8 Moties Uitgangspunten cultuurbeleid

Aan de orde is het VSO over de uitvoering van de aangenomen moties, ingediend tijdens het VAO Uitgangspunten cultuurbeleid op 2 juli 2015 (32820, nr. 171). 

De voorzitter:

Voordat wij hieraan beginnen, moeten we even wachten op de verantwoordelijke bewindspersoon. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom en geef het woord aan de heer Monasch. 

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Dit is een tussenstand in het debat. We maken ons op voor de kaders van het kunstenplan. Dat zeg ik ook tegen alle meeluisteraars. 

We willen twee punten naar voren brengen. Daarom heeft mijn fractie dit VSO aangevraagd. Ik begin met de cultuureducatie. De minister heeft er in haar brief op gereageerd. Er zijn diverse moties over aangenomen, waaronder een motie van mevrouw Ouwehand over monitoring waar onze handtekening onder stond en een motie van de heer Van Veen en mij. In haar brief van 25 augustus schrijft de minister dat zij samen met het onderwijs, culturele instellingen en lokale overheden een referentiekader voor cultuureducatie wil opstellen, om op die manier de cultuureducatie een duidelijkere plek te geven. Kan de minister toezeggen dat dit er ook komt? Wanneer zal dat komen? Dat is namelijk wel cruciaal voor de verdere uitvoering van de aangenomen moties. 

De minister heeft ons een brief gestuurd waarin staat hoe zij een aantal moties die zijn aangenomen, wil uitvoeren. Die moties had zij aanvankelijk ontraden. Wij kunnen niet helemaal leven met een deel van de invulling en zien een aantal andere prioriteiten. Daarom dien ik mede namens de heer Van Dijk van de SP, mevrouw Keijzer van het CDA en de heer Pechtold van D66 de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in de hoofdlijnen cultuurbeleid 2017-2020 2,6 miljoen euro per jaar is vrijgemaakt voor extra ondersteuning van festivals die via de cultuurfondsen verdeeld zou gaan worden; 

overwegende dat een aantal sterke festivals zowel (inter)nationaal als in de regio belangrijk is om door het hele land een laagdrempelig aanbod aan kunst te ontwikkelen en dat hier al aansprekende voorbeelden van zijn te vinden; 

overwegende dat de extra middelen voor festivals in de huidige plannen op een zodanige wijze via fondsen worden ingezet dat versnippering van het budget dreigt, terwijl juist scherpe keuzes gemaakt moeten worden; 

overwegende dat de Kamer met het aannemen van een motie over een negende jeugdgezelschap in de BIS niet bedoeld heeft andere gezelschappen te beperken in hun mogelijkheden; 

verzoekt de regering om de volgende festivals op te nemen in de BIS en naast hun huidige subsidie van het Fonds Podiumkunsten uit de extra middelen voor festivals de volgende bedragen vrij te maken: 

  • -voor het festival Oude Muziek €400.000 per jaar; 

  • -voor Oerol €250.000 per jaar; 

verzoekt de regering voorts om aan de Raad voor Cultuur advies te vragen over een goede, toekomstbestendige inbedding en financiering, in de BIS of op een andere wijze, waarbij jaarlijks voor Cinekid €350.000 extra en voor de Nederlandse Dansdagen €200.000 extra beschikbaar wordt gesteld; 

verzoekt de regering verder om het benodigde geld voor een extra jeugdgezelschap volledig te betalen uit het extra geld voor festivals; 

verzoekt de regering ten slotte, de resterende middelen voor extra subsidiëring geoormerkt voor festivals toe te voegen aan de Cultuurfondsen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch, Jasper van Dijk, Keijzer en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 172 (32820). 

De heer Monasch (PvdA):

Hierna zal nog een motie worden ingediend door mijn collega Keijzer, die ook namens de PvdA-fractie wordt ingediend. 

De heer Van Veen (VVD):

De PvdA neemt nu in feite de rol van de cultuurfondsen over. Het is leuk voor de festivals dat zij via de heer Monasch en zijn kompanen subsidie krijgen. Mijn vraag aan de heer Monasch is welke criteria hij gaat gebruiken om bijvoorbeeld wel BoeCult aan het Sint Agathaplein in Boekel te subsidiëren, maar niet het Groede Festival op Zuid-Beveland. Ik denk dat ook deze mensen recht hebben om te weten aan welke criteria van de heer Monasch zij in de toekomst moeten voldoen om ook subsidie te krijgen. 

De heer Monasch (PvdA):

Dat is een goede vraag. Ik zie de voorstellen van de heer Van Veen met belangstelling tegemoet. Wij hebben te maken met een verschil van visie in het algemeen. Wij zijn niet gekozen om onze handtekening te zetten onder elk advies van een bepaald orgaan, zoals wij van begin af aan in deze discussie naar voren hebben gebracht. Daarnaast zijn er in de vorige periode een paar ruige bezuinigingen geweest op internationale festivals, die zich daardoor niet meer kunnen doorontwikkelen en dreigen om te vallen. Het is de hoogste tijd dat daar meer geld naartoe gaat. Tevens merk ik op dat wij pleiten — de heer Van Veen moet dit aanspreken — voor een betere regionale verdeling in plaats van het geld alleen maar naar de Randstad te sturen. 

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Tijdens het VAO hebben collega Monasch en ik een motie ingediend om te komen tot een overkoepelend referentiekader voor cultuureducatie. De reactie op deze motie was wellicht toch nog te vaag. Ik vraag de minister duidelijker te maken wat zij nu werkelijk gaat doen. Is de minister het eens met de VVD dat cultuureducatie in het hele onderwijs een plek moet krijgen? 

Ik maak de minister een compliment voor de wijze waarop zij is omgegaan met de aangenomen cultuurmoties. Duidelijker kon de minister het niet zeggen: het toevoegen van festivals of instellingen aan de BIS gaat ten koste van het totale budget van iedere individuele aanvrager. De Kamer moet voorwaardenscheppend zijn en transparante criteria opstellen op basis waarvan het voor iedereen klip-en-klaar is waarom men wel of niet in aanmerking komt voor steun vanuit de overheid. Die smart-formulering zal zeer binnenkort aan de Kamer worden voorgelegd. Op dat moment kunnen wij er met elkaar over discussiëren of de criteria op een juiste manier worden toegepast. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De motie van de heer Monasch heeft mijn steun; ik heb die ook medeondertekend. De motie biedt echter geen oplossing voor een onderliggend probleem in de cultuursector: simpelweg het tekort aan budget. Daardoor is er te vaak sprake van een herverdeling van de armoede en knelt het budget. Met wat extra budget los je dat op. Dat wordt geregeld in de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Raad voor Cultuur adviseert om in de komende beleidsperiode (2017-2020) 29,5 miljoen euro extra te investeren in cultuur; 

constaterende dat de regering 18,5 miljoen euro extra investeert; 

van mening dat extra investeringen nodig zijn om een vitale cultuursector in stand te houden; 

verzoekt de regering, 10 miljoen euro extra te investeren in cultuur, waarbij de dekking wordt gevonden in de budgetflexibiliteit op de begroting OCW, en de Raad voor Cultuur over de besteding advies te laten uitbrengen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 173 (38820). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Tijdens het AO heb ik de minister gevraagd wat de criteria zijn op basis waarvan het budget verdeeld wordt over de festivals. Ik kreeg daar echter geen duidelijk antwoord op. Ik heb tijdens dat AO meteen aangegeven dat wat mij betreft er nog wel een aantal andere festivals zijn die structurele financiering verdienen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in de hoofdlijnen cultuurbeleid 2017-2020 2,6 miljoen euro per jaar is vrijgemaakt voor extra ondersteuning van festivals die via de cultuurfondsen verdeeld zou gaan worden; 

overwegende dat een aantal sterke festivals zowel (inter)nationaal als in de regio belangrijk is om door het hele land een laagdrempelig aanbod aan kunst te ontwikkelen en hier al aansprekende voorbeelden van zijn die versterking behoeven; 

verzoekt de regering om aan de Raad voor Cultuur advies te vragen over een goede, toekomstbestendige inbedding en financiering in de BIS of op een andere wijze, waarbij voor de Dutch Design Week voor €400.000 extra per jaar en het Theaterfestival Den Bosch een jaarlijks bedrag van €200.000 beschikbaar wordt gesteld, gefinancierd uit het budget van 2,6 miljoen euro voor de festivals, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 174 (32820). 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor haar reactie op de ingediende moties. 

Minister Bussemaker:

Voorzitter. De heer Monasch heeft gevraagd wanneer het referentiekader over cultuureducatie zal verschijnen. Dat komt er medio 2016. De heer Van Veen heeft ook nog een vraag gesteld over cultuureducatie. Ik ben het met hem eens dat cultuureducatie een plek moet hebben in het gehele onderwijs. Daar zijn we ook mee bezig. We hebben cultuureducatie met kwaliteit voor het basisonderwijs. In het voortgezet onderwijs hebben we het vak CKV behouden. Voor het mbo hebben we de mbo-kaart ingevoerd. Dat zijn allemaal manieren om … 

De voorzitter:

Ik ga u even helpen. Dames en heren, de minister is aan het woord! Kunt u iets zachter praten, zodat zij zichzelf kan horen en de mensen die dat willen haar ook kunnen horen, bijvoorbeeld degenen op de publieke tribune? 

Minister Bussemaker:

We vinden cultuureducatie voor het gehele onderwijs van belang. Sterker nog, het wordt met alle discussies over skills for the future eigenlijk alleen maar belangrijker om creativiteit bij jonge generaties te stimuleren. Daar zullen wij de komende jaren ook stevig op inzetten. Het kader wordt samen met onderwijs- en cultuurinstellingen met lokale en provinciale bestuurders gemaakt. Met name het eigenaarschap van het onderwijs is van heel erg groot belang, zodat het gezamenlijk wordt ontwikkeld en het niet alleen iets is van de cultuurinstellingen, aanbodgericht, wat soms gewoon niet gebruikt wordt omdat leraren het niet herkennen. Zoals ik zojuist al zei, volgt de brief hierover medio 2016. 

Met betrekking tot de motie op stuk nr. 172 van de leden Monasch, Van Dijk, Keijzer en Pechtold snap ik de wens van de Kamer. Het is technisch uitvoerbaar en ik laat het oordeel over de motie dan ook aan de Kamer. Ik stel vast dat de indieners daarmee twee festivals in de BIS willen brengen, namelijk Oude Muziek en Oerol. Ik zal dat regelen. Zij zoeken voor twee instellingen, te weten de Nederlandse Dansdagen en Cinekid een oplossing in de BIS of daarbuiten. Het lijkt mij voor deze twee instellingen echter het meest logisch om daar een functie in de BIS voor te creëren, want ik kan deze gezelschappen niet in de BIS onderbrengen. Ik kan functies in de BIS onderbrengen en de Raad voor Cultuur vragen om mij te adviseren over wie op die functies heeft ingetekend en wie het heeft gekregen. Dat kunnen dus heel goed deze instellingen zijn, maar het kunnen ook andere zijn. Ik zeg er overigens wel bij dat ik de wens van de Kamer begrijp. Ik laat ook het oordeel aan de Kamer, maar het gaat wel ten koste van heel veel andere festivals. Dat zijn festivals die vaak juist een jong publiek weten te trekken, die gericht zijn op talentontwikkeling en die ook de provincie bedienen. Ik noem er een paar die niet in de motie zijn genoemd, maar waar ik bijzondere waardering voor heb. Ik noem in dit verband Into the Great Wide Open, met beeldende kunst en muziek, met name voor jonge generaties op Vlieland. Een ander voorbeeld is Deventer op Stelten, een prachtig stads- en buurtfestival waar heel veel mensen uit de stad en de regio aan meedoen. Mevrouw Keijzer noemde al het Theaterfestival Boulevard in Den Bosch en ik voeg daarbij ook maar Noorderslag/Noorderzon in Groningen en Music Meeting in Nijmegen. Die zullen allemaal niet blij zijn. Ik houd de indieners deze spiegel voor, want ik weet zeker dat deze festivals de Kamer ook weten te vinden. De Kamer pleit vaak bij mij voor activiteiten in de regio, maar daar is dan minder voor beschikbaar. 

Ik zeg er ook bij — en misschien klinkt het al een beetje door bij de festivals die ik zelf noem — dat ik met alle respect voor de Kamer de keuze weinig innovatief vind. Het is vooral de gevestigde orde die bediend wordt. Het is veilig en ik heb daar niets op tegen. Het is ook van groot belang, maar met deze motie wordt wel meer geld gegeven aan de meer gevestigde festivals, waardoor we minder overhouden voor vernieuwing. 

De voorzitter:

Heeft de heer Van Veen hier een vraag over? 

De heer Van Veen (VVD):

Ik vraag mij werkelijk af wat er gebeurd is tussen juli en vandaag, toen de minister in het algemeen overleg heel duidelijk aangaf dit soort moties te ontraden. Zij volgt de lijn van de VVD dat wij als Kamer criteria opstellen en dat vervolgens onafhankelijke partijen die criteria toetsen. Tot mijn verbazing geeft de minister nu aan dat zij het oordeel over deze motie aan de Kamer laat. Ik zou graag van haar willen weten wat er is gebeurd tussen juli en oktober 2015. 

Minister Bussemaker:

Ik constateer dat ik de Kamer tussen juli en oktober niet heb weten te overtuigen van de argumentatie die ik toen heb gegeven. Ik constateer dat er nu een motie ligt met een zeer brede Kamermeerderheid, gelet op de ondertekenaars. Ik constateer dat die motie een aantal nadelen heeft maar technisch uitvoerbaar is, en dat ik de wens van uw Kamer daarmee respecteer. 

De heer Van Veen (VVD):

Dit is toch erg teleurstellend, want ik heb net tijdens het debat de minister juist een compliment gemaakt voor de wijze waarop zij de moties die waren ingediend bij het VAO heeft uitgevoerd. Die hebben consequenties, die moeten worden gevoeld. Ik had net zelf BoeCult in Boekel genoemd als fantastisch cultuurevenement. Ik vind dat die maar netjes een aanvraag moet doen, bijvoorbeeld bij een cultuurfonds. De minister zegt nu eigenlijk: ga niet meer naar de cultuurfondsen, maar ga naar de Kamerleden hier in Den Haag, want die regelen voor u uiteindelijk de subsidie. Ik zou daarop graag een reactie van de minister krijgen. 

Minister Bussemaker:

Dat probeer ik te vermijden. Daarom heb ik de indieners van de motie ook gezegd dat ik dan dus in de BIS niet deze gezelschapen ga subsidiëren maar een functie ga creëren. Ik weet ook dat een functie als die voor media en cultuur voor jongere generaties — denk aan een festival als Cinekid — een terugkerende wens van uw Kamer is. Dus wat dat betreft ga ik ook niet over één nacht ijs. Maar ik ben het met de heer Van Veen eens dat de argumentatie ook een andere kant op kan gaan. Daarom houd ik uw Kamer een spiegel voor. Weet wat u doet en weet dat dit ook bij anderen tot grote teleurstelling zal leiden. 

De voorzitter:

Ik vraag opnieuw aan de Kamer om de minister de kans te geven om te antwoorden en de mensen die dat willen horen de kans om naar dat antwoord te luisteren. Ik vraag de leden om hun gesprekken op een andere plek voort te zetten. Minister, gaat u verder. 

Minister Bussemaker:

De motie op stuk nr. 173 van Jasper van Dijk, die de regering verzoekt om 10 miljoen extra te investeren in cultuur, ontraad ik, niet omdat ik extra investeringen in cultuur onwenselijk zou vinden maar omdat de dekking ondeugdelijk is. Er is gewoon geen flexibiliteit op de begroting. Wij zullen er volgend jaar alles aan moeten doen om de eindjes aan elkaar te knopen. Dus die 10 miljoen is er helaas niet. Ik heb al eerder gezegd dat ik er alles aan heb gedaan om die 18,5 miljoen bij elkaar te schrapen. 

De motie van de leden Keijzer en Monasch op stuk nr. 174 ontraad ik wel. Ik snap ook hier de wens om nog weer andere instellingen uit de middelen te financieren, maar als ik alles bij elkaar optel, constateer ik dat we 2,6 miljoen extra hadden voor de festivals. Daarvan zou 8 ton overblijven met de motie van de heer Monasch c.s. Als we daar nu ook nog de Dutch Design Week en het Theaterfestival Den Bosch uit gaan financieren, blijft er de facto nog 2 ton over. Dat kunnen we gaan verdelen over alle fondsen, maar dat is dan zo beperkt dat het eigenlijk functieloos is. Dan zou ik eerder geneigd zijn om tegen de Kamer te zeggen: beslis dan maar dat er helemaal geen ruimte meer is. Maar dat is echt strijdig met de eigen verantwoordelijkheid en de afweging die de fondsen naar mijn idee hebben en moeten kunnen maken. Daar is wat mij betreft ook echt de grens bereikt. Dus deze motie ontraad ik. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Twee dingen. Het laatste klopt niet wat de minister zegt, want die 2,4 miljoen wordt dan besteed aan festivals, dus het is niet zo dat er dan geen geld over is. Integendeel, er wordt substantieel geld gegeven zodat festivals overeind kunnen blijven. Het tweede is dat de minister de motie op stuk nr. 174 van de leden Keijzer en Monasch ontraadt, maar dat ze over de motie op stuk nr. 172 het oordeel aan de Kamer laat, bestaat niet. Deze motie bevat precies dezelfde overwegingen als die eerste motie, dus wat geldt voor de motie op stuk nr. 172, namelijk dat het kan en technisch uitvoerbaar is en dat dus het oordeel aan de Kamer is, moet dan ook gelden voor de motie op stuk nr. 174. 

Minister Bussemaker:

In die zin hebt u gelijk, de motie is technisch uitvoerbaar, dus het kan. Er blijft dan alleen echt helemaal niks meer over: 2 ton die je kunt verdelen over alle fondsen. Dan kun je net zo goed de besluitvorming door de fondsen opheffen, want die heeft dan geen enkele betekenis meer. Ik constateer dat in de motie van de heer Monasch, waar ik op ben ingegaan, ook gezelschappen worden genoemd waar het eerder over is gegaan, in juni en juli. Ik constateer dat we daarover al langer het debat met elkaar hebben gevoerd en dat de wens door de Kamer is uitgesproken. Ik heb ook al laten doorklinken, ook naar aanleiding van een interruptie van de heer Van Veen, dat ik er niet in alle opzichten gelukkig mee ben, maar dat ik de wens van de Kamer wil respecteren. U hebt gelijk: als er toch een meerderheid voor uw motie zou zijn, is de motie technisch uitvoerbaar. Ik vind het echter onwenselijk in de optelsom, omdat dan elke flexibiliteit om nog iets te doen aan festivals gericht op talentontwikkeling en andere zaken weggenomen is. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat is gewoon niet waar. Als je dit geld specifiek aan festivals besteedt — daar was die 2,6 miljoen overigens voor bedoeld — is het niet zo dat je dan niets meer kunt. Ik vind dat de minister daar ook gewoon eerlijk over moet zijn. 

Minister Bussemaker:

Er zijn dan geen extra middelen meer, terwijl daar nu alles om begonnen was. Een jaar geleden constateerden we, ook door onderzoek naar witte vlekken, de kwetsbaarheden die er in het huidige stelsel waren. Een van de kwetsbaarheden die nadrukkelijk naar voren kwamen, betrof de festivals. Iedereen heeft toen gezegd dat het in het kader van talentontwikkeling en het werven van nieuwe groepen juist van groot belang was om ook nieuwe festivals de ruimte te geven. Als we dit nu zo verdelen, hebben we … Ik zeg dit met alle waardering voor de Dutch Design Week, waar ik vorige week ben geweest. Het was weer een fantastische happening. Natuurlijk is het heel fijn dat het daar zo goed gaat, maar het gaat wel ten koste van andere initiatieven die misschien gewoon nog iets minder bekend zijn en nog meer ruimte en misschien ook wat meer kansen verdienen om zich te ontwikkelen. Dat is een afweging, die ik op deze manier maak. Ik zal zien wat de Kamer beslist. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij stemmen zo dadelijk over de ingediende moties. Ik zal vragen of de stemmingsbel kan luiden. Dan stemmen we over vijf minuten. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven