Wet van 26 juni 2013 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs te wijzigen ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs, waaronder het verkorten en intensiveren van beroepsopleidingen, het invoeren van de entreeopleiding en het stellen van vooropleidingseisen voor niveau 2, alsmede het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs teneinde een betere verdeling van de middelen mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepalingen onder i1 en i2 vervallen.

2. De begripsbepalingen onder l. en m. komen te luiden:

l. beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg:

beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.7, derde lid;

m. beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg:

beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.7, vierde lid;.

B

In artikel 1.1.3 wordt «de artikelen 8.1.1, 8.1.1a,» telkens vervangen door: de artikelen 8.1.1 tot en met 8.1.1d,.

C

Artikel 1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de eerste volzin «van een beroepsopleiding» vervangen door: van een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg of van een beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg.

1a. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 7.1.1» vervangen door: de artikelen 7.1.1 en 7.2.4a, derde lid, mits het aantal begeleide onderwijsuren en het aantal uren beroepspraktijkvorming op grond van de studieduur, naar evenredigheid ten minste gelijk is aan het aantal uren, bedoeld in artikel 7.2.7, tweede tot en met vierde lid,.

2. Na het eerste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een beroepsopleiding in andere dan in het eerste lid genoemde leerwegen, met dien verstande dat voor die opleiding artikel 7.2.2, tweede lid, niet van toepassing is en ten aanzien van het onderwijs artikel 7.2.7, eerste lid, niet in acht behoeft te worden genomen voor wat betreft de eisen met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming en artikel 7.2.7, tweede tot en met achtste lid, niet in acht behoeft te worden genomen. Het tweede tot en met zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing.

C1

In artikel 1.4a.1, eerste lid, wordt «artikel 8.1.1, zesde lid, eerste volzin» vervangen door: artikel 8.1.1d, eerste volzin.

D

In artikel 2.2.1, tweede lid, vervallen de woorden «afzonderlijk berekende».

E

Artikel 2.2.2, tweede tot en met achtste lid, wordt vervangen door:

  • 2. De maatstaven voorzien in bekostiging aan de hand van:

    • a. het aantal ingeschreven deelnemers, en

    • b. het aantal deelnemers dat een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 heeft behaald, waaronder mede begrepen het aantal examendeelnemers dat een dergelijk diploma bij een instelling heeft behaald binnen twee kalenderjaren volgend op het kalenderjaar waarin de inschrijving als deelnemer bij een instelling voor een beroepsopleiding waarvoor de instelling bekostiging heeft of zal ontvangen, zonder het behalen van een dergelijk diploma is geëindigd.

  • 3. Voor de toepassing van de maatstaf, bedoeld in het tweede lid, onder a, geldt inschrijving van een deelnemer voor twee of meer beroepsopleidingen in enig studiejaar als inschrijving voor één beroepsopleiding.

  • 4. Voor de toepassing van de maatstaf, bedoeld in het tweede lid, onder b, geldt dat indien in enig kalenderjaar door een deelnemer of examendeelnemer een diploma wordt behaald van een beroepsopleiding die niet van een hoger niveau als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, is dan de beroepsopleiding waarvan die deelnemer al eerder in dat kalenderjaar een diploma heeft behaald, uitsluitend het eerstbehaalde van die diploma’s wordt meegeteld.

  • 5. Bij de toepassing van de maatstaf, bedoeld in het tweede lid, onder b, blijven de deelnemers aan de entreeopleiding buiten beschouwing.

  • 6. In de maatstaven, bedoeld in het tweede lid, kan onderscheid gemaakt worden naar groepen van deelnemers, naar opleidingen, naar verblijfsduur van een deelnemer in één of meer opleidingen, naar soorten van instellingen en naar behaalde diploma’s.

  • 7. Deelnemers die niet zijn opgenomen in de basisadministratie persoonsgegevens, bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegegevens, tellen alleen mee, indien:

    • a. zij onderwijs, daaronder begrepen de beroepspraktijkvorming, in Nederland volgen, en

    • b. zij in Nederland, België of een van de bondsstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de Bondsrepubliek Duitsland wonen.

F

In artikel 2.2.4, eerste lid, wordt na «gehandicapte deelnemers» toegevoegd: alsmede het bedrag voor de entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel a.

G

Artikel 2.2.4a komt te luiden:

Artikel 2.2.4a. Rijksbijdrage en private activiteiten

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de besteding van de rijksbijdrage aan private activiteiten ten behoeve van het onderwijs.

H

Artikel 2.2.5, eerste lid, onder b, komt te luiden:

b. deelnemer:

aan een instelling ingeschreven deelnemer die een beroepsopleiding in de beroepsopleidende dan wel beroepbegeleidende leerweg volgt.

I

Artikel 2.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) vervalt «en in het tweede lid».

J

Na artikel 2.4.3 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2.4.3a. Rijksbijdrage en private activiteiten

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de besteding van de rijksbijdrage aan private activiteiten ten behoeve van de taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven.

K

Artikel 6.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de aanhef «beroepsopleiding» vervangen door: beroepsopleiding in de beroepsopleidende of beroepsbegeleidende leerweg.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een beroepsopleiding in een andere leerweg als bedoeld in artikel 1.4.1, lid 1a.

L

In artikel 7.1.2, tweede lid, wordt na «hoofdstuk 7, titel 2,» ingevoegd:, onverminderd artikel 1.4.1, lid 1a,.

M

Artikel 7.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de entreeopleiding,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De in het eerste lid bedoelde opleidingen kunnen worden verzorgd in de beroepsopleidende leerweg en de beroepsbegeleidende leerweg.

3. In het derde lid wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

4. Het vierde lid vervalt.

N

Artikel 7.2.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt het vierde subonderdeel, onder toevoeging van «en» aan het derde subonderdeel, en vernummering van het vijfde subonderdeel tot vierde subonderdeel.

2. In het zevende lid vervalt «normatieve».

3. Het achtste en negende lid vervallen.

O

Na artikel 7.2.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.2.4a Studieduur opleidingen

  • 1. Het bevoegd gezag stelt de studieduur van de opleiding vast met inachtneming van de bij of krachtens het tweede en derde lid gestelde regels.

  • 2. De studieduur van de opleiding wordt uitgedrukt in volledige studiejaren of gedeelten daarvan. Eén volledig studiejaar heeft een studielast van ten minste 1600 klokuren.

  • 3. De studieduur bedraagt:

    • a. één volledig studiejaar voor de entreeopleiding;

    • b. ten minste één en ten hoogste twee volledige studiejaren voor de basisberoepsopleiding;

    • c. ten minste twee en ten hoogste drie volledige studiejaren voor de vakopleiding;

    • d. drie volledige studiejaren voor de middenkaderopleiding;

    • e. één volledig studiejaar voor de specialistenopleiding.

  • 4. Indien dit in verband met de aard van de opleiding noodzakelijk is, kan Onze Minister bij ministeriële regeling bepalen dat voor de middenkaderopleiding een langere studieduur kan worden vastgesteld. Onze Minister geeft daarbij de betreffende opleiding aan en het aantal volledige studiejaren of gedeelten daarvan die de studieduur van die opleiding ten hoogste mag bedragen.

P

Artikel 7.2.7 komt als volgt te luiden:

Artikel 7.2.7. Inrichting beroepsopleidingen

  • 1. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat beroepsopleidingen zodanig zijn ingericht dat deelnemers, ongeacht of zij eerst worden ingeschreven voor een opleidingsdomein of voor een kwalificatiedossier, de kwalificatie binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken en dat het onderwijsprogramma evenwichtig is ingedeeld, alsmede voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming omvat.

  • 2. Beroepsopleidingen in de beroepsopleidende leerweg en in de beroepsbegeleidende leerweg zijn voltijds ingericht en hebben per volledig studiejaar een studielast van ten minste 1600 klokuren.

  • 3. Het onderwijsprogramma voor een opleiding in de beroepsopleidende leerweg voldoet aan de eisen met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, bedoeld in het eerste lid, indien het bevoegd gezag voor de deelnemer een onderwijsprogramma verzorgt dat:

    • a. voor de entreeopleiding ten minste 1000 klokuren omvat waarvan ten minste 600 begeleide onderwijsuren;

    • b. voor een eenjarige basisberoepsopleiding en voor de specialistenopleiding ten minste 1000 klokuren omvat, waarvan ten minste 700 begeleide onderwijsuren en ten minste 250 klokuren beroepspraktijkvorming;

    • c. voor een tweejarige basisberoepsopleiding en voor een tweejarige vakopleiding ten minste 2000 klokuren omvat, waarvan ten minste 1250 begeleide onderwijsuren en ten minste 450 klokuren beroepspraktijkvorming, met dien verstande dat in het eerste studiejaar ten minste 700 begeleide onderwijsuren worden verzorgd;

    • d. voor een driejarige vakopleiding en de middenkaderopleiding ten minste 3000 klokuren omvat, waarvan ten minste 1800 begeleide onderwijsuren en ten minste 900 klokuren beroepspraktijkvorming, met dien verstande dat in het eerste studiejaar ten minste 700 begeleide onderwijsuren worden verzorgd.

    Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma verzorgen dat minder uren omvat dan de onder a tot en met d genoemde aantallen mits de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is. In het geval het onderwijsprogramma minder uren omvat, legt het bevoegd gezag hierover verantwoording af in het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.5.4 dan wel, bij toepassing van artikel 1.4.1, eerste lid, in het verslag, bedoeld in artikel 1.4.1, derde lid.

  • 4. Het onderwijsprogramma voor een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg voldoet aan de eisen met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, bedoeld in het eerste lid, indien het bevoegd gezag voor de deelnemer een onderwijsprogramma verzorgt dat elk studiejaar ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren beroepspraktijkvorming. Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma verzorgen dat minder uren omvat dan de genoemde aantallen mits de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is. In het geval het onderwijsprogramma minder uren omvat, legt het bevoegd gezag hierover verantwoording af in het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.5.4 dan wel, bij toepassing van artikel 1.4.1, eerste lid, in het verslag, bedoeld in artikel 1.4.1, derde lid.

  • 5. Het onderwijsprogramma, bedoeld in het derde en vierde lid, omvat alle onderwijsactiviteiten, gericht op het bereiken van de onderwijs- en vormingsdoelen van de opleiding, waaraan door de deelnemer wordt deelgenomen onder verantwoordelijkheid en toezicht van het bevoegd gezag en bestaat uitsluitend uit begeleide onderwijsuren en beroepspraktijkvorming.

  • 6. De begeleide onderwijsuren, bedoeld in het eerste, derde, vierde en vijfde lid, zijn klokuren waarin onderwijs wordt gegeven onder verantwoordelijkheid en met actieve betrokkenheid van onderwijspersoneel als bedoeld in de artikelen 4.2.1 en 4.2.2, niet zijnde uren die deel uit maken van de beroepspraktijkvorming.

  • 7. Indien in het laatste studiejaar van de basisberoepsopleiding of de vakopleiding de studieduur van de opleiding gerekend vanaf 1 september en naar boven afgerond op hele maanden minder is dan 10 maanden, worden het aantal begeleide onderwijsuren en het aantal klokuren beroepspraktijkvorming, genoemd in het derde lid, onder b, c en d en het vierde lid, in dat studiejaar evenredig verlaagd. De laatste twee volzinnen van het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Voor opleidingen waarvan op grond van artikel 7.2.4a, vierde lid, een studieduur is vastgesteld van meer dan drie volledige studiejaren wordt het onderwijsprogramma, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, naar evenredigheid verhoogd met begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming. De laatste twee volzinnen van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

P1

In artikel 7.2.8, tweede lid, onderdeel a, wordt «alsmede het aantal te volgen praktijkuren per kalenderjaar» vervangen door: alsmede het totale aantal te volgen praktijkuren en de verdeling daarvan over de studiejaren.

Q

In artikel 7.4.4a, derde lid, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

R

Artikel 7.4.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het bevoegd gezag legt de beschrijving van het onderwijsprogramma, met vermelding van het aantal begeleide onderwijsuren als bedoeld in artikel 7.2.7 per programmaonderdeel per studiejaar en het aantal klokuren beroepspraktijkvorming per studiejaar, en de regels met betrekking tot het examen tijdig voor aanvang van de opleiding vast in de onderwijs- en examenregeling van de instelling en zorgt ervoor dat deelnemers volledig en tijdig worden geïnformeerd over het onderwijsprogramma en de examens.

2. In het derde lid vervalt «voltijdse» en wordt «artikel 7.2.7, derde lid» vervangen door: artikel 7.2.7, derde, vierde, zesde, zevende en achtste lid.

3. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: In het deelnemersstatuut zijn in elk geval de nadere regels, bedoeld in artikel 8.1.7a, vierde lid, opgenomen.

S

Het opschrift van Hoofdstuk 8 komt te luiden: Hoofdstuk 8. Inschrijving, toelating, bindend studieadvies, vooropleidingseisen, voortijdig schoolverlaten, samenwerking.

T

Artikel 8.1.1, tweede tot en met achtste lid, wordt vervangen door:

  • 2. De inschrijving geschiedt voor een opleiding educatie of een onderdeel daarvan of voor een beroepsopleiding. In geval van een beroepsopleiding geschiedt de inschrijving voor een opleidingsdomein, een kwalificatiedossier of een kwalificatie. Bij de inschrijving worden alle gegevens vermeld die het bevoegd gezag nodig heeft om te kunnen voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 2.3.6a, tweede lid, of ingeval van een beroepsopleiding, artikel 2.5.5a, tweede lid.

  • 3. De toelating tot beroepsopleidingen staat voor zover het de beroepsbegeleidende leerweg betreft, uitsluitend open voor degenen voor wie de volledige leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969, is geëindigd.

  • 4. Het bevoegd gezag van een bijzondere instelling kan aangeven dat degenen die wensen te worden ingeschreven, geacht worden de grondslag en de doelstellingen van de instelling te respecteren. De inschrijving kan worden geweigerd dan wel beëindigd indien de betrokkene de grondslag en de doelstellingen van de instelling niet respecteert. De inschrijving aan een bijzondere instelling kan eveneens worden geweigerd dan wel beëindigd indien gegronde vrees bestaat dat de betrokkene van die inschrijving en de daaraan verbonden rechten misbruik zal maken door in ernstige mate afbreuk te doen aan de eigen aard van die instelling, dan wel indien is gebleken dat de betrokkene van die inschrijving en de daaraan verbonden rechten een dergelijk misbruik heeft gemaakt. De weigering dan wel beëindiging van de inschrijving geschiedt schriftelijk en is met redenen omkleed. De inschrijving kan niet worden beëindigd op grond van de tweede volzin indien voor betrokkene geen gelegenheid bestaat de opleiding aan een andere instelling te volgen.

  • 5. De inschrijving voor een opleidingsdomein kan uitsluitend geschieden voor een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg op het tweede, derde of vierde niveau, bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid.

  • 6. Bij ministeriële regeling kan een maximum worden vastgesteld voor het percentage van de deelnemers in het beroepsonderwijs dat in een jaar kan worden ingeschreven voor een opleidingsdomein.

U

Na artikel 8.1.1a worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.1b. Toelating entreeopleiding

  • 1. De toelating tot de entreeopleiding staat uitsluitend open voor degenen die niet ten minste voldoen aan de vooropleidingseisen van de basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 8.2.1, vierde lid, en op wie paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is, met uitzondering van degenen ten aanzien van wie toepassing is gegeven aan artikel 3b van de Leerplichtwet 1969.

  • 2. Het bevoegd gezag kan de toelating tot de entreeopleiding slechts weigeren indien diegene die om toelating verzoekt in de afgelopen twee studiejaren bij een instelling was ingeschreven voor een entreeopleiding.

Artikel 8.1.1c. Toelating basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding en specialistenopleiding

Het bevoegd gezag beslist over de toelating tot de basisberoepsopleiding, de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding. Het bevoegd gezag kan bepalen dat de in de eerste volzin bedoelde bevoegdheid onder zijn verantwoordelijkheid wordt uitgeoefend door een door het bevoegd gezag in te stellen toelatingscommissie. Het bevoegd gezag regelt de omvang, werkzaamheden en bevoegdheden van de toelatingscommissie.

Artikel 8.1.1d. Toelating opleiding educatie

  • 1. De toelating tot opleidingen educatie staat uitsluitend open voor volwassenen. De toelating tot de opleidingen educatie, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdelen c en d, staat tot een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip niet open voor volwassenen die:

    • a. inburgeringsplichtig zijn in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van de Wet inburgering,

    • b. behoren tot de categorie personen voor wie bij regeling van Onze Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel per 1 januari 2007 een voorziening in het kader van inburgering is getroffen en die niet in het kader van die regeling het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering, hebben afgelegd, of

    • c. vrijwillige inburgeraar zijn in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel r, van de Wet inburgering en die niet het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering, hebben afgelegd.

  • 2. Het bevoegd gezag neemt bij de toelating tot opleidingen educatie de overeenkomst, bedoeld in artikel 2.3.4, in acht.

V

Artikel 8.1.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervallen de woorden «het voltijdse of deeltijdse karakter,».

2. Aan het slot van onderdeel e vervalt «en».

3. In onderdeel f wordt de eindpunt vervangen door «, en» en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.

W

In artikel 8.1.7, negende lid, onderdeel a, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

X

Na artikel 8.1.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.7a. Bindend studieadvies

  • 1. Het bevoegd gezag brengt aan iedere deelnemer die is ingeschreven in een entreeopleiding uiterlijk binnen vier kalendermaanden na aanvang van de opleiding advies uit over de voortzetting van zijn opleiding.

  • 2. Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het bevoegd gezag een besluit tot ontbinding van de onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel 8.1.3, verbinden. De ontbinding is slechts gerechtvaardigd indien de deelnemer naar het oordeel van het bevoegd gezag, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering heeft gemaakt in de opleiding. Het bevoegd gezag kan van de bevoegdheid krachtens dit lid slechts gebruikmaken indien het gezorgd heeft voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede voortgang van de opleiding zijn gewaarborgd.

  • 3. Van de deelnemer waarvan de onderwijsovereenkomst op grond van het tweede lid is ontbonden, wordt de inschrijving voor de desbetreffende entreeopleiding aan de betrokken instelling beëindigd. De deelnemer kan niet opnieuw aan die instelling voor die opleiding worden ingeschreven.

  • 4. Het bevoegd gezag stelt ter uitvoering van de voorgaande leden nadere regels vast. Deze regels hebben in elk geval betrekking op de te behalen studieresultaten en de voorzieningen, bedoeld in het tweede lid.

  • 5. Tegen het advies, bedoeld in het eerste lid, staat binnen twee weken na het uitbrengen van het advies, beroep open bij de Commissie van beroep voor de examens, bedoeld in artikel 7.5.1. De artikelen 7.5.1 tot en met 7.5.4 zijn van overeenkomstige toepassing.

Y

Artikel 8.2.1 komt te luiden:

Artikel 8.2.1. Vooropleidingseisen

  • 1. Vereiste voor toelating tot een middenkaderopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde krachtens artikel 8.2.2 het bezit van:

    • a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg,

    • b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de theoretische leerweg,

    • c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg,

    • d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen,

    • e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of bewijsstuk,

    • f. een diploma basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel b, of

    • g. een diploma vakopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c.

  • 2. Vereiste voor inschrijving voor een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, is het bezit van een diploma vakopleiding voor eenzelfde beroep of beroepencategorie.

  • 3. Vereiste voor toelating tot een vakopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde krachtens artikel 8.2.2 het bezit van:

    • a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg,

    • b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de theoretische leerweg,

    • c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg,

    • d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen,

    • e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of bewijsstuk, of

    • f. een diploma basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel b.

  • 4. Vereiste voor toelating tot een basisberoepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde krachtens artikel 8.2.2 het bezit van:

    • a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg,

    • b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de theoretische leerweg,

    • c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg,

    • d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen,

    • e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of bewijsstuk, of

    • f. een diploma entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel a.

  • 5. Voor de toelating tot een opleiding educatie gelden geen vooropleidingseisen.

  • 6. Het bevoegd gezag kan in bijzondere gevallen personen die niet voldoen aan de vooropleidingseis voor een basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding of specialistenopleiding, vrijstellen van die vooropleidingseis, indien zij bij een onderzoek hebben blijk gegeven van geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs.

  • 7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op examendeelnemers als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid.

Z

In artikel 8.2.2, eerste lid wordt «ingeschreven voor» vervangen door «toegelaten tot» en wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de diploma’s van beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met c, ingeval van doorstroom van een lager naar een hoger niveau als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, met dien verstande dat er geen sprake is van een voorstel van organisaties in het voortgezet onderwijs.

AA

Het opschrift van Hoofdstuk 8, Titel 4, komt te luiden: Titel 4. Samenwerking in verband met leer-werktrajecten vmbo en entreeopleiding in het vmbo.

BB

Artikel 8.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 8.4.2. Samenwerkingsovereenkomst entreeopleiding in het vmbo.

2. In het eerste lid wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

BB1

Aan artikel 8a.2.2, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. het onderwijsprogramma indien dit minder uren als bedoeld in artikel 7.2.7, derde of vierde lid, omvat.

CC

Aan artikel 9.1.5, tweede lid, worden de volgende volzinnen toegevoegd:

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald onder welke voorwaarden toepassing kan worden gegeven aan de eerste volzin. Indien daaraan toepassing wordt gegeven, doet het bevoegd gezag hiervan melding aan Onze Minister.

DD

In artikel 9.2.1, vierde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Bij ministeriële regeling kan worden bepaald onder welke voorwaarden toepassing kan worden gegeven aan de eerste volzin. Indien daaraan toepassing wordt gegeven, doet het bevoegd gezag hiervan melding aan Onze Minister.

EE

In hoofdstuk 12 wordt na titel 4 een titel ingevoegd, luidende:

TITEL 4a. BEROEPSOPLEIDINGEN OUDE STIJL

Artikel 12.4a.1. Beëindiging inschrijvingen beroepsopleidingen oude stijl

De deelnemer die in het studiejaar voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel stond ingeschreven voor een beroepsopleiding wordt door het bevoegd gezag in de gelegenheid gesteld deze opleiding te voltooien uiterlijk in het studiejaar volgend op het studiejaar waarin de voor hem geldende studieduur is verstreken. Hierop zijn de artikelen 7.2.2, eerste tot en met derde lid, 7.2.4, achtste en negende lid, 7.2.7 en 12.4a.2 van toepassing zoals die artikelen luidden vóór dat tijdstip.

Artikel 12.4a.2. Beroepsbegeleidende leerweg
  • 1. In afwijking van artikel 7.2.7, derde en vijfde lid, verzorgt het bevoegd gezag voor de deelnemer aan een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg een onderwijsprogramma dat elk studiejaar ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren voor de beroepspraktijkvorming. Begeleide onderwijsuren zijn klokuren waarin onderwijs wordt gegeven onder verantwoordelijkheid en met actieve betrokkenheid van onderwijspersoneel als bedoeld in de artikelen 4.2.1 en 4.2.2, niet zijnde uren die deel uit maken van de beroepspraktijkvorming. Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma verzorgen dat minder uren omvat dan de genoemde aantallen mits de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is. In het geval het onderwijsprogramma minder uren omvat, heeft de deelnemersraad, bedoeld in artikel 8a.1.2, instemmingsbevoegdheid met betrekking tot een voorgenomen besluit daartoe en legt het bevoegd gezag hierover verantwoording af in het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.5.4 dan wel, bij toepassing van artikel 1.4.1, eerste lid, in het verslag, bedoeld in artikel 1.4.1, derde lid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de deelnemer die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel stond ingeschreven aan een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg en deze opleiding na dat tijdstip voortzet.

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10b6, eerste lid, onderdeel e, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

B

Artikel 10b8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 10b8. Entreeopleiding in het vmbo.

2. In het eerste lid tot en het met het vijfde lid wordt «assistentopleiding» telkens vervangen door «entreeopleiding» en wordt «8.1.1, vierde lid, vervangen door: 8.1.1, vijfde lid, .

C

Artikel 10b9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 10b9. Samenwerkingsovereenkomst entreeopleiding in het vmbo.

2. In het eerste en tweede lid wordt «assistentopleiding» telkens vervangen door: entreeopleiding.

D

In artikel 10f, derde lid, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

E

In artikel 33b wordt «assistentopleiding» telkens vervangen door: entreeopleiding.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET STUDIEFINANCIERING 2000

In artikel 1:1 van de Wet studiefinanciering 2000 wordt in de begripsomschrijving van «opleiding niveau 1 of 2» «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

ARTIKEL IV. WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 2.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.7a. Rijksbijdrage en private activiteiten

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de besteding van de rijksbijdrage aan private activiteiten ten behoeve van het onderwijs of het onderzoek.

ARTIKEL V. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS BES

De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1.1 vervallen de begripsbepalingen «beroepsbegeleidende leerweg», «beroepsopleidende leerweg», «deeltijdse beroepsopleiding» en «voltijdse beroepsopleiding» en worden de volgende begripsbepalingen volgens alfabetische volgorde ingevoegd:

beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg:

beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.6, derde lid;

beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg:

beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.6, vierde lid;.

B

In artikel 1.1.2 wordt «8.1.1» telkens vervangen door: 8.1.1 tot en met 8.1.1c.

C

Artikel 1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een beroepsopleiding» vervangen door: een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg of een beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg.

1a. Aan het derde lid, onderdeel b, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: met uitzondering van artikel 7.2.4a, derde lid, mits het aantal begeleide onderwijsuren en het aantal uren beroepspraktijkvorming op grond van de studieduur, naar evenredigheid ten minste gelijk is aan het aantal uren, bedoeld in artikel 7.2.6, tweede tot en met vierde lid,.

2. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Het eerste tot en met achtste lid zijn van overeenkomstige toepassing op een beroepsopleiding in andere dan in het eerste lid genoemde leerwegen, met dien verstande dat voor die opleiding artikel 7.2.2, tweede lid, niet van toepassing is en ten aanzien van het onderwijs artikel 7.2.6, eerste lid, niet in acht behoeft te worden genomen voor wat betreft de eisen met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming en artikel 7.2.6, tweede tot en met achtste lid, niet in acht behoeft te worden genomen.

D

In artikel 2.1.1, eerste lid, wordt «een beroepsopleiding» vervangen door: een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg of een beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg.

E

Artikel 2.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede en derde lid wordt «de instroom van deelnemers» vervangen door: het aantal ingeschreven deelnemers.

2. Het derde en vijfde lid vervallen onder vernummering van het vierde en zesde lid tot derde onderscheidenlijk vierde lid.

3. Het nieuwe derde lid komt te luiden:

  • 3. Voor de toepassing van de maatstaf, bedoeld in het tweede lid, geldt inschrijving van een deelnemer voor twee of meer beroepsopleidingen in enig studiejaar als inschrijving voor één beroepsopleiding.

4. In het nieuwe vierde lid wordt «en naar opleidingen» vervangen door:, naar opleidingen, naar verblijfsduur van een deelnemer in één of meer opleidingen en naar soorten van instellingen.

F

In artikel 2.2.5, eerste lid, wordt in de tweede volzin na «berekend» toegevoegd: en vermeldt daarbij afzonderlijk het bedrag voor de entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a.

G

Na artikel 2.2.5 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2.2.5a. Rijksbijdrage en private activiteiten

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de besteding van de rijksbijdrage aan private activiteiten ten behoeve van het onderwijs.

H

Artikel 6.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «beroepsopleiding» vervangen door «beroepsopleiding in de beroepsopleidende of beroepsbegeleidende leerweg» en wordt in onderdeel b «artikel 1.4.1, eerste lid» vervangen door «artikel 1.4.1, derde lid».

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een beroepsopleiding in een andere leerweg als bedoeld in artikel 1.4.1, negende lid.

I

In artikel 7.1.1 wordt «assistentopleiding» telkens vervangen door: entreeopleiding.

I1

In artikel 7.1.2, tweede lid, wordt na «hoofdstuk 7, titel 2,» ingevoegd: onverminderd artikel 1.4.1, negende lid,.

J

Artikel 7.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de entreeopleiding,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De in het eerste lid bedoelde opleidingen kunnen worden verzorgd in de beroepsopleidende leerweg en de beroepsbegeleidende leerweg.

3. In het derde lid wordt «assistentopleidingen» vervangen door: entreeopleidingen.

4. Het vierde lid vervalt.

K

Na artikel 7.2.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.2.4a Studieduur opleidingen

  • 1. Het bevoegd gezag stelt de studieduur van de opleiding vast met inachtneming van de bij of krachtens het tweede en derde lid gestelde regels.

  • 2. De studieduur van de opleiding wordt uitgedrukt in volledige studiejaren of gedeelten daarvan. Eén volledig studiejaar heeft een studielast van ten minste 1600 klokuren.

  • 3. De studieduur bedraagt:

    • a. één volledig studiejaar voor de entreeopleiding;

    • b. ten minste één en ten hoogste twee volledige studiejaren voor de basisberoepsopleiding;

    • c. ten minste twee en ten hoogste drie volledige studiejaren voor de vakopleiding; d. drie volledige studiejaren voor de middenkaderopleiding;

    • e. één volledig studiejaar voor de specialistenopleiding.

  • 4. Indien dit in verband met de aard van de opleiding noodzakelijk is, kan Onze Minister bij ministeriële regeling bepalen dat voor de middenkaderopleiding een langere studieduur kan worden vastgesteld. Onze Minister geeft daarbij de betreffende opleiding aan en het aantal volledige studiejaren of gedeelten daarvan die de studieduur van die opleiding ten hoogste mag bedragen.

L

Artikel 7.2.6 komt als volgt te luiden:

Artikel 7.2.6. Inrichting beroepsopleidingen

  • 1. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat beroepsopleidingen zodanig zijn ingericht dat deelnemers, ongeacht of zij eerst worden ingeschreven voor een opleidingsdomein of voor een kwalificatiedossier, de kwalificatie binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken en dat het onderwijsprogramma evenwichtig is ingedeeld, alsmede voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming omvat.

  • 2. Beroepsopleidingen in de beroepsopleidende leerweg en in de beroepsbegeleidende leerweg zijn voltijds ingericht en hebben per volledig studiejaar een studielast van ten minste 1600 klokuren.

  • 3. Het onderwijsprogramma voor een opleiding in de beroepsopleidende leerweg voldoet aan de eisen met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, bedoeld in het eerste lid, indien het bevoegd gezag voor de deelnemer een onderwijsprogramma verzorgt dat:

    • a. voor de entreeopleiding ten minste 1000 klokuren omvat waarvan ten minste 600 begeleide onderwijsuren;

    • b. voor een eenjarige basisberoepsopleiding en voor de specialistenopleiding ten minste 1000 klokuren omvat, waarvan ten minste 700 begeleide onderwijsuren en ten minste 250 klokuren beroepspraktijkvorming;

    • c. voor een tweejarige basisberoepsopleiding en voor een tweejarige vakopleiding ten minste 2000 klokuren omvat, waarvan ten minste 1250 begeleide onderwijsuren en ten minste 450 klokuren beroepspraktijkvorming, met dien verstande dat in het eerste studiejaar ten minste 700 begeleide onderwijsuren worden verzorgd;

    • d. voor een driejarige vakopleiding en de middenkaderopleiding ten minste 3000 klokuren omvat, waarvan ten minste 1800 begeleide onderwijsuren en ten minste 900 klokuren beroepspraktijkvorming, met dien verstande dat in het eerste studiejaar ten minste 700 begeleide onderwijsuren worden verzorgd.

    Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma verzorgen dat minder uren omvat dan de onder a tot en met d genoemde aantallen mits de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is. In het geval het onderwijsprogramma minder uren omvat, legt het bevoegd gezag hierover verantwoording af in het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.3.2 dan wel, bij toepassing van artikel 1.4.1, eerste lid, in het verslag, bedoeld in artikel 1.4.1, zevende lid.

  • 4. Het onderwijsprogramma voor een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg voldoet aan de eisen met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, bedoeld in het eerste lid, indien het bevoegd gezag voor de deelnemer een onderwijsprogramma verzorgt dat elk studiejaar ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren beroepspraktijkvorming. Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma verzorgen dat minder uren omvat dan de genoemde aantallen mits de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is. In het geval het onderwijsprogramma minder uren omvat, legt het bevoegd gezag hierover verantwoording af in het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.3.2 dan wel, bij toepassing van artikel 1.4.1, eerste lid, in het verslag, bedoeld in artikel 1.4.1, zevende lid.

  • 5. Het onderwijsprogramma, bedoeld in het derde en vierde lid, omvat alle onderwijsactiviteiten, gericht op het bereiken van de onderwijs- en vormingsdoelen van de opleiding, waaraan door de deelnemer wordt deelgenomen onder verantwoordelijkheid en toezicht van het bevoegd gezag en bestaat uitsluitend uit begeleide onderwijsuren en beroepspraktijkvorming.

  • 6. De begeleide onderwijsuren, bedoeld in het eerste, derde, vierde en vijfde lid, zijn klokuren waarin onderwijs wordt gegeven onder verantwoordelijkheid en met actieve betrokkenheid van onderwijspersoneel als bedoeld in de artikelen 4.2.1 en 4.2.2, niet zijnde uren die deel uit maken van de beroepspraktijkvorming.

  • 7. Indien in het laatste studiejaar van de basisberoepsopleiding of de vakopleiding de studieduur van de opleiding gerekend vanaf 1 september en naar boven afgerond op hele maanden minder is dan 10 maanden, worden het aantal begeleide onderwijsuren en het aantal klokuren beroepspraktijkvorming, genoemd in het derde lid, onder b, c en d en het vierde lid, in dat studiejaar evenredig verlaagd. De laatste twee volzinnen van het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Voor opleidingen waarvan op grond van artikel 7.2.4a, vierde lid, een studieduur is vastgesteld van meer dan drie volledige studiejaren wordt het onderwijsprogramma, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, naar evenredigheid verhoogd met begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming. De laatste twee volzinnen van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

L1

In artikel 7.2.7, tweede lid, onder a, wordt «alsmede het aantal te volgen praktijkuren per jaar» vervangen door: alsmede het totale aantal te volgen praktijkuren en de verdeling daarvan over de studiejaren.

M

In artikel 7.4.6, derde lid, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

N

Artikel 8.1.1, vierde tot en met tiende lid, wordt vervangen door:

  • 4. De inschrijving geschiedt voor een opleiding educatie of een onderdeel daarvan of voor een beroepsopleiding. Indien het verzoek om inschrijving betrekking heeft op een beroepsopleiding, wordt daarbij aangegeven op welke leerweg het verzoek van toepassing is.

  • 5. De toelating tot beroepsopleidingen staat voor zover het de beroepsbegeleidende leerweg betreft, uitsluitend open voor degenen voor wie de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet BES, is geëindigd.

  • 6. Het bevoegd gezag van een bijzondere instelling kan aangeven dat degenen die wensen te worden ingeschreven, geacht worden de grondslag en de doelstellingen van de instelling te respecteren. De inschrijving kan worden geweigerd dan wel beëindigd indien de betrokkene de grondslag en de doelstellingen van de instelling niet respecteert. De inschrijving aan een bijzondere instelling kan eveneens worden geweigerd dan wel beëindigd indien gegronde vrees bestaat dat de betrokkene van die inschrijving en de daaraan verbonden rechten misbruik zal maken door in ernstige mate afbreuk te doen aan de eigen aard van die instelling, dan wel indien is gebleken dat de betrokkene van die inschrijving en de daaraan verbonden rechten een dergelijk misbruik heeft gemaakt. De weigering dan wel beëindiging van de inschrijving geschiedt schriftelijk en is met redenen omkleed. De inschrijving kan niet worden beëindigd op grond van de tweede volzin indien voor betrokkene geen gelegenheid bestaat de opleiding aan een andere instelling te volgen.

  • 7. De inschrijving voor een opleidingsdomein BES kan uitsluitend geschieden voor een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg op het tweede, derde of vierde niveau, bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid.

  • 8. Bij ministeriële regeling kan een maximum worden vastgesteld voor het percentage van de deelnemers in het beroepsonderwijs dat in een jaar kan worden ingeschreven voor een opleidingsdomein BES.

O

Na artikel 8.1.1 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.1a. Toelating entreeopleiding

  • 1. De toelating tot de entreeopleiding staat uitsluitend open voor degenen die niet ten minste voldoen aan de vooropleidingseisen van de basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 8.2.1, vierde lid, en waarop paragraaf 2 van de Leerplichtwet BES niet meer van toepassing is, met uitzondering van degenen ten aanzien van wie toepassing is gegeven aan artikel 9 van de Leerplichtwet BES.

  • 2. Het bevoegd gezag kan de toelating tot de entreeopleiding slechts weigeren indien diegene die om toelating verzoekt in de afgelopen twee studiejaren bij een instelling was toegelaten tot een entreeopleiding.

Artikel 8.1.1b. Toelating basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding en specialistenopleiding

Het bevoegd gezag beslist over de toelating tot de basisberoepsopleiding, de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding. Het bevoegd gezag kan bepalen dat de in de eerste volzin bedoelde bevoegdheid onder zijn verantwoordelijkheid wordt uitgeoefend door een door het bevoegd gezag in te stellen toelatingscommissie. Het bevoegd gezag regelt de omvang, werkzaamheden en bevoegdheden van de toelatingscommissie.

Artikel 8.1.1c. Toelating opleiding educatie

De toelating tot opleidingen educatie staat uitsluitend open voor volwassenen.

P

Artikel 8.1.5, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervallen de woorden «het voltijdse of deeltijdse karakter,».

2. In onderdeel b wordt «, en» vervangen door een komma, wordt in onderdeel c de eindpunt vervangen door «, en» en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.

Q

In artikel 8.1.7, negende lid, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

R

Na artikel 8.1.7. wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.7a. Bindend studieadvies

  • 1. Het bevoegd gezag brengt aan iedere deelnemer die is ingeschreven in een entreeopleiding uiterlijk binnen vier kalendermaanden na aanvang van de opleiding advies uit over de voortzetting van zijn opleiding.

  • 2. Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het bevoegd gezag een besluit tot ontbinding van de onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel 8.1.5, verbinden. De ontbinding is slechts gerechtvaardigd indien de deelnemer naar het oordeel van het bevoegd gezag, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering heeft gemaakt in de opleiding. Het bevoegd gezag kan van de bevoegdheid krachtens dit lid slechts gebruikmaken indien het gezorgd heeft voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede voortgang van de opleiding zijn gewaarborgd.

  • 3. Van de deelnemer waarvan de onderwijsovereenkomst op grond van het tweede lid is ontbonden, wordt de inschrijving voor de desbetreffende entreeopleiding aan de betrokken instelling beëindigd. De deelnemer kan niet opnieuw aan die instelling voor die opleiding worden ingeschreven.

  • 4. Het bevoegd gezag stelt ter uitvoering van de voorgaande leden nadere regels vast. Deze regels hebben in elk geval betrekking op de te behalen studieresultaten en de voorzieningen, bedoeld in het tweede lid.

  • 5. Tegen het advies, bedoeld in het eerste lid, staat binnen twee weken na het uitbrengen van het advies, beroep open bij de Commissie van beroep voor de examens, bedoeld in artikel 7.5.1. Artikel 7.5.2 is van overeenkomstige toepassing.

S

Artikel 8.2.1 komt te luiden:

Artikel 8.2.1. Vooropleidingseisen

  • 1. Vereiste voor inschrijving voor een middenkaderopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde krachtens artikel 8.2.2 het bezit van:

    • a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg,

    • b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de theoretische leerweg,

    • c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg,

    • d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen,

    • e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of bewijsstuk,

    • f. een diploma basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel b, of

    • g. een diploma vakopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c.

  • 2. Vereiste voor inschrijving voor een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, is het bezit van een diploma vakopleiding voor eenzelfde beroep of beroepencategorie.

  • 3. Vereiste voor inschrijving voor een vakopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde krachtens artikel 8.2.2 het bezit van:

    • a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg,

    • b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de theoretische leerweg,

    • c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg,

    • d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen,

    • e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of bewijsstuk, of

    • f. een diploma basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel b.

  • 4. Vereiste voor inschrijving voor een basisberoepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde krachtens artikel 8.2.2 het bezit van:

    • a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg,

    • b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de theoretische leerweg,

    • c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg,

    • d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen,

    • e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of bewijsstuk, of

    • f. een diploma entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel a.

  • 5. Voor de inschrijving voor een opleiding educatie gelden geen vooropleidingseisen.

  • 6. Het bevoegd gezag kan in bijzondere gevallen personen die niet voldoen aan de vooropleidingseis voor een basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding of specialistenopleiding, vrijstellen van die vooropleidingseis, indien zij bij een onderzoek hebben blijk gegeven van geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs.

  • 7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op examendeelnemers als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid.

T

In artikel 8.2.2, eerste lid, wordt «ingeschreven voor» vervangen door «toegelaten tot» en wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de diploma van beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met c, ingeval van doorstroom van een lager naar een hoger niveau als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, met dien verstande dat er geen sprake is van een voorstel van organisaties in het voortgezet onderwijs.

U

Het opschrift van Hoofdstuk 8, Titel 4, komt te luiden: Samenwerking in verband met leer-werktrajecten vmbo en entreeopleiding in het vmbo.

V

Artikel 8.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Samenwerkingsovereenkomst entreeopleiding in het vmbo.

2. In het eerste lid wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

W

Na artikel 11.6b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11.6c. Beëindiging inschrijvingen beroepsopleidingen oude stijl

De deelnemer die in het studiejaar voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel stond ingeschreven voor een beroepsopleiding wordt door het bevoegd gezag in de gelegenheid gesteld deze opleiding te voltooien uiterlijk in het studiejaar volgend op het studiejaar waarin de voor hem geldende studieduur is verstreken. Hierop zijn de artikelen 7.2.2, eerste tot en met derde lid, en 7.2.6 van toepassing zoals die artikelen luidden vóór dat tijdstip.

ARTIKEL VI. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24, eerste lid, onderdeel e, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

B

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 26. Entreeopleiding in het vmbo.

2. In het eerste lid tot en het met het vijfde lid wordt «assistentopleiding» telkens vervangen door «entreeopleiding» en «8.1.1, zesde lid,» vervangen door: 8.1.1, vijfde lid,.

C

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 27. Samenwerkingsovereenkomst entreeopleiding in het vmbo.

2. In het eerste en tweede lid wordt «assistentopleiding» telkens vervangen door: entreeopleiding.

D

In artikel 31, derde lid, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

E

In artikel 82 wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

ARTIKEL VII. WIJZIGING WET STUDIEFINANCIERING BES

In artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering BES wordt in de begripsomschrijving van «opleiding niveau 1 of 2» «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

ARTIKEL VIII. SAMENLOOP MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN ONDER MEER DE WET OP DE EXPERTISECENTRA IN VERBAND MET DE KWALITEIT VAN HET SPECIAAL EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juni 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 32 812) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdelen A en F, van die wet eerder in werking zijn getreden of treden dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treden als artikel I, onderdeel M, van deze wet, wordt na artikel II, van deze wet een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, achtste lid, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

B

In artikel 14c, eerste lid, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juni 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 32 812) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdelen A en F, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel M, van deze wet, wordt in artikel I, onderdelen A en F, van die wet «assistentopleiding» telkens vervangen door: entreeopleiding.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juni 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 32 812) tot wet is of wordt verheven en artikel III, onderdeel D, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel BB, van deze wet, wordt na artikel I, onderdeel BB, van deze wet een onderdeel toegevoegd, luidende:

BB1

1. In het opschrift van Hoofdstuk 8, Titel 5, wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

2. In het opschrift en het eerste lid van artikel 8.5.2 wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

4. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juni 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 32 812) tot wet is of wordt verheven en artikel III, onderdeel D, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel BB, van deze wet, worden in artikel III, onderdeel D, van die wet de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift van titel 5 wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

2. In het opschrift en het eerste lid van artikel 8.5.2 wordt «assistentopleiding» vervangen door: entreeopleiding.

ARTIKEL IX. SAMENLOOP MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN ENKELE ONDERWIJSWETTEN IN VERBAND MET EEN HERZIENING VAN DE ORGANISATIE EN FINANCIERING VAN DE ONDERSTEUNING VAN LEERLINGEN IN HET BASISONDERWIJS, SPECIAAL EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS EN BEROEPSONDERWIJS

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en beroepsonderwijs (Kamerstukken 33 106) tot wet is of wordt verheven en artikel IV, onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel H, van deze wet, vervalt artikel I, onderdeel H, van deze wet.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en beroepsonderwijs (Kamerstukken 33 106) tot wet is of wordt verheven en artikel IV, onderdeel C, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel V, van deze wet, komt artikel I, onderdeel V, van deze wet te luiden:

V

Artikel 8.1.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervallen de woorden «het voltijdse of deeltijdse karakter,».

2. Aan het slot van onderdeel f vervalt «en».

3. In onderdeel g wordt de punt aan het slot vervangen door «, en» en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en beroepsonderwijs (Kamerstukken 33 106) tot wet is of wordt verheven en artikel IV, onderdeel C, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel V, van deze wet, komt artikel IV, onderdeel C, van die wet te luiden:

C

Artikel 8.1.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel g wordt geletterd h en na onderdeel f wordt een nieuw onderdeel g ingevoegd, luidende:

  • g. indien sprake is van een gehandicapte deelnemer, de extra ondersteuning die voortvloeit uit zijn handicap, en.

ARTIKEL X. SAMENLOOP MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE WET INBURGERING EN ENKELE ANDERE WETTEN IN VERBAND MET DE VERSTERKING VAN DE EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE INBURGERINGSPLICHTIGE

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 14 november 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Kamerstukken 33 086), tot wet is of wordt verheven, en artikel III van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel U, van deze wet, komt in artikel I, onderdeel U, artikel 8.1.1d als volgt te luiden:

Artikel 8.1.1d. Toelating opleiding educatie

De toelating tot opleidingen educatie staat uitsluitend open voor volwassenen. De toelating tot de opleidingen educatie, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdelen c tot en met e, staat niet open voor volwassenen die inburgeringsplichtig zijn in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van de Wet inburgering. Het bevoegd gezag neemt bij de toelating tot opleidingen educatie de overeenkomst, bedoeld in artikel 2.3.4, in acht.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 14 november 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Kamerstukken 33 086), tot wet is of wordt verheven, en artikel III van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel U, van deze wet, komt artikel III van die wet als volgt te luiden:

ARTIKEL III

Artikel 8.1.1d van de Wet educatie en beroepsonderwijs komt te luiden:

Artikel 8.1.1d. Toelating opleiding educatie

De toelating tot opleidingen educatie staat uitsluitend open voor volwassenen. De toelating tot de opleidingen educatie, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdelen c tot en met e, staat niet open voor volwassenen die inburgeringsplichtig zijn in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van de Wet inburgering. Het bevoegd gezag neemt bij de toelating tot opleidingen educatie de overeenkomst, bedoeld in artikel 2.3.4, in acht.

ARTIKEL XI. SAMENLOOP MET DE WET VAN 10 MEI 2012 TOT WIJZIGING VAN ONDER MEER DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS EN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS IN VERBAND MET DE SAMENWERKING TUSSEN ONBEKOSTIGD VOORTGEZET ONDERWIJS EN VOORTGEZET ALGEMEEN VOLWASSENENONDERWIJS

1. Indien artikel II, onderdeel A, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel C1, van deze wet, wordt in artikel II, onderdeel A, van die wet «artikel 8.1.1, zesde lid, eerste volzin» vervangen door: artikel 8.1.1d, eerste volzin.

2. Indien artikel II, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel U, artikel 8.1.1d, van deze wet, wordt in artikel I, na onderdeel C1, een onderdeel ingevoegd, luidende:

C2

In artikel 1.4a.2, eerste lid, wordt «artikel 8.1.1, zesde lid, eerste volzin» vervangen door: artikel 8.1.1d, eerste volzin.

3. Indien artikel II, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan artikel I, onderdeel U, artikel 8.1.1d, van deze wet, wordt in artikel II, onderdeel B, artikel 1.4a.2, eerste lid, van die wet «artikel 8.1.1, zesde lid, eerste volzin» vervangen door: artikel 8.1.1d, eerste volzin.

4. Indien artikel IV, onderdeel A, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel V, na onderdeel C, een onderdeel ingevoegd, luidende:

C1

In artikel 1.4.2, derde lid, wordt «artikel 8.1.1, achtste lid» vervangen door: artikel 8.1.1c.

5. Indien artikel IV, onderdeel A, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel IV, onderdeel A, van die wet, «artikel 8.1.1, achtste lid» vervangen door: artikel 8.1.1c.

6. Indien artikel IV, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel IV, onderdeel B, artikel 8.1.2a, eerste lid, van die wet, «artikel 8.1.1, achtste lid» vervangen door: artikel 8.1.1c.

7. Indien artikel IV, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel V, na onderdeel O, een onderdeel ingevoegd, luidende:

O1

In artikel 8.1.2a, eerste lid, wordt «artikel 8.1.1, achtste lid» vervangen door: artikel 8.1.1c.

ARTIKEL XIA

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken binnen twee jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel P, respectievelijk artikel V, onderdeel L van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de in artikel 7.2.7, derde en vierde lid, Wet educatie en beroepsonderwijs, respectievelijk artikel 7.2.6, derde en vierde lid, Wet educatie en beroepsonderwijs BES, opgenomen normen.

ARTIKEL XII. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Artikel 12.4a.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs vervalt op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel P, van deze wet in werking treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 26 juni 2013

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Uitgegeven de twaalfde juli 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 187

Naar boven