18 VAO Contouren overbruggingsmaatregelen AOW

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 februari 2013 over contouren overbruggingsmaatregelen AOW.

De voorzitter:

Ik heet staatssecretaris Klijnsma van harte welkom.

Het woord is aan de heer Ulenbelt. De spreektijd is twee minuten.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de snelle verhoging van de AOW-leeftijd vanaf 2013 mensen te maken kunnen krijgen met een inkomensgat dat kan oplopen tot twee jaren;

overwegende dat de overbruggingsregeling die in het regeerakkoord is opgenomen, slechts voor mensen met een inkomen tot 150% van het minimumloon en een beperkt eigen vermogen toegankelijk is;

van mening dat alle mensen moeten kunnen rekenen op zorgvuldig overgangsrecht en een betrouwbare overheid;

verzoekt de regering, de uitwerking van de overbruggingsregeling vorm te geven zodat eenieder hiervan gebruik kan maken die dit redelijkerwijs niet kon voorzien en van wie redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij of zij het inkomensgat uit eigen middelen kan dichten of de periode van het vinden van werk zelf kan overbruggen, en hiervoor de benodigde aanvullende financiële middelen te reserveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ulenbelt en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (32163).

De heer Ulenbelt (SP):

Door het versneld verhogen van de AOW-leeftijd wordt een 65-plusgat gecreëerd voor mensen die al niet meer werken, die arbeidsongeschikt zijn. Zij vallen dus in een gat, terwijl zij dachten hun financiële situatie rond het einde van het werken rond de 65 jaar fatsoenlijk te hebben geregeld. Wij krijgen daarover bakken met mail. De staatssecretaris zou de eerste geste kunnen doen aan de FNV, die vraagt om een fatsoenlijke overbruggingsregeling. Daar vraag ik ook om in mijn motie. Het overnemen van deze motie door de staatssecretaris zou betekenen dat zij het boegbeeld kan worden van een overheid waar je wel vertrouwen in kunt hebben, hoewel dat vertrouwen door deze maatregel nu ernstig is geschaad.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Wij hebben een debat gevoerd over de enorm plotselinge verhoging van de AOW-leeftijd. Heel veel mensen in Nederland zijn zich rot geschrokken. Zij komen er ineens achter dat zij een maand of meerdere maanden geen inkomen hebben, terwijl zij daarvoor heel hun leven gewerkt hebben en daarop gerekend hebben. Het gebrek aan consumentenvertrouwen in Nederland wordt door dit kabinet duidelijk gevoed. Wij zijn immers ons inkomen niet meer zeker. Dat is niet alleen schandalig, maar duidt ook op een onbetrouwbare overheid. Dat kan natuurlijk niet. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tienduizenden mensen worden geconfronteerd met een AOW-gat;

constaterende dat de overbruggingsregeling hiervoor geen soelaas biedt;

van mening dat het onverantwoord is dat bestaande gevallen in de problemen komen en dit totaal niet getuigt van een betrouwbare overheid;

verzoekt de regering, de verhoging van de AOW-leeftijd per direct terug te draaien en de AOW-leeftijd weer op 65 te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (32163).

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Ik heb twee moties

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de thans op te stellen overbruggingsregeling AOW in verband met het spoedeisende karakter wordt vormgegeven in een ministeriële regeling op basis van de Kaderwet SZW-subsidies;

constaterende dat voor een dergelijke regeling formeel geen instemming is vereist van het parlement en dat de Kamer derhalve ook geen recht van amendement heeft;

overwegende dat bij dergelijke zwaarwegende belangen waarvoor weinig tot geen maatschappelijk draagvlak is het parlement niet buiten spel kan worden gezet;

verzoekt de regering, vanwege dit zwaarwegende belang de overbruggingsregeling AOW bij formele wetgeving dan wel bij Algemene Maatregel van Bestuur vast te stellen voorafgegaan door een voorhangprocedure,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Krol en Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (32163).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer kennis heeft genomen van de contouren overbruggingsregeling AOW;

overwegende dat mensen, na reeds volledig aan de opbouw te hebben bijgedragen, kunnen worden geconfronteerd met een inkomensgat dat kan oplopen tot twee jaar;

overwegende dat de schadepost maximaal € 33.000 kan bedragen en dat deze, op grond van de huidige contouren overbruggingsregeling, niet bij elkaar te sparen is;

constaterende dat een overbruggingsregeling uitgaande van deze contouren tot een maatschappelijk ongewenst resultaat zal leiden;

verzoekt de regering, een overbruggingsregeling te ontwerpen die gedragen wordt door sociale partners,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Krol en Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (32163).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Net als de fractie van 50PLUS zijn wij ontevreden dat de regering een voorstel doet en dit in een ministeriële regeling giet. Dit is een uitkering die voor sommige mensen een aantal jaren kan duren. Deze dient gewoon in een formeel wetsvoorstel gegoten te worden. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat een overbruggingsregeling van groot belang is en zorgvuldig moet worden vormgegeven;

verzoekt de regering, nog voor de zomer hiertoe een wetsvoorstel in te dienen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (32163).

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zal nog even met de heer Krol bekijken of we een en ander in elkaar kunnen schuiven. Overigens heb ik ook overwogen om er een AMvB van te maken, maar ik wist niet onder welke wet ik de AMvB zou moeten hangen. Daarom heb ik het in de motie over een wetsvoorstel. Mocht de minister vinden dat het niet snel genoeg kan gaan, dan geef ik haar in overweging om het per nota van wijziging op het wetsvoorstel Verzamelwet SZW te doen, dat inmiddels is ingediend bij de Kamer en dat wij over een aantal weken zullen behandelen. Dan kan het wellicht wat sneller.

Ik ben blij dat de collega van de staatssecretaris, minister Plasterk, het wetsvoorstel tot versobering van de pensioenen van politici heeft ingediend. Dat zullen we te zijner tijd bespreken.

Mijn tweede motie gaat over echtparen en alleenstaanden. De toets is zowel voor echtparen als voor alleenstaanden 150% van het wettelijk minimumloon, voor het hele gezinsinkomen. In de sociale zekerheid is de toets voor echtparen in het algemeen iets hoger, omdat de toets natuurlijk naar draagkracht is. Ik vind het logisch om dat ook hierbij te doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de inkomenstoets om in aanmerking te komen voor de regeling, hoger moet zijn voor twee fiscale partners dan de inkomenstoets voor één volwassene;

verzoekt de regering, onderscheid aan te brengen bij de wet/regeling tussen het inkomen dat twee personen moeten hebben om in aanmerking te komen en het inkomen dat één persoon dient te hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (32163).

De heer Ulenbelt (SP):

Is de heer Omtzigt dan van plan om de grens voor echtparen op 300% te zetten? Of zijn er ook gevallen die moeten voldoen aan een lagere grens dan 150%?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik laat het aan de staatssecretaris over om met een voorstel te komen, het liefst in wetgeving. Ik merk op dat er ergens nog 20 miljoen over moet zijn. Er is meer geld in het regeerakkoord gereserveerd dan nu uitgegeven wordt. In de socialezekerheidswetgeving hebben wij over het algemeen de verhouding 10:7. Dat lijkt mij ook in dezen een logische verhouding. Het lijkt mij niet logisch om daar dubbele inkomens neer te leggen.

De heer Ulenbelt (SP):

Dan lees ik de motie zo dat 150% het minimum is en dat het voor paren omhoog moet.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat heeft wel mijn voorkeur.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Na het algemeen overleg bleven een paar vragen hangen. Ik heb twee vragen en één motie. De eerste vraag betreft het overleg dat de staatssecretaris zal voeren aangaande het FLO en mensen die nog in VUT-regelingen gaan of zitten. Ons bereiken steeds meer berichten dat de werkgever van die mensen de overheid is. Ik richt mij dus even direct tot de regering. Het kan toch niet zo zijn dat mensen straks verplicht met vervroegd pensioen gaan en dan nog voor een veel groter gat komen te staan?

Wat het toetsmoment betreft gaat het ons om de verjaardag voor of na 1 april en de pensioenkortingen. Sommige mensen met een gelijk inkomen die eerder getoetst worden, maar later gekort worden, komen niet voor de overbruggingsregeling in aanmerking. Als ze na 1 april jarig zijn, is dat wel het geval. De staatssecretaris zou er welwillend naar kijken. Graag een toezegging hierover.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de AOW-leeftijd vanaf 2013 stijgt met aanvankelijk één maand per jaar en vanaf eind 2015 met drie maanden per jaar;

overwegende dat voor mensen met een laag inkomen die nu reeds per 1 januari 2013 een vroegpensioenuitkering ontvangen, een overbruggingsregeling AOW wordt geïntroduceerd om de periode tussen het aflopen van het vroegpensioen en de verhoogde AOW-leeftijd op te vangen;

overwegende dat de voorschotregeling een simpele en goedkope regeling is en een oplossing kan bieden voor mensen die niet in aanmerking komen voor de overbruggingsregeling AOW en die aangewezen zijn op een eigen financiering van een eventueel AOW-gat;

verzoekt de regering, de voorschotregeling in 2013 niet in te trekken en voor 1 augustus 2013 met een voorstel te komen of en, zo ja, hoe deze regeling een vervolg krijgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (32163).

De heer Ulenbelt (SP):

Ik ben bang dat ik de motie niet snap. Betekent dit dat mensen een keuze hebben tussen de overbruggingsregeling die wij nog niet kennen, en de voorschotregeling?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Nee, een groep mensen komt in aanmerking voor de overbruggingsregeling. Het gaat om mensen met een laag inkomen tot 150% van het minimumloon. Voor mensen die daar boven zitten, is er geen andere optie. Er was voor hen wel een optie, namelijk een voorschotregeling, een eenvoudige leenregeling. Het is mijn voorstel om die regeling nu niet in te trekken. Ik geef de staatssecretaris, de regering, de opdracht om met een voorstel te komen. In ieder geval dit jaar moet de regeling worden gehandhaafd. Dit heeft te maken met het punt dat de heer Omtzigt maakte over het bedrag dat voor deze overbruggingsregeling staat en het bedrag in het regeerakkoord. Daar zit een gat tussen. Dat bleef tijdens het AO een beetje hangen. Vandaar deze motie, deze oproep om ernaar te kijken. Trek die voorschotregeling niet in. Zet geen onomkeerbare stappen. Laat deze keuze voor de mensen overeind.

De heer Ulenbelt (SP):

Is mevrouw Vermeij niet ontzettend teleurgesteld in zichzelf? Zij heeft ook allemaal brieven gekregen van mensen die in dit gat donderen. Het enige wat de PvdA deze mensen te bieden heeft, is niets. Dat is toch treurig, mevrouw Vermeij?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik zie dat de heer Ulenbelt inmiddels een motie heeft ingediend waarin hij pleit voor een overgangsregeling voor mensen die dat inkomensgat niet uit eigen middelen kunnen financieren. Dat is met de enorme spaartegoeden ook nog wel een hele stap om te zetten. Ik zie de heer Ulenbelt dus een heel grote stap maken in de richting van dit kabinet. Ik zou dus zeggen: …

De heer Ulenbelt (SP):

Ik in de richting van het kabinet? Nederland moet niet gaan denken dat Ulenbelt in de richting van het kabinet beweegt. Dat mag ik toch wel even rechtzetten, voorzitter?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat mag u rechtzetten.

De heer Ulenbelt (SP):

Mevrouw Vermeij haalt een "Samsommetje" uit door te wijzen naar de spaartegoeden van deze mensen, waarmee zij het gat moeten dichten. Dieper kun je niet zakken, echt niet.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Vermeij.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De heer Ulenbelt heeft mijn betoog gehoord, ook in het algemeen overleg. Ik heb heel helder aangegeven dat wij blij zijn dat die overbruggingsregeling er is, dat wij weten dat die slechts voor een zeer kleine groep geldt en dat wij op zoek gaan naar alle andere mogelijkheden. Ik doe een zeer constructief voorstel en ik vraag de regering om voor 1 augustus met een voorstel naar de Kamer te komen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Naast de motie die ik samen met mevrouw Vermeij heb ingediend, heb ik geen moties, maar ik heb wel twee verzoeken. Het eerste verzoek gaat, net als bij mevrouw Vermeij, over het FLO. Daarbij heeft de overheid ook als werkgever een rol. Ik sluit mij aan bij de vraag die zojuist daarover is gesteld.

Ik constateer met vreugde dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat het niet zo kan zijn dat mensen die nu nog een cao hebben waarin staat dat zij op hun vijfenzestigste worden ontslagen, op dat moment ontslagen kunnen worden, terwijl de AOW-leeftijd dan al enkele maanden hoger is. Graag krijg ik ook in deze zaal bevestigd door de staatssecretaris dat dat niet kan, dat mensen dus niet eerder door hun werkgever ontslagen kunnen worden dan op de dan geldende AOW-leeftijd en dat de leeftijd van 65,0 jaar in de cao daar niets aan afdoet.

Tot slot een vraag. In het debat ontstond bij mij onduidelijkheid over de hoeveelheid middelen die het kabinet voor deze regeling heeft gereserveerd. In het regeerakkoord gaat het om 185 miljoen. Als ik de brief van de staatssecretaris goed begrijp, wordt niet dat hele bedrag op dit moment uitgegeven aan de regeling zoals die nu aan ons is gemeld. Ik wacht vanzelfsprekend de nadere uitwerking af, maar ik vraag de staatssecretaris nog wel hoe dit exact zit. In het debat heb ik al gezegd dat, indien er binnen de ruimte in het regeerakkoord nog financiële middelen beschikbaar zijn, mijn fractie er een voorstander van is om die te benutten om de vermogensgrens te verhogen voor de groep die echt in een langdurig AOW-gat zit van een halfjaar of een heel jaar. Ik herhaal echter dat ik bovenal echt behoefte heb aan duidelijkheid: zijn de middelen uit het regeerakkoord allemaal ingezet of niet en, zo niet, waarom dan niet?

De voorzitter:

Hiermee is een eind gekomen aan de termijn van de Kamer. De staatssecretaris heeft verzocht om een schorsing.

De vergadering wordt van 16.31 uur tot 16.35 uur geschorst.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun bijdragen en moties. Ik ga daar kort op in.

In de eerste motie, op stuk nr. 24, verzoeken de heren Ulenbelt en Krol de regering om eenieder die ervan gebruik kan maken, de overbruggingsregeling te geven. Ik ontraad deze motie. Met die 150% van het minimumloon loopt zij zozeer uit de pas, dat ik haar niet kan uitvoeren.

De motie op stuk nr. 25 van de heer Madlener gaat over het terugdraaien van de verlaging van de AOW-leeftijd. Ook die motie ontraad ik; dat had men misschien al kunnen denken. Dit gaat de regering niet per direct doen.

De motie op stuk nr. 28 gaat net zoals de motie op stuk nr. 29 van de heer Omtzigt over de vraag hoe wij dit doen: met een formele wet, via AMvB of bij ministeriële regeling. Impliciet was deze motie natuurlijk aan de orde in ons AO. Ik heb toen uitgelegd dat de overbruggingsregeling wordt geënt op artikel 9 van de Kaderwet, omdat de overbruggingsregeling ertoe strekt dat we met terugwerkende kracht en zo snel mogelijk aan de slag moeten. Er zijn echt spoedeisende zaken. Het gaat ook om een tijdelijke verstrekking door de minister van SZW van aanspraken op financiële middelen, niet zijnde subsidies. Deze regeling moet zo spoedig mogelijk in werking treden, graag per 1 januari jongstleden. Om mensen met een inkomensverlies ter wille te kunnen zijn, kiezen wij voor de ministeriële regeling.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Er is sprake van grote haast, en toch duurt het meer dan een jaar om dit in te dienen. Is een jaar niet gewoon voldoende om een wetsvoorstel in de Kamer neer te leggen en te behandelen? Bij het interim-pakket, het Kunduzakkoord en allerlei andere springende wetgeving lukt dat ook prima, dus waarom is dat hiervoor niet gelukt?

Staatssecretaris Klijnsma:

Je kunt natuurlijk altijd wetsvoorstellen indienen, maar ik weet dat de Kamer zeer nadenkt over hoe we het rond die regelingen moeten doen. De onderlegger voor deze regeling is de Kaderwet. De Kaderwet schept de mogelijkheid om deze beet te kunnen pakken als je dit snel wilt implementeren voor mensen, zodat dezen er ook staat op kunnen maken. Ik zou er dus echt voor willen pleiten om de ministeriële regeling op deze manier vorm te geven. Ik vind het heel logisch om de Kamer in kennis te stellen van de uiteindelijke overbruggingsregeling. Daarna is het aan de Kamer om te bekijken of er nog een algemeen overleg over zou moeten komen, maar ik wil die ministeriële regeling graag goed uitwerken.

De heer Omtzigt (CDA):

Dan concludeer ik dat in de socialezekerheidswetgeving voor de eerste keer een inkomensondersteuning die is bedoeld als inkomensvervanging, dus niet als -aanvulling, voor maanden en soms voor jaren wordt vormgegeven via een ministeriële regeling en dat de regering de Kamer daarbij formeel passeert.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik constateer dat de regering daarbij inderdaad formeel, qua wetgeving, de Kamer – zoals de heer Omtzigt dat uitdrukt – "passeert", maar materieel stelt zij bij de Kamer aan de orde dat die overbruggingsregeling wordt gemaakt.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. De Kamer bestaat uit twee delen: de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Als de staatssecretaris dit afdoet met een ministeriële regeling en de Kamer daarover nog iets te zeggen geeft, geeft zij slechts de helft van de Staten-Generaal die ruimte. Het zou toch veel logischer zijn om, hoe de politieke situatie in het land ook is, ook de Eerste Kamer in de gelegenheid te stellen om haar oordeel te geven over dit – want daar gaat het om – overgangsrecht, evenals de Raad van State? Bovendien staat in het regeerakkoord dat dit in 2014 zou komen, met terugwerkende kracht. Bent u dus nu niet vanwege politieke omstandigheden met die ministeriële nota een vluggertje aan het maken?

De voorzitter:

Mijnheer Ulenbelt. Wilt u, met al uw ervaring, via de voorzitter spreken?

De heer Ulenbelt (SP):

Ja, voorzitter. Sorry.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik moet constateren dat de heer Ulenbelt in zijn bijdrage in eerste aanleg vertelt dat mensen soms niet helemaal enthousiast zijn als het gaat om het vertrouwen in de regering, als ik me zo in mijn eigen woorden mag uitdrukken. Tegelijkertijd zegt hij dat we best tot 2014 kunnen wachten om mensen inzicht te bieden. Ik ben er zeer op uit om mensen zo snel mogelijk deze overbruggingsregeling te doen toekomen. Dat strekt ertoe dat ik ervoor heb gekozen om deze route te bewandelen. Overigens heeft de heer Omtzigt gelijk dat een AMvB niet kan omdat daarvoor geen kapstok aan de orde is qua wetgeving.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat betekent dus dat, daar waar die zekerheid in het regeerakkoord helemaal niet was voorzien, het nu in een keer moet. Ook worden de parlementaire regels ten aanzien van de wijze waarop wij het normaal doen in dit land door de staatssecretaris terzijde geschoven. Ik vind dit uitermate verontrustend.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik wil hierop graag reageren. We hebben natuurlijk niet voor niets de kaderwet. In artikel 9 wordt echt heel specifiek bepaald dat een ministeriële regeling kan worden geslagen als sprake is van spoedeisendheid en tijdelijkheid. Deze regeling voldoet aan beide criteria. Ik benut dus gewoon de kaderwet om mensen zo snel mogelijk ter wille te kunnen zijn.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dan begrijp ik het dus goed dat wij zo meteen een inkomensregeling hebben die een aantal jaar meegaat en waar de Kamer vanwege de gekozen vorm niet voor of tegen kan stemmen. Wij kunnen erover praten en er moties over aannemen, maar over de uiteindelijke vormgeving wordt niet in dit huis gestemd. Heb ik dat goed begrepen?

Staatssecretaris Klijnsma:

Voor alle helderheid: hier wordt geen wet voorgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Ik heb de ministeriële regeling natuurlijk wel voorgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Een bewindspersoon moet van goeden huize komen als de meerderheid hier zou zeggen dat zij deze overbruggingsregeling niet voor zich ziet. Dat kan de Kamer altijd doen bij motie. Dat is de manier waarop wij met zijn allen samenwerken.

De heer Van Weyenberg (D66):

Hoor ik dan een toezegging van de staatssecretaris dat zij zich zal voegen naar het oordeel van de meerderheid van de Kamer indien dat aan de orde is bij moties, als waren het amendementen op een wetsvoorstel?

Staatssecretaris Klijnsma:

Nee, dat gaat weer te ver. Ik vind het wel leuk dat de heer Van Weyenberg het zo neerlegt, maar zo zijn we weer niet getrouwd! Een motie is een motie en een amendement is een amendement. Dat zijn twee mooie instrumenten voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De heer Krol (50PLUS):

Realiseert de staatssecretaris zich dat ze vandaag een stukje geschiedenis schrijft, en niet zo'n fraaie geschiedenis, door ons en de Eerste Kamer zo buiten spel te zetten? Gaat dit in de toekomst nog vaker gebeuren bij andere onderwerpen?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ben historica. Als ik geschiedenis schrijf, heeft dat natuurlijk altijd twee kanten. Even serieus: ik ben er bijzonder voor in om de mensen over wie we spreken in het kader van deze overbruggingsregeling zo snel mogelijk soelaas te bieden. Ik ben er helemaal niet op uit om het parlement, de Tweede Kamer noch de Eerste Kamer, op afstand te zetten. Ik benut wel datgene wat we in onze regelgeving hebben afgesproken. Dat is dat je op basis van de kaderwet bij spoedeisendheid en bij tijdelijkheid een ministeriële regeling kunt slaan. We hebben dat instrumentarium natuurlijk niet voor niets.

De heer Krol (50PLUS):

Als u de Kamer niet buitenspel wilt zetten, hoop ik dat u de motie niet ontraadt.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat doe ik wel, want anders zou ik natuurlijk alsnog met wetgeving moeten komen en dan zouden we veel meer maanden nodig hebben voordat we helderheid kunnen scheppen voor de mensen die het betreft. In de motie-Krol/Klein op stuk nr. 27 wordt de regering verzocht, een overbruggingsregeling te ontwerpen die gedragen wordt door sociale partners. Ik ga daar niet op wachten, omdat ik de spoedeisendheid zo ongelooflijk belangrijk vind. Ik ga de overbruggingsregeling nu gewoon verder vormgeven. Ik ontraad de aanneming van de motie.

Op de motie-Omtzigt/Ulenbelt op stuk nr. 28 ben ik al ingegaan.

In de motie-Omtzigt op stuk nr. 29 wordt de regering verzocht, onderscheid aan te brengen tussen het inkomen dat twee personen moeten hebben en het inkomen dat één persoon dient te hebben. Daar kies ik niet voor, omdat dit volledig buiten het budget zou lopen of, zoals zojuist ook al uit het interruptiedebatje bleek, omdat je anders onder de 150% van het minimumloon zou moeten gaan zitten. Daar kies ik niet voor.

In de motie-Vermeij/Van Weyenberg op stuk nr. 30 wordt de regering verzocht, de voorschotregeling niet in te trekken – dat staat wel in het regeerakkoord – maar te komen met een voorstel of en hoe deze regeling een vervolg zou kunnen krijgen. Ik wil dat rond de zomer inzichtelijk maken, dus daaraan voldoe ik graag.

Mevrouw Vermeij heeft nog twee vragen gesteld. Als de overheid werkgever is, hoe werkt een en ander dan uit, ook voor flo-constructies? Ik zal dat natuurlijk in de boezem van het kabinet aan de orde stellen en het aan mijn collega's aldaar voorleggen. Ik kan mij voorstellen dat collega Blok, maar ook andere ministers hier het hunne van vinden. Ik zal hierover rapporteren aan de Kamer. Dan kom ik nu op de vraag over wat ik kortheidshalve de verjaardag en het 1 april-fenomeen noem. Het gaat dan om het toetsmoment. Bij de uitwerking van deze overbruggingsregeling zal ik het toetsmoment zeker zo inkleden, dat rekening wordt gehouden met sterke wisselingen in inkomen. Ik denk dat dan de situatie goed kan worden afgeregeld.

De heer Van Weyenberg heeft gevraagd hoe het nu precies zit met de 65-jarige leeftijd in de cao's. Dit is nu bij wet geregeld. Dus als in de cao staat dat mensen met pensioen moeten gaan op hun 65ste, is dat nu in 2013 op hun 65ste en een maand en zo successievelijk verder. Bij functioneel leeftijdsontslag ligt het anders, maar dat spreekt voor zich. Wat de financiën betreft heb ik volgens mij helder inzichtelijk gemaakt dat er rond deze regeling nog 9 miljoen ruimte is. Daarmee kun je de overbruggingsregeling natuurlijk niet enorm uitbreiden, dus daar heb ik niet voor gekozen. Ik vind het wel eerlijk dat helder en inzichtelijk is dat die ruimte van 9 miljoen er is.

Volgens mij heb ik daarmee alle vragen beantwoord en alle moties becommentariëerd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen aanstaande dinsdag stemmen over de moties die bij dit VAO zijn ingediend.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven