Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2003 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (29328).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Gisteren hebben wij gesproken over de begroting voor 2004 van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Vandaag wil ik op een aantal punten van dat debat terugkomen. Die betreffen de onderuitputting in verband met schuldkwijtschelding. Voor de heer Zalm betekent die onderuitputting een tegenvaller van ongeveer 300 mln euro en voor mevrouw Van Ardenne een meevaller van 300 mln. De fractie van GroenLinks stelt zich op het principiële standpunt dat het onacceptabel is dat premies voor exportkredietverzekeringen niet worden aangewend voor schuldkwijtschelding. Dit is namelijk nadelig voor de arme landen, omdat zodoende minder geld beschikbaar is voor het ODA-budget. Evenals mijn collega Vendrik dat gisteren deed, noem ik dat pervers. Als ik de woorden die de heer Zalm gisteren gebruikte bij de bespreking van de Najaarsnota goed heb begrepen, heeft mevrouw Van Ardenne voor het eind van het jaar 300 mln euro meer te besteden.

Het vreemde is dat wij dit bedrag niet terug kunnen vinden, noch in de Najaarsnota noch in de tweede suppletore begroting. Dat verbaast ons. GroenLinks is natuurlijk blij dat er nu extra geld beschikbaar is, maar dat laat onverlet dat deze gang van zaken geen recht doet aan een goede bestedingssystematiek van het departement.

Eigenlijk zijn er twee mogelijkheden. De ene is dat de minister reeds eerder wist dat zij die 300 mln euro niet hoefde te betalen. Als dat zo is, is de vraag of zij heeft nagegaan waaraan dit bedrag wel zou moeten worden besteed. Echter, noch bij de behandeling van de begroting noch bij de behandeling van de Voorjaarsnota is dat gezegd. De Kamer is hierover dus niet geïnformeerd.

De tweede mogelijkheid is dat de minister pas sinds kort weet dat zij 300 mln extra kan besteden voor andere programma's in het kader van ontwikkelingssamenwerking. In dat geval is de vraag waaraan zij denkt. Waaraan wil zij het geld uitgeven? Waaraan geeft zij prioriteit?

Kortom, voorzitter, er leven bij ons heel veel vragen en wij weten echt niet op welke manier deze kwestie wordt opgelost. Zal het de minister lukken om voor het eind van het jaar iets te doen met deze klap aan geld? Zo ja, waarvoor wil zij het precies uitgeven? Als het niet lukt dit geld ergens aan te besteden, vloeit het dan terug naar de algemene middelen? Hoe groot is de kans op onderuitputting? Wat zal naar de verwachting van de minister uiteindelijk het percentage van het BNP zijn dat aan ODA wordt besteed? Wat vindt de minister van de huidige begrotingssystematiek? Die zorgt ervoor dat er grote kans is dat aan het eind van elk jaar ineens een bulk geld snel moet worden weggezet. Mij lijkt dit de kwaliteit van de besteding niet ten goede komen.

Voorzitter. De minister kan maar beter met een duidelijk en goed antwoord komen. Wij dienen namelijk bij het beoordelen van het ontwikkelingsbudget te weten op basis van welke systematiek het geld wordt uitgegeven.

Tot slot heb ik nog een vraag over de exportkredietfaciliteit voor Irak. Ik begrijp dat het voortouw vooralsnog bij het ministerie van Financiën ligt. De heer Zalm sprak over een kleine faciliteit met een heel laag plafond. Dat maakt de faciliteit echter niet minder onwenselijk. Wil de minister voor Ontwikkelingssamenwerking toezeggen dat schulden die eventueel uit deze faciliteit voortvloeien, in ieder geval niet ten laste zullen komen van het ODA-budget of het Development fund for Iraq. Niet Nederlandse bedrijven, maar de bevolking van Irak zou van dit fonds moeten kunnen profiteren.

Ik heb trouwens een motie voorbereid voor het geval de minister niet goed duidelijk kan maken hoe het met die 300 mln zit.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Voorzitter. Mevrouw Karimi heeft naar aanleiding van de suppletoire begroting 2003 om te beginnen informatie gevraagd over de eventuele onderuitputting en de eventuele meevaller als gevolg van het niet hoeven betalen van 300 mln voor schuldkwijtschelding via EKI. De Kamer weet dat wij deze zomer, dus halverwege het begrotingsjaar, geconfronteerd werden met deze post en dat wij deze al voor 2003 op de begroting moesten zetten. Wij hadden evenwel een goedgekeurde begroting en wij hadden ons gecommitteerd aan programma's, uitgaven enz. Wij hebben vervolgens gekeken naar de realiteit van die 300 mln. Zoals wij er toen tegen aankeken, dachten wij dat zo'n 70 mln van die 300 mln hard zou kunnen zijn. Lopende het jaar hadden wij namelijk ook al een aantal schuldkwijtscheldingen te doen voor een bedrag van ruim 200 mln. Dat bedrag loopt de komende jaren trouwens wat af. Wij schatten nu in dat die 300 mln extra voor 2003 niet nodig zal zijn. Je weet het echter maar nooit, want de Club van Parijs vergadert elke maand. Een land kan zich evenwel melden voor schuldkwijtschelding, al moet het dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Soms gaat dat snel, soms niet. Mevrouw Karimi sprak zelf al over Irak. Zelf verwacht ik dat Soedan en Nigeria zich bij de Club van Parijs zullen melden. Aangezien die landen grote schulden hebben uitstaan, kan dat ook wel wat betekenen voor Nederland.

Wij hebben in de loop van het jaar 70 mln in de begroting verwerkt. Wij hebben de begroting dus bijgesteld. In november bleek evenwel dat die 70 mln niet noodzakelijk was voor dit jaar. Daarom heeft de Kamer in de Decemberbrief een bijstelling gekregen. Daarin is ook extra informatie gegeven over wat wij hebben gedaan met de "meevaller" die wij hadden ingepland voor 2003. Voor 230 mln hebben wij dat niet gedaan. De Kamer is daarover geïnformeerd in de HGIS-nota. Daarin staat dat wij voor 230 mln een zogenaamde taakstellende onderuitputting ODA hebben. Als dat bedrag in het najaar nog nodig was geweest, dan had ik die 230 mln alsnog moeten zien te vinden. Dat zou echter heel moeilijk zijn geweest, want dan had ik het uit meevallers of nog weer nadere ombuigingen moeten zien te putten.

Dit probleem dreigt ook in 2004. Hier is geen bedrag voor te begroten, want wij weten niet precies wat er uit de Club van Parijs komt. Wij hebben nu wel wat meer tijd, maar mocht het weer meevallen, dan houden wij weer 300 mln over. De Kamer is hierover geïnformeerd in de HGIS-nota. Verder hebben wij in antwoord op schriftelijk vragen ook nog eens aangegeven hoe het staat met die 70 mln versus die 230 mln. In het schuldkwijtscheldingsdebat heeft minister Zalm gemeld dat er een meevaller was van 230 mln. De Kamer is hier dus op alle mogelijke momenten over geïnformeerd. Ik meen zelfs dat er in de suppletoire begroting van Financiën een opmerking over is gemaakt hoe het komt dat die 230 mln dit jaar niet nodig is. Op de begroting van Buitenlandse Zaken hebben wij dat bedrag niet nader ingevuld.

Hoe moeten wij het in de toekomst gaan aanpakken? Wij zijn nog aan het nadenken hoe wij structureel een dergelijk probleem zouden kunnen opvangen, hoe wij gericht een dergelijk groot bedrag zouden kunnen wegwerken als dat nodig is en wat wij zouden moeten doen vooruitlopend op een dergelijk moment. Ik kan daar nu nog niets over zeggen, want wij moeten dat samen met het ministerie van Financiën uitwerken.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Kunt u nu zeggen dat u wat betreft 2003 geluk heeft gehad? Dat geld is niet uitgegeven en u hoefde dus niet te bezuinigen.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Wat is geluk? Wij hebben in de loop van de tweede helft van dit jaar ingeschat wat wij verwachtten van de Club van Parijs. Onze mensen zitten daar maandelijks. Wij weten niet precies wat er gebeurt, maar wij hebben gezegd dat 70 mln. realistisch is en het overige niet. Het is dan een beetje raar om te zeggen dat je geluk hebt gehad. Wij zouden pech gehad hebben als die 230 mln. dit jaar wel beschikbaar had moeten zijn. Dat is waar.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Hoe moet ik dat in de begroting terug zien? U krijgt natuurlijk de accorderingen wat betreft de uitgaven op basis van uw begroting. U heeft in HGIS-verband aangegeven dat het gaat om een schuldkwijtschelding van 300 mln. Tegelijkertijd plant u die 300 mln voor andere uitgaven. U plant het dus dubbel.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Nee, wij hebben altijd een raming. De totale begroting voor Ontwikkelingssamenwerking bedraagt 3,8 mld. Daarin zit een aantal honderden miljoenen waarvan ik niet weet of die in extenso worden uitgegeven. Op een heel jaar is dat geen groot probleem, maar het is wel een groot probleem als je halverwege het jaar, zoals het afgelopen jaar, plotseling 300 mln moet zien te vinden. Wij hadden bovendien al te maken met een tegenvallende groei van het bruto nationaal product. Het kwam dus allemaal snel na elkaar. Wij kunnen ons er nu beter op instellen. Ik voorzie voor 2004 niet echt een groot probleem. Als die 300 mln nodig mocht zijn, valt die vrij en dan zullen wij een aantal bedragen in de tweede helft van het jaar op dezelfde manier als waarop wij daar nu mee om zijn gegaan, gaan beleggen en bestemmen.

Er zijn vragen gesteld over het bruto nationaal product. Wij zitten op 0,8% en misschien nog wel iets daarboven. Het exacte percentage wordt bekend bij de slotwet, want dan hebben wij het totale overzicht. Wat betreft de schulden van Irak zijn wij gehouden aan de uitkomst van de Club van Parijs. Als daar wordt afgesproken dat wij de schulden moeten kwijtschelden, zal Nederland daaraan mee moeten doen. Voorlopig hebben wij daar echter nog geen zicht op. Wij hebben het IMF gevraagd om alles in beeld te brengen. Ik heb eerder al gezegd dat ik niet direct geneigd ben om de externe schulden via ODA te laten financieren, aangezien ik vind dat voor Irak een andere regel geldt. Als in de Club van Parijs echter bepaalde afspraken worden gemaakt, moet Nederland zich daar ook aan houden. Wij zullen afwachten wat op dit punt uiteindelijk de uitkomst zal zijn van de Club van Parijs.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Is de minister het met mij eens dat de manier waarop dit gaat heel onwenselijk is? Voor 2004 heeft u die 300 mln begroot. U kunt gaandeweg het jaar tot de ontdekking komen dat het niet nodig zal zijn, maar het kan ook zijn dat u pas aan het eind van het jaar tot de ontdekking komt dat u ineens in twee maanden 300 mln extra moet uitgeven. Dat is natuurlijk niet wenselijk.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Het is niet wenselijk en het is ook niet prettig dat het zo werkt. Het voordeel is echter dat wij nu middelen hebben voor een heel jaar. Een paar keer per jaar moeten wij de stand van zaken op andere terreinen opnemen. Er zijn meevallers, tegenvallers en koersverschillen. Volgend jaar hebben wij weer met het bruto nationaal product te maken. Wij blijven altijd cijferen op Buitenlandse Zaken, want wij hebben te maken met dat percentage. Daarbij hebben wij nog dat bedrag van 300 mln.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Wij zijn van mening dat schuldkwijtscheldingen ten gevolge van exportkredietverzekering niet ten koste mogen gaan van het ODA-budget. U moet nu iedere keer afwachten of het dit bedrag wel voldoende is.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Wij moeten ook onze zegeningen willen tellen. Voor dit jaar hebben wij dit bedrag niet nodig gehad, zodat wij het goed hebben kunnen besteden. Dan moeten wij ook niet te flauw doen. Als het volgend jaar wel nodig is, zijn wij erop ingesteld. Als het volgend jaar niet nodig is, kunnen wij in september, oktober van dat jaar nader bezien hoe dit besteed kan worden. Wij kennen een ander begrotingsjaar dan veel ontwikkelingslanden. Het is wel eens mogelijk om iets over de jaargrens heen te tillen. Wij hebben dit jaar geen probleem gehad en laten wij dat er dan ook niet van maken.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mijn conclusie is dat Ontwikkelingssamenwerking er baat heeft dat er zo min mogelijk schulden worden kwijtgescholden, terwijl de minister van Financiën baat heeft bij zoveel mogelijk schuldkwijtschelding. Dat lijkt ons ongewenst.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Ik ga uit van het belang van de ontwikkelingslanden. Zij hebben baat bij een goed schuldkwijtscheldingsbeleid. De exportkredietschulden zijn daar een onderdeel van. Het geheel valt onder de Club van Parijs. Ik onderschat het belang van schuldkwijtschelding zeker niet. Ik heb er al vaak op gewezen dat een land zoals Nigeria eenderde van zijn begroting kwijt is aan het aflossen van schulden. Het zou geweldig helpen als wij deze schuldkwijtschelding wel zouden doorvoeren. Het idee dat schuldkwijtschelding alleen maar in het voordeel van de Nederlandse minister van Financiën is, werp ik verre van mij.

De heer Koenders (PvdA):

Het gaat niet alleen om de relatie tussen Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Financiën, maar ook om de rol van het parlement. In dit systeem is tevoren niet bekend wat de minister zal doen. Ik vind het onverantwoord dat wij aan het eind van het jaar dit soort toestanden krijgen. Het lijkt mij verstandig dat deze minister hierover contact opneemt met de minister van Financiën. Vroeger hadden wij deze vreemde systematiek niet en toen hadden wij dit probleem ook niet. Het probleem kunnen uitgroeien tot een tijdbom onder de begroting van Ontwikkelingssamenwerking als er ineens 1 mld nodig is voor schuldkwijtschelding.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

U gebruikt wel erg grote woorden. Ik vraag mij af waar u zich zo over opwindt.

De heer Koenders (PvdA):

Als het moet, ben ik daar elke dag klaar voor.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Dat begrijp ik, maar het moet wel nuttig en noodzakelijk zijn. Wij hebben de Kamer hierover geïnformeerd en wij hebben de zaak keurig verwerkt binnen de begroting. Er valt volgens mij helemaal geen nieuws te melden vandaag. Wij hebben geen probleem en u moet dat er ook niet van maken. Het parlement krijgt de gelegenheid om zijn rol te spelen. Als het mogelijkheden ziet om een fikse wijziging door te voeren ten aanzien van het bedrag van 300 mln, moet het dat vooral doen. In de coalitie is afgesproken dat er de komende tijd jaarlijks 300 mln extra voor EKI wordt gereserveerd. Komt u nu niet op de laatste vergaderdag van het kalenderjaar met het verhaal dat het ineens anders moet. Ik vind het eigenlijk ouwe koek.

De heer Koenders (PvdA):

Ik helemaal niet. Wij komen nu aan het eind van het jaar tot de conclusie dat datgene wat wij inderdaad al veel eerder gezegd hebben, feitelijk leidt tot dit soort toestanden. De manier waarop het ministerie van Financiën dit berekend heeft, heeft niets te maken met de realiteit. Dat leidt elke keer tot problemen, waardoor het parlement zich geconfronteerd ziet met allerlei bestedingscategorieën die u moet zoeken of die wij moeten zoeken. U heeft volledig gelijk dat dit allemaal wel mag, maar ik zou mij kunnen voorstellen dat een minister voor Ontwikkelingssamenwerking tegen minister Zalm zegt: wij kunnen op deze manier niet werken; u heeft allerlei inschattingen gemaakt – er zitten nota bene mensen bij de Club van Parijs – die weinig te maken hebben met de realiteit.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Het gaat er niet om dat de heer Zalm een aantal inschattingen gemaakt heeft. Het kabinet heeft afgesproken om jaarlijks aan EKI-kwijtscheldingen te doen. Er zijn tijdens de onderhandelingen van het afgelopen jaar waar de Partij van de Arbeid ook nog aan deelnam, ook dergelijke bedragen op tafel gekomen. Daar zitten wij nu mee. Dat gaan wij nu gewoon doen. Als het niet nodig is, dan besteden wij het niet. Dat is op zichzelf een goede afspraak. De afspraak had ook kunnen zijn: als wij de 300 mln niet besteden, dan moeten wij dat bedrag ergens reserveren om toch nog ergens in de toekomst in één keer 1,5 mld af te lossen. De Kamer kent de afspraak die er nu ligt. Als wij in een begrotingsjaar de 300 mln niet nodig hebben, dan besteden wij die aan ontwikkelingsprogramma's. Daar zullen wij op de begroting van Buitenlandse Zaken rekening mee houden. Wij hadden alleen in het afgelopen jaar een probleem omdat wij dit in een half jaar tijd moesten zien op te lossen. Wij hebben nu weer een heel begrotingsjaar en ik zie het met vertrouwen tegemoet. Ik zie het probleem niet, zeker niet als ik kijk naar de decemberbrieven van de afgelopen jaren, naar de suppletoire begrotingen en naar de slotwet. Ik wijs op de vele mutaties naar aanleiding van de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken. Dat is allemaal niet nieuw. Wij hebben soms te maken met onzekere factoren. Een aantal dingen weten wij. Sommige betalingen kunnen niet worden gedaan, omdat een aantal dingen nog niet is afgerond. Er is dus altijd informatie die naijlt.

De heer Koenders (PvdA):

Mevrouw, dat begrijp ik wel. Ik wil even iets zeggen voor de Handelingen.

De voorzitter:

Ik wil ook even iets voor de Handelingen zeggen. U zegt: ja mevrouw, dat weet ik wel. U moet zeggen: Mijnheer de voorzitter. Ik weet wel dat de minister...

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Laat u mijn woorden maar aan mij over!

De voorzitter:

Nee.

De heer Koenders (PvdA):

Jazeker.

De voorzitter:

Nu even serieus. Wij praten in de Kamer via de voorzitter met het kabinet. U zegt niet tegen een minister "ja mevrouw, dat weet ik wel". Dat wordt niet geaccepteerd. Nu richt u zich via de voorzitter tot de minister.

De heer Koenders (PvdA):

Als u dat zo wilt, dan richt ik mij via de voorzitter tot mevrouw de minister. Ik vind het allemaal erg overdreven, maar als u dat wilt zeggen, dan moet u dat doen.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Koenders, dat is niet overdreven. De stijl en het aanzien van het parlement zijn belangrijk. Dat verwacht ik ook van u. Nu gaat u door met het debat.

De heer Koenders (PvdA):

Ik wil dat in de Handelingen wordt vastgelegd dat wat mevrouw Van Ardenne hier heeft gezegd, onjuist is. Er is tijdens de onderhandelingen met de Partij van de Arbeid nooit een akkoord gesloten over dit type bedragen met betrekking tot de exportkredietverzekering. Ik weet niet waar zij dat vandaan haalt, maar dat is feitelijk onjuist.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Voorzitter. Dat klopt. Er is geen akkoord gesloten, want er was geen akkoord te sluiten. Het is echter wel op tafel gelegd. Dat heb ik aangegeven. Het is in de discussie ingebracht, het moest doorgerekend worden. Het is dus helemaal geen nieuw feit. Dat idee is overgenomen door de huidige coalitie.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Ik wil vastgelegd hebben dat het inderdaad is voorgelegd door het CDA, maar dat het nooit is geaccordeerd door de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. De minister zegt dat afgesproken is dat de EKI-gelden uit het ODA-budget betaald zouden worden. Dat is waar, maar een gedeelte daarvan is nog steeds discutabel. Het is discutabel of de premiebetaling en het eigen risico onder ODA vallen. Op dit moment wordt er wel van uitgegaan dat dat betaald wordt. Het is bekend dat mijn partij daar grote bezwaren tegen heeft. Zij heeft trouwens grote moeite met deze hele manier van doen. Daar hebben ook andere insprekers al het nodige over gezegd. Wij hebben een motie aangehouden, waarin wij de Kamer vragen om uit te spreken dat in ieder geval het eigen risico en de premies niet uit het ODA-budget betaald moeten worden. De minister heeft gezegd dat zij de Kamer een brief zal sturen, waarin zal worden gevraagd om duidelijkheid. Is er al zicht op wanneer wij daar een uitspraak over krijgen?

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Het is waar, maar het is niet zozeer op verzoek van de Kamer. Minister Zalm en ik hebben enkele weken geleden expliciet schriftelijk aan het DAC-secretariaat de vraag voorgelegd in hoeverre de risico's en de verzekeringspremies ODAble zijn. De Kamer vond dat ook nodig, maar voor ons was het een uitvloeisel van het IOB-rapport over schuldkwijtschelding waarin stond dat niet duidelijk is of het echt ODAble is of niet. Ik weet niet of het DAC-secretariaat lang of kort doet over de beantwoording van deze vraag. Misschien kunnen wij aan het einde van dit jaar of begin volgend jaar sonderen hoever men is. Wij houden daarbij dan ook rekening met de houdbaarheid van uw motie. Ik weet niet meer wanneer die is ingediend. Half november?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik vraag mij af of ik de motie in stemming zal laten brengen. Dat hangt ervan af of u mij uitzicht kunt geven op een uitkomst op uw verzoek binnen korte tijd.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Ik kan niet beslissen voor het DAC-secretariaat. Wij hebben wel haast gemaakt met het zenden van de brief, ook omdat wij weten dat moties in dit huis maar drie maanden houdbaar zijn. Wij willen wel navragen bij het DAC-secretariaat hoe het ermee staat. Mogelijk dat dit het secretariaat aanspoort.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Heb ik goed begrepen dat de inzet van deze minister is dat eigenlijk het eigen risico en de premies niet uit het ODA-budget zouden moeten worden betaald?

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Als het niet ODAble is, moet het niet uit het ODA-budget worden betaald. Dat is de regel, ook in het kabinet. Wij houden ons aan de DAC-criteria. Dat geldt voor alle terreinen. Dat geldt voor schuldkwijtscheldingen en voor andere onderwerpen, maar de risico's en premies hebben wij tot nu toe altijd meegerekend onder de ODA-bedragen. Wij hebben er nog nooit wat over gehoord van de DAC, maar nu hebben wij het expliciet gevraagd om er duidelijkheid over te krijgen. Dat is het verschil met het verleden.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Deze minister werkt met een dubbele begrotingssystematiek. Ik vind dat hoogst onwenselijk. Je zou kunnen zeggen dat zij een schaduwbegroting moet bijhouden, omdat zij anders in de problemen komt. Volgens mij kan wat vandaag voor haar goed nieuws is, volgend jaar slecht nieuws worden. Als ik het goed heb begrepen, is het mogelijk dat schulden over de kwijtschelding waarvan dit jaar een besluit is genomen, toch volgend jaar voor haar rekening komen. Het kan dus zijn dat het meer dan 300 mln wordt, bijvoorbeeld 500 mln. Heb ik dat goed begrepen of is de 300 mln echt het maximaIe op jaarbasis? Het feit dat de minister dit jaar die 300 mln niet heeft behoeven te gebruiken voor schuldkwijtschelding betekent toch niet dat zij volgend jaar de rekening krijgt gepresenteerd voor het dubbele bedrag? Ik wil daar echt helderheid over.

Het budget voor ontwikkelingssamenwerking is al onzeker, omdat het is gekoppeld aan het percentage van de economische groei. Als er ook nog eens dit element van onzekerheid bij komt, wordt het heel erg moeilijk om prioriteiten te stellen, keuzes te maken en een kwalitatief goede begroting op te stellen. In die zin hoor ik graag van de minister dat zij zich ervoor wil inzetten dat die onwenselijke situatie niet zal ontstaan.

Minister Van Ardenne-van der Hoeven:

Ik heb in eerste termijn al aangegeven dat de situatie van dit jaar niet dezelfde is als die van het volgend jaar. Wij hebben nu de 300 mln gewoon ingeboekt als zouden wij die besteden aan schuldkwijtschelding, dus geen hit and run in de loop van het jaar. Zo tussen juni en september kunnen wij overzien wat ongeveer de consequentie zal zijn van de besprekingen in de Club van Parijs. Dan komen wij met bijstellingen. Mevrouw Karimi zegt zelf dat wij met een percentage zitten en met onzekere kwesties. Wij zijn gewend om bij te stellen. Ik zou er maar niet te veel van wakker liggen. En het feit dat ik dit jaar geen 300 mln heb moeten besteden aan schuldkwijtschelding, betekent niet dat het volgend jaar 600 mln zal zijn. Dergelijk grote bedragen zouden onwerkbaar zijn; dat ben ik wel eens met mevrouw Karimi.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van deze vergadering over deze suppletoire begroting te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven