5 Vragenuur: Vragen Van Tongeren

Vragen van het lid Van Tongeren aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de oproep van de Europese Commissie om regels te stellen aan banen van ex-politici om corruptie te voorkomen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik krijg het gevoel dat ik op dit thema een soort vaste stamgast aan het worden ben. Bij mijn allereerste optreden in de Kamer, zo'n beetje onmiddellijk na mijn beëdiging als Kamerlid, mocht ik oud-minister Eurlings vragen stellen over zijn eventuele overstap naar de KLM. Die werd toen ontkend. Vorige week nog voelde ik de minister van Infrastructuur en Milieu aan de tand over de zakelijke belangen van haar echtgenoot. Ook op dat punt was niks aan de hand. Vandaag weer een aflevering: Nederland doet het goed op het terrein van corruptiebestrijding, zo blijkt uit het rapport van de Europese Commissie. Daar kunnen we blij mee zijn. De Commissie constateert in haar anti-corruptierapport echter ook dat Nederland zorgvuldiger moet omgaan met de scheiding tussen privé en publieke belangen van politici en oud-politici. De Commissie noemt het voorbeeld van oud-minister Eurlings die een hoge positie kreeg in het bedrijfsleven op een terrein dat onder zijn verantwoordelijkheid viel toen hij nog minister was.

GroenLinks heeft ook graag dat oud-politici weer snel aan het werk gaan. Toch moet de indruk vermeden worden dat tijdens het werken voor de publieke zaak alvast een gespreid bedje wordt gecreëerd voor het leven daarna. Wat vindt het kabinet van het anti-corruptierapport van de Europese Commissie? Hoe gaat het kabinet de aanbevelingen uitvoeren? Hoe wordt bijvoorbeeld gegarandeerd dat de nodige openheid ontstaat over financiële en zakelijke belangen? Vindt deze minister niet dat de motie-Koopmans (32500-VII, nr. 29) alsnog uitgevoerd moet worden? Ter herinnering: in de motie-Koopmans werd het kabinet verzocht om zich te bezinnen op gedragsregels voor oud-bewindspersonen om misbruik van vertrouwelijke informatie en de schijn daarvan te voorkomen.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Allereerst: wat vind ik van het rapport dat door de Europese Commissie is uitgebracht? Ik ben daar in het algemeen natuurlijk heel blij mee, want wij worden als voorbeeld gesteld voor heel Europa. In dat rapport staat dat integriteit een van de bouwstenen van het hele Nederlandse stelsel is en dat het hier goed is georganiseerd. Ik ben daar blij mee. Dat is overigens geen reden om er geen aandacht meer aan te besteden, want we zullen dat voortdurend moeten entameren. Bij elke burgemeester die voor een benoemingsgesprek bij mij komt, benadruk ik specifiek het aspect van integriteitsbeleid in elke gemeente, want dat kan niet vaak genoeg worden gezegd. Wat vind ik van de aanbevelingen? Ik vind de aanbevelingen verstandig. Zo wordt aanbevolen — dat is een aanbeveling die de Kamer reeds kent — om ook voor gekozen politici tot een gedragscode te komen. Ik weet dat het Presidium van de Tweede Kamer dat samen met het Presidium van de Eerste Kamer heeft opgepakt naar aanleiding van een aangenomen motie.

Op het punt van de oud-bewindspersonen, waarnaar door mevrouw Van Tongeren specifiek wordt gevraagd, wordt in het rapport bepleit dat er een duidelijk kader zou moeten zijn. Dat kader is er. Laat ik het in een paar woorden weergeven. Het is overigens al eerder gegeven door mijn voorgangers. Er zijn twee regels voor na het aftreden van een bewindspersoon. De eerste regel is dat een bewindspersoon geacht wordt om zo snel mogelijk aan het werk te gaan, waarbij het in de rede ligt dat de nieuwe baan in het verlengde ligt van de expertise en ervaring die hij heeft. De tweede regel is dat een staatsgeheim dat in functie is verworven, naderhand nooit nog ergens gedeeld mag worden. Er zijn ook twee regels voor tijdens de bewindsperiode. Die vind ik eigenlijk nog het belangrijkste.

De eerste regel is de volgende. Mocht de bewindspersoon een gesprek willen voeren dat is gericht op enige toekomstige aanstelling, dan moet hij of zij dat melden bij de minister-president. Die plicht bestaat zolang hij of zij bewindspersoon is. Er is weleens een zittend bewindspersoon Eurocommissaris of burgemeester van een grote stad geworden. Toen is dat gebeurd. Dan geldt dus de bovengenoemde regel.

De tweede regel die geldt, is dat een zittend bewindspersoon zijn gedrag nooit mag laten bepalen, of zich bij het maken van zijn keuzes nooit mag laten leiden door de wens om "zijn bedje te spreiden voor de periode erna", zoals werd gezegd. De bewindspersoon heeft de eed gezworen dan wel de gelofte afgelegd dat hij zich uitsluitend en alleen richt op het algemeen belang. Die regel is glashelder en daarover is geen enkel misverstand mogelijk.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De minister citeert keurig uit een brief van april 2011 over de motie-Koopmans. Deze informatie is uiteraard ook bij de Europese Commissie bekend. Daar is bekend dat wij het hier zo regelen. Wij hebben voor bijna alle bestuurslagen codes, afspraken of een integriteitstoets. Dat bestaat zelfs voor de minister van Defensie, maar voor de andere bewindslieden bestaat zoiets niet. Is de minister in elk geval bereid om een overzicht te geven van de manieren waarop dit in andere Europese landen is geregeld? Vindt de minister het nuttig om te komen tot een ethische code of een ethische commissie? Wat vindt hij daarvan? Is hij het met mij eens als ik zeg dat dit te belangrijk is om alleen aan het eigen oordeel van de bewindspersoon of oud-bewindspersoon in kwestie over te laten? Hij of zij moet zelf beoordelen of er sprake kan zijn van een schijn van belangenverstrengeling, en of er een mogelijkheid is dat informatie die bedrijfsgevoelig is en verkregen is tijdens de bewindsperiode, tot een onevenredig voordeel leidt bij de overstap naar een andere functie. Wordt het geen tijd om ook in Nederland het laatste stukje van het bouwwerk rond integriteit te voltooien, namelijk in de vorm van een ethische code of een ethische commissie voor bewindspersonen die op het punt staan om oud-bewindspersoon te worden?

Minister Plasterk:

Ik zei al dat zo'n code voor parlementariërs nog moet komen, maar dat er voor bewindspersonen al zo'n code is. Die is inderdaad vastgelegd in een brief die eerder door de regering naar de Kamer is gestuurd. Ik heb de hoofdlijnen daarvan zojuist genoemd. Daar is geen woord Frans bij. Het is glashelder wat men niet mag. Men mag geen geheimen delen. Een zittend bewindspersoon mag al helemaal niet iets doen met het oog op een wens of verlangen om vervolgens een functie te verkrijgen, laat staan dat hij daarover een afspraak mag maken. Wie zich aan die regels onttrekt, handelt niet alleen in strijd met de eed die hij heeft afgelegd, maar hij is ook strafbaar. Mocht iemand daar ooit op betrapt worden, dan zou hij of zij natuurlijk ook onmiddellijk uit zijn of haar functie gezet moeten worden; laat ik daarover helder zijn. Wij kunnen het echt niet hebben dat een bewindspersoon zich bij zijn daden laat leiden door eigen carrièreperspectieven. Hiervoor geldt dus een heel heldere code. Naar ik mij heb laten vertellen, heeft de minister-president hierover in een eerdere fase overigens al eens een debat met de Kamer gevoerd. Ik meen dat dit toen ook het standpunt van de toenmalige regering was.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Zelfs op de vraag van mij die het minst omvatte, hoor ik de minister niet bevestigend reageren. Ik vroeg of hij in elk geval bereid is om eens voor de Kamer te inventariseren hoe dit elders in Europa is geregeld. Er wordt hier ook weer gezegd: wij doen het hier in Nederland goed. Ondanks de kritiek van de Europese Commissie zijn we dus niet van plan om iets te veranderen. Er wordt gezegd dat onze bewindspersonen zelf precies kunnen beoordelen wanneer iets kan en wanneer iets niet kan. De Europese Commissie adviseert nu juist om ze daarbij een steuntje in de rug te geven. Voor de minister van Defensie is er wel een regeling op dit vlak. Moeten we dat niet uitbreiden? Is de minister bereid om in elk geval te inventariseren hoe dit elders in Europa is geregeld? Is hij bereid om te bekijken of een ethische code of een ethische commissie nuttig zou kunnen zijn?

Minister Plasterk:

Het antwoord op die vragen is ontkennend, want volgens mij doet het vaststellen van nog heel veel meer regeltjes of codes hier helemaal niets aan af. Je hebt als bewindspersoon een hoog ambt. Je zweert ten overstaan van de Koning en tegenwoordig ook ten overstaan van het complete Nederlandse volk een dure eed of je legt een dure gelofte af. Er zijn immers camera's bij. Je zweert of belooft dat je je houdt aan de regel dat je uitsluitend het algemeen belang zult dienen. Daar is geen woord Frans bij. Daarvoor hebben we dus ook geen internationale vergelijking nodig. Ik meen dat het op deze manier juist goed is geregeld.

De voorzitter:

Dank voor uw antwoorden. Ik zie dat de heer Van Raak ook nog een vraag heeft.

De heer Van Raak (SP):

Ja. Kent de minister de DSB Bank nog, die foute bank waar Gerrit Zalm werkte en waarbij ook Robin Linschoten en Frank de Grave betrokken waren? Kent de minister misschien ook nog Jos van Rey, Hooijmaaijers, Ziengs, Baljé en Meijdam? Allemaal politici die in problemen kwamen doordat ze nauwe contacten hadden met de bouwwereld. Zou de minister dit soort politici een dienst kunnen bewijzen door een lijstje te maken van bedrijven in de financiële sector en in de bouwwereld waarbij je als fatsoenlijk politicus beter niet kunt solliciteren en waarmee je als fatsoenlijk politicus beter geen zaken kunt doen?

Minister Plasterk:

Als ik het goed begrijp, vraagt de heer Van Raak of de regering bereid is om een zwarte lijst van bedrijven te maken. Die bereidheid is er niet. Ofwel overtreden deze bedrijven de wet. Dan dienen ze sowieso aangepakt te worden. Ofwel houden ze zich aan de wet. Dan is er geen reden om ze op een zwarte lijst te zetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dank ook voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven