Vragen van het lid Jan de Vries aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de forse toename van het gebruik van het persoonsgebonden budget.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Het persoonsgebonden budget is in de ogen van de CDA-fractie een mooi middel om cliënten in de thuiszorg, de ouderenzorg, de jeugdzorg en de gehandicaptenzorg meer keuzevrijheid te geven. Cliënten met een persoonsgebonden budget hebben meer invloed op de inhoud en de kwaliteit van de zorg die zij ontvangen. Zorgaanbieders worden zo ook gestimuleerd om meer maatwerk te leveren en de belangen van hun cliënten centraal te stellen. Dat maakt het voor een cliënt ook mogelijk om, bijvoorbeeld, langer thuis te wonen.

Een groeiende uitgave voor het persoonsgebonden budget is op zichzelf dus niet zo verkeerd, integendeel. Maar het wordt anders als er een groei is in één jaar tijd van ruim 30%. Dan is er wat aan de hand, zo'n ontwikkeling kan de toekomst van het persoonsgebonden budget als middel voor cliënten zelfs in gevaar brengen.

Dat wil de CDA-fractie voorkomen en daarom heb ik de volgende vragen. Kloppen de groeicijfers van het College voor zorgverzekeringen, die vandaag worden genoemd in de Volkskrant? Is er sprake van een verdere groei en van een overschrijding ten opzichte van het budget in de brief van de staatssecretaris van 20 juni jongstleden? Kan de staatssecretaris meer zeggen over de oorzaken van die enorme groei? Als er maatregelen komen om de uitgavengroei te beteugelen, moet daar wel een helder antwoord op zijn; zeker als de andere zorguitgaven niet evenredig dalen. En komt de groei voort uit een toenemende zelfstandige behoefte bij cliënten, of is bij hen sprake van een noodgreep, door de lange wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd, het voorbeeld dat in diezelfde krant wordt genoemd? Is in meer plekken in de zorg sprake van afwenteling naar het persoonsgebonden budget? In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning hebben we daarover vorige week al met de staatssecretaris gesproken; toen kon ze daar geen helder antwoord op geven. Misschien geldt dit ook wel in andere delen van de zorg. Proberen zorgaanbieders hierin te sturen? En is de keuze van cliënten voor een persoonsgebonden budget dan wel een echt vrijwillige keuze? Tot slot het volgende. In de Volkskrant van vandaag lezen we ook dat de staatssecretaris onze zorgen deelt en binnenkort met voorstellen komt. Wanneer komen die voorstellen? Binnenkort spreken we over de begroting van de staatssecretaris. Staat ook, evenals voor de CDA-fractie, voor de staatssecretaris het voortbestaan van het persoonsgebonden budget als volwaardig alternatief voor cliënten niet ter discussie?

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Ik ben het geheel eens met de heer De Vries dat het persoonsgebonden budget een mooi en heel belangrijk middel is in de vraagsturing en de bevordering van de keuzevrijheid van de cliënt. Groei is ook voor mij helemaal niet verkeerd, te meer als het zou betekenen dat voor de zorg in natura minder aanvragen zouden worden gedaan. Wij zien nu echter dat de zorg in natura groeit en dat het persoonsgebonden budget óók groeit. Dat baart mij zorgen, want 30% is inderdaad erg veel.

Voor mij staat voorop dat het persoonsgebonden budget in de toekomst altijd een gegarandeerd middel moet zijn om de keuzevrijheid te bevorderen. Sterker, in menig debat in de Kamer heb ik al aangegeven dat het persoonsgebonden budget voor mij model staat voor de toekomstige vormgeving van het zorgstelsel, waarin het geld de cliënt moet volgen en niet andersom. Het persoonsgebonden budget is daarvan de meest verregaande vorm. Juist omdat dat pgb zo belangrijk is, moet er naar mijn mening zorgvuldig mee om worden gegaan. De uitwassen, de onbedoelde gevolgen of de perverse effecten moeten worden aangepakt, maar dat blijkt niet gemakkelijk te zijn. De cijfers die in het artikel van de Volkskrant zijn genoemd, kloppen. Het klopt ook dat het pgb in het afgelopen jaar stelselmatig is gegroeid. De pgb-uitgaven zijn alleen dit jaar al gestegen van 1,1 mld. naar 1,4 mld. Wij begonnen op 1064 mln. Daar is 313 mln. bij gekomen bij Voorjaarsnota en 78 mln. na de zomer. Dat leidt tot een grote financiële druk, temeer daar de zorg in natura niet is afgenomen.

De heer De Vries vraagt naar de achtergrond van de groei in de pgb's. Dat is een lastige vraag die ik mij al vanaf het begin van mijn aantreden heb gesteld. Een deel van de antwoorden is bekend, maar zeker niet alle antwoorden. Er is een onderzoek uitgezet, het pgb-evaluatieonderzoek van het ITS, over de jaren 2005 en 2006. Ik zal de Kamer daarover binnenkort informeren, ruim voor de begrotingsbehandeling. In dat rapport staat dat de groei zich vooral voordoet bij de jeugd met een psychiatrische aandoening en bij de functies activerende en ondersteunende begeleiding. Ik zeg daarbij dat die groei niet op zichzelf staat. De problematiek speelt ook op het terrein van de jeugdzorg, de jeugd-GGZ, de Wajong, het speciaal onderwijs en de tegemoetkoming onderhoudskosten gehandicapte kinderen. Het probleem is dus integraal en het kabinet werkt daarom integraal aan een oplossing.

Een aantal antwoorden op vragen is nog onbekend. Waarom heeft bijvoorbeeld in 2007 zo'n enorme stijging van het aantal pgb's plaatsgevonden? Het ITS-onderzoek betreft met name 2005 en 2006. Een groot deel van de groei komt overeen met de indicaties van de bureaus jeugdzorg. Zij indiceren voor de jeugd-ggz. Het probleem is evenwel dat nergens wordt bijgehouden hoeveel kinderen met een indicatie van het bureau jeugdzorg een PGB krijgen, voor welk type aandoening dat gebeurt – ADHD, autisme, PDD-NOS – welke zorg ermee wordt ingekocht, et cetera. Omdat op dat terrein wel een belangrijk deel van de groei zit, wil ik dat wel weten. Ik laat dat momenteel uitzoeken. Uit het onderzoek kan blijken dat er nadere maatregelen nodig zijn.

Met het evaluatieonderzoek zal ik een reactie daarop doen toekomen. Ik kan nu al zeggen dat ik een aantal noodzakelijke beheersmaatregelen zal nemen, juist om het pgb te behouden voor dat waarvoor het bedoeld is: de keuzevrijheid van de cliënt. Eén van de maatregelen is dat het verantwoordingsvrije bedrag van € 2500 wordt afgeschaft. Onder meer van Per Saldo, de vereniging van budgethouders, komt het signaal dat dit verantwoordingsvrije bedrag cliënten in verwarring brengt. Wat mag voor die € 2500 worden gedaan? Mag men daarvan op vakantie of niet? Ook klinkt het signaal dat het geld kost. Geld dat eerder terugvloeide vanwege onderbesteding, komt nu niet meer terug en dat kan niet de bedoeling zijn. Over verdere maatregelen informeer ik de Kamer in de brief.

De heer De Vries vroeg ook naar afwentelingsmechanismen. Die kunnen inderdaad ontstaan maar het is moeilijk om daar de vinger op te leggen. Ik heb bij eerdere debatten al aangegeven dat het pgb er moet zijn voor cliënten, niet voor zorgaanbieders die tegen hun contracteerruimte aan zitten en tegen cliënten zeggen: vraag maar een pgb aan en kom dan weer bij ons terug. Het pgb is niet bedoeld om hun afzetmarkt te vergroten. Bij de WMO zijn op het punt van de ondersteunende begeleiding signalen van afwenteling bemerkt, maar daarvoor zijn geen bewijzen aanwezig. Eerdere vragen van de fracties van het CDA en de PvdA over gemeenten die het pgb gebruiken om mensen die een bijstandsuitkering hebben door te verwijzen, ken ik ook. Getracht wordt om dat zo goed mogelijk in kaart te brengen, juist om de afwenteling op alle mogelijke manieren tegen te gaan en het pgb te behouden voor het doel waarvoor het bedoeld is: behoud van keuzevrijheid in langdurige zorg.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Het is winst dat de staatssecretaris met de CDA-fractie zegt dat het persoonsgebonden budget als volwaardig alternatief behouden moet blijven, juist voor degenen die goede zorg hard nodig hebben. Zij moeten keuzevrijheid hebben. Het is natuurlijk van groot belang dat er onderzoek wordt gedaan naar de achtergronden van de enorme overschrijding. Die enorme groei komt misschien niet alleen voort uit de behoeften van cliënten. Voor de staatssecretaris is nog veel onzeker en ik hoop dat die zekerheid er in het onderzoek wel komt. Ik zou haar willen vragen of zij in het onderzoek juist de cliënten wil betrekken, want wie kan beter dan de cliënten beoordelen of het pgb voldoet aan de wens.

Ten slotte is het voor ons van groot belang dat iedereen die nu recht heeft op zorg en die kiest voor een pgb, die zorg ook kan behouden, ondanks het feit dat er nu een voortgaande groei is in de uitgaven.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris kort het woord om hierop te reageren en dan heb ik nog vijf woordmeldingen. Daar beperken wij het toe en ik nodig alle sprekers uit om het kort te houden.

Staatssecretaris Bussemaker:

De heer De Vries heeft een concrete vraag gesteld, namelijk of ik de cliënten wil betrekken bij wat wij doen. Dat doen wij zeer nadrukkelijk. Wij hebben zeer direct contact met Per Saldo en zoals ik al zei heeft ook Per Saldo aangegeven dat de maatregel van die € 2500 cliënten in verwarring brengt. Voor het overige probeer ik de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden, maar juist omdat ik zo hecht aan het pgb heb ik ook de goede gegevens nodig voordat ik maatregelen neem. Dat doen wij zo goed mogelijk. Ik herhaal dat uw Kamer ruim voor de begrotingsbehandelingen het ITS-onderzoek krijgt, met mijn reactie en de beleidsvoornemens erbij.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zou het zo kunnen zijn dat ouders met kinderen waarvoor zij hulp zochten, vroeger een indicatie kregen en dan maanden moesten wachten voordat er een plek was in de jeugdzorg of in de jeugdpsychiatrie om deze kinderen te helpen, en dat die ouders dat tegenwoordig niet meer pikken en een pgb aanvragen om op die manier zelf veel sneller de nodige zorg te regelen? Met andere woorden: heeft de staatssecretaris geen last – om het zo maar te zeggen – van het feit dat haar buurman, minister Rouvoet van jeugdzorg, zijn zaken niet op orde heeft? Moet daar niet de nadruk op gelegd worden in dit debat? Het lijkt er nu bijna op dat wij het die ouders kwalijk nemen dat zij een pgb aanvragen. Ik neem aan dat de staatssecretaris die indruk in dit debat van tafel wil hebben?

Staatssecretaris Bussemaker:

Er zijn verschillende redenen waarom er sprake is van een groei in de jeugdzorg. Ik heb al aangegeven dat het moeilijk is om daar goed zicht op te krijgen. Ik laat nu alle informatie daarover verzamelen, juist omdat ik precies wil weten hoeveel mensen er bij de jeugdzorg een pgb krijgen en voor welke klachten.

Er kunnen heel verschillende redenen zijn om een pgb aan te vragen. Dat kan zijn om de wachtlijsten te vermijden, maar ik hoor bijvoorbeeld ook ouders zeggen: mijn kind heeft autisme en de zorg kan beter thuis verleend worden, in een rustige omgeving. Bij zorg in natura kan dat niet. Dat is heel respectabel en daar wil ik ook niet onmiddellijk in treden, maar ik wel weten waar die groei vandaan komt.

Met collega Rouvoet heb ik nu ook afgesproken dat wij gaan bezien of de wijze waarop de bureaus jeugdzorg indiceren, gelijk is aan de wijze waarop het CIZ in de AWBZ indiceert, want dat moet wel goed op elkaar afgestemd zijn. Kortom, hier is sprake van zeer nauwe samenwerking tussen minister Rouvoet en mijzelf.

Mevrouw Agema (PVV):

Het bericht geeft heel duidelijk aan dat ouders proberen hun kinderen van de wachtlijsten af te halen door zelf een pgb aan te vragen. Op dit moment zijn er alleen al 500 kinderen in psychische nood die al langer dan zeven maanden op een wachtlijst staan. De in het stuk genoemde psychologe noemt dat "een beetje gênant", maar ik noem het een grote schande. Het kan dus wel een half schooljaar duren voordat die kinderen eindelijk worden geholpen. Op welke wijze gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat deze problemen nu eens goed in kaart worden gebracht en straks definitief tot het verleden behoren? Het kan niet zo zijn dat ouders met hun kind blijven leuren, omdat er gewoon niet voldoende zorg is.

Staatssecretaris Bussemaker:

Natuurlijk werken wij aan de wachtlijsten. Die verantwoordelijkheid is niet alleen van mij, maar ligt ook bij mijn collega Rouvoet en bij minister Klink, voor zover het om de ggz gaat. U weet dat de ggz vanaf 1 januari ondergebracht zal worden bij de Zorgverzekeringswet. Een van de redenen daarvoor is dat wij verwachten dat daar de stimulansen beter zullen zijn om mensen snel hulp te verlenen en de wachtlijsten te verkorten.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Het CDA en de PvdA hebben vanmiddag warme woorden gesproken over het pgb. Dat lijkt mooi. Het pgb is geïntroduceerd door staatssecretaris Terpstra, dus de VVD-erfenis lijkt hier in goede handen te zijn. Ik herhaal: lijkt. De heer De Vries van het CDA vroeg immers om een toezegging. Zijn vraag aan de staatssecretaris was: kunt u ervoor zorgen dat het pgb een volwaardig alternatief blijft? Het antwoord van de staatssecretaris was: ik ga onderzoeken en ik ga beknibbelen. Mijn vraag aan de heer De Vries van het CDA is dan ook: welke concrete maatregel wilt u nu van de staatssecretaris, anders dan onderzoeken en beknibbelen, om te zorgen dat het pgb een volwaardig alternatief blijft?

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Ik heb met genoegen geconstateerd dat voor de staatssecretaris evenals voor de CDA-fractie het persoonsgebonden budget een volwaardig alternatief moet blijven. Wij moeten dus kijken of er in de indicatiestelling of anderszins sprake is van bijvoorbeeld onbedoeld gebruik dan wel ten onrechte afwenteling op het persoonsgebonden budget. Voor ons staat voorop dat het persoonsgebonden budget blijft bestaan en dat dit de keuzevrijheid van de cliënten blijft vergroten. Tegelijkertijd moet dit wel, ook voor de toekomst, houdbaar en betaalbaar zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ook voor de SGP-fractie is het pgb een goed instrument dat behouden moet worden. Daar is geen discussie over denkbaar, ook met het oog op de toekomst.

Nu even iets over de groeicijfers. Daar wordt onderzoek naar gedaan. Zou het niet te maken kunnen hebben met de gewenste continuïteit op patiënt- en cliëntniveau? De aanbestedingen zijn hier en daar naar het oordeel van betrokkenen namelijk fout uitgepakt. Toen hebben gemeentebesturen het initiatief bevorderd dat werd uitgeweken naar het pgb-instrument. Dan kon de continuïteit op het patiënt- en cliëntniveau immers wel gehandhaafd worden. Zou dat geen verklaring kunnen zijn? Wordt dit aspect meegenomen in het onderzoek naar de groeicijfers in vooral het jaar 2007?

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Ik probeer even scherp te krijgen wat er precies bedoeld wordt. De heer Van der Vlies heeft het over de gemeenten en vervolgens over het pgb in de WMO, zo is mijn indruk. Dat is een andere discussie, als het gaat om de huishoudelijke zorg. Natuurlijk, als de zorgverlening tussen de cliënt en de zorgverlener op die manier gegarandeerd kan worden, is het heel legitiem om daarvoor een pgb aan te stellen. Alleen moet een cliënt tegelijkertijd heel goed weten waar hij of zij aan begint. Men moet een bewuste keuze kunnen maken voor een pgb, of dat nu ingevolge de WMO of de AWBZ gebeurt. Er zijn namelijk ook heel veel lasten verbonden aan een pgb. Ik hoor ook van mensen die beginnen met een pgb, dat zij niet goed geïnformeerd zijn en dat zij na een jaar of een aantal maanden helemaal vastlopen in het werkgeverschap waarvoor zij zich moeten verantwoorden. Ik denk aan de administratie die zij moeten voeren. Er moet dan ook heel duidelijk sprake zijn van een bewuste en een doordachte keuze. Die kan helpen om de zorgcontinuïteit te garanderen, maar, nogmaals, de cliënt moet heel goed weten waar hij of zij aan begint.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Nu hebben wij de kern min of meer bij de kop te pakken. Het persoonsgebonden budget is ingevoerd omdat mensen daar bewust voor kunnen kiezen. Wat zie je nu gebeuren? Dit budget moet altijd uitgekeerd worden. Als je zorg nodig hebt, kan je altijd een persoonsgebonden budget krijgen. Helaas is het in de zorg niet zo. Daar kom je op een wachtlijst, bijvoorbeeld in de jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg, de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg. Overal is er een toename van wachttijden in de AWBZ. Je ziet nu dat een instrument dat is gemaakt ten behoeve van de keuzevrijheid van mensen leidt tot een gedwongen keuze, omdat de zorg zelf niet op orde is. Dat kan nooit de bedoeling zijn geweest. Wanneer wordt er echt werk van gemaakt dat er recht op zorg komt ingevolge de AWBZ?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik bestrijd dat er in alle sectoren in de AWBZ alleen maar sprake van toename van wachtlijsten is. Ik herhaal dat ik het prima vind als mensen bewust voor het persoonsgebonden budget kiezen, bijvoorbeeld omdat zij mensen voor zich willen laten zorgen, die dichtbij staan of omdat zij zelf de regie in handen willen nemen. Natuurlijk moet het een bewuste keuze zijn. Wij gaan ervoor zorgen dat met name de keuzevrijheid in de reguliere AWBZ-zorg wordt vergroot, onder andere door de invoering van de zorgzwaartebekostiging.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Azough, Roland Kortenhorst, Atsma, Waalkens en Wolfsen;Voorzitter

Cramer, alleen voor de middagvergadering;

Schermers, wegens het bijwonen van de Algemene vergadering van de Verenigde Naties, tot en met 18 oktober.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven