van internationaal beleid worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend hierop wordt hieronder de volgende beleidswijziging genoemd:

Ondersteuningsstructuur

In de brief over de subsidiekorting uit 2013 is al aangegeven dat gestreefd wordt naar meer samenwerking tussen de organisaties die ondersteuning bieden aan processen van internationalisering binnen de hele bandbreedte van de onderwijskolom, van primair tot wetenschappelijk onderwijs. Die ambitie heeft inmiddels geleid tot de voorgenomen fusie van Nuffic en het Europees Platform per 1 januari 2015. Deze fusie is een belangrijke eerste stap om te komen tot een integrale ondersteuningsstructuur voor de internationalisering en internationale activiteiten van het onderwijs, waarbij in nader overleg wellicht ook andere instellingen betrokken zullen worden.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 8.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 (bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

HGIS-deel 2015

Verplichtingen

8.673

14.732

6.582

10.578

11.120

11.120

10.520

569

Totale uitgaven

15.704

13.642

11.235

11.099

11.120

11.120

10.520

1.039

Waarvan juridisch verplicht

   

77,5%

         
                     

Subsidies

1.422

1.660

1.739

1.622

1.622

1.622

1.022

364

Subsidieregelingen

1.422

1.660

1.739

1.622

1.622

1.622

1.022

364

 

– 

Duitsland Instituut Amsterdam (DIA)

842

776

725

608

608

608

608

 
 

– 

Netherlands house for Education and Research (Neth-ER)

450

450

600

600

600

600

   
 

– 

Frans-Nederlandse academie (FNA)

 

20

           
 

– 

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur

125

364

364

364

364

364

364

364

 

– 

Overige incidentele subsidies

5

50

50

50

50

50

50

 
                     

Opdrachten

262

215

205

186

207

207

207

 
 

– 

Beleidsonderzoek en benchmarking

153

100

100

100

100

100

100

 
 

– 

Incidentele Internationale activiteiten

109

115

105

86

107

107

107

 
                     

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

13.520

11.317

8.841

8.841

8.841

8.841

8.841

225

 

– 

OCW-vertegenwoordiging in het buitenland

1.631

141

135

135

135

135

135

135

 

– 

Europees Platform

5.455

4.795

3.485

3.485

3.485

3.485

3.485

 
 

– 

Nederlandse Taalunie

3.179

3.233

2.640

2.640

2.640

2.640

2.640

 
 

– 

Europa College Brugge

30

30

30

30

30

30

30

 
 

– 

Unesco

8

20

20

20

20

20

20

 
 

– 

OESO CERI

70

76

76

76

76

76

76

 
 

– 

Fulbright Center

408

388

368

368

368

368

368

 
 

– 

DCICC (voorheen SICA) Cultural Contact Point

90

90

90

90

90

90

90

90

 

– 

Stichting Ons Erfdeel

185

185

185

185

185

185

185

 
 

– 

Nationaal Agentschap Erasmus+ Onderwijs & Training (voormalig Nationaal Agentschap Leven Lang Leren)

1.748

1.762

1.762

1.762

1.762

1.762

1.762

 
 

– 

Programma's Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (voorheen Agentschap NL)

716

547

           
 

– 

Incidentele EU-programma's en activiteiten

 

50

50

50

50

50

50

 
                     

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

500

450

450

450

450

450

450

450

 

– 

Vlaams-Nederlandshuis DeBuren (Hoofdstuk V BuZa)

500

450

450

450

450

450

450

450

Ontvangsten

754

99

99

99

99

99

99

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 8 voor het jaar 2015 is 77,5% juridisch verplicht.

Subsidies

Van het beschikbare budget voor het jaar 2015 is 45,1% juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die meerjarig zijn verplicht, zoals onder meer de subsidie aan het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA). Het resterende deel van het budget is bestuurlijk gebonden, waarvan € 0,6 miljoen voor de nieuwe subsidieperiode voor het Netherlands House for Education and Research (Neth-ER). Daarnaast betreft het HGIS-gelden, bestemd voor incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur en budget voor overige incidentele subsidies. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten

Ten laste van het beschikbare budget zijn ten tijde van het opstellen van de begroting voor het jaar 2015 nog geen verplichtingen aangegaan. Van het beschikbare budget is € 0,1 miljoen bestemd voor beleidsonderzoek en benchmarking en € 0,1 miljoen voor (het ondersteunen van) internationale activiteiten. Voor de uitgaven worden jaarlijks verplichtingen aangegaan.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Van het budget voor jaar 2015 is 82,8% juridisch verplicht. Dit betreft de (internationale) verplichtingen die voorafgaand aan het jaar worden aangegaan. Het betreft hier bijvoorbeeld De Nederlandse Taalunie, het Europees Platform, Europa College Brugge, OESO CERI, het Fulbright Center, het programma Erasmus+ etc. Het niet verplichte deel betreft beleidsmatig gebonden gelden, waarvoor in het jaar 2015 verplichtingen zullen worden aangegaan.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Het budget voor jaar 2015 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de OCW-bijdrage aan het Vlaams-Nederlands Huis DeBuren, waarvoor het Ministerie van Buitenlandse Zaken mede namens OCW een meerjarige verplichting is aangegaan.

Subsidies

Toelichting op de instrumenten

Duitsland Instituut Amsterdam

Het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) genereert en verspreidt kennis in Nederland over het veranderende Duitsland op het raakvlak van onderwijs, wetenschap en maatschappij. Het doet dat onder meer met behulp van wetenschappelijk onderzoek, onderwijsprojecten en voorlichtingsactiviteiten (cofinanciering met de Universiteit van Amsterdam en Deutsche Akademische Austausch Dienst (DAAD)). Daarnaast ontvangt het DIA in 2015 een bedrag van € 116.500 per jaar voor de uitvoering van een pilotprogramma studiemobiliteit. Dit programma moet de samenwerking stimuleren tussen Nederlandse en Duitse instellingen van hoger onderwijs, alsook de mobiliteit van Nederlandse studenten naar Duitsland vergroten. Ook hier is sprake van cofinanciering van Duitse zijde (50/50).

Frans-Nederlandse Academie (FNA)

De Frans-Nederlandse Academie beoogde de samenwerking te bevorderen tussen instellingen van hoger onderwijs in Nederland en Frankrijk. De Academie is als gevolg van de opgelegde subsidietaakstelling opgeheven. Het Van Gogh-uitwisselingsprogramma, onderdeel van de Academie, wordt voortgezet met gelden van derden en beheerd door de Nuffic.

Neth-ER

Neth-ER is opgericht in 2006 door acht Nederlandse veldorganisaties werkzaam op de gebieden onderzoek, onderwijs en innovatie (onder andere TNO, KNAW, VSNU, MBO-Raad, NWO, Europees Platform). Hun gezamenlijke doel is om de Nederlandse participatie aan de Europese programma’s te vergroten. De recente evaluatie van Neth-ER heeft aangegeven dat de organisatie sterk opereert in de voorfase van EU-regelgeving en EU-maatregelen en dat in de komende periode vooral onderhoud van netwerken en (nieuwe) programmatische ambities de aandacht zullen vragen, onder meer gelet op de uitvoering van de programma’s Erasmus+ en Horizon2020, die in 2014 van start zijn gegaan. Op grond van de evaluatie, en gezien het EU Voorzitterschap in 2016 en de behoefte aan een goede ondersteuningsstructuur voor internationalisering van onderwijs en onderzoek wordt ook voor de jaren 2015 tot en met 2018 een subsidie verstrekt van € 0,6 miljoen per jaar.

Incidentele subsidies

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur betreffen middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen ter bevordering van de samenwerking op het gebied van cultuur, onder meer ter ondersteuning van de activiteiten van de Speciaal Gezant voor Geletterdheid bij de UNESCO voor de periode 2013–2016.

Opdrachten

Beleidsonderzoek en benchmarking

Dit betreft middelen ten behoeve van beleidsonderzoek, onder meer naar de effectiviteit van internationalisering.

Incidentele internationale activiteiten

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen ter bevordering van de samenwerking, welke bij het opstellen van de begroting niet zijn te voorzien.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

OCW-vertegenwoordiging

Dit betreft de kosten van een gedetacheerde medewerker bij de PV Unesco in Parijs, die uit de HGIS-middelen wordt gefinancierd.

Europees Platform

Het Europees Platform ondersteunt de internationalisering in het primair en voortgezet onderwijs met kennis en financiële bijdragen voor onder meer expertiseontwikkeling en mobiliteit van onderwijzend personeel, vroegtijdig vreemdetalenonderwijs, tweetalig onderwijs en internationale uitwisseling.

Nederlandse Taalunie

De Nederlandse Taalunie is de verdragsorganisatie waarin Nederland, Vlaanderen en Suriname samenwerken op het gebied van de Nederlandse taal. Ze ondersteunt het leren van het Nederlands in het buitenland, bewaakt de kwaliteit daarvan en organiseert zomercursussen voor buitenlanders die Nederlands doceren of willen (blijven) spreken. Het Comité van Ministers zal in het najaar van 2014 nadere besluiten nemen over een voorgenomen taakstelling op de financiële middelen van de Taalunie.

Europa College Brugge

Het Europa College te Brugge is een postuniversitaire opleiding voor onderzoek naar Europese eenwording, gefinancierd door de Europese Commissie en de EU-Lidstaten.

Unesco

Dit betreft de deelname aan diverse projecten in het kader van de Unesco.

OESO CERI

OESO CERI betreft de deelname aan diverse onderwijsprojecten en -onderzoeken in het kader van het Centre for Educational Research and Innovation (CERI), onderdeel van de OESO.

Fulbright Center

Het Fulbright Center verzorgt mobiliteitsprogramma’s voor het hoger onderwijs via beurzen voor uitwisseling met de Verenigde Staten (met bijdragen van de Amerikaanse regering).

Cultural Contact Point

Het Cultural Contact Point geeft advies over de subsidieregelingen van het EU-cultuurprogramma en biedt begeleiding bij het doen van een aanvraag. Het is een uitvoerend orgaan ten behoeve van het EU-Cultuurprogramma en ondergebracht bij het Dutch Centre for International Cultural Cooperation (DCICC), voorheen de Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA).

Stichting Ons Erfdeel

De Vlaams-Nederlandse vereniging Ons Erfdeel wil de cultuur van Vlaanderen en Nederland in het buitenland bekend maken en de culturele samenwerking tussen de Nederlandssprekenden bevorderen, onder meer met behulp van het tijdschrift Ons Erfdeel en het Engelstalige Jaarboek The Low Countries.

Nationaal Agentschap Erasmus+ Onderwijs & Training

Het Agentschap is belast met het beheer en de uitvoering in Nederland van het EU programma Erasmus+. Het Nationaal Agentschap Erasmus+ Onderwijs & Training is de opvolger van het voormalige Agentschap Leven Lang Leren.

Programma's Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (voorheen Agentschap NL)

De Rijksdienst voerde in opdracht van OCW verschillende programma’s uit, die een verbinding hebben gelegd tussen (met name het middelbaar) beroepsonderwijs en de internationale arbeidsmarkt. Als gevolg van de opgelegde subsidietaakstelling worden geen nieuwe opdrachten meer aan de Rijksdienst verstrekt.

Incidentele EU-programma’s en activiteiten

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen in het kader van de EU en deelname aan EU-programma’s, welke bij het opstellen van de begroting niet zijn te voorzien.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Vlaams-Nederlands Huis De Buren

Het Vlaams-Nederlands Huis De Buren is in 2004 opgericht door de Nederlandse en Vlaamse regering als een culturele organisatie met als doel ruimte voor debat en reflectie (subsidiëring vindt plaats via begrotingshoofdstuk V (Buitenlandse Zaken)).

Internationale uitgaven OCW-breed

Het vergroten van internationale mobiliteit en grensoverschrijdende samenwerking tussen instellingen dient ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van de onderwijs-, cultuur- en wetenschapsbeoefening in Nederland én ter versterking van de Nederlandse positie op die terreinen in de wereld. Het is een doelstelling die nauw verweven is met de specifieke beleidsdoelstellingen op elk der onderscheiden terreinen. De daarbij behorende internationale uitgaven zijn dan ook grotendeels ondergebracht bij de onderscheiden beleidsartikelen in de begroting. Het hier geboden overzicht betreft een samenvattend overzicht van de totale internationale uitgaven van OCW per beleidsartikel (tabel 8.2), met daaraan gekoppeld een overzicht van de onderdelen van die uitgaven, die deel uit maken van de zogenoemde Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), gecoördineerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (tabel 8.3).

Tabel 8.2: Internationale uitgaven OCW (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Primair onderwijs (artikel 1)

22.015

16.755

15.962

15.962

12.662

12.662

12.662

Voortgezet onderwijs (artikel 3)

4.179

3.696

2.947

2.947

2.957

2.957

2.957

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (artikel 4)

1.181

820

340

340

340

340

340

Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)

3.453

3.155

3.155

3.155

2.858

2.858

2.858

Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)

72.759

67.620

65.787

64.559

60.476

60.476

60.476

Internationaal beleid (artikel 8)

15.704

13.642

11.235

11.099

11.120

11.120

10.520

Studiefinanciering (artikel 11)

68.783

70.000

70.000

70.000

70.000

70.000

70.000

Cultuur (artikel 14)

16.867

15.996

13.622

15.074

15.190

15.690

13.690

Media (artikel 15)

456

147

147

147

147

147

147

Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)

91.438

92.426

90.826

90.826

89.326

88.076

88.076

Totaal

296.835

284.257

274.021

274.109

265.076

264.326

261.726

Toelichting:

De uitgaven in de tabel zijn – waar nodig en relevant – toegelicht bij de betreffende beleidsartikelen.

Voor artikel 11 geldt dat de uitgaven voor internationale studiefinanciering niet afzonderlijk worden geraamd, maar meelopen in de uitgavenramingen). De gegeven bedragen zijn indicatief.

Tabel 8.3: Homogene groep internationale samenwerking (€ 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)

3.453

3.155

3.155

3.155

2.858

2.858

2.858

Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)

58.369

54.338

54.647

54.646

49.910

49.910

49.910

Internationaal beleid (artikel 8)

848

1.045

1.039

1.039

1.039

1.039

1.039

Cultuur (artikel 14)

5.566

5.566

4.566

4.566

4.566

4.566

4.566

Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)

640

454

454

454

454

454

454

Totaal

68.876

64.558

63.861

63.860

58.827

58.827

58.827

Toelichting:

De uitgaven op de Homogene Groep Internationale Samenwerking maken deel uit van de uitgaven opgenomen in tabel 8.2 «Internationale uitgaven OCW». Ook deze uitgaven zijn op onderdelen verlaagd als gevolg van aanpassingen in het kader van het Bruto Nationaal Product (BNP) en van een taakstelling op de HGIS-middelen, die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is uitgevoerd.

Artikel

9. ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID

Artikel

Algemene doelstelling

De kwaliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd door de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele leerlingen/studenten en bij de behoefte van de maatschappij. De leraar en de schoolleider zijn daarbij cruciaal.

Financieren: De Minister draagt bij aan het lerarenbeleid op scholen door het financieren van de onderwijssectoren voor een betere beloning van docenten en van projecten op het gebied van arbeidsmarkt- en personeelsbeleid. Dit via aanvullende bekostiging, subsidies en opdrachten.

Stimuleren: De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van directe stimuleringsmaatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van de kwaliteit en professionaliteit van docenten en het bijdragen aan een aantrekkelijk beroep. Dit door middel van het in 2007 uitgebrachte actieplan «LeerKracht van Nederland», het in mei 2011 uitgebrachte actieplan «Leraar 2020, een krachtig beroep»! en de in oktober 2013 opgestelde «Lerarenagenda 2013–2020: de leraar maakt het verschil» en de op basis daarvan met belanghebbenden afgesloten convenanten en bestuursakkoorden.

Regisseren: De Minister draagt verantwoordelijkheid voor het borgen van de onderwijskwaliteit van scholen. Om deze verantwoordelijkheid waar te maken levert zij een bijdrage aan het zorgen voor voldoende docenten van voldoende kwaliteit. Zij doet dat door wetten en regels uit te vaardigen voor goed bestuur, door een dialoog te voeren met en toezicht te houden op belanghebbenden, en zo nodig actief regie te voeren.

Indicatoren/kengetallen

De indicatoren voor het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid worden beschreven in de beleidsagenda en in Trends in Beeld 2014.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het gebied van Leraren worden beschreven in de beleidsagenda.

Aanvullend hierop kan worden vermeld dat in de zomer van 2013 een interactief proces is georganiseerd met leraren, schoolleiders, opleiders, bestuurders en initiatiefnemers van diverse innovatieve bewegingen om de Lerarenagenda op te stellen en te presenteren. De Lerarenagenda is leidend in het lerarenbeleid tot en met 2020. Het doel is om de kwaliteit van leraren en daarmee de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Er zijn ambities geformuleerd op het vlak van de kwaliteit en het opleidingsniveau van leraren en de beroepsgroep, een beter HRM-beleid van scholen, de begeleiding van startende leraren, de kwaliteit en flexibiliteit van lerarenopleidingen en de kwaliteit van de instroom van lerarenopleidingen. Over de voortgang van de Lerarenagenda wordt de komende jaren periodiek gerapporteerd.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 9.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 (bedragen x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

366.525

235.610

257.146

249.496

298.177

164.364

138.683

Totale uitgaven

343.509

378.601

249.541

249.496

298.177

164.364

138.683

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

95,2%

       
               

Bekostiging

156.953

161.634

24.168

31.526

154.939

21.856

1.175

Hoofdbekostiging

0

0

0

6.914

126.793

– 6.012

– 26.428

 

– 

Beloning LeerKracht lumpsum po/vo/bve

0

0

0

6.914

126.793

– 6.012

– 26.428

Prestatiebox

33.700

33.700

0

0

0

0

0

 

– 

Professionalisering po/vo/bve

33.700

33.700

0

0

0

0

0

Aanvullende bekostiging

123.253

127.934

24.168

24.612

28.146

27.868

27.603

 

– 

Functiemix VO Randstadregio's

61.089

61.384

0

0

0

0

0

 

– 

Salarismix MBO Randstadregio's

40.906

41.153

0

0

0

0

0

 

– 

Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen

15.760

20.163

24.168

24.612

28.146

27.868

27.603

 

– 

G.O.- en vakbondsfaciliteiten po

5.498

5.234

0

0

0

0

0

               

Subsidies

161.865

193.594

198.125

197.094

126.867

124.137

124.137

 

– 

Lerarenbeurs/zij-instroom

85.810

107.700

123.200

119.500

116.500

116.500

116.500

 

– 

Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

7.366

19.334

27.300

36.300

0

0

0

 

– 

Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

15.510

18.300

17.100

17.100

0

0

0

 

– 

Verankering academische opleidingsschool

2.530

2.665

2.640

1.590

0

0

0

 

– 

InnovatieImpuls Onderwijs (IIO)

4.883

3.000

1.000

0

0

0

0

 

– 

Arbeidsmarkt-/kennisactiviteiten po

2.230

2.230

0

0

0

0

0

 

– 

Onderwijscoöperatie

2.900

2.935

2.945

2.945

2.945

2.945

2.945

 

– 

Open Universiteit (LOOK)

14.412

1.937

0

0

0

0

0

 

– 

Promotiebeurs voor leraren

6.803

7.900

7.625

6.750

3.375

0

0

 

– 

Projecten professionalisering

1.079

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

 

– 

Projecten regionale arbeidsmarktproblematiek

5.356

7.600

5.000

5.400

0

0

0

 

– 

Caribisch Nederland

2.097

2.097

2.097

0

0

0

0

 

– 

Overige projecten

10.889

15.896

7.218

5.509

2.047

2.692

2.692

                     

Opdrachten

9.571

8.047

21.092

14.847

10.347

12.347

7.347

 

– 

Onderzoek, ramingen en communicatie

5.081

4.047

3.847

3.747

3.447

3.447

3.447

 

– 

Leraren- en schoolleidersregisters

4.490

4.000

17.245

11.100

6.900

8.900

3.900

               

Bijdragen aan agentschappen

7.173

7.362

6.156

6.029

6.024

6.024

6.024

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs

7.173

7.362

6.156

6.029

6.024

6.024

6.024

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

7.947

7.964

0

0

0

0

0

 

– 

Stichting Vervangingsfonds/Bedrijfs-gezondheid

7.947

7.964

0

0

0

0

0

Ontvangsten

8.576

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 9 is in 2015 95,2% juridisch verplicht.

Bekostiging: het beschikbare budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht op grond van een gepubliceerde bekostigingsregeling en bestemd voor betalingen aan samenwerkingsverbanden.

Subsidies: van het beschikbare budget is in 2015 98% juridisch verplicht. Dit betreft subsidies te verstrekken op grond van gepubliceerde subsidieregelingen en individuele subsidies die voorafgaand aan het jaar worden verleend. De overige 2% van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit ten behoeve van een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder de professionalisering onderwijspersoneel en de impuls lerarentekorten vo. Deze worden in de loop van 2015 juridisch verplicht.

Opdrachten: van het beschikbare budget is in 2015 70% juridisch verplicht op grond van in 2014 of eerder gesloten overeenkomsten voor onderzoek en de registers. Dit betreft divers onderzoek in het kader van de arbeidsmarkt en de beheerskosten voor de leraren- en schoolleidersregisters. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet op het terrein van leraren (professionalisering onderwijspersoneel en aansluiting onderwijs op behoefte arbeidsmarkt) verder te ondersteunen. Ervaringscijfers laten zien dat in de loop van het jaar dit resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht op basis van managementafspraken tussen het bestuursdepartement en de uitvoeringsorganisatie DUO voor dat jaar.

Hoofdbekostiging

Toelichting op de instrumenten

Beloning LeerKracht lumpsum

De investeringen in beloning van het onderwijspersoneel, ter verbetering van de arbeidsmarktpositie, voorvloeiend uit het convenant LeerKracht van Nederland, worden doorgezet. De middelen zijn naar de onderwijsartikelen overgeboekt (artikelen 1, 3, 4 en 6 voor respectievelijk po, vo, mbo en hbo) en worden aan de lumpsum van de instellingen van deze sectoren toegevoegd.

Prestatiebox

Professionalisering po, vo en mbo

Voor de verdere verbetering van de professionele kwaliteit van leraren en schoolleiders in het po, vo en mbo worden jaarlijks extra middelen ter beschikking gesteld. Hierover zijn afspraken gemaakt in de met de sectorraden afgesloten Bestuursakkoorden. De middelen zijn naar de sectoren overgeboekt en opgenomen in de prestatieboxen van die sectoren. Voor po (artikel 1) betreft het € 70 miljoen, voor vo (artikel 3) € 42 miljoen en voor het mbo (artikel 4) € 34 miljoen.

Aanvullende bekostiging

Functiemix vo/Salarismix mbo Randstadregio’s

In de sectoren vo en mbo zijn aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen afspraken gemaakt over de versterking van de functie-/salarismix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen zijn vanaf 2015 naar de sectoren vo (artikel 3 € 61 miljoen) en mbo (artikel 4 € 41 miljoen) overgeboekt en worden op grond van een Ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s.

Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen

Om de samenwerking tussen lerarenopleidingen en het afnemend veld te verbeteren zijn 55 opleidingsscholen (samenwerkingsverbanden van één of meer lerarenopleidingen met één of meer scholen voor po, vo en mbo) erkend. Zij ontvangen jaarlijks bekostiging om gezamenlijk leraren op de werkplek op te leiden. Vanuit het sectorakkoord vo 2014–2017 is vanaf 2015 de 1e tranche van extra middelen (€ 4 miljoen) beschikbaar om een kwaliteitsimpuls te geven aan de opleidingsinfrastructuur van de vo-scholen die deelnemen in een opleidingsschool.

G.O.- en vakbondsfaciliteiten po

Het bedrag voor de G.O.- en vakbondsfaciliteiten is vanaf 2015 overgeboekt naar de sector po (artikel 1).

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van het lerarenbeleid worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste hiervan zijn de lerarenbeurs/zij-instroom, versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen en de impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo.

De lerarenbeurs – voor zowel opleidingskosten als de vervangingskosten tijdens het studieverlof – wordt ingezet voor geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen ter verkrijging van hogere kwalificaties voor leraren in het po, vo, mbo en hbo. De zij-instroom voorziet in een subsidie voor de opleiding en begeleiding van zij-instromers in het po, vo en mbo.

Met de impulssubsidie samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 wordt de samenwerking versterkt tussen lerarenopleidingen en scholen in het po, vo en mbo. Het gaat daarbij om de samenwerking in het algemeen en in het bijzonder op de onderwijsthema’s: omgaan met verschillen, opbrengstgericht werken, begeleiding beginnende leraren, ouderbetrokkenheid en pesten. Een betere samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen (afnemend veld) zorgt ervoor dat startende leraren effectiever zijn in de beroepspraktijk en voorkomt onnodige uitval. Aan 61 samenwerkingsverbanden wordt hiervoor subsidie verstrekt. De Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo is gericht op twee afzonderlijke thema’s:

Het sneller herkennen van bètatalent op de basisschool (beter borgen wetenschap en techniek in kennisbasis/curriculum primair onderwijs en pabo’s);

Het vergroten van het aantal universitair opgeleide leraren in het voortgezet onderwijs, in het bijzonder leraren bètavakken en talen, om daarmee het voorspelde lerarentekort af te wenden (educatieve minor, trajecten voor zij-instromers, Eerst de Klas en versterken verbinding scholen/bedrijven door stages en gastlessen).

Opdrachten

Onderzoek, ramingen en communicatie

Ter ondersteuning, monitoring en evaluatie van het beleid wordt expertise op het terrein van communicatie, onderzoek en het maken van ramingen ingehuurd.

Daarnaast worden voor de ontwikkeling, het beheer en het onderhoud van de leraren- en schoolleidersregisters opdrachten uitgezet.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW. Ze levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Stichting Vervangingsfonds/Bedrijfsgezondheid

Via deze bekostiging investeert OCW in het arbeidsomstandighedenbeleid, (ziekte) verzuimbeleid en re-integratiebeleid (AVR-taken) in de sector po. Voor de overige sectoren loopt dit via de lumpsumbekostiging, voor de sector po zal dit op korte termijn ook geschieden. Vooruitlopend daarop zijn de middelen vanaf 2015 overgeboekt naar de sector po (artikel 1).

Overzichtsconstructie intensiveringen onderwijs

Hierna volgt een tabel, waarin de investeringen zijn opgenomen waarover in het sectorakkoord VO respectievelijk de bestuursakkoorden PO en MBO afspraken zijn gemaakt. Het betreft onder andere middelen uit de Regeerakkoorden Rutte I en II, het Begrotingsakkoord 2013 en de Begrotingsafspraken 2014. Om een volledig beeld te schetsen, is er voor gekozen om ook de oploop in de desbetreffende investeringen op te nemen, ook al komen deze tranchegewijs beschikbaar op de begroting van OCW.

In de tabel is aangegeven met welke instrumenten de middelen voor de scholen beschikbaar komen en voor welke doelen de middelen kunnen worden ingezet. Binnen de afspraken in de sectorakkoorden is het aan de instellingen zelf om, afhankelijk van de eigen situatie, te bepalen aan welke doelen de middelen worden besteed. In het mbo is een klein deel van de middelen voorwaardelijk: op basis van het oordeel over het excellentiedeel van het kwaliteitsplan van de instelling, wordt bepaald of de instelling de middelen voor excellentie ontvangt.

De middelen komen voor het merendeel terecht in de klas. Beoogd is het zwaartepunt van de afspraken te leggen bij de professionalisering van de leraar en instructeur. De resultaten van de extra investeringen worden zichtbaar gemaakt via de indicatoren die zijn opgenomen in de beleidsagenda en de begrotingsartikelen. Het gaat om totale bedragen, inclusief het aandeel groen onderwijs.

Tabel 9.2 Investeringen in sector-/bestuursakkoorden (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

Investeringen in het primair onderwijs

       

       

Prestatiebox

128

151

223

263

professionalisering leraren, schoolleiders en bestuurders

     

aanpak toptalenten en bewegingsonderwijs

     

duurzame kwaliteitsverbetering

     

brede vorming (cultuur, wetenschap en techniek)

     

Lumpsum

138

138

142

142

cao afspraak begeleiding startende leraar

     

cao afspraak professionele ontwikkeling leraren

     

werkdrukvermindering door conciërges en klassenassistenten

     

verminderen zittenblijven

     

Subsidie

33

35

39

39

verhoging budget lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding

     

Implementatie, ICT, verbeterscholen

     

Totaal PO

299

324

404

444

Investeringen in het voortgezet onderwijs

       
         

Prestatiebox

177

203

274

302

professionalisering leraren, schoolleiders en bestuurders

       

aanpak toptalenten

       

opbrengstgericht werken

       

cofinanciering aanpak continu verbeteren

       

meer masters voor de klas

       

Lumpsum

25

29

29

29

werkdrukvermindering door inzet klassenassistenten

       

– 

(academische)opleidingsscholen

       

Subsidie

36

43

36

38

– 

verhoging budget lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding

       

verminderen zittenblijven

       

– 

implementatie en ICT-ondersteuning

       

Totaal VO

238

275

339

369

Investeringen in het middelbaar en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

     

Investeringsdeel kwaliteitsafspraken MBO

195

187

190

190

professionalisering leraren en schoolleiders

     

taal en rekenen

     

professionalisering examenfunctionarissen

     

excellentie

     

Resultaatafhankelijk deel kwaliteitsafspraken

37

136

211

211

studiesucces

     

beroepspraktijkvorming

     

voortijdig schoolverlaten

     

Totaal MBO

231

322

400

400

Totaal investeringen

768

921

1.143

1.213

Artikel

11. STUDIEFINANCIERING

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar Trends in Beeld 2014.

Tabel 11.1 Normbedragen studiefinanciering 2014 per maand in euro's

Normbedragen ho

Normbedragen mbo/bol

 

Uitwonend

Thuiswonend

 

Uitwonend

Thuiswonend

Basisbeurs

€ 279,14

€ 100,25

Basisbeurs

€ 257,93

€ 79,04

Aanvullende beurs

€ 258,35

€ 237,46

Aanvullende beurs

€ 344,98

€ 324,10

Maximaal leenbedrag

€ 295,73

€ 295,73

Maximaal leenbedrag

€ 172,17

€ 172,17

Collegegeldkrediet

€ 152,92

€ 152,92

Collegegeldkrediet

n.v.t.

n.v.t.

Totaal

€ 986,14

€ 786,36

Totaal

€ 775,08

€ 575,31

peildatum 1 januari 2014

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van studiefinanciering worden beschreven in de beleidsagenda.

Studievoorschot

In mei 2014 is er een politiek akkoord gesloten over wijzigingen in de studiefinanciering. Door invoering van een studievoorschot in de vorm van een lening met een terugbetaalregeling tegen sociale voorwaarden voor alle studenten in het hoger onderwijs en een verhoging van de aanvullende beurs voor studenten van minder draagkrachtige ouders, maakt dit akkoord het mogelijk dat iedereen in Nederland die wil studeren, ook kan studeren.

Tegelijkertijd komt er door deze maatregelen geld vrij op de begroting om te investeren in de toegankelijkheid en kwaliteit van het hoger onderwijs en aan hoger onderwijs gerelateerd onderzoek.

Ook bevat het akkoord maatregelen om het leven lang leren in Nederland te stimuleren, zoals uitbreiding van de groep naar 30+ met de mogelijkheden voor het verkrijgen van collegegeldkrediet. Daarnaast wordt de bijverdiengrens in de studiefinanciering afgeschaft.

De OV-kaart

De OV-kaart voor studenten blijft behouden. Uiterlijk per 1 januari 2017 krijgen ook minderjarige deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) recht op de reisvoorziening.

De OV-bedrijven en de overheid zullen, in samenwerking met de onderwijsinstellingen en studenten, bezien hoe de onderwijstijden en reizen van studenten beter kunnen worden gespreid over de dag, zodat de huisvesting van instellingen beter benut kan worden en de spits in het openbaar vervoer kan worden ontzien.

Programma Vernieuwing Studiefinanciering

Voor de uitvoering van het nieuwe stelsel wordt op dit moment in het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) geïnvesteerd in de vernieuwing van de huidige verouderde uitvoeringssystemen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Dit gaat gepaard met de vernieuwing van de corresponderende processen en organisatiedelen. PVS zal uiteindelijk de basis vormen voor een toekomstvaste en efficiëntere uitvoering. De invoering van PVS is naar verwachting begin 2016.

Versterking handhaving studiefinanciering

In lijn met de rijksbrede aanpak van fraude worden voor enkele specifieke onderdelen van de studiefinanciering aanvullende maatregelen getroffen om fraude en misbruik krachtig tegen te gaan. Met name wordt de handhaving versterkt ten aanzien van buitenlandse studenten die in Nederland komen studeren en Nederlandse (ex-)studenten die naar het buitenland vertrekken. Het betreft verbetering van de voorlichting, een investering in fraudedetectie en uitbreiding van al bestaande controles.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 11.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

4.150.351

4.919.618

4.246.402

4.654.404

4.797.345

4.863.739

4.927.007

Totale uitgaven

4.150.351

4.919.618

4.246.402

4.654.404

4.797.345

4.863.739

4.927.007

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100,0%

       
               

Inkomensoverdracht

2.446.647

3.060.505

2.214.066

2.340.172

2.193.552

2.065.351

1.903.267

Basisbeurs

1.226.945

1.340.662

1.224.947

871.683

667.354

503.869

300.197

 

– 

Gift (R)

1.001.245

1.012.764

1.053.070

1.116.036

1.166.952

1.166.262

1.171.760

 

– 

Prestatiebeurs (NR)

225.700

327.898

171.877

– 244.353

– 499.598

– 662.393

– 871.563

Aanvullende beurs

616.914

670.918

690.044

741.451

759.498

782.710

808.121

 

– 

Gift (R)

528.140

541.468

579.416

616.157

640.098

661.135

683.613

 

– 

Prestatiebeurs (NR)

88.774

129.450

110.628

125.294

119.400

121.575

124.508

Reisvoorziening

450.303

836.935

135.506

585.949

644.970

665.537

692.208

 

– 

Bijdrage aan vervoerbedrijven (R)

681.165

1.132.659

414.922

855.574

907.328

928.829

955.118

 

– 

Gift (R)

541.148

533.061

577.661

613.862

644.127

665.460

693.431

 

– 

Prestatiebeurs (R)

– 772.010

– 828.785

– 857.077

– 883.487

– 906.485

– 928.753

– 956.341

Overige uitgaven

152.485

211.990

163.569

141.089

121.730

113.235

102.741

 

– 

Overige uitgaven relevant (R)

103.700

115.096

117.242

119.259

121.197

123.014

124.928

 

– 

Overige uitgaven niet-relevant (NR)

48.785

96.894

46.327

21.830

533

– 9.779

– 22.187

                   

Leningen

1.576.661

1.735.990

1.913.040

2.214.932

2.517.612

2.715.976

2.941.317

 

– 

Rentedragende lening (NR)

1.434.492

1.565.798

1.723.876

2.006.300

2.300.455

2.489.447

2.705.850

 

– 

Collegegeldkrediet (NR)

142.169

170.192

189.164

208.632

217.157

226.529

235.467

               

Bijdragen aan agentschappen

127.043

123.123

119.296

99.300

86.181

82.412

82.423

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs

127.043

123.123

119.296

99.300

86.181

82.412

82.423

Ontvangsten

737.384

770.514

804.481

850.159

907.617

969.427

1.033.623

 

– 

Ontvangen rente en relevant hoofdsom (R)

213.912

228.273

236.592

254.654

283.512

316.430

353.432

 

– 

Kortlopende vorderingen (R)

105.077

88.756

88.329

88.119

87.733

87.368

85.020

 

– 

Terugontvangen hoofdsom (NR)

418.395

453.485

479.560

507.386

536.372

565.629

595.171

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

Tabel 11.3 Indeling Budgettaire gevolgen van beleid naar Relevant en Niet-relevant (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

relevante uitgaven:

2.210.431

2.629.386

2.004.530

2.536.701

2.659.398

2.698.359

2.754.932

niet relevante uitgaven:

1.939.920

2.290.232

2.241.872

2.117.703

2.137.947

2.165.379

2.172.075

relevante ontvangsten:

318.989

317.029

324.921

342.773

371.245

403.798

438.452

niet relevante ontvangsten:

418.395

453.485

479.560

507.386

536.372

565.629

595.171

Budgetflexibiliteit

Alle programmamiddelen zijn meerjarig 100% verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.

Toelichting:

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent relevant voor het kader en daarmee het EMU-saldo, niet relevant heeft alleen effect op de EMU-schuld. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en door de omzetting van uitgekeerde prestatiebeurs in gift (na behalen diploma binnen 10 jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en rentedragende leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen.

Inkomensoverdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Basisbeurs

Een basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat studenten financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten. Door de invoering van het studievoorschot per 1 september 2015 vervalt de basisbeurs voor studenten in het hoger onderwijs.

Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 zijn destijds niet onder het prestatiebeursregime gebracht omdat deelnemers op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het wegnemen van financiële belemmeringen voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2.

Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.

Tabel 11.4 Totaal aantal studerenden met studiefinanciering (vanaf 2014 afgeronde raming)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Studerenden met basisbeurs

645.065

669.400

647.900

504.800

417.800

328.100

266.000

bol

229.484

238.600

247.000

254.500

252.800

248.200

249.700

hbo

277.294

289.100

274.000

183.100

129.300

73.700

16.300

wo

138.287

141.700

126.900

67.200

35.700

6.200

0

Alleen (nul)lening

104.322

107.800

140.900

293.300

384.600

476.900

546.700

bol

5.409

5.600

5.800

6.000

5.900

5.800

5.900

hbo

48.277

50.300

69.300

162.800

221.800

283.200

344.400

wo

50.636

51.900

65.800

124.500

156.900

187.900

196.400

Totaal

749.387

777.200

788.800

798.100

802.400

805.000

812.700

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Toelichting:

Deze gegevens geven een indicatie van het gebruik van de regeling. Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studerenden in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere studerende die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak heeft op studiefinanciering.

Naast de groep studerenden met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (maximale duur is verbruikt), maar nog wel recht heeft op een lening en de reisvoorziening. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot vindt een verschuiving plaats van het aantal studerenden met een basisbeurs naar het aantal studerenden met een (nul)lening. Er zijn vanaf 2015 minder ho-studenten met een basisbeurs en meer ho-studenten met alleen een (nul)lening.

In de gegevens zijn de aantallen studerenden die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen opgenomen. Ter indicatie: in 2013 betrof dit circa 10.000 studenten in het ho en 650 in de bol.

Tabel 11.5 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma)

110.606

124.238

129.261

130.125

129.109

127.291

125.551

bol omzettingen prestatiebeurs in gift

187.213

193.309

207.450

222.647

236.452

245.701

252.174

ho direct gift (ho met diploma)

4.670

4.983

4.981

4.977

5.000

5.035

5.071

ho omzettingen prestatiebeurs in gift

698.756

690.233

711.378

758.287

796.391

788.235

788.965

Totaal

1.001.245

1.012.764

1.053.070

1.116.036

1.166.952

1.166.262

1.171.760

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Tabel 11.6 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

bol toekenningen

234.212

254.665

260.967

269.147

267.498

262.407

265.087

bol omzettingen

– 187.213

– 193.309

– 226.940

– 248.319

– 262.324

– 271.495

– 281.628

ho toekenningen

925.618

1.006.247

932.156

579.696

380.741

219.717

72.896

ho omzettingen

– 746.916

– 739.705

– 794.305

– 844.877

– 885.513

– 873.023

– 927.918

Totaal

225.700

327.898

171.878

– 244.353

– 499.598

– 662.394

– 871.563

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Toelichting:

In de tabellen 11.5 en 11.6 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot daalt het aantal toekenningen in het ho vanaf 2015.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de investering van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.

Studerenden in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Tabel 11.7 Totaal aantal studerenden met een aanvullende beurs (vanaf 2014 afgeronde raming)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

bol

106.760

110.800

114.500

122.400

121.600

119.500

120.200

hbo

82.873

86.400

87.400

90.600

91.900

93.400

94.400

wo

26.765

27.400

27.300

28.000

28.100

28.300

28.700

Totaal

216.398

224.600

229.200

241.000

241.600

241.200

243.300

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Toelichting:

Het aantal studerenden met een aanvullende beurs geeft een indicatie van het gebruik van deze regeling. Uit de vergelijking van deze gegevens met de aantallen basisbeurs uit tabel 11.4 blijkt dat in 2015 ongeveer 35% van de studerenden met een basisbeurs een aanvullende beurs ontvangt. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat de overheid er niet op aanstuurt dat meer of minder studerenden een aanvullende beurs ontvangen.

Tabel 11.8 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma)

219.124

239.137

247.577

262.649

262.622

260.653

261.886

bol omzettingen prestatiebeurs in gift

121.248

124.617

130.570

136.556

145.851

154.320

163.281

ho direct gift (ho met diploma)

35.416

39.767

52.289

56.055

56.967

57.831

57.187

ho omzettingen prestatiebeurs in gift

152.352

137.947

148.980

160.897

174.658

188.332

201.259

Totaal

528.140

541.468

579.416

616.157

640.098

661.135

683.613

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Tabel 11.9 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

bol toekenningen

146.730

158.418

163.669

168.334

167.346

164.475

165.486

bol omzettingen

– 121.248

– 124.617

– 140.971

– 149.368

– 158.576

– 166.815

– 177.425

ho toekenningen

234.261

252.832

256.996

287.795

306.387

333.720

359.619

ho omzettingen

– 170.969

– 157.182

– 169.066

– 181.468

– 195.757

– 209.804

– 223.173

Totaal

88.774

129.450

110.628

125.294

119.400

121.575

124.508

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Toelichting:

In de tabellen 11.8 en 11.9 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd. Voor de huidige studenten is deze naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend). De aanvullende beurs is vanaf 2010 met € 22 per jaar verhoogd (prijspeil 2009) conform een wetswijziging betreffende het collegegeld.

Voor studenten in het hoger onderwijs die onder het studievoorschot vallen, wordt de aanvullende beurs verhoogd met maximaal € 127,87 per maand voor thuiswonende- en maximaal € 106,98 per maand voor uitwonende studenten. De woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) is dan niet langer bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs.

Naast de prijscomponent is het verloop van deze uitgaven voor een groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders. Naast de deelname aan het onderwijs spelen hierbij exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 11.10 Totaal aantal studenten met reisvoorziening (vanaf 2014 een afgeronde raming)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal gebruikers van het reisrecht

637.645

660.900

670.300

677.700

840.300

841.700

845.800

bol

202.518

210.200

217.200

223.400

381.000

376.100

375.100

ho

435.127

450.700

453.100

454.300

459.300

465.600

470.700

Aantal RBS

17.688

18.200

18.400

18.500

18.700

18.800

19.100

bol

2.553

2.600

2.700

2.800

2.800

2.700

2.800

ho

15.135

15.600

15.700

15.700

15.900

16.100

16.300

Totaal

655.333

679.100

688.700

696.200

859.000

860.500

864.900

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Toelichting:

De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (RBS).

Voltijdstudenten in het ho kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en één uitloopjaar. Meerderjarige deelnemers in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en drie uitloopjaren. Uiterlijk per 1 januari 2017 krijgen ook minderjarige deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) recht op de reisvoorziening.

De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.

Tabel 11.11 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Betaling aan vervoerbedrijven

681.165

1.132.659

414.922

855.574

907.328

928.829

955.118

bol prestatiebeurs

– 222.726

– 239.353

– 252.270

– 264.663

– 268.128

– 268.555

– 275.613

bol omzettingen

144.958

157.026

171.211

187.890

201.478

211.090

221.161

ho prestatiebeurs

– 549.284

– 589.432

– 604.807

– 618.824

– 638.357

– 660.198

– 680.727

ho omzettingen

370.278

348.559

378.312

397.217

413.214

424.212

441.309

RBS en overig

25.912

27.476

28.138

28.755

29.436

30.159

30.961

Totaal reisvoorziening

450.303

836.935

135.506

585.949

644.970

665.537

692.208

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Toelichting:

De toelichting op de ontwikkeling van de uitgaven reisvoorziening is voor een groot deel vergelijkbaar met die op de uitgaven basisbeurs. Daarnaast nemen de kosten toe doordat ook minderjarige deelnemers in de bol recht op de reisvoorziening krijgen. Voor de OV-studentenkaart heeft een kasschuif van 2015 naar 2014 van € 450 miljoen plaatsgevonden voor de optimalisatie van het kasritme van de staat. Dit verklaart de hogere betaling aan vervoerbedrijven in 2014 en de lagere betaling in 2015. Contractueel is vastgelegd dat OCW de vergoeding voor de OV-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen.

Overige uitgaven

De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder achterstallige rechten en boekingen tussen relevante en niet-relevante uitgaven. Op dit artikelonderdeel staan ook de uitgaven geraamd voor EG-studerenden, voorschotten en handbetalingen.

Leningen

De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren. Leenfaciliteiten kunnen worden gebruikt als alternatief voor of in combinatie met bijverdiensten. Hiermee kunnen studerenden voorkomen dat bijverdienen ten koste van de studie gaat. Door het studievoorschot worden de leenmogelijkheden verruimd.

Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het ho gebruik maken van het collegegeldkrediet. Studenten kunnen het verschuldigde collegegeld jaarlijks lenen, met een jaarlijks maximum bedrag van 5 keer het wettelijke collegegeldbedrag.

Tabel 11.12 Niet-relevante uitgaven leenfaciliteit (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Rentedragende lening

1.343.509

1.471.693

1.580.172

1.849.288

2.139.490

2.332.574

2.469.259

Omzettingen Prestatiebeurs naar RL

90.983

94.105

143.705

157.011

160.966

156.872

236.591

Collegegeldkrediet

142.169

170.192

189.164

208.632

217.157

226.529

235.467

Totaal

1.576.661

1.735.990

1.913.040

2.214.932

2.517.612

2.715.976

2.941.317

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Toelichting:

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld zoals de rentedragende leningen en het collegegeldkrediet. In de komende jaren zal meer worden geleend als gevolg van de invoering van het studievoorschot.

Bijdragen aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.

Tabel 11.13 Terugbetaling studieleningen (langlopende vorderingen) (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Hoofdsom (NR)

418.395

453.485

479.560

507.386

536.372

565.629

595.171

Relevante rentedragende lening

3.656

3.027

2.345

1.816

1.407

1.090

844

Rente ontvangsten

204.922

219.950

229.087

247.810

277.206

310.567

347.937

Renteloos voorschot

5.334

5.296

5.160

5.028

4.899

4.773

4.651

Totaal ontvangsten

632.307

681.758

716.152

762.040

819.884

882.059

948.603

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Toelichting:

De ontvangsten ontstaan door terugbetaling van studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer is geleend. De terugontvangen hoofdsom is een niet-relevante ontvangst en de ontvangen rente is relevant. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is. Deze ontvangsten zijn aflopend.

Tabel 11.14 kortlopende vorderingen (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Achterstallig Lager Recht (ALR)

48.662

48.662

48.662

48.662

48.662

48.662

48.662

Reisvergoeding

46.724

30.852

30.852

30.852

30.852

30.852

30.852

Overig

9.692

9.242

8.816

8.606

8.220

7.855

5.506

Totaal Kortlopende vorderingen

105.077

88.756

88.329

88.119

87.733

87.368

85.020

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Toelichting:

De kortlopende vorderingen ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd.

Artikel

12. TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

Artikel

Algemene doelstelling

De tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten zorgt ervoor dat (ouders van) leerlingen in het voortgezet onderwijs (vo), deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) en studenten aan een lerarenopleiding de financiële mogelijkheden hebben om onderwijs te volgen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland.

Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd. Ouders zijn ervoor verantwoordelijk dat hun minderjarige kind onderwijs volgt. De overheid financiert een tegemoetkoming indien ouders, gezien hun inkomen, niet draagkrachtig genoeg zijn om de kosten van hun schoolgaande minderjarige kinderen (middelbaar beroepsonderwijs) alleen te dragen. Hiermee borgt de overheid de toegankelijkheid van het onderwijs. Vanaf 18 jaar ligt de verantwoordelijkheid voor het volgen van onderwijs primair bij de leerling (voortgezet onderwijs) of student (lerarenopleiding) zelf. Hij/zij kan dan zelf in aanmerking komen voor een tegemoetkoming bestaande uit een maandelijkse basistoelage en een eventuele bijdrage in de schoolkosten.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren over onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt verwezen naar Trends in Beeld 2014.

Tabel 12.1 Normbedragen WTOS in euro’s (per maand, tenzij anders vermeld)
 

Schoolkosten

Les- of cursusgeld

Basistoelage thuiswonend

Basistoelage uitwonend

TS 17- (onder de 18 jaar):1

       

– 

mbo 17-

690,93

     

– 

vavo en niet bekostigd vo 17-

340,16

1.118,00

   
           

TS 18+ (vanaf 18 jaar):

       

– 

vo onderbouw

76,70

 

108,80

253,66

– 

niet bekostigd vo onderbouw

105,03

93,17

108,80

253,66

– 

vo bovenbouw

83,99

 

108,80

253,66

– 

niet bekostigd vo bovenbouw

112,35

93,17

108,80

253,66

– 

vso

50,96

 

108,80

253,66

– 

vavo

112,35

93,17

108,80

253,66

           

Vo 18+ deeltijd en vavo 18+ deeltijd:1

       

– 

bij 540 of meer lesminuten per week

302,35

355,20

   

– 

tussen 270 en 540 minuten per week

203,70

236,80

   
           

Lerarenopleidingen1

706,66

567,23

Peildatum schooljaar 2014/2015

X Noot
1

bedragen per schooljaar

Toelichting:

De normbedragen zijn gedifferentieerd naar schoolsoort en naar fase (boven- en onderbouw) op basis van kostenverschillen. Havo 4 en 5 en vwo 4, 5 en 6 worden tot de vo bovenbouw gerekend, de andere schoolsoorten in het vo tot de onderbouw.

De tegemoetkoming in les- of cursusgeld wordt alleen uitgekeerd als de scholier les- of cursusgeldplichtig is. In het bekostigd onderwijs is dit vanaf 18 jaar, in het aangewezen onderwijs is dit vanaf 16 jaar.

Beleidswijzigingen

In het Regeerakkoord is besloten de WTOS 17- budgettair neutraal onder te brengen in het kindgebonden budget voor ouders van kinderen van 16–17 jaar.

Het wetsvoorstel «Wet hervorming kindregelingen» is op 24 juni 2014 in de Eerste Kamer aangenomen.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 12.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 12 (bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

105.925

107.659

89.214

88.963

89.435

89.426

89.550

Totale uitgaven

105.925

107.659

89.214

88.963

89.435

89.426

89.550

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100,0%

       
               

Inkomensoverdracht

88.242

90.663

71.644

71.522

71.979

71.969

72.093

TS 17-

16.476

17.342

0

0

0

0

0

 

– 

Minderjarige deelnemers bol (R)

16.476

17.342

0

0

0

0

0

TS 18+

6.064

6.064

6.064

6.064

6.064

6.064

6.064

 

– 

Tegemoetkoming lerarenopleiding (tlo) (R)

4.576

4.576

4.576

4.576

4.576

4.576

4.576

 

– 

Deeltijd vo (R)

1.488

1.488

1.488

1.488

1.488

1.488

1.488

VO 18+

65.702

67.257

65.580

65.458

65.915

65.905

66.029

 

– 

Volwassenenonderwijs (vavo) (R)

5.247

5.907

6.031

5.916

5.616

5.292

5.244

 

– 

Meerderjarige scholieren vo (R)

54.459

55.149

53.342

53.209

53.809

53.999

54.139

 

– 

Meerderjarige scholieren vso (R)

4.743

4.948

4.954

5.080

5.237

5.361

5.393

 

– 

STOEB/ALR (NR)

1.253

1.253

1.253

1.253

1.253

1.253

1.253

                   

Bijdragen aan agentschappen

17.683

16.996

17.570

17.441

17.456

17.457

17.457

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs (R)

17.683

16.996

17.570

17.441

17.456

17.457

17.457

Ontvangsten

4.709

4.764

3.709

3.706

3.726

3.725

3.731

 

– 

TS 17- (R)

941

1.307

269

259

220

170

141

 

– 

TS 18+ (R)

703

703

703

703

703

703

703

 

– 

VO 18+ (R)

3.065

2.754

2.737

2.744

2.803

2.852

2.887

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

Alle programmamiddelen zijn meerjarig 100% verplicht op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.

Inkomensoverdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Onderstaande aantallen geven een indicatie van het gebruik van de diverse regelingen. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld. Uitgangspunt is dat de WTOS wordt benut door de groepen voor wie ze bedoeld is.

Tabel 12.3 Aantal gebruikers per regeling (vanaf 2013 afgeronde raming)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal gebruikers TS 17-

27.700

28.500

29.700

30.300

30.500

30.400

30.100

Aantal gebruikers TS 18+

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

Aantal gebruikers VO 18+

35.600

34.800

34.000

34.000

34.300

34.300

34.400

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Bijdragen aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

De geraamde ontvangsten hebben betrekking op te veel of ten onrechte uitgekeerde WTOS-uitkeringen

artikel

13. LESGELD

artikel

Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs.

Rol en verantwoordelijkheid

Financieren: De Minister financiert een groot deel van de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs, omdat de maatschappij baat heeft bij geschoolde burgers. Het individu heeft echter ook profijt van scholing en betaalt daarom lesgeld.

Indicatoren/kengetallen

In de Les- en cursusgeldwet is vastgelegd voor wie, wanneer en op welke wijze het lesgeld wordt vastgesteld. De hoogte van het lesgeld wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene prijsontwikkeling. In onderstaande tabel staan de lesgeldbedragen (vastgesteld tot en met 2014/15) aangegeven.

Tabel 13.1 Lesgeldbedrag (bedragen x € 1)
 

2013/14

2014/15

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

2019/20

Lesgeld

1.090

1.118

1.118

1.118

1.118

1.118

1.118

Beleidswijzigingen

Er zijn voor dit artikel geen beleidswijzigingen

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 13.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 13 (bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

7.005

7.116

7.515

7.510

7.504

7.464

7.438

Totale uitgaven

7.005

7.116

7.515

7.510

7.504

7.464

7.438

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100,0%

       
               

Bijdragen aan agentschappen

7.005

7.116

7.515

7.510

7.504

7.464

7.438

– 

Dienst Uitvering Onderwijs

7.005

7.116

7.515

7.510

7.504

7.464

7.438

Ontvangsten lesgeld

205.687

240.561

246.227

254.566

268.725

276.790

278.215

Budgetflexibiliteit

De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Les- en cursusgeldwet.

Bijdragen aan agentschappen

Toelichting op de financiële instrumenten

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. De geraamde uitgaven betreffen het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

Met het vragen van lesgeld wordt door deelnemers en leerlingen van 18 jaar en ouder een bijdrage geleverd in de kosten van het onderwijs.

Tabel 13.3 Aantal lesgeldplichtigen (raming afgerond)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

bol/vo

225.400

234.200

242.000

248.900

247.200

242.800

244.300

Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF

Toelichting:

Bovenstaande tabel geeft een beeld van het bereik van de regeling. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het aantal lesgeldplichtigen een afgeleide is van de demografische ontwikkelingen en de keuze van opleiding door de deelnemers/leerlingen.

Artikel

14. CULTUUR

Artikel

Algemene doelstelling

Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het erfgoed.

Rol en verantwoordelijkheid

De verantwoordelijkheid van de Minister is in de wet verankerd. De Minister is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het instandhouden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen. Overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid zijn daarbij leidend. Dit is aanvullend op het cultuuraanbod dat zonder betrokkenheid van de overheid tot stand komt.

Financieren: De Minister heeft een financierende rol door het bekostigen van de basisinfrastructuur cultuur en subsidiëring van specifieke (wettelijke) programma's en regelingen op de terreinen Erfgoed, Kunsten, Letteren en Bibliotheken.

Stimuleren: De Minister heeft een stimulerende rol bij het versterken van de cultuursector door programma’s als ondernemerschap en internationaal cultuurbeleid.

Regisseren: De Minister heeft een regisserende rol bij de uitvoering van en toezicht op het behoud en beheer van het erfgoed, op grond van de Monumentenwet, Archeologiewet en de Archiefwet. Toezicht op naleving van deze wetten ligt bij de Erfgoedinspectie. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is onder andere belast met de uitvoering van de Monumentenwet. Het Nationaal Archief geeft uitvoering aan de Archiefwet.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 14.1 Indicatoren

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2015

Streefwaarde (jaartal)

6

Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

     
         
 

a

Eigen inkomsten

     
   

Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS (musea en presentatie-instellingen beeldende kunst) dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 21,5%

76% (2010–2011)

87,5%

100% (2016)

   

Percentage podiumkunstinstelling en filmfestivals in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 25,5%

69% (2010–2011)

87,5%

100% (2016)

 

b

Aantal bezoeken

     
   

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) BIS

2,6 miljoen (2009)

2,2 miljoen

2,2 miljoen (2015)

   

Aantal bezoeken gesubsidieerde musea

5,7 miljoen (2009)

7,5 miljoen

7,1 miljoen (2015)

Eigen inkomsten

Basiswaarde: 76% of 69% van de BIS instellingen met een eigen inkomstennorm behaalde een gemiddelde eigen inkomstenpercentage in 2010 en 2011 van 21,5% of 25,5% of meer.

Streefwaarde: De instapnorm voor de subsidieperiode 2013–2016 bedroeg 17,5%. Er wordt uitgegaan van 1% groei per jaar. De instapnorm voor de volgende subsidieperiode (2017–2020) is 21,5% voor alle cultuurproducerende instellingen en 25,5% voor podiumkunstinstellingen en filmfestivals. Rekening houdend met deze groei en fluctuaties per jaar, is de streefwaarde voor 2015 dat minimaal 87,5% van de instellingen minimaal 21,5% of 25,5% eigen inkomsten behaald ten opzichte van de totale structurele overheidssubsidies.

Aantal bezoeken:

Het verwachte aantal bezoeken voor 2015 is gebaseerd op de realisatie op het jaar 2013 (2,2 miljoen voor podiumkunstinstellingen en 7,5 miljoen voor musea). Hierbij is rekening gehouden met uitschieters in 2013.

Meer indicatoren rondom de doelen en functies van het cultuurstelsel worden in woord, beeld en cijfers gepresenteerd op Trends in Beeld en Cultuur in Beeld.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van talentontwikkeling, de Erfgoedwet en de Bibliotheekwet en de extra investering op het terrein van de Creatieve Industrie worden beschreven in de beleidsagenda.

Een aanvulling hierop is de uitgangspuntenbrief Cultuur die in 2015 aan de Tweede Kamer verzonden zal worden en die het begin markeert van de nieuwe subsidieperiode 2017–2020. In deze brief worden de uitgangspunten en de inhoudelijke en procedurele kaders voor de komende periode opgenomen.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 14.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 14 (bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

819.023

940.680

892.898

2.720.181

913.749

892.889

891.422

Waarvan garantieverplichtingen

621.806

629.000

629.000

629.000

629.000

629.000

629.000

Totale uitgaven

704.732

721.954

733.744

747.018

759.042

738.182

736.175

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

97,1%

       
                   

Bekostiging

582.720

613.186

614.211

620.683

652.342

631.124

631.124

 

– 

Culturele basisinfrastructuur

465.339

481.725

480.811

480.083

476.928

476.598

476.598

   

Vierjaarlijkse instellingen

330.253

328.044

327.558

327.392

325.037

325.036

325.036

   

Vierjaarlijkse fondsen

135.086

153.681

153.253

152.691

151.891

151.562

151.562

 

– 

Monumentenzorg

82.392

79.790

82.691

82.691

82.691

82.691

82.691

 

– 

Archieven incl. Regionale Historische Centra

23.580

24.905

24.905

24.905

24.905

24.905

24.905

 

– 

Investeringen huisvesting rijksgesubsidieerde musea

1.362

15.466

14.242

14.242

38.256

17.368

17.368

 

– 

Cultuureducatie met Kwaliteit

10.000

10.000

10.000

17.500

28.000

28.000

28.000

 

– 

Archeologie

47

1.300

1.562

1.262

1.562

1.562

1.562

                   

Subsidies

87.592

64.248

72.516

80.050

78.964

80.566

78.559

 

– 

Verbreden inzet cultuur

4.859

8.809

8.687

8.151

8.151

8.151

8.151

 

– 

Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS)

6.282

7.510

7.323

8.775

7.971

8.471

6.471

 

– 

Programma bibliotheekvernieuwing

17.963

17.942

25.942

27.142

28.542

30.142

30.142

 

– 

Programma leesbevordering

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

 

– 

Programma CRISP

2.375

2.612

0

0

0

0

0

 

– 

Programma erfgoed en ruimte

0

4.123

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

 

– 

Programma ondernemerschap

2.692

1.821

1.737

1.737

500

0

0

 

– 

Specifiek cultuurbeleid

21.319

14.931

17.977

23.395

22.950

22.952

22.945

 

– 

Regeling frictie- en transitiekosten culturele basisinfrastructuur 2009–2012

29.252

3.650

0

0

0

0

0

                   

Opdrachten

1.708

5.062

4.062

4.062

3.262

2.362

2.362

 

– 

Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis

1.708

5.062

4.062

4.062

3.262

2.362

2.362

                   

Bijdragen aan agentschappen

29.527

35.823

39.710

38.978

21.229

20.885

20.885

 

– 

Nationaal Archief

29.527

35.823

39.710

38.978

21.229

20.885

20.885

                   

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

3.185

3.635

3.245

3.245

3.245

3.245

3.245

 

– 

Uitvoering internationale verdragen

1.737

2.585

2.310

2.310

2.310

2.310

2.310

 

– 

Uitvoering internationale contributies

1.405

990

875

875

875

875

875

 

– 

Europese samenwerking

43

60

60

60

60

60

60

Ontvangsten

9.613

2.304

780

494

494

494

494

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor Artikel 14 is in 2015 97,1% juridisch verplicht.

Bekostiging:

Het beschikbare budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Aan de juridische verplichting ligt de regeling op het specifiek cultuurbeleid ten grondslag op basis waarvan voor 4 jaar aan de instellingen en cultuurfondsen in de basisinfrastructuur is beschikt. Daarnaast betreffen het verplichtingen op basis van de monumentenwet en de archiefwet. Tot slot zijn ook de middelen voor cultuuronderwijs meerjarig verplicht.

De kosten voor instandhouding huisvesting van de musea zijn beleidsmatig verplicht op grond van de programmering van de Rijksgebouwendienst. Met de brief van 13 december 2013 over huisvesting musea is het voornemen geuit om uiterlijk 1 januari 2017 de beschikbare begrotingsmiddelen voor huisvesting en investeringen toe te voegen aan de langjarige bekostiging van de musea.

Subsidies:

Van het beschikbare budget is in 2015 70,2% juridisch verplicht. Dit is een deel van verschillende programma’s, zoals Verbreden inzet Cultuur, het Programma Bibliotheekvernieuwing en Internationaal Cultuurbeleid, die ingezet zijn in het kader van het cultuurbeleid.

Het resterende deel van het budget is voor een belangrijk deel beleidsmatig verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage en de toelichting op de instrumenten.

Opdrachten:

69,1% van het beschikbare budget is verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar dit budget volledig wordt verplicht.

Bijdragen aan agentschappen:

Betreft de rijksbijdrage aan Nationaal Archief. Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties:

Dit betreft contributies aan verdragen en lidmaatschappen waaraan Nederland deelneemt. Contributies lopen door zolang Nederland lid is van de desbetreffende verdragen en dragen bij aan de uitvoering van internationale afspraken. Het budget voor 2015 is 98,3% juridisch verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de instrumenten.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Culturele basisinfrastructuur

De culturele basisinfrastructuur wordt voor een periode van vier jaar bekostigd. Het cultuurstelsel voor de periode 2013–2016 is beschreven in de brief besluiten over de culturele basisinfrastructuur van 18 september 2012. De culturele basisinfrastructuur bestaat uit instellingen op het gebied van de podiumkunsten (toneel, dans, opera en orkesten), de beeldende kunsten, film, musea, letteren en bibliotheken, architectuur, vormgeving, nieuwe media, cultuureducatie en een aantal bovensectorale instellingen. Daarnaast zijn er de zes cultuurfondsen die sectoraal zijn georganiseerd. De cultuurfondsen spelen een belangrijke rol in het cultuurstelsel. Door middel van flexibele en kortlopende subsidieregelingen kunnen zij de dynamiek en vernieuwing in de cultuur op de voet volgen en zijn zij in staat snel op sectorale ontwikkelingen te reageren.

Monumentenzorg

Het stelsel van de monumentenzorg is in 2011 gemoderniseerd. De brief van 16 september 2011 geeft informatie over de wijze waarop subsidie voor instandhouding en restauratie van rijksmonumenten vanaf 2012 ingezet zal worden. In de Beleidsbrief inzake wijzigingen in de instandhoudingssubsidie voor rijksmonumenten per 2013 wordt uiteengezet hoe het vernieuwde Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM) vorm zal krijgen.

Archieven inclusief Regionaal Historische Centra

OCW draagt bij aan de kosten van bewaring en presentatie van de rijksarchieven uit de provincie door de Regionaal Historische Centra, die in elke provinciehoofdstad, behalve in Zuid-Holland, zijn gevestigd. In 2015 wordt in samenwerking met vertegenwoordigers uit de archiefsector uitvoering gegeven aan het Archiefconvenant 2012–2016. Hiermee wordt beoogd overheidsinformatie duurzaam te beheren en een eigentijdse invulling te geven aan het begrip openbaarheid. Het uitvoeringsprogramma wordt gecoördineerd door het Nationaal Archief.

Investeringen huisvesting rijksgesubsidieerde musea

Deze middelen zijn beoogd om de huisvesting van collecties van rijksgesubsidieerde musea geschikt en toegankelijk te maken voor het publiek. Te denken valt hierbij aan de zorg voor binnenklimaat, daarbij vereiste kwaliteit van de aanwezige installaties en investeringen in veiligheid zoals brand-, inbraak- als arbo-voorzieningen.

Cultuureducatie met kwaliteit

De uitvoering van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit wordt voortgezet. Over de voortgang van het programma is de Tweede Kamer met brief van 20 juni 2014 geïnformeerd. Door inzet van drie parallelle trajecten waaraan zowel het onderwijs, de culturele instellingen als de gemeenten en provincies deelnemen wordt de kwaliteit van cultuureducatie bevorderd. De reeds lopende acties in het kader van het programma worden voortgezet.

Archeologie

Deze middelen zijn bestemd voor de uitvoering van de verbetervoorstellen naar aanleiding van de evaluatie op de archeologiewetgeving die met de brief van 7 februari 2012 aan de Tweede Kamer is gestuurd. Daarnaast besteedt de rijksoverheid middelen aan het beheer en onderhoud van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van verscheidene beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 4: Subsidies).

Verbreden inzet cultuur

Voor de financiering van de cultuurkaart is meerjarig een budget opgenomen van € 4,9 miljoen per jaar. Daarnaast zijn middelen beschikbaar voor digitaliseringprojecten in de cultuursector.

Internationaal Cultuurbeleid

Het internationaal cultuurbeleid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van OCW en BuZa. Het doel is een bijdrage te leveren aan het internationaal niveau van Nederlandse topinstellingen, een vooraanstaande internationale marktpositie van kunstenaars en cultuur, het Nederlands economisch belang en de culturele diplomatie.

Voor creatieve industrie, één van de negen topsectoren, is de internationale marktpositie prioriteit. Het gaat hier om de ontwerpsectoren architectuur, vormgeving en e-cultuur. OCW en BuZa financieren samen een internationaliseringsprogramma voor de periode 2013–2016.

Programma Bibliotheekvernieuwing

De beoogde ingangsdatum van Wet Stelsel Openbare Bibliotheken is 1 januari 2015. Daarin wordt geregeld dat de Koninklijke Bibliotheek als nationale bibliotheek van Nederland de activiteiten van de landelijke stelseltaken en de bibliotheekvernieuwing voortzet. Het beheer, de verdere ontwikkeling en ontsluiting van de landelijke digitale bibliotheek maken er onderdeel van uit. De regierol en bijbehorend uitvoeringsbudget van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken worden geïntegreerd in de organisatie van de Koninklijke Bibliotheek.

Programma leesbevordering

Het Actieplan Kunst van Lezen 2012–2015 heeft een sterke samenhang met het Actieplan Laaggeletterdheid 2012–2015. Cultuureducatie neemt binnen het cultuurbeleid een belangrijke plaats in. Door zijn programmatische opzet levert Kunst van Lezen een wezenlijke, aanvullende bijdrage aan de reguliere subsidieverstrekking aan culturele instellingen en scholen. Tevens versterkt het programma de maatschappelijke functie die openbare bibliotheken vervullen en ondersteunt daarmee de bibliotheekvernieuwing. De belangrijkste activiteiten binnen het programma zijn:

  • taalstimulering door leesbevordering en onderzoek;

  • uitbreiding Boekstart naar de kinderopvang;

  • uitbreiding Bibliotheek op school naar het Voortgezet Onderwijs.

Programma CRISP

Het programma Creative Industry Scientific Programme (CRISP) was een meerjarig onderzoeksprogramma tot en met 2014 voor de creatieve industrie. Het beoogde de samenwerking te bevorderen (binnen Nederland) tussen bedrijfsleven, ontwerpers en onderzoekers. Binnen het programma worden product-dienst-systemen ontwikkeld, die oplossingen bieden voor maatschappelijke problemen zoals vergrijzing en toenemende behoefte aan zorg bij een afnemend budget.

Programma erfgoed en ruimte

Deze middelen zijn bestemd voor de uitvoering van het programma Visie Erfgoed en Ruimte vanaf 2013. Hierin geeft het rijk aan welke cultuurhistorische gebieden en opgaven van (inter)nationaal belang worden geacht en waar het rijk een rol ziet in het gebiedsgerichte erfgoedmanagement.

Programma ondernemerschap

Het programma Ondernemerschap Cultuur heeft als doel het versterken van ondernemerschap in de culturele sector. Zowel bij instellingen als bij makers. Het programma bestaat uit vier onderdelen; het programma Leiderschap in Cultuur; de communicatiestrategie Cultuur, Daar Geef Je Om, het programma Wijzer Werven en als laatste onderdeel, ondersteuning van individuele makers bij het opbouwen van de beroepspraktijk. De branche is betrokken bij ondersteuning van ondernemerschap.

Specifiek Cultuurbeleid

Onder specifiek cultuurbeleid zijn verschillende kleinere subsidiebudgetten opgenomen.

De Actieagenda architectuur en ruimtelijk ontwerp 2013–2016 is een interdepartementaal werkprogramma. De middelen voor architectuur en ruimtelijk ontwerp worden gebruikt om de positie van het ontwerp en de ontwerpers te versterken.

Onder deze post vallen daarnaast het budget voor de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog en de bijdrage aan het Jheronimus Bosch jaar. Ten slotte gaat het om de middelen die in de Museumbrief beschikbaar zijn gesteld voor het stimuleren van samenwerkingsinitiatieven, digitalisering, bescherming en zichtbaarheid van de collecties. Vanaf 2016 zijn middelen gereserveerd voor een bijdrage aan de Europese Culturele Hoofdstad.

Regeling frictie- en transitiekosten culturele basisinfrastructuur

De Regeling frictie- en transitiekosten was bestemd voor instellingen waarvan de subsidie vanaf 2013 werd beëindigd of substantieel verlaagd wordt. Deze instellingen hebben, onder voorwaarden, aanspraak kunnen maken op compensatie van het rijk voor frictie- en transitiekosten. Er kan geen aanspraak meer gemaakt worden op deze regeling.

Opdrachten

Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis

Dit budget is bestemd voor opdrachten die bestaan uit het inhuren van bureaus voor beleidsonderzoek, evaluaties, visitatie/monitoring en versterking van de kennisbasis in de cultuursector.

Bijdragen aan agentschappen: Nationaal Archief

Deze middelen betreffen de rijksbijdrage aan het Nationaal Archief. De baten en lasten van deze dienst worden apart in de begroting opgenomen.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

Naast de prioriteiten die onder internationaal cultuurbeleid zijn genoemd, is Nederland aan een aantal verplichtingen gebonden en draagt Nederland bij aan de uitvoering van internationale verdragen. Dit geldt voor de UNESCO erfgoedverdragen voor werelderfgoed, immaterieel erfgoed, de bescherming van cultureel erfgoed bij gewapend conflict en de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen. Ook wordt in dit kader bijgedragen aan het Europees filmprogramma (Eurimages) en de Nederlandse Taal Unie.

Artikel

15. MEDIA

Artikel

Algemene doelstelling

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, dat toegankelijk blijft voor alle lagen van de bevolking.

Rol en verantwoordelijkheid

Media hebben een prominente rol in onze democratie en cultuur. Wat we zien, horen en lezen, beïnvloedt ons beeld van de wereld en onze opvattingen. Daarom borgt de Minister vier publieke belangen in het mediabeleid, waar zij verantwoordelijk voor is: onafhankelijkheid, verscheidenheid, kwaliteit en toegankelijkheid. De Minister heeft specifieke zorg voor het stelsel van landelijke, regionale en lokale publieke omroepen en de daarvoor relevante wet- en regelgeving. De Minister heeft naast een financierende rol, vooral ook een regisserende rol.

Financieren: De Minister financiert de landelijke en regionale publieke omroep, en enkele andere aan de omroep verbonden instellingen. De taakopdracht is wettelijk bepaald en het budget van de publieke omroep is vastgesteld met behoud van afstand tot de uitvoering en inhoud. Op basis van het concessiebeleidsplan sluit de Minister elke vijf jaar een prestatieovereenkomst met de publieke omroep. Verder is de Minister verantwoordelijk voor instrumenten ter bevordering van culturele producties, documentaires, drama, kunst- en kinderprogramma’s, het steunen en stimuleren van een onafhankelijke en kwalitatief goede journalistieke infrastructuur (Stichting Stimuleringsfonds voor de Journalistiek) en voor het bevorderen van mediawijsheid (NICAM en Mediawijzer.net).

Regisseren: Als regisseur is de Minister verantwoordelijk voor de wetgeving ten aanzien van de taak en organisatie van de publieke omroep en voor wetgeving voor commerciële media. De regels voor commerciële omroepen vloeien voornamelijk voort uit Europese richtlijnen over audiovisuele mediadiensten. Verder is de Minister als regisseur verantwoordelijk voor wetgeving met betrekking tot omroepdistributie. Het doel daarvan is de toegang tot een gevarieerd media-aanbod te bevorderen en te verzekeren.

De OCW-begroting wordt in het najaar nader uitgewerkt in de mediabegrotingsbrief, die als basis dient voor de begrotingsbehandeling van dit artikel 15 door de Tweede Kamer. Deze brief geeft een gedetailleerde vooruitblik op het nieuwe jaar, een uitwerking van de maatregelen op het gebied van media alsmede een terugblik op de realisatie van voorgaand jaar.

Op basis van het vijfjaarlijkse concessiebeleidsplan heeft de Minister voor de erkenningperiode die loopt tot en met 2015, een prestatieovereenkomst afgesloten met de landelijke publieke omroep. Over de uitvoering van deze prestatieovereenkomst rapporteert de landelijke publieke omroep jaarlijks aan de Minister. Deze verantwoording wordt gevalideerd door het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat voor de Media kan ook een boete opleggen als de publieke omroep de prestatieovereenkomst niet naleeft. Zowel de verantwoording als de validatie wordt als bijlage bij de mediabegrotingsbrief aan de Tweede Kamer verzonden.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 15.1 Indicatoren

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2015

Streefwaarde (jaartal)

7

Een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking

   

De uitzendingen van de publieke omroep onderscheiden zich van die van de commerciële omroepen door een blijvend hogere kwalitatieve waardering door de Nederlandse bevolking

7,1 (2010)

7,0

7,0 (2015)

Bron: Onderzoek van Ipsos

Toelichting:

In het onderzoek van Ipsos onderzoek is de waardering van de publieke omroep afgezet tegen de waardering van de commerciële omroepen.

Met de Mediamonitor rapporteert het Commissariaat voor de Media jaarlijks over de trends en ontwikkelingen op de gebruikersmarkten voor dagbladen, tijdschriften, radio, televisie en internet. Daarnaast worden pluriformiteit, onafhankelijkheid en gebruik van nieuwstitels gemonitord. Zoals aan de Tweede Kamer is toegezegd besteedt het Commissariaat in de Mediamonitor aandacht aan het (voorlopig jaarlijkse) onderzoek naar de diversiteit van en de tevredenheid met pakketten televisiezenders die door pakketaanbieders aan hun abonnees worden aangeboden.

Tenslotte wordt voor indicatoren over media verwezen naar Trends in Beeld 2014.

Beleidswijzigingen

In 2014 is het advies van de Raad voor Cultuur verschenen over de toekomst van het publieke mediabestel. Mede op basis hiervan zal een beleidsvisie worden geformuleerd die de Tweede Kamer in de tweede helft van 2014 ontvangt. Uiterlijk in 2015 zal een besluit worden genomen over de erkenning van de omroeporganisaties en zal de NPO het concessiebeleidsplan formuleren.

Vanaf 2015 zijn de ombuigingen op het mediabudget van € 200 miljoen uit het Regeerakkoord Rutte I structureel ingevuld. Het Regeerakkoord Rutte II heeft een extra bezuiniging op het mediabudget opgelegd van € 50 miljoen in 2016, oplopend tot € 100 miljoen structureel vanaf 2017. In de Begrotingsafspraken 2014 van 11 oktober 2013 is een intensivering van € 50 miljoen vanaf 2016 overeen gekomen. Daarom wordt de rijksmediabijdrage structureel vanaf 2017 verlaagd met € 50 miljoen. Deze bezuinigingen worden ingevuld door de volgende maatregelen:

Het budget voor de regionale omroepen van € 143,5 miljoen is per 2014 overgeheveld van het Provinciefonds naar het mediabudget. Vanaf 2017 wordt dit budget verlaagd met € 17 miljoen. Dit bedrag kan behaald worden uit efficiencyvoordelen die ontstaan door nauwere samenwerking tussen de regionale omroepen onderling en met de landelijke publieke omroep.

Het budget van de 2.42 instellingen (kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag) wordt per 1 januari 2016 op nul gezet. Dit levert € 14 miljoen op.

Per 1 januari 2017 wordt het budget van het Mediafonds op nul gezet. Dit levert € 16 miljoen op.

De publieke omroep bezuinigt € 3 miljoen. Deze bezuiniging kan worden opgevangen door de eigen inkomsten van de publieke omroep te vergroten.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 15.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 15 (Bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

886.504

1.006.316

996.075

1.001.860

960.108

963.817

960.960

Totale uitgaven

892.936

1.006.647

996.406

1.002.191

953.108

963.817

960.960

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,9%

       
                   

Bekostiging

887.916

1.000.727

991.549

997.577

948.794

959.641

956.784

 

– 

Publieke Omroep (omroepinstellingen)

759.673

883.340

905.086

904.919

854.711

854.614

854.614

   

Landelijke publieke omroep

758.373

735.670

751.216

751.049

750.841

750.744

750.744

   

Regionale omroep

0

146.370

153.870

153.870

153.870

153.870

153.870

   

Minderhedenprogrammering

1.300

1.300

0

0

0

0

0

   

Bezuiniging Publieke Omroep

0

0

0

0

– 50.000

– 50.000

– 50.000

 

– 

Beheertaken landelijke publieke omroep

59.955

61.399

60.130

60.130

60.130

60.130

60.130

   

Stichting Omroep Muziek

14.568

14.885

14.885

14.885

14.885

14.885

14.885

   

Uitzenden en uitzendgereedmaken

24.463

25.163

24.962

24.962

24.962

24.962

24.962

   

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

20.924

21.351

20.283

20.283

20.283

20.283

20.283

 

– 

Dotaties, bijdragen publieke omroep

31.231

31.174

30.360

30.331

30.294

30.280

30.280

   

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

18.280

18.646

17.047

17.047

17.047

17.047

17.047

   

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

2.300

2.300

2.185

2.156

2.119

2.105

2.105

   

Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO)

7.568

7.722

7.722

7.722

7.722

7.722

7.722

   

Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)

1.900

2.000

1.900

1.900

1.900

1.900

1.900

   

Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON)

794

506

1.506

1.506

1.506

1.506

1.506

   

Kabelraden

389

0

0

0

0

0

0

 

– 

Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve

36.811

23.988

– 4.853

1.371

2.833

13.791

10.934

 

– 

Overige bekostiging media (uit rente AMR)

– 97

500

500

500

500

500

500

 

– 

Basisinfrastructuur Cultuur 2013–2016

343

326

326

326

326

326

326

   

Vierjaarlijkse instellingen

343

326

326

326

326

326

326

                   

Subsidies

323

920

920

919

919

919

919

 

– 

Subsidies

323

920

920

919

919

919

919

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

4.662

4.965

3.902

3.660

3.360

3.222

3.222

 

– 

Commissariaat voor de Media

4.662

4.965

3.902

3.660

3.360

3.222

3.222

                   

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

35

35

35

35

35

35

35

 

– 

Uitvoering internationale verdragen en contributies

35

35

35

35

35

35

35

Ontvangsten

193.542

196.500

190.500

197.500

190.500

197.500

190.500

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 15 is in 2015 99,9% juridisch verplicht.

Bekostiging. Het beschikbare budget voor 2015 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben voornamelijk betrekking op de landelijke publieke omroep en na wetswijziging de regionale omroep. Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.

Subsidies. Subsidies worden in de regel juridisch verplicht in het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. Op dit moment is er voor 2015 nog geen juridische verplichting vastgelegd.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s. Het beschikbare budget voor 2015 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op het CvdM. Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.

Bijdragen aan internationale organisaties. Het beschikbare budget voor 2015 is volledig juridisch verplicht. Het betreft een jaarlijkse contributie.

Bekostiging

Toelichting op de instrumenten

Landelijke en regionale publieke omroep

Een publieke omroep is de meest efficiënte manier om de doelstellingen van het mediabeleid te bereiken. De publieke omroep waarborgt een hoogwaardig en pluriform media-aanbod, dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking. Daarom bekostigt de Minister van OCW de landelijke en regionale publieke omroep. Mede vanwege Europese regels op het gebied van staatssteun, houdt de overheid greep op de aard en omvang van het takenpakket van de landelijke en regionale publieke omroep en bepaalt de overheid het budget van de publieke omroep.

Stichting Omroep Muziek (SOM)

Deze bekostiging is bestemd voor de door de Minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van omroeporkesten en omroepkoren.

Uitzenden en uitzendgereedmaken

Deze beheertaken bestaan uit het gereedmaken van programma’s voor uitzending en het uitzenden van programma’s van de landelijke publieke omroep.

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

Deze bekostiging is bestemd voor de door de Minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van een media-archief.

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) is het instrument binnen het mediabeleid om de vervaardiging van hoogwaardige culturele producties binnen het media-aanbod te stimuleren. De bijdrage is bestemd voor het verstrekken van financiële bijdragen voor de ontwikkeling en productie van media-aanbod van bijzondere Nederlandse culturele aard ten behoeve van de landelijke en regionale publieke media-instellingen.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek – sinds 1 juli 2014 de nieuwe naam van het Stimuleringsfonds voor de Pers – is binnen het mediabeleid het instrument om de pluriformiteit van het journalistieke media-aanbod te stimuleren, zowel binnen pers en omroep als via het internet. De activiteiten van het fonds dragen bij aan innovatie van de journalistiek en aan stimulering van de journalistieke functie van de media in onze samenleving.

Filmfonds van de Omroep en Telefilm (CoBO)

Het CoBO-fonds ondersteunt de documentairesector en participeert in audiovisuele coproductieprojecten waarin wordt deelgenomen door een of meer van de publieke instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep en de Vlaamse publieke omroep (VRT) en/of Duitse publieke omroepen en/of onafhankelijke filmproducenten en/of instellingen werkzaam op het gebied van de podiumkunsten.

Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)

Het Mediawijsheid Expertisecentrum (Mediawijzer.net) bevordert een bewuste, kritische en actieve houding van burgers en instellingen in de samenleving waar media alom zijn. Bij het huidige programma zijn het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, ECP-EPN, de publieke omroep (NTR), Kennisnet en het NIBG betrokken.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

De kerntaak van het Commissariaat voor de Media (hierna: CvdM) bestaat uit het uitoefenen van onafhankelijk toezicht op het handelen van de media-instellingen in Nederland en uit handhavend optreden ingeval de toepasselijke regelgeving niet in acht wordt genomen. De bevoegdheid om toezicht en handhaving uit te oefenen heeft betrekking op alle media-instellingen: publieke media-instellingen op landelijk, regionaal en lokaal niveau en commerciële media-instellingen op landelijk en niet-landelijk niveau. Het CvdM is tevens verantwoordelijk voor het metatoezicht op het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM). Daarnaast heeft het CvdM tot taak erop toe te zien dat kabelexploitanten hun wettelijke verplichtingen nakomen tot doorgifte van de must carry-zenders.

Ontvangsten

De ontvangsten bestaan uit de reclame-inkomsten van de Stichting Ether Reclame (STER) en de rente op de Algemene Mediareserve (AMR).

Artikel

16. ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

Artikel

Algemene doelstelling

De algemene doelstelling is het scheppen van een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving die onderzoekers uitdaagt tot optimale wetenschappelijke prestaties en die goed aansluit op maatschappelijke behoeften.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het stelsel van onderzoek en wetenschap.

Financieren: De Minister bekostigt het onderzoeks- en wetenschapsbestel.

Stimuleren: De Minister stimuleert in het wetenschappelijk onderzoek:

  • kwaliteit en excellentie;

  • zwaartepuntvorming en profilering. De afspraken die hierover gemaakt zijn met de universiteiten staan vermeld in het hoofdlijnenakkoord;

  • samenwerking in de gouden driehoek van bedrijven, kennisinstellingen en overheid. In het topsectorenbeleid zijn hiervoor innovatiecontracten ontwikkeld;

  • aansluiting op het maatschappelijk belang.

Regisseren: De Minister schept voorwaarden voor:

  • een klimaat voor universiteiten en kennisinstellingen voor het doen van excellent onderzoek;

  • borging van het vernieuwend vermogen en de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek;

  • het doelmatig functioneren van wetenschappelijke instellingen die, zowel zelfstandig als in relatie tot universiteiten en bedrijven, een belangrijke plaats innemen;

  • de Nederlandse onderzoeksfaciliteiten;

  • de coördinatie en positionering van het wetenschapsbeleid op nationaal en internationaal niveau.

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op een efficiënte besteding van publieke middelen en op voldoende verspreiding van kennis naar de maatschappij.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 16.1 Indicatoren

Doelstelling/indicator

Basiswaarde

2015

Streefwaarde

(jaartal)

Art. nr.

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores

2e plaats (2009–2012) 1,52

⩽5

⩽5

16

Indicatoren en overige informatie over de toerusting en de prestaties voor het onderzoekstelsel worden beschreven in Trends in Beeld.

Beleidswijzigingen

Met onder andere universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstituten en het bedrijfsleven wordt maximaal ingezet op Nederlandse deelname aan Europese onderzoeksprogramma’s. Daarom wordt er in totaal € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor cofinanciering en matching. Bij cofinanciering en matching is het doel de Nederlandse kennisinstellingen (wat betreft cofinanciering en matching) en het Nederlandse bedrijfsleven (wat betreft cofinanciering) optimaal te positioneren en accommoderen in hun deelname aan Europese programma’s in het kader van Horizon 2020. Voorts wordt € 25 miljoen via NWO beschikbaar gesteld voor open competitie om het honoreringspercentage te verhogen.

(Zie Kamerbrief met uitwerking begrotingsafspraken 2014)

Over de ontwikkeling van de valorisatie-indicatoren is op 3 juni 2013 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd. De instellingen zijn momenteel (periode t/m 2015) de sets van indicatoren voor ondernemendheid en benutting van kennis aan het vormgeven en testen. Het doel is in 2016 een werkbare (generieke) set valorisatie-indicatoren beschikbaar te hebben.

Beleidsdoorlichting

Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) wetenschap geeft aan dat het Nederlandse wetenschapsstelsel zeer goed presteert met een gemiddeld niveau van middelen. In het IBO wordt een aantal beleidswijzigingen (zoals een wetenschapsagenda) voorgesteld, dat samen met de evaluaties van NWO en KNAW input vormt voor de toekomstvisie wetenschap.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 16.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 16 (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

859.762

965.892

951.909

933.063

928.728

928.928

928.928

Waarvan garantieverplichtingen

   

28.992

28.992

28.992

28.992

28.992

Uitgaven

891.076

924.754

973.046

951.909

933.063

928.728

928.928

Waarvan juridisch verplicht

   

99,8%

       
                 

Bekostiging

701.889

751.126

846.796

827.844

810.338

807.044

807.044

Hoofdbekostiging

460.876

503.741

609.364

590.172

574.624

571.693

571.693

   

NWO-wet en WHW

             
 

– 

NWO

320.900

365.550

475.371

458.085

444.397

442.525

442.525

 

– 

KNAW

93.379

91.331

87.744

86.626

85.566

84.933

84.933

 

– 

KB

46.597

46.860

46.249

45.461

44.661

44.235

44.235

Aavullende bekostiging

241.013

247.385

237.432

237.672

235.714

235.351

235.351

 

– 

NWO Talentenontwikkeling

169.063

165.865

162.318

161.409

161.246

160.885

160.885

 

– 

NWO STW

10.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

 

– 

NWO Grootschalige researchinfrastructuur

61.950

61.963

54.243

55.295

55.382

55.380

55.380

 

– 

NWO RG onderwijsonderzoek

0

11.557

12.871

12.968

11.086

11.086

11.086

                   

Subsidies

104.148

87.848

40.470

38.285

36.945

35.904

36.104

Kaderregeling exploitatiesubsidies onderzoek en wetenschap

42.210

26.594

24.273

24.273

24.273

24.273

24.273

 

– 

LF TUD bibliotheek

7.742

0

0

0

0

0

0

 

– 

Stichting SURF

7.630

0

0

0

0

0

0

 

– 

CPG

521

261

0

0

0

0

0

 

– 

Montesquieu Instituut

1.083

558

0

0

0

0

0

 

– 

Max Planck Instituut

1.624

0

0

0

0

0

0

 

– 

NBC/Nationaal Herbarium

6.490

10.222

9.896

9.896

9.896

9.896

9.896

 

– 

BPRC

8.919

8.607

8.271

8.271

8.271

8.271

8.271

 

– 

NEMO

3.636

3.509

3.327

3.327

3.327

3.327

3.327

 

– 

STT

237

230

218

218

218

218

218

 

– 

NTU/INL

3.011

3.207

2.561

2.561

2.561

2.561

2.561

 

– 

EIB

1.317

0

0

0

0

0

0

Subsidieregeling St.AAP

1.016

1.026

1.026

1.026

1.026

1.026

1.026

Kaderregeling subsidiëring projecten t.b.v. onderzoek en wetenschap

60.922

60.228

15.171

12.986

11.646

10.605

10.805

 

– 

Kust en zeeonderzoek

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

 

– 

Poolonderzoek

2.942

2.942

2.942

1.500

1.500

1.500

1.500

 

– 

Genomics

40.500

40.500

0

0

0

0

0

 

– 

Nationale coördinatie

4.759

8.536

6.979

6.236

6.396

6.605

6.805

 

– 

Bilaterale samenwerking

3.711

3.750

2.750

2.750

1.250

0

0

 

– 

Weerstandsverhoging onderzoeksinstellingen (CBRN)

410

0

0

0

0

0

0

 

– 

Hersenen en Cognitie

6.100

0

0

0

0

0

0

 

– 

Nader te verdelen

0

2.000

0

0

0

0

0

                   

Bijdragen aan baten/lastendienst

297

303

303

303

303

303

303

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs

297

303

303

303

303

303

303

                   

Bijdragen aan internationale organisaties

84.262

84.990

84.990

84.990

84.990

84.990

84.990

 

– 

EMBC

758

780

800

800

800

800

800

 

– 

EMBL

4.593

4.795

4.795

4.740

4.740

4.740

4.740

 

– 

ESA

29.792

30.362

30.950

30.950

30.950

30.950

30.950

 

– 

CERN

40.721

40.553

39.945

40.000

40.000

40.000

40.000

 

– 

ESO

8.398

8.500

8.500

8.500

8.500

8.500

8.500

                   

Bijdragen aan mede overheden

480

487

487

487

487

487

487

   

Nationaal contactpunt Kaderprogramma

480

487

487

487

487

487

487

Ontvangsten

4.334

101

101

101

101

101

101

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 16 is in 2015 99,8% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan de nationale onderzoeksinstellingen NWO, KNAW en KB alsmede een aantal bijdragen met een structureel karakter. De wettelijke grondslag van de bekostiging is vastgelegd in de NWO-wet en de WHW. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2015 98% juridisch verplicht. Het betreft hier subsidies aan stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur. Zoals bijvoorbeeld stichting Surf, NEMO, NCB en STT.

Bekostiging

Toelichting op de instrumenten

Het Ministerie van OCW bekostigt de nationale onderzoeksinstellingen NWO, KNAW en KB. Hiermee stelt de Minister deze organisaties in staat om binnen de wettelijke kaders en in lijn met de vierjaarlijkse strategische agenda en strategische plannen van de instellingen hun missies en doelstellingen te realiseren. Die zijn gericht op het bevorderen van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en het initiëren en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen daarin.

OCW draagt met een structureel karakter bij aan:

  • NWO voor grote infrastructurele onderzoeksvoorzieningen voor de uitvoering van projecten die geselecteerd zijn op grond van de resultaten van de nationale roadmap commissie grootschalige researchinfrastructuur. Met de inzet van deze middelen worden onze onderzoekers in de gelegenheid gesteld om te kunnen werken met onderzoeksfaciliteiten van wereldniveau;

  • NWO voor het uitvoeren van een integraal persoonsgebonden talentprogramma waarin naast de «Vernieuwingsimpuls» ook de voormalige middelen voor de specifieke doelgroepen zijn opgegaan. Doelen zijn om via competitie op basis van wetenschappelijke kwaliteit voldoende ruimte te geven aan (jonge) veelbelovende onderzoekers, excellentie in het onderzoek te bevorderen, en te zorgen voor een adequate in- en doorstroom van onderzoekers zodat er verbetering optreedt in hun loopbaanperspectieven;

  • Vanaf 2014 is er een aanvullende bekostiging voor NWO bijgekomen voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijs Onderzoek voor een bedrag van circa € 11 à 12 miljoen per jaar.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van de centrale doelstelling van het OWB beleid worden subsidies verstrekt.

Diverse subsidies voor stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur, het gaat hier o.a. om bijdragen aan:

  • Naturalis voor de totstandkoming van het Naturalis Biodiversity Center (NBC);

  • het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) voor het primatenonderzoek en de huisvesting van primaten en subsidie aan de Stichting AAP voor het verzorgen van de opvang van de BPRC chimpansees;

  • het Nederlands Centrum voor Wetenschaps- en techniekcommunicatie (NCWT) voor het science center NEMO en andere regionale science centra en voor de Oktober Kennismaand.

Bijdragen aan baten/lastendienst

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel. Het beschikbare budget voor 2015 is voor 100% juridisch verplicht.

Bijdragen internationale organisaties

Contributies aan de grote internationale onderzoeksorganisaties ESA, ESO, CERN, EMBL en EMBC. Door deelname van Nederland aan deze intergouvernementele organisaties krijgen onze wetenschappelijke onderzoekers toegang tot unieke grootschalige onderzoeksfaciliteiten en internationale netwerken van toponderzoekers. Deze deelname is mede van groot belang voor het functioneren van ons nationale onderzoeksbestel. Het beschikbare budget voor 2015 is voor 100% juridisch verplicht

Bijdragen aan mede overheden

Opdracht aan Expertisecentrum Internationaal Onderzoek en Innovatie (EIOI, voorheen EG-Liaison) voor het ondersteunen en stimuleren van een zo groot mogelijke Nederlandse participatie in het EU-Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en het programma voor Onderzoek en Innovatie «Horizon 2020». De medewerkers van EIOI blijven hierdoor het «Nationaal contactpunt Kaderprogramma» in Nederland. Het beschikbare budget voor 2015 is voor 100% juridisch verplicht.

Artikel

25. EMANCIPATIE

Artikel

Algemene doelstelling

Het bevorderen van emancipatie

Het kabinet wil emancipatie bevorderen: de emancipatie van meisjes en vrouwen en de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT). Doel is de veiligheid van vrouwen, homoseksuelen en transgenders te vergroten en de participatie van vrouwen in alle lagen en sectoren van de arbeidsmarkt te bevorderen. Een positieve houding en beeldvorming over homoseksuele relaties en vrouwen met ambitie dienen vanzelfsprekend te worden.

Rol en verantwoordelijkheid

Verantwoordelijkheid van de Minister

De Minister is verantwoordelijk voor het bevorderen van de emancipatie van meisjes en vrouwen en voor de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT).

Stimuleren:

Het instrument, dat de Minister ter beschikking heeft, is wet- en regelgeving, zoals de Subsidieregeling emancipatie 2011. Deze regeling voorziet in het verstrekken van subsidies aan instellingen voor vrouwenemancipatie en emancipatie van LHBT en projectsubsidies aan het maatschappelijk middenveld. Tevens maakt de Minister gebruik van communicatie naar het beleidsveld onder andere naar belangenorganisaties.

Regisseren:

Gemeenten ontvangen via decentralisatie-uitkeringen een bijdrage voor de uitvoering van de samenwerkingsafspraken over versterking en uitvoering van het lokale emancipatiebeleid.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 25.1 Indicatoren
 

2013

2015

2016

2017

2018

2019

Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking

90%

≥ 90%

≥ 90%

≥ 90%

≥ 90%

≥ 90%

Bron: SCP Acceptatie van homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in Nederland 2013

Beleidswijzigingen

Het beleid wordt volgens de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013–2016 uitgevoerd. Er zijn geen wijzigingen.

De speerpunten van het emancipatiebeleid zijn:

Participatie in het licht van de gevolgen van de economische crisis;

Sociale veiligheid van vrouwen, meisjes en LHBT’s;

Verschillen tussen jongens en meisjes in het onderwijs;

Internationale polarisatie: samenwerking en krachtenbundeling binnen en buiten Europa.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 25.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 25 (bedragen x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

8.875

11.911

7.605

14.691

15.444

15.464

15.464

Uitgaven

13.408

14.854

15.172

15.132

15.464

15.464

15.464

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

60,6%

       
               

Bekostiging

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

 

Kennisinfrastructuur

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

 

– 

Vrouwenemancipatie

2.948

2.948

2.948

2.948

2.948

2.948

2.948

 

– 

LHBT

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

                   

Subsidies

6.995

7.293

7.199

7.223

7.223

7.223

7.223

 

Subsidieregeling emancipatie

2.332

1.487

1.446

0

0

0

0

 

– 

Vrouwenemancipatie

2.135

1.430

1.446

       
 

– 

LHBT

197

57

         
 

Subsidieregeling emancipatie 2011

4.031

5.806

5.753

7.223

7.223

7.223

7.223

 

– 

Vrouwenemancipatie

1.363

3.200

3.601

5.122

4.872

4.872

4.872

 

– 

LHBT

2.668

2.606

2.152

2.101

2.351

2.351

2.351

 

Regeling sociale veiligheid LHBT jongeren op school

632

0

0

0

0

0

0

 

– 

LHBT

632

           
               

Opdrachten

1.495

962

1.084

1.020

1.042

1.042

1.042

 

– 

Vrouwenemancipatie

724

455

585

541

563

563

563

 

– 

LHBT

771

507

499

479

479

479

479

                   

Bijdragen aan agentschappen

151

151

151

151

151

151

151

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs

151

151

151

151

151

151

151

                   

Bijdragen aan mede-overheden

0

2.195

2.590

2.590

2.900

2.900

2.900

 

Gemeentefonds BZK

0

2.195

2.190

2.190

2.900

2.900

2.900

 

– 

Vrouwenemancipatie

 

1.960

1.290

1.290

2.000

2.000

2.000

 

– 

LHBT

 

235

900

900

900

900

900

 

EZ Talent naar de Top

0

0

400

400

0

0

0

 

– 

Vrouwenemancipatie

   

400

400

0

0

0

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

619

105

0

0

0

0

0

 

– 

LHBT

619

105

         

Ontvangsten

21

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 25 is in 2015 60,6% juridisch verplicht.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2015 69% juridisch verplicht. Dit betreft meerjarige projectsubsidies. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is in 2015 39,4% juridisch verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdragen aan mede-overheden: Juridisch verplicht 0%.

Bekostiging

Toelichting op de instrumenten

Met deze middelen worden zes instituten voor de Kennisinfrastructuur bekostigd.

Subsidies

Voor het uitvoeren van de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013–2016 worden subsidies verleend voor activiteiten die passen bij deze brief.

Opdrachten

De middelen voor opdrachten voor zowel vrouwenemancipatie als LHBT-emancipatie worden besteed aan onderzoeken en symposia.

Bijdragen aan agentschappen

Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdragen aan mede-overheden

Actieve gemeenten op het gebied van vrouwen- en LHBT- emancipatiebeleid ontvangen via een decentralisatie-uitkering een bijdrage. De verantwoordelijkheid voor deze middelen is belegd bij de gemeenten zelf.

4. DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel

91. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Artikel

Doel van dit artikel is het tijdelijk boeken van sector overschrijdende middelen. Zodra een exacte verdeling over de betrokken beleidsartikelen bekend is, worden de middelen naar deze artikelen overgeboekt. Het betreft:

  • Loonbijstelling;

  • Prijsbijstelling;

  • Nader te verdelen.

Op deze onderdelen worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.

91.1 Budgettaire gevolgen
Tabel 91.1 Budgettaire gevolgen van artikel 91 (bedragen x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

0

21.659

1.355

680

816

797

832

Uitgaven

0

21.659

1.355

680

816

797

832

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Nader te verdelen

0

21.659

1.355

680

816

797

832

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

91.2 Nader te verdelen

Op het onderdeel Nader te verdelen staan onder andere middelen die een budgettair effect hebben op meer dan één beleidsartikel en waarvan de verdeling over deze artikelen nog niet bekend is. Het kan daarbij zowel gaan om beleidsintensiveringen als om ombuigingen. Dit onderdeel bevat onder andere het restant van de reservering van de incidentele middelen NOA (€ 22 miljoen in 2014).

Artikel

95. APPARAATSKOSTEN

Artikel

Op dit artikel worden de personele en materiële uitgaven van het kerndepartement, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en adviesraden geraamd.

95.1 Budgettaire gevolgen
Tabel 95.1 Budgettaire gevolgen artikel 95 (bedragen x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

260.103

248.262

247.052

233.400

215.150

207.537

207.984

Uitgaven

260.103

248.262

247.052

233.400

215.150

207.537

207.984

               

Personele uitgaven

173.603

159.136

159.386

150.572

138.798

133.678

133.678

Waarvan

             

– 

eigen personeel

161.046

143.597

143.343

135.399

124.839

120.192

120.192

– 

externe inhuur

7.522

5.890

6.081

5.731

5.246

5.068

5.068

               

Materiële uitgaven

84.101

89.126

87.666

82.828

76.352

73.859

74.306

Waarvan

             

– 

ICT

29.071

20.410

21.136

19.936

18.449

17.828

17.828

– 

bijdrage aan SSO's

27.875

29.691

29.454

27.734

25.536

24.652

25.099

– 

Begrotingsreserve schatkistbankieren

2.399

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

5.101

567

567

567

567

567

567

Toelichting:

Op het artikel Apparaatskosten staan vanaf 2013 apparaatsuitgaven van de directies van het kerndepartement, zowel die van de beleidsdirecties als die van de niet-beleidsdirecties, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en de adviesraden van het ministerie. Daarnaast worden hier de centrale uitgaven voor onder andere huisvesting, automatisering en bijdragen aan SSO’s geraamd.

Op dit artikel worden tevens de mutaties op de begrotingsreserve schatkistbankieren geraamd. OCW staat garant voor het in gebreke blijven van instellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. Gegeven de omvang van het budget is er om doelmatigheidsredenen voor gekozen om niet per relevant beleidsartikel (1, 3, 4, 6 en 7) een reeks op te nemen, maar dit te doen op het artikel 95 Apparaatskosten. De van instellingen ontvangen premies worden jaarlijks via het Ministerie van Financiën aan OCW overgemaakt en via de slotwet en de saldibalans (toevoeging premie aan gegroeide reserve) in het jaarverslag verwerkt. Voor het jaar 2013 ging het om een bedrag van € 2,4 miljoen. De geraamde uitgaven vanuit deze reserve zijn als onderdeel van de materiële uitgaven gespecificeerd in tabel 95.1.

In onderstaande tabel zijn ter informatie de apparaatsuitgaven OCW onderverdeeld naar kerndepartement, Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE), Inspectie van het Onderwijs (IvhO), Erfgoedinspectie (EGI), Onderwijsraad, Raad voor Cultuur (RvC) en de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT).

Tabel 95.2 Apparaatsuitgaven OCW (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Totaal ministerie

260.103

248.262

247.052

233.400

215.150

207.537

207.984

Kerndepartement

135.246

135.230

137.326

127.098

111.463

106.434

106.881

Rijksdienst Cultureel Erfgoed

52.694

37.331

36.010

34.959

34.416

33.883

33.883

Inspectie van het Onderwijs

62.865

66.701

65.629

63.478

61.569

59.678

59.678

Erfgoedinspectie

2.473

2.436

2.356

2.270

2.191

2.113

2.113

Onderwijsraad

2.451

2.436

2.425

2.373

2.339

2.306

2.306

Raad voor Cultuur

2.941

2.709

2.625

2.558

2.518

2.479

2.479

Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid

1.433

1.419

681

664

654

644

644

In onderstaande tabel zijn ter informatie de apparaatsuitgaven van het kerndepartement weergegeven zoals deze direct toe te rekenen zijn aan de verschillende beleidsterreinen.

Tabel 95.3 Apparaatsuitgaven kerndepartement in 2015 per beleidsartikel (bedragen x € 1 miljoen)

Beleidsartikel

Bedrag

Primair onderwijs

4,8

Voortgezet onderwijs

5,4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

5,6

Hoger onderwijs en Studiefinanciering

5,7

Internationaal beleid

2,4

Arbeidsmarkt- en personeelbeleid

2,0

Cultuur

8,7

Onderzoek en wetenschapsbeleid

2,8

Emancipatie

1,9

In onderstaande tabel zijn ter informatie de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en ZBO’s weergegeven.

Tabel 95.4 Apparaatskosten baten-lastendiensten en ZBO's (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Baten-lastendiensten

             

Dienst Uitvoering Onderwijs

277,5

229,4

257,3

231,2

215,4

210,5

210,5

Nationaal Archief

24,2

40,4

40,8

38,5

22,3

22,3

22,3

               

ZBO's

             

Stichting Fonds Podiumkunsten

4,5

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

2,2

1,9

1,9

1,9

1,9

1,9

1,9

Stichting Mondriaanfonds

2,0

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

Stichting Nederlands Filmfonds

2,5

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

1,6

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

Stichting Nederlands letterenfonds

2,0

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

1,7

1,7

1,7

1,7

1,7

1,7

1,7

Commissariaat voor de Media (CvdM)

4,2

4,8

3,9

3,7

3,4

3,2

3,2

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

3,0

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

Nederlands–Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

3,9

3,8

3,7

3,5

3,2

3,1

3,1

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

16,0

15,0

13,0

13,0

13,0

13,0

13,0

Koninklijke Bibliotheek (KB)

10,7

12,0

15,3

15,3

15,3

15,3

15,3

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

30,3

32,1

31,1

31,1

31,1

31,1

31,1

Stichting Participatiefonds

   

2,5

       

Stichting Vervangingsfonds

   

3,2

       

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

0,6

0,6

0,6

0,6

0,5

0,5

0,5

De cijfers in bovenstaande tabel zijn niet met elkaar te consolideren aangezien het zowel uitgaven als kosten betreft.

De apparaatskosten bij de baten-lastendiensten en ZBO's betreffen naast de apparaatskosten in verband met werkzaamheden voor OCW ook de kosten die verband houden met werkzaamheden die voor tweeden en derden worden uitgevoerd.

Toelichting:

In bovenstaande tabel zijn niet alle RWT’s opgenomen. Niet opgenomen zijn RWT’s waarbij een individuele uitvraag in het veld nodig is. Dit betreft ondermeer alle onderwijsinstellingen, academische ziekenhuizen en musea. Opgenomen zijn die ZBO’s waarbij de gegevens met betrekking tot de apparaatsuitgaven uit hoofde van reguliere bestaande informatiestromen beschikbaar zijn. Creatie van een extra informatielast wordt niet wenselijk geacht.

In onderstaande tabel staat de voorlopige verdeling van de APK-taakstelling uit het Regeerakkoord weergegeven. Deze taakstelling is verdeeld over kerndepartement, agentschappen en ZBO’s.

Tabel 95.5 Apparaatskosten invulling taakstelling (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling (totaal)

24,0

54,0

67,0

67,0

         

Kerndepartement

6,9

20,0

26,5

26,5

         

Agentschappen

       

Dienst Uitvoering Onderwijs

12,1

23,5

27,9

27,9

Nationaal Archief

0,8

1,0

1,0

1,0

Totaal Agentschappen

12,9

24,5

28,9

28,9

         

ZBO’s

       

Cultuurfondsen

0,5

1,1

1,4

1,4

Commissariaat voor de Media (CvdM)

0,2

0,5

0,6

0,6

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

0,1

0,3

0,4

0,4

Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

0,2

0,4

0,5

0,5

Kon.Ned.Academie van Wetenschappen (KNAW)

0,7

1,6

2,0

2,0

Koninklijke Bibliotheek (KB)

0,6

1,3

1,6

1,6

Ned.organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

1,5

3,5

4,3

4,3

Stichting Participatiefonds

0,1

0,3

0,4

0,4

Stichting Vervangingsfonds

0,2

0,4

0,5

0,5

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

0,0

0,1

0,1

0,1

Totaal ZBO's

4,2

9,5

11,6

11,6

         

Nog in te vullen

0,0

0,0

0,0

0,0

Ingedeeld naar verschillende maatregelen wordt de taakstelling als volgt ingevuld:

Tabel 95.6 Apparaatskosten invulling taakstelling (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling (totaal inclusief agentschappen)

19,8

44,5

55,4

55,4

waarvan:

       

Versobering bedrijfsvoering, incl huisvesting

7,4

16,7

19,8

19,8

Taakbeëindiging / herinrichten primaire proces

8,1

11,3

16,2

16,2

Minder staf/secretariaat, financiële functie en digitalisering

1,6

3,0

4,2

4,2

Inspectie van het Onderwijs

1,8

3,6

5,4

5,4

DUO:PVS

2,7

7,5

7,6

7,6

Toelichting:

Alle ZBO’s van OCW krijgen een korting van 13,3% op hun apparaatskostenbudget opgelegd. Deze korting is gelijk aan de korting die OCW als departement opgelegd heeft gekregen. Deze keuze wordt ondersteund door de uitgangspunten uit het regeerakkoord. De ZBO’s zullen evenals het departement de opdracht krijgen efficiënter te werken, hun werkwijze te vereenvoudigen en op het gebied van bedrijfsvoering samenwerking te onderzoeken. Dit levert een bijdrage aan de taakstelling op van € 11,6 miljoen.

De inrichting en aansturing van de bedrijfsvoering van de rijksoverheid zal de komende jaren grote veranderingen laten zien. Totaal wordt op de bedrijfsvoering € 19,8 miljoen bespaard.

Een forse taakstelling op de apparaatskosten gaat ook gepaard met taakbeëindiging en herinrichting van het primaire proces. Voor het beleidsproces gaat het dan met name om «sturen op stoppen», het periodiek beoordelen van alle taken en bepalen welke taken met minder intensiteit of zelfs helemaal beëindigd kunnen worden (herprioritering). Dit levert € 16,2 miljoen op.

Minder management en secretariaat, bundeling in de financiële functie en efficiency door digitalisering levert € 4,2 miljoen op.

De Inspectie van het Onderwijs zal het financieel toezicht en kwaliteitstoezicht en daarbij ook toezicht op het bestuurlijk handelen verder integreren. Het toezicht zal zich primair richten op de besturen. Dat levert een besparing op van € 5,4 miljoen.

De uitvoering van het Programma Vernieuwing Studiefinanciering heeft structurele baten. Deze baten (€ 7,6 miljoen) worden ingezet als invulling van de taakstelling.

5. BEGROTING BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN

1. DIENST UITVOERING ONDERWIJS

In deze paragraaf is de begroting opgenomen van de Dienst Uitvoering Onderwijs. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid voor het onderwijs. DUO levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten, informatievoorziening alsmede diensten gericht op de verbetering van de verbinding tussen beleid en uitvoering. Daarnaast verricht DUO werkzaamheden voor overige departementen en derden.

Tabel 1 Begroting 2015 DUO (bedragen x € 1.000)
 

2015

Totaal baten

263.983

Totaal lasten

263.983

Saldo van baten en lasten

0

   

Totaal kapitaalontvangsten

0

Totaal kapitaaluitgaven

– 6.314

DUO begroot voor 2015 een exploitatiesaldo van nihil. De kapitaaluitgaven zijn gelijk aan de aflossing van leningen bij het Ministerie van Financiën (€ 0,3 miljoen) en de vervangingsinvesteringen (€ 6,0 miljoen).

Tabel 2 Begroting van baten en lasten voor het jaar 2015 (bedragen x € 1.000)
 

Slotwet 2013

Vastgestelde begroting 2014

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

258.405

204.986

236.953

210.784

195.396

190.612

190.623

Omzet overige departementen

18.859

19.462

18.980

18.346

17.952

17.834

17.834

Omzet derden

10.873

10.985

8.050

8.050

8.050

8.050

8.050

Rentebaten

31

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

13

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

288.181

235.433

263.983

237.180

221.398

216.496

216.507

 

Lasten

Apparaatskosten

277.454

229.388

257.938

231.150

215.383

210.496

210.507

– personele kosten

152.161

139.056

147.173

138.098

132.633

128.760

128.761

– waarvan eigen personeel

128.572

121.318

131.092

128.279

125.634

123.082

123.082

– waarvan externe inhuur

23.589

17.738

16.081

9.819

6.999

5.678

5.679

– materiële kosten

125.293

90.332

110.765

93.052

82.750

81.736

81.746

– waarvan apparaat ICT

18.919

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

– waarvan bijdrage aan SSO’s

1.077

930

0

0

0

0

0

Rentelasten

48

45

45

30

15

0

0

Afschrijvingskosten

6.359

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

– materieel

6.359

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

– waarvan apparaat ICT

4.262

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

– immaterieel

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

1.134

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

1.134

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

284.995

235.433

263.983

237.180

221.398

216.496

216.507

 

Saldo van baten en lasten

3.186

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de begroting van baten en lasten:

Slotwet 2013

DUO heeft over 2013, mede als gevolg van een hogere invulling van de generieke inkooptaakstelling en incidentele meevallers, een positief resultaat van € 3,2 miljoen gerealiseerd.

Baten

Omzet moederdepartement

De opbrengst moederdepartement betreft de inkomsten voor geleverde diensten en producten aan de opdrachtgever OCW. Van de omzet moederdepartement 2015 is € 194,4 miljoen gerelateerd aan de vijf hoofdproducten, te weten Bekostiging (€ 34,9 miljoen, zijnde 18%), Studiefinanciering (€ 103,3 miljoen, zijnde 53%), Examens (€ 21,7 miljoen, zijnde 11%), Registers (€ 29,3 miljoen, zijnde 15%), Informatiediensten (€ 5,2 miljoen, zijnde 3%). Daarnaast is in de begroting € 28,4 miljoen opgenomen voor de implementatie van beleidswijzigingen en € 14,1 miljoen voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS). De dalende lijn in de opbrengst moederdepartement is veroorzaakt door de ingeboekte taakstellingen over de periode 2015 tot en met 2018 (€ 16,4 miljoen in 2015 oplopend naar € 44,1 miljoen in 2018). Deze taakstelling zal worden ingevuld middels efficiency maatregelen (€ 12,7 miljoen), deregulering/versobering dienstverlening (€ 15,4 miljoen), revenuen overheidsbrede programma Compacte Rijksdienst (€ 3,0 miljoen) en baten Programma Vernieuwing Studiefinanciering (€ 13,0 miljoen).

Als gevolg van de gewijzigde begrotingssystematiek voor de raming van uitvoeringskosten zijn in de voorjaarsnota 2014 mutaties opgenomen die in voorgaande jaren pas in de najaarsnota verwerkt werden. Dit verklaart de stijging van de baten ten opzichte van de vastgestelde begroting 2014.

Randvoorwaarden exploitatie DUO

Voor de periode 2015 – 2019 presenteert DUO een sluitende begroting. Deze jaren tekenen zich door aanzienlijke taakstellingen welke zullen moeten worden doorgevoerd. De aanpak wordt gedomineerd door de thema's «efficiency waar het nog kan» en «vereenvoudiging en versobering waar het moet». In de meerjarenbegroting zijn maatregelen op het gebied van efficiency, de Hervormingsagenda en Compacte Rijksdienst en vereenvoudiging van regels en taken verwerkt. Invulling wordt gegeven aan de visie «digitaal waar het kan, persoonlijk waar het moet» uit de visiebrief digitale overheid 2017. Voor de maatregelen vallend onder deregulering is DUO voor de realisatie afhankelijk van vereenvoudiging van wet- en regelgeving op met name het terrein van studiefinanciering en bekostiging. In het kader van managementafspraak 2015 zal DUO hierover in overleg treden met het departement. De bovenstaande maatregelen heeft DUO nodig om invulling te geven aan een dekkende exploitatie.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen betreft opbrengsten in verband met uitvoering inburgeringstaken (€ 8,2 miljoen) en uitvoering landelijk register kinderopvang (€ 6,6 miljoen) voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, werkzaamheden ten behoeve van het examen Wet op het financieel toezicht (€ 2,1 miljoen) en werkzaamheden ten behoeve van Belastingdienst (€ 0,1 miljoen) in opdracht van het Ministerie van Financiën, print- en couverteerwerkzaamheden ten behoeve van het CJIB van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (€ 1,2 miljoen), compensatie van loonkosten voor gedetacheerde medewerkers (€ 0,5 miljoen) en werkzaamheden in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (€ 0,2 miljoen). Daarnaast is € 2,2 miljoen aan omzet opgenomen in verband met werkzaamheden uitgevoerd voor meerdere overheidsinstellingen binnen de Shared Service Organisatie welke onder DUO valt. Op de inburgeringstaak is bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een taakstelling ingeboekt van € 1,2 miljoen in 2014 oplopend naar € 1,7 miljoen in 2016. Deze zal in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden ingevuld middels versobering van de dienstverlening en efficiency maatregelen.

Omzet derden

Bij omzet derden gaat het om met name te innen leges voor inburgeringsexamens (€ 3,7 miljoen) en OCW examens (€ 2,7 miljoen), leges voortvloeiende uit diverse overige OCW taken (€ 0,6 miljoen) en opbrengsten voor het uitvoeren van (bekostigingsgerelateerde) werkzaamheden voor het Participatiefonds (€ 1,0 miljoen).

Lasten

Personele kosten

De personele kosten betreffen de kosten van eigen personeel (€ 124,1 miljoen) op basis van de gemiddelde loonkosten, een reële inschatting van de overige personele kosten (€ 7,0 miljoen) en de begrote kosten voor externe inhuur (€ 16,1 miljoen). De daling ten opzichte van de begroting 2015 is gerelateerd aan de opgelegde taakstellingen en interne verwachting ten aanzien van het personeelsverloop.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan ondermeer uit vaste lasten, zoals huisvestingskosten inclusief facilitaire kosten (€ 22,2 miljoen), kosten informatievoorziening en automatisering (€ 18,0 miljoen), externe diensten en communicatiemiddelen (€ 20,7 miljoen) en € 44,8 miljoen ten behoeve van de implementatie van beleidswijzigingen in de geautomatiseerde systemen en het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS). De bijdrage aan de Shared Service Organisatie voor P-Direkt is nihil als gevolg van budgetoverheveling naar het Ministerie van BZK per 2015.

Rentelasten

Dit betreft de te betalen rente in 2015 als gevolg van het beroep op de leenfaciliteit ten behoeve van investeringen in materiële vaste activa.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen uitsluitend materiële vaste activa.

Tabel 3 Kasstroomoverzicht voor het jaar 2015 (bedragen x € 1.000)
 

Omschrijving

Slotwet 2013

Vastgestelde begroting 2014

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening-courant RHB 1 januari

44.849

47.383

47.069

46.755

46.440

46.440

46.440

   

2.

Totaal operationele kasstroom

– 1.806

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

   

3a.

Totaal investeringen (-)

– 5.051

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

10

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 5.041

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

   

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-)

0

0

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

0

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (-)

– 314

– 314

– 314

– 315

0

0

0

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 314

– 314

– 314

– 315

0

0

0

   

5.

Rekening courant RHB 31 december

37.688

47.069

46.755

46.440

46.440

46.440

46.440

Toelichting op het kasstroomoverzicht

De operationele kasstroom is gelijk aan het totaal van de begrote afschrijvingskosten en de mutatie voorzieningen en kortlopende schulden en overlopende transitorische posten. Het totaal van investeringen (onder andere apparatuur voor het rekencentrum: aanschaf servers en storageapparatuur) is gelijk aan de zogenoemde vervangingsinvesteringen voor de materiële vaste activa en zijn gelijk aan de bruto afschrijvingskosten van deze activa.

Doelmatigheid

Basisindicatoren zijn de kostprijs en kwaliteit per product of dienst. Doelmatigheid kan meerjarig worden bereikt door een lagere kostprijs (bij gelijke kwaliteit) of een hogere kwaliteit (bij gelijke kostprijs).

In de gepresenteerde reeks voor DUO (tabel 4) geldt een sterke focus op kostenbeheersing en kwaliteitsverbetering van dienstverlening. Het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) is hier een belangrijk voorbeeld van. Door deze vernieuwing is het tevens mogelijk de efficiencytaakstelling van het kabinet te realiseren. De indexgetallen van de onderscheiden producten laten dit zien.

Tabel 4 Doelmatigheidsindicatoren
 

Slotwet 2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Generiek Deel

             

Omzet Bekostiging1

18%

100,0

99,5

98,1

98,1

98,1

98,1

Omzet Studiefinanciering1

53%

100,0

98,7

88,8

84,1

84,0

84,0

Omzet Examens1

11%

100,0

99,5

98,7

98,7

98,7

98,7

Omzet Registers1

15%

100,0

99,5

98,7

98,7

95,4

95,4

Omzet Informatiediensten1

3%

100,0

99,5

98,7

98,7

98,7

98,7

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1.770

1.742

1.805

1.766

1.730

1.694

1.694

               

Tarieven/uur

             

ICT gerelateerd

102

102

104

104

104

104

104

Overige uren

72

73

74

74

74

74

74

               

Saldo baten en lasten (%)

1,1%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

               

Kwaliteitsindicatoren

             

Klantcontact digitaal

6

6

6

6

6

6

6

Klantcontact traditioneel

7

7

7

7

7

7

7

X Noot
1

Index 2014 is gelijk aan 100.

Toelichting Doelmatigheidsindicatoren

Omzet/kostprijs per product: DUO aggregeert haar werkzaamheden in de going concern (basiscontract) naar vijf producten, te weten Bekostiging, Studiefinanciering, Examens, Registers en Informatiediensten. De doelmatigheidsindicatoren geven inzicht in de ontwikkeling van de prijsefficiency per product, exclusief volumina ontwikkelingen. Op basis van het taakstellingsplan DUO 2014–2018 zijn de effecten geraamd op het gebied van efficiency maatregelen, effecten Compacte Rijksdienst en baten PVS. Dit vormt de basis voor de ontwikkeling van bovenstaande generieke doelmatigheidsindicatoren. De dereguleringsmaatregelen zijn buiten beschouwing gelaten. Deze maatregelen vallen buiten de scope van de doelmatigheid. Met de ingegeven prijsefficiency en de samenhangende doelmatigheidsontwikkeling wordt gestreefd om budgetneutraal te realiseren waarbij de gemaakte kosten vanuit de omzet gedekt worden.

FTE totaal: De bezetting van ARAR laat ten opzichte van 2014 een stijging zien in lijn met de toename van de begrotingsstand. In voorgaande jaren werd deze bezetting gefinancierd vanuit incidentele middelen. De dalende lijn vanaf 2015 hangt samen met de opgelegde taakstellingen.

Projecttarief per uur: Het projecttarief per uur (€ 104) is een gemiddeld uurtarief in- en externe inzet ten behoeve van systeem- en procesaanpassingen. In de managementafspraak 2014 is het uurtarief vastgesteld op € 104 per uur conform prijspeil 2014.

Meerwerktarief per uur: Voor niet ICT-gerelateerde inzet geldt een lager tarief van € 74 per uur. In de managementafspraak 2014 is het uurtarief vastgesteld op € 74 per uur conform prijspeil 2014.

De efficiency c.q. doelmatigheidstaakstellingen zijn financieel ingeboekt op de budgetten van DUO. De ingeboekte taakstelling heeft tot gevolg dat de tarieven alleen op gelijk niveau gehouden kunnen worden door efficiency te behalen. De marginale stijging van de twee tarieven wordt grotendeels verklaard door de autonome loon- en prijsontwikkeling.

Saldo baten en lasten: DUO begroot en verwacht te realiseren met een exploitatiesaldo van nul.

Indicatoren: Klanttevredenheid Klantcontact digitaal norm 6 en Klanttevredenheid klantcontact traditioneel norm 7.

2. NATIONAAL ARCHIEF

2.1. Algemene toelichting

Het Nationaal Archief beheert de archieven van de rijksoverheid, maar ook archieven van maatschappelijke organisaties en individuele personen die van nationaal belang zijn (geweest). In de depots ligt bijna duizend jaar geschiedenis van Nederland opgeslagen in archieven en in duizenden kaarten, tekeningen en foto’s.

De missie van het Nationaal Archief is het dienen van ieders recht op informatie en het geven van inzicht in het verleden van ons land door:

inzet voor een sterk archiefbestel, een afgewogen beleid voor archiefwaardering en selectie en optimale zorg voor alle rijksarchieven en de nationale archiefcollectie in Den Haag te beheren en onsite en online te presenteren.

Nationaal Archief en Regionale Historische Centra

Op basis van de Archiefwet 1995 heeft de Minister van OCW een specifieke verantwoordelijkheid voor alle rijksarchiefbewaarplaatsen, zijnde het Nationaal Archief in Den Haag en elf rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. De archiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden maken deel uit van de Regionale Historische Centra (RHC’s). De RHC’s zijn zelfstandige openbare lichamen, die vanuit het Rijk en andere partners een financiële bijdrage ontvangen.

Deze begroting handelt alleen om de baten en lasten van het Nationaal Archief. De rijksbijdragen aan de afzonderlijke RHC’s zijn onderdeel van artikel 14 van de begroting van OCW.

Tabel 1 Begroting van het Nationaal Archief voor het jaar 2015 (bedragen x € 1.000)
 

2015

Totaal baten

43.238

Totaal lasten

43.238

Saldo van baten en lasten

0

   

Kapitaalontvangsten

0

Kapitaaluitgaven

– 3.410

Tabel 2 Begroting van het Nationaal Archief voor het jaar 2015 (bedragen x € 1.000)
 

2013 Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

28.335

38.242

39.355

39.104

21.899

21.899

21.899

Omzet overige departementen

700

0

400

400

400

400

400

Omzet derden

2.608

2.505

1.300

750

850

850

850

Rentebaten

15

0

15

15

15

15

15

Vrijval voorzieningen

– 1.678

2.180

2.168

718

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

29.980

42.927

43.238

40.987

23.164

23.164

23.164

               

Lasten

             

Apparaatskosten

24.194

40.416

40.753

38.507

22.289

22.294

22.299

 

– 

personele kosten

13.128

19.437

17.400

16.800

11.000

11.000

11.000

   

waarvan eigen personeel

9.784

12.537

13.400

13.500

10.000

10.000

10.000

   

waarvan externe inhuur

3.344

6.900

4.000

3.300

1.000

1.000

1.000

 

– 

materiële kosten

11.066

20.979

23.353

21.707

11.289

11.294

11.299

   

waarvan apparaat ICT

1.356

672

591

595

455

455

455

   

waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

200

200

200

200

200

                   

Rentelasten

32

93

25

20

15

10

5

Afschrijvingskosten

5.429

2.418

2.460

2.460

860

860

860

 

– 

materieel

694

818

2.460

2.460

860

860

860

   

waarvan apparaat ICT

20

138

160

160

160

160

160

 

– 

immaterieel

4.735

1.600

0

0

0

0

0

Overige kosten

318

0

0

0

0

0

0

 

– 

dotaties voorzieningen

318

0

0

0

0

0

0

 

– 

overige lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

29.973

42.927

43.238

40.987

23.164

23.164

23.164

                   

Saldo van baten en lasten

7

0

0

0

0

0

0

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet van het moederdepartement betreft de inkomsten van het Nationaal Archief voor de geleverde producten en diensten. Deze bestaat uit structurele middelen voor de primaire activiteiten (1e geldstroom) en incidentele middelen voor projectmatige activiteiten (2e geldstroom).

Voor 2013 tot en met 2016 heeft het Nationaal Archief incidenteel een bedrag van € 48,0 miljoen beschikbaar voor de structurele werkzaamheden rond de digitalisering van het Rijksarchief (digitale taken rijksarchieven). Deze ontwikkeling is zichtbaar in de stijging van de post omzet moederdepartement waarin het budget voor de digitale taken rijksarchieven is opgenomen. Van deze € 48,0 miljoen is € 3,0 miljoen beschikbaar gesteld in 2013 en € 45,0 miljoen is verdeeld over de jaren 2014 tot en met 2016.

In de voorbereidingen voor de digitale taken rijksarchieven is in 2013 en 2014 de organisatiestructuur van het Nationaal Archief aangepast om de digitale taken te kunnen uitvoeren. Vanwege het structurele karakter van de digitale taken rijksarchieven is continuering van deze taken na 2016 het uitgangspunt.

In de omzet moederdepartement over 2016 tot en met 2019 is de taakstelling Rutte II verwerkt (€ 1,0 miljoen). De taakstelling zal door het Nationaal Archief voornamelijk worden gerealiseerd in efficiency resultaten in de synergie tussen het Nationaal Archief en de Regionale Historische Centra (RHC’s) bij de uitvoering van de digitale taken. Omdat het aandeel van de RHC’s in de taakstelling nog niet bekend is, is de taakstelling voorlopig volledig verwerkt in de materiële uitgaven van het Nationaal Archief (i.c. volledig ten laste van de exploitatie van het NA gebracht).

Vanaf 2012 is de subsidie aan het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) opgenomen, die namens het moederdepartement wordt verstrekt. Het Nationaal Archief vervult hierin alleen de kasfunctie. De subsidie voor 2015 bedraagt € 1,77 miljoen.

Omzet overige departementen

Het Nationaal Archief fungeert als rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Zuid Holland en ontvangt daarvoor een jaarlijkse bijdrage.

Omzet derden

De omzet derden bestaat hoofdzakelijk uit projectmatige inkomsten van derde partijen (o.a. de Europese Unie) voor specifieke producten en diensten (projecten). Deze baten ontwikkelen zich op dit moment met een dalende lijn als gevolg van de afloop van projecten zoals Apex (Europees project) en Metamorfoze (samenwerkingsproject met de Koninklijke Bibliotheek).

Mutatie vooruit ontvangen middelen

Dit betreft projectgelden die zijn vooruit ontvangen voor de ontwikkeling van specifieke eenmalige producten en diensten (kosten uitvoering en kosten investeringen voor programma’s en projecten) voor verschillende opdrachtgevers. Ook voor deze post geldt dat een dalende lijn wordt verwacht als gevolg van de afloop van projecten.

Lasten

Apparaatskosten

–  Personele kosten

De personele kosten zijn gebaseerd op een formatie van 184,14 fte eind 2014. In 2015 tot en met 2016 stijgen de personele kosten als gevolg van de digitale taken rijksarchieven. In 2017 tot en met 2019 dalen de personele kosten en de post externe inhuur als gevolg van de afloop van projecten en taakstellingen.

–  Materiële kosten

Dit betreft onder andere de huisvestingskosten zoals de huurkosten en servicekosten samenhangend met de huisvesting en kantoorautomatisering. Tevens zijn onder deze post de materiële uitgaven verantwoord die worden gedaan in het primaire proces, voor de digitale taken rijksarchieven en in de projecten.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit het beroep op de leenfaciliteit in 2013.

Afschrijvingskosten

De stabiele lijn van de afschrijvingskosten wordt veroorzaakt door instandhoudingsinvesteringen in het fysieke depot en de ICT hardware. In 2013 is het saldo aan Immateriële Vaste Activa (uitgaven softwareontwikkeling) direct ten laste van het resultaat gebracht; vanaf 2013 worden de uitgaven voor softwareontwikkeling niet meer geactiveerd maar direct ten laste van de exploitatie gebracht (stelselwijziging).

Tabel 3 Kasstroomoverzicht van het Nationaal Archief voor het jaar 2015 (bedragen x € 1.000)
 

2013 Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Rekening-courant RHB per 1 januari

13.724

7.694

7.464

4.346

3.218

2.808

2.398

               

Totaal operationele kasstroom

1.576

2.418

292

1.742

860

860

860

               

–/– Totaal investeringen

3.499-

2.418-

3.000-

2.460-

860-

860-

860-

+/+ Totaal desinvesteringen

4.734

– 

– 

– 

– 

– 

Totaal investeringskasstroom

1.235

2.418-

3.000-

2.460-

860-

860-

860-

               

–/– Eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 

+/+ Eenmalige storting door moederdepartement

–/– Aflossing op langlopende leningen

410-

230-

410-

410-

410-

410-

410-

+/+ Beroep op leenfaciliteit

– 

Totaal financieringskasstroom

410-

230-

410-

410-

410-

410-

410-

               

Netto kasstroom

16.125

7.464

4.346

3.218

2.808

2.398

1.988

Kasmiddelen

3

Rekening-courant RHB per 31 december

16.128

7.464

4.346

3.218

2.808

2.398

1.988

Toelichting:

De operationele kasstroom ontwikkelt zich stabiel. De belangrijkste oorzaak is dat wordt uitgegaan van een begroting met een nihil resultaat en een stabiel verloop van de afschrijvingen en mutaties in de vooruit ontvangen projectmiddelen.

De investeringskasstroom betreft de investeringen in ICT hardware en investeringen in het fysieke depot. De financieringskasstroom betreft de aflossing van de leenfaciliteit welke is aangegaan ten behoeve van de verbouwing van de publieke ruimte.

Tabel 4 Overzicht doelmatigheidsindicatoren (bedragen x € 1.000)
 

2013 Slotwet

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Generiek deel

             

Prijs per kilometer fysiek archief

15.670

15.670

14.350

13.350

12.960

12.960

12.960

Prijs per Terabyte digitaal archief

1.311

1.297

1.278

1.253

               

Uurtarief primaire taken activiteiten

n.v.t.

51

51

51

51

51

51

Uurtarief programma's en projecten

n.v.t.

58

58

58

58

58

58

               

FTE lumpsum en projecten

142,3

141,5

151,5

151,5

151,5

151,5

151,5

FTE Programma DTR

0,5

42,7

45,3

46,7

     
               

Saldo baten en lasten

7.259

               

Bezoekers aantallen

1.678

20.000

22.500

25.000

27.500

30.000

30.000

Bezoekers aantallen onderwijs

545

5.000

7.500

10.000

12.500

15.000

15.000

               

Kwaliteitsindicatoren

             

Bezoekerstevredenheid

7,0

7,0

7,2

7,2

7,3

7,3

7,4

Waarmerk webrichtlijnen Rijk

***

***

***

***

***

***

***

               

Beschikbaarheid / bereikbaarheid

             

Informatiecentrum en studiezaal

 

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

Tentoonstelling

 

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

Beschikbaarheid eDepot (%)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

99,8%

99,8%

99,8%

99,8%

Helpdesk werkdagen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

8:30–17:00

8:30–17:00

8:30–17:00

8:30–17:00

Toelichting:

In de berekening van de gemiddelde kostprijs per kilometer fysiek archief is rekening gehouden met de capaciteitsuitbreiding van het depot door indikking van de archiefopslag. De consequenties van de uitbreiding van de depotcapaciteit door de nieuwe opslaglocatie in Emmen zijn niet doorgerekend vanwege het ontbreken van voldoende kerncijfers.

Het Nationaal Archief biedt een landelijke infrastructuur aan voor producten en diensten voor digitale archivering aan Regionale Historische Centra (RHC’s), departementen en andere instellingen met een publieke taak. In de eerste fase richt de serviceorganisatie zich op dienstverlening aan de RHC’s voor overgebracht archiefmateriaal. Deze dienstverlening start met ingang van 2016. Aan de dienstverlening is een kostprijsmodel verbonden die inzichtelijk maakt tegen welke kosten producten en diensten kunnen worden afgenomen.

Het Nationaal Archief werkt aan de opdracht om de maatschappelijke zichtbaarheid te vergroten als publiekscentrum: het verbeteren van de toegankelijkheid van archieven als geheugen van de samenleving (tentoonstellingen, publiekseducatie, studiezalen, faciliteren onderzoeken archiefprofessionals). Dit leidt met ingang van 2014 tot het toenemen van bezoekersaantallen.

De gemiddeld gewogen uurtarieven zijn gebaseerd op de begroting van het Nationaal Archief van 2014.

Bezoekerstevredenheid: Tweejaarlijks wordt door de branchevereniging een landelijk onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de dienstverlening.

Webrichtijnen: Het Waarmerk drempelvrij.nl is het Nederlandse kwaliteitsmerk voor toegankelijke websites. Als een website toegankelijk is, kan deze door alle bezoekers goed worden gebruikt. Ook is de website dan beter vindbaar in zoekmachines. De toekenning geschiedt op basis van een jaarlijks onderzoek en wordt toegekend in de vorm van een certificaat. De score wordt toegekend in aantal sterren (*) met als maximaal toe te kennen score drie sterren (***).

6. BIJLAGEN

BIJLAGE 1. ZBO’s en RWT’S

Tabel 1 Overzicht ZBO’s en RWT’s (vallend onder Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (bedragen x € 1 miljoen) 1
 

RWT

ZBO

Artikel(en)

Ramingen

ZBO’s

       

Stichting Fonds Podiumkunsten

 

X

14

45,8

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

 

X

14

22,3

Stichting Nederlands Filmfonds

 

X

14

49,5

Stichting Mondriaan Fonds

 

X

14

28,8

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

 

X

14

13,3

Stichting Nederlands Letterenfonds

 

X

14

10,4

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

 

X

15

17,0

Commissariaat voor de Media (CvdM)

 

X

15

3,9

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

X

X

7

3,7

Rijksmusea

X

 

14

129,8

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

X

 

16

87,7

Koninklijke Bibliotheek (KB)

X

X

16

46,2

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

 

X

6, 16

742,3

Stichting Participatiefonds

 

X

1

2,5

Stichting Vervangingsfonds

 

X

1, 9

11,1

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

 

X

15

2,2

College voor Toetsen en Examens

X

X

3, 4

5,7

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

X

X2

15

85,2

         

RWT’s

       

Landelijk Omroepbestel

X

 

15

675,4

Regionale Omroepen

X

 

15

146,4

Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs

X

 

1

9.413,1

Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs

X

 

3

6.884,5

Regionale Opleidingscentra (ROC's) en vakinstellingen

X

 

4

3.220,4

Instellingsbesturen hogescholen

X

 

6

2.725,0

Instellingsbesturen universiteiten

X

 

7

3.497,7

Academische Ziekenhuizen

X

 

7

616,6

Kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven

X

X2

4

69,7

Cito

X

 

3, 4

33,7

SLO

X

 

3, 4

13,3

X Noot
1

De volgorde van de opsomming in dit overzicht is aangepast aan het besturingsmodel van OCW. Zie hiervoor ook de toelichting op deze tabel

X Noot
2

Kaderwet zbo’s niet van toepassing

Toelichting op de in de tabel opgenoemde ZBO’s en RWT’s:

Algemeen

OCW hanteert het volgende model om zicht te houden op de instellingen rond het kerndepartement en de bestuurlijke relaties die daarmee worden onderhouden.

De schillen representeren de bestuurlijke verhouding tot de bestuurskern: hoe dichter bij de bestuurskern hoe groter de politieke verantwoordelijkheid, hoe nauwer de sturingsrelaties en hoe beter verantwoording moet worden afgelegd over de financieringsstromen. De volgorde van presentatie van zbo’s en RWT’s in de tabel is aangepast op dit model.

Cultuurfondsen

In 2014 worden bijdragen verstrekt aan de volgende fondsen:

Stichting Fonds Podiumkunsten

Het fonds ondersteunt alle vormen van professionele podiumkunsten in Nederland: muziek, theater, muziektheater en dans. Het stimuleren van innovatie in de keten van scheppen, productie, distributie en afname is een speciale taak van het fonds.

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Het fonds stimuleert de actieve deelname aan het culturele leven van inwoners van Nederland, in al hun diversiteit, ongeacht leeftijd, herkomst, opleiding en woonplaats op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.

Stichting Nederlands Filmfonds

Het fonds stimuleert de filmproductie in Nederland, met de nadruk op kwaliteit en diversiteit en bevordert een goed klimaat voor de Nederlandse filmcultuur.

Stichting Mondriaanfonds

Het fonds bevordert bijzondere en vernieuwende projecten en activiteiten van beeldend kunstenaars, bemiddelaars en instellingen die van belang zijn voor de beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland. Het doel is hiermee de betekenisvolle ontwikkeling en zichtbaarheid van beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland te stimuleren daar waar de markt dit niet of nog niet mogelijk maakt.

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Het fonds voert verschillende subsidieregelingen uit die zijn gericht op kennisontwikkeling en kennisuitwisseling van de ontwerpende disciplines en het vergroten van de belangstelling voor architectuur, vormgeving en e-culture.

Stichting Nederlands Letterenfonds

Het fonds bevordert de kwaliteit, diversiteit, productie en de vertaling van de Nederlandse en Friestalige literatuur. Ook verzorgt het Letterenfonds de promotie en zichtbaarheid van de Nederlandse en Friese literatuur in het buitenland.

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties

Het Mediafonds bevordert de ontwikkeling en productie van culturele dramaproducties, documentaires, kunst- en kinderprogramma’s en cultuurprojecten van de publieke landelijke en regionale omroep.

Commissariaat voor de Media

Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de Mediawet en de daarop gebaseerde regels. Het garandeert daarmee een eerlijke toegang tot de media en bewaakt de kwaliteit, de diversiteit en de onafhankelijkheid van de informatievoorziening.

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

De NVAO borgt de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Zij beoordeelt op onafhankelijke wijze de kwaliteit van de opleidingen, verleent accreditatie, toetst nieuwe opleidingen en voert de instellingstoets kwaliteitszorg uit. Daarnaast levert de NVAO een bijdrage aan het vergroten van het kwaliteitsbewustzijn en bevordert zij de internationale samenwerking om tot afstemming en samenhang binnen de Europese hoger onderwijsruimte te komen.

Rijksmusea

Het betreft 17 musea die vallen onder de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten.

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

De KNAW bevordert als forum, geweten en stem van de wetenschap de kwaliteit en de belangen van de wetenschap en zet zich in voor een optimale bijdrage van de Nederlandse wetenschap aan de culturele, sociale en economische ontwikkeling van de samenleving.

Koninklijke Bibliotheek (KB)

De KB brengt als de nationale bibliotheek van Nederland mensen en informatie samen. De KB speelt voorts een centrale rol in de Nederlandse (wetenschappelijke) informatie-structuur en bevordert de duurzame toegang tot digitale informatie in (inter)nationaal verband

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

De NWO heeft als taak het bevorderen van de kwaliteit van wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek.

Vanaf 2015 is aan het bedrag in de tabel ook het middelenkader voor de promotiebeurs voor leraren toegevoegd.

Stichting Participatiefonds (PF)

Het PF is verantwoordelijk voor het beheren en terugdringen van de werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. Het PF betaalt de uitkeringskosten van ontslagen personeel. Daarnaast ondersteunt het PF schoolbesturen bij het opzetten van hun personeels- en mobiliteitsbeleid en individuele medewerkers die werkloos zijn, met trainingen en cursussen.

Stichting Vervangingsfonds (VF)

Het VF betaalt de kosten voor vervangers die schoolbesturen moeten inzetten bij ziekte of afwezigheid van personeel en heeft als taak het terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van onderwijspersoneel in het primair onderwijs door de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en het personeelsbeleid te verbeteren.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Het fonds heeft ten doel het handhaven en bevorderen van de pluriformiteit van de pers, voor zover die van belang is voor de informatie en opinievorming.

College voor Toetsen en Examens (CvTE)

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) bestaat sinds 1 oktober 2009. Het is ontstaan uit een samenvoeging van de Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven (CEVO), de Staatsexamencommissie VO en de Staatsexamencommissie Nederlands als Tweede taal (NT2).

Het College is verantwoordelijk voor de centrale examens en staatsexamens in het voortgezet onderwijs, de examens rekenen en taal in het (middelbaar) beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.

Het College is m.i.v. 1 augustus van naam veranderd i.v.m. een nieuwe taak: deuitvoering van de centrale eindtoets in het primair onderwijs.

Nederlandse Publieke Omroep(NPO)

De NPO is het samenwerkings- en coördinatieorgaan van de landelijke publieke omroep.

Landelijk Omroepbestel

Het betreft middelen die aan de landelijke publieke omroepen beschikbaar zijn gesteld.

Regionale Omroepen

Het betreft middelen die aan de regionale publieke omroepen beschikbaar zijn gesteld.

Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs

Het betreft circa 1.121 bevoegde gezagsorganen van circa 7.273 instellingen. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.

Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs

Het betreft 238 bevoegde gezagsorganen van 466 onderwijsinstellingen. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.

Regionale Opleidingscentra (roc's) en vakinstellingen

Het betreft ruim 50 roc’s en vakinstellingen.

Instellingsbesturen hogescholen

Het betreft middelen die rechtstreeks aan 35 bekostigde hogescholen beschikbaar worden gesteld.

Instellingsbesturen universiteiten

Het betreft middelen die rechtstreeks aan 18 bekostigde universiteiten beschikbaar worden gesteld.

Academische Ziekenhuizen

Het betreft middelen voor de 8 ziekenhuizen die verbonden zijn aan een universiteit ten behoeve van de opleiding van artsen en ten behoeve van onderzoek.

Kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven

Het betreft 16 kenniscentra (exclusief groen onderwijs) die de schakels vormen tussen het onderwijs en het georganiseerde bedrijfsleven. Ze ontwikkelen kwalificaties voor het middelbaar beroepsonderwijs, werven leerbedrijven en bewaken de kwaliteit van deze leerbedrijven.

Stichting Cito

Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO.

Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling heeft tot taak:

  • het ontwikkelen van de centrale eindtoets in het primair onderwijs;

  • het ontwikkelen van de diagnostische tussentijdse toets en de rekentoets in het voortgezet onderwijs;

  • het ontwikkelen van de centrale examens/ en rekentoetsen in het voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs.

Stichting SLO

Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO.

Stichting leerplanontwikkeling heeft tot taak het ontwikkelen en onderhouden van landelijke leerplankaders en het ondersteunen en adviseren van Onze Minister met betrekking tot leerplanontwikkeling.

Tabel 2 Overzicht RWT’s en ZBO’s(vallend onder andere ministeries) (bedragen x € 1 miljoen)
 

RWT

ZBO

Artikel(en)

Ramingen

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)

 

X

1

2,3

Toelichting op de in de tabel opgenoemde ZBO’s:

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)

Het UWV voert de regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten uit voor OCW.

BIJLAGE 2. VERDIEPINGSHOOFSTUK

Algemeen

In dit hoofdstuk worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2013 en de stand ontwerpbegroting 2014. Alleen de nieuwe mutaties die groter zijn dan € 2,2 miljoen worden toegelicht. De mutaties uit de 1ste suppletoire begroting zijn reeds toegelicht in de memorie van toelichting op de 1ste suppletoire begroting. Deze mutaties worden daarom niet in dit verdiepingshoofdstuk toegelicht.

Voor de uitgaven en ontvangsten geldt dat de tabellen met de specificatie van de nieuwe mutaties alleen zijn opgenomen als er mutaties hebben plaatsgevonden.

Mutaties die op meer dan één beleidsartikel betrekking hebben, worden hieronder toegelicht. Het betreft:

Leerlingen- en studentenontwikkeling: Referentieraming 2013;

Doorverdeling loon- en prijsbijstelling;

Doorverdeling Begrotingsafspraken 2014;

1. Leerlingen- en studentenontwikkeling: Referentieraming 2013

In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2014 wijst uit dat in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs het aantal leerlingen en studenten per saldo lager is dan in de referentieraming 2013. In het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs is het aantal leerlingen en studenten per saldo hoger. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2013. In onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per sector weergegeven.

Tabel 1 Budgettaire verwerking leerlingen- en studentenontwikkeling (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Uitgaven:

           

1

Primair onderwijs

4.359

– 1.441

– 4.168

– 5.084

– 5.283

– 19.277

3

Voortgezet onderwijs

– 5.086

– 27.232

– 43.766

– 57.795

– 69.066

– 75.250

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

2.200

– 6.000

– 500

6.400

3.400

11.100

6

Hoger beroepsonderwijs

127.680

173.933

178.667

200.706

222.292

205.844

7

Wetenschappelijk onderwijs

56.412

61.828

46.020

40.361

35.853

25.779

11

Studiefinanciering

– 14.870

34.974

27.355

41.090

51.320

44.751

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

– 856

– 849

– 1.434

– 2.307

– 3.430

– 4.053

13

Lesgelden

22

39

49

26

– 25

– 51

Subtotaal uitgaven

169.861

235.252

202.223

223.397

235.061

188.843

               

Ontvangsten:

           

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

– 6

– 36

– 65

– 105

– 156

– 185

13

Lesgeldontvangsten

– 234

– 2.950

– 2.019

6.982

11.795

12.366

Subtotaal ontvangsten

– 240

– 2.986

– 2.084

6.877

11.639

12.181

2 Loonbijstelling

De loonbijstelling tranche 2014 is uitgekeerd aan de departementen. Het betreft alleen een vergoeding voor de ontwikkeling in de sociale werkgeverslasten. In de onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per sector weergegeven.

Tabel 2 Budgettaire verwerking loonbijstelling (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2014

2015

2016

2017

2018

2019

 

Beleidsartikelen

           

1

Primair onderwijs

17.676

17.508

17.195

17.107

17.018

16.960

3

Voortgezet onderwijs

12.557

12.541

12.441

12.468

12.406

12.262

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

5.174

5.278

5.158

5.167

5.187

5.141

6

Hoger beroepsonderwijs

3.937

3.878

3.843

3.856

3.865

3.918

7

Wetenschappelijk onderwijs

6.410

6.355

6.323

6.333

6.347

6.375

8

Internationaal beleid

11

10

10

10

10

10

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

805

587

837

958

680

626

11

Studiefinanciering

94

93

81

71

67

67

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

17

17

17

17

17

17

13

Lesgelden

7

7

7

7

7

7

14

Cultuur

1.439

1.440

1.419

1.441

1.442

1.435

15

Media

1

1

1

1

1

1

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.203

1.098

1.089

1.081

1.076

1.076

25

Emancipatie

47

49

48

48

48

48

 

Subtotaal beleidsartikelen

49.378

48.862

48.469

48.565

48.171

47.943

               
 

Niet-beleidsartikelen

           

91

Nominaal en onvoorzien

15

15

1

– 8

0

19

95

Apparaatskosten

298

297

286

264

255

255

 

Subtotaal niet-beleidsartikelen

313

312

287

256

255

274

Totaal

49.691

49.174

48.756

48.821

48.426

48.217

3 Prijsbijstelling

In onderstaande tabel is de toevoeging van prijsbijstelling aan de verschillende artikelen weergegeven. Met inzet van de lumpsummiddelen uit de Begrotingsafspraken 2014 wordt de prijsbijstelling tranche 2014 vanaf 2015 aan de onderwijsartikelen toegevoegd. Daarnaast wordt de wettelijk verplichte prijsbijstelling aan de betreffende artikelen toegevoegd. Voor de wettelijk verplichte prijsbijstelling cultuur en media gaat het om de prijsbijstelling tranche 2013 en 2014.

Tabel 3 Budgettaire verwerking prijsbijstelling (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2014

2015

2016

2017

2018

2019

 

Beleidsartikelen

           

1

Primair onderwijs

19.454

19.976

19.595

19.491

19.388

19.296

3

Voortgezet onderwijs

0

17.303

17.438

17.340

17.101

17.222

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.459

22.263

22.007

22.113

22.223

22.082

6

Hoger beroepsonderwijs

0

11.838

11.729

11.766

11.793

11.956

7

Wetenschappelijk onderwijs

0

23.277

23.132

23.178

23.225

23.376

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

0

363

488

427

427

427

11

Studiefinanciering

24.321

24.560

18.318

18.605

18.683

18.916

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.460

1.150

1.091

1.112

1.130

1.130

14

Cultuur

3.859

3.696

3.693

3.695

3.695

3.695

15

Media

28.575

24.585

23.720

23.075

23.223

23.305

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.381

1.381

1.381

1.381

1.381

1.381

Totaal

82.509

150.392

142.592

142.183

142.269

142.786

4 Begrotingsafspraken

Het betreft het toevoegen van de middelen uit de Begrotingsafspraken 2014 aan de begroting van OCW. Deze is toegelicht in het algemeen deel van de beleidsagenda. In de onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per sector weergegeven.

Tabel 4 Budgettaire verwerking Begrotingsafspraken 2014 (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Uitgaven:

           

1

Primair onderwijs

0

134.008

118.579

111.002

122.548

110.791

3

Voortgezet onderwijs

0

382.107

403.588

416.509

425.084

414.379

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

0

157.628

147.190

145.306

150.052

145.269

6

Hoger beroepsonderwijs

0

18.183

13.208

13.252

16.420

13.438

7

Wetenschappelijk onderwijs

0

34.211

26.447

25.504

30.469

25.696

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

0

363

488

427

427

427

15

Media

0

0

50.000

50.000

50.000

50.000

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

0

127.500

127.500

125.000

125.000

125.000

Totaal (uitgaven minus ontvangsten)

0

854.000

887.000

887.000

920.000

885.000

1. PRIMAIR ONDERWIJS

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

9.555.294

9.447.029

9.276.147

9.227.726

9.179.708

 

Nota van wijzigingen

33.665

33.406

33.157

32.985

32.847

 

Amendementen

           

1e suppletoire begroting

22.941

124.181

134.532

135.616

135.817

 

Nieuwe mutaties

28.075

359.338

378.305

382.939

433.486

 

Stand ontwerpbegroting 2015

9.639.975

9.963.954

9.822.141

9.779.266

9.781.858

9.721.254

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

8.065

33.005

117.071

116.822

116.733

 

1.

Bijstelling uit aanvullende posten

17.676

17.508

17.195

17.107

17.018

 

2.

Overboekingen intern

1.028

15.497

99.876

99.715

99.715

 

3.

Overboekingen extern

– 10.639

       

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

20.010

326.333

261.234

266.117

316.753

 

1.

Begrotingsafspraken 2014:

         
   

Lumpsum

 

43.508

25.079

25.002

36.548

   

Startende leraren

 

26.000

26.000

30.000

30.000

   

Meer masters

 

11.000

11.000

11.000

11.000

   

ICT

 

4.000

4.000

4.000

4.000

   

Conciërges en klassenassistenten

 

29.000

29.000

29.000

29.000

   

Onderwijstijd

 

12.000

12.000

12.000

12.000

   

Stichting Nederlands onderwijs buitenland

 

5.000

5.000

   
   

Duurzame scholen

 

3.500

6.500

   
 

2.

Begrotingsrapport – aandeel EJM

20.010

       
 

3.

Nationaal Onderwijsakkoord

   

– 45.000

– 40.000

 
 

4.

RA 2012: Nationaal Onderwijsakkoord

 

43.890

43.890

43.890

43.890

 

5.

RA 2012: Onderwijshuisvesting (motie Haersma Buma)

 

145.920

145.920

145.920

145.920

 

6.

Passend onderwijs

   

– 4.670

2.790

1.880

 

7.

Overig

 

2.515

2.515

2.515

2.515

Totaal

28.075

359.338

378.305

382.939

433.486

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.1.

Deze mutatie betreft de uitdeling van de loonbijstelling (werkgeverslasten tranche 2014). In het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk wordt deze bijstelling toegelicht.

1.2.

Deze mutatie is een saldo van de overboekingen van budgetten van artikel 9 naar artikel 1 middelen professionalisering (€ 84,3 miljoen), georganiseerd overleg en vakbondsfaciliteiten (€ 4,9 miljoen), Arbeidsmarkt-/kennisactiviteiten (€ 2 miljoen) en bedrijfsgezondheid (€ 7,9 miljoen).

1.3.

Deze mutatie betreft een overboeking naar het Gemeentefonds ten behoeve van de impuls brede scholen, sport en cultuur (combinatiefuncties).

3.1.

In de Begrotingsafspraken 2014 zijn vanaf 2015 structureel extra middelen beschikbaar gesteld voor de lumpsum (€ 43 miljoen), ondersteuning voor startende leraren (€ 26 miljoen), meer masters (€ 11 miljoen), ICT (€ 4 miljoen), conciërges en klassenassistenten (€ 29 miljoen), onderwijstijd (€ 12 miljoen) en incidenteel voor Stichting Nederlands onderwijs buitenland (€ 5 miljoen in 2015 en 2016) en duurzame scholen (€ 3,5 miljoen in 2015 en € 6,5 miljoen in 2016).

3.2.

Deze mutatie betreft een toevoeging vanuit de Eindejaarsmarge voor de wettelijke prijsbijstelling tranche 2014 voor het jaar 2014.

3.3.

In het Nationaal Onderwijsakkoord zijn in 2013 extra middelen beschikbaar gesteld aan het primair onderwijs voor het behoud van jonge leerkrachten. De dekking is geleverd door het hoger onderwijs. In 2016 en 2017 gaan deze middelen weer terug.

3.4.

In het Regeerakkoord zijn middelen beschikbaar gesteld voor het Nationaal Onderwijsakkoord. Dit betreft de uitdeling van de eerste tranche.

3.5.

Het betreft hier het aandeel voor het primair onderwijs van de overheveling uit de Aanvullende post van de middelen uit het Regeerakkoord van de motie Van Haersma Buma.

3.6.

In de Begrotingsafspraken 2014 wordt de bezuiniging op LWOO/PRO ongedaan gemaakt. Daarnaast is afgesproken dat een verzachting plaatsvindt van de verevening passend onderwijs. Het verzachten van de verevening veroorzaakt in 2017 en 2018 een tijdelijke daling in de beschikbare middelen. Om te voorkomen dat het normbedrag per leerling in die jaren wordt verlaagd, vindt een kasschuif plaats van 2016 naar 2017 en 2018.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

3. VOORTGEZET ONDERWIJS

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

7.229.225

6.885.697

6.846.120

6.852.987

6.809.449

 

Nota van wijzigingen

34.392

34.545

34.636

34.581

34.260

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

22.551

282.102

300.210

286.640

275.769

 

Nieuwe mutaties

34.619

278.164

276.478

296.936

334.368

 

Stand ontwerpbegroting 2015

7.320.787

7.480.508

7.457.444

7.471.144

7.453.846

7.376.868

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

17.698

44.885

92.068

94.605

93.462

 

1.

Bijstelling uit aanvullende posten

12.557

12.541

12.441

12.468

12.406

 

2.

Overboekingen (intern)

4.885

41.705

93.865

96.865

96.865

 

3.

Overboekingen (extern)

256

– 9.361

– 14.238

– 14.728

– 15.809

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

16.921

233.279

184.410

202.331

240.906

 

1.

NOA: inzet aanvullende middelen

   

– 35.000

– 30.000

 
 

2.

NOA: inzet incidentele middelen CAO-VO

12.000

       
 

3.

RA 2012: middelen onderwijshuisvesting (motie Haersma Buma)

 

110.080

110.080

110.080

110.080

 

4.

RA 2012: intensivering onderwijs

 

33.110

33.110

33.110

33.110

 

5.

Begrotingsafspraken 2014:

         
   

– 

Lumpsum

 

35.107

21.588

21.509

30.084

   

– 

Masters

 

21.000

21.000

34.000

34.000

   

– 

Klassenassistenten

 

21.000

21.000

21.000

21.000

   

– 

Innovatie (ICT)

 

4.000

4.000

4.000

4.000

   

– 

Zomerscholen

 

9.000

9.000

9.000

9.000

 

6.

Inzet eindejaarsmarge

4.921

350

     
 

7.

Overig

 

– 368

– 368

– 368

– 368

Totaal

34.619

278.164

276.478

296.936

334.368

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.1

Het betreft de uitdeling van de loonbijstelling (werkgeverslasten tranche 2014).

1.2

Dit betreft voornamelijk overboekingen van en naar beleidsterrein 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid van de middelen voor de functiemix VO Randstadregio’s, voor professionalisering en voor het sectorakkoord voortgezet onderwijs.

3.1

Het betreft de overheveling van de aanvullende middelen uit het NOA naar de beleidsterreinen beroepsonderwijs en volwasseneducatie en hoger onderwijs.

3.2

Het betreft extra incidentele middelen uit het NOA in verband met het afsluiten van de cao in het vo.

3.3

Het betreft hier het aandeel voor het voortgezet onderwijs van de overheveling uit de aanvullende post van de middelen uit het Regeerakkoord van de motie Van Haersma Buma.

3.4

Het betreft een maatregel uit het Regeerakkoord 2012, namelijk het beschikbaar stellen van de tranche 2015 van de intensiveringsmiddelen in het onderwijs. Een deel van de middelen is overgeboekt naar beleidsterrein 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid.

3.5

Dit betreft de verwerking van de afspraken uit de Begrotingsafspraken 2014. Voor het VO gaat het om:

  • Toevoeging aan de lumpsumvergoeding;

  • Meer masters;

  • Meer klassenassistenten;

  • Innovatie (ICT-ondersteuning);

  • Vermindering zittenblijven (zomerscholen)

Een deel van de middelen is overgeboekt naar beleidsterrein 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid.

3.6

Inzet van de eindejaarsmarge 2013 die in 2014 beschikbaar is gekomen. Hieruit worden onder meer de gestegen examenkosten en de regionale regisseurs krimp betaald.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

4.661

1.361

1.361

1.361

1.361

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

– 3.300

0

3.300

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

1.361

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

4. BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel x (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

3.802.465

3.808.068

3.736.804

3.747.813

3.764.235

 

Nota van wijzigingen

27.825

28.352

27.871

27.920

27.774

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

– 42.660

– 14.924

5.274

5.574

15.524

 

Nieuwe mutaties

253

285.742

279.098

244.638

244.559

 

Stand ontwerpbegroting 2015

3.787.883

4.107.238

4.049.047

4.025.945

4.052.092

4.024.944

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

– 3.206

72.478

66.097

68.521

68.696

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende posten

5.174

5.278

5.158

5.167

5.187

 

2.

Overboekingen (intern)

– 5.832

73.595

65.911

66.402

66.662

 

3.

Overboekingen (extern)

– 2.548

– 6.395

– 4.972

– 3.048

– 3.153

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

3.459

213.264

213.001

176.117

175.863

 

1.

Regeerakkoord 2012

0

56.000

56.000

56.000

56.000

 

2.

Begrotingsrapport

3.459

– 364

– 189

– 189

– 189

 

3.

Begrotingsakkoord 2014

0

157.628

147.190

145.306

150.052

 

4.

Noa

0

0

10.000

5.000

0

 

5.

OV Kaart

0

0

0

– 30.000

– 30.000

Totaal

253

285.742

279.098

244.638

244.559

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.1 Het betreft de uitdeling van de loonbijstelling (tranche 2014). In het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk zal dit verder worden toegelicht.

1.2 Het betreft hier grotendeels overboekingen vanuit artikel 9 «Arbeidsmarkt en personeelsbeleid». Het gaat hier o.a. om het actieplan salarismix randstadregio’s en professionalisering onderwijspersoneel.

1.3 Het betreft hier overboekingen naar andere ministeries. Het gaat hier o.a. om een overboeking naar BZK ten behoeve van de begeleiding van 18- en 19 jarigen die dreigen uit te vallen.

3.1 Deze mutatie betreft extra middelen uit het Regeerakkoord 2012 voor de intensivering onderwijs in het middelbaar beroepsonderwijs.

3.2 Deze mutatie betreft voor het jaar 2014 een toevoeging vanuit de Eindejaarsmarge voor de wettelijke prijsbijstelling tranche 2014 voor het jaar 2014.

3.3 Dit betreft de verwerking van Begrotingsafspraken 2014.

3.4 Het betreft de verwerking van de incidentele middelen voor MBO uit het Nationaal Onderwijsakkoord.

3.5 Dit betreft de mutatie studievoorschot. Minderjarige deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) krijgen recht op de reisvoorziening.

6. HOGER BEROEPSONDERWIJS

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

2.576.472

2.537.066

2.513.873

2.521.327

2.526.869

 

Nota van wijzigingen

18.905

18.973

19.256

19.526

19.783

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

131.523

181.283

179.480

201.901

223.487

 

Nieuwe mutaties

7.202

36.787

74.735

81.287

46.443

 

Stand ontwerpbegroting 2015

2.734.102

2.774.109

2.787.344

2.824.041

2.816.582

2.832.458

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

5.862

9.596

11.968

17.028

19.464

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende posten

3.937

3.878

3.843

3.856

3.865

 

2.

Overboekingen (intern)

1.969

6.156

8.450

13.500

16.000

 

3.

Overboekingen (extern)

– 44

– 438

– 325

– 328

– 401

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

1.340

27.191

62.767

64.259

26.979

 

1.

Begrotingsafspraken 2014

 

18.183

13.208

13.252

16.420

 

2.

Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen

 

8.008

3.559

8.007

3.559

 

3.

Nationaal Onderwijsakkoord

   

36.000

33.000

 
 

4.

Intensivering onderzoek

 

7.000

7.000

7.000

7.000

 

5.

Intertemporele Compensatie

 

– 6.000

3.000

3.000

 
 

6.

Overig

1.340

       

Totaal

7.202

36.787

74.735

81.287

46.443

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.1

Het betreft de uitdeling van de loonbijstelling (werkgeverslasten tranche 2014). In het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk is dit verder toegelicht.

1.2

Het betreft hier met name overboekingen vanuit artikel 9 «Arbeidsmarkt en personeelsbeleid» voor de promotiebeurs voor leraren en bijzondere bekostiging ten behoeve van de kwaliteit van lerarenopleidingen.

3.1

De gevolgen van de Begrotingsafspraken 2014 voor de OCW-begroting worden toegelicht in de beleidsagenda en het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk.

3.2

Voor het bieden van experimenteerruimte voor flexibel hoger onderwijs voor volwassenen worden extra middelen ter beschikking gesteld. De middelen zijn deels afkomstig uit de reeks RA Rutte II om onbedoelde effecten op te vangen van de maatregel collegegeld tweede studie.

3.3

In het Nationaal Onderwijsakkoord zijn incidentele middelen ter beschikking gesteld voor de dip in de bekostiging van het hoger onderwijs als gevolg van het Regeerakkoord.

3.4

Vanaf 2014 wordt extra geïnvesteerd in het praktijkgericht onderzoek, in 2015 komt de tweede tranche beschikbaar (RA Rutte II).

3.5

Dit betreft een intertemporele compensatie om het budget voor de regeling stimulering Bèta/techniek (Centers of expertise) voor de jaren 2015 tot en met 2017 in overeenstemming te brengen met de beoogde uitgaven.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

7. WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

4.033.802

3.993.428

3.968.948

3.971.339

3.979.134

 

Nota van wijzigingen

37.071

37.046

37.278

37.602

37.874

 

Amendementen

           

1e suppletoire begroting

66.338

66.860

51.592

44.251

39.743

 

Nieuwe mutaties

14.175

48.298

74.781

72.019

44.131

 

Stand ontwerpbegroting 2015

4.151.386

4.145.632

4.132.599

4.125.211

4.100.882

4.111.653

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

12.484

13.598

14.221

13.850

13.549

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende posten

6.410

6.355

6.323

6.333

6.347

 

2.

Bijstellingen budgettair neutraal

671

980

979

946

946

 

3.

Overboekingen (intern)

– 210

1.789

2.184

1.855

1.730

 

4.

Overboekingen (extern)

5.613

4.474

4.735

4.716

4.526

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

1.691

34.700

60.560

58.169

30.582

 

1.

Begrotingsafspraken 2014

 

34.211

26.447

25.504

30.469

 

2.

Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen

 

992

441

993

441

 

3.

Nationaal Onderwijsakkoord

   

34.000

32.000

 
 

4.

Overig

1.691

– 503

– 328

– 328

– 328

Totaal

14.175

48.298

74.781

72.019

44.131

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.1

Het betreft de uitdeling van de loonbijstelling (werkgeverslasten tranche 2014). In het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk is dit verder toegelicht.

1.3

Het betreft hier met name een overboeking vanuit artikel 16 «Onderzoek en Wetenschapsbeleid» vanwege de overheveling van het collectiebeheer van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde van KNAW naar de Universiteit Leiden.

1.4

Het betreft hier met name de overboeking van het Ministerie van VWS van de loonbijstelling tranche 2014 betreffende de sector academische ziekenhuizen.

3.1

De gevolgen van de Begrotingsafspraken 2014 voor de OCW-begroting worden toegelicht in de beleidsagenda en het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk.

3.2

Voor het bieden van experimenteerruimte voor flexibel hoger onderwijs voor volwassenen worden extra middelen ter beschikking gesteld. De middelen zijn deels afkomstig uit de reeks RA Rutte II om onbedoelde effecten op te vangen van de maatregel collegegeld tweede studie.

3.3

In het Nationaal Onderwijsakkoord zijn incidentele middelen ter beschikking gesteld voor de dip in de bekostiging van het hoger onderwijs als gevolg van het Regeerakkoord.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

16

16

16

16

16

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

10.000

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

10.016

16

16

16

16

16

8. INTERNATIONAAL BELEID

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

13.421

11.280

11.108

11.118

11.118

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

210

575

600

600

600

 

Nieuwe mutaties

11

– 620

– 609

– 598

– 598

 

Stand ontwerpbegroting 2015

13.642

11.235

11.099

11.120

11.120

10.520

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

11

10

21

32

32

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende post

11

10

10

10

10

 

2.

Bijstellingen budgettair neutraal

   

11

22

22

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

0

– 630

– 630

– 630

– 630

 

1.

Overig

– 630

– 630

– 630

– 630

Totaal

11

– 620

– 609

– 598

– 598

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

99

99

99

99

99

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

99

99

99

99

99

99

9. ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

386.420

399.240

525.500

580.545

449.385

 

Nota van wijzigingen

17.086

16.290

15.671

14.457

14.189

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

– 21.606

4.663

– 4.300

– 3.000

– 3.000

 

Nieuwe mutaties

– 3.299

– 170.652

– 287.375

– 293.825

– 296.210

 

Stand ontwerpbegroting 2015

378.601

249.541

249.496

298.177

164.364

138.683

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

– 3.299

– 137.740

– 272.424

– 280.022

– 282.675

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende post

805

587

837

958

680

 

2.

Overboekingen (intern)

– 3.504

– 138.313

– 269.697

– 277.418

– 279.793

 

3.

Overboekingen (extern)

– 600

– 14

– 3.564

– 3.562

– 3.562

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

0

– 32.912

– 14.951

– 13.803

– 13.535

 

1.

Kwaliteit Onderwijs

0

– 33.275

– 15.439

– 14.230

– 13.962

 

2.

Begrotingsafspraken 2014

0

363

488

427

427

Totaal

– 3.299

– 170.652

– 287.375

– 293.825

– 296.210

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.1

Het betreft de uitdeling van de loonbijstelling (tranche 2014). In het algemeen deel van het verdiepingshoofdstuk is dit verder toegelicht.

1.2

Het betreft:

overboekingen naar de sectoren po (artikel 1), vo (artikel 3) en mbo (artikel 4) voor de (belonings-) maatregelen onderwijspersoneel uit het Actieplan Leerkracht van Nederland;

overboekingen naar de sectoren po (artikel 1), vo (artikel 3), mbo (artikel 4) en hbo (artikel 6) voor de professionaliseringsmiddelen onderwijspersoneel voor po, vo en mbo en de kwaliteitsmiddelen lerarenopleidingen ho;

overboekingen van de sector vo (artikel 3) inzake de verwerking van de sectorakkoordmiddelen vo (RA Rutte II), die op artikel 9 via de lerarenbeurs en de tegemoetkoming opleidingsscholen worden bekostigd.

1.3

Vanaf 2016 betreft het de overboeking naar EZ van de professionaliseringsmiddelen onderwijspersoneel vo/mbo voor wat betreft het groen onderwijs.

3.1

Het betreft hier de reeks kwaliteit onderwijs die bij Nota van Wijzigingen 2014 (Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 4) is toegevoegd aan de begroting. Het restant van deze reeks na dekking van de prijsbijstelling 2013 wordt voor de jaren 2014 tot en met 2020 ingezet ter dekking van de invoering van het studievoorschot. U bent hierover eerder geïnformeerd via de bijlage bij het Kamerstuk 24 724, nr 123 (budgettaire tabel). Aangezien het studievoorschot wordt ingevoerd per 1 september 2015 was een kasschuif nodig van 2014 naar 2015, dit is in de 1e suppletoire begroting 2014 verwerkt. De verdere verwerking van het studievoorschot vindt nu in de begroting 2015 plaats.

3.2

Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor een toelichting.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

11. STUDIEFINANCIERING

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

4.231.184

4.390.805

4.103.730

4.120.071

4.120.221

 

Nota van wijzigingen

25.192

25.998

26.756

27.572

27.929

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

656.023

– 193.668

170.762

115.134

146.522

 

Nieuwe mutaties

7.219

23.267

353.246

534.568

569.067

 

Stand ontwerpbegroting 2015

4.919.618

4.246.402

4.654.404

4.797.345

4.863.739

4.927.007

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

7.219

4.092

296.446

387.058

403.884

 

1.

Overboekingen (intern)

– 50

– 1.176

– 1.162

– 1.149

– 1.131

 

2.

Overboekingen (extern)

7.175

7.175

1.973

1.973

1.973

 

3.

Bijstellingen niet-relevant

0

– 2.000

295.554

386.163

402.975

 

4.

Bijstellingen uit aanvullende posten

94

93

81

71

67

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

0

19.175

56.800

147.510

165.183

 

1.

Verwerking studievoorschot

0

19.175

56.800

147.510

165.183

Totaal

7.219

23.267

353.246

534.568

569.067

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.2

Dit betreft een overboeking van SZW. Bij de 1e suppletoire wet 2014 is de vrijval als gevolg van het afschaffen van de partnertoeslag in de studiefinanciering overgeboekt naar SZW ter compensatie van de weglek naar de bijstand. Omdat deze maatregel is uitgesteld tot 2016, zijn de middelen voor 2014 en 2015 teruggeboekt naar OCW.

1.3

De niet-relevante mutaties worden voornamelijk veroorzaakt door de niet-relevante effecten van het studievoorschot.

3.1

Dit betreft het totaal van de mutaties studievoorschot: zowel het terugdraaien van de maatregelen zoals ingeboekt bij het Regeerakkoord Rutte II, als de verwerking van de nieuwe maatregelen uit het nieuwe akkoord over het studievoorschot.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

766.271

813.761

867.969

926.743

989.168

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

4.243

– 9.280

– 18.006

– 19.322

– 19.937

 

Nieuwe mutaties

0

0

196

196

196

 

Stand ontwerpbegroting 2015

770.514

804.481

850.159

907.617

969.427

1.033.623

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

0

0

196

196

196

 

1.

Overboekingen (extern)

0

0

196

196

196

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

0

0

0

0

0

Totaal

0

0

196

196

196

12. TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

114.872

94.344

90.349

91.706

92.880

 

Nota van wijzigingen

192

189

188

188

188

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

– 7.422

– 5.336

– 1.591

– 2.476

– 3.659

 

Nieuwe mutaties

17

17

17

17

17

 

Stand ontwerpbegroting 2015

107.659

89.214

88.963

89.435

89.426

89.550

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

17

17

17

17

17

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende posten

17

17

17

17

17

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

0

0

0

0

0

Totaal

17

17

17

17

17

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

4.701

3.648

3.447

3.506

3.555

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

63

61

259

220

170

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

4.764

3.709

3.706

3.726

3.725

3.731

13. LESGELD

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

7.012

7.389

7.375

7.392

7.403

 

Nota van wijzigingen

75

80

79

79

79

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

22

39

49

26

– 25

 

Nieuwe mutaties

7

7

7

7

7

 

Stand ontwerpbegroting 2015

7.116

7.515

7.510

7.504

7.464

7.438

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

7

7

7

7

7

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende posten

7

7

7

7

7

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

0

0

0

0

0

Totaal

7

7

7

7

7

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

247.762

243.415

250.330

256.146

259.872

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

– 7.201

2.812

4.236

12.579

16.918

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

240.561

246.227

254.566

268.725

276.790

278.215

14. CULTUUR

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 14 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

720.522

706.885

696.431

700.360

700.531

 

Nota van wijziging

0

0

0

0

0

 

Amendementen

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

 

1e suppletoire begroting

– 13.266

– 1.887

– 2.033

26.283

5.395

 

Nieuwe mutaties

– 5.302

8.746

32.620

12.399

12.256

 

Stand ontwerpbegroting 2015

721.954

733.744

747.018

759.042

738.182

736.175

Specificatie nieuwe mutaties (x 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1. Technische mutaties

1.087

5.765

10.275

11.354

12.611

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende posten

1.439

1.440

1.419

1.441

1.442

 

2.

Desalderingen

743

0

0

0

0

 

3.

Overboekingen intern

– 425

– 3.925

– 344

– 687

– 1.031

 

4.

Overboekingen (extern)

– 670

8.250

9.200

10.600

12.200

2. Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3. Beleidsmatige mutaties

– 6.389

2.981

22.345

1.045

– 355

 

1.

Begrotingsrapport

511

0

0

0

0

 

2.

Digitale Collectie Nationaal Archief

0

3.336

17.200

0

0

 

3.

Intertemporele Compensatie

– 6.900

0

5.500

1.400

0

 

4.

Overig

0

– 355

– 355

– 355

– 355

Totaal

– 5.302

8.746

32.620

12.399

12.256

Toelichting op de nieuwe mutaties

3.2

Deze beleidsmatige mutatie houdt verband met het vervolg dat in 2015 en 2016 wordt gegeven aan de digitalisering van de Nationaal Archief collecties. In 2015 wordt er € 3,3 miljoen voor dit doel bestemd en in 2016 € 17,2 miljoen.

3.3

De mutatie intertemporele compensatie is als volgt opgebouwd:

een verschuiving van het budget uit 2014 van € 5,5 miljoen naar 2016 in verband met overeenkomst tussen de Staat en het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT), zoals in de brief op 28 april 2014 is gemeld;

En een verschuiving van het budget bestemd voor het Ondernemers Programma Cultuur van € 1,4 miljoen van 2014 naar 2017.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 14 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

1.561

780

494

494

494

 

Nota van wijziging

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

743

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

2.304

780

494

494

494

494

Specificatie nieuwe mutaties (x 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1. Technische mutaties

743

0

0

0

0

 

1.

Desalderingen

743

0

0

0

0

2. Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3. Beleidsmatige mutaties

0

0

0

0

0

Totaal

743

0

0

0

0

15. MEDIA

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 15 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

977.571

871.820

831.970

783.532

794.093

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

29.075

26.085

75.220

74.575

74.723

 

Nieuwe mutaties

1

98.501

95.001

95.001

95.001

 

Stand ontwerpbegroting 2015

1.006.647

996.406

1.002.191

953.108

963.817

960.960

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Overboeking (intern)

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

1

3.501

1

1

1

 

1.

Overboekingen (intern)

 

3.500

     
 

2.

Bijstellingen uit aanvullende post

1

1

1

1

1

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

0

95.000

95.000

95.000

95.000

 

1.

Printprijsstelling

0

95.000

95.000

95.000

95.000

Totaal Printprijsregeling

1

98.501

95.001

95.001

95.001

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.1

Deze technische mutatie betreft een interne overboeking van beleidsartikel 14 voor de frictiekosten van het Metropole Orkest.

3.1

Dit betreft de aanpassing van de rijksbijdrage voor de landelijke, regionale en lokale publieke omroep vanwege doorwerking van de printprijsregeling.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 15 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2013

197.500

190.500

197.500

190.500

197.500

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

– 1.000

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2014

196.500

190.500

197.500

190.500

197.500

197.500

16. ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 16 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

895.771

825.436

818.526

813.265

808.948

 

Nota van wijzigingen

9.597

9.121

9.108

9.090

9.077

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

15.674

9.061

2.061

– 8.098

– 8098

 

Nieuwe mutaties

3.712

129.428

122.214

118.806

118.801

 

Stand ontwerpbegroting 2015

924.754

973.046

951.909

933.063

928.728

928.928

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

3.712

– 40.427

– 49.241

– 50.149

– 50.154

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende posten

1.203

1.098

1.089

1.081

1.076

 

2.

Overboekingen (intern)

2.089

– 645

– 1.230

– 1.230

– 1.230

 

3.

Overboekingen (extern)

420

– 40.880

– 49.100

– 50.000

– 50.000

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

0

169.855

171.455

168.955

168.955

 

1.

Begrotingsafspraken 2014

0

127.500

127.500

125.000

125.000

 

2.

Begrotingsafspraken-herschikkingsubsidie

0

0

1.600

1.600

1.600

 

3.

Diversen

0

– 645

– 645

– 645

– 645

 

4.

Regeerakkoord 2012

0

43.000

43.000

43.000

43.000

Totaal

3.712

129.428

122.214

118.806

118.801

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.3

In de Begrotingsafspraken 2014 zijn intensiveringsmiddelen opgenomen voor onderzoek en innovatie. Deze mutatie betreft het deel dat bestemd is voor innovatie en wordt daarom overgeboekt naar het Ministerie van Economische Zaken.

3.1

In de Begrotingsafspraken 2014 is € 75 miljoen opgenomen voor cofinanciering en matching. Daarnaast is uit de lumpsumreeks € 25 miljoen beschikbaar gesteld voor matching. Verder is er vanaf 2014 € 25 miljoen beschikbaar voor open competitie. Voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek is voor 2015 en 2016 € 2,5 miljoen beschikbaar.

3.4

In het regeerakkoord zijn intensiveringsmiddelen opgenomen voor onderwijs en onderzoek. Deze mutatie betreft het deel dat bestemd is voor onderzoek.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 16 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

101

101

101

101

101

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

101

101

101

101

101

101

25. EMANCIPATIE

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 25 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

14.792

15.508

15.394

15.416

15.416

 

Nota van wijziging

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

75

– 250

– 250

0

0

 

Nieuwe mutaties

– 13

– 86

– 12

48

48

 

Stand ontwerpbegroting 2015

14.854

15.172

15.132

15.464

15.464

15.464

Specificatie nieuwe mutaties (x 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1. Technische mutaties

– 13

– 86

– 12

48

48

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende posten

47

49

48

48

48

 

2.

Overboekingen (extern)

– 60

– 135

– 60

0

0

2. Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3. Beleidsmatige mutaties

0

0

0

0

0

Totaal

13

– 86

– 12

48

48

91. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 91 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

5.367

8.388

– 1.638

– 6.632

– 1.074

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

109.900

41.282

50.254

55.453

49.500

 

Nieuwe mutaties

– 93.608

– 48.315

– 47.936

– 48.005

– 47.629

 

Stand ontwerpbegroting 2015

21.659

1.355

680

816

797

832

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

– 49.676

– 49.159

– 48.755

– 48.829

– 48.426

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende posten

– 49.676

– 49.159

– 48.755

– 48.829

– 48.426

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

– 43.932

844

819

824

797

 

1.

Inzet eindejaarsmarge

– 31.932

0

0

0

0

 

2.

Incidentele middelen NOA

– 12.000

0

0

0

0

 

3.

Diversen

0

844

819

824

797

Totaal

– 93.608

– 48.315

– 47.936

– 48.005

– 47.629

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.1

Dit betreft het uitkeren van de loonbijstelling. Zie voor de verdeling over de artikelen van de loonbijstelling het algemeen deel van de verdiepingsbijlage.

3.1

De eindejaarsmarge 2013/2014 wordt voor een deel ingezet ter dekking van de wettelijk verplichte prijsbijstelling tranche 2014 voor het jaar 2014 voor po en mbo (€ 22,9 miljoen) en diverse kleinere problematiek (€ 9,0 miljoen).

3.2

Dit betreft de uitkering van de incidentele middelen NOA aan het voortgezet onderwijs.

95. APPARAATSKOSTEN

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 95 (bedragen x € 1.000)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

234.723

233.964

225.298

207.819

200.942

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

17.324

9.085

7.925

7.325

6.525

 

Nieuwe mutaties

– 3.785

4.003

177

6

70

 

Stand ontwerpbegroting 2015

248.262

247.052

233.400

215.150

207.537

207.984

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Technische mutaties

518

– 204

81

6

70

 

1.

Bijstellingen uit aanvullende post

298

297

286

264

255

 

2.

Overboekingen(intern)

50

1.817

2.147

2.147

2.213

 

3.

Overboekingen(extern)

170

– 2.318

– 2.352

– 2.405

– 2.398

2.

Autonome mutaties

0

0

0

0

0

3.

Beleidsmatige mutaties

– 4.303

4.207

96

0

0

 

1.

Intertemporele compensatie

– 4.303

4.207

96

0

0

Totaal

– 3.785

4.003

177

6

70

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.1 = 1.2

Het betreft hier onder andere de doorverdeling van de taakstelling naar het Nationaal Archief die tijdelijk geparkeerd stond op artikel 95, een overboeking naar de Inspectie van het Onderwijs voor de versterking van het continuïteitstoezicht en de ontvangen loonbijstelling tranche 2014. Tevens is het aandeel van DUO in de interdepartementale overboeking naar BZK voor P-Direkt doorgeboekt. De totale boeking stond in eerste instantie verantwoord op artikel 95

1.3

Dit is een interdepartementale overboeking van OCW naar BZK voor P-Direkt (de administratieve dienstverlener van en voor het Rijk op het gebied van personeelszaken). In het kader van administratieve vereenvoudiging tussen de verschillende onderdelen van het Rijk wordt voortaan niet meer met rekeningen gewerkt.

3.1

Dit betreft een budgettair neutrale kasschuif 2014-2015-2016 waarmee de budgetten worden aangepast aan het verwachte ritme van de realisatie binnen het apk-artikel.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 95 (bedragen x € 1.000)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

567

567

567

567

567

 

Nota van wijzigingen

0

0

0

0

0

 

Amendementen

0

0

0

0

0

 

1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2015

567

567

567

567

567

567

SAMENVATTEND OVERZICHT NAAR ARTIKELONDERDEEL

Onderstaan treft u een overzicht aan van de standen ontwerpbegroting 2015 per artikelonderdeel.

Meerjarenraming verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2014

2015

2016

2017

2018

2019

   

TOTAAL

37.338.801

36.149.589

38.208.201

36.439.876

36.252.266

36.209.095

                 

1

 

Primair onderwijs

9.641.975

9.963.954

9.822.141

9.779.266

9.781.858

9.721.254

 

70

Bekostiging

9.114.714

9.413.110

9.280.703

9.241.003

9.243.216

9.182.612

 

71

Subsidies

111.234

122.615

115.099

112.087

112.296

112.296

 

72

Opdrachten

11.671

11.344

11.645

11.956

12.357

12.357

 

73

Bijdragen aan agentschappen

32.495

28.431

26.401

26.373

26.373

26.373

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

8.288

15.981

15.620

15.174

14.943

14.943

 

75

Bijdragen aan medeoverheden

361.550

361.550

361.750

361.750

361.750

361.750

 

78

Bijdragen aan sociale fondsen

23

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

 

79

Garanties

2.000

0

0

0

0

0

                 

3

 

Voortgezet onderwijs

7.852.172

7.502.074

7.477.323

7.453.638

7.374.868

7.376.868

 

70

Bekostiging

7.660.374

7.363.670

7.356.049

7.338.543

7.259.565

7.261.565

 

71

Subsidies

59.799

59.437

46.281

39.788

41.617

41.619

 

72

Opdrachten

2.192

1.582

1.542

1.917

2.197

2.197

 

73

Bijdragen aan agentschappen

35.998

30.001

28.433

28.411

28.411

28.411

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

70.123

47.146

44.780

44.731

42.830

42.828

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

238

238

238

248

248

248

 

79

Garanties

23.448

0

0

0

0

0

                 

4

 

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

4.140.999

4.063.888

4.044.687

4.049.142

4.006.003

3.989.194

 

70

Bekostiging

3.761.278

3.680.781

3.670.171

3.692.118

3.663.529

3.646.529

 

71

Subsidies

244.604

242.918

232.717

229.232

227.058

227.258

 

72

Opdrachten

1.732

4.294

4.294

4.294

4.294

4.294

 

73

Bijdragen aan agentschappen

19.123

18.141

16.101

16.088

15.948

15.948

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

1.541

5.239

5.271

5.271

5.271

5.271

 

75

Bijdragen aan medeoverheden

102.221

112.515

116.133

102.139

89.903

89.894

 

78

Bijdragen aan sociale fondsen

0

0

0

0

0

0

 

79

Garanties

10.500

0

0

0

0

0

                 

6

 

Hoger beroepsonderwijs

2.953.530

2.782.940

2.824.210

2.819.581

2.832.458

2.832.458

 

70

Bekostiging

2.882.062

2.731.563

2.770.581

2.763.746

2.779.623

2.779.623

 

71

Subsidies

854

266

3.137

3.152

152

152

 

72

Opdrachten

100

100

100

100

100

100

 

73

Bijdragen aan agentschappen

17.454

16.916

13.922

13.738

13.738

13.738

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

29.709

31.904

34.279

36.654

36.654

36.654

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

2.212

2.191

2.191

2.191

2.191

2.191

 

79

Garanties

21.139

0

0

0

0

0

                 

7

 

Wetenschappelijk onderwijs

4.270.670

4.132.980

4.125.014

4.100.673

4.111.534

4.110.533

 

70

Bekostiging

4.240.385

4.104.563

4.099.311

4.074.153

4.084.805

4.083.682

 

71

Subsidies

2.957

2.282

1.988

2.925

3.134

3.256

 

72

Opdrachten

1.481

1.362

1.362

1.362

1.362

1.362

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3.714

3.463

3.197

3.077

3.077

3.077

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

22.133

21.310

19.156

19.156

19.156

19.156

                 

8

 

Internationaal beleid

14.732

6.582

10.578

11.120

11.120

10.520

 

71

Subsidies

391

991

1.551

1.622

1.622

1.022

 

72

Opdrachten

211

205

186

207

207

207

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

14.130

5.386

8.841

8.841

8.841

8.841

 

77

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

450

450

450

                 

9

 

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

235.610

257.146

249.496

298.177

164.364

138.683

 

70

Bekostiging

20.663

31.773

31.526

154.939

21.856

1.175

 

71

Subsidies

191.574

198.125

197.094

126.867

124.137

124.137

 

72

Opdrachten

8.047

21.092

14.847

10.347

12.347

7.347

 

73

Bijdragen aan agentschappen

7.362

6.156

6.029

6.024

6.024

6.024

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

7.964

0

0

0

0

0

                 

11

 

Studiefinanciering

4.919.618

4.246.402

4.654.404

4.797.345

4.863.739

4.927.007

 

73

Bijdragen aan agentschappen

123.123

119.296

99.300

86.181

82.412

82.423

 

80

Inkomensoverdrachten

3.060.505

2.214.066

2.340.172

2.193.552

2.065.351

1.903.267

 

81

Leningen

1.735.990

1.913.040

2.214.932

2.517.612

2.715.976

2.941.317

                 

12

 

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

107.659

89.214

88.963

89.435

89.426

89.550

 

73

Bijdragen aan agentschappen

16.996

17.570

17.441

17.456

17.457

17.457

 

80

Inkomensoverdrachten

90.663

71.644

71.522

71.979

71.969

72.093

                 

13

 

Lesgelden

7.116

7.515

7.510

7.504

7.464

7.438

 

73

Bijdragen aan agentschappen

7.116

7.515

7.510

7.504

7.464

7.438

                 

14

 

Cultuur

940.680

892.898

2.720.181

913.749

892.889

891.422

 

70

Bekostiging

202.912

144.365

1.964.846

178.049

156.831

156.831

 

71

Subsidies

65.948

74.216

81.750

79.864

80.566

78.559

 

72

Opdrachten

3.362

2.362

2.362

2.362

2.362

2.362

 

73

Bijdragen aan agentschappen

35.823

39.710

38.978

21.229

20.885

20.885

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

3.635

3.245

3.245

3.245

3.245

3.785

 

79

Garanties

629.000

629.000

629.000

629.000

629.000

629.000

                 

15

 

Media

1.000.316

996.075

1.001.860

960.108

963.817

960.960

 

70

Bekostiging

1.000.396

991.218

997.246

955.794

959.641

956.784

 

71

Subsidies

920

920

919

919

919

919

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

4.965

3.902

3.660

3.360

3.222

3.222

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

35

35

35

35

35

35

                 

16

 

Onderzoek en wetenschapsbeleid

965.892

951.909

933.063

928.728

928.928

928.928

 

70

Bekostiging

851.443

827.844

810.338

807.044

807.044

807.044

 

71

Subsidies

28.669

38.285

36.945

35.904

36.104

36.104

 

73

Bijdragen aan agentschappen

303

303

303

303

303

303

 

75

Bijdragen aan medeoverheden

487

487

487

487

487

487

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

84.990

84.990

84.990

84.990

84.990

84.990

 

77

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

0

0

                 

25

 

Emancipatie

11.911

7.605

14.691

15.444

15.464

15.464

 

70

Bekostiging

6.896

450

4.148

4.148

4.148

4.148

 

71

Subsidies

2.579

3.508

6.823

7.203

7.223

7.223

 

72

Opdrachten

90

906

979

1.042

1.042

1.042

 

73

Bijdragen aan agentschappen

151

151

151

151

151

151

 

75

Bijdragen aan medeoverheden

2.195

2.590

2.590

2.900

2.900

2.900

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

0

0

0

0

0

                 

91

 

Nominaal en onvoorzien

21.659

1.355

680

816

797

832

 

1

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

2

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

3

Nader te verdelen

21.659

1.355

680

816

797

832

                 

95

 

Apparaatskosten

248.262

247.052

233.400

215.150

207.537

207.984

 

1

Personeel

159.136

159.386

150.572

138.798

133.678

133.678

 

2

Materieel

89.126

87.666

82.828

76.352

73.859

74.306

95

Begrotingsreserve schatkistbankieren

0

0

0

0

0

0

Meerjarenraming uitgaven (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2014

2015

2016

2017

2018

2019

   

TOTAAL

35.998.899

36.042.123

36.210.377

36.305.831

36.195.898

36.090.718

                 

1

 

Primair onderwijs

9.639.975

9.963.954

9.822.141

9.779.266

9.781.858

9.721.254

 

70

Bekostiging

9.114.714

9.413.110

9.280.703

9.241.003

9.243.216

9.182.612

 

71

Subsidies

111.234

122.615

115.099

112.087

112.296

112.296

 

72

Opdrachten

11.671

11.344

11.645

11.956

12.357

12.357

 

73

Bijdragen aan agentschappen

32.495

28.431

26.401

26.373

26.373

26.373

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

8.288

15.981

15.620

15.174

14.943

14.943

 

75

Bijdragen aan medeoverheden

361.550

361.550

361.750

361.750

361.750

361.750

 

78

Bijdragen aan sociale fondsen

23

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

                 

3

 

Voortgezet onderwijs

7.320.787

7.480.508

7.457.444

7.471.144

7.453.846

7.376.868

 

70

Bekostiging

7.159.437

7.341.604

7.328.670

7.356.049

7.338.543

7.261.565

 

71

Subsidies

52.799

59.937

53.781

39.788

41.617

41.619

 

72

Opdrachten

2.192

1.582

1.542

1.917

2.197

2.197

 

73

Bijdragen aan agentschappen

35.998

30.001

28.433

28.411

28.411

28.411

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

70.123

47.146

44.780

44.731

42.830

42.828

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

238

238

238

248

248

248

                 

4

 

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.787.883

4.107.238

4.049.047

4.025.945

4.052.092

4.024.944

 

70

Bekostiging

3.419.302

3.724.131

3.674.531

3.668.921

3.709.618

3.682.279

 

71

Subsidies

244.604

242.918

232.717

229.232

227.058

227.258

 

72

Opdrachten

1.732

4.294

4.294

4.294

4.294

4.294

 

73

Bijdragen aan agentschappen

19.123

18.141

16.101

16.088

15.948

15.948

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

1.541

5.239

5.271

5.271

5.271

5.271

 

75

Bijdragen aan medeoverheden

47.697

112.515

116.133

102.139

89.903

89.894

 

78

Bijdragen aan sociale fondsen

53.884

0

0

0

0

0

                 

6

 

Hoger beroepsonderwijs

2.734.102

2.774.109

2.787.344

2.824.041

2.816.582

2.832.458

 

70

Bekostiging

2.690.554

2.724.998

2.736.025

2.770.581

2.763.747

2.779.623

 

71

Subsidies

963

375

3.202

3.152

152

152

 

72

Opdrachten

100

100

100

100

100

100

 

73

Bijdragen aan agentschappen

17.454

16.916

13.922

13.738

13.738

13.738

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

22.730

29.529

31.904

34.279

36.654

36.654

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

2.301

2.191

2.191

2.191

2.191

2.191

                 

7

 

Wetenschappelijk onderwijs

4.151.386

4.145.632

4.132.599

4.125.211

4.100.882

4.111.653

 

70

Bekostiging

4.111.733

4.114.307

4.104.476

4.098.571

4.074.153

4.084.802

 

71

Subsidies

13.016

4.954

1.988

2.925

3.134

3.256

 

72

Opdrachten

1.481

1.362

1.362

1.362

1.362

1.362

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3.769

3.673

3.463

3.197

3.077

3.077

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

21.387

21.336

21.310

19.156

19.156

19.156

                 

8

 

Internationaal beleid

13.642

11.235

11.099

11.120

11.120

10.520

 

71

Subsidies

1.660

1.739

1.622

1.622

1.622

1.022

 

72

Opdrachten

215

205

186

207

207

207

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

11.317

8.841

8.841

8.841

8.841

8.841

 

77

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

450

450

450

450

450

450

                 

9

 

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

378.601

249.541

249.496

298.177

164.364

138.683

 

70

Bekostiging

161.634

24.168

31.526

154.939

21.856

1.175

 

71

Subsidies

193.594

198.125

197.094

126.867

124.137

124.137

 

72

Opdrachten

8.047

21.092

14.847

10.347

12.347

7.347

 

73

Bijdragen aan agentschappen

7.362

6.156

6.029

6.024

6.024

6.024

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

7.964

0

0

0

0

0

                 

11

 

Studiefinanciering

4.919.618

4.246.402

4.654.404

4.797.345

4.863.739

4.927.007

 

73

Bijdragen aan agentschappen

123.123

119.296

99.300

86.181

82.412

82.423

 

80

Inkomensoverdrachten

3.060.505

2.214.066

2.340.172

2.193.552

2.065.351

1.903.267

 

81

Leningen

1.735.990

1.913.040

2.214.932

2.517.612

2.715.976

2.941.317

                 

12

 

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

107.659

89.214

88.963

89.435

89.426

89.550

 

73

Bijdragen aan agentschappen

16.996

17.570

17.441

17.456

17.457

17.457

 

80

Inkomensoverdrachten

90.663

71.644

71.522

71.979

71.969

72.093

                 

13

 

Lesgelden

7.116

7.515

7.510

7.504

7.464

7.438

 

73

Bijdragen aan agentschappen

7.116

7.515

7.510

7.504

7.464

7.438

                 

14

 

Cultuur

721.954

733.744

747.018

759.042

738.182

736.175

 

70

Bekostiging

613.186

614.211

620.683

652.342

631.124

631.124

 

71

Subsidies

64.248

72.516

80.050

78.964

80.566

78.559

 

72

Opdrachten

5.062

4.062

4.062

3.262

2.362

2.362

 

73

Bijdragen aan agentschappen

35.823

39.710

38.978

21.229

20.885

20.885

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

3.635

3.245

3.245

3.245

3.245

3.245

                 

15

 

Media

1.006.647

996.406

1.002.191

953.108

963.817

960.960

 

70

Bekostiging

1.000.727

991.549

997.577

948.794

959.641

956.784

 

71

Subsidies

920

920

919

919

919

919

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

4.965

3.902

3.660

3.360

3.222

3.222

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

35

35

35

35

35

35

                 

16

 

Onderzoek en wetenschapsbeleid

924.754

973.046

951.909

933.063

928.728

928.928

 

70

Bekostiging

751.126

846.796

827.844

810.338

807.044

807.044

 

71

Subsidies

87.848

40.470

38.285

36.945

35.904

36.104

 

73

Bijdragen aan agentschappen

303

303

303

303

303

303

 

75

Bijdragen aan medeoverheden

487

487

487

487

487

487

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

84.990

84.990

84.990

84.990

84.990

84.990

 

77

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

0

0

                 

25

 

Emancipatie

14.854

15.172

15.132

15.464

15.464

15.464

 

70

Bekostiging

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

4.148

 

71

Subsidies

7.293

7.199

7.223

7.223

7.223

7.223

 

72

Opdrachten

962

1.084

1.020

1.042

1.042

1.042

 

73

Bijdragen aan agentschappen

151

151

151

151

151

151

 

75

Bijdragen aan medeoverheden

2.195

2.590

2.590

2.900

2.900

2.900

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

105

0

0

0

0

0

                 

91

 

Nominaal en onvoorzien

21.659

1.355

680

816

797

832

 

1

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

2

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

3

Nader te verdelen

21.659

1.355

680

816

797

832

                 

95

 

Apparaatskosten

248.262

247.052

233.400

215.150

207.537

207.984

 

1

Personeel

159.136

159.386

150.572

138.798

133.678

133.678

 

2

Materieel

89.126

87.666

82.828

76.352

73.859

74.306

95

Begrotingsreserve schatkistbankieren

0

0

0

0

0

0

Meerjarenraming ontvangsten (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2014

2015

2016

2017

2018

2019

   

TOTAAL

1.235.661

1.256.715

1.320.743

1.382.080

1.458.954

1.517.581

                 

1

 

Primair onderwijs

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

 

90

Ontvangsten

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

                 

3

 

Voortgezet onderwijs

1.361

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

 

90

Ontvangsten

1.361

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

                 

4

 

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

0

0

0

0

0

0

 

90

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

                 

6

 

Hoger beroepsonderwijs

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

 

90

Ontvangsten

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

                 

7

 

Wetenschappelijk onderwijs

10.016

16

16

16

16

16

 

90

Ontvangsten

10.016

16

16

16

16

16

                 

8

 

Internationaal beleid

99

99

99

99

99

99

 

90

Ontvangsten

99

99

99

99

99

99

                 

9

 

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

 

90

Ontvangsten

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

                 

11

 

Studiefinanciering

770.514

804.481

850.159

907.617

969.427

1.033.623

 

90

Studiefinanciering relevant

317.029

324.921

342.773

371.245

403.798

438.452

 

91

Studiefinanciering niet relevant

453.485

479.560

507.386

536.372

565.629

595.171

                 

12

 

Tegemoetkoming studiekosten

4.764

3.709

3.706

3.726

3.725

3.731

 

90

TS 17-

1.307

269

259

220

170

141

 

91

Vo 18+

3.457

3.440

3.447

3.506

3.555

3.590

                 

13

 

Lesgelden

240.561

246.227

254.566

268.725

276.790

278.215

 

90

Ontvangsten

240.561

246.227

254.566

268.725

276.790

278.215

                 

14

 

Cultuur

2.304

780

494

494

494

494

 

90

Ontvangsten Kunsten

879

136

136

136

136

136

 

91

Ontvangsten Letteren en bibliotheken

36

36

36

36

36

36

 

92

Ontvangsten Cultureel erfgoed

1.389

608

322

322

322

322

                 

15

 

Media

196.500

190.500

197.500

190.500

197.500

190.500

 

90

Ontvangsten

196.500

190.500

197.500

190.500

197.500

190.500

                 

16

 

Onderzoek en wetenschapsbeleid

101

101

101

101

101

101

 

90

Ontvangsten

101

101

101

101

101

101

                 

25

 

Emancipatie

0

0

0

0

0

0

 

90

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

                 

91

 

Nominaal en onvoorzien

0

0

0

0

0

0

 

90

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

                 

95

 

Apparaatskosten

567

567

567

567

567

567

 

90

Ontvangsten

567

567

567

567

567

567

95

Begrotingsreserve schatkistbankieren

0

0

0

0

0

0

BIJLAGE 3. MOTIES EN TOEZEGGINGEN

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Moties Tweede Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING EN ADVIES

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met het veld te komen met een aanpak voor outcome criteria voor het onderwijs.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

Motie-Straus/Ypma

In het najaar van 2014 zal met de Tweede Kamer over de uitvoering van de motie worden gesproken. Dit kan geschieden tijdens de begrotingsbehandeling, maar mogelijk eerder, als er voorafgaand aan de begrotingsbehandeling een daartoe geschikt Algemeen Overleg met de Tweede Kamer plaatsvindt.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de aanpak van taalachterstanden als thematisch toezicht voor te dragen aan de Inspectie van het Onderwijs en de Tweede Kamer daarover te informeren.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

Motie-Straus

De Tweede Kamer wordt naar verwachting medio oktober 2014 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. Dit gebeurt via de toezending van het jaarwerkplan 2014 van de Inspectie van het Onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de Onderwijsinspectie een uitdrukkelijke rol te geven bij de beoordeling van de validiteit van de centrale examens en dit aspect voortaan ook aan bod te laten komen in het Onderwijsverslag.

Debat [3-7-2014] VAO Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht

Motie-Jadnanansing

In het Onderwijsverslag 2013–2014 zal de inspectie aandacht besteden aan het toezicht op de validiteit van de centrale examens. Het verslag verschijnt in het voorjaar van 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij de tussenrapportage inhoudelijk verslag te doen aan de Kamer hoe de verbetercultuur is ingericht bij die scholen die het predicaat «goed» ontvangen.

Debat [3-7-2014] VAO Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht

Motie-Straus/Jadnanansing

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2015 een tussenevaluatie van de pilots gedifferentieerd toezicht na één jaar. Hierin zal de inspectie verslag doen over de inrichting van de verbetercultuur bij scholen die het predicaat «goed» hebben ontvangen.

DIRECTIE BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering de aanvragen en toekenningen van de nieuwe subsidieregeling te monitoren en de Tweede Kamer daarover driemaandelijks te informeren, om op die manier inzicht te verschaffen in de effectiviteit van de subsidieregeling en het effect daarvan op het stage-aanbod.

Debat [3-7-2013] VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling»

Motie-Van Meenen

De Tweede Kamer is geïnformeerd over de uitvoering van de motie met de brief van 16 september 2013 over de subsidieregeling praktijkleren en de brief van 2 juli 2014 over de eerste ervaringen met de regeling praktijkleren.

In laatstgenoemde brief is aangekondigd dat er jaarlijks een monitor van de regeling zal verschijnen. De Tweede Kamer zal hierover jaarlijks worden geïnformeerd. De eerste monitor verschijnt naar verwachting medio december 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in kaart te brengen hoeveel studenten nu al zijn begonnen met een studie en gebruikmaken van de huidige afdrachtsvermindering, maar daar straks geen recht meer op hebben;

verzoekt de regering voorts in overleg met partijen uit het veld te bezien welke mogelijkheden er zijn voor een overgangsregeling.

Debat [3-7-2013] VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling»

Motie-Straus

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 september 2013 over de subsidieregeling praktijkleren.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de doelgroepenbepaling voor de subsidieregeling aan te passen zodat ook een beperkt aantal deelcertificaten per persoon onder de regeling vallen.

Debat [3-7-2013] VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling»

Motie-Straus

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 september 2013 over de subsidieregeling praktijkleren.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de formulering scherp te letten op het doel dat mbo’ers een stageplaats moeten kunnen krijgen en bureaucratie in de nieuwe subsidieregeling geen doel op zich kan vormen dat het tekort aan stageplaatsen alleen maar laat oplopen.

Debat [3-7-2013] VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling»

Motie-Jadnanansing

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 september 2013 over de subsidieregeling praktijkleren.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de subsidieregeling niet toegankelijk te maken voor promovendi.

Debat [15-10-2013] VSO Concept Subsidieregeling praktijkleren

Motie-Straus

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 31 oktober 2013 met informatie over subsidieregeling praktijkleren.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de regeling aan te passen en daarbij uit te gaan van een vast subsidiebedrag per stage/leerwerkplek.

Debat [15-10-2013] VSO Concept Subsidieregeling praktijkleren

Motie-Straus

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 31 oktober 2013 met informatie over subsidieregeling praktijkleren.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zich in te spannen om een voorschotregeling via O&O-fondsen ook in andere sectoren mogelijk te maken.

Debat [15-10-2013] VSO Concept Subsidieregeling praktijkleren

Motie-Straus

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 31 oktober 2013 met informatie over subsidieregeling praktijkleren.

De Tweede Kamer verzoekt de regering werkgevers via de werkgeversorganisaties nadrukkelijk op de hoogte te brengen van de voorgenomen wijziging en de gevolgen die deze voor hen heeft bij het aanvragen van een tegemoetkoming voor de door hen aangeboden leerwerkplekken.

Debat [15-10-2013] VSO Concept Subsidieregeling praktijkleren

Motie-Jadnanansing

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 31 oktober 2013 met informatie over subsidieregeling praktijkleren.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de nieuwe subsidieregeling ook van toepassing te laten zijn op leerlingen in het vmbo die een leerwerktraject volgen.

Debat [3-7-2013] VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs in een subsidieregeling»

Motie-Van Meenen

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 september 2013 over de subsidieregeling praktijkleren.

     

DIRECTIE EMANCIPATIEBELEID

   

De Tweede Kamer constaterende dat de vaders bij de erkenning van en bij het aanvragen van het gezag over kinderen en bij voogdijkwesties geen gelijkwaardige positie lijken te hebben ten aanzien van de moeder;

overwegende dat de Minister tijdens het algemeen overleg Emancipatiebeleid heeft toegezegd dit met de andere verantwoordelijke bewindspersonen te bespreken;

verzoekt de regering de Tweede Kamer nog voor eind 2013 een terugkoppeling te geven over deze gesprekken.

Debat [20-6-2013] VAO Emancipatiebeleid

Motie-Van Ark

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 oktober 2013 met reactie naar aanleiding van moties en toezeggingen AO Emancipatie van 13 juni 2013.

De Tweede Kamer verzoekt de regering gehoor te geven aan de aanbeveling van de Commissie Gelijke Behandeling uit 2008 om met een wettelijke regeling een einde te maken aan het fenomeen van de weigerambtenaar en de Kamer daarover voor 1 januari 2012 te informeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd met de brief van 15 juli 2014.

Debat [23-6-2011] Hoofdlijnen emancipatiebeleid 2011–2015

Motie-Van Gent c.s.

Het initiatiefwetsvoorstel van Dijkstra en Schouw is op 11 juni 2013 door de Tweede Kamer aangenomen. De Eerste Kamer heeft het initiatiefwetsvoorstel op 3 juli 2014 behandeld en aanvaard. De wet treedt op 1 november 2014 in werking.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Tweede kamer hierover geïnformeerd met de brief van 15 juli 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bloedbank Sanquin op te dragen de regels rondom bloeddonatie zodanig te wijzigen dat seksueel risicogedrag als criterium voor donatie wordt ingesteld en dat het als man seksueel contact hebben met een andere man niet langer zonder meer leidt tot levenslange uitsluiting van het bloeddonorschap.

Debat [29-3-2012] Emancipatie

Motie-Van Gent c.s.

De non-profitorganisatie Sanquin doet onderzoek naar het bloeddonorschap door homoseksuelen en de onderzoeksresultaten worden in het najaar van 2014 verwacht. Daarna zal de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Tweede Kamer een reactie geven.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, in overleg te gaan met de VNG en lokale overheden met als doel om naar mogelijkheden te zoeken om vanuit educatie- en re-integratiemiddelen naar het idee van de vroegere moedermavo's educatievormen aan te bieden die vrouwen en mannen kunnen leiden naar arbeidsmarktparticipatie en daarmee financiële onafhankelijkheid.

Debat [20-6-2013] VAO Emancipatiebeleid

Motie-Yücel

Het project EVA voor de ontwikkeling en pilot van de digitale en fysieke leeromgeving voor laaggeletterde vrouwen is op 23 juni 2014 van start gegaan.

Daarnaast worden met gemeenten gesprekken gevoerd over de inzet voor deze doelgroep.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te voorzien in een monitor op de wettelijk vastgelegde streefcijfers voor het aandeel vrouwen in de top van het bedrijfsleven.

Debat [20-6-2013] VAO Emancipatiebeleid

Motie-Van Tongeren

Begin september 2014 is de eerste bedrijvenmonitor naar de Tweede Kamer gezonden.

     

DIRECTIE LERAREN

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering voor oktober 2013 met een brief te komen over welke stappen worden gezet om in 2015 prestatiebekostiging onderdeel te laten zijn van de financiering van het mbo.

Debat [12-2-2013] Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs (33 187)

Motie-Straus c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 december 2013 over kwaliteitsafspraken mbo.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de uitbreiding van het verplichte lerarenregister naar het hoger onderwijs concreet in gang te zetten en hierover aan de Tweede Kamer te rapporteren.

Debat [9-4-2013] VAO leraren

Motie-Mohandis

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 4 oktober 2013 met hoofdlijnen Lerarenregister.

De Tweede Kamer verzoekt de regering uiterlijk in het najaar de concrete doelstellingen van het lerarenregister, een tijdspad naar 2017 en een «go/no go»-moment te formuleren en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [9-4-2013] VAO leraren

Motie-Van Meenen

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 4 oktober 2013 met hoofdlijnen Lerarenregister.

De Tweede Kamer, constaterende dat de Minister van OCW een toezegging heeft gedaan tot een visiedocument, maar dan beperkt tot de lerarenopleidingen;

verzoekt de regering om de gedane toezegging voor lerarenopleidingen uit te breiden naar één integrale Lerarenagenda, deze periodiek te rapporteren en eens per jaar, bijvoorbeeld op de Dag van de Leraar, met de Tweede Kamer te bespreken.

Debat [9-4-2013] VAO leraren

Motie-Duisenberg c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 4 oktober 2013 met de Lerarenagenda 2013: betere begeleiding en meer carrièreperspectief.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met de HBO-raad met het oog op de vraag hoe de voorgestelde aanvullingen zich verhouden tot de bevindingen van de commissie-Meijerink en de acties die naar aanleiding daarvan reeds zijn ingezet, teneinde te voorkomen dat opnieuw een overladen programma ontstaat.

Debat [9-4-2013] VAO leraren

Motie-Bisschop/Rog

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 04 oktober 2013 met de Lerarenagenda 2013: betere begeleiding en meer carrièreperspectief.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te verkennen hoe het bereik van de educatieve minor kan worden vergroot en het belang van verdergaande scholing na de educatieve minor kan worden verankerd.

Debat [11-12-2013] Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoord

Motie-Bisschop

De inhoudelijke reactie loopt via de rapportage over de voortgang van de Lerarenagenda, die de Tweede Kamer in oktober 2014 zal ontvangen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zich maximaal in te spannen zodat het geld door scholen wordt aangewend om minimaal 3.000 extra arbeidsplaatsen te behouden of te creëren en niet via de lumpsum wordt gespendeerd aan andere posten dan de personeelslasten;

verzoekt de regering tevens, hierover bij de jaarlijkse terugkerende Lerarenagenda te rapporteren over het gerealiseerde aantal vaste aanstellingen voor jonge docenten.

Debat [11-12-2013] Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoord

Motie-Ypma c.s.

Het streven is om in het najaar van 2014 een arbeidsmarktbrief naar de Tweede Kamer te sturen. In deze brief wordt onder andere ingegaan op de gevolgen die de afspraken uit het Nationaal Onderwijs Akkoord, de sectorakkoorden en de cao's hebben op de onderwijsarbeidsmarkt.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met maatregelen te komen die ertoe leiden dat talentvolle afgestudeerde leerkrachten basisonderwijs voor het onderwijs kunnen worden behouden;

en verzoekt de regering deze maatregelen toe te spitsen op regio's daar waar lerarentekorten optreden vanaf 2015.

Debat [4-7-2013] Krimp in het onderwijs

Motie-Voordewind/Ypma

Er zijn inmiddels diverse maatregelen genomen die ervoor moeten zorgen dat jonge leerkrachten niet verloren gaan voor het onderwijs (onder andere Nationaal Onderwijs Akkoord, Vierslag leren, Sectorplan primair onderwijs). De motie is niet formeel afgedaan. Het streven is om in het najaar 2014 een arbeidsmarktbrief naar de Tweede Kamer te sturen waarin ook nader ingegaan wordt op de positie van jonge leraren/pas afgestudeerde leraren.

De Tweede Kamer verzoekt de regering haar inspanning te vergroten om de doelstelling voor de functiemix in het vmbo te halen om zo beter betaalde arbeidsplaatsen voor vmbo-leraren in te stellen;

verzoekt de regering tevens, de Tweede Kamer voor de behandeling van de Onderwijsbegroting voor het jaar 2015 te informeren over de voortgang hiervan.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Klaver/Mohandis

Het streven is om in het najaar van 2014 een arbeidsmarktbrief naar de Tweede Kamer te sturen. In deze brief wordt onder andere ingegaan op de gevolgen die de afspraken uit het Nationaal Onderwijs Akkoord, de sectorakkoorden en de cao's hebben op de onderwijsarbeidsmarkt.

     

DIRECTIE ERFGOED EN KUNSTEN

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering een interdepartementale werkgroep te formeren, waarin het Ministerie van OCW, het Ministerie van EZ en het Ministerie van Financiën zijn vertegenwoordigd en waarin het laatste ministerie de regie heeft, die de opdracht krijgt te onderzoeken hoe een economisch stimuleringsprogramma, zoals een tax shelter, voor de Nederlandse filmindustrie moet worden ingericht om een maximale positieve bijdrage te leveren aan het productieklimaat voor films in Nederland, de budgettaire gevolgen in kaart te brengen, voorbeelden uit andere landen te betrekken en dit onderzoek voor 15 september 2013 naar de Tweede Kamer te zenden.

Debat [3-7-2013] VAO Cultuuronderwerpen

Motie-Bergkamp/Monasch

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 31 oktober 2013 over de Nederlandse filmindustrie.

De Tweede Kamer overwegende dat Canada succesvol beleid heeft om popmuziek te stimuleren, waaronder het Canada Music Fund; constaterende dat de Minister van mening is dat Nederland al veel onderneemt wat hierop lijkt;

verzoekt de regering het popbeleid van beide landen op een rij te zetten en het overzicht aan de Tweede Kamer te doen toekomen.

Debat [3-7-2013] VAO Cultuuronderwerpen

Motie-Jasper van Dijk/Van Dekken

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 december 2013 over vergelijking tussen het popbeleid in Nederland en Canada.

De Tweede Kamer verzoekt de regering samen met Huis Doorn te kijken naar de mogelijkheden om tot een brede herdenking te komen en de Tweede Kamer daarover te informeren, uiterlijk in het eerste kwartaal van 2014.

Debat [11-11-2013] Wetgevingsoverleg Cultuur

Motie-Bergkamp

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 april 2014 met informatie over herdenkingsactiviteiten rond Eerste Wereldoorlog.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenspraak met de musea, commerciële verzekeraars en het Rijk een voorstel te ontwikkelen voor een zodanige aanpassing van de indemniteitsregeling dat musea minder kosten hoeven te maken voor aanvullende commerciële verzekeringen en dit voorstel zo snel als mogelijk na de evaluatie naar de Kamer te zenden.

Debat [30-06-2011] Stopzetten van de subsidie aan het Nationaal Historisch Museum

Motie-Van der Werf/De Liefde

Op Prinsjesdag 2014 ontvangt de Tweede Kamer een brief over aanpassingen in de indemniteitsregeling.

De Tweede Kamer verzoekt de regering advies te vragen aan de Raad voor Cultuur over een gelijk speelveld voor culturele instellingen en om eventuele willekeur in de subsidiesystematiek en -voorwaarden te voorkomen.

Debat [19-6-2013] VAO Cultuuronderwerpen

Motie-Bergkamp/Van Ark

De motie komt aan bod in de uitgangspuntenbrief cultuurstelsel 2017–2020, die medio 2015 naar de Tweede Kamer wordt gezonden.

     

DIRECTIE FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken of de richtlijnen voor de jaarrekening van onderwijsinstellingen kunnen worden aangescherpt, zodat geen zaken buiten de balans of de toelichting kunnen worden gehouden.

Debat [11-12-2012] Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Motie-Klaver c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2013 met reactie op moties 33 400 VIII, nr. 63 en nr. 74. Uitvoering van de motie Jadnanansing en Ypma over uniforme rapportage van uitgaven en de motie Klaver c.s. over aanscherping richtlijnen jaarverslaggeving.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met de koepels in overleg te treden om:

a. tot afspraken tussen besturen van onderwijsinstellingen en medezeggenschapsraden te komen over een uniforme rapportage van uitgaven;

b. binnen deze uniforme rapportage de uitgaven onder te verdelen in bijvoorbeeld

1. het primaire proces

2. de ondersteuning en

3. de huisvesting;

c. per uitgavepost een bandbreedte vast te leggen en bij overschrijding van deze bandbreedte direct de medezeggenschapsraad hierover te informeren;

d. de Tweede Kamer over dit overleg te informeren.

Debat [11-12-2012] Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Motie-Jadnanansing/Ypma

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2014 met reactie op moties 33 400 VIII, nr. 63 en nr. 74. Uitvoering van de motie Jadnanansing en Ypma over uniforme rapportage van uitgaven en de motie Klaver c.s. over aanscherping richtlijnen jaarverslaggeving.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de feitelijke inwerkingtreding van de decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs pas door te voeren wanneer er weer loonruimte is voor de leraren.

Debat [29-9-2011] Decentralisatie arbeidsvoorwaarden po

Motie-Dijsselbloem/Van der Ham

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 27 november 2013 over volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming in het primair onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de feitelijke inwerkingtreding van de decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs per direct in gang te zetten om daarmee werkgevers en werknemers een grotere ruimte te geven om tot modernisering van arbeidsvoorwaarden te komen.

Debat [9-4-2013] VAO leraren

Motie-Duisenberg c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 27 november 2013 over volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming in het primair onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt het kabinet een notitie voor te bereiden om de arbeidsparticipatie van ouderen in het onderwijs te bevorderen.

Debat [11-12-2012] Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Motie-Klein c.s.

De Tweede Kamer is hierover zeer recent geïnformeerd in de brief over de bestuursakkoorden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de nulmeting van de monitor inzake de bestuurders-cao’s in het onderwijs eind 2014 aan de Kamer te sturen, zodat de Kamer deze informatie kan betrekken bij haar afweging rond de inpassing van de bestuurderssalarissen bij invoering van de Wet Normering Topinkomens 2 (WNT-2).

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie-Rog/Duisenberg

De Tweede Kamer wordt in de tweede helft van 2014 geïnformeerd over de nulmeting van de monitor.

De Tweede Kamer constaterende dat in de bestuurders-cao vo geregeld is dat bestuurders met een tijdelijke aanstelling 5% opslag krijgen;

verzoekt de regering, zich in te spannen om deze passage in een toekomstige cao te schrappen.

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie-Jasper van Dijk

De mogelijkheid tot het toekennen van een opslag van 5% in geval een bestuurder een tijdelijke aanstelling heeft, is in de bestuuderscao VO opgenomen. Bij vervolggesprekken over een nieuwe bestuurderscao, ook voor het PO, zal worden benadrukt dat een dergelijke bepaling wordt ontraden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de aanscherping van de maximumnorm van de WNT van 130 procent naar 100 procent van een ministersalaris wederom een verlaagd maximum voor onderwijsbestuurders aan te houden, zoals nu ook het geval is;

verzoekt de regering om, bij de aanscherping van de WNT de salarisklassen voor het onderwijs, nadat hiervoor door de sector een voorstel is gedaan, per ministeriële regeling vast te leggen

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie-Mohandis/Van Meenen

In het najaar van 2014 worden met betrokkenen in de verschillende onderwijssectoren gesprekken gevoerd om de nieuwe, verlaagde sectorale maxima vast te stellen. Deze maxima zullen worden opgenomen in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren 2015. De regeling wordt van kracht als de WNT2 per 1 januari 2015 van kracht wordt. Per 2016 zullen in de regeling tevens de salarisklassen worden opgenomen waardoor deze een wettelijke verankering krijgen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering per ministeriële regeling vast te leggen dat de algemene salarisstijging van beloningen van onderwijsbestuurders wordt gekoppeld aan de algemene salarisstijging van het overige onderwijspersoneel zoals leraren, conciërges en klassenassistenten.

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie-Mohandis/Van Meenen

De jaarlijkse indexering van het WNT-bezoldigingsmaximum kent een eigen systematiek. Bij het ontwerpen van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren 2015 zal worden onderzocht of het mogelijk is sectorale maxima volgens een eigen systematiek te indexeren zodat de salarisstijging van onderwijsbestuurders gekoppeld kan worden aan die voor het overige onderwijspersoneel.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, in overleg met de sectoren en sociale partners waaronder VTOI en OBV, te komen tot een oplossing waardoor arbeidsvoorwaarden van bestuurders in het onderwijs onderdeel worden van de cao die voor al het onderwijspersoneel geldt.

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie Van Meenen c.s.

Vanwege de deregulering is OCW geen partij meer bij het tot stand komen van cao’s. Wel vinden er afstemmingsgesprekken plaats over de inhoud van de cao’s. Najaar 2014 is er overleg met de sociale partners over de nieuw overeen te komen cao’s. Het met elkaar in de pas laten lopen van arbeidsvoorwaarden voor bestuurders en onderwijspersoneel is daarbij een vast onderwerp.

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering het aantal op grond van het profileringsfonds tot stand gekomen beurzen voor niet EER-studenten bij de verschillende bekostigde instellingen te monitoren en de Tweede Kamer daarover jaarlijks bij de begroting te informeren.

Debat [18-6-2009] Wijziging Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; versterking besturing

Motie-Anker

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 21 mei 2014 over Kerncijfers 2009–2013.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de medezeggenschap in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek uiterlijk na drie jaar te evalueren en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [18-6-2009] Wijziging Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; versterking besturing

Motie-Jasper van Dijk/Zijlstra

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 5 december 2013 over de evaluatie van de wet Versterking besturing.

De Tweede Kamer verzoekt de regering dit artikel in de WHW te expliciteren en vast te leggen dat instellingen in al hun voorlichtings- en wervingsmateriaal in ieder geval per opleiding inzichtelijk maken hoeveel contacturen er zijn, hoeveel uren studiebelasting, welke student-docentratio er is, wat het arbeidsmarktperspectief is en welke masteropleidingen aansluiten.

Debat [26-9-2011] Strategische agenda Hoger Onderwijs

Motie-Lucas c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 19 december 2013 over Voortgang van de invoering van Studie in Cijfers («studiebijsluiter»).

De Tweede Kamer verzoekt de regering er bij de VSNU op aan te dringen dat genoemde middelen bij de onderzoekscholen terechtkomen.

Debat [11-12-2012] Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Motie-Jasper van Dijk/Beertema

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2013 over onderzoeksscholen: financiering en positionering in perspectief.

De Tweede Kamer, overwegende dat de Minister dit najaar met een evaluatie komt van onder andere de hantering van het instellingscollegegeld voor de tweede studie door

onderwijsinstellingen, omdat hier al geruime tijd brede onvrede bestaat; verzoekt de regering om bij deze evaluatie inzichtelijk te maken:

1. hoe transparantie met betrekking tot de hoogte en opbouw van het instellingscollegegeld voor de tweede studie wordt bewerkstelligd;

2. wat de mogelijkheden én effecten van maximering van het instellingscollegegeld voor de tweede studie zijn (ter vervanging van 33 519, nr. 33)

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid – 2e termijn

Motie-Mohandis/Rog

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 4 december 2013 over monitoring van studie- en leengedrag (met de Monitor beleidsmaatregelen 2013; De relatie tussen beleidsmaatregelen, studiekeuze en studiegedrag; ResearchNed Nijmegen, November 2013).

De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij de visiebrief over internationalisering en hoger onderwijs ook het middelbaar beroepsonderwijs te betrekken en te komen met een integrale visie op internationalisering in het (beroeps)onderwijs.

Debat [17-12-2013] VAO Internationalisering in het onderwijs

Motie-Jadnanansing/ Straus

De motie is afgedaan met de brief van 15 juli 2014, getiteld De wereld in: Visiebrief internationale dimensie van ho en mbo (Kamerstuk 2014Z13404).

De Tweede Kamer verzoekt de regering om voor de zomer van 2014 in haar visie op internationalisering concrete aspiraties en de stappen ernaartoe op te nemen op de terreinen uitgaande mobiliteit en arbeidsmarktfocus van ingaande mobiliteit.

Debat [17-12-2013] VAO Internationalisering in het onderwijs

Motie-Duisenberg/

Jadnanansing

De motie is afgedaan met de brief van 15 juli 2014, getiteld De wereld in: Visiebrief internationale dimensie van ho en mbo (Kamerstuk 2014Z13404).

De Tweede Kamer constaterende dat er een plafond zal worden ingebouwd voor het aantal studenten dat aanspraak kan maken op de meeneembare studiefinanciering (MNSF) bij 9000 studenten;

verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om, bijvoorbeeld in samenwerking met het bedrijfsleven, uitgaande mobiliteit van studenten verder te vergroten.

Debat [28-6-2012] VAO Internationale mobiliteit

Motie-Van der Ham

De motie is afgedaan met de brief van 15 juli 2014, getiteld De wereld in: Visiebrief internationale dimensie van ho en mbo (Kamerstuk 2014Z13404).

De Tweede Kamer verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om deze specifieke groep excellente studenten van mogelijkheden te voorzien om in het buitenland te studeren.

Debat [28-6-2012] VAO Internationale mobiliteit

Motie Van der Ham

De motie is afgedaan met de brief van 15 juli 2014, getiteld De wereld in: Visiebrief internationale dimensie van ho en mbo (Kamerstuk 2014Z13404).

De Tweede Kamer verzoekt de regering de Kamer na invoering van het bursalenstelsel op de hoogte te houden van de effecten van het toelaten van bursalen, waarin aantallen promotieplaatsen van de verschillende vormen opgenomen worden en de beschikbaarheid van universitair docenten.

Debat [26-9-2011] Strategische agenda Hoger Onderwijs

Motie-Klaver

De experimenteer-AMvB inzake promotiestudenten wordt eind september 2014 bij de Eerste en Tweede Kamer voorgehangen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het experiment (Bindend Studieadvies) in samenspraak met de koepelorganisaties in het hoger onderwijs qua omvang en deelname van het aantal instellingen nadrukkelijk te beperken;

verzoekt de regering voorts, het aantal bij het experiment betrokken studenten van de deelnemende instellingen te maximeren tot 10% van de totale studentenpopulatie in Nederland;

verzoekt de regering tot slot, te zorgen voor voldoende studiekeuzemogelijkheden voor studenten om een opleiding te volgen zonder deel te nemen aan het experiment en over de exacte uitwerking van deze randvoorwaarden tijdig terug te rapporteren aan de Tweede Kamer.

Debat [9-4-2013] VAO Bindend Studieadvies

Motie-Mohandis

De Tweede Kamer is recent per brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een verkenning te starten naar de mogelijkheden van extra bekostiging dan wel differentiatie binnen de bekostiging van opleidingen met een excellent keurmerk, in samenhang met het lopende onderzoek naar aanleiding van de motie-Lucas, 31 288, nr. 211 (ter vervanging van 33 519, nr. 36).

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid

Motie- Van Meenen

Deze verkenning zal worden meegenomen bij de evaluatie van het experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs. De opzet van de evaluatie wordt in 2015 met de koepels en de Tweede Kamer besproken. De evaluatie vindt uiterlijk in 2017 plaats.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met de NVAO te bezien hoe de opleidingscommissies explicieter een plaats kunnen krijgen in zowel de instellingstoets als in het kader voor de opleidingsaccreditatie.

Debat [30-9-2013] Wetgevingsoverleg kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs

Motie- Duisenberg/Mohandis

De Tweede Kamer zal in september worden geïnformeerd met de begeleidende brief bij de voorhang van het accreditatiekader.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in Europees verband te pleiten voor verheldering dan wel aanpassing van verordening 492/2011, in eerste instantie door een inbreng bij de OJCS Raad van 13 februari 2013, in die zin dat lidstaten de vrijheid hebben om redelijke eisen te stellen aan kinderen van migrerend werknemers (ter vervanging van 33 453, nr. 10).

Debat [22-1-2013] Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel

Motie-Bisschop/Rog

Het overleg met de lidstaten is nog niet afgerond. Dit is tijdens verschillende algemene overleggen door de Minister aangegeven. In de loop van 2014 zal de Kamer over deze ontwikkelingen nader worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken hoe de administratieve lasten van het accreditatiestelsel substantieel kunnen worden verlaagd en pilots te starten die erop gericht zijn concrete vermindering van deze lastendruk te kunnen realiseren en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [15-10-2013] Heropening Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (33 472)

Motie-Rog c.s.

De Tweede Kamer zal in september worden geïnformeerd met de begeleidende brief bij de voorhang van het accreditatiekader.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voor deze opleidingen uiterlijk augustus 2014 inzichtelijk te maken welke kwaliteitsverbeteringen voor onderwijs en begeleiding zij hebben doorgevoerd om zich voor dit experiment te kwalificeren.

Debat [9-4-2013] VAO Bindend Studieadvies

Motie-Van Meenen

De Tweede Kamer is recent per brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Kamer verzoekt de regering de inwerkingtreding van het wetsartikel dat collegegelddifferentiatie bij excellente opleidingen regelt pas te effectueren op het moment dat er meer duidelijkheid is over de effecten die een sociaal leenstelsel heeft op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid – 2e termijn

Motie-Mohandis

Het ontwerpbesluit experiment collegegelddifferentiatie bij honours tracks is aangehouden. De Minister beraadt zich nog op dit experiment in het licht van het akkoord over het studievoorschot.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met instellingen en studentenorganisaties om te bevorderen dat schakelprogramma's bij voorkeur geïntegreerd worden in de bacheloropleiding en studenten goed voor te lichten over de aanwezigheid van een (ingebed) schakelprogramma;

verzoekt de regering tevens in het komende jaar te onderzoeken in welke mate schakelprogramma's ingebed in de bacheloropleiding voorkomen en wat op dit gebied goede praktijken zijn, en de resultaten van dat onderzoek onder de aandacht te brengen bij de instellingen, en hierover in het najaar van 2014 te rapporteren aan de Tweede Kamer

(gewijzigde motie ter vervanging van nr. 39).

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid – 2e termijn

Motie-Schouten

De Inspectie van het Onderwijs zal hier onderzoek naar doen. Aan de Tweede Kamer wordt hierover in het najaar van 2014 gerapporteerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om, samen met onderwijsinstellingen en landelijke studentenorganisaties (ISO, LSVB en JOB), te komen tot betere voorlichting over de klachtenregeling, zodat studenten exact weten waar zij terecht kunnen met hun klachten binnen de eigen onderwijsinstelling.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Mohandis c.s.

De Minister is in gesprek met de koepels over verbetering van de voorlichting en waar nodig de uitvoering van de interne klachten- en geschillenregeling.

De Tweede Kamer constaterende dat het nu voor bestuurders mogelijk is om de medezeggenschap informatie te onthouden omdat zij op grond van de WHW 9.32, lid 6 en de WHW 10.19, lid 6 enkel informatie hoeven te verstrekken die de medezeggenschap objectief nodig heeft; verzoekt de regering, die twee artikelen zodanig te wijzigen dat er in plaats van «nodig heeft» komt te staan «nodig acht».

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

Motie-Jadnanansing

Dit punt is meegenomen als consultieve vraag in de internetconsultatie van het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht. In (de memorie van toelichting bij) dit wetsvoorstel wordt hierop ingegaan.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de studentenassessoren een plaats binnen het gehele hoger onderwijs te geven en dus ook een rol toe te bedelen in het hbo en wanneer er sprake is van een eenkoppig bestuur.

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

Motie-Jadnanansing/Van Meenen

Dit punt is meegenomen als consultieve vraag in de internetconsultatie van het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht. In (de memorie van toelichting bij) dit wetsvoorstel wordt hierop ingegaan.

     

JONGEREN, ONDERWIJS EN ZORG

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering in kaart te laten brengen welke invloed het gebruik van lesmethoden taal en rekenen kan hebben op de ontwikkeling en diagnostiek van kinderen met dyslexie en/of dyscalculie.

Debat [20-3-2013] VAO Dyslexie + Dyscalculie

Motie-Van Meenen

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 26 september 2013 met de voortgangsrapportage invoering referentieniveaus taal en rekenen 2013.

De Tweede Kamer verzoekt de regering uiterlijk voor 1 oktober 2013 voorstellen te doen over hoe hoogbegaafdheid meegenomen kan worden bij de verdere invoering van passend onderwijs.

Debat [11-4-2013] Passend Onderwijs

Motie-Straus

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 23 april 2014 over passend onderwijs en hoogbegaafdheid.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de mogelijkheid te bieden de regio-indeling van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs en jeugdzorg op elkaar af te stemmen;

verzoekt de regering tevens, gemeenten en samenwerkingsverbanden actief te informeren over de mogelijkheid om met «grenscorrecties» van de regio's te komen in verband met deze afstemming.

Debat [12-6-2013] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag

Motie-Mohandis/Ypma

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 10 december 2013 met de derde voortgangsrapportage passend onderwijs.

De Tweede Kamer overwegende dat landelijk het budget beschikbaar blijft voor de bekostiging van ongeveer 70.000 plekken in het (voortgezet) speciaal onderwijs, op grond van het feit dat het wetsvoorstel passend onderwijs niet als doelstelling heeft gehanteerd dat het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs zou moeten worden verminderd;

overwegende dat het uitgangspunt van passend onderwijs is om de keuzes voor speciaal of regulier onderwijs over te laten aan de samenwerkingsverbanden en de schoolbesturen, daarbij rekening houdend met de gevolgen van de verevening;

verzoekt de regering scholen en samenwerkingsverbanden op korte termijn over genoemde uitgangspunten te informeren.

Debat [4-7-2013] VAO Passend onderwijs

Motie-Bisschop/Ypma

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 10 december 2013 met de derde voortgangsrapportage passend onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te borgen dat ouders zich kunnen beroepen op deze ondersteuning: de ondersteuning die in de plannen beschreven wordt (bijvoorbeeld extra aanbod voor hoogbegaafden of ondersteuning bij dyslexie), moet in de praktijk ook beschikbaar zijn (33 750 VIII, nr. 93. Ter vervanging van de motie gedrukt onder nr. 89).

Debat [12-2-2014] Toptalenten funderend onderwijs

Motie-Ypma

De motie zal worden uitgevoerd in het wetsvoorstel dat regelt dat ouders instemmingsrecht krijgen op het zorgdeel van het ondersteuningsplan. Het wetsvoorstel is voor internetconsultatie aangeboden van 10 juli tot 10 september 2014.

De Tweede Kamer overwegende, dat in samenhang met het wetsvoorstel Passend Onderwijs het uitgangspunt van het speciaal onderwijs moet zijn wat de leerling kan in plaats van wat hij of zij niet kan;

verzoekt de regering de Inspectie voor het Onderwijs te laten toezien op het percentage leerlingen per uitstroomprofiel per school, het percentage leerlingen van de school dat na uitstroom een Wajong-uitkering ontvangt en deze gegevens op te nemen in het Onderwijsjaarverslag.

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (33 106) voortzetting

Motie-Elias

De Inspectie van het Onderwijs rapporteert in het Onderwijsverslag dat in april 2014 is verschenen al uitstroomgegevens en uitstroombestemming van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de Staatssecretaris in overleg met de Minister van VWS te verkennen in hoeverre de ondersteuning van onderwijspersoneel aan kinderen met diabetes uitgezonderd kan worden van de «medische handelingen» in navolging van andere landen;

verzoekt het kabinet de verkenning in samenspraak met scholen, leraren en ouders van kinderen met diabetes op te stellen en de Tweede Kamer voorafgaand aan het nieuwe schooljaar over de verkenning te informeren.

Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs

Motie-Siderius/Ypma

De Tweede Kamer is geïnformeerd met de brief van 15 juli 2014, Kamerstuk 31 497-136. Het resultaat van de verkenning zal in oktober 2014 naar de Tweede Kamer worden gezonden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering per direct het maximale te doen om de geschillencommissie publiek bekend, toegankelijk en ontvankelijk te maken en de uitspraken van de commissie opgevolgd te doen worden.

Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs

Motie-Van Meenen

In de subsidie aan de geschillencommissie zijn middelen opgenomen voor voorlichting en ook zullen accountmanagers van het ministerie aandacht besteden aan het thema.

De informatie wordt meegenomen in volgende voortgangsrapportage passend onderwijs aan de Kamer, die naar verwachting in december 2014 verschijnt.

De Tweede Kamer verzoekt de regering op zo kort mogelijk termijn te komen tot de verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten als zij aan de overige toelatingsvoorwaarden voldoen.

Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs

Motie-Van Meenen

In de brief die de Tweede Kamer in oktober 2014 over leerlingen met diabetes ontvangt, wordt dit onderwerp meegenomen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering medezeggenschap voor ouders van leerlingen in het reguliere onderwijs met ondersteuning (arrangement) van een instelling cluster 1 of 2 op het beleid van deze instelling in te stellen en dit binnen de Wet medezeggenschap school te borgen.

Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs

Motie-Ypma c.s.

Over de motie is na het zomerreces overleg gepland met Siméa, Vivis en Bartimeus en de ouder(organisatie)s cluster 1 en 2. Tegelijkertijd wordt een verkenning naar de juridische mogelijkheden gedaan. In het najaar van 2014 ontvangt de Tweede Kamer een nadere reactie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een pilot op te starten, waarbij scholen die vooroplopen in het hoogbegaafdenonderwijs de gelegenheid krijgen dit onderwijs verder te ontwikkelen, de werkwijze en effecten daarvan te onderzoeken en hun bevindingen en expertise ter beschikking te stellen aan andere scholen die geïnteresseerd zijn om deze over te nemen.

Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs

Motie-Straus/Ypma

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

     

DIRECTIE MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij het opstellen van de prestatieafspraken voor het mbo nadrukkelijk aandacht te besteden aan het thema van stages.

Debat [12-6-2013] VAO Macro-doelmatigheid in het onderwijs

Motie-Jadnanansing/Straus

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 december 2013 over de kwaliteitsafspraken mbo.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de Tweede Kamer te informeren over de kaders zoals deze tot stand komen op basis van de gesprekken tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de mbo-sector, alvorens de prestatieafspraken daadwerkelijk worden geëffectueerd.

Debat [12-6-2013] VAO Macro-doelmatigheid in het onderwijs

Motie-Jadnanansing

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 december 2013 over de kwaliteitsafspraken mbo.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om vanaf 2015 5 miljoen euro te reserveren voor de aanpak van laaggeletterdheid en dit te vinden in de middelen voor het mbo zoals deze beschikbaar komen naar aanleiding van het begrotingsakkoord; verzoekt de regering tevens om deze 5 miljoen euro in te zetten voor effectieve methodes om de problematiek rondom laaggeletterdheid af te laten nemen (gewijzigde motie van het lid Ypma met nummer 33 750 VIII, nr. 26).

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Ypma c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 14 januari 2014 over de toekomst van de (volwassenen)educatie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken hoe het voor zzp'ers zo eenvoudig mogelijk kan worden gemaakt om stage- en leerwerkplekken aan te bieden en daarover uiterlijk 1 maart 2014 aan de Tweede Kamer te rapporteren (gewijzigde motie 33 750 VIII, nr. 49).

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Van Meenen

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 23 mei 2014 van de Minister van Economische Zaken met de kabinetsreactie op het SER-advies «Handmade in Holland».

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de SBB (Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven) het aanbod van stages te laten verruimen door te beoordelen welke erkende leerbedrijven nu enkel voor specifieke opleidingen stageplaatsen aanbieden terwijl zij ook andere werkzaamheden binnen het bedrijf hebben en zo mogelijk toegerust zijn om voor meerdere opleidingen stageplaatsen aan te bieden;

verzoekt de regering tevens om de SBB te vragen deze mogelijkheid te betrekken bij de acties die voortvloeien uit activiteiten van het Meldpunt Stagetekorten.

Debat [10-4-2014] VAO Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers

Motie-Jadnanansing

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 20 mei 2014 over de uitvoering motie van het lid Jadnanansing (PvdA) (31 524, nr. 197) over de verruiming van erkende leerbedrijven.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om, net als met het hbo, ook met het mbo afspraken te maken over een maximumpercentage overhead van 20% en over de eisen aan het primaire proces, vooruitlopend op het traject dat eind 2014 zijn beslag moet krijgen (motie-Beertema c.s.) en deze afspraken voor 1 december 2012 aan de Kamer voor te leggen.

Debat [28-6-2012] VAO mbo

Motie-Beertema

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 11 juli 2014 met de aanbieding van het bestuursakkoord voor de sector middelbaar beroepsonderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met de betrokken sectoren de wet- en regelgeving op het gebied van onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader zodanig aan te passen dat deze geen beletsel meer vormen voor een onderwijsinstelling bij het opzetten van doorlopende leerlijnen vmbo-mbo.

Debat [10-4-2014] VAO Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers

Motie-Jadnanansing

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 02 juni 2014 over Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voortvarend met de uitvoering van het rapport-Rinnooy Kan aan de slag te gaan en voorstellen te doen om een leven lang leren in te bedden in het arbeidsmarktbeleid en op de werkvloer, voorafgaand aan de behandeling van de begroting van OCW.

Debat [24-6-2014] Debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie WRR debat met MP en M EZ

Motie-Pechtold c.s.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014, vóór de begrotingsbehandeling van OCW geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om tot aan de eerste evaluatie van de nieuwe verhoudingen jaarlijks aan de Kamer te rapporteren over de staat van het onderwijs en de zorg op de BES-eilanden en de voortgang van de te realiseren verbeteringen op deze terreinen.

Debat [4-3-2010] BES-wetten

Motie-Leerdam c.s.

De motie wordt uitgevoerd. De Tweede Kamer is via de brief van 20 juni 2014, Kamerstuk 31 568, nr.137, opnieuw geïnformeerd over de voortgang van te realiseren verbeteringen van het onderwijs in Caribisch Nederland.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met lokale eilandbestuurders en schoolbesturen realistische tijdstippen van inwerkingtreding van nieuwe onderwijswetgeving op de BES-eilanden te hanteren.

Debat [3-11-2011] Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32 640) rest

Motie-Ortega-Martijn

De motie wordt uitgevoerd. Bij het invoeren van nieuwe onderwijswetgeving is een realistische inwerkingtreding een vast punt van aandacht.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de AKA-opleiding zodanig vorm te geven dat de betrokken jongeren zo veel mogelijk op hun niveau kennis, inzicht en vaardigheden verwerven opdat zij zich een plaats op de arbeidsmarkt kunnen verwerven of klaar worden gestoomd voor hun startkwalificatie.

Debat [17-5-2011] Plenair Debat MBO CKS

Motie-Çelik

Door het aannemen van het wetsvoorstel over doelmatige leerwegen is de entreeopleiding bij wet geregeld. Kwalificatiedossier AKA voldoet aan de eisen van de motie. In de herziening van de kwalificatiestructuur wordt ook dit kwalificatiedossier herijkt op genoemde punten. De Tweede Kamer wordt eind 2014 nader geïnformeerd over de herziening van de kwalificatiestructuur.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de Kamer op korte termijn te berichten hoe in het onderwijs de ruimte voor vakmanschap wordt vergroot door concrete maatregelen die de tijd en capaciteit die besteed worden aan controle en verantwoording te beperken, zonder tekort te doen aan de kwaliteit van het onderwijs (gewijzigde motie gedrukt onder nummer 17).

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Bisschop

In het kader van het Nationaal Onderwijs Akkoord zijn partijen overeengekomen om zich gezamenlijk in te zetten voor de aanpak van regeldruk en vermindering van de administratieve lasten binnen het onderwijs. Het doel is om scholen en docenten in staat te stellen zich optimaal op hun hoofdtaak te richten: het verzorgen van goed onderwijs zonder onnodige lasten en regeldruk. Per sector wordt hiertoe een project ingericht waarin de sectororganisaties en vakbonden in samenwerking met OCW in kaart brengen welke knelpunten zich binnen de sector voordoen. Deze inventarisatie is voor het mbo uiterlijk in 2014 klaar.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om, in de evaluatie van het Actieplan laaggeletterdheid, inclusief de pilots Taal voor het Leven, te onderzoeken welke landelijke taken en welke budgetten nodig zijn om de regionale aanpak van laaggeletterdheid efficiënt en effectief uit te voeren.

Debat [3-7-2013] Invulling van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek

Motie-Rog c.s.

In het najaar van 2013 is gestart met de inventarisatie betreffende organisaties. Eind 2014 wordt de Tweede Kamer hier nader over geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij uitvoering van de pilots voor unieke en maatschappelijk relevante kleine opleidingen in het mbo ook het aspect van extra bekostiging mee te nemen, onder de erkenning van een medeverantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor deze bekostiging.

Debat [12-6-2013] VAO Macro-doelmatigheid in het onderwijs

Motie-Van Meenen

Er wordt met SBB overleg gevoerd over de vormgeving van de pilots naar de wijze waarop kleinschalige, unieke opleidingen in stand gehouden kunnen worden. De motie van Van Meenen, die vraagt om ook extra bekostiging hierbij te betrekken, wordt hierbij meegenomen. Naar verwachting volgt in het najaar van 2014 meer duidelijkheid over de vormgeving van de pilots.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken of en op welke termijn ook leerlingen van 16 en 17 jaar met een startkwalificatie, die hun vakkenpakket willen verbreden ten behoeve van hun vervolgopleiding, toegang kunnen krijgen tot het vavo en de Tweede Kamer hierover dit najaar te informeren.

Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911)

Motie-Lucas/Jadnanansing

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 nader geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om:

1.in overleg te treden met de ambassade van Duitsland om te kijken hoe het belang van het beheersen van de Duitse taal in Nederland beter onder de aandacht kan worden gebracht;

2.het «Mach mit!»-programma bij scholen onder de aandacht te brengen en op die manier studenten te enthousiasmeren voor het vak Duits.

Debat [10-4-2014] VAO Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers (AO d.d. 12/03)

Motie-Straus c.s.

Gesprekken zijn gehouden met medewerkers van de Duitse ambassade en MachMit! om verder uitvoering te kunnen geven aan deze motie. De Tweede Kamer wordt naar verwachting eind september 2014 per brief nader geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, gezamenlijk met de betrokken ministeries – OCW, VWS en SZW – gemeenten en de aanbieders van educatietrajecten tot een plan te komen waarmee zij zich inspannen, de beoogde doelgroep te bereiken en meer laaggeletterden aan trajecten deel te laten nemen en hierover de Tweede Kamer te informeren.

Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911)

Motie-Siderius/Jadnanansing

De Tweede Kamer wordt eind 2014 nader geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met een nationale aanpak te komen voor de bestrijding van laaggeletterdheid bij ouderen, met inbegrip van een intensievere samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), bibliotheken, zorginstellingen en zorgaanbieders, en daarbij aansluiting te zoeken bij initiatieven als Nederland Leest, de Boekenweek en De Nationale Voorleesdagen.

Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911)

Motie-Van Meenen c.s.

De Projectgroep Samenhang Geletterdheid komt eind 2014 met een brief over integrale aanpak. In september 2014 is er overleg tussen de Minister en Staatssecretaris en de betrokken bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Tweede Kamer verzoekt de regering gelijktijdig met de overgang van de wettelijke taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs en bedrijfsleven, te komen tot de inrichting van landelijke vakinstellingen voor kleinschalig uniek vakmanschap, waarin onder andere de Dutch HealthTec Academy wordt opgenomen.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

Motie-Van Meenen

De Minister is in gesprek met de Kenniscentra en het SBB. De Tweede Kamer wordt uiterlijk eind 2014 over de inrichting van landelijke vakinstellingen geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om:

– in overleg te treden met de buurlanden om de implementatie van de herziene Richtlijn erkenning beroepskwalificaties zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen;

– de informatievoorziening rondom diploma-erkenning met de buurlanden te stroomlijnen;

– de Tweede Kamer uiteindelijk uiterlijk eind 2014 over de voortgang te informeren.

Debat [25-6-2014] VSO OJCS-Raad op 20 en 21 mei 2014 (21501–34, nr. 227)

Motie-Straus/Jadnanansing

De Tweede Kamer wordt uiterlijk eind 2014 geïnformeerd over de voortgang in de uitvoering van de motie.

     

DIRECTIE KENNIS

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te gaan met de onderwijskoepels zoals de Vereniging Hogescholen en de MBO Raad, om te kijken op welke wijze een artikel betreffende permanente educatie van de leden van de raad van toezicht opgenomen kan worden in de governancecodes van onderwijsinstellingen en de Kamer hier voor de winter van 2013 over te informeren.

Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance Tweede Kamer

Motie-Duisenberg

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met de sectoren de mogelijkheid te onderzoeken tot het instellen van een (publiek transparante) cao voor bestuurders in het mbo en het hoger onderwijs.

Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance Tweede Kamer

Motie-Van Meenen

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de WMS (Wet Medezeggenschap Scholen) te wijzigen op de volgende onderwerpen:

– het recht op rechtsbijstand;

– de beslechting van nalevingsgeschillen;

– de mogelijkheid om nietigheid van besluiten in te roepen;

– het scholingsbudget rechtstreeks naar de medezeggenschapsraad.

Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance Tweede Kamer

Motie-Jasper van Dijk c.s.

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg te treden met de onderwijskoepelorganisaties te komen tot open data en reële en vergelijkbare weergaven van onderwijsresultaten en financiële gegevens van onderwijsinstellingen;

verzoekt de regering om het punt van open data mee te nemen in de bestuurskrachtagenda.

Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance Tweede Kamer

Motie-Rog

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd.

De Tweede Kamer overwegende dat de governance in het onderwijs zich niet beperkt tot het scheppen van de randvoorwaarden waarin onderwijzers, leraren en docenten hun werk kunnen doen, maar met regelmaat direct ingrijpt in de vormgeving van het primaire proces;

professionele onderwijzers, leraren en docenten;

verzoekt de regering onderwijsteams instemmingsrecht te verlenen op de vormgeving van het onderwijsleerproces.

Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance

Motie-Beertema

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de mogelijkheden te verkennen voor een Nederlandse oplossing voor het ongelijke BTW-speelveld voor digitale leermiddelen, en deze ook te betrekken bij haar overwegingen over een nieuw belastingstelsel;

verzoekt de regering parallel hieraan, conform de motie-Peters (2012, Kamerstuk 32 827 nr. 36), dit ongelijke BTW-speelveld ook in EU-verband te blijven agenderen en een oplossing te vinden.

Debat [3-7-2014] VAO Onderwijs en digitalisering

Motie-Duisenberg/Jadnanansing

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

     

DIRECTIE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te gaan met de sector om te bezien hoe het zelfregulerend vermogen van de journalistiek versterkt kan worden en de Tweede Kamer voor de zomer van 2013 hierover te informeren.

Debat [10-12-2012] Wetgevingsoverleg Media

Motie-Heerma c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 19 november 2013 over pers en journalistiek.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in de prestatieovereenkomst 2016–2020 met de NPO vast te leggen dat vanuit het budget voor versterking van het media-aanbod 9 miljoen euro per jaar aan deze levensbeschouwelijke programma's wordt besteed op basis van de door het Commissariaat voor de Media gehanteerde verdeelsleutel, waarbij de betrokken omroepen daarover verantwoording afleggen in hun jaarverslag.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen»

Motie-Segers/Heerma

De motie is afgedaan met het afschrift aan de Tweede Kamer van de brief van 17 december 2013 aan de Eerste Kamer over borging levensbeschouwelijke programmering 2016–2020.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in het onderzoek naar het vergroten van de eigen inkomsten van de publieke omroep mee te nemen op welke manier de publieke omroep meer data en inhoud kan ontsluiten, eventueel met verschillende licentiemogelijkheden, en daarbij ook te bekijken welke aanpassingen van de Mediawet hiervoor nodig zijn;

verzoekt de regering tevens, totdat de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn omroepen aan te moedigen binnen de wettelijke kaders te experimenteren met het ontsluiten van data en inhoud.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008 ivm de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen dmv omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen»

Motie-Verhoeven/Klaver

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 30 september 2013 met aanbieding rapport van The Boston Consulting Group over verhogen eigen inkomsten publieke omroep.

De Tweede Kamer verzoekt de regering:

– bij het overleg met omroepen en pakketaanbieders over de doorgifte van interactieve diensten ernaar te streven dat door de omroep aangeboden interactieve diensten de kijkers gaan bereiken, en voor het eind van het jaar aan deze Tweede Kamer te rapporteren of dit overleg heeft geleid tot overeenstemming;

– per 1 januari 2014 de ministeriële regeling behorende bij artikel 6.13, tweede lid, van de Mediawet in werking te laten treden met daarin opgenomen in elk geval de faciliteiten voor mensen met een beperking zoals ondertiteling of gesproken ondertiteling;

– indien geen overeenstemming over doorgifte van interactieve diensten wordt bereikt en het Europees recht zich niet nadrukkelijk hiertegen verzet, deze diensten per ministeriële regeling van doorgifte te verzekeren.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008 ivm de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen dmv omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen»

Motie-Van Dam/Huizing

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 7 april 2014 over distributie van interactieve televisiediensten (rode knop).

De Tweede Kamer van oordeel dat het wetsvoorstel 33 664, waarin onder meer de structurele verlaging van de rijksbijdrage voor de publieke omroep met 100 miljoen wordt geregeld, niet door de Tweede Kamer kan worden beoordeeld, zonder dat vooraf duidelijk is hoe en in hoeverre de eigen inkomsten voor de regionale en landelijke publieke omroep kan worden uitgebreid;

verzoekt de regering de Tweede Kamer voor de plenaire behandeling van bedoeld wetsvoorstel duidelijkheid te bieden over de wettelijke mogelijkheden voor de omroepen, om de eigen inkomsten uit te breiden.

Debat [4-7-2013] Toekomstverkenning publieke omroep

Motie-Klein/Segers

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 30 september 2013 met aanbieding rapport van The Boston Consulting Group over verhogen eigen inkomsten publieke omroep.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij het onderzoek naar het vergroten van de eigen inkomsten van de publieke omroep de gevolgen voor de belastingbetaler, commerciële partijen en makers en producenten inzichtelijk in kaart te brengen.

Debat [4-7-2013] Toekomstverkenning publieke omroep

Motie-Verhoeven

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 30 september 2013 met aanbieding rapport van The Boston Consulting Group over verhogen eigen inkomsten publieke omroep.

De Tweede Kamer constaterende dat binnen de toekomstverkenning brede waarden van de publieke omroep worden veiliggesteld; onafhankelijkheid, pluriformiteit, kwaliteit en toegankelijkheid van aanbod;

verzoekt de regering de opdracht zo te formuleren dat ook de waarde van een extern pluriform bestel in de toekomstverkenning zal worden betrokken.

Debat [4-7-2013] Toekomstverkenning publieke omroep

Motie-Segers

De motie is afgedaan met het afschrift aan de Tweede Kamer van de brief aan de Eerste Kamer van 4 oktober 2013 met memorie van antwoord van wijziging mediawet 2008 inzake modernisering stelsel landelijke publieke omroep.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met de VNG, de VOB en de Oogvereniging in gesprek te gaan over de toegankelijkheid van informatie voor blinden en slechtzienden, eventuele knelpunten in kaart te brengen en de Kamer hierover najaar 2014 te informeren.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846)

Motie-Dik-Faber c.s.

Najaar 2014 ontvangt de Tweede Kamer een brief met een overzicht over de bibliotheekvoorzieningen voor personen met een leeshandicap.

De Tweede Kamer verzoekt de regering deze aanbeveling (dat de bibliotheek meer zou kunnen doen om laaggeletterden te bereiken en daarvoor de verbinding zou moeten aangaan met partners op het gebied van zorg en welzijn en werk en inkomen die laaggeletterdheid kunnen signaleren, waarbij gedacht kan worden aan het UWV en sociale werkvoorzieningsbedrijven, maar bijvoorbeeld ook aan vluchtelingenwerk, inburgeringsloketten en gezondheidscentra) uit het rapport van de commissie-Cohen over te nemen en in gesprek te gaan met bibliotheken en sociale partners die laaggeletterdheid kunnen signaleren, om te bezien op welke wijze deze instellingen elkaar kunnen versterken in de bestrijding van laaggeletterdheid.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846)

Motie-Bergkamp/Dik-Faber

De Tweede Kamer ontvangt in het eerste kwartaal van 2015 een brief over het beleid van de rijksoverheid op het gebied van leesbevordering en de bestrijding van laaggeletterdheid. Daarin zal ook worden ingegaan op de rol van de openbare bibliotheken.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zich met de bibliotheekbranche en de Koninklijke Bibliotheek in te spannen voor een landelijke bibliotheekpas die de gebruiker toegang verleent tot de fysieke en digitale collectie en diensten van alle openbare bibliotheken en van de Koninklijke Bibliotheek, en de Tweede Kamer medio 2015 over de voortgang te informeren.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846)

Motie-Dik-Faber

De branchevereniging en de Koninklijke Bibliotheek wordt gevraagd een plan van aanpak voor de landelijke bibliotheekpas op te stellen. Medio 2015 wordt de Kamer over de voortgang geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met de VNG te bezien of in de handreiking van de VNG voor bibliotheken aanwijzingen kunnen worden opgenomen voor het overleg tussen de gemeente en de bibliotheek over de invulling van de vijf functies.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846)

Motie-Bergkamp/Monasch

De VNG stelt een plan op voor aanpassing van de Handreiking openbare bibliotheken.

De Tweede Kamer roept de regering op om in de op te stellen algemene maatregel van bestuur in te gaan op de mogelijkheid van het regelen van:

– welke eisen gelden voor het door ingezetenen en maatschappelijke initiatieven laten uitvoeren van taken van het college;

– op welke wijze en aan de hand van welke criteria de effecten worden geëvalueerd.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846)

Motie-Keijzer

Op basis van de jaarlijkse bibliotheekmonitor zal worden bepaald of er aanleiding is tot het opstellen van een AMvB en zo ja, welke onderwerpen daarin geregeld zouden moeten worden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voorts, om in het bijzonder de positie van Omrop Fryslân te waarborgen.

Debat [10-12-2012] Wetgevingsoverleg Media

Motie-Heerma

De uitvoering van de motie wordt meegenomen in de beleidsreactie naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur inzake de toekomstverkenning publieke omroep. De Tweede Kamer wordt eind september 2014 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering alle salarissen bij de publieke omroep zo snel mogelijk onder de premiernorm te brengen.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen

Motie-Jasper van Dijk

Het streven is om op 1 januari 2015 het lagere normbedrag voor topfunctionarissen te laten ingaan. Op 1 januari 2017 zou dit maximum normbedrag dan moeten gelden voor alle werknemers in de (semi)publieke sector. Het is noodzakelijk dat eerst duidelijkheid wordt verkregen op juridische, economische en arbeidsmarktaspecten.

De Tweede Kamer overwegende dat de publieke omroep een extra taakstelling krijgt die verzacht kan worden door het genereren van extra eigen inkomsten;

overwegende dat de regering het aantrekken van externe financiering ziet als een coproductie waarmee het een gedeelde verantwoordelijkheid wordt van zowel de publieke omroep als de regering;

overwegende dat de regering heeft toegezegd te streven naar minimaal 45 miljoen euro extra eigen inkomsten voor de publieke omroep;

verzoekt de regering de verantwoordelijkheid hiervoor niet eenzijdig neer te leggen bij de publieke omroep.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen

Motie-Heerma c.s.

De Tweede Kamer wordt in september 2014 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.met een brief over het Plan van aanpak eigen inkomsten.

De Tweede Kamer verzoekt de regering af te zien van programmaonderbrekende reclame op de publieke omroep.

Debat [10-10-2013] 2e deel Wetswijziging Mediawet Regionale Omroepen 10.15 uur – Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (33 664) voortzetting

Motie-Jasper van Dijk

De Tweede Kamer wordt in september 2014 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om – indien de uitkomsten van rechtszaken en beroepsprocedures in het voordeel van de regionale omroep uitvallen – het bedrag van deze uitkomsten te onttrekken aan het Provinciefonds en structureel toe te voegen aan de mediabegroting ten gunste van de regionale omroep.

Debat [17-10-2013] Heropening Wijziging van o.m. de Mediawet 2008 in verband met o.m. aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (33 664)

Motie-Segers c.s.

De rechtszaken zijn nog niet afgerond. Zodra de uitkomsten van de rechtszaken bekend zijn, zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden. Op dit moment is nog niet bekend wanneer de rechtszaken behandeld worden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in elk geval de volgende zaken uit te werken:

– bezuinigingsmogelijkheden op distributie zoals de «free to air»-distributie door de ether en de «free to view»-distributie via de satelliet;

– besparingsmogelijkheden op de auteursrechtelijke vergoedingen die de publieke omroep moet afdragen, gelet op de dalende programmabudgetten;

– verschillende varianten voor het verhogen van de distributievergoeding die de publieke omroep ontvangt van pakketaanbieders, waaronder het zo veel als mogelijk versterken van de onderhandelingspositie van de publieke omroep;

– een plan om eventuele wettelijke en organisatorische belemmeringen weg te nemen voor de exploitatie van Video-On-Demand en abonnementsdiensten, sponsoring voor zover die past bij het publieke karakter van de publieke omroep, merchandise, de verkoop van content en formats en alle andere nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten uit het rapport van BCG;

– mogelijkheden om de verdiencapaciteit van de Ster te vergroten, waarbij gekeken kan worden naar onder meer opties uit het BCG-rapport met uitzondering van de opties «commercieel programmeren» en «programma-onderbrekende reclame op TV» zodanig dat de hoeveelheid reclame blijft passen bij het publieke karakter van de publieke omroep en het uitgangspunt blijft dat de inhoudelijke opdracht van de publieke omroep leidend is en de Ster-inkomsten daaruit volgend;

verzoekt de regering tevens om ervoor zorg te dragen dat deze opties waar mogelijk al in 2014 worden geïmplementeerd en de Kamer in elk geval voor de behandeling van de mediabegrotingen voor 2016 en 2017 een evaluatie te doen toekomen van het resultaat van deze inspanningen.

Debat [10-10-2013] 2e deel Wetswijziging Mediawet Regionale Omroepen 10.15 uur – Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (33 664) voortzetting

Motie-Van Dam/Huizing

De Tweede Kamer wordt in september 2014 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de invulling van de bezuiniging de voorgenomen bezuiniging op de regionale omroepen van 25 miljoen euro te verlagen met 8 miljoen euro;

verzoekt de regering tevens de overige 42 miljoen euro op te nemen als vermindering van de bezuiniging op de landelijke publieke omroep, onder de voorwaarde dat 16,6 miljoen euro wordt geoormerkt voor ontwikkeling en vervaardiging van – nu door het Mediafonds gerealiseerd – media-aanbod van bijzondere Nederlandse culturele aard (zijnde Nederlandse documentaires, drama en andere culturele mediaproducties) volgens een door de Nederlandse Publieke Omroep en Raad voor Cultuur overeen te komen regeling, eventueel door dit te garanderen in de prestatieafspraken en indien nodig via wettelijke verankering.

Debat [17-10-2013] Heropening Wijziging van o.m. de Mediawet 2008 in verband met o.m. aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (33 664)

Motie-Verhoeven c.s.

De verlaging van de bezuinigingen (deel 1 van de motie) wordt meegenomen bij de besluitvorming over de begroting 2017. Het voornemen is het uit te voeren conform de motie. De oormerking van 16,6 miljoen euro (deel 2 van de motie) wordt meegenomen in de beleidsreactie op het advies van de Raad van Cultuur over de toekomst van de publieke omroep. Verwacht wordt dat de beleidsreactie eind september 2014 aan de Tweede Kamer wordt verstuurd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de uitwerking van haar voornemens te overleggen met regionale gesprekspartners en rekening te houden met bovenstaande voorwaarden die van belang zijn voor het behoud van de bijzondere positie van de regionale omroep.

Debat [10-10-2013] 2e deel Wetswijziging Mediawet Regionale Omroepen 10.15 uur – Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (33 664) voortzetting

Motie-Heerma

De motie wordt meegenomen in de beleidsreactie naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur inzake de toekomstverkenning publieke omroep. De Tweede Kamer wordt naar verwachting eind september 2014 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de mogelijkheid voor het afnemen van kleinere pakketten dan wel van individuele zenders, het zogeheten à-la-cartemenu, expliciet mee te nemen in de toekomstverkenning.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen

Motie-Segers/Huizing

De gesprekken tussen Staatssecretaris en de koepel distributeurs zijn nog gaande. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met werkgevers bij de omroep, met als inzet een substantiële vermindering van het aantal tijdelijke contracten.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) Wijziging Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen

Motie-Jasper van Dijk

De Tweede Kamer wordt medio november 2014 over uitvoering van de motie geïnformeerd. De aan deze motie gerelateerde toezegging wordt meegenomen in de mediabegrotingsbrief 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om naast de voorgenomen samenwerking en integratie van taken parallel aan het ingezette traject tussen de regionale omroepen met de landelijke publieke omroep ook, in overleg met OLON en ROOS, nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden tot meer horizontale regionale integratie en verticale samenwerking van regionale omroepen met de lokale omroepen en voor 1 juli 2014 de Kamer hierover te berichten.

Debat [25-11-2013] Wetgevingsoverleg Media

Motie-Heerma

De motie wordt meegenomen in de beleidsreactie naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur inzake de toekomstverkenning publieke omroep. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met voorstellen te komen hoe de regels over reclame- en telewinkelboodschappen op internet op vergelijkbare wijze in de wet kunnen worden vormgegeven als de regels over reclame- en telewinkelboodschappen op radio en tv.

Debat [25-11-2013] Wetgevingsoverleg Media

Motie-Verhoeven

De eventuele wijziging van wetgeving voor reclame op internet wordt meegenomen in de beleidsreactie op advies Raad van Cultuur over toekomst publieke omroep. Verwacht wordt dat de beleidsreactie in het najaar van 2014 aan de Tweede Kamer wordt verstuurd.

     

DIRECTIE ONDERZOEKS- EN WETENSCHAPSBELEID

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met alle betrokkenen een oplossing voor de continuïteit van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG) te bevorderen en de Tweede Kamer hierover te informeren voor de behandeling van de Miljoenennota.

Debat [3-7-2013] VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering in het onderwijs in een subsidieregeling» (33 650, nr. 1)

Motie-Rog c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 september 2013 met de stand van zaken uitwerking subsidietaakstelling.

De Tweede Kamer, overwegende dat onafhankelijkheid en transparantie van onderzoek essentieel zijn voor de wetenschap; verzoekt de regering bij universiteiten aan te dringen op gebruikmaking van de Verklaring van Onafhankelijke Wetenschap van de KNAW.

Debat [1-12-2011] Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (33 000 VIII) Rest

Motie-Jasper van Dijk

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 oktober 2013 over Vertrouwen in wetenschap met reactie op de rapporten: «Vertrouwen in wetenschap» van het KNAW en «Hoeveel vertrouwen hebben Nederlanders in wetenschap?» van de WRR en het Rathenau Instituut.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een samenhangende toekomststrategie te ontwikkelen op basis van het WRR-rapport Naar een lerende economie;

verzoekt de regering tevens om uiterlijk op Prinsjesdag 2014 een voorstel te doen voor een Toekomstfonds, gericht op duurzame economische groei, mede gevoed door een deel van de gasbaten, dat zonder aantasting van de hoofdsom afkomstig uit gasbaten wordt ingezet voor de financiering van innovatieve mkb-ondernemingen en waarvan het rendement bestemd wordt voor (fundamenteel) onderzoek.

Debat [24-6-2014] Debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie WRR debat met MP en M EZ

Motie-Pechtold c.s.

De Tweede Kamer wordt in september 2014 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

     

DIRECTIE PO

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering de Inspectie voor het Onderwijs de opdracht te geven de implementatie van voorlichting over seksualiteit en seksuele diversiteit in ieder geval de komende vijf jaar te monitoren doormiddel van kwantitatief onderzoek onder ca. 8.000 scholen voor PO en VO;

en verzoekt, de regering te onderzoeken wat de omvang en de aard van het probleem is met betrekking tot seksuele diversiteit in het MBO en VMBO en de Tweede Kamer hierover te rapporteren.

Debat [20-6-2013] VAO Emancipatiebeleid

Motie-Dijkstra-Van Ark

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 december 2013 over de uitvoering van de motie van de leden Pia Dijkstra en Van Ark over monitoren voorlichting seksualiteit en seksuele diversiteit op scholen voor PO en VO en de situatie in MBO en VMBO.

De Kamer verzoekt de regering om de scholen voor basis-, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie nogmaals nadrukkelijk te wijzen op het onverplichte karakter van de vrijwillige ouderbijdragen en de inspectie alert te laten reageren op elk signaal dat een school de vrijwillige bijdrage een verplicht karakter heeft gegeven.

Debat [1-12-2011] Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (33 000 VIII)

Motie-Çelik/Biskop

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2013 over ouders en school samen (ouderbetrokkenheid).

De Tweede Kamer spreekt als haar oordeel uit dat op korte termijn gepoogd moet worden, kwalitatieve misstanden te bestrijden en te voorkomen zonder bovenbedoelde vrijheid van onderwijs (zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet) aan te tasten.

Debat [1-12-2011] Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (33 000 VIII) Rest

Motie-Elias

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 12 juli 2013 met reactie op het Onderwijsraadadvies «Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, de sectororganisaties ter overweging mee te geven, indicatoren over medezeggenschap op te nemen in Vensters voor verantwoording en Vensters PO en aan de Tweede Kamer te rapporteren wat de acties dienaangaande zijn.

Debat [12-6-2012] VAO Ouderbetrokkenheid bij de school

Motie-Çelik

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2013 over ouders en school samen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de raden van toezicht te wijzen op hun toezichthoudende taak bij de wijze waarop het bestuur en de school gestalte geven aan ouderbetrokkenheid op alle niveaus van de onderwijsorganisatie.

Debat [12-6-2012] VAO Ouderbetrokkenheid bij de school

Motie-Çelik

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2013 over ouders en school samen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, te specificeren hoe de bepalingen van de WMS, met name de bepalingen met betrekking tot de informatierechten, gelezen kunnen worden om ruimte te geven aan de kwaliteitsambities zonder dat een wetswijziging noodzakelijk is.

Debat [12-6-2012] VAO Ouderbetrokkenheid bij de school

Motie-Çelik

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2013 over ouders en school samen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te bevorderen dat de toetsscores alleen tezamen met andere kwaliteitsaspecten van de school openbaar worden gemaakt, zodat de toets in de bredere context wordt geplaatst.

Debat [21-3-2013] Plenair debat Wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs (33 157)

Motie-Rog/Ypma

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 13 december 2013 met Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota).

De Tweede Kamer verzoekt de regering het inrichtingsbesluit WVO ten aanzien van de toelating zodanig te wijzigen dat het schooladvies en niet de Cito-score leidend wordt voor het toelaten van leerlingen in het voortgezet onderwijs en dat de centrale eindtoets een objectieve second opinion is naast het schooladvies.

Debat [21-3-2013] Plenair debat Wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs (33 157)

Motie-Ypma

De motie is afgedaan met de brief aan de Eerste en Tweede Kamer van 20 januari 2014 met voorhang ontwerp-Toetsbesluit PO.

De Tweede Kamer verzoekt de regering leerlingen die het voordeel van de twijfel hebben gekregen, in geval van afstroom, niet mee te rekenen met de rendementsberekening.

Debat [21-3-2013] Plenair debat Wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs (33 157)

Motie-Ypma

De motie is afgedaan met de brief aan de Eerste en Tweede Kamer van 20 januari 2014 met voorhang ontwerp-Toetsbesluit PO.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met het onderwijsveld onderzoek te doen naar een manier waarop scholen kunnen aantonen aan Rijk, onderwijsinspectie en ouders, dat er een sociaal veilige omgeving is voor scholieren en personeel, zodat verantwoording over de gehanteerde methode impliciet plaatsvindt.

Debat [4-6-2013] VAO Pesten

Motie-Bergkamp

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 27 mei 2014 over het plan van aanpak tegen pesten: «Een jaar later».

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken hoe kan worden voorzien in het gemeenschappelijk gebruik van opgaven van Stichting Cito door aanbieders en ernaar te streven dat de kosten van de inkoop van opgaven bij het Cito voor aanbieders die daarvan gebruik willen maken geen wezenlijke belemmering vormen die de ontwikkeling van een alternatieve eindtoets zou kunnen verhinderen.

Debat [11-6-2013] Wet SLOA (Wetsvoorstel «Regels voor subsidiëring van landelijke onderwijsondersteunende activiteiten» (Wet Subsidiëring Landelijke onderwijsondersteunende activiteiten)(33 558)

Motie-Bisschop

De motie is afgedaan met de brief aan de Eerste en Tweede Kamer van 20 januari 2014 met voorhang ontwerp-Toetsbesluit PO.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te streven naar het in de begroting OCW beschikbaar houden van middelen voor humanistisch vormingsonderwijs (HVO) en godsdienstvormingsonderwijs (GVO) in het openbaar basisonderwijs.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen»

Motie-Voordewind c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 september 2013 met de stand van zaken uitwerking subsidietaakstelling.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om voor Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland(NOB) een subsidie van 2,1 miljoen euro overeind te houden, zodat de infrastructuur van NOB behouden kan blijven en de dekking hiervoor te zoeken binnen het resterende budget van 10 miljoen euro voor de Europese scholen.

Debat [3-7-2013] Invulling van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek

Motie-Lucas/Mohandis

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 september 2013 met de stand van zaken uitwerking subsidietaakstelling.

De kamer verzoekt de regering de consequenties van de uitwerking van de plannen over krimp in het onderwijs voor de kleine richtingen in kaart te brengen en daarover bij de uitwerking van het beleid nader te rapporteren;

verzoekt de regering tevens, met deze richtingen in overleg te treden over de specifieke effecten en de positie van deze bovenregionaal georganiseerde schoolbesturen.

Debat [4-7-2013] Krimp in het onderwijs

Motie-Voordewind c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 23 mei 2014 over de uitwerking maatregelen leerlingendaling in het primair en voortgezet onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de bekostiging van kleine scholen binnen de volgende uitgangspunten uit te werken:

– de onderwijskwaliteit dient te allen tijde voorop te staan;

– de bekostiging en denominaties dienen samenwerking tussen scholen niet in de weg te staan, maar toch voldoende diversiteit te waarborgen;

– de bekostiging dient rekening te houden met de regiospecifieke kenmerken zoals leerlingen(bevolkings)dichtheid, het aantal plaatsen in een regio en het gemiddelde aantal inwoners van een plaats;

– de bekostiging dient oog te hebben voor het behoud van de laatste school in een straal van 3 kilometer;

– bij de inrichting van de nieuwe bekostigingssystematiek zoveel mogelijk wordt aangesloten bij huidige structuren waardoor bureaucratie wordt voorkomen.

Debat [4-7-2013] Krimp in het onderwijs

Motie-Ypma/Straus

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 23 mei 2014 over de uitwerking maatregelen leerlingendaling in het primair en voortgezet onderwijs.

De Tweede Kamer, constaterende dat het beeld bestaat dat de kwaliteit van scholen voornamelijk wordt vastgesteld op basis van Cito-scores en andere indicatoren van leeropbrengsten;

verzoekt de regering een gedifferentieerd toezichtmodel te ontwikkelen dat herkenbaar rekening houdt met de specifieke leerlingpopulatie.

Debat [4-7-2013] VAO Passend onderwijs

Motie-Smaling/Ypma

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 28 maart 2014 over toezicht in transitie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering 1 miljoen euro structureel vrij te maken om de kerntaken van de ouderorganisaties te garanderen, te komen tot een centrale ouderorganisatie en deze centrale ouderorganisatie aan te laten sluiten bij lokale en regionale initiatieven die ouders al reeds ontplooien;

verzoekt de regering voorts, financiële dekking te zoeken binnen de middelen die zijn gereserveerd voor de vakbondsfaciliteiten en het budget voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek.

Debat [3-7-2013] VSO «Omzetting van de afdrachtvermindering in het onderwijs in een subsidieregeling» (33 650, nr. 1)

Motie-Mohandis/Lucas

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 september 2013 met de stand van zaken uitwerking subsidietaakstelling.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de inspectie op te dragen het uitgangspunt inzake de landelijk genormeerde kleutertoets te laten vervallen en als uitgangspunt te hanteren dat scholen zelf de middelen kiezen waarmee zij de ontwikkeling van kleuters volgen.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Rog c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 13 december 2013 met Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota).

De Tweede Kamer verzoekt de regering de verhoging van de Cito-eindtoetsscore te schrappen als doelstelling voor het regeringsbeleid;

verzoekt de regering tevens, met het onderwijsveld en de Tweede Kamer tot nuttige criteria te komen om de kwaliteit van het onderwijs te meten.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Klaver

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 13 december 2013 met Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota).

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij het overleg met de sectorraden over de Lerarenagenda het belang van onder andere het beheersen van complexe vaardigheden door leraren te benadrukken, en deze vaardigheden als een van de belangrijkste doelstellingen op te nemen in de uitwerking van de Lerarenagenda.

Debat [12-2-2014] Toptalenten funderend onderwijs

Motie-Ypma/Mohandis

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 april 2014 over het Onderhandelaarsakkoord voortgezet onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de doelstelling om de gemiddelde Cito-score te verhogen naar 537 te vervangen door doelstellingen op basis van toegevoegde waarde.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Van Meenen/Ypma

De ontwikkeling van de maat voor toegevoegde waarde is complex en vergt nader wetenschappelijk onderzoek, zoals aangegeven in de brief «Nut en waarde van toetsing in het funderend onderwijs» d.d. 13 juni 2014.

De Tweede Kamer constaterende dat vanwege het verbod in artikel 48 WPO het openbaar onderwijs niet formeel opgenomen kan worden in de statuten en geen samenwerkingsschool in stand kan houden;

verzoekt de regering, ook te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor het versoepelen van artikel 48 WPO, met inachtneming van artikel 23 van de Grondwet, om op deze wijze een gelijkwaardige uitgangspositie te creëren voor het openbaar onderwijs.

Debat [3-7-2014] Notaoverleg over de Initiatiefnota-Ypma over samenwerkingsscholen

Motie-Jadnanansing

De voorbereidingen tot wijziging van de wettelijke bepalingen rond de samenwerkingsschool (PO en VO) zijn ambtelijk in volle gang. Daarbij zullen de mogelijkheden tot wijziging van artikel 48 WPO – met inachtneming van artikel 23 GW – betrokken worden. Naar verwachting zal het wetsvoorstel in de zomer van 2015 naar de Tweede Kamer worden gezonden.

     

DIRECTIE VOORTGEZET ONDERWIJS

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om voor het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs de gewenste wetenschappelijke benadering van de lesstof door docenten te stimuleren en in samenspraak met de vo-sector daarbij het academisch opleidingsniveau voor leraren in de bovenbouwklassen in 2020 als uitgangspunt te nemen.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Duisenberg c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 april 2014 over het Onderhandelaarsakkoord voortgezet onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zich in te spannen om in de sectorakkoorden heldere en scherpe ambities te formuleren voor de verwachte prestaties op lange en middellange termijn, in het bijzonder voor het gewenste opleidingsniveau van docenten, waarbij zo veel mogelijk docenten een mastergraad behalen.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Rog c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 april 2014 over het Onderhandelaarsakkoord voortgezet onderwijs.

De Tweede Kamer constaterende, dat er zorgen bestaan over de status van het vak maatschappijleer, onder andere door het kleine aantal lesuren en het mogelijk verdwijnen van het schoolexamen voor maatschappijleer;

verzoekt de regering voorstellen te doen voor een versterking van het onderdeel burgerschapsvorming in het onderwijs, en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [22-11-2011] VAO Vormende taak in het onderwijs

Motie-Kooiman c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 december 2013 over burgerschap in het onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de urennorm van 1.040 uur te herzien op een wijze die maximale ruimte biedt aan maatwerk voor leerlingen, en voor 1 mei 2013 een voorstel daartoe naar de Tweede Kamer te sturen.

Debat [11-12-2012] Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Motie-Van Meenen c.s.

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 19 september 2013 over modernisering van de wettelijke normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering onderzoek te doen naar de mogelijkheden om getalenteerde leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs uitdagend onderwijs op eigen niveau te bieden, in kaart te brengen welke barrières hiervoor nog bestaan en de Tweede Kamer hierover binnen een halfjaar te informeren.

Debat [11-12-2012] Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Motie-Van Meenen

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 september 2013 over ruim baan voor toptalent in het funderend onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenspraak met het veld in te zetten op het versterken van de complexe vaardigheden onder (zittende) docenten via (bij)scholing en de Tweede Kamer te informeren over de wijze waarop dit zal gebeuren.

Debat [11-12-2013] Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoord (AO d.d. 27/11)

Motie-Ypma

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 april 2014 over het Onderhandelaarsakkoord voortgezet onderwijs.

De Tweede Kamer (constaterende dat de regering in het kader van excellentie 30 miljoen euro beschikbaar stelt voor vo-scholen met en vwo-afdeling) verzoekt de regering dit geld voor alle vo-scholen beschikbaar te stellen.

Debat [12-2-2014] Toptalenten funderend onderwijs

Motie-Jasper van Dijk/Ypma

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 10 maart 2014 met plan van aanpak toptalenten.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de kennisbasis science voor aanvang van het schooljaar 2014–2015 beschikbaar te stellen en te bevorderen dat deze door scholen gebruikt wordt als richtinggevend kader voor science-onderwijs in de onderbouw;

De Tweede Kamer verzoekt de regering tevens om, in december 2014 de Kamer te informeren over de ondersteuningsvragen die de SLO gekregen heeft bij de voortgang van de implementatie van de leerlijn science in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.

Debat [4-2-2014] Wijziging van de WVO en WBES in verband met het vervangen van de verplichte maatschappelijke stage door een facultatief programmaonderdeel, het invoeren van de vakbenaming Latijnse en Griekse taal en cultuur en het schrappen van het verplichte vak algemene natuurwetenschappen uit het gemeenschappelijk deel van de vwo-profielen

Motie-Jadnanansing/Straus

Het eerste deel van de motie is afgedaan met de SLO-publicatie van de kennisbasis natuurwetenschappen en technologie (voorheen kennisbasis science) op 19 mei 2014. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd met de bijlage «Stand van zaken per maatregel van het Techniekpact», bij de brief «Voortgangsrapportage Nationaal Techniekpact 2020» d.d. 19 mei 2014.

Voor wat betreft het tweede deel van de motie: de Tweede Kamer wordt in december 2014 geïnformeerd over de ondersteuningsvragen bij de voortgang van de implementatie van de leerlijn science in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de PO-raad en VO-raad dringend aan te sporen om voor 1 oktober aanstaande samen met scholen te komen tot een aanpak voor de verbetering van de veilige omgeving op scholen en een effectievere bestrijding van pesten.

Debat [3-7-2014] VSO Plan van aanpak tegen pesten, een jaar later

Motie-Bergkamp/Van der Burg

Aan de motie wordt uitvoering gegeven. Er worden gesprekken gevoerd met de raden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om voor 1 januari 2015 de Kamer te hebben geïnformeerd over de vorderingen bij het onderzoek naar de aanpassing van de cesuur en om de Kamer voor 1 juni 2015 te informeren over de implementatie van de adviezen van de commissie Bosker met betrekking tot de vorm en inhoud van de toets.

Debat [3-7-2014] VAO Rekentoets en Referentieniveau's Taal en Rekenen

Motie-Jadnanansing/Straus

De Tweede Kamer wordt uiterlijk in december 2014 geïnformeerd over de vorderingen bij het onderzoek. Vóór 1 juni 2015 zal de Kamer worden geïnformeerd over de implementatie van de adviezen van de commissie Bosker.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om aan de externe experts die zich zullen buigen over de uitwerking van aanbeveling 4 (leg de referentiecesuur voorlopig niet vast) van de commissie Bosker:

– een open opdracht te geven, waarbij in ieder geval rekening gehouden dient te worden met de verschillen tussen de prestaties in de onderwijsniveaus, met daarbij specifieke aandacht voor de onderkant van het vmbo en mbo en

– om ook inzichtelijk te maken hoe op een verantwoorde manier toegegroeid kan worden naar de beoogde eindsituatie.

Debat [3-7-2014] VAO Rekentoets en Referentieniveau's Taal en Rekenen

Motie-Jadnanansing/Straus

Aan de motie wordt uitvoering gegeven. De in de motie verzochte punten zijn meegenomen in de opdracht aan de externe deskundigen.

     

DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering snel met een voorstel te komen waardoor het mogelijk wordt dat een individuele school uit een groter schoolbestuur kan stappen.

Debat [20-6-2012] Wetgevingsoverleg Onderwijsverslag + Verantwoordingsdebat

Motie-Jasper van Dijk

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 12 juli 2013 met reactie op Onderwijsraadadvies Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met het oog op de deugdelijke en adequate werking van de aanwijzingsbevoegdheid spoedig een tweetal hoogleraren onderwijsrecht te consulteren over de vraag wie in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs het bevoegd gezag vormt wanneer het bijzondere instellingen betreft, en de Tweede Kamer over de uitkomst te rapporteren.

Debat [15-10-2013] Heropening Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (33 472)

Motie-Bisschop

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 april 2014 met de beleidsreactie bij het rapport «De juridische adressant van de aanwijzingsbevoegdheid in de WEB en de WHW».

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Moties Eerste Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

   

De Eerste Kamer overwegende dat het in wetsvoorstel 33 519 voorgestelde artikel 6.8, vijfde lid het mogelijk maakt dat collegegeld voor door NVAO aangewezen excellente opleidingen maximaal vijf maal het wettelijk collegegeld mag bedragen;

overwegende dat een hoog collegegeld voor veel studenten een barrière kan vormen om vorenbedoelde excellente opleidingen te volgen;

roept de Minister op om voor de toestemming van een hoger collegegeld als vorenbedoeld niet alleen te toetsen aan de in het voorgestelde artikel 6.8, tweede lid gestelde voorwaarden maar ook aan de voorwaarde dat het instellingsbestuur aannemelijk dient te maken dat de verhoging van het collegegeld noodzakelijk is ter bestrijding van de kosten die zijn of worden gemaakt voor het verkrijgen of behouden van het specifieke eindoordeel excellent.

Debat [9-7-2013] Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

Motie-Essers c.s.

De Minister heeft in het debat deze motie zo geïnterpreteerd dat ze een marginale toets op de extra kosten heeft toegezegd. Dit kan worden opgenomen in het eveneens toegezegde beleidskader. De Minister beraadt zich nog op dit beleidskader in het licht van het akkoord over het studievoorschot.

B. Door de bewindslieden gedane toezeggingen
Toezeggingen Tweede Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING EN ADVIES

   

De Minister zegt toe dat zij bij de verwerking van de consultatie van het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht, in overweging zal nemen om het wettelijke verbod voor leden van de Staten Generaal om lid van een Raad van Toezicht van universitaire instellingen te zijn, te verwijderen.

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

Naar verwachting wordt het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht in oktober 2014 bij de Tweede Kamer ingediend. Hierbij wordt ook ingegaan op de (consultatieve) vragen die tijdens de internetconsultatie zijn gesteld. Op dit moment wordt gewerkt aan de verwerking van de vragen.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de resultaten van het overleg over het betrekken van de opleidingscommissies bij de medezeggenschapsmonitor.

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

De Tweede Kamer wordt uiterlijk in december 2014 over de uitvoering van de toezegging geïnformeerd.

Naar verwachting ontvangt de Tweede Kamer het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht in oktober 2014.

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

De Tweede Kamer ontvangt het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht naar verwachting in oktober 2014.

De Tweede Kamer ontvangt een verslag van het werkbezoek van de Staatssecretaris naar Canada, ondere andere over «good practices» van schoolverbeteringen.

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

Eind mei/begin juni 2014 is een delegatie van scholen in het primair en voortgezet onderwijs en van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Toronto en Boston geweest. Momenteel wordt gewerkt aan het verslag en aan een afzonderlijk document voor de Tweede Kamer, waarin de «lessons learned» op een rij worden gezet en waarin wordt beschreven welke verbeteringen we naar aanleiding daarvan in Nederland zouden kunnen toepassen. De Tweede Kamer ontvangt dit document uiterlijk eind september 2014.

Voor het einde van het jaar ontvangt de Tweede Kamer van de Staatssecretaris nadere informatie over de stand van zaken van het afschaffen van de verplichte aansluiting bij het Vervangingsfonds.

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

De Tweede Kamer ontvangt uiterlijk in december 2014 nadere informatie over de stand van zaken van het afschaffen van de verplichte aansluiting bij het Vervangingsfonds.

     

DIRECTIE EMANCIPATIE

   

De Tweede Kamer ontvangt voor het eind van het jaar, na ontvangst van de aanbevelingen van het Europees hof, voorstellen inzake bloeddonatie door homoseksuele mannen.

Debat [9-6-2011] Tweede termijn AO Emancipatiebeleid

Sanquin voert een onderzoek uit over bloeddonatie van homoseksuelen. De onderzoeksresultaten worden in het najaar van 2014 verwacht. Daarna zal de Minister van VWS een reactie geven.

Voor de zomer ontvangt de Tweede Kamer een brief over het bloeddonorschap van homoseksuelen.

Debat [15-3-2012] AO Emancipatiebeleid

Sanquin voert een onderzoek uit over bloeddonatie van homoseksuelen. De onderzoeksresultaten worden in het najaar van 2014 verwacht. Daarna zal de Minister van VWS een reactie geven.

Het onderzoek «Naar gezondheid en welzijn van 11- tot 16 jarige scholieren» (HBSC Nederland) verschijnt in de loop van 2013.

Debat [15-3-2012] AO Emancipatiebeleid

De resultaten over LHBT-jongeren uit de HSBC rapportage worden opgenomen in het SCP-rapport over jongeren. Dit verschijnt in december 2014.

Met betrekking tot de voortgang van de evaluatie Vrouwen aan de top worden de resultaten van een panel in dit kader gepresenteerd. De evaluatie wordt in 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd.

Debat [13-6-2013] Emancipatie

De evaluatie wordt in 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd.

De zesde voortgangsrapportage voor het Committee on the Elimination of Discrimination of Women (CEDAW) gaat naar de integrale rapportage en komt in het voorjaar 2014.

Debat [13-6-2013] Emancipatie

De Tweede Kamer ontvangt de zesde voortgangsrapportage naar verwachting in het najaar van 2014.

De correspondentie van de Minister met het CEDAW zal aan de Tweede Kamer worden gestuurd, evenals de Nederlandse versie van de zesde rapportage en de «concluding comments».

Debat [17-12-2008] Emancipatiebeleid

De Tweede Kamer ontvangt de zesde voortgangsrapportage naar verwachting in het najaar van 2014.

In het najaar 2014 komt de Minister met de voortgangsrapportage Emancipatie annex midterm review (toegezegd in de brief van 4 maart 2014). Hierbij zullen worden meegenomen:

– resultaten van afspraken met gay-straight alliances;

– acties die op dit moment lopen met betrekking tot lhtb op scholen;

– moties en toezeggingen;

– expertmeeting zelfbeschikking;

– hoe en in welke monitoring seksuele diversiteit in monitoring wordt meegenomen.

Debat [13-3-2014] Emancipatie

In het najaar 2014 ontvangt de Tweede Kamer de voortgangsrapportage Emancipatie annex midterm review.

In december 2015 komen de resultaten van het thematisch onderzoek lhbt-ouderenbeleid.

Debat [13-3-2014] Emancipatie

Met de brief van 20 juni 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de coördinatie van het ouderenbeleid. In december 2015 komen de resultaten van het thematisch onderzoek naar lhbt-ouderenbeleid. Daarna wordt de Tweede Kamer over de resultaten geïnformeerd.

In de eerste helft van 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs over de voorlichting seksuele diversiteit op scholen.

Debat [13-3-2014] Emancipatie

In de eerste helft van 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs over de voorlichting seksuele diversiteit op scholen.

     

DIRECTIE LERAREN

   

In het najaar van 2013 ontvangt de Tweede Kamer het rapport over de enquête «Onderwijs werkt» (vraag 242).

Brief [21-10-2013] Lijst van vragen en antwoorden over de OCW-begroting 2014 (33 700 VIII)

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2014 de resultaten van de enquêtes «Onderwijs werkt» 2013 en 2014.

De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de resultaten van het beleidsvoornemen om 3000 extra banen in het onderwijs te realiseren.

Debat [31-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Voor het Kerstreces van 2014 wordt een brief over de arbeidsmarkt naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze brief wordt onder andere ingegaan op de gevolgen die de afspraken uit het Nationaal Onderwijs Akkoord, de sectorakkoorden en de cao's hebben op de onderwijsarbeidsmarkt.

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer verslag doen van de mogelijkheden binnen de functiemix om kwaliteit mee te nemen in de differentiatie van beloning en in hoeverre deze worden gebruikt.

Debat [27-11-2013] AO Leraren Lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkkoord

Voor het Kerstreces van 2014 wordt een brief over de arbeidsmarkt naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze brief wordt onder andere ingegaan op de gevolgen die de afspraken uit het Nationaal Onderwijs Akkoord, de sectorakkoorden en de cao's hebben op de onderwijsarbeidsmarkt.

Inzake wetsvoorstel versterking positie onderwijspersoneel (32 396): intentie is om het eerder ingediende wetsvoorstel in gewijzigde vorm voor de zomer van 2014 aan de Tweede Kamer te zenden (vooral als doel de wettelijke verankering van de professionele statuten).

Brief [30-10-2013] Schriftelijke beantwoording vragen over begroting 2014 OCW

In het Nationaal Onderwijs Akkoord is afgesproken dat de sectoren primair en voortgezet onderwijs een professioneel statuut opstellen dat OCW van een wettelijke basis voorziet. Op dit moment zijn de professionele statuten nog niet opgeleverd.

In de volgende Lerarenagenda (in 2014) zal worden ingegaan op de besteding van de jaarlijks beschikbare budgetten voor professionalisering.

Debat [27-11-2013] AO Leraren Lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkkoord

De thema's van de lerarenagenda vormen onderdeel van de kwaliteitsafspraken die vanaf 2015 starten. Instellingen stellen een kwaliteitsplan op waarin ambities op onder meer deze thema's worden geformuleerd. Een groep van deskundigen toetst het plan en monitort de voortgang. De hoofdlijnen van deze aanpak komen ook in het bestuursakkoord met de sectoren. Dit akkoord is in juli 2014 afgesloten.

In de voortgangsrapportage over de Lerarenagenda 2013–2020, die de Tweede Kamer vóór de Dag van de Leraar 2014 ontvangt, zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de effecten van de intensivering in het kader van de functiemix in het vmbo.

Debat [31-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Voor het Kerstreces van 2014 wordt een brief over de arbeidsmarkt naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze brief wordt onder andere ingegaan op de gevolgen die de afspraken uit het Nationaal Onderwijs Akkoord, de sectorakkoorden en de cao's hebben op de onderwijsarbeidsmarkt.

De Minister zal in de brief over leraren die op de Dag van de Leraar 2014 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, verslag doen van haar onderzoek naar de resultaten van het implementeren van de tweedegraads lerarenopleidingen, wat docenten met een pabo-diploma en ervaring in het basisonderwijs opleveren, en wat er zou kunnen worden gedaan aan de behoefte aan docenten in het vmbo. Het onderzoek wordt gericht op wat strikt nodig is om docenten volgens de normen van de Minister voor bevoegd te kunnen verklaren.

Debat [11-12-2013] Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoord

Ecorys doet een nulmeting stand van zaken op dit moment, en rapporteert de komende jaren over de invoering van de differentiaties. Op basis van die rapportage wordt de toezegging uitgevoerd.

Eind 2014 verwacht de Staatssecretaris de Tweede Kamer te kunnen informeren over de eerste resultaten van het onderzoek naar de effecten van de maatregelen voor het vergroten van het aantal universitair opgeleide academici [sic! Wsch. bedoeld: universitair opgeleide basisschoolleraren] (vraag 244).

Brief [21-10-2013] Lijst van vragen en antwoorden over de OCW-begroting 2014 (33 700 VIII)

OCW laat op dit moment een voorbereidend onderzoek uitvoeren naar effecten van een afgeronde masteropleiding op leraren die lesgeven in po, vo en mbo. Dit onderzoek levert een onderzoeksopzet op die gebruikt kan worden voor een quasi-experimenteel onderzoek naar effecten van masteropgeleide leraren. Over de uitkomsten van dit voorbereidende onderzoek zal de Tweede Kamer in het najaar van 2014 worden geïnformeerd. Het quasi-experimentele onderzoek zal in het najaar van 2014 starten en zal tenminste twee jaar duren.

ERFGOED EN KUNSTEN

   

Vóór de zomer van 2014 ontvangt de Tweede Kamer een brief over talentontwikkeling.

Debat [11-11-2013] Wetgevingsoverleg Cultuur

De toezegging is recent afgedaan met brief aan de Tweede Kamer.

De Minister komt met een wetsvoorstel inzake erfgoed.

Debat [19-6-2013] Cultuuronderwerpen

De Minister stuurt het Wetsvoorstel erfgoed eind 2014 naar de Tweede Kamer.

De Staatssecretaris zegt toe in het kader van de reguliere monitoring de Tweede Kamer te informeren of het doel van een «landelijke kaart betreffende archeologisch erfgoed» daadwerkelijk wordt bereikt.

Debat [23-5-2012] Erfgoed en Monumenten

De toezegging komt aan bod in de Erfgoedbalans die verschijnt in 2015.

     

FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN

   

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de resultaten van het overleg over de vervanging van de BAPO-regeling.

Debat [27-11-2013] AO Leraren Lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkkoord

De Tweede Kamer is hierover zeer recent geïnformeerd in de brief over de sectorakkoorden.

Voor de behandeling van de OCW-begroting 2015 ontvangt de Tweede Kamer een overzichtsbrief over de belangrijkste elementen van overhead en de aanpak in de verschillende onderwijssectoren.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

Voor de behandeling van de OCW-begroting 2015 ontvangt de Tweede Kamer een overzichtsbrief over de belangrijkste elementen van overhead en de aanpak in de verschillende onderwijssectoren.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over alle stappen die binnen de onderwijssector worden genomen in relatie tot de WNT (Wet normering topinkomens). Dit betreft onder meer de ministeriële regeling gericht op de afstemming van salarissen van leraren en bestuurders (deze regeling bevat ook de Sectorale beloningsmaxima, de indexering en bonussen).

Debat [20-2-2014] AO CAO VO-Bestuurders

In de gewijzigde ministeriële regeling bij de Wet normering topinkomens wordt het element van indexering meegenomen. De regeling gaat in per 1 januari 2015. De Tweede Kamer wordt naar verwachting in november 2014 over de regeling geïnformeerd.

Na afronding van het overleg over de cao's en sectorakkoorden, ontvangt de Tweede Kamer een brief over de vertaling van het regeerakkoord en het nationaal onderwijsakkoord.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

De Tweede Kamer is hierover zeer recent geïnformeerd in de brief over de bestuursakkoorden.

Voortaan zal in de OCW-begroting, onder artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid een overzichtstabel met betrekking tot alle lerarenintensiveringen worden opgenomen.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

Vanaf de OCW-begroting 2015 wordt een overzichtstabel van alle lerarenintensiveringen opgenomen.

De Minister zegt toe dat in de OCW-begroting 2015 een nadere toelichting komt inzake de taakstelling uit Rutte I en Rutte II.

Debat [29-10-2013] Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek

In de OCW-begroting 2015 wordt nadere informatie opgenomen over de taakstellingen uit Rutte I en Rutte II.

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over uitvoering van de verplichting om in 2013 salarissen van bestuurders in de jaarverslagen op te nemen.

Debat [20-2-2014] AO CAO VO-Bestuurders

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties informeert de Tweede Kamer in december 2014 via de WNT-rapportage (Wet normering topinkomens) over het jaar 2013.

De Minister zegt toe dat de monitor inzake de bestuurders-cao's medio 2015 aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. De reeds gemaakte evaluaties kunnen reeds aan de Kamer worden gestuurd.

Debat [20-2-2014] AO CAO VO-Bestuurders

De Tweede Kamer wordt in de tweede helft van 2014 geïnformeerd over de nulmeting van de monitor. Medio 2015 verschijnt de eerste jaarlijkse rapportage.

Eind 2014 ontvangt de Tweede Kamer een rapportage over de oplossingen van de onvolkomenheden, zoals geconstateerd in de interimrapportage van de auditdienst. Tegelijkertijd ontvangt de Tweede Kamer een plan van aanpak voor de modernisering van het Vervangingsfonds en het Participatiefonds.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012--2013

Eind 2014 ontvangt de Tweede Kamer een rapportage over de oplossingen van de onvolkomenheden, zoals geconstateerd in de interimrapportage van de auditdienst. Tegelijkertijd ontvangt de Tweede Kamer een plan van aanpak voor de modernisering van het Vervangingsfonds en het Participatiefonds.

     

HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

   

Op dit moment zijn nog geen concrete nieuwe arbeidsmarktrelevante hbo-masteropleidingen in de prioritaire gebieden ontstaan (nieuwe beleidsregel treedt inwerking op 1-11-2012). Dit zal na 1 november 2012 op gang komen. De Tweede Kamer zal hierover worden geïnformeerd.

Brief [14-11-2012] Antwoord op de Lijst van vragen inzake 33 400 VIII Vaststelling OCW-begroting 2013

De Eerste en Tweede Kamer zijn met de brief van 3 juli 2014 over de nieuwe beleidsregel geïnformeerd. Op het toegezegde wordt verder expliciet ingegaan bij de realisatie van de prestatieafspraken in 2016.

Vóór de zomer ontvangt de Tweede Kamer informatie van de Minister over het eerste overleg met andere lidstaten.

Debat [16-1-2013] Wijziging Wet studiefinanciering 2000 i.v.m. het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik meeneembare studiefinanciering (33 453)

Het overleg met de lidstaten is nog niet afgerond. Dit is tijdens verschillende Algemene Overleggen door de Minister aangegeven. In de loop van 2014 zal de Kamer over deze ontwikkelingen nader worden geïnformeerd.

Een AMvB over flexibilisering van deeltijdstudies is in ontwikkeling en zal rond de zomer van 2013 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Brief [6-12-2012] Schriftelijke beantwoording vragen over begroting 2013 OCW

Het advies van de commissie Rinnooy Kan is 12 maart 2014 aan de Minister aangeboden en is gelijktijdig naar de Tweede Kamer gestuurd. De beleidsreactie volgt vóór de OCW-begrotingsbehandeling van OCW in het najaar van 2014. Het streven is de contouren van de AMvB gelijktijdig met de beleidsreactie op het adviesrapport naar de Tweede Kamer te sturen.

De Minister zal de Tweede Kamer vóór de OCW-begrotingsbehandeling schriftelijk informeren over de afstemming tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven over gewenste Associate-degree-programma's in de regio.

Debat [22-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid – 1e termijn

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2014 een brief over de Associate-degree-programma’s.

De Minister zal de Tweede Kamer informeren over haar gesprek met de koepels van bekostigd en onbekostigd onderwijs over het clustergewijs visiteren.

Debat [30-9-2013] Wetgevingsoverleg kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs

De Tweede Kamer zal in september worden geïnformeerd met de begeleidende brief bij de voorhang van het accreditatiekader.

Begin 2014 ontvangt de Tweede Kamer het wetsvoorstel sociaal leenstelsel bachelorfase (blz. 19).

Brief [17-9-2013] OCW-begroting 2014 (37 500 VIII, nr. 2)

De Tweede Kamer is over het wetsvoorstel geïnformeerd met de brief van 28 mei 2014 inzake Hoofdlijnen Studievoorschot: naar een nieuw stelsel van studiefinanciering en een ambitieuze onderwijsagenda. Het wetsvoorstel wordt in september 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Minister zal bij het overleg met de NVAO over clustergewijze visitatie in het hbo ook de noodzaak van een korte doorlooptijd aan de orde stellen.

Debat [30-9-2013] Wetgevingsoverleg kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs

De Tweede Kamer zal in september worden geïnformeerd met de begeleidende brief bij de voorhang van het accreditatiekader.

Inzake oprekking van het Europese hof van Justitie over mogelijkheden voor studenten die geen band hebben met Nederland om studiefinanciering te krijgen: de Tweede Kamer wordt in de loop van 2014 over deze ontwikkelingen nader geïnformeerd.

Brief [30-10-2013] Schriftelijke beantwoording vragen over begroting 2014 OCW

De Minister heeft voor en tijdens de zomer overleg gevoerd met buitenlandse collega's en de eurocommissaris. Naar aanleiding daarvan wordt de Tweede Kamer in de loop van 2014 geïnformeerd.

De Commissie «Flexibel hoger onderwijs voor werkenden» zal naar verwachting voor het eind van het jaar advies uitbrengen. Begin 2014 zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de maatregelen die de Minister naar aanleiding van dit advies zal nemen.

Brief [30-10-2013] Schriftelijke beantwoording vragen over begroting 2014 OCW

Het advies van de commissie Rinnooy Kan is op 12 maart 2014 aan de Minister aangeboden en is gelijktijdig naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 31 288, nr. 383). De beleidsreactie volgt vóór de OCW-begrotingsbehandeling van OCW in het najaar van 2014. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de uitstelbrief van 19 juni 2014.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer dit voorjaar een nieuw voorstel sturen, namelijk een geïntegreerd voorstel waarin zij de masterfase integreert in het wetsvoorstel over de bachelorfase waar zij nu aan werkt. Dat wordt dus een integraal bachelor-mastervoorstel. Daarin worden ook vereenvoudigingen opgenomen, maar gehoord wat de Tweede Kamer daarover heeft gezegd, zullen die worden ingevoerd per 1 januari 2016 in plaats van 1 januari 2015. In de systematiek verschuift dat ook. Een aantal dingen die hier ook gezegd zijn, zal de Minister bij de integrale verwerking daarvan meenemen.

Debat [11-12-2013] 1e termijn wetsvoorstel Sociaal leenstelsel

De Tweede Kamer is over het wetsvoorstel geïnformeerd met de brief van 28 mei 2014 inzake Hoofdlijnen Studievoorschot: naar een nieuw stelsel van studiefinanciering en een ambitieuze onderwijsagenda. Het wetsvoorstel is in september 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Tweede Kamer ontvangt medio 2014 een brief over macrodoelmatigheid in het hoger onderwijs, waarin ook aandacht zal worden besteed aan de brede bacheloropleidingen.

Debat [30-9-2013] Wetgevingsoverleg kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (HO)

De Tweede Kamer ontvangt de brief over macrodoelmatigheid naar verwachting in november 2014.

De Tweede Kamer zal naar verwachting medio 2014 worden geïnformeerd over zowel de herordening van het opleidingenaanbod als het traject om het aantal plaatsen aan de kunstopleidingen via strenge selectie te reduceren (blz. 60).

Brief [17-9-2013] OCW-begroting 2014 (37 500 VIII, nr. 2)

De Vereniging Hogescholen brengt medio september 2014 een tweede voortgangsrapportage uit over de implementatie van het Sectorplan, waarin afspraken zijn gemaakt over de kwaliteitsversterking in het kunstonderwijs en reductie van de instroom bij bepaalde bacheloropleidingen. De Tweede Kamer wordt hierover voor het eind van 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe dat een experiment met de honours tracks wordt aangehouden. Zij zal het niet sturen naar de Raad van State zolang er met de Tweede Kamer gesproken wordt over het sociaal leenstelsel. De Minister geeft aan dus eigenlijk hetzelfde te zullen doen als met de algemene collegegelddifferentiatie.

Debat [11-12-2013] 1e termijn wetsvoorstel Sociaal leenstelsel

Het ontwerpbesluit experiment collegegelddifferentiatie bij honours tracks is aangehouden. De Minister beraadt zich nog op dit experiment in het licht van het akkoord over het studievoorschot.

De Minister zal verkennen of het nodig is om voor de groep studenten met meerjarige masters toch nog extra maatregelen te nemen via de studiefinanciering. De Tweede Kamer wordt te zijner tijd geïnformeerd over de uitkomst van die verkenning.

Debat [5-6-2014] Debat over de invoering van een leenstelsel voor studenten

De toezegging wordt betrokken bij het Wetsvoorstel studievoorschot.

De Minister informeert de Tweede Kamer over het overleg dat zij gaat hebben met de banken, opdat de rente en het percentage van het inkomen dat afbetaald moet worden, lager wordt, alsmede het aangaan van een hypotheek waarbij de Minister aangeeft dat de Nederlandse Vereniging van Banken verwacht dat dit makkelijker wordt als gevolg van de voorgenomen wijzigingen.

Debat [5-6-2014] Debat over de invoering van een leenstelsel voor studenten

De toezegging wordt betrokken bij het Wetsvoorstel studievoorschot.

De Minister stuurt het Wetsvoorstel inzake het sociaal leenstelsel na het zomerreces naar de Kamer. Dat zal om en nabij 2 september zijn.

Debat [5-6-2014] Debat over de invoering van een leenstelsel voor studenten

Het Wetsvoorstel studievoorschot wordt in september 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Minister zegt toe dat de Tweede Kamer eind 2014 een wetsvoorstel kan verwachten inzake de wettelijke bescherming van de titel «universiteit».

Debat [22-1-2014] Islam en imam opleidingen

De verwachting is dat het Wetsvoorstel eind 2014 of begin 2015 naar de Tweede Kamer wordt gezonden.

In 2014 vindt een midtermreview plaats van de prestatieafspraken voor de periode 2013–2016 (blz. 60).

Brief [17-9-2013] OCW-begroting 2014 (37 500 VIII, nr. 2)

De reviewcommissie heeft in de zomer van 2014 een midtermreview uitgevoerd. Over de uitkomsten wordt de Kamer via de stelselrapportage van de reviewcommissie geïnformeerd. De Tweede Kamer zal deze rapportage begin 2015 ontvangen.

Het wetsvoorstel OV Kaart -> Kortingskaart zal in 2014 aan de Tweede Kamer worden gestuurd (blz. 28).

Brief [17-9-2013] OCW-begroting 2014 (37 500 VIII, nr. 2)

Dit zal onderdeel zijn van het Wetsvoorstel studievoorschot, dat in september 2014 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

De Minister informeert de Tweede Kamer over de uitkomsten van het overleg met SZW en BZK inzake de vraag naar de gevolgen wanneer gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen over de bijstand en zij jongeren verplichten om te gaan studeren.

Debat [5-6-2014] Debat over de invoering van een leenstelsel voor studenten

De Minister informeert de Tweede Kamer over de uitkomsten van het overleg met SZW en BZK inzake de vraag naar de gevolgen wanneer gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen over de bijstand en zij jongeren verplichten om te gaan studeren. Het is nog niet bekend wanneer dit overleg zal zijn afgerond.

Eind 2015 ontvangt de Tweede Kamer een tussenrapportage met betrekking tot de uitwerking van de bestuurlijke afspraken tussen Inholland en het NVAO. Hierin wordt meegenomen:

– of problemen met studenten in het afstudeertraject zijn opgelost;

– stand van zaken met betrekking tot het onafhankelijk panel.

Debat [10-4-2014] Accreditatie CE- en Mem opleiding van Inholland op 10 april 2014

De Kamer ontvangt eind 2015 een tussenrapportage.

Inzake experimenten open bestel hoger onderwijs: in 2015 zal een eindevaluatie aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

Brief [14-11-2012] Antwoord op de Lijst van vragen inzake 33 400 VIII Vaststelling OCW-begroting 2013

Het experiment en de monitoring lopen nog tot 2015. Vóór eind 2015 zal een eindevaluatie aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

Het wetsartikel dat betrekking heeft op de aanwijzingsbevoegdheid wordt binnen drie jaar geëvalueerd.

Debat [30-9-2013] Wetgevingsoverleg kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (HO)

Na inwerkingtreding op 1 januari 2014 wordt na drie jaar het wetsartikel geëvalueerd (2017).

     

INTERNATIONAAL BELEID

   

Eind 2014 ontvangt de Tweede Kamer de brief over de voortgang van de gesprekken over hoe de informatievoorziening rond diplomaerkenning met de buurlanden te verbeteren. Hierin zal de Minister ook kijken wat de mogelijkheden zijn omtrent het feit dat vragen rondom diplomaerkenning niet op één plek zijn. Ook zal de Minister terugkomen op mogelijke internationale samenwerking op mbo-niveau via het kwaliteitstoezicht, hierbij zullen ook best practices worden meegenomen.

Debat [25-6-2014] VSO OJCS-Raad op 20 en 21 mei 2014 (21 501-34, nr. 227)

Uiterlijk in december 2014 ontvangt de Tweede Kamer de brief over de voortgang van de gesprekken over hoe de informatievoorziening rond diplomaerkenning met de buurlanden te verbeteren.

Zodra de uitslagen van de eerste herkansing van de examens van de Scholengemeenschap Bonaire bekend zijn, wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over een mogelijke tweede herkansing, indien nodig.

Debat [17-6-2014] Mondelinge vragen van het lid Van Laar over vwo examens Bonaire

De Tweede Kamer wordt zo snel mogelijk na het bekend worden van alle examenuitslagen geïnformeerd over een mogelijke tweede herkansing. De uitslagen van de examens zijn sinds eind augustus 2014 bekend.

     

JONGEREN, ONDERWIJS EN ZORG

   

De Minister gaat aan de slag met een wetsvoorstel om BRON en UWV te koppelen.

Debat [14-3-2012] Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32 812)

De Inspectie van het Onderwijs rapporteert in het Onderwijsverslag dat in april 2014 is verschenen al uitstroomgegevens en uitstroombestemming van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs.

Inzake de continuïteit van de arbeidsparticipatie van leerlingen uit het speciaal onderwijs: de Minister zal een themaonderzoek door de Inspectie van het Onderwijs laten verrichten.

Debat [14-3-2012] Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32 812)

De Inspectie van het Onderwijs rapporteert in het Onderwijsverslag dat in april 2014 is verschenen al uitstroomgegevens en uitstroombestemming van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs.

Het wetsvoorstel dat regelt dat ouders instemmingsrecht krijgen op het zorgdeel van het ondersteuningsplan komt in de eerste helft van 2014 naar de Tweede Kamer.

Debat [18-12-2013] Passend onderwijs

Het wetsvoorstel is voor internetconsultatie aangeboden van 10 juli tot 10 september 2014.

De evaluatie van deze wet zal plaatsvinden in het kader van het Onderwijsverslag 2015.

Debat [14-3-2012] Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32 812)

De bevindingen van de evaluatie worden meegenomen in het Onderwijsverslag van 2015, dat zal worden gepubliceerd in april 2016.

De Staatssecretaris ontvangt in augustus het onderzoek inzake de cijfers van thuiszitters en zal de Tweede Kamer hierover informeren.

Debat [3-7-2014] Passend Onderwijs

De Staatssecretaris heeft in augustus 2014 het onderzoek inzake de cijfers van thuiszitters ontvangen. De Tweede Kamer wordt hierover in september 2014 geïnformeerd.

De Tweede Kamer zal in het najaar per brief worden geïnformeerd over onder andere het gesprek inzake onderwijs aan leerlingen met diabetes.

Debat [3-7-2014] Passend Onderwijs

De Tweede Kamer zal in het najaar van 2014 per brief worden geïnformeerd over onder andere het gesprek inzake onderwijs aan leerlingen met diabetes.

Na één jaar ontvangt de Tweede Kamer een evaluatie inzake de invoering van passend onderwijs (bureaucratietoets).

Debat [3-7-2014] Passend Onderwijs

Kort na augustus 2015 ontvangt de Tweede Kamer een evaluatie inzake de invoering van passend onderwijs (bureaucratietoets).

De Tweede Kamer ontvangt een themaonderzoek over hoogbegaafdheid in passend onderwijs naast de aandacht hiervoor in de reguliere voortgangsrapportages passend onderwijs.

Debat [3-7-2014] Passend Onderwijs

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

Na het zomerreces ontvangt de Tweede Kamer een brief over de indicatiestelling in cluster 1 en 2.

Debat [3-7-2014] Passend Onderwijs

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2014 een brief over de indicatiestelling in cluster 1 en 2.

Inzake meervoudig gehandicapte leerlingen en het overleg met VWS: mocht het wenselijk zijn dan ontvangt de Tweede Kamer eerder informatie dan in de eerstvolgende voortgangsrapportage passend onderwijs.

Debat [3-7-2014] Passend Onderwijs

Mocht het wenselijk zijn, dan ontvangt de Tweede Kamer eerder informatie dan in de eerstvolgende voortgangsrapportage passend onderwijs.

De Tweede Kamer wordt in het najaar geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek met Ingrado.

Debat [3-7-2014] Passend Onderwijs

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek met Ingrado.

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over zeggenschap voor ouders in het reguliere onderwijs inzake ambulante begeleiding vanuit cluster 1 en 2.

Debat [3-7-2014] Passend Onderwijs

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

     

DIRECTIE KENNIS

   

Na de zomer 2014 ontvangt de Tweede Kamer de analyse van de knelpunten van digitalisering in het onderwijs. Hierbij zullen concrete doelen benoemd worden en welke stappen exact genomen worden om de schaalsprong te maken.

Debat [11-6-2014] Onderwijs en digitalisering

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd over knelpunten van de digitalisering in het onderwijs.

In het kader van actieprogramma «onderwijs bewijs» zijn meerdere onderzoeken uitgezet naar effectieve en efficiente onderwijsverbindingen tussen onderwijsveld en wetenschappelijk onderzoek (p.36).

Debat [21-9-2011] Algemene Politieke Beschouwingen

Na afloop van het actieprogramma Onderwijs Bewijs, in de loop van 2016, zal de Tweede Kamer via een verslag geïnformeerd worden.

Rond de zomer 2014 komt de Staatssecretaris met een brief over hoe en op welke manier het curriculum kan worden herzien met betrekking tot digitaal onderwijs. Hierin zal ook het vmbo worden meegenomen.

Debat [11-6-2014] Onderwijs en digitalisering

Uiterlijk in het najaar van 2014 wordt de Tweede Kamer hier nader over geïnformeerd.

     

MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS

   

Als de Minister in juli 2012 het inspectie onderzoek van het Arcus College te Heerlen ontvangt, zal zij de Tweede Kamer hierover informeren.

Debat [31-5-2012] Debat over onderwijshuisvesting (inclusief problematiek nieuwbouw ROC Heerlen)

Er hebben zich tot op heden geen nieuwe problemen voorgedaan.

Als de Staatssecretaris constateert dat er meer problemen zijn dan de vier genoemde problemen bij de financiële tekorten van mbo-instellingen, zal zij de Kamer daarover informeren.

Debat [4-3-2009] Verzamel algemeen overleg over het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)

Op het moment dat de Minister meer problemen constateert, wordt de Tweede Kamer daarover geïnformeerd.

De volgende evaluatie van de Regeling stagebox beroepsonderwijs over de periode 2010–2012 vindt in 2013 plaats.

Brief [14-11-2012] Antwoord op de Lijst van vragen inzake 33 400 VIII Vaststelling OCW-begroting 2013

De regeling stagebox is eerder reeds geëvalueerd (de evaluatie van de innovatiebox- en stageboxregeling is op 4 oktober 2010 naar de Tweede Kamer gezonden). Mede op basis van deze evaluatie is besloten dat verschillende regelingen samengevoegd zouden worden. Dit wordt nu uitgewerkt in de kwaliteitsafspraken. Een van de doelen van de kwaliteitsafspraken is het verbeteren van de begeleiding van stagiaires door de mbo-instelling.

Daarnaast zijn er twee nieuwe regelingen die moeten stimuleren dat het bedrijfsleven betrokken is bij het middelbaar beroepsonderwijs zodat er onder andere voldoende stages beschikbaar zijn. De subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen. De regeling wordt jaarlijks gemonitord: ieder studiejaar wordt de besteding van het budget geanalyseerd, op basis van de subsidieaanvragen, de toekenningen en ontwikkeling van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Voor 1 januari 2019 zal een evaluatie van de regeling plaatsvinden. Met de subsidieregeling «Regionaal investeringsfonds mbo» stelt het Ministerie van OCW tussen 2014 tot en met 2017, 100 miljoen euro subsidie beschikbaar voor duurzame publiek-private samenwerking (pps) in het beroepsonderwijs. Hiermee wordt de betrokkenheid van het bedrijfsleven vergroot en dit moet ook een effect hebben op het aantal beschikbare stageplekken voor studenten. Uiterlijk in 2016 wordt de regeling geëvalueerd.

Bij een eerstvolgende gelegenheid ontvangt de Tweede Kamer een tijdpad van de evaluatie van het beleid inzake laaggeletterdheid en de aanjaagfunctie van enkele instellingen.

Debat [27-6-2013] Invulling van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek

Er zijn gesprekken gevoerd met ETV, Steunpunt VE en Stichting Lezen en Schrijven. De Tweede Kamer wordt eind 2014 nader geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Minister zal met de betrokkenen, de instellingen en de Inspectie van het Onderwijs overleggen of de voorlichting aan mbo-studenten over de klachtenbehandeling en de -loketten kan worden verbeterd.

Debat [31-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Overleg met JOB, MBO-Raad en NRTO wordt vervolgd over de actualisatie van het servicedocument klachtenbehandeling, checklist, studentenraden en klachtenprocedure NRTO. De ombudslijn wordt verlengd tot september 2016 en de wettelijke klachtenregeling is in voorbereiding.

Inzake de netwerkschool: een tussenrapportage is voorzien eind 2013, begin 2014.

Brief [14-11-2012] Antwoord op de Lijst van vragen inzake 33 400 VIII Vaststelling OCW-begroting 2013

In het voorjaar van 2014 heeft OCW het Voortgangsrapport ontvangen. De eindrapportage (onderzoek) verwacht OCW in het voorjaar van 2015. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd.

De Minister zegt toe eventueel andere delegering van taken richting de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven voor te leggen aan de Tweede Kamer.

Debat [26-4-2011] Actieplan MBO

Het wetsvoorstel waarin de wettelijke taken van SBB worden geregeld, ligt bij de Raad van State. Vóór 1 december 2014 wordt aan de toezegging uitvoering gegeven.

Na afloop van ieder schooljaar, uiterlijk medio december, ontvangt de Tweede Kamer een monitorrapportage van de subsidieregeling praktijkleren (vraag 157).

Brief [21-10-2013] Lijst van vragen en antwoorden over de OCW-begroting 2014 (33 700 VIII)

De opzet voor de monitor wordt aan de uitvoerder, AGNL, voorgelegd en die verwerkt het in diens offerteaanvraag voor de uitvoering van de regeling in 2014. Na afloop van schooljaar 2013–2014 worden de data geanalyseerd. De uitkomsten van de analyse worden uiterlijk medio december 2014 in een rapportage aan de Tweede Kamer gezonden.

Het brede evaluatieonderzoek betreffende vsv (door een extern onderzoeksbureau) is in het voorjaar van 2012 gestart en wordt naar verwachting eind 2014 afgerond.

Brief [14-11-2012] Antwoord op de Lijst van vragen inzake 33 400 VIII Vaststelling OCW-begroting 2013

Om het inzicht in de relaties tussen beleid, ingezette middelen en instrumenten te vergroten, wordt in de huidige convenantperiode (2012–2015) het vsv-beleid gemonitord en geëvalueerd. Dit evaluatieonderzoek onder instellingen, gemeenten en RMC-regio's loopt nog. Onlangs is het jaarrapport over 2013 gepubliceerd. Het jaarrapport is te vinden op de website van Panteia: http://panteia.nl (klik op «Over Panteia» – «Projecten-en-publicaties» – «Overzicht-publicaties» -«Monitoring-en-evaluatie-vsv-(jaarrapport-2013)».

De Tweede Kamer ontvangt voor het eind van het jaar de verkenning over het behoud van landelijke vakinstellingen.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

In de brief aan de Tweede Kamer over Ruim baan voor vakmanschap (d.d. 2 juni 2014) is opgenomen, dat de Minister overweegt een nieuwe vakinstelling voor kleinschalig, uniek vakmanschap aan te wijzen. Hiervoor zal nog in 2014 een verkenning worden gedaan naar de (financiële) haalbaarheid van en het draagvlak voor een dergelijke vakinstelling.

Het Actieplan Laaggeletterdheid wordt in 2014 geëvalueerd. Deze evaluatie zal in het voorjaar van 2015 gereed zijn. In deze evaluatie wordt tevens de landelijke ondersteuning meegenomen. Ook de pilots worden geëvalueerd.

Brief [30-10-2013] Schriftelijke beantwoording vragen over begroting 2014 OCW

Het Actieplan Laaggeletterdheid wordt in 2014 geëvalueerd. Deze evaluatie zal in het voorjaar van 2015 gereed zijn. In deze evaluatie wordt tevens de landelijke ondersteuning meegenomen. Ook de pilots worden geëvalueerd.

De eindrapportage van het experiment De Netwerkschool verschijnt naar verwachting in het voorjaar van 2015 (vraag 162).

Brief [21-10-2013] Lijst van vragen en antwoorden over de OCW-begroting 2014 (33 700 VIII)

De eindrapportage (onderzoek) wordt verwacht in het voorjaar van 2015. Daarna zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.

Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het Centraal Planbureau start in 2013 en wordt in 2015 afgerond.

Brief [14-11-2012] Antwoord op de Lijst van vragen inzake 33 400 VIII Vaststelling OCW-begroting 2013

Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het Centraal Planbureau is gestart in 2013. Het onderzoek wordt in 2016 afgerond; de eerdere planning om het in 2015 af te ronden blijkt niet haalbaar.

De Tweede Kamer wordt actief op de hoogte gehouden van de implementatie van het wetsvoorstel. In zijn algemeenheid wordt de Tweede Kamer, als het relevant is, geïnformeerd over datgene wat bij roc's en gemeenten op dit terrein gebeurt en wat de consequenties van de implementatie van dit wetsvoorstel zullen zijn.

Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911)

De wet inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen verplichte besteding is op 12 juni 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. Op 8 juli 2014 is het wetsvoorstel aanvaard door de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel treedt in werking per 1 januari 2015.

In 2015 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de vervolgresultaten van de vsv-aanpak en de meest succesvolle instrumenten.

Debat [3-4-2014] Vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht

Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het CPB start in 2013 en wordt in 2016 afgerond.

In mei 2014 ontvangt de Tweede Kamer tevens een plan van aanpak over de overgang van vmbo naar mbo, met daarbij aandacht voor:

– onderwijsraad advies Kwetsbare jongeren en de G32 brief;

– negatief bindend studieadvies voor entreeopleidingen.

Debat [3-4-2014] Vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht

In de brief «Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo» (verzonden naar de Tweede Kamer op 2 juni 2014) is aangegeven dat najaar 2014 een plan van aanpak volgt voor onderwijs aan jongeren in een kwetsbare positie. Dit in tegenstelling tot de eerdere aankondiging dat het plan van aanpak dit voorjaar naar de Kamer gestuurd zou worden. De uitwerking van de oplossingen vergt meer tijd dan was voorzien.

Inzake motie van het lid Jadnanansingh (Kamerstuk 31 524, nr. 198): mocht de motie worden aangenomen, dan wil de Minister haar betrekken bij de brief die de Tweede Kamer in juni 2014 zal krijgen naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad over overgangen in het onderwijs. Dat is eigenlijk het moment om meer structureel met elkaar te spreken over de overgang van vmbo naar mbo. Vaste VM2-trajecten zullen daar ook een plek in krijgen. Wij zullen dan ook nagaan hoe wij tegemoet kunnen komen aan de strekking van deze motie, namelijk zo min mogelijk belemmeringen in onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader bij doorlopende leerlijnen.

Debat [10-4-2014] VAO Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers

De uitwerking van de motie en de toezegging zal worden betrokken bij de uitwerking van de experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo die zijn aangekondigd in zowel de brief «Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo» (d.d. 2 juni 2014) als in de beleidsreactie op advies van de Onderwijsraad «Overgangen in het onderwijs» van 15 juli 2014, Kamerstuk 2014Z13441. Bij de uitwerking van de experimenten zal gestreefd worden naar zo min mogelijk belemmeringen in onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader bij doorlopende leerlijnen, zodanig dat deze geen beletsel meer vormen voor een onderwijsinstelling bij het opzetten van doorlopende leerlijnen vmbo-mbo.

De Tweede Kamer wordt te zijner tijd geïnformeerd over de mogelijkheden voor één loket, met betrekking tot onderwijstoezicht, voor vmbo-mbo samenwerking.

Debat [3-4-2014] Vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht

Er wordt bezien hoe de samenwerking tussen vmbo en mbo kan worden bevorderd. Met de Inspectie van het Onderwijs wordt besproken welke mogelijkheden er zijn voor een samenwerking in het toezicht voor vmbo en mbo, en in het bijzonder de experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo.

MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

   

In de beleidsreactie op de volgende evaluatie zal de Staatssecretaris meenemen: e-books; internet; ontwikkelingen binnen de boekensector; het wetenschappelijke boek en aspecten van in Nederlands vertaalde bestsellers.

Debat [8-12-2011] Wetsvoorstel vaste boekenprijs

De beleidsreactie over de vaste boekenprijs gaat na het zomerreces van 2014 naar de Tweede Kamer. Verwacht wordt dat de Tweede Kamer begin oktober 2014 wordt geïnformeerd.

De Minister zal met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Wonen en Rijksdienst bespreken hoe de Tweede Kamer het best op de hoogte kan worden gehouden van de voortgang van en de risico's bij digitalisering in het archiefbeheer van overheidsinstanties.

Debat [29-1-2014] Archiefbeheer

De Minister neemt deze toezegging mee in het driehoeksoverleg met de Ministers van Wonen en Rijksdienst en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties rond de thema's open overheid en openbaarheid, dat in de loop van dit jaar verder vorm en inhoud zal krijgen. Mede aan de hand van de hierin gemaakte afspraken zal de Tweede Kamer verder over dit onderwerp worden geïnformeerd, hetgeen het najaar van 2014 is te verwachten.

Bij de kabinetsreactie op het initiatief-wetsvoorstel van D66 over Open overheid zal worden meegenomen: de relatie met de Archiefregeling, het informatieregister en de rol voor het Nationaal Register, de reikwijdte van de wet, de kosten van het informatieregister en de bevoegdheden van de informatiecommissaris.

Debat [29-1-2014] Archiefbeheer

De Minister neemt deze toezegging mee in het driehoeksoverleg met de Ministers van Wonen en Rijksdienst en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties rond de thema's open overheid en openbaarheid, dat in de loop van dit jaar verder vorm en inhoud zal krijgen. Mede aan de hand van de hierin gemaakte afspraken zal de Tweede Kamer verder over dit onderwerp worden geïnformeerd, hetgeen het najaar van 2014 is te verwachten.

Betreffende het a la carte menu: de Staatssecretaris zal de vraag expliciet voorleggen aan de koepel van distributeurs: als dit tot uikomsten leidt dan zal de Tweede Kamer hierover geïnformeerd worden.

Debat [26-6-2013] Toekomstverkenning publieke omroep

De gesprekken tussen de Staatssecretaris en de koepeldistributeurs zijn nog gaande. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd.

Begin 2014 ontvangt de Tweede Kamer een advies van de Raad voor Cultuur over de brede verkenning en een beleidsreactie daarop.

Debat [16-4-2013] Hoofdlijnen Media-onderwerpen

De beleidsreactie op het advies van de Raad voor Cultuur wordt in het najaar van 2014 naar de Tweede Kamer verstuurd.

Begin 2014 ontvangt de Tweede Kamer een rapport van de Raad van Cultuur over een toekomstverkenning inzake de keuzes die de publieke omroep moet maken om zijn maatschappelijke functie in de toekomst veilig te stellen (blz. 21).

Brief [17-9-2013] OCW-begroting 2014 (37 500 VIII, nr. 2)

De beleidsreactie op het advies van de Raad voor Cultuur wordt in het najaar van 2014 naar de Tweede Kamer verstuurd.

In het voorjaar van 2014 ontvangt de Tweede Kamer de beleidsreactie van de Staatssecretaris op het advies van de Raad voor Cultuur over de toekomstverkenning publieke mediabestel (vraag 312).

Brief [21-10-2013] Lijst van vragen en antwoorden over de OCW-begroting 2014 (33 700 VIII)

De beleidsreactie op het advies van de Raad voor Cultuur wordt in het najaar van 2014 naar de Tweede Kamer verstuurd.

De Tweede Kamer ontvangt in het voorjaar van 2014 een plan van aanpak inzake reclame-inkomsten, opgesteld door NPO + STER (n.a.v. de motie Huizing/Van Dam). De Staatssecretaris zal hierbij ook een geactualiseerde raming van de STER-inkomsten voegen.

Debat [25-11-2013] Wetgevingsoverleg Media

De Tweede Kamer wordt in september 2014 geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Tweede Kamer ontvangt in het voorjaar van 2014 de eerder toegezegde toekomstvisie op het omroepbestel.

Debat [25-11-2013] Wetgevingsoverleg Media

De beleidsreactie op het advies van de Raad voor Cultuur wordt in het najaar van 2014 naar de Tweede Kamer verstuurd.

De Staatssecretaris zegt toe de wet twee jaar na inwerkingtreding van de wet te evalueren, mede om de diversiteit in het media-aanbod te waarborgen.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen»

De Tweede Kamer wordt voor het verstrijken van de einddatum geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

   

Voor het eind van het jaar ontvangt de Tweede Kamer de voorstellen voor het sectorplan sociale wetenschappen en een visie op geesteswetenschappen.

Debat [18-4-2013] Wetenschapsbeleid

Op 2 september 2013 heeft de Minister de VSNU verzocht te komen met een voorstel voor het opstellen van een sectorplan of deelsectorplannen voor de sociale wetenschappen. De VSNU is in overleg getreden met het Disciplineoverleg Sociale Wetenschappen (DSW) en overeengekomen een Commissie Sectorplan Sociale Wetenschappen in te stellen. Deze commissie, die in januari 2014 van start is gegaan onder leiding van Paul Schnabel, zal een analyse maken van sterke en zwakke aspecten in de sector. In het najaar van 2014 zal de Commissie een rapport uitbrengen.

PRIMAIR ONDERWIJS

   

De Minister zegt toe dat een reactie op het cijfermatig overzicht over de ontwikkeling van de werkgelegenheid in het onderwijs (van Stamos, juli 2013), onderdeel mbo, wordt meegenomen in een van de volgende brieven over het mbo.

Debat [12-3-2014] Algemeen overleg mbo kwalificatiedossiers gecombineerd met Macrodoelmatigheid in het MBO

De reactie komt terug in de brief over de onderwijsarbeidsmarkt, die naar verwachting in het najaar van 2014 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Bij de herziening van het toezichtskader van de Inspectie van het Onderwijs zal de Staatssecretaris nagaan hoe in de nieuwe wet de eindtoets en de diagnostische toets uitpakken, en of het principe van toegevoegde waarde dan nog nodig is.

Debat [31-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Deze pilots worden in 2014 en 2015 mede benut voor de verdere vormgeving van het gedifferentieerd inspectietoezicht. Dit alles mondt uit in de vaststelling van een herzien toezichtkader van de inspectie per 01 augustus 2016 (zie brief «Toezicht in transitie» d.d. 28 maart 2014).

De Staatssecretaris komt voor de zomer van 2014 met de resultaten van de herbeoordeling van de breedte van het curriculum.

Debat [23-1-2014] Toptalent in het funderend onderwijs

De Tweede Kamer wordt in september 2014 per brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2014 geïnformeerd over de manier waarop de Staatssecretaris voorschoolse educatie binnen de school wil organiseren, zodat kinderen met een risico op taalachterstand niet thuis komen te zitten (vraag 25).

Brief [21-10-2013] Lijst van vragen en antwoorden over de OCW-begroting 2014 (33 700 VIII)

De evaluatie van de Wet Oké wordt in het najaar van 2014 verwacht. Daarna wordt de Tweede Kamer over de evaluatie en over de uitvoering van de toezegging geïnformeerd.

In het voorjaar van 2014 ontvangt de Tweede Kamer de uitkomsten van gesprekken van de Staatssecretarismet de Algemene Rekenkamer over de mogelijkheden van open data ten behoeve van het inzichtelijk maken van de bekostiging van het primair onderwijs. Deze open data zouden in de plaats kunnen komen van de eerder toegezegde financiële monitor. Ook de mogelijkheid van open personele data wordt hierbij meegenomen.

Debat [4-9-2013] Financiën Primair Onderwijs (Rekenkamer)

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2014 een brief met informatie over de uitvoering van de toezegging.

Eind 2013 ontvangt de Tweede Kamer de tweede helft van het beleidsvoorstel Engels in het primair onderwijs (blz. 14).

Brief [17-9-2013] OCW-begroting 2014 (37 500 VIII, nr. 2)

De Tweede Kamer ontvangt in september 2014 een brief met informatie over de uitvoering van de toezegging.

Inzake de informatieplicht, advies en instemming betreffende de klassengrootte: het is alleen de vraag of die niet al goed is geborgd in het nieuwe wetsvoorstel en of dat daarom nog aanpassing behoeft. Als dat het geval is, wil de Staatssecretaris dat uiteraard doen voordat het voorstel naar de Raad van State gaat.

Debat [2-4-2014] Klassengrootte

In de brief over de ontwikkeling van de groepsgrootte zal de Staatssecretaris de Tweede Kamer informeren over zijn besluit naar aanleiding van de toezegging. De Tweede Kamer ontvangt de brief naar verwachting in december 2014.

De Tweede Kamer ontvangt medio 2014 het tweede deel van het plan van aanpak Engels in het basisonderwijs. Hierin zal ook aandacht worden besteed aan de verschillen die ontstaan tussen de leerlingen als gevolg van tweetalig basisonderwijs.

Debat [12-12-2013] Internationalisering in het onderwijs (vice versa)

De Tweede Kamer ontvangt in september 2014 een brief met informatie over de uitvoering van de toezegging.

De Staatssecretaris streeft ernaar zo snel mogelijk criteria te ontwikkelen zodat toegevoegde waarde in het onderwijs kan worden vastgesteld, en de Cito-score als streefcijfer uit de begroting geschrapt kan worden.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW Eerste dag op 30 oktober, tweede dag op 31 oktober

De ontwikkeling van de maat voor toegevoegde waarde is complex en vergt nader wetenschappelijk onderzoek, zoals aangegeven in de brief «Nut en waarde van toetsing in het funderend onderwijs» d.d. 13 juni 2014.

Na de zomer ontvangt de Tweede Kamer een brief met uitleg over de fiscale wet- en regelgeving; de kaders en achtergronden van de Europese wet en regelgeving en welke ruimte er in zit voor de instellingen.

Debat [21-5-2014] VSO Monitor Flexibilisering onderwijstijd en monitor 5-gelijkedagenmodel (31 289, nr. 175)

De Tweede Kamer wordt naar verwachting eind september of begin oktober 2014 per brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over het onderzoek naar onderwijstijd waarin vanuit een drieslag (ouders, leraren en leerlingen) onderwijstijd wordt beoordeeld en waarin de invloed van verschillende onderwijstijdmodellen op de kwaliteit van onderwijs wordt uitgewerkt. Ook zal onderzocht worden wat bekend is van onderzoeken in het buitenland.

Debat [21-5-2014] VSO Monitor Flexibilisering onderwijstijd en monitor 5-gelijkedagenmodel (31 289, nr. 175)

De Tweede Kamer wordt naar verwachting eind september of begin oktober 2014 over het onderzoek geïnformeerd.

Naar aanleiding van de vraag van het lid Straus om naar de begrippen «school», «groep» en klas» te kijken in het kader van de stofkamoperatie: de Staatssecretaris wil dat doen en hij zal vervolgens terugkomen met wat dat heeft opgeleverd.

Debat [2-4-2014] Klassengrootte

De Tweede Kamer wordt naar verwachting in het najaar van 2014 over de uitvoering van de toezegging geïnformeerd.

De Staatssecretaris zegt toe dat hij voor het eind van 2014 de Tweede Kamer zal voorzien van een overzicht van de voorwaarden waaronder een recht op doordecentralisatie kan plaatsvinden, met alle voor- en nadelen. Aandachtspunten in het debat waren: overgangsrecht; vereveningscoöperatie en schatkistbankieren.

Debat [12-2-2014] Wetsvoorstel Onderwijshuisvesting

De Tweede Kamer wordt naar verwachting eind december 2014 over de uitvoering van de toezegging geïnformeerd.

De Staatssecretaris zal, op basis van het Capgemini-rapport – dat nu voor de eerste keer is verschenen – nagaan of we dat periodiek kunnen herhalen, zodat je ziet of er ontwikkelingen naar boven of beneden zijn doorgemaakt.

Debat [2-4-2014] Klassengrootte

De Tweede Kamer wordt naar verwachting eind december 2014 over de uitvoering van de toezegging geïnformeerd.

De Minister zegt toe dat bij de evaluatie van de wet op de samenwerkingsscholen over vijf jaar, indien dat tijdstip anders is hoort de Tweede Kamer dat nog, het functioneren van de opheffingsnorm wordt meegenomen.

Debat [15-6-2011] Onderzoek naar de relatie tussen financiële prikkels, fusies en schaalgrootte in het onderwijs

Op 30 juni 2014 is in de Tweede Kamer uitgebreid gesproken over de werking van artikel 17d samenwerkingsschool in het primair onderwijs. De afgesproken verruimingen van de mogelijkheden om een samenwerkingsschool te vormen, worden ter hand genomen.

Het advies «Right to challenge» van het Nederland Centrum voor Onderwijsrecht, wordt betrokken bij de eerstvolgende voortgangsrapportage.

Debat [30-6-2014] Notaoverleg Initiatiefnota Ypma + Krimp Samenwerkingsscholen en notaoverleg Art. 23 Grondwet

De Tweede Kamer wordt in de eerstvolgende voortgangsrapportage geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging. De rapportage verschijnt in het voorjaar van 2015.

Na de zomer ontvangt de Tweede Kamer een brief met de opties en de voor- en nadelen van het starten van een nevenvestiging in een ander RPO-gebied.

Debat [30-6-2014] Notaoverleg Initiatiefnota Ypma + Krimp Samenwerkingsscholen en notaoverleg Art. 23 Grondwet

De Tweede Kamer ontvangt de brief in het najaar van 2014.

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer in het najaar informeren over de mogelijkheden van de verruiming van de 50%-regel.

Debat [30-6-2014] Notaoverleg Initiatiefnota Ypma + Krimp Samenwerkingsscholen en notaoverleg Art. 23 Grondwet

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd over de mogelijkheden van de verruiming van de 50%-regel.

Het Wetsvoorstel inzake samenwerkingsscholen ontvangt de Tweede Kamer rond de zomer van 2015.

Debat [30-6-2014] Notaoverleg Initiatiefnota Ypma + Krimp Samenwerkingsscholen en notaoverleg Art. 23 Grondwet

De Tweede Kamer ontvangt het Wetsvoorstel inzake samenwerkingsscholen rond de zomer van 2015.

Het Wetsvoorstel inzake krimp ontvangt de Tweede Kamer in het tweede kwartaal van 2015.

Debat [30-6-2014] Notaoverleg Initiatiefnota Ypma + Krimp Samenwerkingsscholen en notaoverleg Art. 23 Grondwet

De Tweede Kamer ontvangt het Wetsvoorstel inzake krimp in het tweede kwartaal van 2015

     

VOORTGEZET ONDERWIJS

   

Over een jaar volgt de tussenrapportage over de rekentoets, de Minister zal de Tweede Kamer informeren over de actie Steunpunt Taal en Rekenen te verzoeken de mbo-scholen onder de aandacht te brengen dat de rekentoets niet gebruikt mag worden als selectie-instrument.

Debat [18-6-2014] 2e Voortzetting algemeen overleg Referentieniveaus taal en rekenen

De voortgangsrapportage wordt opgesteld aan de hand van de resultaten van de rekentoetsafname van maart 2015. De rapportage wordt medio 2015 naar de Tweede Kamer gezonden. Uiterlijk bij de voortgangsrapportage wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de actie van de Minister richting Steunpunt Taal en Rekenen over het punt van de mbo-scholen.

De Staatssecretaris zegt toe voor de zomer te komen met een brief over de stand van zaken met betrekking tot de pilots in de nieuwe examenprogramma's.

Debat [16-4-2014] VMBO

De Tweede Kamer wordt in september 2014 geïnformeerd.

Inzake een breder palet van indicatoren om de kwaliteit van het onderwijs inzichtelijk te maken: De gesprekken daarover vinden op dit moment plaats. De Staatssecretaris verwacht daarover bij de nieuwe begrotingsbehandeling voorstellen te kunnen doen.

Debat [11-2-2014] Mondelinge vragen over het bericht «Scholieren dupe van blunder Cito» (Telegraaf.nl, 11 februari 2014)

Naar verwachting worden hierin voorstellen gedaan tijdens de begrotingsbehandeling in het najaar van 2014.

Naar verwachting ontvangt de Tweede Kamer na de zomer 2014 het Wetsvoorstel vereenvoudiging onderwijstijd.

Debat [11-6-2014] Onderwijs en digitalisering

Naar verwachting ontvangt de Tweede Kamer rond Prinsjesdag 2014 het Wetsvoorstel vereenvoudiging onderwijstijd.

Binnenkort ontvangt de Tweede Kamer het Wetsvoorstel modernisering urennorm onderwijstijd vo.

Debat [21-5-2014] VSO Monitor Flexibilisering onderwijstijd en monitor 5-gelijkedagenmodel (31 289, nr. 175)

Het wetsvoorstel is op 23 mei 2014 door de ministerraad geaccordeerd en ligt nu voor bij Raad van State. Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in september 2014 aan de Tweede Kamer gezonden.

De Staatssecretaris zegt toe in oktober 2014 in het stuk inzake de lerarenagenda aandacht te besteden aan de ervaringen met de pedagogische aantekening.

Debat [16-4-2014] VMBO

De Tweede Kamer wordt in oktober 2014 per brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor het AO Examens geïnformeerd over het «ongelijk speelveld» examens in het vo (computer gebruik vs geen computer).

Debat [11-6-2014] Onderwijs en digitalisering

De Tweede Kamer wordt in september 2014 per brief geïnformeerd.

Zoals eerder toegezegd: rond de dag van de leraar ontvangt de Tweede Kamer een stand-van-zaken over het lerarenbeleid in de brede zin.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012--2013

De Tweede Kamer wordt in oktober 2014 per brief geïnformeerd.

Het eindrapport van het onderzoek naar de effectiviteit van de KIVA-methodes verschijnt eind 2014. De Tweede Kamer wordt daarover geïnformeerd.

Debat [28-5-2013] Pesten

Het eindrapport van het onderzoek naar de effectiviteit van de KIVA-methodes verschijnt eind 2014. Daarna wordt de Tweede Kamer daarover geïnformeerd.

In de volgende voortgangsrapportage komt de Staatssecretaris terug op eventuele versoepeling van de normen tussen het centraal eindexamen en het schoolexamen voor die scholen die boven het gemiddelde van het centraal eindexamen scoren.

Debat [20-3-2014] Aanpak regeldruk onderwijs

De volgende voortgangsrapportage verschijnt voor het eind van 2014.

Conform de toezegging in de brief van 13 juli 2013 komt de Staatssecretaris in het najaar van 2014 met een reactie op het advies dat wordt gevraagd aan een groep externe deskundigen over referentiecesuur (dat wil zeggen de grens tussen een voldoende en een onvoldoende).

Debat [18-6-2014] 2e Voortzetting algemeen overleg Referentieniveaus taal en rekenen

Het advies van externe deskundigen wordt omstreeks oktober 2014 verwacht. De Tweede Kamer wordt voor het eind van 2014 per brief geïnformeerd.

In de notitie over de flexibilisering onderwijstijd wordt aandacht besteed aan zomerscholen en vakantietijd.

Debat [3-4-2014] Vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht

Voor het eind van 2014 verschijnt de evaluatie van de pilots zomerscholen in 2013 en 2014. Daarna wordt de Tweede Kamer over de evaluatie geïnformeerd.

Begin 2015 ontvangt de Tweede Kamer de uitkomsten van de pilot leerwinst in het voortgezet onderwijs (vraag 74).

Brief [21-10-2013] Lijst van vragen en antwoorden over de OCW-begroting 2014 (33 700 VIII)

De uitkomsten van de pilot Leerwinst Toegevoegde Waarde VO zullen begin 2015 bekend zijn en zullen dan aan de Tweede Kamer worden gezonden.

WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN

   

De Minister zal de Tweede Kamer informeren zodra meer bekend is over het mogelijke strafbare feit inzake Amarantis, dat in handen is gesteld van het Openbaar Ministerie.

Debat [20-3-2013] Amarantis

Mededelingen over eventuele strafrechtelijke vervolging worden door de Minister van Veiligheid en Justitie gedaan.

De Staatssecretaris stelt alle inhoudelijke informatie die in vervolg-AMvB's wordt verwerkt, aan de Tweede Kamer ter beschikking.

Debat [9-12-2009] Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen

Conform de toezegging is op 3 april 2014 een vervolg-AMvB (bijlage bij Wijziging Uitvoeringsbesluit WEB in verband met doelmatige leerwegen en moderniseren bekostiging beroepsonderwijs) toegestuurd aan de Tweede Kamer. Artikel IV van deze AMvB bevat een wijziging van het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.

In het voorjaar van 2014 ontvangt de Tweede Kamer een voorstel voor wijziging van wet- en regelgeving ten behoeve van de structurele invoering van nieuwe examenprogramma's in het vmbo (vraag 145).

Brief [21-10-2013] Lijst van vragen en antwoorden over de OCW-begroting 2014 (33 700 VIII)

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2014 geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

Medio 2014 wordt het wetsvoorstel modernisering wettelijke kaders voor de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs bij de Tweede Kamer ingediend.

Brief [21-10-2013] Lijst van vragen en antwoorden over de OCW-begroting 2014 (33 700 VIII)

Het Wetvoorstel wordt rond Prinsjesdag 2014 ingediend bij de Tweede Kamer.

De wetgeving inzake versterking besturen onderwijs komt in de zomer van 2014.

Debat [12-9-2013] Debat over sluiting van de islamitische school IBN Ghaldoun

De Tweede Kamer ontvangt het Wetsvoorstel versterking bestuurskrachtiging in het najaar van 2014, waarschijnlijk in oktober. De Minister van OCW heeft dit aangekondigd in het notaoverleg Governance met de vaste commissie van OCW op 23 april 2014.

B. Door de bewindslieden gedane toezeggingen
Toezeggingen Eerste Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING EN ADVIES

   

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Linthorst en Kuiper, toe in 2014 het risicogericht toezicht te evalueren (uitgebreide steekproef) en aan de Eerste Kamer te zenden.

Debat [24-1-2012] 32 193 Wijziging van de wet op onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en de gewijzigde rol van de inspectie van het onderwijs bij het toezichtproces WOT

De evaluatie neemt meer tijd in beslag dan vooraf werd aangenomen. De eindevaluatie zal naar verwachting eind 2014, maar in ieder geval vóór het zomerreces van 2015 gereed zijn.

     

ERFGOED EN KUNSTEN

   

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Meindertsma (PvdA), toe om met alle betrokken partijen normen te ontwikkelen waaraan cultuurhistorisch onderzoek moet voldoen en dat hij deze normen een zodanige plaats in het bestel zal geven dat deze het meest effectief zijn. Zodra deze normen gereed zijn, zal de Staatssecretaris beide Kamers informeren. Tevens zegt de Staatssecretaris toe dat hij zal monitoren op welke wijze gemeenten omgaan met de cultuurhistorie in bestemmingsplannen. De Eerste Kamer zal drie jaar na het verschijnen van de nulmeting «Verantwoord moderniseren», worden geïnformeerd over het effect van het beleid en of er verbeteringen nodig zijn.

Brief [27-5-2011] Reactie op de motie van het lid Meindertsma c.s. over normen en cultuurhistorisch onderzoek

Aan één deel van de toezegging is voldaan. Het rapport over normen cultuurhistorisch onderzoek is op 31 januari 2013 aangeboden aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer.

Het tweede deel van de toezegging (vervolg op nulmeting Verantwoord moderniseren) staat nog open. Deze rapportage komt terug in de Erfgoedbalans. Deze komt uit in 2015.

     

HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

   

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Bruijn (VVD), toe de experimenteer-AMvB inzake promotiestudenten ook bij de Eerste Kamer voor te hangen.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid: antwoord regering + re- en dupliek

De experimenteer-AMvB inzake promotiestudenten wordt eind september 2014 bij de Eerste Kamer en Tweede Kamer voorgehangen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe het beleid van instellingen met betrekking tot instroommomenten te monitoren en daarover met de instellingen te spreken.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

De Inspectie van het Onderwijs neemt dit mee in haar onderzoek naar selectie en toegankelijkheid in het hoger onderwijs. De uitkomst van dit onderzoek wordt begin 2015 verwacht. De Eerste Kamer wordt daarna geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Essers (CDA), Engels (D66), Ganzevoort (GroenLinks), Gerkens (SP), Koole (PvdA) en Kuiper (ChristenUnie), met betrekking tot collegegelddifferentiatie voor excellente opleidingen toe:

1. een beleidskader voor excellente opleidingen te ontwikkelen en aan de Kamer toe te zenden;

2. in dat beleidskader een marginale toets op te nemen op de onderbouwing van de extra kosten;

3. als richtsnoer twee maal het wettelijk collegegeld te hanteren en dit met de sector te blijven bespreken en

4. geen toestemming te geven voor collegegelddifferentiatie voordat er parlementaire duidelijkheid is over het sociaal leenstelsel.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

De Minister beraadt zich nog op dit beleidskader in het licht van het akkoord over het studievoorschot.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerkens (SP), toe over twee jaar te zullen rapporteren over opleidingen aan hogescholen en universiteiten die aanvullende eisen gaan stellen.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

Aan de Eerste Kamer wordt rond oktober 2015 gerapporteerd over opleidingen die aanvullende eisen gaan stellen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers (CDA) en Engels (D66), toe over twee studiejaren te bezien of de voorlichting en communicatie over de gelijkschakeling van titulatuur voor hbo en wo helder genoeg zijn. Tevens zegt zij toe over dit onderwerp te praten met andere partijen, waaronder werkgevers, teneinde verwarring te voorkomen.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

De invoeringsdatum van de ministeriële Regeling titulatuur hoger onderwijs is 1 januari 2014. De evaluatie van de invoering van de nieuwe titulatuur vindt na twee studiejaren (te weten 2014/2015 en 2015/2016) plaats. Hierdoor zal de Eerste Kamer pas in de tweede helft van 2016 worden geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe dat bij de evaluatie in 2016 en bij de doorwerking van de prestatieafspraken de docent op de werkvloer wordt betrokken en dat zij tussendoor hierover met de VSNU en de Vereniging Hogescholen zal spreken.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

De cyclus prestatieafspraken loopt tot en met eind 2015. In 2016 worden de resultaten bekeken. De opzet van de evaluatie wordt uiterlijk in 2016 met de koepels en de Tweede Kamer besproken. De evaluatie vindt uiterlijk in 2017 plaats.

     

MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS

   

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Ganzevoort (GroenLinks), Linthorst (PvdA) en De Vries-Leggedoor (CDA), toe de veranderingen rond het extraneusexamen, met name de hoogte van de examengelden, mee te nemen in de evaluatie. Tevens zal zij met de mbo-sector en de MBO Raad praten om de zorgen van de Eerste Kamer over te brengen. Zo nodig komt zij eerder dan bij de evaluatie op de kwestie terug. De Minister neemt ook de vraag over het verlenen van vrijstellingen mee in de bespreking met de MBO Raad.

Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen (dossier 33 187: wijziging van onder meer de wet educatie en beroepsonderwijs)

De genoemde onderwerpen worden meegenomen in de evaluatie van de wet. Deze evaluatie is in voorbereiding. Daarnaast zal de Minister deze onderwerpen bespreken met de MBO Raad. De Eerste Kamer wordt eind 2014 nader geïnformeerd over de evaluatie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe de evaluatie van de wet, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan de urennorm en de verkorting van de opleidingsduur, ook naar de Eerste Kamer te sturen.

Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen (dossier 33 187: wijziging van onder meer de wet educatie en beroepsonderwijs)

De voorbereidingen voor de evaluatie zijn gestart. De evaluatie wordt in het najaar van 2016 naar Tweede en Eerste Kamer gezonden, twee jaar na inwerkingtreding van de wet doelmatige leerwegen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Backer (D66) en Linthorst (PvdA), toe de aantallen inschrijvingen bij de entreeopleidingen te monitoren en te bezien of herijking van het budget noodzakelijk is.

Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen (dossier 33 187: wijziging van onder meer de wet educatie en beroepsonderwijs)

In augustus 2014 is gestart met de entreeopleidingen en met het monitoren van de aantallen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Flierman (CDA), toe om de reactie van de heer Teeven op het advies van de Commissie Auteursrecht over het Europese Dataco-arrest en de geschriftenbescherming, aan de Eerste Kamer te sturen.

Debat [19-6-2012] Mediawet Wijziging Mediawet 2008 inzake aanpassing rijksmediabijdrage en beëindiging wettelijke taken van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep 1e termijn Kamer

De Europese Commissie is op 5 december 2013 een consultatie gestart onder de lidstaten over «modernisering van het auteursrecht» en op basis daarvan een Witboek aan het schrijven. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie wil dit witboek afwachten alvorens een reactie op het advies van de Commissie Auteursrecht te geven. Verwacht wordt dat de Tweede Kamer in het najaar van 2014 wordt geïnformeerd.

MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

   

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Vlietstra (PvdA), toe het gesprek aan te gaan met ROOS over de problemen van de kleinere regionale omroepen.

Debat [10-12-2013] Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting

De toezegging wordt meegenomen in de beleidsreactie naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur inzake de toekomstverkenning publieke omroep. Verwacht wordt dat de Eerste Kamer eind september 2014 wordt geïnformeerd.

PRIMAIR ONDERWIJS

   

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe dat hij het tweede deel van het plan van aanpak voor Engels ook aan de Eerste Kamer zal doen toekomen.

Debat [3-12-2013] 33 157 Wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van een centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs

De Eerste Kamer ontvangt in september 2014 een brief met informatie over de uitvoering van de toezegging.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Linthorst (PvdA), toe tussentijds te evalueren wat de effecten zijn van de wet op de kwaliteit van de schooladviezen en de definitieve plaatsing van leerlingen in het voortgezet onderwijs.

Debat [3-12-2013] 33 157 Wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van een centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs

Naar verwachting zal medio 2016 een tussenevaluatie hebben plaatsgevonden over wat de effecten zijn van de wet op de kwaliteit van de schooladviezen en de definitieve plaatsing van leerlingen in het voortgezet onderwijs.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Bruijn (VVD), toe dat de leden van de Expertgroep Toetsen PO niet uit de kring van eindtoetsontwikkelaars afkomstig mogen zijn.

Brief [26-11-2013] Uitwerking andere eindtoetsen po

Brief [26-11-2013] Toelating van andere eindtoetsen in het primair onderwijs

Met het «instellingsbesluit» van de Expertgroep Toets en PO, waarin de samenstelling is vastgelegd, zal de toezegging worden uitgevoerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Linthorst (PvdA), toe nadere gesprekken te voeren met de PO-Raad en de VO-raad en wellicht met een aantal gemeenten om te bezien hoe de plaatsingsprocedure kan worden vormgegeven.

Debat [3-12-2013] 33 157 Wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van een centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs

De Eerste Kamer wordt naar verwachting eind december 2014 over de uitvoering van de toezegging geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ganzevoort (GroenLinks) en Backer (D66), toe de centrale eindtoets op zorgvuldige wijze in te voeren in het speciaal basisonderwijs, ná invoering van het passend onderwijs en pas als een adaptieve toets beschikbaar is.

Debat [3-12-2013] 33 157 Wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van een centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs

Op dit moment is invoering van de eindtoets in het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs nog niet aan de orde.

Aan de Tweede Kamer is gemeld dat op zijn vroegst 2018 een «Centrale adaptieve eindtoets» beschikbaar is. Vooralsnog worden deze sectoren in de gelegenheid gesteld om op geheel vrijwillige basis bij (een deel van) hun leerlingen een eindtoets af te nemen.

BIJLAGE 4. SUBSIDIES

Alle subsidies moeten periodiek worden geëvalueerd met publicatie van de resultaten (zie Artikel 4:24 Awb). Aan dit voorschrift wordt nog niet in alle gevallen volledig voldaan. In voorkomend geval wordt het komend jaar gewerkt aan het alsnog voldoen aan de voorschriften. De resultaten hiervan worden zichtbaar in het subsidieoverzicht van de ontwerpbegroting 2016.

Tabel Subsidies artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen in 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum subsidie (regeling)

Regeling Onderwijsvoorzieningen jongeren met een handicap (UWV)

23.000

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

4.673

geen

2019

jaarlijks

Regeling Onderwijs in het buitenland (Stichting NOB)

17.940

13.455

13.355

13.355

10.055

10.055

10.055

1

geen

2019

jaarlijks

WOOS: Herstart en Op de Rails

19.143

9.662

0

0

0

0

0

0

Jaarlijks1

Jaarlijks1

2014

WOOS: Basis voor Presteren («School aan Zet» en «Bèta en Techniek»)

13.975

11.305

8.992

0

0

0

0

0

Jaarlijks1

Eindverantwoording 2016

2014 en 2016

WOOS: Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs

10.700

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

1

Jaarlijks1

2019

2015

Academische ziekenhuizen en SBD’s voor onderwijs aan zieke leerlingen2

6.706

6.840

6.840

6.840

6.840

6.840

6.840

27

Jaarlijks1

2019

jaarlijks

WOOS: Arbeidsmarkt-/kennisactiviteiten po

0

0

2.020

       

1

jaarlijkse verslaglegging

jaarlijkse verslaglegging

zie toelichting

WOOS: Edventure

160

160

160

160

160

160

160

1

Jaarlijks1

2019

jaarlijks

WOOS: Expertisecentrum Nederlands

46

0

0

0

0

0

0

0

Jaarlijks1

3

2013

SLOA: Ontwikkelen leermiddelen vso (KPC)

247

0

0

0

0

0

0

0

Jaarlijks1

n123

2013

SLOA: Ontwikkeling leerlingvolgsysteem (CITO)

240

0

0

0

0

0

0

0

Jaarlijks1

n123

2013

WOOS: aanpassen lesmaterialen ten behoeve van visueel gehandicapte en dyslectische leerlingen (Dedicon)

5.242

4.270

4.270

4.270

4.270

4.270

4.270

1

Jaarlijks1

2019

2015

WOOS: Bèta en Techniek

4.600

4.600

4.600

0

0

0

0

0

Jaarlijks1

Eindverantwoording 2015

2015

WOOS: FODOK

80

100

100

100

100

100

100

1

Jaarlijks1

2019

2015

WOOS: Goed Worden, Goed Blijven (PO-Raad)

1.451

450

300

0

0

0

0

1

Jaarlijks1

Eindverantwoording 2015

2015

SLOA/WOOS: Nederlands Gebarencentrum

487

487

487

487

487

487

487

1

Jaarlijks1

2019

2015

WOOS: Ondersteuning combinatiefuncties en brede scholen (VBS)

320

443

0

0

0

0

0

1

Jaarlijks1

n123

2015

WOOS: Oogvereniging Nederland

50

50

50

50

50

50

50

1

Jaarlijks1

2019

2015

WOOS: Ouderorganisatie

2.400

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

4

Jaarlijks1

2019

2015

WOOS: PI’s Kernstafsubsidie

503

478

453

453

453

453

453

1

Jaarlijks1

2019

2015

WOOS:PO-Raad diversen

3.379

862

345

0

0

0

0

3

Jaarlijks1

Eindverantwoording 2015

2015

WOOS: Stichting Gedragswerk

673

560

640

640

640

640

640

1

Jaarlijks1

2019

2015

WOOS: Stichting Nationaal Onderwijsmuseum

1.100

425

425

425

425

425

425

2

Jaarlijks1

2019

2015

WOOS: Stichting Onderwijsgeschillen

675

375

375

375

375

375

375

1

Jaarlijks1

2019

2015

WOOS: Vensters po (PO-Raad)

4.371

1.900

1.000

0

0

0

0

1

Jaarlijks1

Eindverantwoording 2015

2015

WOOS: Onderwijsconsulenten (Stichting Ondersteuning Scholen en ouders)

1.800

1.900

1.900

1.900

1.900

1.900

1.900

1

Jaarlijks1

2019

2018

Kaderregeling Subsidiëring onderzoek en wetenschap: Pre COOL-onderzoek (NWO)

400

400

400

400

400

400

400

0

Jaarlijks1

2019

2020

Overige beschikkingen op basis van WOOS/SLOA4

12.447

17.650

41.041

50.782

51.070

51.279

51.279

Divers

Divers

Divers

Divers

Totaal subsidie(regelingen)

132.135

111.234

122.615

115.099

112.087

112.296

112.296

       
X Noot
1

Verantwoording vindt plaats via de jaarrekening of het jaarverslag van de subsidieontvangers.

X Noot
2

Wettelijke grondslag op basis van de Wet op het primair onderwijs

X Noot
3

Geen volgende evaluatie, deze subsidie is beëindigd.

X Noot
4

Vanaf 2015 zijn middelen opgenomen die vanuit het bestuursakkoord met de PO-Raad beschikbaar worden gesteld voor de lerarenbeurs en implementatie van het bestuursakkoord, het betreft daarbij de tranche 2015 (€ 33 miljoen).

Toelichting:

De subsidies op basis van de WOOS die op incidentele basis worden verstrekt, worden niet geëvalueerd.

Tabel Subsidies artikel 3 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen in 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum subsidie (regeling)

Regionale verwijzings-commissies (RVC’s) vo1

6.985

6.985

6.985

0

0

0

0

1

geen

geen

Jaarlijks

WOOS:

                     
 

Basissubsidie Stichting Kennisnet

19.500

17.552

12.052

12.049

12.000

12.000

12.000

1

jaarlijks 2

2019

Jaarlijks

 

ICT projecten

570

1.796

700

0

0

0

0

2

jaarlijks2

jaarlijks2

Divers

 

Beter presteren: School aan Zet + Platform Bèta & Techniek

57

2.945

3.465

5.500

5.500

5.500

5.500

1

jaarlijks2

2019

2014/2016

 

Onderwijsbewijs

2.910

1.848

1.363

474

0

0

0

0

jaarlijks2

Eindverslag 2017

2016

 

Pilot zomerscholen

0

0

9.000

9.000

0

0

0

0

jaarlijks2

Jaarrekening 2016

2016

Overig totaal

22.703

21.673

26.372

26.758

22.288

24.117

24.119

       

Bestaande uit:

                     

Regeling LAKS, Combo voor LAKS

495

482

477

477

477

477

477

2

geen3

geen3

Jaarlijks

WOOS:

                     
 

Nationaal Onderwijsmuseum

0

125

125

125

125

125

125

0

jaarlijks2

2019

Jaarlijks

 

Centrum Sociale Veiligheid

1.003

1.083

1.095

1.095

1.095

1.095

1.095

1

jaarlijks2

2019

Jaarlijks

 

Nederlands Jeugd Instituut

1.042

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1

jaarlijks2

2019

Jaarlijks

 

Skills Netherlands

0

708

650

650

650

650

650

0

jaarlijks2

2019

Jaarlijks

 

Europees Platform

1.705

1.152

1.002

1.002

1.002

1.002

1.002

3

jaarlijks2

2019

Divers

 

Ingrado

463

730

315

315

315

315

315

2

jaarlijks2

2019

Jaarlijks

 

International Association for the Evaluation of Educational Achievement

60

30

30

30

30

30

30

1

jaarlijks2

2019

Jaarlijks

Overige subsidies

17.935

16.363

21.678

22.064

17.594

19.423

19.425

71

Divers

Divers

Divers

Totaal subsidieregelingen

52.725

52.799

59.937

53.781

39.788

41.617

41.619

86

     
X Noot
1

Het budget voor de Regionale verwijzingscommissies zal per 1-1-2016 worden overgeheveld naar het budget voor de «bekostiging lichte ondersteuning».

X Noot
2

Verantwoording vindt jaarlijks plaats via de jaarrekening of het jaarverslag van de subsidieontvangers.

X Noot
3

Betreft jaarlijkse instellingssubsidie. Evaluatie vindt plaats op basis van een jaarlijks voortgangsverslag.

Tabel Subsidies artikel 4 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie (-regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum subsidie (regeling)

Subsidieregeling praktijkleren

0

209.000

209.000

209.000

209.000

209.000

209.000

0

1

Jaarlijkse verslaglegging

2019

Subsidieregeling Actieplan Laaggeletterdheid

2.850

4.900

4.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2

permanente evaluatie

2014

2015

Pilots laaggeletterdheid

3.950

6.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

1

permanente evaluatie

2014

2015

Sectorplan mbo-hbo techniek

0

400

3.800

0

0

0

0

0

Auditrapport 2012 Centres of expertise en Centra voor innovatief vakmanschap

2014

2015

Netwerkscholen2

3.000

3.500

0

0

0

0

0

1

jaarlijks3

2015

2014

Loopbaanorientatie

0

500

2.100

1.300

1.300

1.300

1.300

0

Jaarlijkse verslaglegging

Jaarlijkse verslaglegging

2015

Overig totaal

16.245

20.304

19.018

15.417

11.932

9.758

9.958

       

Toetsing kwalificaties MBO

1.390

1.320

1.260

1.260

1.260

1.260

1.260

1

Jaarlijkse verslaglegging

Jaarlijkse verslaglegging

nnb

MBO 2015

2.900

2.900

680

0

0

0

0

1

Jaarlijkse verslaglegging

Jaarlijkse verslaglegging

2015

LIS

0

0

3.000

0

0

0

0

0

1

2016

2016

Overig

11.955

16.084

14.078

14.157

10.672

8.498

8.698

divers

Divers

Divers

divers

Totaal subsidieregelingen

26.045

244.604

242.918

232.717

229.232

227.058

227.258

     
X Noot
1

Nog niet geëvalueerd, de regeling start in 2014 of later.

X Noot
2

FES-geld.

X Noot
3

Verantwoording vindt plaats via de jaarrekening of het jaarverslag van de subsidieontvangers.

Tabel Subsidies artikel 6 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen in 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum subsidie(regeling)

Regeling: Bevordering kennisfunctie hogescholen

19.967

           

1

SIA factsheet (2011)

Eindverslag 2014

2013

Regeling: Stimulering Bèta/techniek

     

3.000

3.000

   

0

Auditrapport 2012 Centres of expertise en Centra voor innovatief vakmanschap

Eindverslag 2017

2018

WOOS: Subsidie Studiekeuze informatie hoger onderwijs1

2.475

           

1

Eindverslag Studiekeuze 123 2010–2013

2

2013

WOOS: Overige subsidies ⩽ € 1 miljoen1

1.229

963

375

202

152

152

152

10

Divers

Divers

2015

Totaal subsidies

23.671

963

375

3.202

3.152

152

152

12

     
X Noot
1

Niet beschikbaar op internet.

X Noot
2

Geen volgende evaluatie, deze subsidie is beëindigd.

Tabel Subsidies artikel 7 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen in 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum subsidie (regeling)

Regeling: Subsidie Sirius programma1

10.302

7.954

2.407

       

19

Geen evaluatie voorzien

Eindverantwoording 2016

2015

Regeling: Subsidie Libertas Noodfonds

745

605

265

       

1

Gezien aard regeling geen evaluatie voorzien

Gezien aard regeling geen evaluatie voorzien

2015

WOOS: Subsidie 3TU’s samenwerking2

3.500

1.500

         

1

Geen evaluatie voorzien

Eindverantwoording 2015

2014

WOOS: Subsidie Toetsing en Toetsgestuurd leren2

2.260

           

1

Geen evaluatie voorzien

Eindverantwoording 2014

2013

WOOS: overige projecten totaal2

5.877

2.957

2.282

1.988

2.925

3.134

3.256

20

     

Bestaande uit:

                     
 

Open online onderwijs 3

 

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

 

n.n.b.

4

n.n.b.

2019

 

Overig WOOS of Begrotingswet (toekenningen ⩽ € 1 miljoen)

5.877

1.957

1.282

988

1.925

2.134

3.256

20

Divers

Divers

2015

Totaal subsidies

22.684

13.016

4.954

1.988

2.925

3.134

3.256

62

     
X Noot
1

Middelen zijn inclusief de oude FES-middelen.

X Noot
2

Niet beschikbaar op internet.

X Noot
3

Wijze van bekostiging moet nog worden ingevuld.

X Noot
4

Nog niet geëvalueerd, de regeling start in 2014.

Tabel Subsidies artikel 8 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen in 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum subsidie (regeling)

Subsidiebeschikking (WOOS) Duitsland Instituut Amsterdam

707

659

608

608

608

608

608

 

2010

2015

2015

Subsidiebeschikking (WOOS) Duitsland Instituut Amsterdam

135

117

117

       

1

 

2015

2015

Subsidiebeschikking (WOOS) Neth-ER

450

450

600

600

600

600

   

2014

 

2014

Subsidiebeschikking (WOOS) Frans-Nederlandse academie

 

20

           

2010

1

2013

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur (regeling op het specifiek cultuurbeleid)

125

364

364

364

364

364

364

2

1

2019

Jaarlijks

 

Stichting Lezen en Schrijven

                     
 

Nationale Unesco Commissie

                     
 

Nationale Jeugdraad

                     

Overige incidentele subsidies

5

50

50

50

50

50

50

 

1

1

Jaarlijks

 

Stichting News

                     

Totaal subsidieregelingen

1.422

1.660

1.739

1.622

1.622

1.622

1.022

3

     
X Noot
1

Verantwoording vindt plaats via de jaarrekening of het jaarverslag van de subsidieontvangers.

Tabel Subsidies artikel 9 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen in 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum Subsidie (regeling)

Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom

85.810

107.700

123.200

119.500

116.500

116.500

116.500

5.700

2012

2016

01/07/2017

WOOS: Impuls Lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

7.366

19.334

27.300

36.300

0

0

0

30

1

2018

31/12/2016

Regeling versterken samenwerking lerarenopleidingen en scholen

15.510

18.300

17.100

17.100

0

0

0

61

1

2017

31/12/2017

Regeling verankering academische opleidingsschool

2.530

2.665

2.640

1.590

0

0

0

35

2

2016

31/12/2016

Regeling InnovatieImpuls Onderwijs

4.883

3.000

1.000

0

0

0

0

300

2

2015

31/12/2015

WOOS: Arbeidsmarkt- en kennisactiviteiten po

2.230

2.230

0

0

0

0

0

1

2

n.v.t.

31/12/2014

WOOS: Onderwijscoöperatie

2.900

2.930

2.945

2.945

2.945

2.945

2.945

1

2

2019

31/12/2014

WOOS: Open Universiteit (LOOK)

14.412

1.937

0

0

0

0

0

1

2

n.v.t.

31/12/2014

WOOS: Promotiebeurs voor leraren (via NWO)

6.803

7.900

7.625

6.750

3.375

0

0

1

2

2017

31/12/2019

WOOS: Projecten professionalisering

1.079

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

30

2

2019

31/12/2015

WOOS: Projecten regionale arbeidsmarktproblematiek

5.356

7.600

5.000

5.400

0

0

0

13

2

2017

31/12/2016

WOOS: Caribisch Nederland

2.097

2.097

2.097

0

0

0

0

1

2

Jaarrekening 2015

31/12/2015

WOOS: Overige projecten

10.889

15.896

7.218

5.509

2.047

2.692

2.692

32

Divers

Divers

 

Totaal subsidieregelingen

161.865

193.594

198.125

197.094

126.867

124.137

124.137

6.238

     
X Noot
1

De regeling is gestart in 2013, dus nog geen evaluatie beschikbaar.

X Noot
2

Verantwoording vindt jaarlijkst plaats via de jaarrekening of het jaarverslag van de subsidieontvangers.

Tabel Subsidies artikel 14 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen in 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum subsidie (regeling)

Wet Specifiek Cultuurbeleid:

                     

Verbreden inzet cultuur

4.859

8.809

8.687

8.151

8.151

8.151

8.151

19

2012

2013–2016

n.v.t.

Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS)

6.282

7.510

7.323

8.775

7.971

8.471

6.471

18

2013

2014

n.v.t.

Programma bibliotheekvernieuwing

17.963

17.942

25.942

27.142

28.542

30.142

30.142

1

2011

n.n.b.

2015

Programma leesbevordering

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

1

2010

2016

2015

Programma CRISP

2.375

2.612

0

0

0

0

0

1

1

1

2014

Programma erfgoed en ruimte

0

4.123

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

0

2010

2017 (i.h.k.v. MoMo)

2015

Programma ondernemerschap

2.692

1.821

1.737

1.737

500

0

0

10

2013

2014

2016

Specifiek cultuurbeleid

21.319

14.931

17.977

23.395

22.950

22.952

22.945

54

1

1

n.v.t.

Regeling frictie- en transitiekosten culturele basisinfrastructuur 2009–2012

29.252

3.650

0

0

0

0

0

113

1

1

2012

Totaal subsidieregelingen

87.592

64.248

72.516

80.050

78.964

80.566

78.559

217

     

Tot de beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen op 1 januari 2015, zal de financiering van het programma bibliotheekvernieuwing plaatsvinden op basis van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid. De nieuwe bibliotheekwetgeving zal binnen vijf jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd. Het moment van evaluatie zal nog worden bepaald.

Naast evaluatie is ook monitoring toegevoegd, omdat dit ook inzicht biedt in voortgang en effectiviteit van beleid.

X Noot
1

Bovenstaande subsidies zijn veelal programma’s en activiteiten die niet het karakter hebben van een subsidieregeling. Om die reden is niets ingevuld onder «laatste evaluatie», «volgende evaluatie» en onder «einddatum subsidie (regeling)». De middelen worden beschikt en verantwoord door het Ministerie van OCW op basis van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid. De verantwoording bevat een activiteitenverslag of bestuursverslag en een financieel verslag of jaarrekening die voorzien is van een accountantsverklaring.

Tabel Subsidies artikel 15 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen in 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum subsidie (regeling)

Wet specifiek Cultuurbeleid en Mediawet

323

920

920

919

919

919

919

2

     

Subsidies

323

920

920

919

919

919

919

 

1

1

n.v.t.

Totaal subsidieregelingen

323

920

920

919

919

919

919

2

     
X Noot
1

Bovenstaande subsidies zijn veelal programma’s en activiteiten die niet het karakter hebben van een subsidieregeling. Om die reden is niets ingevuld onder «laatste evaluatie», «volgende evaluatie» en onder «einddatum subsidie (regeling)». De middelen worden beschikt en verantwoord door het Ministerie van OCW op basis van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid of de Mediawet. De verantwoording bevat een activiteitenverslag of bestuursverslag en een financieel verslag of jaarrekening die voorzien is van een accountantsverklaring.

Tabel Subsidies artikel 16 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen in 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum Subsidie(regeling)

Kaderregeling exploitatiesubsidies onderzoek en wetenschap :

             

7

     
 

LF TUD Bibliotheek

7.742

0

0

0

0

0

0

 

Jaarrekening 2013

1

2013

 

Stichting SURF

7.630

0

0

0

0

0

0

 

Jaarrekening 2013

1

2013

 

CPG

521

261

0

0

0

0

0

 

Jaarrekening 2013

Jaarrekening 2014

2014

 

Montesquieu Instituut

1.083

558

0

0

0

0

0

 

Jaarrekening 2013

Jaarrekening 2014

2014

 

Max Planck Instituut

1.624

0

0

0

0

0

0

 

Jaarrekening 2013

1

2013

 

NBC/ Nationaal Herbarium

6.490

10.222

9.896

9.896

9.896

9.896

9.896

 

Jaarrekening 2013

Jaarrekening 2014

2019

 

BPRC

8.919

8.607

8.271

8.271

8.271

8.271

8.271

 

Jaarrekening 2013

Jaarrekening 2014

2019

 

NEMO

3.636

3.509

3.327

3.327

3.327

3.327

3.327

 

2012

Jaarrekening 2014

2019

 

STT

237

230

218

218

218

218

218

 

Jaarrekening 2013

Jaarrekening 2014

2019

 

NTU/INL

3.011

3.207

2.561

2.561

2.561

2.561

2.561

 

2014

NNB

2019

 

EIB

1.317

0

0

0

0

0

0

 

Jaarrekening 2013

1

2013

                       

Subsidieregeling St. AAP2

1.016

1.026

1.026

1.026

1.026

1.026

1.026

1

Jaarrekening 2013

Jaarrekening 2014

20333

                       

Kaderregeling subsidiering projecten t.b.v. onderzoek en wetenschap :

             

4

     
 

Kust- en Zeeonderzoek

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

 

2016

NNB

2019

 

Poolonderzoek

2.942

2.942

2.942

1.500

1.500

1.500

1.500

 

2014

NNB

2019

 

Genomics

40.500

40.500

0

0

0

0

0

 

2010

4

2014

 

Nationale Coördinatie

4.759

8.636

6.979

6.236

6.396

6.605

6.805

 

Jaarrekening 2013

2019

2019

 

Bilaterale samenwerking

3.711

3.750

2.750

2.750

1.250

     

2014

5

2017

 

Weerstandsverhoging onderzoeksinstellingen (CBRN)

410

             

Jaarrekening 2013

1

2013

 

Hersenen en Cognitie

6.100

             

2012

2015

2013

 

Nader te verdelen

 

2.000

           

6

6

n.v.t.

Totaal subsidieregelingen

104.148

87.848

40.470

38.285

36.945

35.904

36.104

12

     
X Noot
1

Geen volgende evaluatie, deze subsidie is beëindigd.

X Noot
2

Stichting AAP: De regeling is alleen ten behoeve van gepensioneerde, HIV-geïnfecteerde chimpansees.

X Noot
3

Met stichting AAP is een in rechte afdwingbaar convenant gesloten over de opvang van alle geïnfecteerde chimpansees van het BPRC. Dit convenant heeft een looptijd van 30 jaar en loopt eind 2033 af.

X Noot
4

Eindverantwoording 2018

X Noot
5

Gaat om bestaande verplichtingen die niet worden voortgezet.

X Noot
6

Nader te verdelen.

Tabel Subsidies artikel 25 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen in 2013

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie

Einddatum Subsidie (regeling)

Subsidieregeling emancipatie

2.332

1.487

1.446

         

1

1

2011

Subsidieregeling emancipatie 2011

4.031

5.806

5.753

7.223

7.223

7.223

7.223

22

1

2015

2017

Regeling sociale veiligheid LHBT jongeren op school

632

             

1

2014

2015

Totaal subsidieregelingen

6.995

7.293

7.199

7.223

7.223

7.223

7.223

22

     
X Noot
1

Verantwoording vindt plaats via de jaarrekening of het jaarverslag van de subsidieontvanger.

BIJLAGE 5. EVALUATIE EN ONDERZOEK

Tabel Evaluatie- en overig onderzoek

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

 

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog

1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12

2014

2015

 
 

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat 1

1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12

2014

2014

 
 

Brede scholen1

1, 3

2014

2014

 
 

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk

1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12

2014

2014

 
 

Doelmatigheid en focus op het onderwijs

1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12

2014

2015

 
 

Goed opgeleide professionele leraren, docenten en schoolleiders

9

2014

2015

 
 

Een sterke cultuursector die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

14

2014

2015

 
 

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod

15

2014

2014

 
 

Het bevorderen van emancipatie

25

2014

2014

 
 

1b.

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Brede scholen (Oberon)

1

2012

2015

 
 

Effectonderzoek OAB en Excellentie/Onderwijsbewijs (divers)

1

2010

2015

 
 

Evaluatie Bestuursafspraken G37

1

2014

2015

 
 

Evaluatie School-aan-Zet (ITS)

1

2012

2015

 
 

Evaluatie Startgroepen (TU Twente)

1

2012

2015

 
 

Jaarlijkse peiling prestaties (Cito)

1

2008

2015

 
 

Evaluatie centrale eindtoets

1

2014

2018

 
 

Effectstudie pilot Tweetalig po (ITS)

1

2014

2019

 
 

Pre-COOL-cohort VVE (NWO/NRO)

1

2009

2019

 
 

Evaluatie Wet passend onderwijs (NWO/NRO)

1

2014

2020

 
 

Evaluatie 5-gelijkeschooldagen (Regioplan

1

2011

2014

 
 

Evaluatie flexibilisering onderwijstijden (Regioplan)

1

2011

2014

 
 

Evaluatie passend onderwijs/professionalisering (NWO/NR)

1

2011

2014

 
 

Evaluatie Wet OKE (NWO/NR)

1

2013

2014

 
 

Monitor en evaluatie experimenten doorlopende leerroutes vakmanschap- en technologieroute – SEO

3

2014

2020

 
 

Evaluatieonderzoek naar de wijziging van de leerplichtwet 1969 in 2012

3

2014

2014

 
 

Evaluatie Wet gratis schoolboeken

3

2015

2016

 
 

Evaluatie schoolvakanties

3

2014

2015

 
 

Evaluatie wet fusietoets in het onderwijs (PO/VO/BVE/HO)

3

2014

2015

 
 

Evaluatieonderzoek College voor Examens (periodiek wettelijk bepaald evaluatieonderzoek naar het functioneren van het CvE)

3

2014

2014

Najaar 2014 beschikbaar

 

Evaluatieonderzoek pilot Boris (VO, VSO en PRO)

3

2015

2016

 
 

Analyse effectrapportage RMC

4

Jaarlijks

In april

Effectrapportage RMC

 

Onderzoek naar de gevolgen van ratificatie van het Facultatief protocol bij het Internationale verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten

8

2013

2014

P.M.

 

Evaluatie Subsidiebeschikking (WOOS) Duitsland Instituut Amsterdam

8

2015

2015

 
 

Effecten Masteropgeleide leraren

9

2013

2015

 
 

Effectevaluatie middelen tekortregio’s VO (aantrekkelijkheid beroep leraren)

9

2013

2017

 
 

Effectevaluatie impuls leraren tekortvakken vo

9

2013

2017

 
 

Effectevaluatie Lerarenbeurs

9

2014

2015

 
 

Geven in Nederland/Evaluatie Geefwet

14

2013

2015

 
 

Evaluatie Nationaal Restauratiefonds

14

2014

2015

 
 

Evaluatie Wet tot behoud Cultuurbezit

14

2013

2014

 
 

Evaluatie Beelden voor de Toekomst

14

2014

2015

 
 

Evaluatie beleid mediawijsheid / Media Expertisecentrum

15

2014

2014

 
 

IBO Wetenschap

16

2013

2014

IBO wetenschappelijk onderzoek

 

Evaluatie pilots Sociale veiligheid LHBT

25

2012

2014

Anders in de klas

 

Evaluatie hulpverlening levensbeschouwelijke en etnische LHBT’ers

25

2014

2014

 
 

Evaluatie LHBT-koplopergemeenten

25

2014

2014

 
 

Resultaatmeting We can Young

25

2012

2015

 
 

Evaluatieonderzoek Eigen Kracht

25

2013

2015

 
 

Gay Straight Alliantie Veilige Wijken

25

2012

2015

 
 

Evaluaties GSA’s

25

2013

2014

 

2.

Overig onderzoek

       
 

Autochtone achterstandsleerlingen (NWO/NRO)

1

2013

2014

 
 

Evaluatie pilots toegevoegde waarde (GION/U-Twente)

1

2011

2014

Evaluatie pilots toegevoegde waarde

 

Excellente leerlingen (SLO/ECN/U-Twente)

1

2013

2014

 
 

Jaarbericht Brede Scholen (Oberon)

1

2013

2014

 
 

Kwaliteit kleine scholen (NWO/NRO)

1

2013

2014

Kwaliteit kleine scholen Rapport

 

Monitor Bestuursafspraken G37 (Inspectie van het Onderwijs)

1

2013

2014

 
 

Monitor ouderbetrokkenheid (Ecorys)

1

2014

2014

 
 

Onderwijskwaliteit/opbrengstgericht werken (NWO/NRO)

1

2013

2014

 
 

Opbrengstgericht besturen (NWO/NRO)

1

2013

2014

 
 

Selectie en indicering VVE-doelgroep (NWO/NRO)

1

2013

2014

 
 

Stand van zaken ICT-infrastructuur adaptieve centrale eindtoets (Kennisnet)

1

2014

2014

 
 

Trends prestaties en schoolloopbanen doelgroepen OAB (NWO/NRO)

1

2013

2014

 
 

Verkenning gedifferentieerd onderwijsbeleid (NWO/NRO)

1

2013

2014

 
 

Vooronderzoek tweetalig po (RUG/GION)

1

2013

2014

 
 

Voortgang Code Goed Bestuur en intern toezicht (NWO/NRO)

1

2013

2014

 
 

Intellectueel eigendom centrale eindtoets (nog niet bekend)

1

2014

2015

 
 

Invloed richting vrije planning op po-stelsel

1

2014

2015

 
 

Verdiepend onderzoek Flexibilisering onderwijstijd

1

2014

2015

 
 

Excellente scholen (NWO/NRO)

1

2013

2017

 
 

Monitoren Stimuleringsregeling Bewegingsonderwijs

1

2014

2018

 
 

Monitor Leerlingenvervoer

1

2013

2018

 
 

PISA 2015 internationaal vergelijkend onderzoek naar lezen, wiskunde en science

3

2013

2016

 
 

ICT literacy 2013, internationale vergelijking

3

2011

2014

 
 

Beheersing vreemde talen survey Europese Unie

3

2015

2018

 
 

ICCS burgerschapsonderzoek internationale vergelijking

3

2013

2016

 
 

Onderzoeksprogramma excellente leerlingen (via NWO)

3

2012

2015

 
 

Monitor ouderbetrokkenheid in het PO, VO en MBO

3

2011

2014

Rapport Monitor Ouderbetrokkenheid in het PO, VO en MBO (meting 2012)

 

Opbrengstgericht werken in het VO

3

2013

2014

Rapport Opbrengstgericht werken in het VO

 

Pilot tussentijdse toets Limburgse scholen

3

2011

2014

 
 

Plausibele verklaringen voor verbetering examenresultaten

3

2013

2014

Examenmonitor: achtergronden en determinanten examencijfers (papieren versie)

 

Monitor leerwerktrajecten en assistentopleidingen in VMBO

3

2014

2016

 
 

Onderzoek naar maatwerktrajecten in het VMBO

3

2013

2014

Najaar 2014 beschikbaar

 

Ketenonderzoek examens VO

3

2013

2014

Najaar 2014 beschikbaar

 

Onderzoek naar LWOO licenties en indicatiecriteria LWOO & PRO in passend onderwijs

3

2013

2014

 
 

Digitale doorstroomatlas

3

2013

2014

Na oplevering jaarlijkse updates

 

Jaarlijks onderzoek groepsgroottes in het VO (2014/2015, 2015/2016, 2016/2017)

3

2013

2017

Rapport Groepsgroottes in het VO

 

Onderzoek naar mogelijke effecten van richting vrije planning op het scholenbestand PO/VO.

3

2014

2015

 
 

Onderzoek naar verevening LWOO en PRO

3

2015

2016

 
 

Project Onderwijs-Arbeidsmarkt 2011 (POA)

4

2-Jaarlijks

Dec 2015

De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2020

 

Registratie en bestemming uitstroom schoolverlaters (SIS)

4

Jaarlijks

In september

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2014

 

Monitor Sociale Veiligheid

4

Twee jaarlijks

2016

Monitor Sociale Veiligheid 2017

 

Arbeidsbarometer leraren MBO

4

Jaarlijks

april

Arbeidsmarktbarometer po, vo en mbo 2013–2014

 

Monitor alfabetisering

4

Jaarlijks

voorjaar

Monitor Laaggeletterdheid 2014

 

JOB-Monitor

4

Twee jaarlijks

2016

Job Monitor

 

Evaluatie Actieplan Laaggeletterdheid

4

2014

2017

Evaluatie laaggeletterdheid 2012–2015

 

Monitor kwaliteitseffecten BPV Protocol

4

Twee jaarlijks

2015

Monitor kwaliteitseffecten BPV Protocol

 

NLQF-EQF

4

2015

2016

 
 

Monitor experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo

4

2014

2020

Monitor experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo

 

Evaluatie wet doelmatige leerwegen

4

2014

2015

Evaluatie wet doelmatige leerwegen

 

Ontwikkeling/ monitoring toetsen taal en rekenen

4

Jaarlijks

voorjaar

 
 

vsv evaluatieonderzoek (pantheia)

4

2013

2015

 
 

Experimenteel VSV onderzoek CPB 2

4

2014

2015

 
 

Evaluatie School Ex 2.0

4

2014

2015

 
 

Evaluatie Netwerkschool

4

2015

2015

 
 

Midterm review 2017 Kwaliteitsafspraken

4

2016

2017

 
 

Studentenmonitor (periodiek)

6, 7, 11

2014

2014

www.studentenmonitor.nl

 

Monitor studie- en leengedrag (beleidsmaatregelen) (periodiek)

6, 7, 11

2014

2014

Monitor beleidsmaatregelen 2013

 

Evaluatie experimenten prestatiebekostiging

6, 7

2013

2016

 
 

Monitor associate degree

6, 7

2014

2015

 
 

Evaluatie Handicap en studie

6, 7

2014

2014

 
 

Evaluatie duurzame geesteswetenschappen

6, 7

2015

2015

 
 

Experimenten open bestel

6, 7

2010

2015

 
 

Ramingen onderwijsarbeidsmarkt onderwijspersoneel po, vo en mbo

9

2013

2016

 
 

Arbeidsmarktbarometer po, vo en mbo

9

2014

2015

 
 

Loopbaanmonitor onderwijs

9

2013

2014

 
 

Evaluatie maatregelen Impuls tekortvakken VO (Begeleiding Startende Leraren, Eerst de Klas, Onderwijstraineeship en Pilots Professionele Leergemeenschappen)

9

2013

2017

 
 

Monitor economische ontwikkeling culturele sector

14

2013

2015

Effecten economische crisis-in de cultuursector

 

Bezuinigingen cultuur en media gemeenten en provincies

14

2013

2014

 
 

CBS Monitor Kunstenaars kunstvakonderwijs, arbeidsmarkt

14

2014

2014

 
 

SCP Het Culturele Draagvlak (reeks)

14, 15

2012

2016

Kunstminnend_Nederland

 

Monitor Cultuureducatie PO/VO

14

2013

2014

 
 

Monitor Ondernemerschap

14

2013

2016

 
 

Monitor ICB

14

2013

2016

 
 

Onderzoek in relatie met toekomstverkenning publieke omroep

15

2013

2014

 
 

Evaluatie financiering regionale omroepen

15

2014

2014

 
 

Kwalitatief Economische zelfstandigheid

25

2014

2014

 
 

Emancipatiemonitor

25

2013

2014

 
 

LHBT-monitor

25

2012

2015

 
 

Panel onderzoek 600 grote vennootschappen (voortgang Kalma)

25

2013

2015

 
 

Vooronderzoek intersekse personen

25

2013

2014

Leven met intersekse/DSD

 

Dieptestudie cases LHBT veiligheid wijken

25

2013

2014

Gestreden-als-Don-Quichot-tegen-windmolens

 

Doorbreken intergenerationeel geweld

25

2013

2015

 
 

Onderzoek homoseksualiteit in etnische en levensbeschouwelijke gemeenschappen

25

2013

2014

 
X Noot
1

Brede scholen

De doorlichting brede scholen wordt toegevoegd aan de doorlichting scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat.

X Noot
2

MBO draagt 50k € bij aan het door kennis getrokken onderzoek.

Toelichting:

Effectonderzoek OAB en Excellentie/Onderwijsbewijs

De onderzoeken Excellentie, VVE en Onderwijsbewijs zijn samengevoegd onder deze titel. Dit onderzoek vergt wat meer tijd dan was voorzien, waardoor de afronding van het onderzoek verschuift van 2014 naar 2015.

Excellente scholen (NWO/NRO)

Dit onderzoeksprogramma wordt in tegenstelling tot eerdere melding niet in 2014 maar in 2017 afgerond, doordat het een meerjarig onderzoek is.

Stopzetten monitor Actieplan/Bestuursakkoord 2012

De monitoring zal zich nu richten op het nieuwe Bestuursakkoord primair onderwijs. De Tweede Kamer ontvangt over de voortgang in 2017 een tussenrapportage en in 2020 een eindrapportage.


X Noot
1

Geletterdheid omvat luisteren, spreken, lezen, schrijven, gecijferdheid en in dat kader het gebruiken van alledaagse technologie om te communiceren en om te gaan met informatie.

X Noot
1

Op een punt moeten de afspraken nog bevestigd worden. De achterbanraadpleging van de cao po zal eind september 2014 plaatsvinden.

X Noot
2

Voorliggende beknopte set wordt komend jaar in afstemming met het veld omgevormd tot een beperkte set relevante indicatoren die een goed beeld geven van de kwaliteit van het onderwijs.

Naar boven