6 Vragenuur: Vragen Oosenbrug

Vragen van het lid Oosenbrug aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij afwezigheid van de minister van Veiligheid en Justitie, over privacyschending door de GGD. 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Voorzitter. De wellicht goedbedoelde interesse van de GGD in onze kinderen neemt zeer grote vormen aan, zo konden wij vorige week in de Volkskrant lezen aan de hand van de beschrijving door een moeder van de vragenlijst voor haar 14-jarige dochter. De vragen kwamen zowel lachwekkend als beangstigend op mij over. Enger dan de vragen zelf is de vraag wat de GGD vervolgens met de antwoorden doet. Natuurlijk weet ik dat wij in de Kamer afspraken hebben gemaakt over de jeugdzorg. Daaruit vloeit het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg voort. Maar hadden wij toen helder welke vragen er gesteld zouden worden en waar die op de langere termijn voor zouden worden gebruikt? Moeten wij niet kritisch kijken naar de informatie die wij van mensen verzamelen? Welke rol ziet de minister, bij monde van de staatssecretaris, hierin voor zichzelf? 

Ik wil dit in een groter perspectief plaatsen. Aan de ene kant spreekt de regering over privacy by design en het opslaan van zo min mogelijk gegevens, aan de andere kant zien wij de registraties en de manieren waarop die gekoppeld kunnen worden, toenemen. Daarom hebben wij de volgende vragen. Hoe denkt de staatssecretaris over deze ongebreidelde opslag van data? Welke rol ziet hij voor de coördinerend minister om hierin een kritische spiegel aan de collega's voor te houden? Hoe heeft de verzameling van data door de overheid zich de afgelopen jaren ontwikkeld? 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Ik sta hier namens de minister van Veiligheid en Justitie, maar niet namens de minister van VWS. De vragen over de GGD en de vragenlijst kan ik dan ook niet beantwoorden. Ik zal iets breder ingaan op de vragen over privacy in brede zin. Ik neem afstand van de term "ongebreidelde dataverzameling". Als wij die kwalificatie van toepassing zouden vinden, zou dat aanleiding zijn om het beleid te wijzigen, want dat is niet de insteek. Het verzamelen van data is de laatste jaren toegenomen, omdat dat in de hele samenleving is toegenomen. Het zijn vaak data die, los van wat de overheid wil genereren, door mensen worden opgeslagen. 

Wij hebben in Nederland daarvoor het College Bescherming Persoonsgegevens, binnenkort de Autoriteit Persoonsgegevens, dat bevoegd is om het kabinet maar ook de maatschappelijke actoren aan te spreken op de wijze waarop zij daarmee omgaan en dat ervoor zorgt dat de regels omtrent privacy en opslag van gegevens gehandhaafd worden. Wij hebben dus een goed stelsel. De minister van Veiligheid en Justitie wisselt zeer vaak met de Kamer van gedachten over de ontwikkelingen. 

Wij kunnen privacy niet zien als een element dat één minister als onderdeel van zijn portefeuille heeft. Elke bewindspersoon heeft met privacy te maken in alle aspecten van het beleid. Ik heb dat zelf bijvoorbeeld in het cybersecuritydomein. Het zou heel vreemd zijn als ik bij zo'n kernissue zeg dat ik niet nadenk over de privacy. Het is een integraal onderdeel van elke vorm van beleid. 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Dat is een mooi antwoord, maar wij hebben een coördinerend minister van privacy die op dit moment niet helder schijnt te hebben dat er in het dossier van zorg enorm veel data van onze kinderen worden verzameld. Dat gebeurt waarschijnlijk met de beste bedoelingen, maar het gaat wel mis. Het gebeurt ook in het dossier rond wonen of onderwijs. Bij alle dossiers gaan wij op dit moment van incident naar incident. Als woordvoerder privacy zou ik graag een visie van de coördinerend minister horen. Ik wil graag een toezegging van de staatssecretaris dat daar een visie op ontwikkeld wordt. Wij hebben een privacymonitor voor al die losse onderdelen, maar wij hebben geen algemene privacymonitor. Graag een reactie. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik deel het beeld dat de minister geen visie heeft niet. Dat zeg ik namens hem, maar ik deel dat beeld zelf ook niet. Ik zie ook niet dat er geen visie zou zijn omdat het niet in één notitie staat, terwijl het zo breed besproken wordt. Er wordt erg breed over gewisseld en de minister houdt het niet alleen bij een visie uitstralen. Hij heeft bijvoorbeeld in het voorjaar nog een gesprek gehad met de mensen die zichzelf de privacycoalitie noemen. Hij heeft de Kamer daarvan uitgebreid verslag gedaan, in een brief met acht concrete toetsstenen waaraan het beleid moet voldoen. De Kamer is geïnformeerd over "Vrijheid en veiligheid in de digitale samenleving". We hebben nog notities over e-privacy, big data en profilering in de particuliere sector. Zelfs daarover heeft de minister zijn visie met de Kamer gedeeld. In het voorjaar komt er een WRR-notitie over Big data, veiligheid en privacy. Daar zit ook weer een kabinetsreactie aan vast. Volgens mij wordt er uitvoerig regie en coördinatie op gevoerd. 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Die opvatting deel ik niet, want ik merk dat wij in de Kamer van incident naar incident gaan. In dit geval van de GGD worden er data verzameld en voor jaren opgeslagen. Volgens mij hebben wij daar afspraken over met de andere commissies, maar ik zie dat er in de ene commissie op een andere manier wordt gekeken naar privacybescherming van onze burgers dan in de andere commissie. Het is volgens mij niet gek om te vragen of de coördinerende minister, die daarover gaat, want die hebben wij aangewezen, kan zorgen voor een heldere, duidelijke privacyvisie. Ik snap dat het is verdeeld over allerlei verschillende commissies en notities, maar ik zou daarin graag een beetje samenhang zien. Daarom vraag ik nogmaals of de minister ons samenhangend kan informeren over hoe het kabinet hiermee omgaat. Dat mag in een notitie of in een brief. Het gaat erom dat wij op dit moment van incident naar incident gaan. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik kom in een lastig parket. Mevrouw Oosenbrug doet de observatie dat zij vindt dat er in de Kamer in deze discussie van incident naar incident wordt gehobbeld. Het lijkt mij beter als ik daar verder geen commentaar op geef. Ik constateer dat je een visie hebt waar privacy by design ook heel duidelijk onderdeel van is. Je moet contextueel een afweging maken wat je wel of niet doet. Het is inherent daaraan dat je niet een one-size-fits-allaanpak hebt, waarbij iedereen altijd dit soort gegevens mag verzamelen binnen de overheid. Dan krijg je een gelaagde uitkomst. Onderdeel van de visie is dat het contextgebonden is en dat je bij de vormgeving van de stelsels, de wettelijke kaders en de praktische systemen moet bekijken wat in dat geval verantwoord is om te doen. Als je de grootste gemene deler zou pakken, zou je veel te veel data verzamelen, in gevallen waarin dat niet nodig is. We hebben hierover ook uitvoerige discussies op Europees terrein, omdat de Europese wetgever zich hierop roert. Daarover gaan we ook constant in gesprek met de Kamer. 

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ik vind het jammer. Ik zou liever willen dat we het in een bredere context zien. Ik hoop dat we er een breder debat over kunnen hebben in de Kamer. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik weet niet of iemand die op tv naar het vragenuurtje kijkt, nu gerustgesteld is, als zijn kind uit school komt en zegt dat hij vragen moest beantwoorden, zoals of zij financiële zorgen hebben, of hij weleens drugs heeft gebruikt en of hij weleens steelt of liegt. Zouden de ouders na dit antwoord van de staatssecretaris denken: dat zit wel snor, want er komen visies bij die verschillende onderzoeken en beleidsdocumenten? Zouden zij daarop vertrouwen? Vindt de staatssecretaris net als ik dat deze vragen toch wel heel ver gaan? Het is best wel bloedlink dat er een instructie gegeven moet worden dat de medewerkers niet op de knop "reply to all" moeten drukken, als deze informatie in een e-mail staat. Dat moeten we toch niet willen? We moeten toch zeker minderjarigen beschermen tegen mogelijke grove inbreuken op hun privacy? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Het was al een beschrijving in een column van twee zaken die in de praktijk door elkaar gaan lopen, maar hier wordt wel heel veel op elkaar gegooid. Als we in de vraagstelling voor de kijkers thuis dingen door elkaar gaan gooien, waardoor de indruk wordt gewekt dat die informatie wordt verzameld, gekoppeld aan personen, dan worden mensen niet gerustgesteld, maar in die vraagstelling wordt ook een beetje met de werkelijkheid aan de haal gegaan. Eerlijk gezegd, als je geruststelling wilt over de inhoudelijke vragen die door de GGD worden gesteld, dan is het wel handig als de verantwoordelijke bewindspersoon van VWS die hierover gaat, wordt uitgenodigd om die vragen dan ook te beantwoorden. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

De staatssecretaris was tot voor kort ook aanwezig bij de debatten en de algemeen overleggen over jeugdzorg. Ik heb dus toch wel een vraag. Er zijn op dit moment grote zorgen over de privacy, de bescherming van gegevens en het medisch beroepsgeheim, naar aanleiding van de decentralisatie van de zorg en de jeugdzorg. We krijgen veel signalen van ouders dat de gegevens van hun kinderen bij ambtenaren terechtkomen. Mijn vraag aan deze staatssecretaris is eigenlijk vrij simpel. Wat gaat hij doen om de zorgen van deze ouders weg te nemen? In hoeverre gaat hij daarin stelling nemen? De medische veiligheid moet gewoon gewaarborgd worden en de privacy moet niet geschonden worden. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ten eerste onderschrijf ik die uitgangspunten. Ten tweede zal ik datgene wat hier aan de orde is geweest ook doorgeven aan de verantwoordelijke bewindspersonen. Deze zullen hier in de komende debatten ook met de Kamer weer op doorgaan. Het is echter wel belangrijk om ook goed te bekijken wat er nu daadwerkelijk gevraagd is. De vragenlijst die in de column wordt opgevoerd gaat over een individuele casus. Er is daarbij dus duidelijk sprake van een tot een individu herleidbare situatie, omdat één persoon een vragenlijst heeft ingevuld. Dat moet niet vermengd worden met de algemene vragenlijst die anoniem wordt afgenomen. Het lijkt me sowieso goed om dat verschil voor ogen te houden. 

De voorzitter:

Ik dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. Hiermee is een einde gekomen aan het mondelinge vragenuur. 

Naar boven