5 Vragenuur: Vragen Van Oosten

Vragen van het lid Van Oosten aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de minister van Justitie en Veiligheid, over het bericht "NFI: verruiming van DNA-opslag zou succes enorm vergroten".

De voorzitter:

We gaan nu naar de vraag van de heer Van Oosten namens de VVD aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de minister van Justitie en Veiligheid vervangt. Ik heet hem ook van harte welkom. De vraag gaat over verruiming van DNA-opslag.

De heer Van Oosten (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Vorige week kwam het NFI, het Nederlands Forensisch Instituut, met het idee om de huidige DNA-databank een veel breder bereik te laten hebben voor de opsporing bij ernstige strafbare feiten, moord, doodslag, al dan niet in combinatie met verkrachting. Het komt erop neer dat meer DNA-materiaal, het zogeheten Y-profiel, wordt bewaard dan nu, zodat ook verwantschap aangetoond kan worden tussen het spoor dat wordt aangetroffen op het plaats delict en de informatie die is opgenomen in de DNA-databank. Dit idee klinkt op zichzelf natuurlijk hartstikke goed, vind ik althans. Want verplaats je eens in de vader of moeder die zijn of haar kind op een afschuwelijke wijze is kwijtgeraakt, terwijl er misschien ook sporen gevonden zijn op de plaats waar het zich heeft afgespeeld, die mogelijk leiden tot het vinden van de dader.

Gelijktijdig realiseer ik me ook wel dat bij een voorstel als dit meer factoren relevant kunnen zijn, bijvoorbeeld de vraag of zo'n databank zich moet kunnen uitstrekken tot groepen mensen die niet bewezen de fout in zijn gegaan. Daarom juist zou ik van de staatssecretaris, die de minister vervangt, willen weten of hij bereid is om dit idee grondig te onderzoeken en goed te bekijken, en in kaart te brengen welke mogelijkheden we kunnen benutten en mogen verwachten, om ze te kunnen bespreken in de Tweede Kamer. Graag een reactie.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Harbers:

Voorzitter, dank u wel. Namens de minister van Justitie en Veiligheid kan ik de heer Van Oosten melden dat wij zijn belangstelling en bewondering voor de mogelijkheden van DNA-onderzoek delen. Dit krachtige middel willen we binnen de grenzen van de wet ook graag zo ruim mogelijk inzetten.

Om te beginnen: de techniek kan nu al. Indien nodig kan een officier van justitie nu al, in het kader van een concreet DNA-verwantschapsonderzoek, bepalen dat een Y-chromosomaal profiel wordt opgesteld van alle verdachten en veroordeelden waarvan het celmateriaal bij het NFI wordt bewaard. Het kan niet bij klassiek DNA-onderzoek. Daar zien we geen juridische mogelijkheden voor. Ik onderken, mede in het licht van het EVRM, ook niet de noodzaak om bij klassiek DNA-onderzoek van alle verdachten en veroordeelden een Y-chromosomaal DNA-profiel op te stellen. Het klassieke onderzoek is erop gericht om vast te stellen of het uit het celmateriaal van de verdachte of veroordeelde bepaalde DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van een of meer sporen in het onderzoek. Het bepalen van Y-chromosomale DNA-profielen met het doel om verwantschap vast te stellen, valt dus buiten de reikwijdte van het klassieke DNA-onderzoek. Dit onderzoek is daar, anders dan het DNA-verwantschapsonderzoek, niet op gericht. Kortom, wat de heer Van Oosten wil, kan dus via de route van het DNA-verwantschapsonderzoek al bereikt worden.

In aanvulling daarop moet nog een specifieke wettelijke grondslag in de regeling voor het DNA-verwantschapsonderzoek opgenomen worden om Y-chromosomale DNA-profielen die in het kader van een verwantschapsonderzoek zijn bepaald, in de DNA-databank te kunnen opslaan en in de toekomst te kunnen gebruiken bij een nieuw DNA-verwantschapsonderzoek. Dat is ook in lijn met de geest van de regeling van het DNA-verwantschapsonderzoek. Dit was al onder ogen gezien en zal worden meegenomen in het kader van de aan uw Kamer toegezegde wijziging van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. In die wetswijziging wordt geregeld dat minderjarigen die veroordeeld zijn tot een taakstraf van minder dan 40 uur geen celmateriaal hoeven af te staan. Daar wordt nu deze toevoeging aan toegevoegd. Ik heb begrepen dat het voornemen is om die wetswijzigingt later dit jaar, in de winter, aan de Kamer aan te bieden.

De heer Van Oosten (VVD):

Tjee, voorzitter. Dank voor de antwoorden, maar die wil ik ook toetsen. Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris eigenlijk zegt dat binnenkort in de Tweede Kamer een wet ter behandeling voorligt waarin in feite geregeld wordt dat het Y-chromosoom standaard wordt afgenomen, en dat ook standaard wordt getoetst of er een match is met informatie opgenomen in de DNA-databank en de sporen die zijn aangetroffen op het plaats delict? Dat is namelijk wat ik onderzocht wil hebben.

Ik wil als u het mij toestaat, voorzitter, ook nog twee andere punten kort aanstippen die in het verlengde hiervan liggen. De minister —wat dat betreft is het jammer dat hier nu de staatssecretaris staat en niet de minister — heeft in de zomer, naar aanleiding van een heleboel informatie die tot ons kwam, aangegeven dat hij een discussie wil voeren met de Tweede Kamer over het verplicht afstaan van DNA bij ernstige misdrijven. Van de staatssecretaris hoor ik graag wat we mogen verwachten. Welke regie pakt de minister daarin? Wil hij een debat? Wil hij dat collega's een debat gaan aanvragen? Wat staat er te gebeuren?

Ik heb nog een aanverwant punt, waarover ik twee keer schriftelijke vragen heb gesteld waarop ik twee keer hetzelfde antwoord kreeg, wat misschien voor de derde keer gaat gebeuren. Dat zint me niet. Bij het NFI liggen bloedmonsters op de plank van veroordeelde zedendelinquenten, zo is mij verteld. Die bloedmonsters zijn ooit om allerlei redenen afgenomen. Ze zijn niet afgenomen met het doel om er DNA uit te ontlenen, maar het kan natuurlijk wel, zeker met de moderne techniek. Ik neem ook aan dat we weten van wie die bloedmonsters zijn. Als we met elkaar nastreven dat de DNA-databank up-to-date is en goede informatie geeft over de mensen die een risico zijn in onze samenleving omdat ze dat bewezen zijn geweest, dan zou ik zo graag zien dat ook die informatie wordt opgenomen in de DNA-databank. En dan kan het misschien zo zijn dat die toestemming noodzakelijk is, maar laten we dan op z'n minst proberen om die toestemming te krijgen.

Weten we eigenlijk om hoeveel bloedmonsters het gaat? Weten we wie het zijn? Is het adressenbestand inmiddels op orde gebracht? Waarom zijn die mensen niet aangeschreven? Of is dat nu al gedaan? Zo ja, dan hoop ik dat nu te horen. Waarom zijn nabestaanden niet aangeschreven met de vraag of zij bereid zijn die informatie af te staan, zodat die opgenomen kan worden in de DNA-databank?

Staatssecretaris Harbers:

Dat waren drie vragen. Voor wat betreft de eerste vraag het volgende. Het is niet zo dat in de toekomst dat Y-chromosomaal profiel standaard wordt bepaald. Dat zit althans nog niet in het voornemen. Daarvoor moeten bijvoorbeeld ook eerst de kosten en dergelijke in kaart worden gebracht, want dat zou ook weer een extra handeling zijn. Het is wel de bedoeling dat de Y-profielen die in het kader van DNA-verwantschapsonderzoek al zijn bepaald, toegevoegd worden aan de databank. Ook daarvoor moet die wettelijke grondslag nog worden toegevoegd.

Dan de twee andere vragen. De eerste vraag ging over het verplicht afstaan van DNA bij verwantschapsonderzoeken. Daar kan ik kort over zijn. Op dit moment wordt de regeling van het DNA-verwantschapsonderzoek geëvalueerd. Aan de hand van de resultaten van dat onderzoek zal de minister heel graag het debat met uw Kamer willen voeren, inclusief de aspecten die de heer Van Oosten heeft genoemd.

Tot slot de laatste vraag, die over de bloedmonsters die op de plank liggen. Ik begreep van de minister dat aan de heer Van Oosten al eerder is toegezegd dat we alle aspecten goed bekijken en alles in ogenschouw nemen. Daar komen we op terug op het moment dat de evaluatie van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden aan uw Kamer wordt aangeboden.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter, ik heb bijna geen tijd meer, maar ...

De voorzitter:

U heeft nog tien seconden.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik wil het volgende vragen aan de staatssecretaris. Kan hij mij iets toezeggen? Stel dat de wet die naar ons toe gaat komen niet volledig dekt wat het NFI voorstelt. Is de staatssecretaris dan bereid om dat onderdeel grondig te onderzoeken en te kijken of die DNA-databank nog beter kan werken dan die nu al doet? Mij is er namelijk alles aan gelegen om ervoor te zorgen dat we de daders pakken die gruwelijke misdrijven hebben gepleegd.

Staatssecretaris Harbers:

Vanzelfsprekend zal de minister er in overleg met de ketenpartners, het OM en het NFI alles aan doen om ervoor te zorgen dat dit goed wordt uitgezocht. Voor wat betreft datgene wat mogelijk is, zal er ook afgewogen worden of iets in de wet moet of niet. Maar die afweging laat ik aan de minister, ook op basis van de informatie die hij straks krijgt van de ketenpartners. Uiteindelijk is het ook aan de heer Van Oosten en de Kamer om dat bij de wetsbehandeling te beoordelen.

De heer Van Dam (CDA):

Soms gaan de ontwikkelingen zo snel dat je die niet bij kunt houden. Op DNA-gebied is er de laatste tijd veel gepasseerd. Ik zou het zelf heel fijn vinden als er een brief naar de Kamer komt, waarin kort op een rij wordt gezet wat wij de komende tijd op DNA-gebied kunnen verwachten. Aan deze discussie kleven namelijk ook allerlei ethische aspecten. Ik denk dat het voor het onderwerp goed is om dit niet meteen bij een wetsbehandeling te doen, maar om zaken ruim van tevoren ongeveer te weten. Dus ik zou aan de staatssecretaris willen vragen of er een korte brief kan komen over wat wij de komende tijd op dit vlak kunnen verwachten.

Staatssecretaris Harbers:

Ik zal die wens aan de minister overbrengen en namens hem toezeggen dat hij op korte termijn met die brief komt.

De voorzitter:

Ik zag oogcontact met de ambtenaren. Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit vragenuur. Na de schorsing gaan we stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven