20 VAO Integratieonderwerpen

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 februari 2013 over integratieonderwerpen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik heb een aantal moties. We hebben een debat gevoerd over de integratiebrief van de minister. Het allerbelangrijkste is dat ik concrete acties mis met betrekking tot een aantal thema's die de minister noemde. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, met een samenhangend plan te komen waarin gerichte acties staan ter bestrijding van discriminatie, geweld tegen vrouwen, zelfbeschikkingsrecht, werkloosheid, armoede, uitsluiting, criminaliteit en segregatie en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (32824).

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn tweede motie gaat over de sociaal-culturele integratie. De minister maakt zich daar terecht grote zorgen om. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft gezegd dat dit komt vanwege etnische concentratie, segregatie, een verslechterd maatschappelijk klimaat et cetera.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat subsidies aan organisaties die de integratie belemmeren, worden gestopt en huiswerkbegeleiding en burgerschapsvorming via reguliere onderwijsinstellingen worden georganiseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (32824).

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit heeft natuurlijk ook alles te maken met het volgende. Enerzijds roepen wij met zijn allen jaar in, jaar uit dat integratie, samenleven en samen naar school zo ontzettend belangrijk zijn en komt de minister met een vaag participatiecontract. Anderzijds wordt er, als het gaat om kinderen die hier geboren en getogen zijn, eigenlijk weggekeken van de groeiende segregatie, alsmede van het feit dat sommige kinderen in handen vallen van organisaties waarvan we weten dat ze de integratie niet bevorderen. In dat verband dien ik ook de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat monoculturele en mono-etnische scholen de integratie belemmeren en segregatie bevorderen;

constaterende dat de sociaal-culturele integratie stagneert;

verzoekt het kabinet, monoculturele en mono-etnische scholen te bestrijden en hiertoe met voorstellen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (32824).

Mevrouw Karabulut (SP):

Tot slot hebben we een brief gekregen van de minister over de moskee-internaten en alle toestanden daar. We gaan daar nog over debatteren, maar ik wil in ieder geval dat de minister het volgende regelt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, het toezicht op moskee-internaten wettelijk te regelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (32824).

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb een vraag over de motie over mono-etnische scholen, als ik dat goed verstond. Kan mevrouw Karabulut definiëren wat zij daaronder verstaat en hoe zich dat verhoudt tot de vrijheid van onderwijs?

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is natuurlijk het probleem; dat weet u ook. Daarover debatteren wij ook al jaren. Dat zal moeten worden aangepast. Om een heel concreet voorbeeld te noemen: het is heel raar dat wij enerzijds zeggen dat kinderen met elkaar naar school moeten, dat we segregatie moeten bestrijden en dat we geen parallelle samenleving willen en anderzijds als overheid tegelijkertijd opnieuw en nog steeds – ook voor volgend jaar – nieuwe scholen subsidiëren, daar niets tegen doen en geen enkele actie ondernemen. Dit terwijl wij weten dat het voor het merendeel kinderen zijn met één etnische afkomst van wie we weten dat de ontmoeting en daarmee de sociaal-culturele integratie niet zullen worden bevorderd; integendeel. Als u mij vraagt waar ik naartoe wil, wijs ik op het heel concrete actieplan dat ik een aantal jaar geleden heb voorgesteld. Ik zou graag willen dat wij in Nederland toe gaan naar een schoolsysteem waarbinnen alle kinderen elkaar ontmoeten. Er zijn ook scholen die kansarme kinderen weigeren – dat is de andere kant van de medaille – waardoor die kinderen vaak veroordeeld zijn tot deze scholen. Wij moeten alle scholen zeggen dat wij met zijn allen gaan werken aan gemengd onderwijs. Dat betekent dat je kijkt naar de verhouding kansarm/kansrijk. Daarvoor moet je stappen zetten. Wegkijken is echt funest. Als we dat blijven doen, kunnen we beter stoppen met praten over het belang van integratie.

De voorzitter:

Ik verzoek zowel degene die interrumpeert als degene die antwoordt om korter te spreken.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik constateer wel dat mevrouw Karabulut dus een buitengewoon ingrijpende wijziging voorstelt van de wijze waarop wij de hele organisatie van onze samenleving hebben ingericht. Dat is er eentje die mijn fractie wel te ver gaat.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb mijn ideale situatie geschetst, maar er zijn vele stappen die je daarvoor kunt zetten. Ik heb in het debat ook aangegeven – daarop ontvang ik graag nogmaals een reactie van de minister – dat er heel veel initiatieven zijn van onderop, van ouders zelf die op een vrijwillige basis werken aan gemengde scholen. Wij zouden bijvoorbeeld kunnen beginnen met die initiatieven serieus te steunen en ze uit te breiden. Dat is een begin, maar ik vind dat je het daarbij niet kunt laten. Wij zien dat het probleem niet afneemt; integendeel, het groeit alleen maar. Acht op de tien kinderen van ...

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, zou u korter willen antwoorden?

Mevrouw Karabulut (SP):

... migrantenouders zitten op zwarte scholen. Dat zijn vaak ook slechte scholen. Ik kan en wil mij daar niet bij neerleggen.

De heer Van Klaveren (PVV):

Betekent dit nu ook dat u het PVV-standpunt heeft omarmd om alle islamitische scholen te sluiten? Als er één soort monoculturele scholen zijn, dan zijn het de islamitische scholen wel. Ik neem aan dat u dan ook bent voor het standpunt dat de PVV altijd heeft verkondigd, namelijk dat al die islamitische scholen moeten worden dichtgegooid.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat de PVV standaard doet, is de bevolkingsgroep met een islamitische achtergrond eruit pikken. Of het nu gaat om de scholen of om de mensen zelf; wat de PVV doet is erop schieten, ze wegzetten, alleen maar verdacht maken en eenzijdige maatregelen tegen hen nemen. Daar ben ik niet voor. Ik zou heel graag zien dat de PVV zich eens ging inzetten voor integratie. Dus niet alleen maar schelden op mensen. Het gaat om mensen van wie het overgrote deel heel graag zijn best wil doen. Het gaat om ouders die hun kinderen heel graag op gemengde scholen zouden willen zien en heel graag in andere buurten zouden willen wonen, zodat die ontmoeting kan plaatsvinden. Maar dat doet de PVV nooit.

De voorzitter:

Ik heb u nu twee keer verzocht om korter te antwoorden, maar u luistert er niet naar.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het antwoord is dus nee.

De voorzitter:

Het spijt mij zeer dat ik het u twee keer heb moeten vragen. Ik heb u zojuist aangegeven dat wij in dit debat wat haast hebben. Ik geef u niet meer tijd dan anderen, maar u luistert er niet naar.

Het woord is aan mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben een eerste debat gehad over integratie en ik denk dat wij de komende tijd daar nog vaker over te spreken zullen komen. Ik beperk mij nu tot het indienen van één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op grond van schrijnendheid, of op grond van de Regeling langdurig verblijvende kinderen, voormalige asielzoekers een vergunning bepaalde tijd regulier kunnen ontvangen;

constaterende dat deze groep niet verplicht is in het land van herkomst het inburgeringsexamen buitenland af te leggen, en onder deze groep analfabeten kunnen zitten die een alfabetiseringscursus nodig hebben om de start van hun inburgering zo goed mogelijk te laten verlopen;

constaterende dat deze groep op dit moment geen aanspraak maakt op een verhoogde lening voor inburgering en alfabetisering zoals asielgerechtigden dat hebben, maar alleen een lagere lening voor inburgering kunnen ontvangen;

verzoekt de regering, de maximale lening voor voormalige asielzoekers met een reguliere vergunning te verhogen naar een te besteden bedrag van maximaal € 10.000, bestemd voor inburgering én alfabetisering van analfabete inburgeringsplichtigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (32824).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wij hebben het hierover gehad in het debat. Toen zei de minister dat deze groep al in aanmerking komt voor een verhoogde lening. Ik wil hiermee duidelijk maken dat het gaat om het verschil tussen voormalige asielzoekers en asielgerechtigden. Het gaat om een kleine, specifieke groep. Volgens mij zijn de minister en ik het hierover wel eens, maar daarom heb ik deze motie ingediend. Ik hoop dat wij hierover nu snel duidelijkheid krijgen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ik zal geen motie indienen, maar ik herhaal dat het participatiecontract, een idee van de minister, wat mijn fractie betreft niet de weg voorwaarts is in het integratiedebat. Ik heb ook gemerkt dat het enthousiasme in de Kamer beperkt was. Ik heb in het bijzonder geconstateerd dat de collega van de VVD heeft gezegd dat hij het, als het geen "tanden" kan krijgen, een symboolmaatregel vindt. Wat mij betreft is het scherp en helder dat voor Europese, Turkse en Antilliaanse nieuwkomers het kabinet geen eisen kan stellen. Mijn fractie heeft er geen behoefte aan dat dit wordt uitgewerkt. Als de minister dit wel doet, denk ik niet dat hij voor deze groep met iets zal komen dat op steun van de meerderheid van in elk geval een van de twee coalitiepartijen kan rekenen.

Waar ik veel enthousiaster over ben, is de inzet op banen en opleidingen. Daar moet het allemaal om gaan. Ik ben blij dat de minister heeft gezegd dat hij verder gaat kijken hoe hij stappen voorwaarts kan zetten op het gebied van het leerrecht, of ontwikkelrecht, voor kinderen vanaf tweeënhalf jaar, zodat wij achterstanden op een vroege leeftijd kunnen aanpakken. Wij kunnen veel leren van landen om ons heen, die op dit gebied betere resultaten kunnen boeken. Ik zie uit naar de voorstellen van de minister en ik hoop dat hij daarmee vaart maakt.

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Nederland heeft moskee-internaten, instituten waar duizenden kinderen dag en nacht worden blootgesteld aan de antisemitische, vrouwonvriendelijke, homofobe en gewelddadige boodschap van de islam. Wat doet dit kabinet? Sluit het deze instituten? Nee, deze minister gaat vrolijk in gesprek en legitimeert met zijn reguleringsplannen het bestaan van deze poldermadrassa's. Wat de PVV betreft gaan deze instellingen zo snel mogelijk dicht. Daarnaast moet er een gedegen onderzoek worden gedaan naar het antisemitisme binnen de islamitische gemeenschap, waar wij ook weer vorige week middels een televisie-uitzending over zogenaamde Turkse kansenjongeren getuige van konden zijn. Daarom dien ik twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door heel Nederland vele moskee-internaten bestaan waar duizenden kinderen wonen;

overwegende dat de islam intrinsiek antisemitisch, homofoob, vrouwonvriendelijk en gewelddadig is;

overwegende dat de islamitische leer die ook in moskee-internaten wordt overgedragen schadelijk is voor zowel de individuele kinderen als voor de samenleving als geheel;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk alle moskee-internaten in Nederland te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (32824).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 20% van de geschiedenisdocenten in de vier grote steden de Holocaust vrijwel niet ter sprake kan brengen omdat in bijna alle gevallen Turkse of Marokkaanse leerlingen de lessen verstoren;

constaterende dat de AIV in het jaarverslag van 2004 al stelde dat de oorzaak van het toegenomen antisemitisme onder jongeren te maken heeft met islamitische opvattingen van leerlingen;

constaterende dat in het AIV-rapport Van dawa tot jihad staat dat er een verband te leggen is tussen de groei van het antisemitisme en de opkomst van het moslimnationalisme;

overwegende dat uit het wetenschappelijke onderzoek Anti-Semitism Worldwide blijkt dat de meeste gewelddadige antisemitische acties in West-Europa gepleegd worden door individuen met een islamitische achtergrond;

verzoekt de regering, een specifiek onderzoek in te stellen naar het antisemitisme binnen de islamitische gemeenschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (32824).

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. Jarenlang is volgehouden dat integreren met behoud van eigen cultuur de sleutel was tot succesvolle integratie. Juist die eigen cultuur belemmert echter de integratie in de samenleving, of je dat nu wilt of niet. Het is nu eenmaal een menselijk automatisme om mensen in- dan wel uit te sluiten. Dat gebeurt meestal op basis van gelijke smaak, gelijk gedrag, gelijke normen en waarden en gelijke talen, duidend cultureel kapitaal. Dat was ook mij inbreng in het algemeen overleg.

Ik kan kort zijn. Ik zal geen moties indienen, omdat er al een eerste stap is gezet in de behandeling van het onderwerp integratie met deze nieuwe minister. De agenda is ambitieus, maar er moet nog wel heel veel worden uitgewerkt. Een van de onderdelen ervan – de heer Van Weyenberg heeft er al over gesproken – is het participatiecontract. Ik heb al gezegd dat als je over contracten wilt spreken, er ook consequenties moeten worden verbonden aan de naleving ervan. Dat is namelijk eigen aan een dergelijk contract.

De Kamer heeft de toezegging gekregen dat de minister een onderzoek zal doen naar parallelle gemeenschappen in de Nederlandse samenleving en de invloeden daarop van buitenaf, waaronder de radicalisering van de islam vanuit het salafisme en vanuit de Turkse ontwikkeling. Van dat laatste hebben wij aan het begin van deze middag al iets gezien, door een debataanvraag van de heer Van Klaveren. Ik ben enorm geïnteresseerd in wat eruit komt. Ik ga graag het debat aan hierover in de Kamer. Het is belangrijk om dat al te verankeren.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben blij om te horen dat ook de VVD de verzuilingspolitiek ten aanzien van migranten voorbij is, maar in de praktijk is die beslist nog niet voorbij. Steunt de VVD ons voorstel om te stoppen met subsidies aan instellingen en organisaties die de integratie belemmeren en de segregatie bevorderen?

De heer Azmani (VVD):

Het gaat erom hoe een dergelijke motie wordt geformuleerd. Ik heb er nog niet heel goed naar kunnen kijken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat vindt u van het basisidee?

De heer Azmani (VVD):

Wij zeggen ja tegen het basisidee. Ik heb samen met mevrouw Yücel schriftelijke vragen gesteld over moskee-internaten en in hoeverre daar publieke financiering aan ten grondslag ligt. De VVD staat kritisch ten opzichte van het bevorderen van de segregatie door publieke financiering. Wij vragen ons af of dit een positieve ontwikkeling is voor integratie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb het niet alleen over moskee-internaten, maar ook over huiswerkbegeleiding, georganiseerd door clubs, gelieerd aan de Fethullah Gülenbeweging, die een zeer naar binnen gerichte politiek voeren en die de segregatie in ieder geval belemmeren. De VVD in Amsterdam heeft ervoor gepleit de subsidies stop te zetten. Dat gebeurt op meer plekken. Mijn motie gaat daar ook over. Steunt de VVD dat nu wel of niet, of is het: het één zeggen en vervolgens toch de segregatie en verzuiling in stand houden?

De heer Azmani (VVD):

Mijn werkwijze is dat ik de motie eerst goed bestudeer. Vervolgens geef ik een advies aan mijn fractie. Mevrouw Karabulut weet dus dinsdag of ik haar motie al of niet steun. Dat is de manier waarop ik hier politiek bedrijf. Ik ga in dit interruptiedebatje niet bij voorbaat zeggen dat ik de motie van mevrouw Karabulut steun. Daar doe ik mevrouw Yücel ook te kort mee.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister nogmaals voor zijn toezegging om de inburgering op de werkvloer te betrekken bij het sociaal overleg. Ik besef, gelet op het nieuws van de afgelopen dagen, dat het werken aan een sociaal akkoord als zodanig al een hele uitdaging is. Dit meenemen, waardeer ik daarom dubbel.

Ik wacht met de nodige scepsis de verdere uitwerking van het voorstel voor een participatiecontract af. Na de beantwoording door de minister vorige week in het AO gaat die scepsis gepaard met enige nieuwsgierigheid, gegeven de woorden die hij toen heeft gesproken over het niet vrijblijvend vorm geven van het participatiecontract.

Ik heb namens mijn fractie in het AO aangegeven dat ik in de Agenda integratie de aandacht voor broederschap en burgerschap onderbelicht vind en eigenlijk mis. De minister heeft in zijn beantwoording aangegeven dat hij de zienswijze van mijn fractie deelt. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Agenda Integratie herhaaldelijk wordt gesproken over vrijheid en gelijkheid, maar nauwelijks over de kracht van gemeenschappen en volwaardig burgerschap;

overwegende dat er in de Agenda Integratie weinig aandacht wordt besteed en prioriteit wordt gegeven aan de kracht van burgerschap en maatschappelijk initiatief;

van mening dat het stimuleren en faciliteren van burgerschap een centrale rol zou moeten spelen in het integratiebeleid;

verzoekt de regering, voor de zomer met een aanvulling op de Agenda Integratie te komen, gericht op het stimuleren en faciliteren van burgerschap en maatschappelijk initiatief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (32824).

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. De PvdA is blij met de evenwichtige, maar ook heldere toon van dit kabinet als het gaat om het integratiebeleid. Dit betekent een trendbreuk ten opzichte van de periode met het vorige kabinet, waarin groepen migranten regelmatig werden weggezet. Wij staan als PvdA voor gedeelde essentiële waarden en voor meedoen. Meedoen in vrijheid, gelijkwaardigheid, kansen krijgen en kansen pakken. Hoewel het met veel migranten goed gaat, zijn de problemen tegelijkertijd ook heel groot op het gebied van burgerschap, onderwijs, werk, discriminatie en segregatie. De minister wil hier stappen in zetten en met een verdere uitwerking komen. Dat is goed.

Wij zijn ook blij met zijn toezeggingen om onderzoek te doen naar de parallelle gemeenschappen die zich in afzondering van de samenleving ontwikkelen. Zij belemmeren de integratie. Ook ben ik blij dat de minister mijn idee wil uitwerken om lokaal vrouwenrechtenambassadeurs in te stellen om vrouwen die onderdrukt en achtergesteld zijn door bijvoorbeeld eercultuur, laagdrempelig kunnen helpen bij hun emancipatie. Kan de minister deze toezegging bevestigen? De grote uitdaging op het terrein van integratie ligt immers niet achter ons maar voor ons.

Tot slot heb ik nog een motie om de minister een extra handvat mee te geven om burgerschapsvorming in het onderwijs verder te versterken en daarop in te zetten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kennisnemen en onderschrijven van Nederlandse kernwaarden en verworvenheden bevorderlijk is voor het effectief participeren in de Nederlandse samenleving;

van mening dat burgerschapsvorming op school daar een bijdrage aan kan leveren;

verzoekt de regering, de aangenomen initiatiefwet van Dijsselbloem c.s. op grond waarvan het onderwijs ook burgerschapsvorming omvat, te evalueren op de toegevoegde waarde ten aanzien van het verwerven van burgerschap, het verinnerlijken van waarden en het integreren in de Nederlandse samenleving;

verzoekt de regering tevens, in de evaluatie te onderzoeken of, en zo ja, op welke wijze burgerschapsvorming als vast onderdeel van het curriculum op scholen is opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Yücel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (32824).

De heer Heerma (CDA):

Ik heb zojuist namens het CDA een motie ingediend die gaat over aandacht voor burgerschap, breder dan alleen in het onderwijs. Ik hoor mevrouw Yücel namens de PvdA-fractie zich vooral op onderwijs richten. Is de PvdA-fractie echter met ons van mening dat de aandacht voor burgerschap in de Agenda Integratie in brede zin meer aandacht zou moeten krijgen?

Mevrouw Yücel (PvdA):

Zoals ik vorige week in het debat al heb gezegd, vind ik democratische burgerschapsvorming echt van belang voor de integratie. Nu hebben we die concreet binnen het onderwijs vormgegeven. Ik sta heel sympathiek tegenover het idee van de heer Heerma, waar hij volgens mij net een motie over heeft ingediend, om het breder in te zetten. Ik ben echter ook heel erg benieuwd naar de beantwoording van de minister. Dat burgerschapsvorming ook buiten het onderwijs vorm krijgt, staat echter ook voor mij vast.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mevrouw Yücel had een mooie bijdrage, met name op het punt van de parallelle gemeenschappen en segregatie. In de Volkskrant zegt zij ook dat als de opstelsom eigen scholen, eigen clubs, eigen verenigingen met ook nog eens een orthodox-religieuze vormingsagenda is, de conclusie "segregatie" is. Op Radio 1 voegde zij daaraan toe dat we in ieder geval de subsidies aan organisaties en activiteiten die de integratie belemmeren, moeten stoppen. Ik heb daartoe een voorstel gedaan. Ik ga ervan uit dat zij dat gaat steunen. Klopt dat?

Mevrouw Yücel (PvdA):

Vorige week in het debat heb ik zelf aan de minister gevraagd of hij mij kan verzekeren dat we geen subsidies verstrekken aan organisaties en instellingen die de integratie belemmeren, al zeker niet in het kader van religieuze vorming, gezien de scheiding van kerk en staat. Zo ik de minister begreep, heeft hij daar welwillend op geantwoord. We kunnen dat straks bevestigd krijgen in zijn antwoord. Hij kan deze toezegging herhalen. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Karabulut dat er daar geen publiek geld naartoe moet. Net als in het voorbeeld dat collega Azmani zojuist naar voren bracht, hebben wij er zelf ook vragen over gesteld aan de minister, met de heer Azmani. Die gingen bijvoorbeeld over de dubbele kinderbijslag. Volgens mij streven we hetzelfde doel na en zullen we met de minister kijken of we daarvan verzekerd kunnen zijn en of er al dan niet een motie nodig is.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is ons werk als Kamerlid. We kunnen de minister altijd helpen, maar ik hoor ook graag de minister op dit punt. Begrijp ik goed dat mevrouw Yücel dit voorstel in principe steunt? Er zijn immers organisaties en activiteiten die gewoon op dit moment al gesubsidieerd worden. Dat weet zij net zo goed als ik.

Is zij voor landelijk toezicht op moskee-internaten?

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik kom even terug op het steunen van het voorstel. Dat zou ik eerst moeten lezen. De idee erachter, zoals ik die zelf heb verwoord, is, denk ik, voldoende naar voren gekomen.

Dan het punt van het toezicht op moskee-internaten. Er staat over een week of twee, drie een debat hierover gepland. Het is evident dat er toezicht moet komen ...

Mevrouw Karabulut (SP):

Wettelijk toezicht?

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, u hebt uw twee vragen gesteld.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Wat mij betreft wettelijk toezicht. Het is denk ik wel belangrijk om straks in het debat in de commissie er uitgebreid over te spreken en daarna al dan niet moties in te dienen. Ik geloof dat de minister namelijk zelf ook uitspraken heeft gedaan die goed in de richting komen van de wensen.

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. De minister kan onmiddellijk antwoorden.

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik beperk mij tot de moties en een enkele directe vraag vanuit de Kamer. Ik loop eerst de moties langs.

De motie-Karabulut op stuk nr. 9 wil ik ontraden. De onderwerpen die zij noemt, zijn precies de onderwerpen die reeds op de agenda staan. Daar gaan wij dus mee aan de slag. Dat heb ik al toegezegd in het AO. Ik ben zeker bereid de Kamer periodiek te informeren over de uitvoering en de voortgang, maar deze motie wil ik ontraden.

De motie-Karabulut op stuk nr. 10 gaat over de subsidies en organisaties. Die wil ik ontraden omdat zij te breed is geformuleerd. Ik ben het er wel mee eens om geen publieke middelen voor religieuze vorming in te zetten, maar deze formulering lijkt mij te breed om positief erop te reageren.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil nog even terugkomen op de eerste motie. Uw advies is: ik ontraad hem, want ik heb dat al toegezegd. Dan zou het oordeel toch ook ondersteuning van beleid kunnen zijn? Of zegt u: zij is overbodig, want dat ga ik doen?

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, via de voorzitter graag.

Mevrouw Karabulut (SP):

"Zegt de minister." Ik vergeet het heel af en toe nog.

Minister Asscher:

U vraagt mij om met één samenhangend plan te komen waarin al die acties staan. Ik heb toegezegd om de agenda concreet uit te werken. Ik bied aan om u daar periodiek over te informeren. Zij is dus deels overbodig, deels niet nodig en deels vraagt zij wat ik in feite al doe. Ik zou haar dus willen ontraden. Wij hebben afspraken gemaakt. Ik heb toegezegd om die agenda uit te werken. Daarover ging ons eerste debat over integratie. U roept mij nu per motie op om die agenda uit te werken.

De voorzitter:

Via de voorzitter spreken geldt overigens ook voor de minister. Het valt mij op als nieuwe voorzitter dat veel Kamerleden niet via de voorzitter spreken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ja, ook de minister vergeet weleens wat.

De voorzitter:

Ik zou u willen verzoeken dat wel te doen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Bij sommige mensen slijt dat nooit.

Ik wil het nog even hebben over de tweede motie. De minister vindt die te breed geformuleerd. Ik zou best naar de formulering willen kijken, maar dan moet de minister het wel nog iets concreter maken.

Minister Asscher:

Als de motie zich zou beperken tot "geen publieke middelen voor religieuze vorming", dan sluit die wel aan, maar zoals ze nu is opgesteld vind ik haar te breed.

Doordat ik mevrouw Karabulut nog ken uit de Amsterdamse gemeenteraad, maak ik soms die vergissing.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut had twee moties ingediend. Daarom geef ik haar de mogelijkheid om bij beide moties vragen te stellen. U had nog een vraag over een van de andere moties, mevrouw Karabulut?

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik had vier moties ingediend, maar dit gaat over de tweede motie.

De voorzitter:

U krijgt de gelegenheid om een vraag te stellen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dank u wel, voorzitter.

Dus de minister zegt dat hij het ziet zitten als ik van het dictum zou maken: te bewerkstelligen dat er geen subsidies gaan naar religieuze vorming of activiteiten die bijdragen aan religieuze vorming?

Minister Asscher:

Nou "zien zitten"; dan beschouw ik haar als ondersteuning van beleid.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dan ga ik die motie aanpassen.

Minister Asscher:

Ik kom bij de motie-Karabulut op stuk nr. 11. Misschien moet mevrouw Karabulut bij de interruptiemicrofoon blijven staan, want ook die wil ik ontraden. Die motie gaat veel te ver. Veel belangrijker is de kwaliteit van scholen. Het kabinet wordt in de motie verzocht om monoculturele en mono-etnische scholen te bestrijden, terwijl ik ook in het AO heb aangegeven dat er keurige mono-etnische scholen kunnen bestaan in mono-etnische wijken en dorpen. Die moeten wij dan gaan bestrijden. Dat is het kabinet niet van plan. Ik ontraad de motie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Nu breekt echt mijn klomp, die ik niet aanheb. Dit is echt te absurd voor woorden. De minister zegt dat de sociaalculturele integratie hapert. Het SCP onderschrijft dat vanwege toenemende segregatie en etnische concentratie. Ik heb het er helemaal niet over dat alle scholen die monocultureel of mono-etnisch zijn, per se slecht zijn. Waar ik het wel over heb, is dat acht van de tien kinderen van migranten ongewild op zwarte, eenzijdige scholen zitten – dat zijn vaak ook nog eens slechte scholen – omdat andere scholen die kinderen weigeren. Ik vraag helemaal geen wonderen van de minister.

De voorzitter:

Wat vraagt u dan?

Mevrouw Karabulut (SP):

Maar als het de minister menens is met (sociaalculturele) integratie en het internaliseren van belangrijke waarden, dan moeten wij zorgen voor voorwaarden van ontmoeting. Als de minister het een absurde motie vindt, dan kan ik hem bijna niet meer serieus nemen als minister voor integratie.

Minister Asscher:

Hier wordt op hoge toon het probleem herhaald, dat het kabinet deelt met de geachte spreekster. Die toon is zo hoog omdat ik het niet eens ben met de oplossing. Ik heb dat beargumenteerd. De strekking van het dictum gaat in mijn ogen veel te ver. Ik ben het dus niet eens met de oplossing, en …

Mevrouw Karabulut (SP):

Dan is natuurlijk de vraag …

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, probeert u het kort.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ja, heel kort.

Zo zei de minister het niet. De minister wuift het probleem van tafel. Wat zijn dan de oplossingen van de minister? Wat gaat de minister dan doen? Is hij bereid om met een brief te komen over zijn oplossing?

Minister Asscher:

Ik bestrijd dit. Ik wuif het probleem juist niet van tafel. Ik reageer op de motie die vandaag is ingediend en waarin het kabinet wordt verzocht om monoculturele en mono-etnische scholen te bestrijden. Ik geef dus aan dat die motie het kabinet te ver gaat en dat ik haar daarom ontraad.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dan nu graag een antwoord op mijn vraag. Wat gaat de minister dan wel doen, aangezien hij het probleem erkent?

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, u helpt mij niet echt in dit debat.

Mevrouw Karabulut (SP):

Excuus. Ik liet me weer even gaan.

De voorzitter:

Ik probeer het debat een beetje ordentelijk te leiden. Ik begrijp de emotie die hiermee gepaard gaat, maar de minister heeft een antwoord gegeven op uw vraag. Dat was misschien niet naar tevredenheid, maar ik stel voor dat de minister doorgaat met zijn betoog.

Minister Asscher:

In haar motie op stuk nr. 17 verzoekt mevrouw Karabulut de regering, het toezicht op moskee-internaten wettelijk te regelen. Ik ontraad deze motie. We hebben binnenkort de mogelijkheid tot een uitgebreid debat daarover, in een speciaal algemeen overleg over moskee-internaten. Ik heb de Kamer een brief gestuurd, waarvan de strekking is dat we alleen wetgeving willen invoeren als dat nodig is, en dat we in de komende periode met tempo het kwaliteitskader en het toezicht gaan uitwerken, samen met de gemeenten waarin de internaten zich bevinden.

Mevrouw Karabulut (SP):

Even voor mijn duidelijkheid. Zegt de minister nu dat de motie zou moeten worden aangehouden totdat we dit debat hebben gehad? Of zegt de minister dat hij helemaal geen wettelijk toezicht wil?

Minister Asscher:

Ik heb de Kamer al geschreven dat ik op dit moment geen wettelijk toezicht wil, maar dat ik dat als een stok achter de deur bewaar voor als het niet lukt om het toezicht te bereiken langs de andere weg. Vanzelfsprekend staat het ieder Kamerlid vrij om een motie op ieder moment in te dienen, maar ik ontraad deze motie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Maar wat maakt nu dat wij wel hebben geregeld dat er wettelijk toezicht is op schippersinternaten, waarop kinderen ook te maken hebben met opvoeding en een met een pedagogisch klimaat, maar dat de minister in dit geval zegt dat de internaten het eerst zelf maar even moeten bekijken? Dat kan toch helemaal niet?

Minister Asscher:

Dit valt te beschouwen als een schot voor de boeg voor het debat dat daarover ongetwijfeld zal worden gevoerd. Ik heb laten weten hoe het kabinet aankijkt tegen de regulering van het toezicht op moskee-internaten. We vinden het ongelooflijk belangrijk dat het toezicht op de fysieke en de emotionele veiligheid van de kinderen en op het pedagogisch klimaat geregeld gaat worden, en we denken dat we daar een goede methode voor hebben gevonden. Ik heb stellig de indruk dat de SP daar nog niet van overtuigd is.

De motie-Voortman/Segers op stuk nr. 12 ontraad ik. Ik heb inderdaad in het algemeen overleg gezegd dat er een aparte positie is voor asielgerechtigden. De Kamer voert nog discussie met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de status van de in de motie beoogde groep. Daar wil ik nu niet doorheen fietsen. Er is ook nog geen zicht op de omvang van die groep, terwijl zo'n motie wel geld kost, ook gegeven de kwijtschelding van leningen aan asielgerechtigden. Ik ontraad de motie dus.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik houd haar dan even aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (32824, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Asscher:

In de motie-Van Klaveren op stuk nr. 13 wordt de regering verzocht om zo spoedig mogelijk alle moskee-internaten te sluiten. Die motie ontraad ik. Ouders hebben de vrijheid om hun kinderen onder te brengen in een internaat, of dat nu religieus is of niet.

Ik verzoek de heer Van Klaveren, zijn motie op stuk nr. 14 aan te houden. Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat het SCP op dit moment onderzoek doet naar ervaren discriminatie. We hebben afgesproken dat daarbij ook specifiek wordt ingezoomd op het probleem van antisemitisme. Ik maak me daar met de heer Van Klaveren zorgen over. Het is zeer wel denkbaar dat er naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek een vervolgonderzoek komt naar antisemitisme onder scholieren. Zo heb ik de toezegging in het algemeen overleg ook gedaan. Op dit moment verzoek ik de heer Van Klaveren dus om de motie aan te houden. Als hij de motie wel nu indient, ontraad ik haar.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 15, van de heer Heerma … Je zult zien dat ik uitgerekend dat papiertje nu niet kan vinden, terwijl de heer Heerma bij wijze van hoge uitzondering een heel positief getoonzette motie heeft ingediend! Daar komt nu extra aandacht voor omdat ik dat papiertje even moet opzoeken. Juist omdat het een sympathiek voorstel is en de heer Heerma de gedachte van de regering goed heeft afgeleid uit de manier waarop ik in het algemeen overleg heb geantwoord op de vragen, wil ik hier graag naar kijken en laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 16 gaat over burgerschapsvorming op scholen. Die motie is overbodig, maar ik kan wel toezeggen dat we de vragen meenemen in de kabinetsreactie op het advies van de Onderwijsraad dat juist over dit onderwerp gaat, namelijk de initiatiefwet van Dijsselbloem c.s. We zijn het namelijk zeer met mevrouw Yücel eens dat het ongelooflijk belangrijk is, ook voor de integratie, dat burgerschap een goede invulling krijgt in het onderwijs.

Mij is gevraagd een aantal specifieke toezeggingen te herbevestigen. De VVD-fractie vroeg naar het onderzoek naar parallelle gemeenschappen. Dat zullen we inderdaad gaan uitvoeren met alle componenten die er in het eerdere debat aan zijn toegevoegd en die ook vandaag zijn genoemd.

Hetzelfde geldt voor de toezegging om gemeenten waar mogelijk te enthousiasmeren voor de inzet van vrouwenrechtenambassadeurs als een mogelijk instrument om het probleem van achterlating, huwelijksdwang en dergelijke eergerelateerde elementen onder de aandacht te brengen en effectiever te kunnen bestrijden. Ik heb daarover in het AO gezegd dat ik het niet als een rijkstaak zie om dit te subsidiëren of te organiseren, maar ik voel wel sympathie voor het idee omdat het mogelijk een bijdrage kan zijn voor een groep die zo moeilijk bereikbaar is en zich zo moeilijk kan uiten als gevolg van de groepscultuur. Daarom heb ik die toezegging ook gedaan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties die tijdens dit debat zijn ingediend, zal aanstaande dinsdag worden gestemd. Ik dank de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor zijn komst.

De vergadering wordt van 18.23 uur tot 19.00 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven