22 Bezuinigingsmaatregelen passend onderwijs

Aan de orde is het spoeddebat over de bezuinigingsmaatregelen passend onderwijs.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Vanmiddag heb ik dit debat aangevraagd namens zeven fractievoorzitters. Daarbij heb ik aangegeven dat het niet alleen gaat om het inhoudelijke debat over passend onderwijs dat gisteren door de fractiespecialisten met de minister uitvoerig is gevoerd, maar dat het vooral gaat om de vraag of er ruimte is binnen het regeerakkoord, waarnaar verwezen is, om over alternatieven te spreken. Daarvoor moeten we kennelijk zaken doen met de minister-president. Vandaar mijn verzoek om dit debat niet alleen te voeren met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap maar ook met de minister-president. Die uitnodiging is uitgegaan. Ik constateer dat ondanks het inhoudelijke argument dat ik heb aangevoerd namens de 74 collega's, die behoefte hadden aan dat debat met de minister-president, ik de minister-president niet in vak-K zie zitten op dit moment. Ik vind dat de Kamer dit niet kan laten gebeuren. Ik vraag u daarom dit debat te schorsen en alsnog een rappel aan de minister-president te laten uitgaan om dit debat bij te wonen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Wij zijn met dit kabinet ongeveer vier maanden geleden begonnen met een uitgestoken hand vanuit vak-K. Dat was naar aanleiding van de vraag of wij ook bij moeilijke maatregelen constructief wilden meedenken. De oppositie heeft de afgelopen dagen meegedacht om pijnlijke bezuinigingen ook voor haar rekening te nemen, ook binnen het onderwijs. Ik stel vast dat die uitgestoken hand wordt afgeslagen. De minister-president zou zich hiervoor moeten kunnen verantwoorden, omdat hij uiteindelijk de leider van het team is. Ik wil het verzoek om uitstel met een halfuur steunen om de minister-president de laatste kans te geven om morgen niet 6000 mensen op straat te zetten en zorgleerlingen de dupe van dit politieke spel te laten worden.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ook steun voor het verzoek van de heer Rouvoet. Ik vind het eerlijk gezegd stuitend dat de minister-president hier nu niet aanwezig is. Wij hebben inderdaad als oppositie veel voorstellen aangedragen. Het kabinet draait de oppositie de rug toe, maar wat nog veel erger is: het kabinet keert onze meest kwetsbare kinderen de rug toe. Daarom willen wij het debat vanavond in aanwezigheid van de minister-president kunnen voeren.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Ik heb daar niet heel veel aan toe te voegen. Ik steun het verzoek ook. Ik heb gezien dat de minister-president zich ook in de pers heeft uitgelaten over dit onderwerp. Dus ik zie geen enkele reden waarom hij niet hier zou kunnen komen.

De heer Roemer (SP):

Mevrouw de voorzitter. Het was de minister-president bekend dat 74 van de 150 Kamerleden het debat willen. Dan toch wegblijven, zegt alles over de minister-president. Ik ga met de heer Rouvoet mee. Maximaal een halfuur wat mij betreft. Het moet een debat met de minister-president zijn of geen debat.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ook steun voor het verzoek van de heer Rouvoet van de fractie van de ChristenUnie. Wij vinden het van de minister-president respectloos tegenover de Kamer om hier niet te verschijnen, terwijl zo'n groot deel van de Kamer met hem wil spreken over deze bezuinigingen. De minister-president heeft gezegd dat hij altijd wil blijven luisteren naar wat de oppositie te vertellen heeft, maar nu voegt hij gewoon niet de daad bij het woord.

De heer Van der Staaij (SGP):

We hebben in het parlement wel vaker een dergelijke situatie meegemaakt, bijvoorbeeld in 2009 rond een AOW-akkoord. De Kamer vroeg toen minister-president Balkenende en vicepremier Bos om aanwezig te zijn, maar toen kreeg de Kamer nog een briefje als redengeving voor degene die het kabinet naar de Kamer wenste af te vaardigen. Als een grote minderheid van de Kamer zo'n specifiek verzoek doet, mag zij ook een reactie verwachten op dat verzoek van de kant van het kabinet.

De voorzitter:

Uiteindelijk is dat debat wel gevoerd met Bos en Balkenende.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ja, dat was een brief die aanvankelijk als strekking had "wij komen niet", maar toen een aantal leden van de oppositiefracties dat minachting van het parlement noemde, is een ander tijdstip gekozen waarop de bewindslieden wel aan dat verzoek gevolg hebben gegeven.

De heer Elias (VVD):

Los van de onjuiste inhoudelijke mededelingen die ten onrechte bij dit ordedebat door mevrouw Sap en de heer Rouvoet naar voren zijn gebracht, steunt mijn fractie dat verzoek niet om de heldere redenen die mijn fractievoorzitter vanmiddag bij de regeling van werkzaamheden heeft aangegeven, namelijk dat dit kabinet regeert. Daar kunnen partijen uiteraard anders over denken. Dit kabinet vaardigt de minister van Onderwijs, die haar mannetje staat, af naar deze Kamer. Met haar kan het debat worden gevoerd.

De heer Beertema (PVV):

De PVV-fractie is blij dat de minister van Onderwijs er is. Zij is de verantwoordelijke minister met wie wij een uitstekend besluitvormingsproces hebben doorlopen dat nu achter de rug is. De PVV-fractie heeft geen behoefte aan de aanwezigheid van de minister-president. De minister van Onderwijs kan het alleen af.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Wij hebben een lang en diepgaand debat gevoerd met de verantwoordelijke minister, de minister van Onderwijs. De CDA-fractie heeft geen behoefte aan een spoeddebat met de minister-president.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik constateer dat zes collega's mijn verzoek om in ieder geval een reactie van de minister-president met een inhoudelijk argument, steunen. De meesten van hen zeggen echter ook dat dit debat met de minister-president moet worden gevoerd omdat het gaat om de vraag of in het kader van het regeerakkoord een alternatieve bezuiniging mogelijk is. Uiteraard ga ik nu niet het inhoudelijke debat voeren. De minister heeft gisteren gezegd: deze bezuiniging is een gegeven, zie het regeerakkoord. Dat betekent dat wij met de minister-president moeten spreken over de vraag of er ruimte is voor een alternatieve invulling van die bezuinigingsopgave. Dat is voor mij de reden om de minister-president hier uit te nodigen. Ik hecht daar zeer aan. Ik handhaaf daarom mijn verzoek.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat wij het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar de minister-president en hem vragen, ons zo spoedig mogelijk te berichten.

De heer Beertema (PVV):

Ligt het niet meer voor de hand om hierover te stemmen?

De voorzitter:

Dat is een ander ordevoorstel.

De heer Elias (VVD):

Voorzitter. U hebt kunnen vaststellen dat de fracties die het verzoek niet ondersteunen, samen een meerderheid in dit parlement hebben. Ik denk dat de zaak duidelijk is.

De voorzitter:

Ik ga nu spreken over de tradities in dit parlement. Ik denk dat het gebruikelijk is dat je een verzoek doorgeleidt naar de minister-president en hem in overweging geeft om met een zo grote minderheid rekening te houden. Doet hij dat niet, dan zullen wij opnieuw zien wat de situatie is, maar laten wij ervan uitgaan dat de minister-president het verzoek serieus neemt.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil onderstrepen dat het niet erom gaat, de zwart-wit patstelling tussen 74 en 76 te houden. Het gaat er mijn fractie om dat medeverantwoordelijkheid wordt genomen en dat wordt gekeken naar andere – ik richt mij ook tot de minister van Onderwijs – bezuinigingen. Dat zijn misschien pijnlijke bezuinigingen, maar daarmee wordt het draagvlak voor de bezuiniging drastisch vergroot. Daarvoor is de ruimte nodig dat de minister-president daar ook de verantwoordelijkheid voor neemt.

De voorzitter:

Dat is helder. Mijnheer Elias, ik wil uitleggen dat het debat is aangevraagd door de heer Rouvoet. Dat verzoek wordt gesteund door 74 leden, maar 30 leden was genoeg geweest. De heer Rouvoet heeft behoefte aan een debat met de minister-president en de minister van Onderwijs. Dat verzoek zal ik via het stenogram nogmaals overbrengen.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Is niet al vanmiddag aan de minister-president gevraagd om aanwezig te zijn? Hoe is dat toen afgelopen?

De voorzitter:

Toen heeft de minister-president aangegeven dat hij niet van plan was om te komen.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Nu sturen wij opnieuw een verzoek aan de minister-president om te komen?

De voorzitter:

Ja. Dat is niet nieuw. Dat gebeurt vaker.

Ik stel voor om het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 21.41 uur tot 22.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren. Ik heb contact gehad met de minister-president. Hij heeft mij laten weten dat hij niet naar de Tweede Kamer komt, omdat hij van mening is dat de minister het kabinet hier vertegenwoordigt. De minister-president zal dus niet komen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik denk dat het allereerst op zijn plaats is om een opmerking te maken over de weigering van de minister-president om het debat met de Kamer aan te gaan over de keuzes die in het regeerakkoord zijn gemaakt. Ik heb uw mededeling, nadat de minister-president u dit had laten weten, met teleurstelling en verbazing in ontvangst genomen. Ik beschouw het toch als een schoffering van de Kamer en meer nog van degenen die het hier betreft. Wij wilden met de minister-president het debat aangaan of er voor de omstreden onderdelen van die bezuiniging een alternatieve invulling te vinden is binnen het regeerakkoord, waarvoor hij als eerste en als laatste verantwoordelijk is.

De minister-president heeft een zeker imago van een ontspannen omgang met de oppositie, maar ook bereidheid om zaken te doen. Er is gesproken over een uitgestoken hand. Ik spreek mede namens alle collega's die dit debat hebben aangevraagd, als ik zeg dat nu de minister-president wegloopt voor dit debat, dat imago wat ons betreft in een keer aan gruzelementen is. Ik stel dat met spijt en teleurstelling vast. Dat betekent ook dat ik namens de collega's mijn treurnis daarover uitspreek. Ik zeg erbij dat wij er niet voor voelen om dat nu in moties te gaan vastleggen. Namens de leden namens wie ik dit debat heb aangevraagd, stel ik met spijt en treurnis vast dat de minister-president niet bereid is over zijn keuzes in het regeerakkoord het debat met de Kamer aan te gaan.

De heer Elias (VVD):

Ik heb twee vragen aan de heer Rouvoet. De eerste is: dat debat heeft toch plaatsgevonden bij de regeringsverklaring? Toen heeft toch de minister-president hier uitgebreid zijn keuzes toegelicht? Dat is een. De tweede vraag is: de minister-president heeft de Kamervoorzitter laten weten dat de minister hier zit namens het kabinet. De minister spreekt namens het kabinet. We kunnen wel bij ieder debat de minister-president erbij halen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik weet niet of de heer Elias vanmiddag aanwezig was, toen ik namens 7 fractievoorzitters, sprekend namens 74 leden van deze Kamer, de grootst mogelijke minderheid van deze Kamer bij een minderheidskabinet dit debat heb aangevraagd. Het argument was dat gisteren in het debat, dat uitvoerig door de woordvoerders is gevoerd, door de minister van OCW is aangegeven dat deze bezuiniging van 300 mln. op de meest kwetsbare leerlingen, en de invulling daarvan, voor haar een gegeven was, gezien het regeerakkoord. Dat betekent dat de minister van OCW, de vakminister, met wie je normaal gesproken zaken doet, niet de ruimte heeft binnen het kabinet om op dit punt een andere invulling te geven dan in het regeerakkoord is afgesproken. Dat betekent dat wij zaken moeten doen met de minister-president als wij dat toch willen, en dat willen wij. Hij duikt daarvoor weg, en dat spijt ons buitengewoon.

De heer Elias (VVD):

Dat is andermaal onjuist. De minister van OCW heeft zich gisteren in een uitvoerig debat, dat in twee ronden is gevoerd, verantwoord voor de inhoudelijke keuzes die zij heeft gemaakt. Zij heeft uitvoerig met de specialisten van de verschillende fracties op inhoudelijke gronden overlegd waarom zij vindt dat deze bezuiniging verdedigbaar is, sterker nog, op lange termijn goed is voor het onderwijs; omdat we minder kinderen moeten indiceren en omdat we veel meer kinderen in het gewone onderwijs gaan krijgen. Dat is goed voor de langere termijn. Ik begrijp niet waarom u niet verder van gedachten kunt wisselen met de minister, als u vindt dat die bezuinigingen niet zouden deugen of dat de politiek gemaakte keuzes niet in orde zijn.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is aan de heer Elias en zijn fractie om wel tevreden te zijn met de 6 minuten die de minister in haar eerste termijn heeft besteed aan een bezuiniging van 300 mln. op de allerkwetsbaarste leerlingen die wij kennen. Onze fracties hebben er geen genoegen mee genomen dat de minister geen ruimte heeft om met de Kamer een serieus debat te voeren over een alternatieve invulling van die 300 mln. Ik zou zeggen dat de heer Elias zijn zegeningen moet tellen, want ik herinner mij ook het debat waarin bijna alle woordvoerders van de fracties namens wie ik nu spreek, hebben aangegeven dat zij überhaupt inhoudelijk moeite hadden met deze bezuiniging op passend onderwijs. Deze fracties geven nu aan dat zij bereid zijn – ze doen een handreiking aan het kabinet en aan de minister-president – om over een andere invulling van die 300 mln. na te denken. Onze fracties zijn niet tevreden met het debat dat daar gisteren over gevoerd is. Het zit kennelijk vast op het regeerakkoord. Dan moeten we zaken doen – ik citeer nogmaals de woorden van fractievoorzitter Rutte uit de vorige periode – "met de chef van de club". Dat is de minister-president, die in laatste instantie verantwoordelijk is voor de keuze die in het regeerakkoord worden gemaakt. Ik stel vast namens 74 leden dat de minister-president wegloopt voor dat debat. Dat spijt ons zeer.

Voorzitter. Dat brengt mij ertoe om namens deze collega's aan de minister van OCW, die hier wel is, in feite maar één vraag te stellen. Heeft zij ruimte om met de Kamer te zoeken naar oplossingen en af te zien van de bezuinigingen op de omstreden onderdelen? Dat heeft met name betrekking op de klassenvergroting in het speciaal onderwijs en het dreigende ontslag van 6000 leerkrachten in de ambulante begeleiding, die nu precies die extra zorg en aandacht hebben voor die leerlingen met een beperking, met een handicap, die iets meer zorg en aandacht nodig hebben om verder te komen in het onderwijs. Is zij bereid om in overleg met de Kamer te zoeken naar alternatieve invullingen van die bezuiniging van 300 mln.?

De heer Elias (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Een land waar vanaf 2015 nog altijd hetzelfde bedrag als in 2005, namelijk 1200 mln., beschikbaar blijft voor speciale begeleiding van kinderen die dat echt nodig hebben, is niet een asociaal land.

Een land waarin we het raar vinden dat een op de vijf kinderen in het voortgezet onderwijs iets heeft, en waarin we die hoge aantallen, ook internationaal vergeleken, willen stoppen, is niet een asociaal land.

Een land waarin we een eind willen maken aan het feit dat het aantal kinderen dat speciale begeleiding nodig heeft sinds 1903 is verviervoudigd, is niet een asociaal land.

Een land waarin we ermee gaan stoppen dat ouders met hun kind naar zes sessies met een pedagoog worden gestuurd omdat de leraar onvoldoende orde kan houden, is niet een asociaal land.

Een land waarin we binnen drie weken een overgangsregeling treffen voor scholen die beweren om te vallen omdat ze gewend zijn geraakt aan een te royale bekostiging, zodat ze open kunnen blijven, is niet een asociaal land.

Een land waarin we de medicalisering van onze kinderen willen stopzetten, omdat er veel en veel te veel kinderen aan de ritalin en aan de Concerta zitten, is niet een asociaal land.

Ik was erg verbaasd toen de woordvoerders van de Partij van de Arbeid, de Socialistische Partij, D66, GroenLinks en de ChristenUnie gisteren vertelden dat ze het eens zijn met belangrijke aanpassingen in het passend onderwijs. Dat is raar. Ik was vorige week in Nieuwegein bij 10.000 boze demonstranten. Daar heb ik dat de heer Cohen niet horen zeggen, en de heer Roemer ook niet, en de heer Pechtold ook niet, en mevrouw Sap ook niet, en de heer Rouvoet ook al niet, terwijl er toch aanmerkelijk minder door hun betogen heen gejoeld werd dan door mijn betoog. Maar dat kwam dan ook doordat deze fractievoorzitters daar de mensen naar de mond aan het praten waren, in verkiezingstijd. Jazeker, ze zijn en waren tegen de bezuinigingen. Maar ze vertelden er niet bij dat ze de beweging die dit kabinet wil maken om juist meer kinderen in het reguliere onderwijs op te vangen en minder kinderen extra begeleiding te geven, van harte ondersteunen. Dat is selectief en dat is laf.

Dit kabinet doet wat het beloofd heeft: orde op zaken stellen, ook in de bureaucratische rimram rond de rugzakjes, ook in de uit de hand gelopen indiceringen en ook in de speciale begeleiding, die soms heel erg nuttig is, maar regelmatig ook niet, omdat een deel van die inspanning niet landt in de klas. Het is zoals ik gisteren heb gezegd. Over een jaar of vier, vijf zullen we op deze aanpassing van het passend onderwijs, waar het vorige kabinet trouwens zo mee getreuzeld heeft, terugkijken als het moment waarop we iets goeds en iets verstandigs voor het onderwijs en onze kinderen hebben gedaan. Dit kabinet maakt keuzes. Dat kunnen keuzes zijn waar de oppositie weinig vertrouwen in heeft, of zelfs mordicus tegen is. Maar niemand kan een kabinet verwijten dat het regeert.

De voorzitter:

De heer Rouvoet heeft een vraag.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nee voorzitter, ik heb geen vraag aan de heer Elias. Ik heb geen vraag over zijn oratio pro domo. Ik heb wel een opmerking. De heer Elias wekt de suggestie dat vorige week door een groot aantal collega's, die hij met name noemde, valse beloften zijn gedaan of anderszins verkiezingsretoriek zou zijn bedreven. Ik hecht eraan om te zeggen dat er vorige week in Nieuwegein 10.000 leraren, ouders en vertegenwoordigers van vakbonden en schoolorganisaties bij elkaar waren, niet voor hun eigen belangen maar om de bezuiniging van 300 mln. op de kwetsbaarste leerlingen te voorkomen.

(geroffel op de bankjes)

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Daar ging de demonstratie over. Deze fractievoorzitters hebben unaniem gezegd dat zij die bezuinigingen ter discussie wilden stellen. Die demonstratie ging niet over de stelseldiscussie. Mijnheer Elias, ik ben een aantal maanden verantwoordelijk geweest voor het onderwerp. De demonstratie ging over de bezuiniging. Die willen wij niet. Daar gaat dit debat over en daar loopt uw minister-president voor weg.

(geroffel op de bankjes)

De heer Elias (VVD):

Ten eerste hebt u, mijnheer Rouvoet, en hebben al die andere collega's die daar hebben gesproken, niet gezegd dat zij de beweging die wordt ingezet om ervoor te zorgen dat er minder wordt gemedicaliseerd in het onderwijs, van harte ondersteunen. Dat hebt u nagelaten. Dat vind ik kwalijk en dat vind ik verkiezingsretoriek. Ten tweede hebben de fracties van VVD, CDA en PVV er vandaag bij motie voor gezorgd dat de scherpste kanten ervan afgaan en dat bepaalde scholen, waarvan beweerd wordt dat ze zouden omvallen, gewoon open kunnen blijven. Dat zal de praktijk ook uitwijzen.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Willen andere leden nog het woord voeren? Ik kijk naar mevrouw Ferrier en de heer Beertema. Dat is niet het geval. Het woord is aan de minister.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Dank dat ik na het stevige debat van gisteren nog enkele woorden met de Kamer mag wisselen over passend onderwijs, een onderwerp dat ons allen zeer na aan het hart ligt. Ik sta hier inderdaad namens het gehele kabinet. De minister-president heeft ook aangegeven dat hij voor de volle honderd procent achter mij staat en dat ik mede namens hem spreek.

De vraag van de heer Rouvoet was of de minister ruimte heeft om aanpassingen te doen in datgene wat er in het regeerakkoord staat. De heer Rouvoet en ik weten beiden dat een regeerakkoord inhoudt het maken van afspraken tussen partijen die betrokken zijn bij dat akkoord, uiteindelijk hun schouders eronder zetten en uiteindelijk alle keuzen die erin staan ook daadwerkelijk voor hun rekening willen nemen. Dat geldt dus ook voor mij als minister van OCW, afkomstig uit een van die fracties. Kijk ik naar wat er nu aan de hand is inzake passend onderwijs, dan stel ik vast – en dat hebben wij eerder vastgesteld in de Kamer – dat het stelsel onhoudbaar is. Er is 65% groei van kinderen met een indicatie. 10% van de kinderen in het primair onderwijs heeft inmiddels een indicatie. 20% van de kinderen in het voortgezet onderwijs heeft inmiddels speciale zorg. Dat betekent dat wij een groei hebben gezien van het budget in de afgelopen jaren, vanaf 2003, van 0,5 mld., terwijl wij toen de rugzakjes werden ingevoerd, met elkaar het idee hadden en ervan uitgingen dat het budgettair neutraal zou zijn en dat het aantal indicaties niet zou groeien. Ik heb zojuist aangegeven dat op beide punten uiteindelijk juist het tegendeel is geschied.

Een andere reden is dat het nieuwe stelsel nu nodig is. In dat nieuwe stelsel grijpt het kabinet echter niet terug naar 2003 vanuit de veronderstelling dat het budgettair neutraal zou zijn. Wij laten uiteindelijk in die korte tijd 200 mln. achter in dat nieuwe stelsel voor passend onderwijs. Ik moet de heer Elias iets corrigeren, want daarmee is er niet 1,2 mld., maar 1,9 mld. extra beschikbaar voor zorg boven op de basisbekostiging in het speciaal onderwijs, het lwoo en het pro. 1900 mln.! Ik ben met de heer Elias van mening dat Nederland daar fier op mag zijn. Wij hebben er echter wel voor te zorgen dat wij dat geld ook goed besteden. Met elkaar hebben wij de afgelopen tijd vastgesteld dat wij daarover grote twijfels hadden. Dat was een breed gevoelen hier in de Kamer. Wat het kabinet wil, is ruimte geven aan scholen, die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor kinderen, maar dan ook ruimte geven om met het budget dat overblijft op een goede manier passende zorg te leveren. Dat is voor het ene kind misschien een uitgave van € 3000 en voor het andere kind van € 500. Geheel anders dan nu, want nu is het een situatie van alles of niets. Je past in de mal van de indicatie of je past er niet in. Straks hebben de scholen de ruimte.

Het is goed om aan te geven dat die 300 mln. uiteindelijk ook weer geherinvesteerd wordt in het onderwijs. In professionalisering van docenten om, waar nodig, nog beter te kunnen omgaan met verschillen tussen kinderen, in hoogbegaafdheid, in summer schools, in toetsen en in heel veel andere zaken, zoals voortijdig schoolverlaten. Daar wordt het heel direct besteed en levert het daadwerkelijk iets op. Met die afweging en met het behoud van 1,9 mld. voor passend onderwijs moeten wij uiteindelijk in staat zijn om tot een goed stelsel te komen waarover wij allemaal tevreden zijn, ook de Kamer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb de minister een heel korte vraag gesteld, namelijk of zij ruimte heeft om in overleg met de Kamer tot alternatieven te komen voor de omstreden onderdelen van de 300 mln. Mag ik haar antwoord als een "nee" verstaan? Kan zij niet of wil zij niet?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voor mij geldt het regeerakkoord en daarmee is het antwoord "nee".

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Dat laatste had ik nodig. De vraag was inderdaad heel simpel. Het inhoudelijke debat over de vraag waar wij verstandig aan doen bij het passend onderwijs is gisteren gevoerd. Nu gaat het om de vraag of er binnen de bezuiniging die is voorzien, mogelijkheden zijn om alternatieven te vinden met elkaar.

Ik zeg de minister het volgende. Een stijgende zorgbehoefte van leerlingen neem je niet weg door 6000 ambulante begeleiders weg te bezuinigen en klassen in het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs te vergroten. Dat betekent namelijk meer zorgleerlingen in grotere klassen. Daar wordt het niet beter van.

De minister is duidelijk. Zij heeft geen ruimte. Zij zit in het korset van het regeerakkoord en heeft geen ruimte voor alternatieve invullingen van de bezuiniging. Daarmee wordt de uitgestoken hand van de voltallige oppositie, maar ook van de sector, die bereid was om zelf bij te dragen aan het voorkomen van deze bezuiniging via de prestatiebeloning of anderszins, door het kabinet afgeslagen. Dat spijt mij. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet een besparing beoogt op ambulante begeleiding ten behoeve van zorgleerlingen en dat gedwongen ontslagen hierdoor onvermijdelijk zijn;

overwegende dat het kabinet een besparing beoogt door de klassen in het (voortgezet) speciaal onderwijs te vergroten, terwijl de klassen de afgelopen jaren juist kleiner zijn geworden in het speciaal onderwijs, omdat deze leerlingen gebaat zijn bij extra aandacht en zorg in de klas;

overwegende dat bij het schrappen van de bureaucratie rondom passend onderwijs ook op expertisebekostiging en reboundvoorzieningen wordt bezuinigd;

verzoekt de regering, af te zien van genoemde bezuinigingen en alternatieven aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet, Cohen, Roemer, Pechtold, Sap, Thieme en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 49 (31497).

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Het spijt mij dat de minister daarnet nog zo'n enorm pleidooi heeft gehouden voor passend onderwijs. Als er nu iets is waar mijn fractie en alle andere fracties die in de oppositie zitten, voor zijn, is het voor dit stelsel van passend onderwijs. Daarover is geen enkel misverstand. De vraag is of dat stelsel behoorlijk ingevoerd kan worden op de manier die door de regering is voorgesteld. Op die vraag was ons debat gebaseerd. Ik hoef er verder niet zo veel over te zeggen. Er is één aspect waarvoor ik nog wel de aandacht wil vragen. Dat heeft met name betrekking op die speciale scholen die van de voorstellen zoals ze nu door het kabinet zijn gedaan, in het bijzonder de dupe dreigen te worden. Dat zijn de speciale scholen voor doven en slechthorenden en kinderen met epilepsie. Zij dreigen onevenredig zwaar te worden geraakt. Daarom heb ik de eer om de volgende motie daarover in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel dat de centrale doelstelling van passend onderwijs, voor ieder kind een passende plek op school, niet in het gedrang mag komen;

constaterende dat de stapeling van bezuinigingsmaatregelen in het kader van passend onderwijs voor sommige speciale scholen, zoals die voor doven en slechthorenden en kinderen met epilepsie, onevenredig zwaar dreigt uit te pakken;

verzoekt de regering, zeker te stellen dat de bijzondere expertise voor zorg en onderwijs aan kinderen met epilepsie, alsmede dove en slechthorende kinderen, in en vanuit de speciale scholen voor deze doelgroepen behouden blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Van der Staaij, Sap, Rouvoet, Pechtold, Roemer en Thieme.

Zij krijgt nr. 50 (31497).

De heer Elias (VVD):

Ik wil de heer Cohen graag een vraag stellen. De zorg die hij uitspreekt, deelt de VVD-fractie. Die zorg deelt ook de CDA-fractie, evenals de PVV-fractie. Daarom hebben wij vanmiddag een motie ingediend, waarmee dit al wordt geregeld. Om die reden kunnen wij het wat dat betreft van harte met elkaar eens zijn. Het kan niet waar zijn dat scholen die epileptische en dove kinderen verzorgen, failliet zouden gaan of zouden omvallen. Dat hebben wij dan ook vanmiddag terecht gerepareerd. Het was een onbedoeld neveneffect, althans volgens de scholen zelf. Je kunt daarover nog discussiëren, maar in elk geval zijn de maatregelen zo getemporiseerd, dat de scholen niet zullen omvallen.

De heer Cohen (PvdA):

Ik heb er geen enkel bezwaar tegen als u de motie meeondertekent.

De heer Elias (VVD):

U kunt ook onze motie steunen, want wij willen hetzelfde.

De heer Cohen (PvdA):

Er zit nog een ander aspect aan. Dat betreft niet alleen het openblijven van de scholen. Vanuit die scholen wordt ook de ambulante zorg voor de andere scholen geregeld. Dat element wordt in deze motie nog toegevoegd. Ik ben erg blij als u deze motie gaat ondersteunen.

De heer Elias (VVD):

Deze motie is overbodig, omdat met de motie die vanmiddag is ingediend, dit ook wordt geregeld.

De heer Cohen (PvdA):

Nee, de motie is niet overbodig, om de reden die ik zojuist genoemd heb. Deze motie gaat niet alleen over het openblijven van de scholen, maar ook over de ambulante zorg die vanuit deze scholen voor andere scholen wordt geregeld. Het gaat daarbij om 1200 leerlingen die epilepsie hebben. Als die ambulante zorg niet overeind blijft, sneuvelt dat. Als u met mij van oordeel bent dat dit niet het geval mag zijn, moet u echt deze motie steunen. Ik zie daarnaar uit.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Mijn fractie heeft het hele debat met ongelooflijk grote ergernis gevolgd. Wij moeten constateren dat er op forse wijze bezuinigd gaat worden op de meest kwetsbare kinderen in onze samenleving. Wij hebben daar geen goed woord voor over. Wij hebben daar al die uren over gedebatteerd, helaas met een verkeerde uitkomst. Als onderwijsman doet mij dat vreselijk veel pijn.

Dan het tweede punt. Wij hadden dit debat niet voor niets gevraagd met de minister-president. Dat de minister-president überhaupt niet tegemoet wil komen aan een verzoek van 74 Kamerleden, de grootst mogelijke minderheid, vind ik getuigen van een arrogantie die niet in deze Kamer past.

(geroffel op de bankjes)

De heer Roemer (SP):

Tijdens de regeringsverklaring heb ik de minister-president gevraagd of het nu inderdaad allemaal zo dichtgetimmerd is. De minister-president zei toen letterlijk: als u kijkt naar alle zaken die wel open liggen, is er op al dit soort terreinen geen vanzelfsprekende meerderheid, maar nogmaals, als die er wel is, staat die meerderheid open voor alternatieven. Dat is dus gewoon niet waar. De minister-president heeft ons toen iets voorgehouden wat hij vanavond niet waarmerkt. Hij is liever bij de Libellebeurs dan hier verantwoording af te leggen over een toezegging die hij de Kamer heeft gedaan, maar waarover wij niet met hem kunnen debatteren.

(geroffel op de bankjes)

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Ik heb eerder gezegd dat het optreden van deze minister-president zoals wij dat de eerste maanden hebben gezien, een verademing is. Wat hij vandaag presteert, is verstikkend.

(geroffel op de bankjes)

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De combinatie van stevige bezuinigingen en een stelselwijziging is in het verleden vaak explosief gebleken. Die wetenschap moet ons alert maken bij wijzigingen rond passend onderwijs. Uiterste zorgvuldigheid is nodig, juist wanneer het gaat om kwetsbare leerlingen.

Voor de SGP-fractie was en is het vertrekpunt bij dit debat dat de huidige manier van financieren van passend onderwijs niet houdbaar en niet toekomstbestendig is. Er moet wel wat gebeuren. Daar willen wij niet voor weglopen. Veel betrokkenen bij passend onderwijs onderkennen de mogelijkheid en de noodzaak om te bezuinigen op het huidige stelsel. Wij sluiten ons daar uitdrukkelijk bij aan. In de debatten met de minister hebben wij wel kanttekeningen geplaatst bij de hoogte van de bezuinigingen en de invulling ervan op een aantal onderdelen.

Omdat wij hebben vastgesteld dat er veel schortte aan het maatschappelijk en politiek draagvlak voor deze ingrijpende stelselwijziging en bezuiniging, vonden wij de wens die bij veel partijen leefde – wij hebben ons daarbij aangesloten – om de minister-president te vragen om hierover door te spreken om te bezien welke flexibiliteit bestaat ten aanzien van dit onderwerp, terecht. Ik betreur dan ook dat de minister-president uiteindelijk niet aan het verzoek van een groot deel van de Kamer tegemoet is gekomen. Ik zeg erbij: zoals de minister-president in zijn rol als fractieleider van de VVD het in het verleden ook betreurde, zoals bij de AOW-plannen, dat aan het verzoek van een groot deel van de oppositie om de minister-president naar de Kamer te halen in eerste instantie niet tegemoet werd gekomen.

Ik voel mij niet gelukkig bij telkens een soort tegenstelling tussen oppositie en coalitie op dit punt. Je zou immers in feite kunnen zeggen dat dit iets is wat de Kamer als geheel raakt. Zouden wij in het Presidium niet eens het punt kunnen meenemen dat de Kamer er, los van oppositie of de coalitie, aan hecht dat als een groot deel van de niet-regeringspartijen daarom vraagt, die wens ook wordt ingewilligd, zoals zij ervan uitgaat dat een aangenomen motie wordt uitgevoerd? Zou het niet goed zijn als wij dat nog een keer op die manier tegen het licht zouden houden?

De hoop op bijstelling van de bezuinigingen lijkt, zoals het nu gaat, niet erg reëel. Veel zou er echter al gewonnen zijn – daar hebben wij in het debat op ingezet, als terugvaloptie – als er meer tijd en flexibiliteit ontstaat in de wijze waarop de bezuiniging wordt verdeeld en uitgevoerd. Daarom wil ik afsluitend op dit punt een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat passend onderwijs een complexe stelselwijziging is;

overwegende dat voor een succesvolle invoering van passend onderwijs van cruciaal belang is, bestaande kennis en expertise vanuit de sector zo veel mogelijk te benutten en voldoende tijd en ruimte te bieden aan de nog te vormen samenwerkingsverbanden om een solide zorgstructuur op te zetten;

overwegende dat het effect van de bezuinigingen beperkt zou kunnen worden wanneer meer tijd beschikbaar is, onder andere doordat ideeën van de sector zelf beter benut kunnen worden;

constaterende dat het draagvlak toeneemt als meer tijd genomen wordt voor invoering van deze ingrijpende wijziging;

verzoekt de regering, de voorgenomen bezuinigingen te faseren zodat de zorgvuldige invoering van passend onderwijs wordt bevorderd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Cohen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (31497).

De minister kan meteen antwoorden, maar wij wachten heel even tot zij beschikt over alle teksten van de moties.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in de tweede termijn. De heer Rouvoet heeft een motie ingediend waarin hij de regering verzoekt, af te zien van de genoemde bezuinigingen. Hij vraagt de regering ook, alternatieven aan de Kamer voor te leggen. Het zal de heer Rouvoet niet verbazen als ik zeg dat ik de Kamer het aannemen van deze motie moet ontraden. Ik verwijs daarbij naar mijn betoog dat ik hield in de eerste termijn.

De heer Cohen heeft een motie ingediend op stuk nr. 50. Hij stelt dat het stelsel wordt ingevoerd onder moeilijke omstandigheden vanwege de bezuinigingen. Ik heb daarover gisteren ook met de heer Dijsselbloem gesproken, de collega van de heer Cohen. Een heel belangrijk onderdeel van de keuze die ik heb gemaakt, is het volgende. Juist de scholen die straks de stelselwijziging moeten dragen – lees, het regulier onderwijs – ontzie ik bij deze bezuiniging. Daarom maak ik inderdaad de keuze om de ombuiging sterker neer te leggen bij het speciaal onderwijs en bij de ambulante zorg. Het is echter heel belangrijk om te constateren dat het regulier onderwijs in dezen wordt ontzien. Dat doen wij juist omdat bij een stelselwijziging daadwerkelijk de ruimte moet worden gecreëerd om dat waar te kunnen maken. In de motie-Cohen c.s. wordt de regering verzocht, zeker te stellen dat de bijzondere expertise voor zorg en onderwijs aan kinderen met epilepsie, alsmede aan dove en slechthorende kinderen, in en vanuit de speciale scholen voor deze doelgroepen behouden blijft. De heer Elias heeft gelijk. Er is deze middag een motie ingediend over de speciale scholen voor kinderen met epilepsie en over de scholen waar de expertisebekostiging wordt afgebouwd. In die motie wordt gevraagd om die afbouw meer gefaseerd te doen. Ik heb het oordeel over deze motie aan de Kamer overgelaten. Als de motie wordt aangenomen, zal ik ervoor zorgen dat er dekking voor komt. Ik begrijp namelijk dat men zich hierover zorgen maakt. In de motie op stuk nr. 50 van de heer Cohen staat echter dat de expertise behouden moet blijven bij het speciaal onderwijs. Dat gaat mij te ver, want ik vind dat straks het regulier onderwijs de ruimte moet hebben om zelf te bepalen hoe het onderwijs dit gaat organiseren.

Ik begrijp de zorg die de heer Cohen uit. Die is tijdens het debat van gisteren ook geuit door zijn collega de heer Dijsselbloem en door andere woordvoerders. Die zorg heeft ertoe geleid dat ik vanmiddag tijdens het VAO heb gezegd dat ik de Kamer buitengewoon betrokken wil houden. Vanuit die betrokkenheid, en ook vanuit mijn eigen betrokkenheid, zal ik in juni komen met een rapportage van de stand van zaken. In die rapportage zal ik op drie punten met nadruk ingaan. In de eerste plaats zal ik ingaan op het punt waarover de heer Cohen zich zorgen maakt, namelijk de expertise en de mobiliteit die daaraan is verbonden. Hoe kunnen wij daaraan op een goede manier vorm en inhoud geven? In de tweede plaats zal ik de scholen direct volgen die extra worden geraakt door de bezuinigingen. Ik zal rapporteren hoe men dit aanpakt en hoe het ministerie daarbij kan ondersteunen. Ik zal verder ingaan op de vorming rond de samenwerkingsverbanden. Daarover maakt men zich ook zorgen. Ik benadruk dat ik dit doe om met elkaar stap voor stap dit proces te doorlopen. Ook ik wil dit namelijk zorgvuldig doen.

De heer Cohen (PvdA):

Er is een verschil tussen mijn motie en de motie die vanmiddag is ingediend. Die laatste motie, waarover de minister heeft gezegd dat zij het oordeel erover aan de Kamer overlaat, gaat over de mogelijkheid om gedurende één jaar de expertise verder vorm te geven, en het daarna open te laten. In het verzoek in de motie die ik zojuist heb ingediend, wordt ervan uitgegaan dat de expertise in ieder geval wordt gehandhaafd. Is de minister het met mij eens dat dit het verschil is tussen deze twee moties? Als zij het daarmee eens is en als zij het ook zo belangrijk vindt dat deze expertise wordt bewaard, waarom wil zij mijn motie dan niet ook van een positief advies voorzien? In mijn motie wordt geen uitspraak gedaan over de manier waarop de expertise moet worden bewaard.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

We spreken over expertisebekostiging voor een aantal scholen, waaronder twee epilepsiescholen en een aantal scholen waar dove kinderen les krijgen. De expertisebekostiging is eigenlijk een garantiebekostiging. Toen ooit het stelsel wijzigde en het toenmalige kabinet voorstelde om voor elk doof kind en langdurig zieke kind dezelfde bekostiging tot stand te brengen, kwam een aantal scholen naar voren dat erg achteruit ging. De Kamer heeft toen gezegd: dat compenseren we. Dat heeft de naam "expertisebekostiging" gekregen. Die ongelijkheid tussen scholen trek ik nu recht. Voortaan krijgen alle dove kinderen in het speciaal onderwijs dezelfde bekostiging. Dat lijkt me niet meer dan terecht.

Uw tweede punt is de expertise van ambulante begeleiders. Het feit dat deze mensen niet meer bij het speciaal onderwijs in dienst zijn, wil niet zeggen dat daarmee hun expertise weg is. Het reguliere onderwijs kan straks met de middelen die het krijgt, nadenken over hoe het dat wil organiseren. Het kan mensen inhuren. Het kan in het samenwerkingsverband met het speciaal onderwijs afspreken om een aantal mensen in dienst te houden, omdat het ervoor borg zal staan dat het die mensen de komende vijf jaar inhuurt. Maar een samenwerkingsverband kan ook ervoor kiezen om zijn leraren de ruimte te geven om te specialiseren. Daarmee creëer je carrièremogelijkheden en nieuwe satisfactie in het onderwijs. Je geeft op die manier dus de scholen regulier de kans om het zelf te doen. Als ik uw motie zou uitvoeren, blijft het gedwongen winkelnering bij het speciaal onderwijs. Dat biedt niet de ruimte die reguliere scholen moeten hebben.

De heer Cohen (PvdA):

Ik zou het niet durven om hier tot in detail over deze onderwerpen te spreken. Het is betrekkelijk simpel. Het gaat mij erom dat de expertise die er is, gehandhaafd wordt, op de ene of op de andere manier. Dat is het enige wat ik de regering vraag, dat de expertise gehandhaafd wordt. Ik wil het niet overlaten aan scholen of het nieuwe samenwerkingsverband. Ik wil dat de regering zich ervoor inzet dat niet alleen die scholen blijven, maar dat ook al die kinderen die niet op die scholen zitten maar elders zijn, verzekerd blijven van de expertise, op de een of andere manier. Ik hoop dat de regering dat wil. Daar gaat het mij om en om niets anders.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Uw motie gaat verder, want u verbindt het aan het speciaal onderwijs. Dat is een. En twee: u geeft aan dat wij dat vanuit Den Haag moeten garanderen. Maar wat is de bedoeling van deze stelselwijziging? Dat is verantwoordelijkheid neerleggen daar waar die hoort: dicht bij scholen, waar professionals zitten, waar leidinggevenden elke dag met hun zorg en aandacht op de scholen bezig zijn en waar ouders gezamenlijk met kinderen en docenten goed onderwijs willen verzorgen. Ik ben ervan overtuigd dat die verantwoordelijkheid in die gemeenschap van mensen, bij die scholen, neergelegd kan worden. Maar wel op een manier die ze daadwerkelijk de ruimte geeft om het waar te kunnen maken en niet dichtgeregeld vanuit Den Haag, waardoor er geen enkele ruimte meer is om eigen prioriteiten te stellen. Dat is mijn uitgangspunt. Dat is inderdaad een keuze van dit kabinet. Dat is een. Twee is uw zorg over de expertise en de mobiliteit van mensen. Ik ben daar vanmiddag op ingegaan. Ik wil in de komende tijd bekijken hoe we dat zo goed mogelijk kunnen doen. Maar in the end zijn het de scholen in het regulier onderwijs die dat bepalen, want wij leggen bij hen de verantwoordelijkheid neer. Nogmaals, dat vraagt om ruimte.

Voorzitter. De heer Van der Staaij verzoekt in zijn motie om de voorgenomen bezuinigingen te faseren, zodat zorgvuldige invoering van passend onderwijs wordt bevorderd. Ik heb vanmiddag de rapportage in juni aan de Kamer toegezegd, omdat ik mij goed realiseer dat de interactie en de betrokkenheid hier ongelooflijk belangrijk is. Ook ik hecht daaraan, want het gaat om kinderen die extra zorg hebben en een samenleving die daar borg voor staat. Wij representeren die samenleving. In dat opzicht begrijp ik zijn vraag naar een zorgvuldige invoering. Ik wil dat ook, alleen moet ik nee zeggen tegen bezuinigingen doorschuiven. Dat heb ik al tegen de heer Rouvoet gezegd in mijn betoog in eerste termijn. Vandaar dat ik deze motie moet ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over de moties vinden plaats bij de eindstemming.

De vergadering wordt van 22.42 uur tot 23.15 uur geschorst.

Naar boven