11 Wildbeheer

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 april 2013 over wildbeheer.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Flora- en faunawet (artikel 2, lid 1) zorgplicht is opgenomen voor de in het wild levende dieren en planten voor hun directe leefomgeving;

voorts constaterende dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, inhoudt dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn/haar handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is (artikel 2, lid 2) dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zo veel mogelijk te beperken of ongedaan te maken;

constaterende dat dieren in vaak door Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten afgesloten natuurgebieden niet (klimatologisch) kunnen migreren op zoek naar voedsel en water;

verzoekt de regering, tot strenge controle op naleving van de zorgplicht van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten als omschreven in de voornoemde Flora- en faunawet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (32563).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, over te gaan tot zware bestraffing van de verantwoordelijken die zich schuldig maken aan het extreme dierenleed waaronder hongersnood en -dood bij dieren welke niet kunnen migreren op zoek naar voedsel en water in afgesloten gebieden als de Oostvaardersplassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (32563).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om publieke geldstromen richting Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten per direct stop te zetten na constatering van overtreding van de Flora- en faunawet alvorens de verantwoordelijken uit hun functie te ontheffen en te bestraffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (32563).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om een veldonderzoek ten behoeve van gebied- en draagvlakafhankelijke geboortebeperking middels het schieten van een anticonceptievaccin door dierenartsen die ervaringsdeskundig zijn inzake "hormoondarts",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (32563).

De heer Graus (PVV):

Dit was het. Er zijn dierenartsen die het wel kunnen en ook zeggen dat het kan. Ik wil dat de staatssecretaris een kans geeft voor veldonderzoek, dat is heel belangrijk.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg hebben wij uitvoerig gesproken over wat te doen met dieren die door honger dreigen te sterven, in dit geval bijvoorbeeld edelherten in de Amsterdams Waterleidingduinen. Er zijn hierover veel discussies gevoerd. De SP meent dat de oplossing die in de Oostvaardersplassen is gekozen, navolging verdient. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een schrijven te doen uitgaan naar alle terreinbeheerders waarbij reactief beheer wordt aanbevolen als de standaard in situaties waar dieren door honger dreigen te sterven en dit zelf als standaard te hanteren voor de gebieden onder haar hoede,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (32563).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Tussen ons AO en de afronding hier in de plenaire zaal heeft de provincie Gelderland besloten het jachtseizoen voor herten met drie maanden te vervroegen, waardoor nu drachtige hindes en moederdieren met kalfjes kunnen worden afgeschoten. Wij hebben hierover een brief gevraagd en deze komt onvoldoende tegemoet aan onze zorgen. Het ecoduct Hulshorst vormt een brug tussen de voedselarme Veluwe en de voedselrijke Hierdense Poort. De gedachte dat er niet meer dan acht herten zouden oversteken, was natuurlijk naïef. 80 agrarische enclaves op de Veluwe zorgen sowieso voor veel te groot voedselaanbod, onnatuurlijk hoge aanwas, veel terechte klachten van de boeren en een perverse prikkel tot extra afschot. Ik heb drie moties om deze waanzinnige beslissing terug te draaien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de zorgen van de Kamer over te brengen aan de provincie Gelderland over het afschieten van herten in de draag- en zoogtijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (32563).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, erop toe te zien dat de tientallen agrarische enclaves op de Veluwe deugdelijk worden afgerasterd voor grote hoefdieren zodat ze geen oneigenlijke impuls vormen voor populatiegroei en landbouwschade wordt vermeden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (32563).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, het ecoduct Hulshorst te doen sluiten zolang geen adequate bescherming van dieren in de Hierdense Poort is gerealiseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (32563).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik denk dat de staatssecretaris gaat zeggen dat de provincie daarover gaat, maar het schieten van drachtige en zogende herten vormt een triest dieptepunt. Dit maakt duidelijk dat de provincie de zaak onvoldoende onder controle heeft. Als Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Faunabescherming, Vereniging Het Edelhert en jagers zelf de noodklok luiden, kunnen wij niet werkloos toezien. Ik hoop dat de staatssecretaris deze motie zal omarmen.

De voorzitter:

Er is nog een vraag aan u van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Heeft mevrouw Ouwehand de brief gelezen die de staatssecretaris naar de Kamer heeft gestuurd, waarin heel duidelijk is aangegeven dat de jagers de code hanteren dat ook drachtige dieren niet afgeschoten zouden worden?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, dat heb ik gelezen. Ik heb die brief hier bij me. De staatssecretaris schrijft dat het schieten van drachtige herten in zou gaan tegen de weidelijkheidsregels die de jagers hanteren. Ik ben best bereid om te erkennen dat jagers voor zichzelf misschien een bepaalde norm hanteren, maar dat is geen wettelijke bescherming. Als de provincie zegt "mwah, je kunt wel drie maanden vroeger gaan schieten", dan moeten wij daarop aanslaan. Dat besluit moeten wij terugdraaien, want er zullen maar jagers tussen zitten die deze normen voor zichzelf wat lager leggen. Dat zou zomaar kunnen.

De voorzitter:

Dank u wel. De staatssecretaris heeft nog niet alle moties. Daar wachten we dus nog even op.

Kan ik de staatssecretaris al het woord geven?

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, voorzitter, volgens mij moet dat kunnen.

De voorzitter:

Dat doe ik dan bij dezen.

Staatssecretaris Dijksma:

De heer Graus heeft een aantal moties ingediend. Ik vrees dat wij vandaag met elkaar niet onze dag hebben, mijnheer Graus. Ik zal uitleggen waarom dat zo is.

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 30 verzoekt de heer Graus de regering om een strenge controle op de naleving van de zorgplicht van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, zoals omschreven in de Flora- en faunawet. Dat doen wij al. Het probleem dat ik met deze motie heb, heeft niet zozeer betrekking op hetgeen de heer Graus daarin vraagt, als wel op de veronderstellingen die aan het verzoek voorafgaan. Daarin wordt namelijk nogal wat wantrouwen tegenover de diensten uitgesproken, als ik dat zo mag zeggen. Dat kan ik natuurlijk niet ondersteunen, want ik moet staan voor deze diensten. Dat hoort zo en dat vind ik ook. Dat weet de heer Graus ook van mij. Om die reden moet ik de motie ontraden.

De heer Graus (PVV):

Ik weet hoe de staatssecretaris hierin staat en dat zij niet de natuurkolchozen kan laten vallen. Het gaat erom dat een boer die één koe verwaarloost, de dierenpolitie op zijn dak krijgt en de NVWA. Dan heeft hij een vet probleem. Het kan niet zo zijn dat twee natuurkolchozen, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, duizenden dieren per jaar laten wegteren van de honger, in afgesloten gebieden, waaruit zij niet kunnen migreren, ook niet klimatologisch. Dat kan natuurlijk niet. Volgens de Flora- en faunawet geldt er gewoon een zorgplicht, maar ze doen het niet. Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer maken zich schuldig aan dierenmishandeling en verwaarlozing, leidend tot de dood en dat mag niet volgens de wet.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ben het echt van A tot Z oneens met datgene wat de heer Graus hier beweert. Ik heb overigens ook met eigen ogen in de Oostvaardersplassen kunnen zien dat hij ongelijk heeft. Om die reden blijf ik bij mijn standpunt en ontraad ik de motie.

De voorzitter:

De heer Graus, ten slotte.

De heer Graus (PVV):

Dit wordt de laatste keer, maar zelfs door de vereniging van jagers op edelherten, en andere jagers, word ik hierin gesteund. Zelfs jagers, waar ik vaak de grootste ruzies mee heb, steunen mij en zeggen dat het gewoon niet kan, wat daar gebeurt. Iedereen zegt het. Dierenpolitieagenten zeggen het. Ook mensen van Staatsbosbeheer zelf vinden het vaak verschrikkelijk wat daar gebeurt. Dat kan natuurlijk niet. Er moet iets gebeuren, want die dieren liggen daar wel. Ik heb de kadavers ook zien liggen. Ik heb het gefilmd en gefotografeerd, met tal van mensen. Het kan niet dat de staatssecretaris dat niet heeft gezien, want wij hebben dat allemaal wel gezien.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik heb dat ook gezien, maar dat betekent nog niet dat de voorafgaande handelingen de kwalificatie of de beoordeling verdienen die u eraan geeft. Er is sprake van vroeg-reactief beheer. Dat betekent dat zo veel mogelijk dieren vroegtijdig worden verlost uit mogelijk lijden. Dat lukt niet altijd. Dieren bevinden zich soms op plekken waar je ze moeilijk ziet of er moeilijk bij kunt komen. De Kamer heeft de cijfers gekregen. We hebben de voorstellen van de commissie-Gabor, niet de geringste, zou ik zeggen, allemaal uitgevoerd. Ik blijf erbij dat we het op deze manier moeten doen. Ik ken de kritiek. De heer Graus zal deze ook elke keer opnieuw geven. Ik prijs hem voor zijn volhardendheid, maar ik ontraad de motie.

Dat geldt eigenlijk ook voor de tweede motie, op stuk nr. 31, die op grond van dezelfde redenering degenen beschuldigt die vaak onder moeilijke omstandigheden, ook vanwege de kritiek die er is, hun werk doen in de Oostvaardersplassen. Er kan niet worden gezegd dat er sprake is van dierenmishandeling. Zoals gezegd, het gaat juist om het voorkomen van onnodig lijden. We hebben dat uitgebreid met elkaar gewisseld in het AO. De heer Graus en ik zijn het niet eens. Dat resulteert dan ook in een afwijzing van zijn motie.

De voorzitter:

Ik wil de heer Graus graag het woord geven, maar ik vraag hem om het algemeen overleg niet over te gaan doen.

De heer Graus (PVV):

Nee, dat wil ik niet. Ik zal mij echt beperken tot deze motie. Ik ben in de Oostvaardersplassen geweest. Ik zat bij een boswachter in de auto. We zagen een vermagerd dier, dat eigenlijk al op sterven na dood was. Toen werd er gezegd: als hij hier over een paar dagen nog zo rondloopt, zullen we hem afschieten, maar zo werkt het niet. Een boer mag zijn koeien niet verwaarlozen zodat je alle ribben kunt zien en het dier niet meer op zijn poten kan staan. Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten mogen dat ook niet. Het gaat om duizenden, ik zeg zelfs tienduizenden dieren per jaar. Dat kan niet. Het gaat vaak om een welwillende boer die door psychosociale problemen iets verwaarloost, maar hier gebeurt het willens en wetens, door deskundige mensen, die goed bij hun hoofd zijn, of misschien juist niet. Dit moet even zwaar bestraft worden als wanneer een boer zijn vee verwaarloost.

Staatssecretaris Dijksma:

Dit gaat ervan uit dat het wild in de Oostvaardersplassen vee voor productie zou zijn, maar die vergelijking kun je zo niet maken. Even los van alle argumenten die ik net heb genoemd, is die vergelijking ook niet op zijn plek.

Ik zei al: we hebben onze dag niet vandaag. De derde motie van de heer Graus, op stuk nr. 32, moet ik ook al ontraden.

De voorzitter:

Nee, de heer Graus vraagt opnieuw het woord, maar we gaan het algemeen overleg echt niet overdoen. Ik ga hem nu het woord niet geven.

De heer Graus (PVV):

Mag ik dan een punt van orde maken?

De voorzitter:

Een punt van orde mag u maken.

De heer Graus (PVV):

Ik heb het over de Flora- en faunawet voor in het wild levende dieren. Ik maak alleen de volgende vergelijking. Een boer mag niet één koe verwaarlozen, en terecht. Maar Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten mogen tienduizenden dieren laten doodhongeren. Dat kan toch niet! Ik kan dat aan niemand uitleggen.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit geen punt van orde is.

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zal niet in herhaling vervallen.

In de motie op stuk nr. 32 van de heer Graus wordt de regering verzocht, publieke geldstromen naar Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten per direct stop te zetten bij overtreding van de Flora- en faunawet. Dat is echt strijdig met beleid. Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer voeren ons beleid naar behoren uit. Als er een overtreding is, dan treedt de NVWA op. En dat hoort ook zo.

In de motie op stuk nr. 33 wordt de regering verzocht om veldonderzoek ten behoeve van geboortebeperking middels de zogenaamde hormoondarts te laten verrichten. Wij hebben daarover al een uitgebreid debat gevoerd. De heer Graus doelt hier op de immuno anticonceptie. De commissie-Gabor heeft die techniek ontraden. Die is namelijk niet uitvoerbaar. Daarnaast kan het vanuit dierenwelzijnsoogpunt ook als ongewenst worden beschouwd. De heer Graus noemde een van de deelnemers van de commissie die een andere opvatting zou hebben. Deze deelnemer heeft recent op eigen initiatief een brief aan mij gestuurd, met een afschrift daarvan aan de Kamercommissie. Uit die brief blijkt eigenlijk iets anders dan datgene waar de heer Graus tijdens het debat op doelde. Los daarvan wil ik de motie graag ontraden, want het doen van veldonderzoek waarbij we op zoek moeten gaan naar dierenartsen terwijl er binnen de commissie die daarover advies heeft gegeven, klip-en-klaar over dat punt gesproken is, lijkt mij niet verstandig.

De heer Graus (PVV):

Ik heb zelf de vraag gesteld aan de dierenarts van de commissie-Gabor. Hij zei: het is niet onmogelijk, het is wel moeilijk en het kost veel tijd. Dat heeft hij gezegd. Zo is het letterlijk gezegd en zo is het ook vastgelegd. De dierenarts waar de staatssecretaris naar verwijst, wil het om een heel andere reden niet. Hij vindt dat je een wild dier niet de vreugde van het voortplanten moet ontnemen. Dat is het verhaal. Dat is dus een heel ander verhaal. Maar het kan wel. Er zijn Nederlandse dierenartsen die in Afrika hormoondarten, zelfs bij grote kudden olifanten en andere dieren. Zij zeggen dat het hier ook mogelijk is. Je kunt dieren trechteren, je kunt ze merken en je kunt ze schieten met een hormoondart. Ik wil dat er een veldonderzoek plaatsvindt. Dat is een heel sympathiek verzoek. Ik vraag alleen om een klein veldonderzoekje om te laten zien dat het wel kan.

Staatssecretaris Dijksma:

Het gaat er niet alleen om of het kan, het gaat er ook om of het in deze context kan. Daarvan heeft de commissie-Gabor gezegd dat het niet uitvoerbaar is. Daarmee stelt men niet de mogelijkheid van dit concept ter discussie. Dat er in de wereld via zo'n systeem gewerkt wordt, wordt niet tegengesproken. Men heeft alleen in de context van waar we hier nu over spreken, gezegd: dat moet je niet zo doen. Om die reden vind ik een veldonderzoek ook niet noodzakelijk. De discussie gaat niet over de vraag of het überhaupt kan, de discussie gaat over de vraag of je het op die plek kunt doen en of dat uitvoerbaar is. Daarop is het antwoord van de mensen die er heel intensief naar gekeken hebben: nee.

De heer Graus (PVV):

Ik heb echt meer dan tien dierenartsen gesproken die ook in Afrika werkzaamheden verrichten. Zij zeggen dat het wel kan. De dierenarts van de commissie-Gabor heeft gezegd dat hij het niet wil, omdat hij die dieren bepaalde lusten niet wil ontnemen. Dat is een heel ander verhaal. Het gaat erom dat het wel kan. We moeten het ook gaan proberen, want anders blijven we op dit gebied een ontwikkelingsland. Afrika gaat ons hier echt voorbij. Nederland is qua dierenwelzijn vaak een ontwikkelingsland.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik beschouw dit dan maar als een opvatting. Ook daar ben ik het helemaal niet mee eens. De heer Graus doet ons echt tekort. Hij doet ons tekort om heel veel redenen, want we zijn zowel in ons flora- en faunabeheer als in de agrarische sector op dit onderwerp echt veel verder dan de heer Graus nu zegt.

In de motie op stuk nr. 34 van de heer Van Gerven wordt de regering verzocht om een schrijven te doen uitgaan naar alle terreinbeheerders, waarbij reactief beheer wordt aanbevolen als de standaard, et cetera. Hij heeft de situatie in de Amsterdamse Waterleidingduinen genoemd. In het debat hebben wij daar al over gesproken. Ik heb de Kamer toegezegd dat wij onze expertise graag beschikbaar stellen. Men is op dit moment in de regio in gesprek over de vraag of men niet een andere werkwijze moet gaan hanteren. Men kan dan de werkwijze gebruiken die wij bijvoorbeeld bij de Oostvaardersplassen toepassen. Dat is overigens aan de regio en niet aan ons. Ik zou de aanneming van de motie willen ontraden, omdat de vraag hoe je beheert contextafhankelijk is. Ik begrijp wel waarom de heer Van Gerven dit aan de orde stelt, maar op dit punt stellen wij onze deskundigheid beschikbaar. Wij hopen op die manier een kleine bijdrage te leveren aan deze lastige discussie.

De heer Van Gerven (SP):

Er is natuurlijk volop discussie, maar in welke omgeving je ook zit, "verlos het dier uit zijn of haar lijden wanneer duidelijk is dat het gaat sterven" lijkt mij een uitgangspunt dat je in heel Nederland zou kunnen hanteren. Het zou ons een lief ding waard zijn als dit werd overgebracht aan alle terreinbeheerders. Ik begrijp van de staatssecretaris dat zij dit toch een beetje aan hen overlaat.

Staatssecretaris Dijksma:

Niet omdat ik het uitgangspunt niet deel, maar omdat het contextafhankelijk is hoe je in je beheerplan met dit soort zaken omgaat. U praat er misschien niet graag over, maar er zijn ook situaties waarbij er sprake is van jacht. Dan speelt er weer een andere context. Het is dus een beetje lastig om dit uitgangspunt op te leggen aan de terreinbeheerder, in de trant van: dit is het recept, punt! Ik deel uw zorg over de situatie in Amsterdam, zoals ik in het debat al heb aangegeven. Wat wij kunnen doen, is onze deskundigheid beschikbaar stellen, en dat doen wij ook. Men is daar nu mee aan de slag.

Een ander punt van zorg betreft het afschieten van herten in draag- en zoogtijd, wat nu speelt in de provincie Gelderland. Ik heb op verzoek van de Kamer vandaag nog een brief gestuurd, waarin ik heel duidelijk heb geschreven dat de provincie hierin verantwoordelijk is. Mevrouw Ouwehand dacht al dat ik dit zou gaan zeggen, maar het is ook zo; het is nu eenmaal een gegeven. Het is dus niet zo dat de Tweede Kamer daarin kan treden. Ik kan dat ook niet vanuit mijn positie. In de brief heb ik wel degelijk, en niet voor niets, geschreven dat het van groot belang is dat drachtige dieren niet worden geschoten. Ik heb niet voor niets geschreven dat dit op dit moment echt heel zichtbaar is. Jagers moeten zich daar dus ook aan houden.

Wat het overbrengen van de zorgen betreft: tegenwoordig spreek ik onze gedeputeerde ongeveer elke week, dus als de Kamer daarover opvattingen of gevoelens heeft, wil ik die wel overbrengen, maar ik denk dat de gedeputeerde het inmiddels zelf ook wel heeft gehoord. Het blijft echter wel zijn afweging. Als er dingen gebeuren die niet kunnen, zoals drachtige dieren neerschieten, hebben wij natuurlijk een probleem. Ook dat weet de gedeputeerde. Zoals gezegd, de jagers hebben wel degelijk een eigen moraliteit als het gaat om het schieten. Vanuit hun opvattingen kan het ook niet zo zijn dat je drachtige dieren schiet. Ik vind het belangrijk om vast te stellen dat wat ik daarover in de brief heb geschreven, zo bij de jagers leeft.

De voorzitter:

U moet nog wel een oordeel geven.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik wil het oordeel overlaten aan de Kamer, maar wel met de opmerkingen die ik net gemaakt heb. Het is echt een provinciale kwestie. Dat is gewoon hoe dit in elkaar zit. Ik kan de Kamer niet een mening onthouden over zaken, maar ik vraag me af of de Kamer het op deze manier moet doen. Het is echter aan de Kamer, vind ik.

Dan de motie over de agrarische enclaves en het erop toezien dat die worden afgerasterd. Ook deze motie moet ik ontraden. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de provincie en van het Faunafonds. Wij gaan daar niet over. Hetzelfde geldt voor het ecoduct Hulshorst. Dat kan ik helemaal niet sluiten, nog even los van de vraag of ik dat zou willen. Daar gaat de provincie over. Ook dit moet ik echt ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik stel voor om dinsdag aanstaande over de moties te stemmen.

Wij gaan door met het volgende VAO.

Naar boven