Vragen van het lid Blok aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "CPB vreest nieuw WAO-drama".

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Het Centraal Planbureau waarschuwt in een gisteren uitgekomen rapport voor een herhaling van het WAO-drama, dus het drama dat in de jaren tachtig en negentig honderdduizenden Nederlanders langs de kant werden geparkeerd met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het Centraal Planbureau waarschuwt voor een herhaling van dat drama, omdat in een andere uitkering, de Wajong, dus de uitkering voor jonge gehandicapten, de instroom de afgelopen jaren spectaculair is toegenomen. De instroom in de Wajong is verdubbeld zonder dat er sprake is van een aanwijsbare medische oorzaak in de zin van een verdubbeling van het aantal stoornissen. De groei zit hem eigenlijk volledig in psychische en gedragsstoornissen. Het Centraal Planbureau waarschuwt ervoor dat uiteindelijk 400.000 jongeren vanaf hun achttiende langs de kant worden geparkeerd als de instroom in dit tempo doorgaat. Dit komt neer op een op de twintig jongeren in Nederland. De VVD-fractie vindt dat die trend gestopt moet worden. Wij hebben hier eerder met de minister over gesproken. Toen heeft de VVD-fractie een aantal concrete voorstellen gedaan, bijvoorbeeld om een einde te maken aan de ondoorgrondelijke regelbrij waarmee jongeren geconfronteerd worden die ondanks hun handicap willen werken, en de werkgevers die met hen in zee willen gaan.

Ook hebben wij voorgesteld om een einde te maken aan het definitief afschrijven van mensen op achttienjarige leeftijd en in plaats daarvan gaan keuren, zoals dat nu ook gebeurt in de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor werknemers, de WIA, waarbij juist gekeken wordt naar wat mensen nog wel kunnen. De reactie van de minister tot op heden was dat hij daarop gaat studeren en dat de Kamer in mei een brief krijgt. Op mijn concrete voorstel zei hij dat wij de praktijk die wij nu toepassen in de WIA niet zomaar kunnen kopiëren naar de Wajong.

Het CPB-rapport is juist zo interessant omdat de boodschap daarvan is dat het kabinet niet moet wachten. Het tempo van de instroom is met 14.000 jongeren per jaar zo hoog dat er snel moet worden ingegrepen. Verder schrijft het CPB dat de WIA-systematiek wel toepasbaar is op de Wajong. Daarom zijn mijn concrete vragen de volgende.

Kan de minister eerder dan in mei 2008 met een brief komen? De voorstellen liggen er al en de wetgeving die daarna moet volgen vraagt ook nog tijd.

Kan hij daarin ook concreet ingaan op maatregelen om niet definitief af te keuren op achttienjarige leeftijd, tenzij onomstotelijk vaststaat dat er sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid?

Kan hij in die brief ook ingaan op het voorstel om, net als in de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor werknemers, ervoor te zorgen dat werk moet lonen het uitgangspunt wordt en dat de 40% die volgens het CPB nog aan de slag kan ook echt mee gaat doen?

Minister Donner:

Voorzitter. Het stuk dat gisteren is uitgekomen, betreft niet zozeer het CPB-rapport, als wel een studie naar aanleiding van rapporten die elders zijn opgesteld en die ook al aan de Kamer zijn overgelegd en met de Kamer zijn besproken, zowel in algemeen overleg als in een VAO en bij de begrotingsbehandeling. De cijfers die worden genoemd, bevatten ook niet iets nieuws. Het gaat niet om een instroom van 400.000 personen maar van naar schatting tussen de 300.000 en 400.000. Ik heb vorige week nog in deze Kamer gezegd dat de nieuwste verwachtingen uitkomen op 375.000 bij ongewijzigd beleid. Die gegevens zijn allemaal bekend.

Wij hebben hierover al een- en andermaal gesproken. Ik heb daarbij al aangegeven dat ik de systematiek wil veranderen door niet aan het begin te komen met een definitieve afschrijving maar later, behoudens in die gevallen waar er geen perspectief op arbeid is. Dus ook in dat opzicht zijn er geen nieuwe voorstellen. Ik heb er inderdaad op gewezen dat de WIA-systematiek, die berust op het gegeven dat van iemand die heeft gewerkt en die door later opkomende fysieke oorzaken niet meer kan werken op medische gronden wordt beoordeeld of de arbeidsbeperking medisch duurzaam zal zijn. Dat is het oordeel dat daar wordt gevraagd.

In de Wajong heb ik te maken met jongeren die doorgaans veelal van geboorte af aan of al gedurende lange tijd dezelfde beperkingen hebben. Derhalve is de medische duurzaamheid daar doorgaans een gegeven. Het gaat er nu juist om te kijken wat zij ondanks die beperkingen nog aan mogelijkheden hebben. Dat is mijn redenering om aan te geven dat wij het op zichzelf conceptueel met elkaar eens zijn, namelijk dat wij moeten voorkomen dat mensen aan het begin worden afgeschreven en dat wij dan pas gaan kijken welke mogelijkheden zij nog hebben. Ik heb zelf de zeventwintigjarige leeftijd genoemd die wij ook kennen in het kader van de leerwerkplicht. Langs die lijnen wordt op dit moment al op het departement intensief gewerkt aan voorstellen en aan mogelijkheden.

Ik heb ook een- en andermaal in deze Kamer de urgentie van de aanpak benadrukt. Inderdaad noemt het CPB-document enkele oplossingen, maar dat betreft onderdelen, zoals het overhevelen naar de gemeente. Daarvan neem ik kennis maar dat is nu niet specifiek de deskundigheid van het CPB om over te oordelen, namelijk of een onderscheid tussen duurzaam arbeidsongeschikt of niet bruikbaar is. Ik neem dus gaarne kennis van deze opties en van iedere andere optie die er is. Ik ben doordrongen van de urgentie. Wanneer dat mogelijk is, zal ik eerder met voorstellen komen. Ik heb de Kamer echter al laten weten dat dit geen eenvoudige zaak is. Intussen gaan wij al verder met alle maatregelen die mogelijk zijn.

De heer Blok (VVD):

De minister zegt dat is gesproken. Dat klopt. De urgentie vraagt echter om maatregelen. Die maatregelen zijn al bekend. Wij moeten de brief over de beleidsrichting daarom snel kunnen ontvangen. Het is van belang dat de minister daarin concreet aangeeft welke keuzen hij maakt. Er bestaat onzekerheid bij de Wajongers. Het probleem vraagt om een oplossing. De minister maakt deze keuzen nog niet. Wij weten dat deze minister best in staat is om keuzen te maken, ook wanneer een deel van de coalitiepartijen dat maar griezelig vindt. Ik wil nog een concrete vraag toevoegen. Een brief is maar een brief en nog geen concrete maatregel. De brief zal moeten worden gevolgd door wetgeving om de trend echt te kunnen ombuigen. Wanneer wil de minister met concrete wetgeving komen om het probleem eindelijk ten goede te keren?

Minister Donner:

De heer Blok stelt dat ik nu nog geen keuzen maak. Als ik keuzen zou hebben gemaakt, zou ik deze in een brief aan de Kamer hebben voorgelegd. Het is niet eenvoudig een kwestie van het definiëren van de toegang tot de regeling, zoals het geval was bij de WAO. Wij hebben te maken met jongeren die nog wel een inkomensvoorziening nodig hebben, maar wellicht een beperktere. Het is vooral de vraag welke begeleiding mogelijk is. De Kamer heeft het gevoel van urgentie vastgelegd in een motie die uitspreekt dat voorstellen voor 1 mei moeten worden gedaan. Het betreft dus geen brief, maar voorstellen. Ik kan niet garanderen dat het al wetsvoorstellen zullen zijn. Maar de Kamer kan ervan overtuigd zijn dat ik, zodra ik voorstellen heb, hierover een stuk aan de Kamer zal sturen en dat tegelijkertijd op het departement zal worden begonnen om deze uit te werken. Ik zal daarmee niet wachten op de Kamer.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

D66 wil niet dat de Wajong wordt uitgehold. Wij moeten ons afvragen waarom de verdubbeling plaatsvindt. Er is inderdaad sprake van een enorme toename. Geen enkele jongere die er recht op heeft, schiet daarmee iets op. Waardoor wordt de enorme toename veroorzaakt? Ik heb daarover wel enige ideeën. Komt dit bijvoorbeeld door het feit dat een enorme afstand bestaat tot de arbeidsmarkt waardoor op gemeentelijk niveau sneller het Wajong-traject wordt ingezet in plaats van te bekijken hoe de jongere maatwerk kan worden aangeboden? Wellicht spelen ook andere factoren een rol. Ik meen dat de oorzaken eerst in kaart moeten worden gebracht voordat wij er de juiste oplossingen voor kunnen vinden.

Minister Donner:

Ik heb de Kamer een rapport van TNO gezonden van een studie naar de factoren die aan deze groei bijdragen. Ik heb eveneens een rapport van het UWV met de informatie die hierover beschikbaar is aan de Kamer overgelegd. Wanneer ik voorstellen doe, zullen deze uiteraard berusten op een analyse van de oorzaken. Het is onmiskenbaar dat de instroom ongeveer voor een kwart bestaat uit personen die voordien in de bijstand zaten maar die ook gekwalificeerd zijn voor de Wajong. Tegen deze achtergrond acht ik het een vreemde suggestie om de Wajong weer aan de gemeenten over te dragen. Een deel van de instroom komt immers juist van de gemeenten die er geen andere oplossing meer voor weten. Ik weet daarom niet of dit de meest geëigende oplossing zou zijn.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dat heb ik niet gesuggereerd. Ik meen wel dat er een overzicht moet worden gemaakt waarop wij de oorzaken kunnen terugvinden.

Minister Donner:

Dat overzicht staat in de rapporten die ik heb genoemd. Wanneer ik voorstellen zal doen, zullen deze gebaseerd zijn op een analyse van de oorzaken die aan het probleem ten grondslag liggen. Ik meen dat een tussenslag van een studie naar de oorzaken en vervolgens analyseren daarvan niet meer nodig is. Die fase zijn wij voorbij. Er moeten nu voorstellen komen. Dat veronderstelt dat je weet wat er aan de hand is.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik meen dat de minister gelijk heeft dat het rapport van het Centraal Planbureau, dat de aanleiding vormt voor deze vragen, niet erg nieuw was in de constatering dat het aantal Wajongers toeneemt. De Sociaal Economische Raad heeft dat eerder gesteld. De Kamer heeft aan de bel getrokken. Het echte drama dat zich aan het voltrekken is, is wellicht niet zozeer de toename van het aantal jongeren, als wel het feit dat veel jongeren met een beperking of een handicap noodgedwongen thuis zitten terwijl zij graag aan de slag zouden willen. Volgens mijn fractie moet de minister zo snel mogelijk naar de Kamer komen met een voorstel voor de aanpak van dit probleem, conform hetgeen wij in een motie al hebben vastgelegd.

Minister Donner:

Hieraan valt niets toe te voegen, want dit is een standpunt van de heer Van Hijum dat bij motie is vastgelegd.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. In de kranten wordt al gesproken van het nieuwe WAO-drama. Ik zou graag een Wajong-wonder zien gebeuren. Daarvoor zijn echter ook de werkgevers nodig. Zij moeten eraan meewerken om deze mensen aan de slag te helpen. De datum van 1 mei om met concrete voorstellen te komen, vind ik wat aan de late kant, maar op het moment dat die werd afgesproken zat er in de Kamer niet meer in. De minister heeft toegezegd dat hij zo snel mogelijk met de voorstellen komt, maar nu zegt hij weer dat het allemaal niet eenvoudig is. Dat begrijp ik, maar hij is nu juist minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om ingewikkelde problemen zo snel mogelijk op te lossen, ook voor de Wajongers. Daarom vraag ik hem of hij op 1 mei of zo veel eerder als mogelijk is, met werkgevers concrete afspraken gaat maken om deze mensen op de arbeidsmarkt een kans te geven. Zij krijgen die kans nu namelijk niet.

Minister Donner:

Ik ben mij er zeer van bewust dat voor een arbeidsovereenkomst een werknemer en een werkgever nodig is. U weet dat de pogingen om de werkgevers mee te krijgen in de aanpak van de arbeidsparticipatie niet steeds met succes worden bekroond. Ik zal echter zeker mijn best doen om ook werkgevers mee te krijgen in de aanpak van de problemen met de Wajong. Het is één ding om oplossingen te vinden voor de re-integratie. Het gaat er hierbij echter primair om dat wij gekozen hebben voor een systeem waarbij mensen eerst het stempel "arbeidsongeschikt" krijgen opgedrukt en pas daarna wordt gepoogd om ze arbeidsgeschikt te maken. Dit systeem moet worden omgedraaid; wij moeten de aanwezige arbeidsgeschiktheid mobiliseren. Dit vergt ook de medewerking van werkgevers. De heer Blok heeft een- en andermaal gewezen op de belemmeringen die mogelijk worden opgeworpen door de veelheid van regels die hierop van toepassing zijn. Dit zijn allemaal zaken die zullen worden aangepakt.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Van de Wajongers werkt 9% bij een reguliere werkgever. Dat is een laag percentage. De minister doet de Wajongers te kort als hij zegt dat zij volledig arbeidsongeschikt en bij voorbaat al geparkeerd zijn. Wij weten dat re-integratie niet werkt, dus wij moeten nu bij de werkgevers zijn. Wat gaat de minister doen om de werkgevers niet alleen via campagnes, maar ook concreet te bewegen om Wajongers aan te nemen? De schakel ligt bij de werkgevers. Niet de instroom is het probleem, maar de uitstroom.

Minister Donner:

Het is gemakkelijk om bij elk probleem dat zich aandient te zeggen dat het aan de werkgevers ligt. Inderdaad werkt slechts 9% van de Wajongers, juist vanwege een regeling waarover de Kamer een- en andermaal heeft gezegd dat men daaraan niet mag komen. Nu wordt ook weer gezegd dat wij de regeling niet moeten uithollen. Door deze regeling verklaren wij mensen echter bijna steeds eerst voor honderd procent arbeidsongeschikt, om daarna pas te bezien of zij nog arbeidsgeschikt zijn. Als je een werkgever vraagt of hij werk heeft voor iemand waarvan je zegt dat hij arbeidsongeschikt is, zal hij terughoudend reageren. Als wij echter eerst de regeling omvormen, zodat niet per definitie het stempel "arbeidsongeschikt" hoeft te worden gegeven, zullen werkgevers anders reageren. Dit is de inzet van de wijzigingsvoorstellen waaraan nu wordt gewerkt. Uiteraard vindt overleg plaats met werkgevers over de vraag hoe wij de kansen zo groot mogelijk maken. Er is echter in dit land niet één eenvoudig toverstokje beschikbaar in de vorm de werkgevers, voor ieder probleem dat mevrouw Leijten voor werknemers ziet.

Naar boven