12 Wijkverpleging (AO d.d. 30/10)

Aan de orde is het VAO Wijkverpleging (AO d.d. 30/10). 

De voorzitter:

Zoals altijd bij een VAO, is de spreektijd twee minuten. Ik verzoek de leden gezien het tijdschema heel kort te interrumperen, mocht er al een interruptie zijn. Het woord is aan mevrouw Agema. 

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Het toch al zeer fragiele systeem van de ouderenzorg gaat volledig op de schop. 600 miljoen op de verpleging en verzorging vertaalt zich in hoge kortingen. Wij zijn daarover zeer bezorgd. Er zijn alternatieven, maar die weten het ministerie van VWS maar niet te bereiken. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat zo'n 60% van de wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden voor Buurtzorg Nederland werkt en de organisatie voor de derde keer tot werkgever van het jaar uitgeroepen is; 

constaterende dat de werkwijze van Buurtzorg Nederland (één product voor één prijs) volgens diverse onderzoeken leidt tot veel minder administratieve lasten, een kortere doorlooptijd, een hogere cliënttevredenheid en een besparing van 0,8 tot 1,8 miljard euro; 

constaterende dat de regering veertien producten voor verpleging en verzorging met verschillende prijzen ingesteld heeft; 

verzoekt de regering, de werkwijze van Buurtzorg Nederland (één product voor één prijs) als standaard te nemen voor de verpleging en verzorging, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 471 (30597). 

Mevrouw Agema (PVV):

Ik wil nog even verduidelijken dat ik niet belobbyd ben door Buurtzorg Nederland en ook niet namens deze organisatie spreek. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Er is veel onduidelijkheid bij pgb-houders. Zij moeten kiezen zonder te weten waarvoor ze kiezen, vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat pgb-houders voor 15 november een keuze moeten maken voor de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet; 

overwegende dat polissen pas vanaf 19 november naar de verzekerden worden gestuurd en de tarieven voor wijkverpleging en de Wet langdurige zorg tot op heden nog niet beschikbaar zijn; 

overwegende dat pgb-houders op dit moment dus geen weloverwogen keuze kunnen maken omdat ze nog niet over alle informatie beschikken; 

verzoekt de regering, de keuzedatum voor pgb-houders uit te stellen tot 1 december 2014, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer, Bruins Slot en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 472 (30597). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de wijkverpleegkundige thuis bij de zorgvrager en de mantelzorger een indicatie kan stellen; 

overwegende dat gemeenten in het keukentafelgesprek aan de orde kunnen stellen wat men zelf kan doen en wat de mantelzorger meer kan doen; 

constaterende dat dit twee verschillende wetten en trajecten zijn maar dat het wel steeds om die ene mantelzorger gaat; 

verzoekt de regering, in overleg te treden met de VNG en Zorgverzekeraars Nederland en voor 1 januari 2015 met concrete voorstellen naar de Tweede Kamer te komen, zodat bij een indicatie volgens de Wmo én de Zorgverzekeringswet dubbele overbelasting van mantelzorgers voorkomen wordt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer en Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 473 (30597). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Deze laatste motie is met name van belang om dubbele belasting van mantelzorgers te voorkomen. Door het opknippen van de verpleging en verzorging, waar het CDA tegen was, lopen we dat risico wel. Dat moet worden voorkomen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb twee moties en twee vragen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat zorg in natura en een pgb gelijkwaardig zijn aan elkaar en ongelijke tariefkortingen dus niet redelijk zijn; 

constaterende dat budgethouders nu dubbel gekort gaan worden op de taakstelling voor persoonlijke verzorging omdat de wijkverpleegkundige de hoeveelheid zorg die nodig is strenger gaat indiceren en daar nu bovenop een extra korting komt van waarschijnlijk maar liefst 15% op het pgb-tarief; 

overwegende dat budgethouders hier nog steeds niet over zijn geïnformeerd terwijl de wijzigingen per 1 januari al ingaan; 

van mening dat budgethouders daardoor te weinig tijd hebben om zich voor te bereiden; 

overwegende dat de staatssecretaris hierover in overleg gaat met Per Saldo; 

spreekt uit dat het uitgangspunt van het gesprek moet zijn dat er op deze termijn geen kortingen tot 15% mogen worden opgelegd en dat pgb en zorg in natura gelijkwaardig aan elkaar behandeld moeten worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 474 (30597). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er binnen de aanspraak wijkverpleging geen combinatie mogelijk is tussen pgb en zorg in natura; 

overwegende dat in de huidige praktijk zorgvragers regelmatig verpleging in zorg in natura ontvangen en persoonlijke verzorging met behulp van een pgb organiseren; 

van mening dat het gebruik van pgb's heeft geleid tot zorg op maat en institutionele innovaties, en dat dit verder bevorderd moet worden; 

verzoekt de regering om de combinatie pgb en zorg in natura wel mogelijk te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Bruins Slot, Van der Staaij en Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 475 (30597). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik hoor geluiden dat wijkverpleegkundigen niet alle informatie hebben en niet de vrijheid hebben om voor een pgb te indiceren. Ik krijg graag de bevestiging van de staatssecretaris dat zij altijd die vrijheid moeten hebben. 

We hebben het gehad over de campagne over de veranderingen in de zorg. Ik vraag het kabinet om ons te informeren hoeveel deze campagne gekost heeft. Ik kan dat namelijk niet vinden in de VWS-begroting. 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. Mijn collega Leijten heeft dit debat gevoerd. Ik dien twee moties in naar aanleiding van dat debat. De eerste motie dien ik in ter voorkoming van wachttijden en wachtlijsten. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de organisatie van wijkverpleging via de Zorgverzekeringswet een bezuiniging van 400 miljoen in 2015 moet opleveren; 

constaterende dat deze besparing gehaald moet worden via betere afstemming van zorg en niet door toegang te ontzeggen; 

van mening dat de inzet thuiszorg niet uitgesteld mag worden omdat gewerkt wordt met (standaard) wachttijden; 

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat er wachttijden noch wachtlijsten voor wijkverpleging zullen ontstaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 476 (30597). 

Mevrouw Siderius (SP):

De tweede motie gaat over het voorkomen dat de hele thuiszorgsector een korting krijgt omdat de bezuiniging niet gehaald wordt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er grote twijfels zijn of de korting van 400 miljoen op het budget voor wijkverpleging gehaald kan worden door betere afstemming van zorg; 

constaterende dat de regering voornemens is om de uitgaven goed te volgen en de financiering bij te stellen als dat nodig is; 

van mening dat tijdens een introductie- en overgangsjaar zorgvuldig te werk moet worden gegaan; 

verzoekt de regering om het macrobeheersinstrument, dat overschrijding van budget in totaal "terughaalt" bij de aanbieders van wijkverpleging, voor 2015 niet van kracht te laten zijn op de wijkverpleging, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 477 (30597). 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. D66 heeft zich met succes hardgemaakt om het persoonsgebonden budget te verankeren in de Zorgverzekeringswet. Daardoor behouden bijna 50.000 mensen ook na 1 januari hun pgb. Maar vorige week zagen we wel veel ongerustheid bij pgb-houders of zij de zorg na 1 januari kunnen voortzetten. Ook hiervoor geldt dat het aankomt op de praktijk. Mijn fractie zal dit zeer scherp in de gaten houden. 

Ik dien geen moties in, maar heb nog wel een vraag aan de staatssecretaris op een ander terrein: de casemanager dementie. D66 heeft eerder gevraagd om ervoor te zorgen dat deze wordt verankerd in de aanspraak Wijkverpleging. Nu hoor ik echter geluiden dat door discussies tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders over uren en budgetten de casemanager dementie tussen wal en schip dreigt te vallen. Mensen dreigen daardoor hun casemanager kwijt te raken. Daarnaast verdwijnt specifieke kennis en kunde. Ik vraag de staatssecretaris daarom, in overleg te treden met zorgverzekeraars en zorgaanbieders en ervoor te zorgen dat het casemanagement dementie ook volgend jaar gewaarborgd is. Ik hoop op een positieve reactie. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. Eerst even een opmerking vooraf. We hebben in het algemeen overleg uitvoerig gesproken over de situatie van de budgethouders en het overleg met Per Saldo. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij daarover in overleg zal gaan. Ik zou het fijn vinden als hij daar straks nog wat over zou kunnen zeggen, omdat dat voor mijn fractie ook uitmaakt bij hoe zij de ingediende andere moties zal wegen. 

De Partij van de Arbeid heeft zelf ook een motie. Deze is medeondertekend door de heer Rutte van de VVD-fractie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in de Inkoopgids Wijkverpleging 2015 van Zorgverzekeraars Nederland staat: "Het is van belang om te realiseren dat het weergegeven onderscheid tussen de niet-toewijsbare wijkgerichte zorg en toewijsbare zorg in de praktijk minder scherp zal zijn. Samenwerking tussen beide vormen van zorg en ondersteuning is van belang om tot een succesvolle inrichting en uitvoering te komen"; 

constaterende dat het uitgesloten is dat er wijkverpleegkundigen zijn die alleen deel uitmaken van het sociale wijkteam en geen toewijsbare zorg verlenen; 

constaterende dat er daarnaast wijkverpleegkundigen zijn die alleen toewijsbare zorg verlenen maar geen deel uitmaken van het sociale wijkteam; 

van mening dat de continuïteit van zorg belangrijk is voor mensen die gebruikmaken van wijkverpleegkundige zorg en dat daarnaast bij verwijzing naar nieuwe aanbieders kwaliteit en cliënttevredenheid als eerste inkoopcriteria gehanteerd dienen te worden; 

verzoekt de regering, erop toe te zien dat zorgverzekeraars waarborgen dat wijkverpleegkundigen die deel uitmaken van het sociale wijkteam samenwerken met alle wijkverpleegkundigen in de wijk en hen informeren om tot succesvolle inrichting en uitvoering te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert en Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 478 (30597). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik heb deze heel lange motie op mij laten inwerken. Op een gegeven moment dacht ik bij mezelf: hebben de PvdA en de VVD er nu spijt van dat zij deze taken, die toch zien op de totale mens, hebben overgedragen aan de zorgverzekeraars? Dan hadden zij dat toch gewoon niet moeten doen? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik ben verschrikkelijk blij dat het is gelukt om verzorging en verpleging bij elkaar te houden. Ik heb er acht jaar lang in de Kamer voor gepleit dat wijkverpleegkundigen hun vak weer moeten uitoefenen, dus weg van de knip tussen verpleging en verzorging, weg van de stopwatchzorg, weg van maanden wachten op een indicatiestelling door het CIZ. Het zijn bijna allemaal vrouwen en die weten bovengemiddeld goed wat er moet gebeuren. Ik ben heel blij dat we het zo hebben kunnen borgen. Het zit in het basispakket van de verzekering. Het zit in de eerste lijn, dus er wordt geen eigen risico geheven. Ik ben ook ongelofelijk blij dat er volgend jaar 40 miljoen bij komt, daarna 80 miljoen en straks 200 miljoen voor de wijkverpleegkundigen. Ik ben heel blij dat we het zo geregeld hebben. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dan staan de fracties van de PvdA en de VVD toch wel een beetje alleen. V&VN heeft laten weten zich zeer grote zorgen te maken over het opknippen van S1 en S2 voor de wijkverpleegkundigen. Bij mij komt af en toe S5 boven als ik die discussie hoor. Ik spreek niet anders dan wijkverpleegkundigen die zich juist zorgen maken over dat prachtige vak dat zij hebben. Zij zeggen tegen mij dat zij ermee stoppen, want als zij S1 moeten gaan doen, kunnen zij dat prachtige vak niet meer uitoefenen. Het is jammer om dat hier toch te moeten constateren. Die motie zal een meerderheid halen, maar die gaat dat niet voorkomen. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik constateer dat de CDA-fractie niet heeft geluisterd in het AO dat wij hadden. Daar hebben we bovengemiddeld veel tijd besteed aan de vraag of alle wijkverpleegkundigen in de preventie mogen werken en mogen signaleren, verzorgen en verplegen. Ik heb de staatssecretaris heel vaak horen zeggen dat hij dat garandeert. Deze motie stelt alleen dat de mensen die in een wijkteam werken en geen indicatietaken hebben, maar wel verpleging, verzorging en preventie, en wel moeten signaleren maar niet afstemmen met het wijkteam en met de huisarts, juist wél met elkaar moeten blijven overleggen, omdat de verpleegkundigen in de wijk van elkaar moeten weten wat ze aan het doen zijn. Waarschijnlijk heeft die ene wijkverpleegkundige die ophoudt met werken, met het CDA gesproken. Al die anderen zijn dolblij dat ze hun vak terug hebben. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. De staatssecretaris heeft verzocht om enkele minuten schorsing. Wij schorsen nu kort. Daarna gaan we snel verder, om tijd in te halen. 

De vergadering wordt van 16.52 uur tot 16.56 uur geschorst. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik reageer eerst even kort op een aantal vragen. Mevrouw Voortman vroeg mij te bevestigen dat ook wijkverpleegkundigen gewoon mogen aangeven dat er een pgb-mogelijkheid is. Dat bevestig ik bij dezen graag. We zullen uiteraard ook antwoord geven op haar vraag wat de campagne kost. Daar zal ik de Kamer apart schriftelijk over informeren. 

Mevrouw Dijkstra vroeg naar de stand van zaken van de casemanager dementie. Zij vroeg mij om een en ander niet uit de handen te laten vallen, om het zo maar even te zeggen. Het casemanagement dementie en de ketenzorg vallen onder de aanspraak Wijkverpleging. We hebben laten onderzoeken waaruit het casemanagement wordt gefinancierd. Er blijken allerlei verschillende potjes te zijn om dat casemanagement te financieren. We moeten dus nog eens heel fundamenteel bekijken hoe we dat in de toekomst zullen doen, om het wat structureler in te bedden. Verzekeraars hebben aangegeven dat de bestaande ketens in stand worden gehouden. Daar heb ik ook op aangedrongen. In 2015 kan een en ander dus gewoon doorgaan. Als we nadenken over de nieuwe bekostiging, moeten we voor 2016 goed bekijken hoe deze beter verankerd kan worden. Bij de ontwikkeling van de nieuwe bekostiging kunnen we, wat mij betreft, bekijken of een aparte structuur nodig is voor casemanagement. Kortom, voor 2015 laten we niks uit onze handen vallen. We kijken goed naar de bekostigingsstructuur en als het nodig is om deze apart te verankeren, zullen we dat doen. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Mijn vraag aan de staatssecretaris kwam voort uit de vele onrust die er is. Daar wordt al op voorgesorteerd. Het lijkt er in Twente bijvoorbeeld op dat 1.200 mensen hun vertrouwde casemanager kwijtraken. Ik begrijp van de staatssecretaris dat die onrust niet nodig is en dat dit eigenlijk niet mag voorkomen. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Daar kan ik natuurlijk geen uitspraken over doen. Ik constateer dat casemanagement valt onder de aanspraak Wijkverpleging. Het is dus mogelijk. Hoe het georganiseerd wordt en bij welke aanbieder dit plaatsvindt, is natuurlijk vers twee. Het gaat erom dat we waarborgen dat casemanagement ook in 2015 gewoon mogelijk blijft. Daar praten we nu over. Daarnaast zullen we nog eens goed kijken naar de bekostiging van casemanagement in 2016. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Kan de staatssecretaris waarborgen dat alle bestaande expertise niet verloren gaat door de overgangssituatie? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat is precies de bedoeling. Daarom hebben we met de verzekeraars afgesproken om casemanagement dementie in 2015 niet uit de handen te laten vallen. We moeten het misschien wel anders bekostigen, maar daar zullen we in 2015 goed de tijd voor nemen. 

Ik heb de kosten van de campagne net aangereikt gekregen. Ik wil de vraag ook best schriftelijk beantwoorden, maar de kosten zijn ongeveer 3 miljoen. Misschien is hiermee het antwoord al gegeven. 

Mevrouw Wolbert vroeg mij of wij met Per Saldo overleg voeren over een aantal knelpunten. Er is gisteren een technisch overleg gevoerd, dat maandag zal worden voortgezet. Dit heeft betrekking op alle knelpunten die ook in de Kamer aan de orde zijn geweest. Ik had al gezegd dat ik de Kamer nader zal informeren over het resultaat van het overleg. 

Dan kom ik op de moties. In de motie op stuk nr. 471 van mevrouw Agema wordt de regering verzocht, de werkwijze van Buurtzorg Nederland als standaard te nemen voor de verpleging en verzorging. Zorgaanbieders gaan gelukkig zelf over de wijze waarop zij hun zorg organiseren. Dat kan ik niet voorschrijven. Ik geef mevrouw Agema wel mee dat de werkwijze van Buurtzorg Nederland een belangrijke inspiratiebron is geweest, is en blijft bij het nadenken over de inrichting van de wijkverpleegkundige zorg. We hebben nu inderdaad een aantal verschillende producten die aansluiten bij hoe het nu gaat. Mevrouw Agema heeft in mijn brieven kunnen lezen dat we in de vernieuwing van de bekostiging tot een grote vermindering van het aantal producten komen. Voorschrijven dat de Buurtzorgmethode voor iedereen moet gelden, gaat echter echt te ver. Wij komen wel tot een indikking van de producten voor verpleging en verzorging, zoals ook met de Kamer is afgesproken. Daarom ontraad ik deze motie. 

Mevrouw Agema (PVV):

Deze verklaring slaat helemaal nergens op. De staatssecretaris heeft veertien producten voorgeschreven, met veertien prijzen. Dat is ietsje minder dan de zestien producten die er waren, maar veertien producten met veertien prijzen zorgen voor een enorme administratieve last. Buurtzorg Nederland, waar nu 60% van de mensen voor werkt, hanteert één product voor één prijs. Waarom gaat de staatssecretaris dan op de oude voet verder? Het scheelt 800 miljoen tot 1,8 miljard euro. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Mede op aandringen van mensen uit het veld en Kamerleden hebben we van 2015 een overgangsjaar gemaakt. We hebben afgesproken om tijdens dit overgangsjaar bij het overstappen op een nieuwe wijze van bekostiging zo veel mogelijk aan te sluiten bij de wijze waarop het nu gaat. Dat leidt inderdaad tot iets minder producten. We hebben afgesproken dat we het overgangsjaar 2015 gebruiken om het nog verder te vereenvoudigen en te versimpelen in de richting die mevrouw Agema overigens aangeeft. Het heeft dus te maken met de zorgvuldige invoeringsprocedure die wordt gevolgd tijdens het overgangsjaar. 

Mevrouw Agema (PVV):

Waarom ontraadt de staatssecretaris dan mijn motie? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Omdat in die motie ook om wat anders wordt gevraagd. Er wordt namelijk ook in gevraagd om de werkwijze die Buurtzorg Nederland hanteert met één product en één prijs — dat klopt overigens niet, maar goed — als standaard te nemen voor de verpleging en de verzorging. Ik denk dat het verstandig is om bij het versimpelen van de productmodellen een onderscheid te blijven maken tussen bijvoorbeeld de intensieve kindzorg, de palliatieve zorg en de steun bij algemene dagelijkse levensbehoeften. Er zal dus enig verschil in intensiteit en prijs zijn tussen verschillende soorten verpleging en verzorging. Dat is ook heel verstandig, want je kunt niet alles over één kam scheren. 

In de motie op stuk nr. 472 wordt geschreven dat pgb-houders op dit moment geen weloverwogen keuze kunnen maken. De regering wordt verzocht om de keuzedatum uit te stellen tot 1 december 2014. Ik constateer eerst maar even dat het goed is dat we die keuzemogelijkheid bieden. Ik kan me nog herinneren dat mevrouw Keijzer het voorstel heeft ingediend om in één klap alle mensen in de Wet langdurige zorg onder te brengen. Ik heb er toen voor gepleit om de mensen een keuzemogelijkheid te geven. Dat doen we nu. De datum van 14 november — dat is de datum, als ik mij niet vergis — is niet helemaal voor niets gekozen, want we hebben natuurlijk ook te maken met de verwerking in allerlei administraties. Ik snap wel dat mevrouw Keijzer aandacht vraagt voor de personen om wie het gaat en dat zij wil weten of er voor die mensen voldoende informatie bekend is om dat allemaal te kunnen doen. Ik zou het volgende met mevrouw Keijzer willen afspreken. Ik ga bekijken welke mogelijkheden er zijn om de datum nog wat op te schuiven, zonder dat ik mij daarbij nu uitspreek over de vraag of uitstel tot 1 december mogelijk is, want ik moet er ook voor zorgen dat de gegevens van alle mensen netjes in de administraties terechtkomen. Ik zeg mevrouw Keijzer toe dat ik ga bekijken of er in dezen nog enige ruimte mogelijk is. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Het is natuurlijk fraai om mensen een keuze te bieden, maar dan moeten zij wel weten waar ze voor kiezen. Zij moeten daarom duidelijkheid krijgen over de tarieven. Ik ben er blij mee dat de staatssecretaris wil bekijken hoever hij daarin kan gaan, maar kunnen we dan niet afspreken dat hij mij of de Kamer dat nog schriftelijk laat weten? Dan pas weet ik namelijk of ik mijn motie, die ik nu aanhoud, moet intrekken of dat ik haar dinsdag wel in stemming moet brengen. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat lijkt mij goed. Ik zal de Kamer nader informeren over de vraag of het nog mogelijk is om de keuzedatum te verschuiven. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik krijg die informatie graag, maar kan de Kamer die dan wel maandag ontvangen? Dinsdag is immers de stemming over deze moties. Volgens mij komen we anders in de knoei met de datum. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik kan nu niet helemaal inschatten hoeveel tijd ik nodig heb om te bekijken of het mogelijk is. Ik zeg toe dat ik het zal bekijken, maar dan moet u mij de tijd en gelegenheid geven om dat goed uit te zoeken. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Nou, vooruit; anders meld ik mij wel weer bij de regeling van werkzaamheden. Zullen wij het zo doen? Ik houd mijn motie nu aan en wacht op bericht van de staatssecretaris. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Keijzer stel ik voor, haar motie (30597, nr. 472) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 473. Daarin wordt de regering verzocht om in overleg te treden met de VNG en ZN en voor 1 januari 2015 met concrete voorstellen naar de Tweede Kamer te komen, zodat bij een indicatie volgens de Wmo en de Zvw dubbele overbelasting van mantelzorgers voorkomen wordt. Ik begrijp de achtergrond van de motie, maar blijf erop wijzen dat er bij het vaststellen van de wijkverpleegkundige zorg geen rekening wordt gehouden met ... Lijfgebonden zorg kan nooit verplicht worden aan mantelzorgers. Dat heb ik ook in het debat gezegd. Je kunt dus niet zeggen dat iemand meer of minder wijkverpleegkundige zorg krijgt omdat hij of zij al mantelzorg krijgt. Dat is niet zo, want iemand heeft gewoon recht op die wijkverpleegkundige zorg, of er nu mantelzorg wordt gegeven of niet. Ik begrijp dat mevrouw Keijzer wil voorkomen dat er overbelasting van mantelzorgers ontstaat als er verschillende aanspraken zijn, maar er is geen sprake van een soort balans tussen meer mantelzorg en minder wijkverpleegkundige zorg, want iemand heeft gewoon recht op wijkverpleegkundige zorg. 

Ik vind het wel belangrijk dat de VNG en ZN met elkaar blijven spreken over een goede afstemming bij het afgeven van indicaties. Zij moeten nagaan of dit niet leidt tot onvoorziene knelpunten of problemen. Ik zeg mevrouw Keijzer toe dat ik met de VNG en ZN in overleg treed om na te gaan hoe wij overbelasting van mantelzorgers kunnen voorkomen. Dat lijkt mij namelijk heel goed. Het is echter niet zo dat bij de vaststelling van de eventueel benodigde wijkverpleegkundige zorg gerekend wordt met een bepaalde hoeveelheid mantelzorg. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik wil de staatssecretaris toch even meegeven dat de Partij van de Arbeid niet zit te wachten op weer een afstemmingsoverleg. We hebben gewoon sociale wijkteams en we hebben huisartsen. Ik kan me niet voorstellen dat wijkverpleegkundigen het indiceren niet afstemmen met sociale wijkteams of met andere structuren die een gemeente heeft verzonnen. We zijn dus heel terughoudend als het gaat om nog meer afstemmingsoverleggen. 

De voorzitter:

Ik wijs erop dat we het debat niet gaan overdoen. Er dient alleen maar een reactie op de moties te worden gegeven. Gezien de tijd verzoek ik de deelnemers aan dit debat om het kort te houden. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat verklaart ook een beetje mijn terughoudendheid. Vandaar dat ik voorstel dat ik dit nogmaals onder de aandacht van Zorgverzekeraars Nederland en de VNG breng. Ik wijs erop dat er geen formele koppeling is tussen mantelzorg en wijkverpleging. Je hebt gewoon recht op wijkverpleging. Misschien kan ik mevrouw Keijzer met deze toezegging ertoe verleiden om de motie in te trekken. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik zat helemaal verbaasd naar mevrouw Wolbert te kijken. Ik hoorde de staatssecretaris uitspreken dat hij in overleg wil gaan met de VNG en ZN om te bekijken hoe dubbele overbelasting van mantelzorgers kan worden voorkomen. Ik dacht: dan zegt hij erachteraan dat hij de motie ziet als ondersteuning van het beleid of dat hij het oordeel over de motie aan de Kamer laat. Ik dacht: prachtig, dan zijn we allemaal blij, want we willen allemaal een dubbele belasting van mantelzorgers voorkomen. Maar de fractie van de PvdA wil dat blijkbaar niet. Ik dank de staatssecretaris voor zijn ondersteunende woorden en ik zal nadenken over de vraag wat ik met deze motie doe. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik kom te spreken over de motie van mevrouw Voortman op stuk nr. 474. Daarin wordt uitgesproken dat het uitgangspunt van het gesprek moet zijn dat er op deze termijn geen kortingen tot 15% mogen worden opgelegd en dat het pgb en zorg in natura gelijkwaardig behandeld moeten worden. Het lijkt mij niet goed om in de gesprekken die we nu voeren al bij voorbaat uit te spreken dat er geen kortingen mogen worden doorgevoerd. Immers, als we uitgaan van een gelijkwaardigheid van het pgb en zorg in natura, dan zou er misschien ook wel gelijkmatig gekort worden. Op die manier blijft de gelijkwaardigheid gehandhaafd. Ik heb in het debat wel al op het volgende gewezen. Als er bij kortingen sprake is van een heel korte termijn die problemen oplevert bij de contractering van degene die het pbg uitvoert, dan ben ik bereid om met Per Saldo naar die knelpunten te kijken. Ik heb al toegezegd dat ik de Kamer daarover nader zal informeren. In de motie staat dat de staatssecretaris in overleg gaat met Per Saldo. Dat heb ik al toegezegd en dat ben ik nu ook aan het doen. Dat zou ertoe kunnen leiden dat ook mevrouw Voortman misschien wil overwegen om eerst de resultaten van dat overleg af te wachten. Ik heb al toegezegd dat die aan de Kamer zullen worden gezonden. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb op zich veel vertrouwen in het overleg, daar niet van! Maar het punt is nu juist dat pgb-houders op dit moment hun contracten moeten afsluiten. Ik wijs erop dat het gesprek nog niet heeft plaatsgevonden. Het gesprek had in ieder geval vanochtend nog niet plaatsgevonden. Pgb-houders moeten weten waar ze aan toe zijn. Het is heel raar als je zes weken voordat mensen hun contract moeten afsluiten nog zou zeggen: het kan toch nog wel 15% worden. Ik kan de staatssecretaris op dat punt dus echt niet tegemoet komen. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik moet mevrouw Voortman er nog even op wijzen dat in de afspraken die destijds tussen de pgb-houders, Per Saldo en de zorgverzekeraars zijn gemaakt over de invulling van pgb's, er onder andere is gesproken over de wijze waarop je met de kortingen omgaat en over het feit dat er geen budgetgaranties zijn. Dat is onderdeel van de afspraken. Later is door Per Saldo gevraagd of er ook gekeken is of er knelpunten kunnen ontstaan bij de contractering, omdat het wellicht heel kort dag is. Ik heb gezegd dat ik daarnaar wil kijken. Ik ben daar nu mee bezig. Ik wil derhalve ook mevrouw Voortman vragen om, gelet op mijn toezegging dat ik met partijen zal overleggen en dat ik de Kamer daarover nader zal informeren, de motie ten minste te willen aanhouden. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Die knelpunten in de contractering kunnen worden veroorzaakt door die kortingen. Betekent dit nu dat er bij de staatssecretaris wel degelijk ruimte is om ten aanzien van die kortingen een ander standpunt in te nemen dan het standpunt dat hij vorige week tijdens het debat innam? Als dat het geval is, dan wil ik best de motie aanpassen of aanhouden. Als dat niet zo is, dan houdt het ook op. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat is wel een heel creatieve vraag, maar dat wil ik voor die gesprekken natuurlijk nu niet uitspreken. Dus als u de motie handhaaft, ontraad ik die in dit stadium. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 476 … 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 475, ook van het lid Voortman. 

Staatssecretaris Van Rijn:

… waarin wij worden verzocht om de combinatie van persoonsgebonden budget en zorg in natura wel mogelijk te maken. Ik meen dat wij ook in het debat met elkaar hebben gewisseld dat er, anders dan in de AWBZ, straks één aparte aanspraak Wijkverpleging is. In de AWBZ bestonden aparte aanspraken op verpleging en verzorging, die wij nu bij elkaar hebben gehaald. Tijdens het debat heb ik ook gezegd dat het in de praktijk in mijn optiek wel degelijk mogelijk is dat een verzekerde met zijn pgb zorg inkoopt bij verschillende zorgverleners, waaronder zorgaanbieders die door de zorgverzekeraar zijn gecontracteerd. Ook hierover spreek ik met Per Saldo. Ik denk dat er inderdaad nog wat onduidelijkheid is over de vraag wat nu precies de mogelijkheden zijn. Ik zal over de knelpunten met Per Saldo en met ZN spreken en ik zal de Kamer over de uitkomst daarvan informeren in de brief die ik net al heb toegezegd. Ik waag nog maar eens een poging. Het zou kunnen dat mevrouw Voortman deze motie wil aanhouden totdat de resultaten van dat overleg bekend zijn. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik denk dat ik dat hier wel kan doen. Wel is het belangrijk dat Zorgverzekeraars Nederland aangeeft dat die combinatie niet mogelijk zou zijn, terwijl ik de staatssecretaris nu hoor zeggen dat dat wel degelijk mogelijk is. Met dat in het achterhoofd kan ik nu de motie aanhouden. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Een reden te meer dat u dat dan uiteindelijk kunt beoordelen aan de hand van de informatie over het overleg die u nog krijgt. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (30597, nr. 475) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Van Rijn:

In de motie op stuk nr. 476 wordt de regering verzocht, er zorg voor te dragen dat er wachttijden noch wachtlijsten voor wijkverpleging zullen ontstaan. Dat is ons aller doel. Sterker nog, het is nu een aanspraak in de Zorgverzekeringswet. Dat betekent dat ook zorgverzekeraars gewoon een zorgplicht hebben om ervoor te zorgen dat die wachtlijsten niet gaan ontstaan, althans niet zodanige vormen aannemen dat het verkeerd gaat. 

Ik vind het echt te ver gaan om nu de regering te verzoeken, er zorg voor te dragen dat er noch wachttijden, noch wachtlijsten zullen ontstaan. Dat kan ik vanaf deze plek niet garanderen. Wij hebben geregeld dat dit een onderdeel is van de Zorgverzekeringswet en dat daarmee dus ook de zorgverzekeraars zorgplicht hebben. Als er wachttijden en wachtlijsten zouden ontstaan, hebben wij met elkaar een gesprek over de vraag wat de consequenties daar dan van zijn. Dus op voorhand zeggen dat de regering ervoor moet zorgen dat dit nooit ontstaat, kan ik natuurlijk niet. Het feit dat er een zorgplicht is, leidt ertoe dat ik de motie ontraad. 

De motie op stuk nr. 477 is een beetje een vergelijkbaar punt. Hierin staat dat wij nu al zouden afspreken dat wij het instrument dat wij hebben om aan budgetbeheersing te doen nooit zullen gebruiken als er een overschrijding is in 2015. Ik ga geen uitspraak doen dat wij het gaan gebruiken. Ik ga ook geen uitspraak doen dat wij het niet gaan gebruiken. Ik constateer dat wij dat instrument hebben, dat wij nu aan de vooravond staan van 2015 en dat wij gewoon rustig moeten bekijken wat het resultaat is. Dan kunnen wij altijd nog met elkaar spreken over de vraag of het instrumentarium uit de kast moet worden gehaald. Nu al op voorhand zeggen dat wij het niet gaan gebruiken, gaat mij te ver. Dat betekent dat ik deze motie ontraad. 

De motie op stuk nr. 478 gaat, zoals mevrouw Wolbert nog even precies heeft aangegeven, over het punt dat wijkverpleegkundigen die deel uitmaken van een sociaal wijkteam moeten samenwerken met alle wijkverpleegkundigen, zodat iedereen ook weet hoe het in die wijk gaat met de indicatiestelling. Ik beschouw deze motie, ook gelet op het daarover gevoerde, intensieve debat, als een ondersteuning van beleid en laat het oordeel aan de Kamer. 

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw kordate en heldere antwoorden. Daarmee komt een einde aan het verslag algemeen overleg wijkverpleging. Wij hervatten de vergadering zo dadelijk met de voortzetting van de behandeling van de begroting voor Binnenlandse Zaken. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven