20 Arbeidsomstandigheden/Handhaving

Aan de orde is het VAO Arbeidsomstandigheden/Handhaving (AO d.d. 05/09).

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van het verslag van het algemeen overleg Arbeidsomstandigheden/Handhaving. Hartelijk welkom, ook aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Als eerste spreker vanuit de Kamer is het woord aan de heer Renkema namens GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. We kijken terug op een goed overleg met deze staatssecretaris. Het belang van gezond en veilig kunnen werken werd breed gedeeld in de commissie. Toch is dat niet overal in het land het geval. Ik ben blij met een aantal toezeggingen van de staatssecretaris. Er gaat goed gekeken worden naar taakdelegatie door bedrijfsartsen. Wat mij betreft gaat er vooral goed gekeken worden of dat ook invloed heeft op de kwaliteit van de begeleiding van mensen. Ook komt er specifieke aandacht voor de RI&E's in het mkb.

Voorzitter. Het bevorderen van gezond en veilig werken is een verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Maar de eerste verantwoordelijkheid ligt volgens ons toch bij de zorg van een werkgever voor de eigen werknemers. Het is ook in het belang van die werkgever dat die werknemers zich in alle opzichten veilig weten, zowel fysiek als sociaal. Overheidsbeleid op dit thema is altijd een combinatie van meer harde en meer zachte instrumenten. Bij het instellen van een vertrouwenspersoon, vertrouwt de staatssecretaris volgens ons te zeer op enkel zachte instrumenten. Het is duidelijk dat er vanuit het kabinet geen verplichtende maatregelen gaan komen. Om die reden zal ik daartoe zelf het initiatief nemen.

Tot slot. GroenLinks staat voor een ontspannen samenleving, maar wat mij betreft ook voor meer ontspannen politiek. We hebben daar vorige week bij de Algemene Politieke Beschouwingen heel uitgebreid over gesproken. We zouden heel graag meer op hoofdlijnen willen debatteren. Laat vooral de inhoud voor de vorm gaan. Mede om deze reden dien ik vandaag geen motie in.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Weyenberg namens de D66-fractie.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Juist omdat de inhoud soms ook heel belangrijk is, heb ik twee moties die gaan over de onaanvaardbare arbeidsmarktdiscriminatie. Overigens ben ik ervan overtuigd dat GroenLinks het daarmee eens is.

Voorzitter. Het is onaanvaardbaar om in een tijd van arbeidsmarktkrapte niet te worden uitgenodigd op basis van je achtergrond, de geboorteplaats van je grootouders, je achternaam, je geloof of op basis van het feit dat je boven de 55 bent. De staatssecretaris werkt aan een wetsvoorstel. Daarom de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat discriminerende verzoeken aan uitzendbedrijven regelmatig voorkomen en de benadeelde groep daarbij niet in beeld komt en dus geen melding kan maken van discriminatie;

overwegende dat het inrichten van een meldpunt door de ABU en de NBBU niet dezelfde waarde heeft als een meldplicht;

overwegende dat het instellen van een meldplicht voor uitzendbureaus juist als extra onderbouwing kan dienen om discriminerende verzoeken af te wijzen en ervoor kan zorgen dat de partij die het discriminerende verzoek doet, in beeld komt;

verzoekt de regering alsnog een meldplicht in te stellen voor discriminerende verzoeken aan uitzendbureaus,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 355 (25883).

Volgens mij was de heer Peters het eerst.

De heer Peters (CDA):

Ik wil alleen benadrukken dat je niet alleen streng kan zijn op het punt van integratie maar aan de andere kant niet streng tegen discriminatie. Met het maken van dit statement zie ik af van mijn termijn.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Weyenberg (D66):

Zeker. Nu is het voor heel veel bedrijven: we probeerden het even. Helaas. Dat is onbegrijpelijk, dom en ook gewoon in strijd met de wet. Ik denk dat het echt helpt om dat gewoon in beeld te brengen. Dat is natuurlijk de kracht hiervan.

De heer Smals (VVD):

Hoezeer wij ook ondersteunen wat de heer Van Weyenberg zegt, wij zien toch nog wel wat uitvoeringsproblemen. Ik ben benieuwd hoe hij dat zelf ziet.

De heer Van Weyenberg (D66):

Om wat te veranderen, moet je soms ook durven ingrijpen. Een bedrijf dat zich nu meldt bij een uitzendbureau, moet straks gewoon weten dat die melding linea recta doorgaat naar de Arbeidsinspectie. Ik denk echt dat je dan nog wel drie keer nadenkt. Ik zou een bedrijf überhaupt adviseren drie keer na te denken, want het handelt hiermee in strijd met de wet en geeft fantastisch personeel dat het zou kunnen krijgen, geen kans. Daar zijn wij het ook volledig over eens. Ik zie uit naar de concrete uitwerking in het wetsvoorstel door de staatssecretaris. Zijn daar nog allerlei ingewikkeldheden? Vast. Is dat een reden om het niet te doen? Nee.

De voorzitter:

Uw tweede motie.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inzet van mysterycalls bij onder andere uitzendbureaus die niet zijn aangesloten bij een brancheorganisatie, heeft aangetoond dat 40% nog ingaat op discriminerende verzoeken;

overwegende dat ook als mysterycalls niet direct kunnen leiden tot handhavend optreden, zij wel hoognodige informatie geven over het risico op discriminatie;

verzoekt de regering mysterycalls standaard op te nemen in het instrumentarium van de Inspectie SZW,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 356 (25883).

De heer Van Weyenberg (D66):

Arbeidsmarktdiscriminatie is onacceptabel. Ik wacht het wetsvoorstel van de staatssecretaris af. Het lijkt mij buitengewoon belangrijk dat we hier echt een vuist tegen maken, ook als gehele Kamer.

Voorzitter, tot slot. De collega van GroenLinks had het nog over de vertrouwenspersoon. Gelet op hoe het daar nu mee staat, is het daar wel één voor twaalf. Ik heb het nog niet opgegeven, zoals de collega. Ik verwacht hier actie van de staatssecretaris. De tijd dringt bij mij en ik weet zeker dat die ook bij haar dringt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Dijk namens de Partij van de Arbeid.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank, voorzitter. Om direct aan te sluiten bij de heer Van Weyenberg: uiteraard vindt hij ons aan zijn zijde als het gaat om de strijd tegen arbeidsmarktdiscriminatie. Dat weet de heer Van Weyenberg, maar ik zeg het hier toch nog maar even.

We hebben een overleg gehad met heel veel onderwerpen op de agenda. Het ging onder andere over de maaltijdbezorgers en hun positie. Het is belangrijk dat de staatssecretaris aangeeft dat zij zich ook zorgen maakt en kijkt hoe we de positie van deze, vaak jonge, mensen beter kunnen beschermen.

We hebben het ook lang gehad over beroepsziekten, die mensen hebben en ieder jaar krijgen van gewoon hun werk doen op de werkvloer. Daarom heb ik toch nog twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat als je gevaarlijk werk doet, je zeker wilt zijn van een veilige werkomgeving;

constaterende dat er ieder jaar meer dan 4.000 mensen vroegtijdig sterven door een ongeluk of door werkgerelateerde ziekte;

constaterende dat de ziekmakende werkplek geheel buiten beeld blijft bij de Inspectie SZW omdat de bedrijfsarts een beroepsziekte enkel hoeft te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke manier de Inspectie SZW beter zicht krijgt op waar beroepsziekten ontstaan om zo nodig ook beter te kunnen handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk en Van Kent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 357 (25883).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat slachtoffers van beroepsziekten aangeven dat verzekeraars en werkgevers het traject van schadeafhandeling regelmatig traineren;

constaterende dat de commissie vergemakkelijking schadeafhandeling beroepsziekten onderzoek doet naar betere schadeafhandeling bij beroepsziekten;

van mening dat een onafhankelijk beoordelingsinstituut zieke werknemers en werkgevers kan helpen bij ingewikkelde en langdurige procedures;

verzoekt de regering het instellen van een onafhankelijk claimbeoordelingsinstituut als een van de mogelijkheden onder de aandacht te brengen bij de commissie vergemakkelijking schadeafhandeling beroepsziekten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk en Van Kent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 358 (25883).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Dan is het woord aan mevrouw Van Brenk namens de 50PLUS-fractie.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Bij het debat ben ik begonnen met de gevleugelde uitspraak "van werken gaat niemand dood". Maar dat is niet de waarheid. Dat tonen de cijfers van de Inspectie SZW ook aan. Er waren 4.318 slachtoffers van ongevallen en het aantal dodelijke ongevallen steeg fors, van 54 naar 91. Daarom is dit niet iets wat je zomaar lichtvaardig kan nemen. Er ligt een belangrijke taak voor deze staatssecretaris en voor de inspectie. Vandaar de volgende aanmoedigingsmotie; zo zal ik 'm dan maar noemen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat werk gezond en veilig moet zijn;

overwegende dat het aantal arbeidsongevallen stijgt;

voorts overwegende dat thans minder dan de helft van de bedrijven over een wettelijk verplichte risico-inventarisatie beschikt;

verzoekt de regering in afwachting van een plan van uitvoering, invoering van risico-inventarisaties bij bedrijven krachtig te stimuleren;

verzoekt de regering voorts de Inspectie SZW dit proces actief te laten stimuleren door voorlichting, goede communicatie met bedrijven en gerichte handhaving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 359 (25883).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Ik kan niet anders dan ondersteunen dat dit een belangrijk punt is. Werk is voor iedereen belangrijk, maar veilig en gezond werk is zo mogelijk onontbeerlijk.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is tot slot van de zijde van de Kamer het woord aan de heer Van Kent namens de Socialistische Partij.

De heer Van Kent (SP):

Dank u wel, voorzitter. Het debat ging inderdaad over 28 verschillende onderwerpen, waaronder de maaltijdbezorgers, asbest, natuurlijk de risico-inventarisatie en het nachtwerk, dat door mijn partij aan de orde is gesteld. Op een heleboel punten hebben we toezeggingen van de staatssecretaris gekregen. We krijgen in ieder geval een hele serie brieven. Als het om asbest gaat, krijgen we een brief over de verjaringstermijn van 30 jaar, die in onze ogen echt niet passend is.

Ik had ook een vraag gesteld over dat olivinezand dat verontreinigd zou zijn met asbest. De staatssecretaris gaf toen aan daar niks van te weten. De vraag is of dat nog steeds zo is.

Over nachtwerk heeft de staatssecretaris toegezegd dat ze met een toelichting komt op wat onnodig nachtwerk is. Daar zijn wij heel erg benieuwd naar.

Over de inventarisatie van de risico's heeft de staatssecretaris gezegd dat zij er het maximale aan gaat doen. 100% zou het doel zijn, maar ze wilde daar geen harde grenzen of doelen bij stellen. Om de staatssecretaris daarbij te helpen heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bedrijven sinds 1994 verplicht zijn een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te hebben;

constaterende dat 25 jaar na de invoering van die plicht nog niet de helft van de bedrijven hieraan voldoet;

roept de regering op ervoor te zorgen dat in 2020 minimaal 75% en in 2022 minimaal 95% van de bedrijven een volledige risico-inventarisatie en -evaluatie heeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 360 (25883).

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het verslag algemeen overleg Arbeidsomstandigheden en handhaving. Het woord is aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Kamerleden voor hun inbreng, ook tijdens het algemeen overleg. Ook dank aan diegenen die hier niet het woord voerden, maar daar wel. Er waren veel waardevolle suggesties. Er is in ieder geval een breed gedeeld belang van gezond en veilig werk.

De heer Renkema heeft geen motie ingediend, maar gaf wel aan dat hij een initiatief wil nemen op het terrein van de vertrouwenspersonen. Ik kijk er met plezier naar uit om daarover van gedachten te wisselen.

Ik heb een aantal moties van uw Kamer ontvangen. In de eerste motie, op stuk nr. 355, vragen de heren Van Weyenberg en Peters om een meldplicht voor uitzendbureaus bij discriminerende verzoeken. Die vraag is ook gesteld in de context van de wetgeving die eraan komt. Ik heb eerder al gezegd dat ik dit vraagstuk graag wil behandelen bij de wetgeving die we aan het ontwikkelen zijn. Maar ik maak toch even van de gelegenheid gebruik om een aantal dilemma's waar we op dit moment tegen aanlopen, neer te leggen. Sowieso merken we bij de sociale partners, met wie we over dit vraagstuk spreken, dat er nog wel wat vragen leven over de uitvoerbaarheid. Iedereen wil dit heel graag, maar mensen worstelen met de uitvoerbaarheid van een aantal aspecten. Denk bijvoorbeeld aan het klein mkb. Dat is een ander vraagstuk dan wat hier voorligt, maar dat is een van die thema's. Ook dit is een thema waarmee we worstelen. Er lopen op dit moment initiatieven in het land waar partijen dit willen doen, vanuit een intrinsieke motivatie. Zij lopen tegen allerlei juridische belemmeringen aan.

Dit betekent in ieder geval, zeg ik in de richting van de heer Van Weyenberg, dat ik het gesprek wil aangaan met de sociale partners over deze thema's, omdat ik ook graag gedragen wetgeving wil. Daarom las ik ook een tussenstap in. Ik voel ook de urgentie met betrekking tot die meldplicht, maar ik zie tegelijkertijd dat men het in de praktijk, daar waar het intrinsiek geprobeerd wordt, zelf niet kan waarmaken. Dat betekent dat ik nog een poging zou kunnen wagen richting de wet, maar ik wil hier niet de schijn ophouden dat dit geen gecompliceerd vraagstuk is. Ik vraag de heer Van Weyenberg en de heer Peters dus om de motie aan te houden. Daarbij manage ik ook de verwachtingen richting de wet.

Ik kan me ook voorstellen dat we nog kijken naar andere mogelijkheden die ook dit doel dienen, zoals op andere terreinen ook is gebeurd. Denk aan een verplichte meldcode, die misschien wel juridisch houdbaar is. Maar dit is ook in het proces naar de wet toe. Ik vraag de heer Van Weyenberg dus om deze motie aan te houden. Anders zal ik haar helaas moeten ontraden.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voor de duidelijkheid: ik weet dat het niet ligt aan de inzet van de staatssecretaris. Maar ik en collega Peters van het CDA vinden het echt belangrijk dat je, als je zo'n verzoek doet bij een uitzendbureau, weet dat dit ook gewoon doorgaat naar de arbeidsinspectie. Ik denk dat dit een extra drempel opwerpt om dit soort slechte verzoeken te doen. Over dat doel zijn de staatssecretaris en ik het ook eens. Maar ik zal de motie niet aanhouden. Dat heb ik net ook met collega Peters overlegd. We zien de motie als een heel krachtig signaal, dat wat ons betreft wel degelijk de inbreng bij die wet moet worden.

De voorzitter:

Dan is het aan u, staatssecretaris, om toch een oordeel te geven over de motie.

Staatssecretaris Van Ark:

Ja, voorzitter. Ik wil nog wel aangeven dat ik als verantwoordelijke voor handhaafbare wetgeving hierbij wel mijn zorg moet uitspreken. Mag ik de motie zo opvatten dat we bij de wetgeving terugkomen op dit thema? Ik zal het signaal dat de Kamer daarbij zal afgeven — dat kan ik zomaar raden — er serieus bij betrekken. Als ik andere, hopelijk wel werkende, instrumenten erbij kan betrekken, is dit wat mij betreft een thema dat bij die wet terugkomt. Maar toch ontraad ik deze motie, omdat alle inzichten die ik tot nu heb ontvangen erop duiden dat dit instrument niet handhaafbaar of juridisch houdbaar is.

Voorzitter. De tweede motie van de heer Van Weyenberg, op stuk nr. 356, vraagt om mysterycalls standaard op te nemen in het instrumentarium van de Inspectie SZW. Ik begrijp uit beide moties de urgentie van de heer Van Weyenberg om met dit thema aan de slag te gaan, maar ook hierbij vraag ik of deze motie aangehouden kan worden. Dit heeft deels te maken met de aard van het vraagstuk. Het is best een moeilijke kwestie. Is het aan de overheid, die zelf handhaaft, om een dergelijk instrument in te zetten? Dat vraagstuk ligt nu op tafel. We doen een aantal experimenten, onderzoeken, met mysterycallelementen. Maar het ligt ook op het bordje van Binnenlandse Zaken. Daar is het ook nadrukkelijk een vraagstuk of mysterycalls of mysteryguests een geëigend instrument voor de overheid zijn. Om die reden zou ik de heer Van Weyenberg willen vragen om de motie aan te houden, zodat we dat eerst kunnen vernemen.

De heer Van Weyenberg (D66):

D66 is er wel van overtuigd dat dit een heel nuttig instrument is, maar ik zie ook dat er juridische vragen zijn waar nu naar wordt gekeken. Dat zal ik even afwachten. Deze motie houd ik dus wel aan, voorzitter.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Weyenberg stel ik voor zijn motie (25883, nr. 356) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 357, van de heren Van Dijk en Van Kent, vraagt mij om te onderzoeken op welke manier de Inspectie SZW beter zicht krijgt op waar beroepsziekten ontstaan om zo ook beter te kunnen handhaven. De motie spreekt me aan, ook vanwege de vraag om dat te onderzoeken. Ik geef deze motie oordeel Kamer.

In de motie op stuk nr. 358, ook van de heren Van Dijk en Van Kent, vragen zij om het instellen van een onafhankelijk claimbeoordelingsinstituut bij de commissie onder de aandacht te brengen. We hebben de commissie dit in het verleden al eens meegegeven, maar als de Kamer dit signaal wil afgeven zal ik deze kwestie nog eens extra onder de aandacht brengen. Daarbij is het niet de bedoeling — dat proefde ik in de woorden van de heer Gijs van Dijk — dat ik voor de voeten van de commissie ga lopen, maar dat zij vrij is om het advies te geven dat zij wil geven. Daarom geef ik deze motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 359 heeft mevrouw Van Brenk gekwalificeerd als een aansporing en zo ervaar ik die ook. Ik vind het van belang om de inspectie die rol op deze manier te geven, dus die motie geef ik ook oordeel Kamer.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 360, van de heren Van Kent en Gijs van Dijk, die ik moet ontraden. Dat heeft niet te maken met de ambitie, want ik vind dat alles wat in de wet staat, moet worden nageleefd, dus de ambitie is 100% naleving. Een lagere norm suggereert dat we zouden accepteren dat niet alle bedrijven deze wet naleven. Dat kan niet het geval zijn. Laat helder zijn dat wat er in de wet staat, nageleefd moet worden.

De heer Van Kent (SP):

Dan zou ik graag de genoemde percentages in mijn motie vervangen door "100%". Ik ben benieuwd wat dan het oordeel van de staatssecretaris is.

Staatssecretaris Van Ark:

Omdat er staat "ervoor te zorgen", moet ik haar nog steeds ontraden. Het is aan bedrijven zelf om dit te doen. De inspectie ziet erop toe, maar ik kan er niet persoonlijk voor zorgen dat 100% van de bedrijven dit doet. Ik kan wel alles doen wat in mijn macht ligt om via brancheorganisaties, via branche-RI&E's, via goede voorlichting en via de hogere boetes, waar de Kamer ook naar heeft gevraagd, ervoor te zorgen dat dit wordt nagekomen. Maar helaas kan ik daar niet zelf voor zorgen.

De heer Van Kent (SP):

Dan ben ik bang dat de staatssecretaris en ik langs elkaar heen spreken. Ik begrijp dat de staatssecretaris aangeeft 100% als doel te hebben, maar dat eigenlijk niet als doel, maar als wens te hebben en dat zij daar geen daden aan wil verbinden. Ik laat dus de percentages 75% en 95% staan en heb nogmaals een vraag aan de staatssecretaris. Als zij 100% als doel heeft, dan zou dit toch een aardige tussenstap kunnen zijn? Of komt zij met een nog uit te werken doelstelling die richting die 100% gaat, waarbij wij als Kamer haar kunnen afrekenen op het halen van die doelen?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik denk dat het vooral van belang is om de bedrijven af te rekenen op het hebben van die RI&E. De risico-inventarisatie en -evaluatie staat in de wet. Mede op aandringen van de Kamer hebben we de boetes verhoogd. Dat lijkt me ook het signaal dat nu naar de bedrijven is gegaan. Wij moeten vooral de bedrijven eraan houden dat zij deze RI&E ook daadwerkelijk hebben.

De voorzitter:

De heer Van Kent, afrondend.

De heer Van Kent (SP):

Die boetes zijn verhoogd op voorstel van de SP, maar wij constateren nog steeds dat meer dan de helft van de bedrijven zo'n inventarisatie niet heeft. Daarom zeggen wij als Kamer dat dat percentage omhoog moet. Heel veel partijen hebben daar aandacht voor gevraagd. Nou dien ik hier een voorstel in om de staatssecretaris doelen mee te geven. Ik geef ook de ruimte om een ander cijfer op die doelen te plakken, als dat voor de staatssecretaris beter is. Maar zeggen "we zien wel waar het schip strandt": zo werkt het volgens mij niet.

Staatssecretaris Van Ark:

Misschien kan ik de heer Van Kent tegemoetkomen. Hij refereerde net al aan een plan. Ik heb in ieder geval ook in het algemeen overleg aangegeven dat ik aan het eind van het jaar een plan van aanpak wil neerleggen. Misschien kunnen we elkaar dan in de doelstellingen weer terugvinden.

De voorzitter:

Daarmee blijft het oordeel over de motie op stuk nr. 360: ontraden. De heer Van Weyenberg heeft nog een vraag.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ja, over deze motie. Nog even los van de exacte formulering in de motie van collega Van Kent van de SP: ik vind het heel ingewikkeld en ook wel frustrerend dat we hier een debat hebben over het feit dat bedrijven de wet niet uitvoeren. Daarom vind ik elk getal onder de 100 eigenlijk raar. Ik snap heel goed dat de staatssecretaris niet kan toveren, maar ik heb de motie van de heer Van Kent zo gelezen als dat het eigenlijk niet kan dat de helft van de bedrijven zich niet aan de wet houdt. In die zin zou de staatssecretaris dit ook als een aansporing kunnen ervaren om de druk op bedrijven op te voeren, in de wetenschap dat zij al die RI&E's niet zelf kan gaan lopen tikken.

Staatssecretaris Van Ark:

Dit legt precies het dilemma bloot onder een aantal moties en voorstellen die vandaag en tijdens het algemeen overleg zijn ingediend en gedaan. Ik zal af en toe een winstwaarschuwing moeten laten horen als het gaat om de handhaafbaarheid van regelgeving. Laat helder zijn: wat in de wet staat, moet men doen en daar kan op gehandhaafd worden. Maar het simpele feit dat we niet op elke hoek van de straat noch op elk bedrijfsterrein een inspecteur hebben staan, betekent dat ik er niet zelf voor kan zorgen noch kan garanderen dat we 100% bereik hebben. Dat maakt dat ik terughoudend ben bij het neerleggen van nieuwe doelen, zoals ook in eerdere moties is aangegeven. Laat helder zijn: het is van belang dat de pakkans wordt vergroot en dat het geld dat bij het regeerakkoord aan de inspectie is toebedeeld op de juiste prioriteiten wordt gezet. We hebben ook afgesproken dat de boete pijn doet als wordt geconstateerd dat mensen iets doen wat niet mag, want wat in de wet staat, moet nageleefd worden. Het gaat erom dat mensen gezond en veilig kunnen werken.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van het verslag algemeen overleg Arbeidsomstandigheden/Handhaving.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag, 1 oktober, gaan we stemmen over de moties.

Ik stel voor dat we direct doorgaan met het volgende verslag algemeen overleg.

Naar boven