5 Vragenuur

Vragen van het lid Segers aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht "Grote gemeenten hebben te weinig reserves".

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Amersfoort, Apeldoorn, Amsterdam, Enschede, Groningen en Arnhem. Het NRC Handelsblad heeft een rondgang gemaakt langs een aantal gemeenten en geconstateerd dat het water hun tot aan de lippen staat. Het geld is op, reserves bevinden zich onder het kritieke minimum en er is steeds minder ruimte voor eigen beleid. Als klap op de vuurpijl komt daarbij dat driekwart van de gemeenten zegt aan te koersen op een tekort in 2013. Dat zal leiden tot slechtere wegen, hoog opgroeiend onkruid en groeiende leegstand. Kortom: we gaan het allemaal merken.

Natuurlijk begrijp ik dat we het allemaal met wat minder moeten doen, maar we weten dat een aantal grote decentralisatieoperaties nog op stapel staat. Ik noem de jeugdzorg, de Wmo en de Participatiewet. Gemeenten moeten dan met minder geld meer beleid gaan uitvoeren. Wethouder Hilhorst in Amsterdam zei: als we doorgaan zoals nu, moeten mensen hun huizen uit, komen er wachtlijsten in de zorg en krijgen we meer armoede onder chronisch zieken en gehandicapten.

Heeft de minister inzicht in de ernst van deze situatie? Hoe wordt voorkomen dat gemeenten door hun hoeven zakken en niet meer in staat zijn tot uitvoering van cruciaal beleid, zoals dat in de jeugdzorg? Hoe voorkomen we dat straks kwetsbare mensen tussen wal en schip vallen?

Minister Plasterk:

Voorzitter. Het bericht in NRC Handelsblad had met name betrekking op het slinken van de reserves van de gemeenten. Dat heeft niet zozeer te maken met de begroting maar meer met het feit dat men grote verliezen heeft geleden als gevolg van exploitatie van onroerend goed, vastgoed en grond, wat natuurlijk het gevolg is van de financiële crisis. Die raakt de reserves van de gemeenten hard. Dat is op zichzelf een terecht punt van zorg.

Iets anders is dat gemeenten een sluitende begroting moeten hebben van jaar tot jaar. Ze kunnen dus niet meer uitgeven dan er binnenkomt. Ik deel absoluut de opvatting van de heer Segers dat dit voor de gemeenten betekent dat het op dit moment krap is en nog krapper zal worden, wat overigens ook geldt voor de andere overheidslagen. Men zal niettemin niet meer kunnen uitgeven dan er binnenkomt. De heer Segers verwijst naar de komende decentralisaties. Ik ben het met hem eens dat die veel aandacht behoeven. Het kan namelijk niet zo zijn dat de decentralisaties zodanig plaatsvinden dat men er voortdurend geld bij moet blijven leggen. Dat kan niet met een sluitende begroting. Uiteindelijk zal dus moeten worden bekeken of de taken en het budget op elkaar passen. Dit zal per onderwerp in de Kamer aan de orde komen.

De heer Segers (ChristenUnie):

Er zal inderdaad nog 4 miljard moeten worden afgeschreven op het grondbezit van gemeenten. Dat is dus nog een enorme klap die zij te verwerken krijgen. Daarbovenop komt de decentralisatie die eraan zit te komen. Het gaat echt over meer dan alleen het slinken van reserves. Wethouder Van Hees in Enschede heeft gezegd: het is ondenkbaar dat we het huidige niveau van voorzieningen overeind houden. Dat is wat er aan de hand is.

Het kabinet heeft samen met de VNG een akkoord gesloten over de lokale financiën. Daarbij heeft de VNG gesteld dat decentralisaties niet mogen leiden tot onverantwoorde situaties, en dat gemeenten moeten worden ontzien bij nieuwe bezuinigingen. Als wethouder Van Hees dan zegt dat het ondenkbaar is dat het huidige niveau van voorzieningen overeind blijft, is mijn vraag: wat heeft de minister deze wethouder te zeggen?

Minister Plasterk:

Ik begin met het bedrag van 4 miljard. Dat zijn niet allemaal verliezen die nog genomen moeten worden. Vorig jaar heeft Deloitte een rapport uitgebracht waarin staat dat 3 miljard reeds is genomen. Dat laat dus 1 miljard of wellicht 1,5 miljard die nog genomen moet worden.

Ten aanzien van het verband tussen de decentralisaties en de reserves herhaal ik wat ik zojuist zei. Het kan niet dat de decentralisaties gaan inwerken op de reserves, want gemeenten kunnen vanzelfsprekend hun taken niet structureel vanuit hun reserves vervullen. De reserves zijn inderdaad hard geraakt door de crisis, maar men moet elk jaar weer een sluitende begroting hebben. Dat betekent inderdaad dat het niveau van voorzieningen niet onveranderd overeind kan blijven. Ik ben het dus eens met wat er in de vraag werd gesteld.

In de decentralisatiebrief, waar we ongetwijfeld in de Kamer nog uitgebreid op ingaan, heb ik al geschreven dat we met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten hebben afgesproken om te komen tot intensieve monitoring, om van jaar tot jaar te bekijken of budget en taken op elkaar blijven passen.

Er werd ook gevraagd naar nieuwe bezuinigingen. Ik loop daar niet op vooruit, maar in het pakket dat hier eerder door collega Dijsselbloem is neergelegd, zat niets anders dan de met de VNG afgesproken "trap op, trap af"-systematiek. Er zat geen nieuwe bezuiniging in, conform wat eerder met de gemeenten is afgesproken.

De heer Segers (ChristenUnie):

Er is wel een link tussen de reserves en de decentralisaties. Driekwart van de gemeenten voorziet namelijk nu al een tekort. Het lukt nu al niet. Men teert nu al in op de reserves, terwijl de decentralisatieoperaties nog moeten plaatsvinden. In de decentralisatiebrief waaraan de minister refereert, zet hij in op 100.000-plusgemeenten. Dat zou de slagkracht moeten zijn van gemeenten, juist omdat het om zulke ingrijpende operaties gaat. Maar wat blijkt? De steden die ik heb opgenoemd zijn allemaal 100.000-plusgemeenten. De relatie tussen slagkracht, financiële draagkracht en de grootte van gemeenten lijkt niet op te gaan. Gezien de ernst van de zaak en de financiële nood waarin gemeenten verkeren, lijkt het mij absoluut niet heilzaam om te blijven inzetten op grootschaligheid en op enorme bestuurlijke drukte door opschaling van provincies en gemeenten. Mijn oproep aan de minister is: laten we ophouden met die bestuurlijke drukte. We moeten de gemeenten vertrouwen. Dit onderzoek laat zien dat we geen link moeten leggen tussen de financiële draagkracht en de grootte van gemeenten.

Minister Plasterk:

Er worden veel vragen gesteld. Wat betreft het voorziene tekort bij de gemeenten, zie ik de zorgen die gemeenten hebben en ik deel die ook. Er kan echter geen tekort zijn. Men moet namelijk een sluitende begroting maken. Er is overigens ook financieel toezicht om ervoor te zorgen dat er alsnog een sluitende begroting ontstaat. Gelukkig lukt dit de gemeenten ieder jaar, afgezien van een enkele artikel 12-gemeente. Dat moet ook, daar ontkomen ze niet aan.

In het tweede punt schuilt toch een misverstand. De heer Segers zegt dat het allemaal 100.000-plusgemeenten zijn en dat die een gat in hun reserves hebben. Dat is echter de omgekeerde wereld. Het NRC heeft onderzoek gedaan bij de twintig grootste gemeenten en geconcludeerd dat die op hun reserves moeten interen. Daaruit mag je echter niet de conclusie trekken dat dit is omdat ze groot zijn. Het zijn immers de enige gemeenten die onderzocht zijn. Ik denk dat er ook kleine gemeenten zijn die nu zwaar interen op hun reserves.

De heer Van Hijum (CDA):

De minister wijst op de afboekingen die gemeenten hebben moeten doen op hun grondposities. Deelt de minister de inschatting van de Raad voor de financiële verhoudingen dat naast de 3 miljard die is afgeboekt, nog eens 3 miljard zal moeten worden afgeboekt in de komende jaren? Zijn de decentralisatieoperaties nog verantwoord als je bij die afboekingen ook de kortingen die gemeenten te verduren krijgen vanwege het Gemeentefonds en de efficiencytaakstellingen per decentralisatie betrekt? Is de minister bereid de risico's en de haalbaarheid van de decentralisaties, samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te onderzoeken of te laten onderzoeken door bijvoorbeeld de Rekenkamer of het CPB?

Minister Plasterk:

Ik heb zojuist al gezegd dat er volgens het rapport dat Deloitte vorig jaar heeft uitgebracht nog een tekort moet worden genomen van 1 tot maximaal 1,5 miljard. Dat is een verlies op de grondposities.

Voor wat betreft het interen op de reserves verwijs ik toch naar wat ik zojuist zei: gemeenten moeten een sluitende begroting hebben. Men kan niet van jaar tot jaar steeds verder interen op de reserves. Dan zou de begroting namelijk niet deugen. Nogmaals, ik zeg helemaal niet dat dit gemakkelijk wordt voor gemeenten, want men moet met een kleiner budget veel taken uitoefenen. Dat is een grote verantwoordelijkheid.

Dan het onderzoek waarover de heer Van Hijum sprak. De VNG heeft aangekondigd in eigen beheer een onderzoek te willen entameren. Dat lijkt mij prima. Dat valt ook ruimschoots binnen de taken van de VNG.

De heer Schouw (D66):

Mijn fractie gunt deze minister ontzettend veel.

Minister Plasterk:

Dat weet ik.

De heer Schouw (D66):

Maar niet dat hij het faillissement van de gemeenten op zijn naam mag schrijven! Dat wil mijn fractie niet. Daarom wil ik toch een vraag stellen die een beetje aansluit bij wat de heer Van Hijum vroeg. Waarom weigert deze minister elke medewerking aan een onderzoek dat de VNG graag wil hebben om de feiten boven tafel te krijgen over de financiële positie van gemeenten? Waarom weigert deze minister daaraan mee te werken?

Minister Plasterk:

Ik heb overleg gehad met de gemeenten. De uitkomst van het overleg is dat de VNG een eigen onderzoek uitvoert. Dat is ook opgenomen in het akkoord dat we met elkaar gesloten hebben. Dat lijkt me een uitstekende conclusie van het overleg.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer.

Naar boven