59 Wijziging begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023 samenhangende met de Voorjaarsnota

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) ( 36350-XVII ).

(Zie vergadering van 5 juli 2023.)

De voorzitter:

Aan de orde is de Wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (36350-XVII). We hebben eerder deze week hiervan al een uitvoerige eerste termijn gehad; kennelijk dusdanig uitvoerig dat het niet die dag afgerond kon worden, zodat we nu het restant doen, het staartje. Dat betekent voor de mensen die dit vanuit huis volgen dat we eigenlijk de tweede termijn hebben — zo wil ik het maar even noemen — van de zijde van de Kamer, en daarna nog de korte reactie daarop van de minister.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

De eerste spreker zie ik al klaarstaan, en dat is de heer Thijssen van de PvdA.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik heb drie minuten, toch? Of niet? Ik heb maar één motie, hoor.

De voorzitter:

Dit is wetgeving. Ook al is het bijna reces, als het niet hoeft, liever niet. Maar het blijft bij één motie misschien.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik heb maar één motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat lage- en middeninkomenslanden kampen met stijgende voedselprijzen, armoede en acute hongersnoden;

overwegende dat het Nederlandse OS-budget hard nodig is voor het doel waar het voor bedoeld is, namelijk ontwikkelingssamenwerking bieden in deze landen;

verzoekt de regering de toerekening van eerstejaarsopvang kosten aan ODA-middelen langjarig te maximeren en zo snel mogelijk te ontkoppelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thijssen, Van der Lee en Koekkoek.

Zij krijgt nr. 6 (36350-XVII).

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Thijssen, voor uw inbreng namens de PvdA. De heer Futselaar heeft afgezien van zijn inbreng. Dan zijn we bij de heer Van der Lee van GroenLinks, die ik ook al zie staan.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen motie, maar ik had een amendement ingediend. Dat is schriftelijk geapprecieerd. Tot mijn grote teleurstelling is dat amendement ontraden. Dat zag ik natuurlijk helemaal niet aankomen. De minister is ook verrast dat ze het heeft ontraden. De onderbouwing van dat oordeel is natuurlijk ook niet zo goed. Bij een suppletoire begroting wordt de begroting gewijzigd. Er wordt verwezen naar een moment later dit jaar, ergens in augustus, Prinsjesdag of nog later, wanneer er misschien een aanpassing gaat komen. Maar waarom zouden wij nu al instemmen met een inperking van het budget? Ik had de minister in de eerste termijn ook gevraagd waarom ze niet heeft overwogen om met de minister van Financiën af te spreken: als er nog zo veel onduidelijk is, laten we dan pas stemmen over de suppletoire begroting BuHa-OS, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, na Prinsjesdag.

Daarbij wijst ze ook op het feit dat de dekking zou ontbreken. Dat vind ik dan weer vreemd, want er wordt in de motie verwezen naar diverse voorstellen die GroenLinks en de PvdA hebben gedaan op het verzwaren van de lasten. Ik noem een hogere solidariteitsheffing. Die had 1,7 miljard opgeleverd als het amendement van de PvdA en GroenLinks was aangenomen. Ik noem ons voorstel op aanpassing en aanscherping van box 2 en box 3. Ik noem het verhogen van de Vpb, ook eenmalig en langdurig als het gaat om het hoge tarief. Ik kan zo even doorgaan. Er zijn dekkingen genoeg. Het gaat hier maar om een bedrag van 300 miljoen. Ik denk dat het heel verstandig zou zijn geweest als de minister oordeel Kamer had gegeven op het amendement.

Nu dit niet is gebeurd en er straks gestemd gaat worden, worden wij gedwongen om tegen deze suppletoire begroting te stemmen. Dat zou mij spijten. Daarom kijk ik ook nog even naar de leden van de coalitie, met name de twee die met elkaar in gesprek zijn, de heer Hammelburg en mevrouw Van der Graaf. Vinden zij zelf niet ook dat het beter is om pas over deze suppletoire begroting te stemmen als Prinsjesdag is geweest en als we daadwerkelijk weten wat de cijfers zijn als het gaat om het aantal asielzoekers dit jaar, de kosten voor de eerstejaarsopvang en eventuele reparatie van de enorme ingreep die nu dreigt plaats te vinden? Ik hoop dat zij daar in hun termijn op reageren. Daar laat ik het even bij.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Lee, voor uw inbreng namens GroenLinks. De heer Klink van de VVD ziet af van zijn termijn. Ik zie mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie al naar voren komen. Dan krijgt zij het woord.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Naar aanleiding van de beraadslaging heeft mijn fractie wat meer comfort nodig. We stellen hier straks een suppletoire begroting vast waar een verdeling in zit waar wij echt niet gelukkig van worden. De minister heeft gezegd dat daar in de augustusbesluitvorming meer duidelijkheid over komt. De heer Van der Lee had gisteren natuurlijk gewoon een punt: een wet is een wet. Hoe kan de minister de Kamer wat comfort geven en tegemoetkomen? Daarom heb ik de volgende twee moties. Ik ga ze voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de hogere raming van de eerstejaarsasielkosten een tegenvaller van 558,6 miljoen euro is ingeboekt op de BHOS-begroting;

overwegende dat de Kamer middels de aangenomen motie-Grinwis c.s. (36350, nr. 20) de regering heeft verzocht om met een kasschuif de asieltegenvaller binnen het OS-budget zo veel mogelijk te beperken, zodat (nood)hulp hier niet onder lijdt;

verzoekt de regering zo snel als mogelijk een incidentele suppletoire begroting naar de Kamer te sturen met de kasschuif, zodat (nood)hulp niet onnodig onder de asieltegenvaller lijdt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Hammelburg.

Zij krijgt nr. 7 (36350-XVII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de hoge raming van de eerstejaarsasielkosten niet alleen dit jaar, maar ook de komende jaren mogelijk minder geld beschikbaar is voor (nood)hulp en directe ontwikkelingssamenwerking;

overwegende dat (nood)hulp en directe ontwikkelingssamenwerking wereldwijd niet zouden moeten lijden onder de asieltegenvaller;

overwegende dat de aangenomen motie-Grinwis c.s. (36350, nr. 20) de regering opgedragen heeft, indien het EMU-saldo het toelaat, een deel van de OS-buffer uit 2027 en 2028 te gebruiken om de asieltegenvaller binnen het OS-budget in 2023 zo veel mogelijk te beperken;

verzoekt de regering bij het opstellen van de ontwerpbegroting ook in de komende jaren de budgetten voor (nood)hulp en directe ontwikkelingssamenwerking zo veel als mogelijk te ontzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Hammelburg.

Zij krijgt nr. 8 (36350-XVII).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik maak er dan nog even notitie van dat we de brief over de fluctuaties van het ODA-budget niet hebben ontvangen voor de tweede termijn van het debat over deze begroting. We gaan nu het zomerreces in. Kan de minister een termijn geven waarop de Kamer deze brief gaat ontvangen? We vragen de regering hierbij niet eens om een voorstel neer te leggen, maar wel om scenario's voor hoe we dat zouden kunnen aanpakken, in kaart te brengen. Dat lijkt me niet veel gevraagd.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Om ons straks tijd te besparen bij de stemmingen, heb ik een vraag. Ik denk dat ik het antwoord kan raden, gelet op de twee moties, maar als ik straks ga voorstellen om de stemming over de suppletoire begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uit te stellen tot na Prinsjesdag, gaat de ChristenUnie dat dan steunen?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik wil dat overwegen, maar ik wil ook de consequenties hiervan overzien. Ik vraag de minister dus om daarop in te gaan, ook omdat er in deze suppletoire begroting een intensivering zit die aan voedselhulp raakt. Ik zou dat in deze tijd best ingewikkeld vinden. Ik weet dat dat onderwerp de heer Van der Lee ook na aan het hart gaat. Ik zou de minister dus eigenlijk willen vragen om eerst een reactie te geven op wat dat voor consequenties met zich meebrengt. En het allerbeste is het als er zo spoedig mogelijk een aangepaste suppletoire begroting naar de Kamer komt. Daar zijn we het volgens mij over eens.

De voorzitter:

Dank u wel. Voor u vertrekt, heeft u ook nog een interruptie van de heer Klink, VVD.

De heer Klink (VVD):

Ik heb een korte vraag aan mevrouw Van der Graaf. Wat bedoelt zij met directe ontwikkelingshulp? Bedoelt zij daarmee alles wat in het coalitieakkoord staat wat opgehoogd is in het OS-budget, dus ook voor het klimaat en het COVAX-programma en dat soort zaken? Of bedoelt ze daar iets anders mee?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ja, dat bedoel ik daarmee. Over hoe je tegen indirecte ontwikkelingshulp aankijkt, hebben we ook weleens het fundamentelere debat gevoerd, zou je kunnen zeggen. Hulp die je afhankelijk maakt van of Nederlandse bedrijven bijvoorbeeld ook betaald krijgen of niet, is niet de hulp die ik hierbij voor ogen heb. Nee, het gaat hier over de klassieke ontwikkelingshulp.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Dus wij hebben het over de ophoging die we met elkaar hebben afgesproken in het coalitieakkoord? Daar hoort dus ook opvang in de regio bij.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

De heer Klink denkt een slimme vraag aan mij te stellen. We hadden bedacht om jaarlijks 500 miljoen extra te investeren in ontwikkelingssamenwerking. Die zouden wij ook gaan besteden aan het aanpakken van grondoorzaken van extreme armoede, van klimaatverandering en migratie.

De voorzitter:

Dank u wel daarvoor. Ik dank mevrouw Van der Graaf voor haar inbreng namens de ChristenUnie. Ik kijk even naar de heer Hammelburg, van D66. Die heb ik als laatste spreker van de zijde van de Kamer op de lijst staan.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik vertrek waar mevrouw Van der Graaf zojuist is geëindigd. We hebben een eerste termijn gehad, maar dit verhaal begon natuurlijk bij het debat over humanitaire noodhulp. Dat was het eerste debat vlak na het uitbrengen van de Voorjaarsnota, waarbij we als Kamer geconfronteerd werden met een hele, hele, hele grote tegenvaller — dat is misschien nog wel een understatement — vanwege de instroom van eerstejaars asielzoekers. Ik heb toen ook al gezegd dat wij voor die asielzoekers, die huis en haard moesten verlaten vanwege de vreselijke oorlog die zij ontvluchten, barmhartig moeten zijn.

Dat brengt kosten met zich mee. Wij hebben een begrotingsafspraak; dat is heel erg duidelijk. Maar, zoals mevrouw Van der Graaf en ik al eerder hebben betoogd, hebben wij afgesproken — anderen in de Kamer, waaronder de heer Klink, zeiden dat ook — om ontwikkelingssamenwerking met 0,5 miljard te intensiveren op het gebied van coalitieprioriteiten. Dat is waar het debat de afgelopen weken en gisteren ook weer over ging. Hoe gaat deze minister om met die tegenvaller? We hopen dat die wordt verminderd door een kasschuif middels de motie van de heren Grinwis, Slootweg en Van Weyenberg. Hoe gaat de minister hiermee om? De minister heeft nog helemaal geen richting gegeven, of in ieder geval te weinig richting gegeven naar mijn idee, voor hoe zij daarmee zal omgaan.

Ik zal dus toch nog een keer een aantal van mijn grote zorgen hierover uiten. We hebben vorig jaar namelijk gezien dat de minister voor de begroting van het lopende jaar, dus voor de begroting van 2023, ook uit het bufferartikel geld heeft gehaald voor een intensivering van een aantal DRIVE-projecten. Daarvan gaf de minister in haar nota zelf aan dat 70% van dat geld — dat is een streefwaarde — terugvloeit naar Nederlandse bedrijven. Laat ik er nog een keer duidelijk over zijn: in geval van enorme schaarste op de begroting van Ontwikkelingssamenwerking moet er een fundamentele discussie zijn en moeten er echt scherpe keuzes gemaakt worden. Noodhulp gaat boven alles en daarna komt de directe ontwikkelingssamenwerking. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tegenvaller op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ten gevolge van een hogere instroom van vluchtelingen tot gevolg heeft dat er mogelijkerwijs gekeken moet worden naar het korten op bestaande programma's;

constaterende dat de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft toegezegd dat zij de Tweede Kamer op Prinsjesdag laat weten waar en hoe — per subartikelonderdeel van de begroting — ze dit wil doen;

overwegende dat nog onduidelijk is of en op welke schaal hier sprake van is, indachtig de door de Kamer aangenomen motie op stuk nr. 20 (36350) bij de Voorjaarsnota;

van mening dat het van groot belang is dat de budgetten voor directe ontwikkelingshulp en noodhulp zo min mogelijk worden aangetast;

verzoekt de regering om bij het maken van keuzes, ook als het afbreken van lopende programma's onvermijdelijk is, directe ontwikkelingshulp en noodhulp te prioriteren boven programma's en projecten waarvan de opbrengsten indirect terugvloeien naar het (Nederlands) bedrijfsleven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hammelburg en Van der Graaf.

Zij krijgt nr. 9 (36350-XVII).

De heer Hammelburg (D66):

Ik wil nog doorgaan, maar ik zie iemand … Oké.

Voorzitter. We hebben ook een discussie gehad over de eerste geluiden dat het aantal mensen dat op de vlucht is en hiernaartoe komt, dit jaar lager uitvalt dan oorspronkelijk geraamd. We hebben de minister gevraagd of het in de systematiek mogelijk is, conform de motie-Van der Graaf c.s., om de migratiecijfers actueler te volgen, bijvoorbeeld door vaker in het jaar te kijken. De minister gaf toen in haar antwoord aan: ik kan dat niet op ieder moment doen met het ministerie van JenV; we moeten ook gewoon ergens een lijn trekken en een systematiek volgen; het gebeurt twee keer per jaar; de volgende prognose komt uit in september. Nou ligt er ook een motie van de Kamer, ingediend bij de behandeling van de Voorjaarsnota, waarin staat dat de tegenvaller voor het ontwikkelingssamenwerkingsbudget kan worden opgelost of deels kan worden ingelost met een kasschuif, mocht daar ruimte voor ontstaan. Er is ook een mogelijkheid, als de cijfers van de instroom dalen, dat er ruimte ontstaat voor ontwikkelingssamenwerking, maar de cijfers komen een maand na augustus, in september. Daarom vraag ik de minister of het mogelijk is om bij hoge uitzondering, gezien de erbarmelijke omstandigheid van deze begroting, ervoor te zorgen dat eenmalig in augustus de prognose een maand eerder komt, zodat die kan worden meegenomen in de augustusbesluitvorming. Voor de zekerheid heb ik de volgende motie, want het heet de tweede termijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat twee keer per jaar de Meerjaren Productie Prognose, MPP, wordt vastgesteld voor de instroom en uitstroom in de asielketen op basis waarvan de benodigde capaciteit aan opvang wordt vastgesteld;

constaterende dat volgens de vaste cyclus het eerstvolgende moment voor het uitkomen van de MPP in september is;

constaterende dat in het kader van het debat over de Voorjaarsnota een motie is aangenomen (36350, nr. 20) waarin is opgeroepen een kasschuif toe te passen om de gevolgen van de asieltegenvaller binnen het OS-budget zo veel mogelijk te beperken en dat de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft aangegeven dat de besluitvorming over de kasschuif onderdeel zal zijn van de augustusbesluitvorming;

overwegende dat het voor die besluitvorming van grote waarde zou zijn om de laatste cijfers te hebben, bijvoorbeeld voor het geval er wellicht toch meer financiële ruimte is dan nu de verwachting is;

verzoekt de regering zich ervoor in te spannen dat eenmalig, bij hoge uitzondering, de cijfers een maand eerder worden vastgesteld zodat deze kunnen worden meegenomen in de augustusbesluitvorming,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hammelburg en Van der Graaf.

Zij krijgt nr. 10 (36350-XVII).

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Hammelburg. Ik denk dat de heer Van der Lee een interruptie heeft namens GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Goede moties, hoor, maar ik heb aan de heer Hammelburg dezelfde vraag als die welke ik heb gesteld aan mevrouw Van der Graaf, over het uitstellen van de stemming over de suppletoire begroting, tot na het moment dat hij in de laatste motie aangeeft, namelijk in september. Hoe kijkt hij daartegen aan?

De heer Hammelburg (D66):

Dan geef ik hetzelfde antwoord. Ook ik kan de gevolgen daarvan niet overzien, omdat er ook een intensivering op voedselzekerheid in zit. Dat maakt het wel tot een dilemma. Ik zou heel graag horen hoe de minister hiernaar kijkt. Ik hoop op een eerlijk en openhartig antwoord. Ik hou alle opties open, maar ik wil echt eerst het antwoord van de minister afwachten.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft aangegeven dat zij tien minuten nodig heeft. Ik hoop dat dit een kleine tien minuten kunnen zijn, zodat we om 22.00 uur weer kunnen beginnen.

De vergadering wordt van 21.53 uur tot 22.05 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. We hebben net de tweede termijn van de zijde van de Kamer gehad, waarin een aantal moties zijn ingediend. Er zijn ook nog wat vragen gesteld aan de minister. De minister heeft inmiddels de appreciatie van de moties klaar en is ook klaar voor de beantwoording. Ik geef haar daartoe het woord.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. Ik zal meteen overgaan tot het beantwoorden van de vragen. Daarna doe ik de moties. De heer Van der Lee vroeg mij waarom ik zijn amendement heb ontraden terwijl er dekking voor is geleverd. Op dit moment bestaat er geen dekking voor dit amendement. Ik begrijp dat de dekkingsvoorstellen die de heer Van der Lee noemde, niet zijn aangenomen bij eerdere debatten. Dus dat amendement moet ik echt ontraden, en daar blijf ik bij.

Verschillende leden hebben de vraag gesteld wat er gebeurt als de Tweede Kamer niet instemt met deze wijziging. Dan blijft de begroting 2023 automatisch van kracht, als laatste aangenomen begrotingsstaat. De bedragen die zijn opgenomen in de begroting betekenen een maximumbedrag per artikel. Het is dus binnen het budgetrecht altijd toegestaan om minder uit te geven. Het niet aannemen van de eerste suppletoire begroting leidt er ook toe dat de voorgenomen verhoging van het verplichtingenbudget niet is aangenomen. Dat is waar mevrouw Van der Graaf en de heer Hammelburg over spraken. Dat betekent een verplichting voor het World Food Programme van 195 miljoen, voor opvang in de regio 620 miljoen en voor UNHCR 105 miljoen. Ik blijf daarbij. Ik vraag de leden dus om toch in te stemmen met deze suppletoire begroting.

De heer Hammelburg maakte nog een punt over wat we gisteren ook al helemaal hebben gewisseld. Ik zou dus ook kunnen verwijzen naar het verslag van gisteren. Maar ik noem toch nog even opnieuw het directe en het indirecte OS-geld. Het gaat vaak over artikel 1.3. Ik heb al gezegd dat ik geen gebonden hulp geef. Alle OS is bedoeld voor ontwikkeling. Wij betrekken het Nederlandse bedrijfsleven en kennisorganisaties vanwege hun kennis en kunde. Zij zijn er echt als middel van uitvoering van ons beleid en niet als doel. Ik kan nog een keer de voorbeelden noemen van investeerders in de tuinbouw in Oost-Afrika. Een Nederlands zadenbedrijf dat in partnerschap met Nederlandse organisaties als Solidaridad of Agriterra samen met lokale kennisinstellingen en bedrijven in West-Afrika werkt aan lokale variëteiten en de productiviteit. Daarmee helpen zij om het inkomen van boeren te verhogen en de voedselzekerheid te verbeteren. Daar is artikel 1.3 op gericht. Ik vind het belangrijk om dat nog een keer te benoemen.

De voorzitter:

Ik laat de minister even al deze vragen af gaan, want ik had de heer Van der Lee ook al staan. Als ze even dat rondje vragen afrondt ...

Minister Schreinemacher:

Dat waren de vragen.

De voorzitter:

Dan was eigenlijk de heer Van der Lee van GroenLinks als eerste.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik vind de argumentatie niet heel sterk, als ik eerlijk ben. Het gaat hier niet om afstel, maar om uitstel van drie maanden met het perspectief dat er meer in plaats van minder geld bij het budget komt. De voorgestelde uitgavenverhogingen worden dan een paar maanden later goedgekeurd, nog lopende het jaar. Die kunnen dan ook in dit jaar worden uitgegeven. Het is niet zo dat ze definitief van de baan zijn. Ik zou toch nog een keer aan de minister willen vragen waarom de besluitvorming niet na Prinsjesdag kan vallen, met de reële kans dat ze meer te besteden heeft dan nu.

De voorzitter:

Minister, komt u nog tot een ander inzicht na dit betoog?

Minister Schreinemacher:

Nee, ik heb het al gezegd. Het World Food Programme is veelal ook noodhulp. Humanitaire hulp en voedselhulp zijn dingen die gewoon spoed hebben. Ik wil daar niet op wachten. Maar goed, het is aan uw Kamer.

De voorzitter:

U komt niet tot een ander oordeel.

Minister Schreinemacher:

Nee.

De voorzitter:

Dan de heer Hammelburg, D66.

De heer Hammelburg (D66):

Dit is niet de eerste keer dat wij dit debat voeren. Laat ik het maar zeggen. Ik word er wel een beetje moedeloos van. Met alle begrotingen die deze minister onder haar heeft, wordt goed werk verricht. Daar bestaat geen twijfel over. Zelfs de combinatie hulp- en handelsaspecten heeft als doel ontwikkeling. Dat snap ik heel goed. Maar ik had het volgende argument. Op het moment dat deze minister bij schaarste moet kiezen, gaat er geld af en moet ze gaan schrappen en met de kaasschaaf over budgetten en artikelen heen gaan. Ze moet dan fundamentele keuzes gaan maken en gaan prioriteren. Als de minister dan ook al heeft aangegeven dat echt naar alle subartikelen en overal naar gekeken moet worden en dat daar een balans in moet worden gevonden, dan zijn er twee dingen. De eerste is ...

De voorzitter:

Wat is uw vraag, meneer Hammelburg?

De heer Hammelburg (D66):

Dan zijn er twee dingen. De eerste is: we hebben coalitieafspraken en prioriteiten. Ik neem toch aan dat die nog steeds voorrang hebben. Dat ten eerste. Ten tweede, als je moet kiezen tussen noodhulp waar het letterlijk gaat over leven en dood, of een extra budget voor een programma als DRIVE, dan neem ik aan dat de keuze dan toch echt valt op die directe ontwikkelingssamenwerking en die noodhulp. Als de keuze echt moet worden gemaakt, dan zou dat de prioritering moeten zijn, en niet andersom en ook niet als gelijken. Ik wil gewoon dat de minister daar het comfort geeft, ook aan een coalitiepartner waarvan ze weet dat daarvoor ontwikkelingssamenwerking en noodhulp ontzettend belangrijk zijn. Ik doe dus een beroep op deze minister.

De voorzitter:

Uw punt is helder.

Minister Schreinemacher:

Ik verwijs weer naar wat we gisteren ook hebben gewisseld. Ik heb dat in het debat over humanitaire hulp gedaan en ik heb het gisteren nog een keer gedaan. Ik heb gezegd dat humanitaire hulp inderdaad een heel belangrijk onderdeel is van mijn begroting en van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Maar ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Ik kom daar straks ook weer toe bij de moties. Geef mij de ruimte om in het lopend jaar te kijken waar gewoon nog ruimte zit die niet juridisch verplicht is. Uw Kamer vraagt mij namelijk ook om juridische verplichtingen gewoon na te komen, ook om als Nederland een betrouwbare donor te zijn. Daar kijk ik naar voor het lopend jaar. Voor het komend jaar, voor 2024, kijk ik gewoon waar nog ruimte zit. We hebben de prioriteiten in het coalitieakkoord afgesproken. We hebben de prioriteiten in de BHOS-nota. Geef mij nou gewoon die ruimte. Maar ik kom straks nog op het advies.

De voorzitter:

Dan gaan we nu naar de appreciatie van de moties. We gaan het debat van gisteren namelijk niet opnieuw doen.

De heer Hammelburg (D66):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Zelfs als het gaat om wetgeving stellen we niet drie keer dezelfde vraag. Minister, gaat u door naar de appreciatie. Bij de appreciatie krijgt u weer de gelegenheid om vragen te stellen, meneer Hammelburg.

Minister Schreinemacher:

De appreciatie van de eerste motie. Dat is de motie op stuk nr. 6, van de heer Thijssen. Die motie ontraad ik. Ik snap waar de vraag vandaan komt. We hebben het daar ook uitgebreid over gehad. De asielsystematiek die we tot nu toe hebben gehanteerd, hanteren we al jarenlang. Daar zijn ook redenen voor. We hebben wel gezien dat er in dit jaar uitzonderlijke uitkomsten zijn en dat die echt dwingen tot keiharde keuzes. Die zijn ook pijnlijk. Ik heb gisteren ook gezegd dat het uitvoeren van een plafond een complex onderwerp is, omdat dat betekent dat overige asielkosten elders tot een ombuiging leiden. Daarom ontraad ik deze motie. Dit druist ook in tegen de systematiek waaraan wij ons bij het coalitieakkoord hebben gecommitteerd.

De voorzitter:

We noteren bij de motie op stuk nr. 6: ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 7.

Minister Schreinemacher:

De motie op stuk nr. 7 ontraad ik ook. Op Prinsjesdag stuur ik een incidentele suppletoire begroting voor 2023 waarin ik de impact van de ombuigingen uiteenzet. Hier wil ik op wachten, ook omdat we bij de augustusbesluitvorming nog gaan praten over de motie-Grinwis c.s. die is aangenomen bij het Voorjaarsnotadebat. De eventuele kasschuif moet nog besproken worden en worden getoetst aan het rijksbrede beeld. Dan kom ik bij u terug. "Zo snel mogelijk" is dus met Prinsjesdag. Dan kunt u meteen na Prinsjesdag de incidentele suppletoire begroting agenderen. Dat hoeft dus niet tegelijk met de begroting van 2024. Ik kan u wel toezeggen, wat ik ook al eerder heb gedaan, dat er voor 2023 geen contracten openblijven, want we willen een betrouwbare donor blijven.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dan hoor ik de minister eigenlijk al een invulling geven aan het dictum. De minister leest "zo snel als mogelijk" als "Prinsjesdag". Dan kan ze de motie toch gewoon oordeel Kamer geven? De motie vraagt dan om wat de minister zegt.

Minister Schreinemacher:

Als ik "zo snel als mogelijk" mag lezen als "Prinsjesdag", dan geef ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dat is akkoord.

De voorzitter:

Met die lezing noteren we oordeel Kamer bij de motie op stuk nr. 7, in plaats van ontraden.

Minister Schreinemacher:

Ja.

Dan de moties op stuk nr. 8 en op stuk nr. 9.

De voorzitter:

Laten we ze een voor een doen.

Minister Schreinemacher:

Ja. De moties lijken op elkaar, maar ik zal ze apart bespreken. In de motie op stuk nr. 8 word ik verzocht bij het opstellen van de ontwerpbegroting ook in de komende jaren de budgetten voor noodhulp en directe ontwikkelingssamenwerking zo veel mogelijk te ontzien. Eigenlijk heb ik hier net ook al antwoord op gegeven. Ik ontraad deze motie, omdat de verschillende moties ... Het gaat nu dus even om deze motie. Die vraagt mij op bepaalde onderwerpen uit te zonderen van de ombuigingen. Ik heb al gezegd dat ik die vraag begrijp. Maar ik wil er nu echt bij blijven geen enkel onderwerp uit te sluiten. Dat zou namelijk betekenen dat elders harder ingegrepen moet worden. Ik wil de ombuigingen zo zorgvuldig mogelijk invullen. Dat betekent dus ook een integrale weging van belangen. Ik heb gisteren ook al aangegeven dat we bijvoorbeeld voor 2023 nog kunnen kijken of we betalingen kunnen uitstellen, of iets kunnen doen op een andere wijze. Ik vind het zonde als het, als we noodhulp ontzien, extra hard neerslaat bij een ander onderwerp wanneer dat eigenlijk niet zou hoeven. Zoals gezegd stuur ik u op Prinsjesdag de precieze uitwerking van de ombuigingen. Dan ga ik daarover ook graag met u in debat.

De voorzitter:

Ik kijk heel even naar mevrouw Van der Graaf. Het is haar motie. Vindt zij het een bewaar als meneer Hammelburg eerst gaat? Zij stond hier eigenlijk als eerste. Eerst gaat mevrouw Van der Graaf, ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik denk dat de minister mijn motie iets te snel heeft gelezen, want ik heb nergens opgeschreven dat iets wordt uitgesloten. Ik heb heel zorgvuldig gekeken naar de formulering, omdat het noodhulpdebat mij nog heugt. Ik heb juist heel goed geluisterd. Ik kijk even naar de minister. Het zou toch heel logisch zijn als zij ook deze motie oordeel Kamer zou geven.

De voorzitter:

We gaan kijken of u de minister wederom weet te overtuigen.

Minister Schreinemacher:

Ook met "zo veel mogelijk ontzien". Ik heb gezegd dat ik ook noodhulp, humanitaire hulp, heel belangrijk vind en dat ik echt mijn uiterste best doe om in ieder geval die noodhulpbudgetten zo veel mogelijk te ontzien. U vraagt hier ook naar directe ontwikkelingssamenwerking. Dan komen we weer in een discussie over wat directe en indirecte zou zijn, waar wij het ook gewoon niet over eens zijn. Ik ontraad dus de motie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Het lijkt wel alsof de minister gewoon tot doel heeft gehad om deze motie te ontraden, omdat er nu een andere reden wordt gezocht. De minister gaf zojuist aan dat deze motie categorieën uitsluit. Dat doet deze motie niet. Wat deze motie vraagt, is in lijn met wat de minister zegt: ik wil dat zo veel mogelijk doen. Ik wil daar eigenlijk een beetje comfort bij hebben. We hebben net de discussie gehad over wat we met de begroting moeten doen zoals die nu geformuleerd is. Ik vind het best een lastige begroting zoals die er nu ligt. Kan de minister ons gewoon niet een beetje zekerheid geven?

Minister Schreinemacher:

Nee, want ik wil gewoon de ruimte hebben om hier op een zo zorgvuldig mogelijk manier uitvoering aan te geven. Ik blijf bij mijn appreciatie.

De voorzitter:

Dan nog een interruptie van de heer Hammelburg, als medeondertekenaar.

De heer Hammelburg (D66):

Ja, ook in afwachting van de appreciatie van de komende motie. Dat is mijn motie en die gaat ongeveer over hetzelfde. Het gaat namelijk over prioriteiten aangeven. Wat deze minister heeft gedaan, is een begroting indienen bij de Kamer waarin de tegenvallers, die fiks zijn, nog niet zijn toebedeeld. Dat begrijpen we. Wat we haar vragen in de Kamer, al bijna twee maanden, is om met de Kamer in gesprek te gaan over de richting en de prioritering. En het enige wat de minister keer op keer blijft zeggen, is: ik zeg niks tegen de Kamer, laat mij nou maar lekker mijn werk doen en ik bepaal wel wat de prioriteiten zijn. Maar we hebben afspraken in het coalitieakkoord en we hebben prioriteiten. Wat ik nu van de minister wil horen, is dat die twee moties oordeel Kamer krijgen. Wat ik nu van de minister wil horen, is wat de prioritering is als de keuzes dan toch echt gemaakt moeten worden. Waarom kan de minister hier geen helderheid over geven? Waarom de kaarten tegen de borst? Waarom niet in samenwerking met de Kamer? Waarom niet de dialoog met de Kamer?

Minister Schreinemacher:

Ik verwijs toch weer naar de debatten die we al hebben gevoerd, het debat dat ik gisteren heb gevoerd. Geef mij de ruimte om dit zo zorgvuldig mogelijk te doen. Ik kom zo snel mogelijk, bij Prinsjesdag, met de invulling van de ombuigingen en ik blijf bij mijn appreciatie.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, meneer Hammelburg. U krijgt nog één gelegenheid om het te proberen en dan is het aan de minister. Dan zien we bij de stemmingen wel wat het is.

De heer Hammelburg (D66):

Ja, dan zien we het bij de stemmingen. Wat de minister vraagt, is dat wij hier vanavond instemmen, geblinddoekt, geblindeerd, met een begroting waarvan we niet weten wat de minister ermee gaat doen. En dat is toch echt een probleem. U vraagt wat van de Kamer. U vraagt ook wat van D66. Begrijpt de minister dat?

Minister Schreinemacher:

Ja, dat begrijp ik.

De voorzitter:

Dan noteren we bij de motie op stuk nr. 8 "ontraden". U heeft al een beetje een voorschotje genomen op de motie op stuk nr. 9. Ik kijk even of daar nog een aanvulling nodig is of dat we daar dan ook "ontraden" noteren.

Minister Schreinemacher:

Ja.

De voorzitter:

Ontraden.

Minister Schreinemacher:

Dan de motie op stuk nr. 10 van de heer Hammelburg. Die moet ik ook ontraden, terwijl ik de vraag heel goed begrijp. Het is alleen zo dat het MPP niet een druk op de knop is en dat het dan is uitgedraaid. Het is een enorm proces waar door heel veel mensen bij het ministerie van JenV hard aan gewerkt wordt. Ik ga dus ook niet over die ramingen. Daarom ontraad ik deze motie. Wat ik wil toezeggen, is dat ik er bij JenV op zal aandringen om eerder met die ramingen te komen dit jaar, maar ik kan dat niet toezeggen. Ik moet deze motie dus ontraden, omdat ik er gewoon zelf niet over ga.

De heer Hammelburg (D66):

Misschien kan deze motie oordeel Kamer krijgen als die zo geïnterpreteerd kan worden als de minister het net zegt. Dan vind ik het prima. Wat de minister ook kan doen, is een toezegging doen en de Kamer nog informeren, deze zomer, met een brief over dat gesprek met het ministerie van JenV.

De voorzitter:

Even ter check bij de heer Hammelburg: houdt u deze motie aan als die toezegging er komt?

De heer Hammelburg (D66):

Zeker.

De voorzitter:

Ik kijk heel even naar de minister, of dat een optie is.

Minister Schreinemacher:

Ik wil de toezegging doen dat ik bij het ministerie van JenV aandring op eerdere ramingen. Zoals gezegd, is het echt een enorm proces. Het is zo dat niet alleen u reces heeft, maar ook de ambtenaren aldaar. Ik weet dus niet of dat gaat lukken. Ik zeg toe dat ik het ga vragen en dat ik mijn best daarvoor zal doen. Ik kan echter niets toezeggen over de uitkomst. Het is immers een inspanningsverplichting.

De voorzitter:

Maar zou u de Kamer bijvoorbeeld wel kunnen informeren over de uitkomst van het gesprek?

Minister Schreinemacher:

Ja, dat kan ik wel doen.

De heer Hammelburg (D66):

Kan dat voor de augustusbesluitvorming?

Minister Schreinemacher:

Ja.

De voorzitter:

Oké. Gaat u deze motie dan aanhouden, meneer Hammelburg? Ja? Oké.

Op verzoek van de heer Hammelburg stel ik voor zijn motie (36350-XVII, nr. 10) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Als die motie alsnog in stemming komt, moeten we "ontraden" noteren. We gaan er echter van uit dat die aangehouden wordt.

Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank iedereen voor zijn of haar aanwezigheid. Ik schors voor een enkel moment en dan gaan we door met het volgende debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven