33 650 Subsidiebeleid Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2013

1. Inleiding

Op 30 mei 2013 hebben wij u een brief gestuurd betreffende «Invulling subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek» (Kamerstuk 33 650, nr. 1). In deze brief is uiteengezet op welke wijze de taakstelling op onderwijs- en onderzoekssubsidies wordt ingevuld en welke uitgangspunten wij hierbij hebben toegepast. Hierover is voor het zomerreces met u van gedachten gewisseld tijdens een Algemeen Overleg op 27 juni 2013 (Kamerstuk 33 650, nr. 25) en een Verslag Algemeen Overleg op 3 juli 2013 (Handelingen II 2012/13, nr. 103, Invulling van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek). Met deze brief informeren wij u over de wijze waarop wij uitvoering hebben gegeven aan de aangenomen moties. Daarnaast komen wij tegemoet aan de toezegging u te informeren over een aantal gekorte instellingen die tijdens het AO met u zijn besproken.

2. Uitvoering aangenomen moties

Hieronder wordt per aangenomen motie kort aangegeven op welke wijze wij hieraan uitvoering hebben gegeven.

Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland

Met de motie Lucas/Mohandis (Kamerstukken II, 2012/13, 33 650, nr. 7) heeft uw Kamer verzocht om de infrastructuur voor de ondersteuning van Nederlandse scholen in het buitenland in stand te houden.

Conform de motie is gezocht naar dekking voor de infrastructuur binnen de overige posten van de taken van Stichting Nederlands Onderwijs in het Buiteland (SNOB). Na informatie te hebben ingewonnen bij SNOB is besloten de dekking te zoeken in een restrictiever detacheringsbeleid voor de aanstelling van leraren aan Europese Scholen, door een specifieke uitkering voor ict aan de Nederlandse scholen in het buitenland te schrappen, en door de Nederlandse afdeling van het Lycée International in St.-Germain-en-Laye (Frankrijk) af te bouwen. Dit voorgenomen besluit is op 12 juli jl. meegedeeld aan Stichting NOB. Over de precieze uitwerking daarvan worden nog gesprekken gevoerd en de regeling waarop de subsidie aan Stichting NOB is gebaseerd, wordt herzien.

Humanistisch vormingsonderwijs (HVO) en godsdienstvormingsonderwijs (GVO)

Met de motie Voordewind (Kamerstukken II, 2012/13, 33 650, nr. 5) heeft uw Kamer verzocht «te streven naar het in de OCW-begroting beschikbaar houden van middelen voor humanistisch vormingsonderwijs (HVO) en godsdienstvormingsonderwijs (GVO) in het openbaar onderwijs».

De middelen van deze specifieke subsidie worden ingezet voor het aanbod van lessen GVO en HVO aan kinderen op openbare scholen. Deze lessen worden alleen op verzoek van de ouders aan hun kinderen gegeven. De € 10 mln die nodig is om het aanbod van deze lessen te realiseren, is in de bij uw Kamer ingediende begroting 2014 gedekt. Overigens wordt in het kader van het kerndoel «geestelijke stromingen» op alle basisscholen aandacht besteed aan de belangrijkste godsdiensten en levensbeschouwingen in de Nederlandse samenleving.

Laaggeletterdheid

Met de motie Rog (Kamerstuk 33 650, nr. 20) heeft uw Kamer verzocht in de evaluatie van het Actieplan Laaggeletterdheid, inclusief de pilots Taal voor het Leven, te onderzoeken welke landelijke taken en welke budgetten nodig zijn om de regionale aanpak van laaggeletterdheid efficiënt en effectief uit te voeren.

Het Actieplan Laaggeletterdheid en het programma Taal voor het Leven worden in 2014 geëvalueerd. Hiermee zal in 2014 een begin worden gemaakt en de evaluatie zal in het voorjaar van 2015 gereed zijn. In deze evaluatie wordt ook de landelijke ondersteuning meegenomen.

Centrum voor Parlementaire Geschiedenis

Met de motie Rog (Kamerstuk 33 650, nr. 21) heeft uw Kamer verzocht om, in overleg met alle betrokkenen, de continuïteit van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG) te bevorderen en de Kamer hierover te informeren voor de behandeling van de Miljoenennota.

Conform de strekking van de motie heeft OCW bemiddeld bij het zoeken van een oplossing voor de korting op het CPG. In overleg met de betrokken partijen is de volgende oplossing gevonden voor de korting van € 550.000 per 2015: Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zal € 200.000 bijdragen, de Eerste Kamer en Tweede Kamer tezamen € 150.000 en de Radboud Universiteit Nijmegen € 100.000. Het CPG zal het resterende bedrag zelf opvangen. De verantwoordelijkheid voor de subsidiëring van het instituut zal overgaan naar het Ministerie van BZK.

Ouderorganisaties

Met de motie Mohandis/Lucas (Kamerstuk 33 650, nr. 13) heeft uw Kamer verzocht € 1 miljoen structureel vrij te maken om de kerntaken van de ouderorganisaties te garanderen, te komen tot één centrale ouderorganisatie en deze te laten aansluiten bij lokale en regionale initiatieven die ouders reeds ontplooien.

Drie van de vier denominatieve ouderorganisaties (Ouders&COO heeft aangegeven niet mee te doen) zijn aan de slag gegaan met de vorming van de centrale ouderorganisatie. Zij zijn voornemens een onafhankelijk kwartiermaker aan te stellen die ervoor zorgt dat er op 1 januari 2014 een centrale ouderorganisatie is die voldoet aan de in de motie gestelde voorwaarden, waaronder de betrokkenheid van regionale en andere landelijke ouderinitiatieven.

Daarnaast heeft uw Kamer verzocht de dekking te zoeken binnen de middelen die zijn gereserveerd voor vakbondsfaciliteiten en het budget voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). De dekking wordt gevonden in een extra korting bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Deze wordt weer gecompenseerd door € 1 miljoen extra structureel toe te voegen aan het budget voor het NRO voor onderzoek in het kader van beleid neergelegd in de lerarenagenda.

Belangrijkste afweging hierbij is dat de decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs wordt afgerond rond 1 januari 2014. Vanaf dat moment zullen de middelen voor vakbondswerkzaamheden indalen in de lumpsum van de instellingen. Een extra korting op het budget voor vakbondswerkzaamheden zal de gewenste decentralisatie onder druk zetten.

3. Ontwikkeling gesprekken instellingen

Naast bovenstaande moties, is tijdens het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer toegezegd dat de Kamer schriftelijk wordt geïnformeerd over de ontwikkelingen van een aantal specifieke instellingen die met de invulling van de taakstelling worden gekort. Hieronder wordt de stand van zaken toegelicht met betrekking tot Stichting SURF, de Landelijke Technische Bibliotheek en het Max Planck instituut.

Stichting SURF

Als gevolg van de subsidiekorting is de bijdrage aan de kennisontwikkeling en innovatie van de technische netwerk infrastructuur van SURF gehalveerd. Het restant van de subsidie voor kennisontwikkeling en innovatie wordt toegevoegd aan de eerste geldstroom van de instellingen en zal door een verhoging van de contributie door de instellingen aan SURF worden overgemaakt. Het voorstel is tevens de contributie te verhogen voor het deel van de taakstelling. De VSNU is daarmee akkoord, de VH en NFU leggen dit zeer binnenkort aan hun leden voor. Tussen Stichting SURF en de instellingen zullen dan nadere afspraken worden gemaakt over de hoogte van de contributie. Hiermee wordt de relatie tussen de afnemers en tussen stichting SURF zo direct en eenvoudig mogelijk gefinancierd.

Landelijke Technische Bibliotheek

De subsidie aan Technische Universiteit Delft voor de Landelijke Technische Bibliotheek is als gevolg van de subsidietaakstelling gehalveerd. Op dit moment vindt overleg plaats met de universiteiten over compensatie van de subsidiekorting uit de eerste geldstroom.

Max Planck Instituut

Het Max Planck Instituut heeft in de subsidietaakstelling een efficiencykorting van 10% ontvangen. Gezien het belang dat de Radboud Universiteit hecht aan de samenwerking met het Max Planck Instituut, is na overleg besloten dat de efficiencykorting wordt gecompenseerd vanuit de lumpsum van de Radboud Universiteit. Bovendien is afgesproken dat de volledige bekostiging van dit Instituut via de Radboud Universiteit gaat lopen. De resterende subsidie wordt overgeheveld naar de eerste geldstroom.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven