30 420 Emancipatiebeleid

Nr. 202 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2013

In mei 2013 heeft uw Kamer de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013–2016 ontvangen (Kamerstuk 30 420, nr. 180). Met deze Hoofdlijnenbrief heb ik u geïnformeerd over de kabinetsvisie op het emancipatiebeleid en heb ik toegelicht welke maatregelen op dit beleidsterrein worden uitgevoerd. Voorts heb ik aangekondigd in 2014 een midterm review te houden om het lopende beleid te evalueren. In de loop van 2014 ontvangt u een verslag van de uitkomsten hiervan, waarmee ik u uitgebreid zal informeren over de voortgang van het lopend beleid.

Op 13 juni 2013 hebben wij over onder meer de Hoofdlijnenbrief een Algemeen Overleg gevoerd. In deze brief ga ik in op mijn toezeggingen tijdens het AO en geef ik u een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de door uw Kamer aangenomen moties.

Toezeggingen

Ik heb toegezegd met een reactie te komen op het actieplan van Transgender Netwerk Nederland (TNN) dat beoogt de knelpunten op het terrein van werk, veiligheid en sociaal isolement aan te pakken. Ik heb TNN gevraagd dit plan op te stellen, aangezien het de doelgroep het beste kent en weet wat werkt. De komende 2 jaar ondersteun ik dit plan. TNN begeleidt transgenders naar werk, maakt ze weerbaar tegen geweld en versterkt hun participatie in de samenleving. Samenwerking met relevante stakeholders en aansluiting op bestaande ketens maken deel uit van dit project. Ik zal de toegezegde midterm review gebruiken om mijn inzet zo nodig aan te scherpen.

Zoals toegezegd, informeer ik u over de tussentijdse resultaten met betrekking tot het terugdringen van de wachtlijsten door het VUmc.

In 2013 zijn dankzij extra financiële middelen bijna tweemaal zoveel grote genderoperaties verricht als in het jaar daarvoor. Ook zijn in 2013 64% meer patiënten toegelaten tot het transitietraject in het VUmc. Voor 2014 is een minstens zo grote inhaalslag gepland, aldus het VUmc. Tegelijkertijd is er een sterke toename van het aantal aanmeldingen van volwassenen, kinderen en adolescenten dat hulp vraagt bij het VUmc, een trend die wereldwijd wordt waargenomen. Het VUmc verwacht op basis van deze trend dat zich in 2015 tweemaal zoveel patiënten zullen aanmelden als in 2012.

In het Algemeen Overleg Emancipatie op 13 juni 2013 (Kamerstuk 30 420, nr. 200) heeft het lid Van Klaveren (PVV) mij om een schriftelijke reactie verzocht op het PVV-rapport «Geweld tegen vrouwen binnen de Islam». Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bericht ik u het volgende.

Het kabinet maakt zich sterk voor een pluriforme maatschappij waarin eenieder in vrijheid vorm kan geven aan zijn of haar leven. Een veilige, sociale en rechtvaardige samenleving biedt de condities waaronder talenten zich kunnen ontwikkelen en mensen zich met elkaar kunnen verbinden. Hiervoor is van belang dat de kernwaarden van de Nederlandse samenleving gedeeld worden. Het integratie- en emancipatiebeleid versterken elkaar hierbij. Bij het emancipatiebeleid gaat het om waarden als autonomie, weerbaarheid en gelijkwaardigheid. Belangrijke sleutelbegrippen in het integratiebeleid zijn: gedeelde waarden, grenzen stellen, opvoeden en meedoen en zelfredzaam zijn.

Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is in Nederland een groot goed. Het is zorgwekkend als religieuze of orthodoxe opvattingen botsen met de waarden die in de Nederlandse samenleving gelden. Het is niet aanvaardbaar als opvattingen over de rol en positie van mannen vrouwen en het niet respecteren van het recht op zelfbeschikking uitmonden in onderdrukking en geweld. Het kan dan gaan om eergerelateerd geweld of huwelijksdwang. De bestrijding van deze excessen heeft hoge prioriteit. Deze geweldsvormen komen voor in verschillende – vooral – gesloten gemeenschappen. Het betreft hier niet alleen islamitische gemeenschappen. De in het rapport gesuggereerde exclusieve relatie tussen de Islam en het geweld tegen vrouwen deel ik niet.

Het kabinet intensiveert de aanpak van huwelijksdwang en achterlating: door de uitvoering van het plan van aanpak preventie van huwelijksdwang, door versterking van de ketenaanpak en door straf- en civielrechtelijke maatregelen. Bovenal moet worden ingezet op preventie van geweld en onderdrukking. Gemeenschappen zelf spelen een belangrijke rol in het realiseren van een mentaliteits- en gedragsverandering, gericht op het erkennen en respecteren van het zelfbeschikkingsrecht. Bijvoorbeeld door onderwerpen in eigen kring te agenderen en bespreekbaar te maken. Ook andere vormen van geweld die uit een bepaalde collectieve mentaliteit voortkomen kunnen hierdoor voorkomen worden zoals geweld tegen homo’s.

In het AO heb ik toegezegd met mijn collega van VWS in gesprek te gaan over de Rijksbrede aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Dit naar aanleiding van uw vraag om een uitgebreide voortgangsrapportage over de brede, samenhangende aanpak waarbij verschillende deelonderwerpen, zoals kindermishandeling en huwelijksdwang, met elkaar worden verbonden. De voortgangsrapportage «Geweld in afhankelijkheidsrelaties» wordt twee keer per jaar door VWS mede namens OCW, VenJ en SZW aan uw Kamer aangeboden. Op 15 juli jongstleden hebt u de laatste rapportage ontvangen (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 156).

Uw Kamer heeft mij ook gevraagd terug te komen op de thema’s flexibiliseren van verlofregelingen, modernisering van arbeidstijden en de openstelling van publieke instellingen. Op 18 november a.s. organiseert de Minister van SZW in samenwerking met de Staatssecretaris van VWS, de Staatssecretaris van OCW en met mij een top over het brede thema van de combinatie van arbeid en zorg. Thema’s die tijdens deze top zullen worden besproken, sluiten aan bij uw verzoek. Zo zal worden gesproken over de verdeling van zorgtaken tussen mannen en vrouwen, de combinatie van werk en mantelzorg en de organisatie van randvoorwaarden zoals kinderopvang. Na de arbeid-en-zorgtop wordt uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over de uitkomsten en eventuele aanvullende stappen.

Moties

Uw Kamer heeft de regering met de motie Dijkstra (Kamerstuk 30 420, nr. 197) verzocht om de Inspectie van het Onderwijs de opdracht te geven de implementatie van voorlichting over seksualiteit en seksuele diversiteit in ieder geval de komende vijf jaar te monitoren door middel van kwantitatief onderzoek onder ca. 8.000 scholen voor po en vo en om te onderzoeken wat de omvang en aard van het probleem is met betrekking tot seksuele diversiteit in het mbo en vmbo en de Kamer hierover te rapporteren. Op dit moment ben ik in gesprek met de Inspectie over de monitoring. Zodra ik meer duidelijkheid heb over de uitvoering van de gehele motie, zal ik uw Kamer terstond informeren.

Na het algemeen overleg van 13 juni 2013 is de motie van het lid Van Tongeren (Kamerstuk 30 420, nr. 187) aangenomen. Hierin wordt gevraagd om een monitor op de wettelijk vastgelegde streefcijfers voor het aandeel vrouwen in de top van het bedrijfsleven. Op 27 juni verscheen het monitorrapport 2012 van het Charter Talent naar de Top. Hieruit blijkt dat het aandeel vrouwen in de top van de ondertekenaars steeg met 1,2 procentpunt naar 20,2%. Met de inwerkingtreding per 1 januari 2013 van de Wet Bestuur en Toezicht is de voortgang van het aandeel vrouwen in raden van bestuur en raden van commissarissen een belangrijk aandachtspunt. Ik ben in gesprek met de Stichting Talent naar de Top/Commissie Monitoring over hun voorstellen voor de opzet van een bedrijvenmonitoring waarbij grote vennootschappen zich met andere in hun sector kunnen vergelijken. Bij de onderhandelingen tussen de Europese Commissie en de EU lidstaten over de richtlijn met betrekking tot gendergelijkheid bij beursgenoteerde bedrijven voor raden van commissarissen is voortdurend het negatieve subsidiariteitsoordeel van Nederland ingebracht. Samen met andere lidstaten (een blokkerende minderheid) is dit ook kenbaar gemaakt op de Sociale Raad van 20 juni jongstleden.

In het kader van de motie van het lid Yücel (Kamerstuk 30 420, nr. 181) gaat het kabinet in overleg met gemeenten met het verzoek hun educatie- en participatiemiddelen ook specifiek aan te wenden om vrouwen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zich te laten voorbereiden op maatschappelijke participatie en economische zelfstandigheid.

Uw Kamer heeft met de motie Venrooy-Van Ark (Kamerstuk 30 420, nr. 193) geconstateerd dat (ongehuwde) vaders bij de erkenning van en bij het aanvragen van het gezag over kinderen geen gelijkwaardige positie lijken te hebben ten opzichte van de moeder, en ze heeft mij verzocht hierover voor het einde van het jaar in gesprek te gaan met de verantwoordelijk bewindspersoon van Veiligheid en Justitie. Ik kan u thans meedelen, dat Staatssecretaris Teeven op 15 juli jl. in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap (Kamerstuk 33 526, nr. 6, blz. 5), is ingegaan op vragen over het al dan niet van rechtswege verkrijgen van gezag door de man die een kind erkent en daarmee vader wordt van dat kind.

Het is in het belang van het kind dat het wordt erkend, omdat het dan twee juridische ouders heeft. Door automatisch gezag aan de erkenning te koppelen, zal wellicht minder vaak tot erkenning worden overgegaan, omdat niet elke erkenner gezag zal willen uitoefenen. Ook zal de moeder niet in alle gevallen toestemming willen verlenen voor de erkenning als hieraan het verkrijgen van gezag van de erkenner is gekoppeld. Daarbij komt dat de procedure om in geval van erkenning het gezamenlijk gezag te verkrijgen zeer eenvoudig is. Deze gezagsverkrijging door ongehuwde ouders is mogelijk door aantekening in het gezagsregister. Hiervoor dient een formulier te worden ingevuld dat met enkele bescheiden aan de rechtbank dient te worden toegestuurd of aldaar afgegeven. De aanvraag kan sinds kort ook digitaal worden gedaan. Gelet hierop is een automatische gezagsverkrijging bij de erkenning niet aan de orde.

Dit wetsvoorstel is op 3 oktober jl. als hamerstuk door de Tweede Kamer aanvaard. De Eerste Kamer heeft inmiddels een blanco eindverslag uitgebracht en zal naar verwachting het wetsvoorstel op 26 november a.s. als hamerstuk aannemen.

Tot slot

Bij brief van 10 mei 2013 heb ik u geïnformeerd over de kabinetsplannen op het gebied van emancipatie. Zoals aangegeven, krijgt u in de loop van 2014 een uitgebreid overzicht van de stand van zaken van het emancipatiebeleid naar aanleiding van de dan gehouden midterm review. In de brief die u dit voorjaar hebt ontvangen, heb ik u geïnformeerd over mijn speerpunten op het gebied van emancipatie voor de komende jaren. De inzet en stand van zaken op deze speerpunten zullen onderdeel zijn van de midterm review.

Een van die speerpunten is economische zelfstandigheid van vrouwen. Op 22 november wordt de Joke Smit-prijs uitgereikt. Deze tweejaarlijkse regeringsprijs staat dit jaar in het teken van economische zelfstandigheid van vrouwen. Personen, groepen of instanties die afgelopen jaar het thema economische zelfstandigheid van vrouwen (op bijzondere wijze) op de agenda hebben gezet komen in aanmerking voor de Joke Smit-prijs 2013. Dat geldt ook voor personen die door hun actieve inzet landelijk of regionaal in hun directe omgeving beweging hebben weten te creëren. Zij hebben daarmee laten zien dat zij juist in tijden van economische crisis vrouwen hebben weten te inspireren om hun positie te verbeteren op de arbeidsmarkt. Bovendien zal ik op 22 november een plan van aanpak op dit thema nader toelichten.

In de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid heb ik aangegeven dat emancipatie nooit af is en voortdurend onderhoud behoeft. Ik heb de historische context geschetst waarin het beleid tot stand is gekomen. Uit die context blijkt eens te meer dat emancipatie een constant proces is dat zichzelf steeds opnieuw uitvindt. Het resultaat van die ontwikkeling is dat er op dit moment een solide basis ligt voor nieuw elan in het beleid. Als Minister voor Emancipatie beschouw ik het als mijn opdracht dat nieuwe elan uit te dragen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven