Aan de orde zijn de stemmingen over vier moties, ingediend tijdens het debat over de verdieping van de Westerschelde, te weten:

- de motie-Stellingwerf over ongewenstheid van verdergaande verdieping (25187, nr. 12);

- de motie-Van Waning/M.B. Vos over extra natuurontwikkelingsmaatregelen (25187, nr. 13);

- de motie-Van Waning/M.B. Vos over de samenhang tussen de klimaatverandering en de te verwachten hoogwaterstanden (25187, nr. 14);

- de motie-Van den Berg over afwijzen van ontpoldering (25187, nr. 15).

(Zie vergadering van 7 april 1998.)

De voorzitter:

De motie-Van Waning/M.B. Vos (25187, nr. 14) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat uit het rapport "Westerschelde, stram of struis" (1997) blijkt dat door de inpolderingen rond en de eerdere verdieping van de Westerschelde, alsmede door het vergroten van de komberging in Vlaanderen, het getij al verder doordringt in het estuarium en de hoogwaterstanden in de Wester schelde en in de Vlaamse Schelde tweemaal zoveel stijgen als in de Noordzee en de Waddenzee;

overwegende, dat bovendien rekening moet worden gehouden met de gevolgen van bodemdaling en van een versnelde stijging van de zeespiegel met 60 cm in de komende eeuw en een toename van de stroomfrequentie en -intensiteit als gevolg van klimaatverandering;

van mening, dat conform het advies van de commissie Westerschelde, extra aandacht nodig is voor de handhaving van de veiligheid tegen overstroming;

verzoekt de regering nader onderzoek te verrichten naar de gevolgen van de verruiming van de vaargeul op zichzelf en in samenhang met de voorspelde klimaatverandering voor de te verwachten hoogwaterstanden, en tevens nader onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden om het achterland duurzaam te beschermen tegen overstroming;

verzoekt de regering over de eerste resultaten van deze onderzoeken binnen één jaar aan de Kamer te rapporteren;

verzoekt de regering verder bij de opstelling van de langetermijnvisie en de beoordeling van eventuele wensen van België naar verdere verdieping van de Westerschelde terdege rekening te houden met de resultaten van gevraagde studies,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door het lid Van Waning. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (25187).

Op verzoek van de heer Van Waning stel ik voor, de gewijzigde motie (25187, nr. 16) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Mij is gebleken, dat de motie-Van Waning/M.B. Vos (25187, nr. 13) is ingetrokken.

In stemming komt de motie-Stellingwerf (25187, nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SGP, de RPF, de Unie 55+ en het lid Verkerk voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Berg (25187, nr. 15).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, het GPV, de SGP, de RPF, de VVD, het CDA, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+, de CD en het lid Verkerk voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Naar boven