9 Materieel

Aan de orde is het tweeminutendebat Materieel (CD d.d. 28/06).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Materieel. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris terwijl hij in gevecht is met een kussentje. We hadden maar twee deelnemers aan dit debat, maar het loopt storm. De heren Van Haga, Eppink en Krul vragen toestemming om toch deel te nemen aan dit debat, de een iets actiever dan de ander. Ik stel vast dat daar geen bezwaar tegen bestaat.

Dan geef ik graag het woord aan de eerste spreker van vandaag, de heer Valstar van de fractie van de VVD. Hij heeft twee minuten spreektijd.

De heer Valstar (VVD):

Het is toch altijd een feest dat het aantal deelnemers daarmee verdubbeld is ten opzichte van het commissiedebat.

De voorzitter:

Als u zich inschrijft, wil iedereen meteen meepraten.

De heer Valstar (VVD):

Dat zal het ongetwijfeld zijn, voorzitter. Ik begin met een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de oorlog in Oekraïne het belang van zware gevechtskracht laat zien;

overwegende dat de Nederlandse en Duitse landstrijdkrachten allebei niet voldoen aan de NAVO-eisen voor zware gemechaniseerde gevechtskracht;

overwegende dat het ministerie van Defensie volgens de Algemene Rekenkamer intern al in 2018 een concreet plan heeft opgesteld voor de aanschaf van 52 tanks om bij stijgend budget uitvoering te geven aan het nationaal plan voor de NAVO;

verzoekt het kabinet inzichtelijk te maken wat er nodig is om binnen de Duits-Nederlandse samenwerking een eigen tankbataljon op te richten om te voldoen aan de NAVO-capaciteiten, en hierover uiterlijk twee weken voor de behandeling van de begroting voor 2024 aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Valstar, Krul, Stoffer, Piri en Kuzu.

Zij krijgt nr. 410 (27830).

De heer Valstar (VVD):

Terugkomend op dat commissiedebat: we hebben het over de airborne vehicles gehad. Ik heb zoals beloofd inmiddels ook de vertrouwelijke bijlage ingezien. Dat was vrij overtuigend, kan ik kort zeggen. Ik dank ook de staatssecretaris voor zijn beantwoording in het commissiedebat dat de Kamer ook nog geïnformeerd gaat worden over de afloop van de test- en verificatiefase van de voertuigen, zoals RLS en Mercedes-Benz hebben beloofd, dus of die uiteindelijk door de test komen.

Daar ga ik het bij laten, voorzitter. U krijgt 50 seconden terug van mij.

De voorzitter:

En die worden dan opgebruikt door de heer Stoffer van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Stoffer (SGP):

Ik heb twee moties, voorzitter. Die luiden als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat munitievoorraden voor opleiding en training en voor inzet in het kader van de tweede hoofdtaak worden aangevuld en uitgebreid;

overwegende dat de inzetvoorraden voor de eerste hoofdtaak — de verdediging van ons grondgebied en dat van bondgenoten — ondanks "verdere doorgroei" nog niet volledig kunnen worden aangevuld, terwijl deze taak in belang toeneemt;

verzoekt de regering stappen te blijven zetten om te bevorderen dat de inzetvoorraad voor de eerste hoofdtaak het gewenste niveau bereikt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Van Haga.

Zij krijgt nr. 411 (27830).

De heer Stoffer (SGP):

De tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor Nederland als maritieme handelsnatie van belang is zijn infrastructuur en economische en politieke belangen op en onder het zeeoppervlak te kunnen beschermen, en dat een maritieme patrouillevliegtuigcapaciteit in aanvulling op helikopters, drones en varende capaciteiten hierbij van nut kan zijn en de effectiviteit van deze capaciteiten kan versterken;

overwegende dat tijdens een recente briefing door Clingendael de verwachting werd uitgesproken dat de behoefte aan maritieme patrouillevliegtuigen binnen de NAVO zal toenemen, en dat de NAVO onlangs een nieuw maritiem centrum heeft aangekondigd voor de bescherming van onderzeese kritieke infrastructuur;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe Nederland actief bij dit initiatief kan aansluiten, en de Kamer hierover nader te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Van Haga.

Zij krijgt nr. 412 (27830).

De heer Stoffer (SGP):

Dat was het, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartstikke goed. Dan de heer Van Haga van de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de Luchtmobiele Brigade grote behoefte bestaat aan nieuwe luchtmobiele voertuigen;

constaterende dat een in 2018 gesloten contract voor luchtmobiele voertuigen na een testfase ontbonden moest worden, waardoor luchtmobiele militairen langer op nieuwe voertuigen moeten wachten;

constaterende dat het ministerie van Defensie een nieuwe aanbesteding van 504 luchtmobiele voertuigen heeft voorbereid, waarna twee partijen (te weten RLS en KMW) een aanbod hebben gedaan;

constaterende dat beide aanbiedingen volgens de DMP D-brief voldoen aan de gestelde gunningseisen;

constaterende dat de voertuigen snel leverbaar moeten zijn;

constaterende dat het ministerie van Defensie nu voornemens is om een contract voor 504 luchtmobiele voertuigen te gunnen aan RLS;

constaterende dat deze voertuigen in 2024 aan uitgebreide tests moeten worden onderworpen, alvorens de productie daadwerkelijk opgestart wordt;

overwegende dat een vertraging zoals bij de eerste aanbesteding is ontstaan, te allen tijde voorkomen moet worden;

verzoekt de regering om de Kamer zo uitgebreid mogelijk te informeren over de uitkomsten van de tests van de voertuigen van RLS;

verzoekt de regering om het aanbod van KMW nadrukkelijk achter de hand te houden, indien het aanbod van RLS onverhoopt niet succesvol door de testfase komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Stoffer.

Zij krijgt nr. 413 (27830).

Een korte vraag van de heer Valstar.

De heer Valstar (VVD):

Ik weet dat de voorzitter parlementaire processen ook hoog heeft zitten. We hebben een feitelijke vragenronde van veertig vragen aangevraagd. Dat is niet gesteund door de heer Van Haga. Er zaten ook geen vragen bij van de heer Van Haga. We hebben een commissiedebat gehad. We hebben met de staatssecretaris over dit specifieke punt gesproken. Sterker nog, ik heb het net nog herhaald: dat is geborgd. Waarom voelt de heer Van Haga dan toch de behoefte om deze motie in te dienen, die, voor zover ik weet, niet door hemzelf is geschreven maar gewoon door het desbetreffende verliezende bedrijf? Waarom voelt hij die behoefte?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Nou, omdat het gewoon goed is om dit toch nog in het achterhoofd te houden. Kijk, het feit dat ik niet mee heb gedaan aan dit debat wil helemaal niet zeggen dat ik er niet bij betrokken ben. Bovendien heeft de heer Stoffer namens mij gesproken, dus BVNL was in die zin wel degelijk aanwezig. Ik begrijp dat de VVD hier een beetje geïrriteerd over is, maar ik denk dat we hetzelfde doel nastreven. Ik zou zeggen: berust erin.

De voorzitter:

Dan de heer Eppink, JA21.

De heer Eppink (JA21):

Dank u, voorzitter. Ik ga verder waar de heer Stoffer is geëindigd, namelijk met de zeemacht.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland eind jaren negentig bezuinigd heeft op de Orion-patrouillevliegtuigen;

overwegende dat er op maritieme missies noodzaak is aan voldoende langeafstandsverkenning en onderzeebootbestrijding ter bescherming van onze essentiële zeeaanvoerlijnen, en die van ons bondgenootschap;

verzoekt het kabinet te onderzoeken hoe maritieme patrouillevliegtuigen in Nederland geherintroduceerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eppink en Van Haga.

Zij krijgt nr. 414 (27830).

Ten slotte de heer Hammelburg van D66.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik hou het kort. We hebben vaker woorden gewisseld, ik tenminste, de D66-fractie, met de staatssecretaris, alsook met de minister van Defensie, over de inzet van drones en de bewapening van die drones. Daar zijn wij geen tegenstander van als de juiste juridische kaders daarvoor gelden zodat we zeker weten dat de inzet van bewapende drones niet meer slachtoffers tot gevolg zou hebben ten opzichte van andere wapensystemen ter lucht. Uit de praktijk en uit onderzoek blijkt dat de inzet van bewapende drones door andere landen daar nog weleens toe heeft geleid. Wij willen daar zekerheid over. Vandaar een motie, samen met de heer Krul, over een evaluatie en een onderzoek.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onlangs aangeschafte MQ-9-drones in de nabije toekomst bewapend zullen worden;

overwegende dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken de MQ-9-drone als een semiautonoom wapensysteem beschouwt;

overwegende dat het gaat om het bewapenen van een nieuwe capaciteit;

verzoekt het kabinet daarom na vijf jaar de inzet van de bewapende MQ-9-drones te evalueren en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hammelburg en Krul.

Zij krijgt nr. 415 (27830).

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors een paar minuutjes en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Van der Maat:

Voorzitter, dank. Uw aanmoediging "hoe korter, hoe beter" verklaart misschien waarom ik erdoorheen ga racen.

De motie op stuk nr. 410 verzoekt het kabinet inzichtelijk te maken wat er nodig is om binnen de Duits-Nederlandse samenwerking enzovoorts enzovoorts … tanks. Dat was de motie op stuk nr. 410. Die kan ik oordeel Kamer geven. Daar hoort wel een expliciete reden bij. Deze heeft oordeel Kamer omdat de minister van Defensie en ikzelf dit echt zien als een informatiebehoefte van de Kamer. Die willen we natuurlijk inwilligen. Zoals vorige week ook is gezegd bereiden we plannen voor. Dat doen we in de breedte. Dat is ons huiswerk. Daarmee zeg ik niet dat we de keuze zullen maken om te investeren in een eigen tankbataljon binnen de Duits-Nederlandse samenwerking. Stel dat er ooit extra budget komt, dan wordt die afweging in de volle breedte gemaakt. In de Defensienota 2022 zijn keuzes gemaakt op basis van de huidige begroting en helaas kan niet alles. Ook in de toekomst, als er meer budget vrij zou komen, kijken we over de volle breedte naar capaciteiten. Dan moeten we opnieuw keuzes maken over de doorontwikkeling van de krijgsmacht. Kortom, we voldoen graag aan het informatieverzoek, maar we lopen daarmee nog niet vooruit op welke keuze dan ook.

De voorzitter:

De motie is oordeel Kamer, meneer Krul, dus daar hoeven we verder geen woorden aan vuil te maken, lijkt me. Het woord is aan u.

De heer Krul (CDA):

Toch wel, voorzitter; ook bij het vijfde debat van vandaag blijven we wel gewoon scherp. Ik begrijp de brede uitleg van de staatssecretaris, maar ik wil hem toch vragen of hij bereid is om de tanks wel weer toe te voegen aan het nationaal plan van Nederland bij de NAVO.

De voorzitter:

Ja, helder.

De heer Krul (CDA):

Het stond er ook altijd in.

Van der Maat:

Dat is nu niet aan de orde. Ik kan eigenlijk herhalen wat ik net ook in de toelichting op de motie heb gezegd: zeker, we zijn graag bereid de informatie te verschaffen die is gevraagd, binnen de brede afweging die wellicht gemaakt moet gaan worden, maar dat is nu nog niet aan de orde omdat er nog geen sprake is van extra budget.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 411.

Van der Maat:

De motie op stuk nr. 411 verzoekt de regering stappen te blijven zetten om te bevorderen dat de inzetvoorraad voor de eerste hoofdtaak het gewenste niveau bereikt. Die kan ik ook oordeel Kamer geven. Dat heeft er vooral mee te maken dat we dit als een aanmoediging zien van het staande beleid.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 412.

Van der Maat:

De motie op stuk nr. 412. Ik behandel de motie op stuk nr. 412 en ook al een beetje de motie op stuk nr. 414. Ik behandel ze wel apart, maar daar zit één argumentatie achter. De motie op stuk nr. 412 verzoekt de regering te onderzoeken hoe Nederland actief bij dit initiatief kan aansluiten. Die motie kan ik oordeel Kamer geven, waarbij ik wel graag even check of we dezelfde uitleg hebben van het woordje "dit". Het woordje "dit" zou dan slaan op het NAVO-centrum dat opgericht wordt en het gegeven dat we daar aansluiting bij zoeken, maar niet zozeer bij die patrouillecapaciteit. Dan krijgt de motie op stuk nr. 412 oordeel Kamer.

De voorzitter:

De heer Stoffer beaamt uw uitleg, dus dat klopt. De motie op stuk nr. 414.

Van der Maat:

De motie op stuk nr. 414 verzoekt juist wel te onderzoeken hoe we met die maritieme patrouillevoertuigen omgaan. Die moet ik ontraden, eigenlijk ook met de argumentatie zoals we die in het commissiedebat onlangs hebben gewisseld. Wij hebben onze verplichtingen, zoals de NH90, zoals de nieuwe ASWF-fregatten enzovoort. Andere landen hebben een verplichting op patrouillevaartuigen. Binnen de afweging die wij binnen het beschikbare budget van de Defensienota 2022 hebben gemaakt, zijn we dat gesprek met onze partners aan het aangaan, maar ik kan niet aangeven dat we nu ineens een nieuwe capaciteit gaan toevoegen. Daarmee ontraad ik die.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 413.

Van der Maat:

De motie op stuk nr. 413 verzoekt de regering het aanbod van KMW nadrukkelijk achter de hand te houden, indien het aanbod van RLS onverhoopt niet succesvol door de testfase komt. Die ontraad ik ook. Eigenlijk is het een herhaling van het commissiedebat dat we hebben gehad. Op basis van de huidige informatie voldoen RLS en KMW inderdaad aan de eisen. Dat stelt de indiener ook. Zoals de heer Valstar ook aangeeft, hebben wij de afspraak gemaakt dat we terugkomen op die testrapporten via het DPO, Defensie Projectenoverzicht, en dat wij onze afspraakregels volgen als er ergens een hiccup zou zijn. Daar ga ik niet van uit, maar dat is de als-danvraag.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van de heer Krul over deze motie.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter, na deze interruptie bent u echt van mij af; dit is de laatste interruptie die ik vandaag pleeg. Het ging om die maritieme patrouillevoertuigen. In september komt het kabinet met een plan voor de bescherming van de kritieke infrastructuur op de Noordzee, waarbij ook gekeken wordt naar eventueel benodigde capaciteiten. Sluit de staatssecretaris uit dat het maritieme patrouillevoertuig als een van de mogelijk benodigde capaciteiten uit dat onderzoek komt?

Van der Maat:

Ik sluit in die zin niks uit, maar dat komt in september; daar is een toezegging over gedaan. Ik ben bang dat we dat gesprek vaker zullen voeren, maar over het verhoogde budget dat Defensie tot zijn beschikking heeft, hebben we in de Defensienota afspraken gemaakt en aangegeven welke keuzes we daarbinnen hebben kunnen maken. Voor de verhoogde dreiging op de Noordzee verwijs ik naar het ASWF, naar onze nieuwe onderzeeboten, naar de NH90, naar de maritieme poot onder onze mooie MQ-9-drones. Daarin zit gewoon nog niet die capaciteit waarom gevraagd wordt. Ik sluit helemaal niks uit, maar om nu te zeggen dat we er al voor gaan, dat zou eigenlijk wel prematuur zijn.

De voorzitter:

Prima. De motie op stuk nr. 415.

Van der Maat:

Dat is de motie van D66, waarin het kabinet wordt verzocht om na vijf jaar de inzet van bewapende MQ-9-drones te evalueren. Die kan ik oordeel Kamer geven, met de volgende opmerking: de huidige rapportageafspraken met uw Kamer over missies bestaan uit artikel 100-brieven en de voortgangsrapportages daaromtrent. Zoals de minister van Defensie u heeft aangegeven, zet Defensie stappen om transparanter te zijn over die wapeninzet. In principe is het niet gebruikelijk om nieuwe capaciteit separaat te evalueren, maar ik laat dit verzoek, gelet op hoe we erover hebben gesproken, specifiek aan uw Kamer, dus: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie is oordeel Kamer. Dank u wel! Dank voor uw aanwezigheid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Vanavond stemmen wij over al deze moties; niet vanmiddag maar vanavond stemmen wij over deze moties. Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven