Aan de orde is het debat over de Europese Top.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. Na alle kippendrift van zojuist bij de regeling is het even wennen aan de serene rust van het Europadebat in de Kamer. Er is een akkoord gesloten tijdens de Top in Brussel. Dat akkoord is goed voor Nederland en goed voor Europa. Ik wil dan ook namens de PvdA-fractie het kabinet feliciteren met dit mooie resultaat. Er is een einde gekomen aan de excessieve Nederlandse nettobetalerspositie. In het AO van vorige week voorafgaand aan de Top hebben wij gezegd dat wij het totale pakket zouden beoordelen. Hoe zit het met de totale financiële enveloppen voor Nederland? Hoe zit het met de verhouding tot de andere nettobetalers? Hoe zit het met het uitzicht op verandering van beleid? Het algemene oordeel over het geheel is positief. Het is goed dat voor Nederland een geschiedenis die eigenlijk in 1994 begon, nu kan worden afgesloten. Daarin moest Nederland jaar na jaar altijd een hoofdpunt maken van het feit dat wij een excessieve nettobetaler waren. Zojuist kwam ik de minister van Financiën in de gang tegen en ik heb hem gevraagd of hij ook tijdens het debat van vanmiddag aanwezig zou zijn. Hij heeft ontkennend geantwoord en vervolgens heb ik hem geluk gewenst met het onderhandelingsresultaat. Hij heeft de onderhandelingspositie immers beter ingeschat dan ik. De minister van Financiën is uitgegaan van 1 mld. en wat dat betreft heeft hij gelijk gekregen. Vervolgens heb ik de minister gevraagd of wij nu een streep zetten onder de discussie over de excessieve betaling door Nederland en of wij de Nederlandse agenda op een andere manier kunnen invullen. Ik heb hem ook gevraagd of wij ons nu kunnen richten op de zaken die in de toekomst op een andere manier moeten worden geregeld. Hij heeft daarop onomwonden "ja" gezegd. Dat vind ik positief, omdat met name de minister van Financiën de Nederlandse strijd voor een betere positie voor nettobetalers symboliseerde. Dat heeft hij zowel in de coalitie met de PvdA gedaan als in de coalitie met het CDA. Het doet mij deugd dat ook hij de conclusie trekt dat wij dit onderdeel moeten afsluiten en dat wij ons nu op andere onderwerpen dienen te richten.

De Kamer heeft herhaaldelijk uitgesproken dat het van belang is om tevens de handschoen op te pakken van de hervormingen waarvoor nu ook in het akkoord van Brussel in 2008 een mogelijkheid is geboden. De Nederlandse politiek zal moeten waarmaken dat zij de Commissie de juiste instrumenten geeft om die hervormingen op te starten die zij noodzakelijk acht. Ik doel in het bijzonder op de grondige hervorming van het Europese landbouwbeleid, ook in het licht van de noodzaak van de afbouw van de exportsubsidies zoals die in WTO-verband is afgesproken. Wij moeten de mogelijkheid benutten om van oud beleid op nieuw beleid over te stappen en om veel meer geld in het nieuwe te investeren. Het is belangrijk om op te houden met het rondpompen van geld tussen rijke lidstaten en zelfs van arme naar rijke lidstaten. Op dat punt was er overigens niet alleen maar goed nieuws tijdens de Top. Het is een grof schandaal dat er voor Berlusconi kennelijk toch nog 2 mld. aan structuurfondsen moest worden gevonden, ondanks het feit dat Italië niet één van de armste landen van de EU is.

Op het punt van de structuurfondsverandering is er dus nog een wereld te winnen. Ik hoop dat dit na 2007 of 2008 de hoofdinzet van ons Europabeleid zal worden. Dat is immers de enige manier om de principeafspraak die over de hervormingen is gemaakt, handen en voeten te geven. Het risico bestaat dat het bij de afspraak blijft om oud beleid nog eens onder de loep te nemen als niet vanaf de eerste dag energie wordt gestoken in het doen van concrete voorstellen en in het aangeven van een concrete richting.

Ik heb om meerdere redenen gezegd dat het akkoord goed is voor Europa. Het is goed omdat het voorstel waarover uiteindelijk overeenstemming is bereikt, meer solidair en eerlijker is dan het voorstel van de Britten dat aanvankelijk op tafel lag. De rekening wordt niet meer exclusief aan de nieuwe lidstaten voorgelegd. Het akkoord is ook goed om een reden die van psychologische aard is. Het is een goede zaak dat met name de Britse premier bereid is gebleken om over zijn eigen schaduw heen te stappen en het verlies, binnenlands-politiek, naar zich toe te trekken omwille van een Europees project. Europa was er echt aan toe dat leidende politici laten zien dat het belang van het project hun iets waard is en dat zij bereid zijn om hun nek daarvoor uit te steken. Daarvoor maak ik met name Tony Blair een groot compliment, zeker met in het achterhoofd de wijze waarop hij thuis is ontvangen nadat hij die opstelling had gekozen.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb niet goed verstaan of de heer Timmermans sprak over leidende politici of over scheidende politici.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik zie de hilariteit, maar ik begrijp de vraag niet. Ik ga ervan uit dat het een humoristische opmerking was.

Een andere leider van een groot Europees land, mevrouw Merkel, heeft ook heel nadrukkelijk haar visitekaartje afgegeven tijdens deze Europese Top. Ik aarzel niet om ook haar daarvoor een compliment te maken. Zij is een grote concurrent voor mijn zusterpartij, de SPD, maar zij heeft laten zien dat je Duitsland weer kunt positioneren als een belangrijke staat in het Europese onderhandelingsproces. Mijn complimenten voor de rol die zij heeft weten te spelen. Ik denk dat het ook in het belang van Nederland is dat Duitsland die relatief onafhankelijke rol weer weet te spelen, maar daarover vraag ik ook de mening van het kabinet. Ik stel vast dat zij de verhouding met Frankrijk goed heeft weten te houden, zonder zich met huid en haar over te leveren aan de Franse positie. Van dat laatste had haar voorganger wel eens last. Dat vind ik dus winst ten opzichte van de eerdere situatie. Ik begrijp best de lading van mijn woorden, komend uit mijn politieke familie, maar de eerlijkheid gebiedt om deze conclusie nadrukkelijk te trekken. Dit biedt perspectieven voor de Nederlandse bilaterale relatie met Duitsland. Het biedt ook de mogelijkheid om op de punten waar wij hervormingen willen, samen met Duitsland te opereren om voorstellen te doen voor een meer toekomstgerichte EU, een meer toekomstgerichte Europese politiek en de hervormingen die wij zo noodzakelijk achten.

Ook over Macedonië is in de Kamer vooraf veel gesproken. De conclusies van het voorzitterschap zijn zeer in lijn met de door de Kamer gesteunde inzet van de Nederlandse regering. Er is gezegd dat Macedonië in principe een kandidaat-lidstaat is, maar er is ook duidelijk een waterscheiding aangebracht met het moment waarop bepaald zou moeten worden of en zo ja, op welke manier tegen die tijd zou moeten worden onderhandeld. Die conclusie is in lijn met het standpunt van de Kamer.

De btw op arbeidsintensieve diensten is doorgeschoven. Ik ben benieuwd naar het oordeel van het kabinet over de kans op een akkoord op dit punt. Staat het helemaal los van het akkoord over de financiële perspectieven en moeten wij dus verwachten dat er geen akkoord komt? Of ziet het kabinet nog wel mogelijkheden?

Tot slot het globaliseringsfonds. Zoals bekend had dat fonds, wat de PvdA betreft, niet gehoeven. Wij hebben met name vragen over de subsidiariteit: hoort dit niet meer thuis bij het beleid van de lidstaten zelf? Ik wijs erop dat de uitvoering van de hervormingsagenda, de zogenaamde Lissabonagenda, ook een verantwoordelijkheid is van de lidstaten zelf. Je zou daar dus op dezelfde manier naar kunnen kijken. Wij moeten echter vaststellen dat dit wel in principe is afgesproken, maar dat er geen extra geld naar toe gaat en dat nog moet worden gepreciseerd onder welke voorwaarden wellicht uitkeringen zullen plaatsvinden. Als je dat meeneemt en plaatst in het globale pakket van het akkoord, is dat voor mijn fractie acceptabel.

Men heeft mij hier wel eens anders horen praten over het Europese beleid van dit kabinet. Collega's en bewindslieden weten dat ik nooit schroom om mijn kritiek te uiten als ik die heb. Als iets goed is gegaan, gebiedt de eerlijkheid echter ook om het kabinet daar ronduit voor te complimenteren. Dat doe ik bij dezen namens mijn fractie met alle plezier, maar wel in de verwachting dat wij nu, vooruitkijkend, een nieuwe agenda zullen samenstellen voor de dingen in Europa die dringend aan hervorming toe zijn.

De heer Van Dijk (CDA):

U hebt het kabinet uitgebreid gecomplimenteerd voor alles wat er gebeurd is, maar één element van kritiek die u wel in de krant hebt aangegeven, hebt u hier niet aangegeven. Dat betreft de manier waarop wij die 1 mld. zouden moeten besteden. Daar is door het kabinet misschien wel iets over gezegd, maar u hebt gezegd dat u dat graag zou willen besteden aan onderwijs. Dat heeft ons enigszins verbaasd, met name gelet op de stemmingen in het kader van de onderwijsbegroting. Daarbij werd voorgesteld om meer investeringen in het onderwijs te gaan doen, maar toen kreeg de CDA-fractie de hoon van de PvdA-fractie over zich heen. Nu komt juist u met het voorstel om het bedrag van 1 mld. in de komende periode aan onderwijs te gaan besteden. Kunt u dat uitleggen? Ik snap het niet.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik zal een poging wagen. Misschien snapt u het dan wel. De PvdA is niet de discussie begonnen over de besteding van de 1 mld., want wij moeten eerst afwachten of er inderdaad 1 mld. overblijft. Dat ligt ook een beetje aan de ramingen. Wel heb ik vastgesteld dat minister Zalm tijdens het VVD-congres dat bedrag nadrukkelijk geeft geoormerkt ten bate van aflossing van de staatsschuld. De PvdA is het daar niet mee eens. Gelet op de problemen die veel jonge mensen hebben in de aansluiting op de arbeidsmarkt en gelet op de noodzaak om te investeren in de moderniserings- en vernieuwingsagenda, stelt zij andere prioriteiten. De PvdA wil dat er geïnvesteerd wordt in het beroepsonderwijs en in innovatie en onderzoek. Daar liggen de prioriteiten van de PvdA. Zij investeert liever in de samenleving.

De heer Van Dijk (CDA):

Met andere woorden: de PvdA-fractie komt terug op het standpunt dat zij twee weken geleden innam. Zij zou nu de motie-De Vries kennelijk wel steunen.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik raad de heer Van Dijk van harte aan om het boek van Wouter Bos te lezen. Daar kan hij wat van opsteken. In dat boek staat dat de PvdA nadrukkelijk kiest voor investeren in het beroepsonderwijs en in innovatie en onderzoek.

De heer Van Bommel (SP):

Ik merk dat de heer Timmermans in een milde bui is en ik stel zijn toegeeflijkheid graag verder op de proef. Vorig jaar nog in de discussie over de Europese financiën zei hij dat Nederland nooit van zijn excessieve nettobijdrage afkomt zolang er sprake is van het vetorecht. Kan hij nu op dit punt zijn ongelijk bekennen en samen met mij vaststellen dat ondanks het aanwezige vetorecht – waarmee overigens niet is gedreigd en dat ook niet is gebruikt – de betalingspositie van Nederland wezenlijk is verbeterd?

De heer Timmermans (PvdA):

Het antwoord ligt in uw vraag besloten. U zegt zelf dat het vetorecht niet is gebruikt. Het is dus een bewijs uit het ongerijmde. U kunt niet bewijzen dat gebruikmaking van het vetorecht heeft geleid tot dit akkoord. Ik denk veeleer dat er bij leidende Europese politici, met name bij Tony Blair, groot begrip was voor het feit dat het aan niemand meer uit te leggen is dat Nederland in verhouding tot andere rijke lidstaten een excessieve per capita belasting kreeg opgelegd. Daaraan is door Nederland sinds 1994 hard gewerkt. Ik kan mij overigens tijden herinneren dat de SP dat ook onzin vond. In ieder geval wordt het resultaat nu binnengehaald en daarvoor complimenteer ik dit kabinet. Dat heeft echter niets met het vetorecht te maken, want daarmee is niet gedreigd en het is ook niet gebruikt.

De heer Van Bommel (SP):

U draait de zaak om. Op 23 juni 2004 zei u in deze Kamer: "Nederland zal altijd onevenredig hard getroffen worden als het gaat om de bijdrage aan de Europese begroting." U bracht dat in verband met het bestaan van het vetorecht. Wij moeten nu vaststellen dat Nederland ondanks dat vetorecht met succes heeft kunnen sleutelen aan de nettobijdrage. Het vetorecht is dus geen hindernis en kan gewoon voortbestaan. Je hoeft er immers niet mee te dreigen. Het enkele bestaan van dat recht is in zichzelf al een kracht.

De heer Timmermans (PvdA):

Dat ben ik niet met u eens. Ik heb het kabinet gecomplimenteerd met het resultaat, maar een gevolg van de onderhandelingen is wel dat vijf lidstaten een rebate hebben. Dat betekent dat moet worden nagedacht over een andere financiering van de EU na 2013. Daaraan zal ook de Kamer aandacht moeten besteden. Tegen die achtergrond vind ik dat aan het vetorecht een veel te grote waarde wordt gehecht. Uiteindelijk is het een instrument dat veranderingen kan tegenhouden, niet meer dan dat. In mijn visie is het veto nu niet gebruikt omdat alle lidstaten er door geven en nemen uit wilden komen. Het veto heeft bij deze onderhandelingen dus geen enkele rol gespeeld. U vroeg mij met andere woorden een bewijs uit het ongerijmde te geven en dat kan ik helaas niet.

Voorzitter: Hamer

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Wij kennen het geheim van het Paleis Noordeinde. Dat geldt echter niet voor wat Kamerleden daar onderling met elkaar bespreken. Afgelopen vrijdag is in Paleis Noordeinde door een aantal Kamerleden gesproken over de mogelijkheid dat er een akkoord zou komen. Wij zagen dat somber in. Wij kregen echter ongelijk, want tegen de verwachting in kwam er wel een akkoord over de meerjarenbegroting 2007-2013. Het is een resultaat waarover wij tevreden kunnen zijn.

Van het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie is niet zo heel veel meer over; het werd geen 1,21 maar 1,045% van het BNI. Nederland gaat als gevolg daarvan vanaf 2007 jaarlijks 1 mld. minder afdragen aan Brussel. Dat is vanuit financieel perspectief een prachtig onderhandelingsresultaat, waarmee ik de regering ook oprecht wil complimenteren. Nederland blijft weliswaar een nettobetaler, maar zakt op de ranglijst van de koppositie naar de middenmoot. Daardoor worden de scheve verhoudingen grotendeels rechtgetrokken, temeer daar Groot-Brittannië bereid bleek om in de komende jaren ruim 10 mld. in te leveren.

Met dit op zichzelf uitstekende resultaat kan ook het doemscenario dat Nederland na verwerping van de Europese grondwet niet meer serieus genomen zou worden in Europa, naar het rijk der fabelen worden verwezen. Het was minister Zalm die in de aanloop naar het referendum stelde dat met de Europese grondwet veel gemakkelijker bereikt zou worden dat Nederland een verlaging van zijn bijdrage zou krijgen. Hij hanteerde dit argument vooral om mensen te bewegen voor de Europese grondwet te stemmen. Maar ook hiervoor bleek de Europese grondwet helemaal niet nodig te zijn, zo zie je maar weer.

De Oostenrijkse regering heeft aangekondigd dat zij in juni volgend jaar een top zal beleggen over de in Nederland en Frankrijk verworpen Europese grondwet. Ook mevrouw Merkel heeft laten weten de Europese grondwet nieuw leven te willen inblazen. Graag hoor ik van de regering de harde toezegging dat zij daaraan niet zal meewerken. Wij hebben immers met elkaar vastgesteld dat de Europese grondwet van tafel is, en die mag nu ook niet meer op de Europese tafel of welke tafel dan ook terugkomen.

De Europese Top was een financieel succes. Dat succes moeten wij wel in perspectief zien. Er is een akkoord bereikt over de middelen, maar niet over het doel, de finaliteit. In aansluiting op een aantal beschouwingen in de media, stel ik vast dat de finaliteit, het doel op de lange baan is geschoven. Daarover heeft men geen overeenstemming kunnen bereiken. Overigens stond dit onderwerp ook niet met zo veel woorden op de agenda. Duidelijk is wel dat de crisis in Europa nog vele malen groter zou zijn geweest als er geen financieel akkoord bereikt zou zijn. Dit akkoord is dus goed voor Europa, ook al is het slechts een akkoord over de middelen. De moeilijke knopen over de koers van de Europese Unie en de Engelse rebate zijn niet doorgehakt, maar doorgeschoven.

Volgens minister Zalm was Nederland klaar toen wij het miljard binnen hadden. Op dat moment had minister Zalm naar eigen zeggen alle tijd voor het lezen van Harry Potter en Jan Siebelink. Terwijl hij met zijn neus in deze boeken zat, heeft mevrouw Merkel de Top moeten redden. Mij dunkt dat er op deze top meer op het spel stond dan alleen de Nederlandse bijdrage. De afspraken over de landbouwuitgaven stonden ter discussie. Nederland heeft zich aan de afspraken daarover gecommitteerd. Minister Veerman heeft er zelfs zijn politieke lot aan verbonden. Genoeg reden om bij de les te blijven!

In het akkoord staat dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid in 2008/2009 tussentijds zal worden geëvalueerd. Waarschijnlijk zal dat een wassen neus zijn, want het ziet er niet naar uit dat het zal leiden tot een aanpassing van de meerjarenperspectieven zelf. Het is mijn inschatting dat dat pas na 2013 zal gebeuren, omdat er anders sprake is van woordbreuk en een overheid die op een onbetrouwbare manier omgaat met de afspraken over het landbouwbeleid. Mijn fractie is geen voorstander van deze tussentijdse evaluatie. Ook al is dit gemeenschappelijk landbouwbeleid niet in alle opzichten ons ideale gemeenschappelijke landbouwbeleid, wij moeten de ingrijpende landbouwhervorming niet tussentijds nog ingrijpender maken. Het is een simplificering te denken dat de wereld in alle opzichten beter wordt als je de landbouwuitgaven maar vermindert.

Tijdens de Top is besloten om Macedonië de status van kandidaat-lidstaat van de Europese Unie toe te kennen, maar er is nog geen datum in het vooruitzicht gesteld waarop toetredingsonderhandelingen kunnen beginnen. Door het verlenen van de status van het kandidaat-lidmaatschap te ontkoppelen van het openen van de toetredingsonderhandelingen worden opnieuw slagen om de arm gehouden. Na het openen van de onderhandelingen met Turkije en de afwijzende reacties van de Europese bevolking, tot uitdrukking gebracht in de referenda in Nederland en Frankrijk, lijkt het Europese en nationale politici steeds meer moeite te kosten om over eventuele uitbreidingen met zeer voor de hand liggende kandidaten te spreken. Landen als Bulgarije, Roemenië, Macedonië en misschien ook wel Oekraïne dreigen de prijs te gaan betalen voor het feit dat de Europese Unie met Turkije de weg naar toetreding al is ingeslagen; dit blijkt ook uit discussies in ons eigen huis. Dit zit mij niet lekker; ik krijg daarop graag een reactie van de regering.

De heer Van Dijk (CDA):

Mag ik de woorden van de heer Rouvoet zo verstaan dat hij eigenlijk wil dat nu al wordt besloten tot het starten van de onderhandelingen met Macedonië? Op een andere manier kan ik zijn woorden niet begrijpen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Indien je hebt afgesproken dat een land kandidaat-lidstaat is, moet je goede redenen hebben om nog geen datum te bepalen voor het starten van de toetredingsonderhandelingen. Die heel goede reden heb ik nog niet gehoord. In het verslag van de regering wordt alleen gezegd dat het een signaal is voor Macedonië om te werken aan stabiliteit. Bij Turkije en andere landen is dat ook aan de orde. Dit hoeft geen belemmering te zijn om aan te geven wanneer met de toetredingsonderhandelingen kan worden begonnen. Niet voor niets trek ik het wat breder; ook de fractie van de heer Van Dijk spreek ik daarop aan. Dit punt speelde ook in de discussies over Bulgarije en Roemenië. Bij Turkije bleek dat de Europese politici iets anders vonden dan hun bevolkingen. Hierdoor dreigen politici terughoudender te worden bij landen die redelijkerwijs in aanmerking komen voor het lidmaatschap. Dit zou unfair zijn. Uiteraard kan er niet direct over toetreding worden beslist; het spreekt voor zich dat aan de Kopenhagencriteria moet worden voldaan. Ik zie echter niet in waarom geen datum voor het begin van de onderhandelingen kan worden geprikt.

De heer Van Dijk (CDA):

De heer Rouvoet spreekt de CDA-fractie rechtstreeks aan op het punt Roemenië en Bulgarije, maar daar wil ik nu even afblijven.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat begrijp ik wel.

De heer Van Dijk (CDA):

Is het niet het verstandigst om bij het bepalen van het begin van de onderhandelingen maar één element de doorslag te laten geven: wordt er wel of niet voldaan aan de criteria? Het is nu duidelijk dat daaraan moet zijn voldaan voordat de onderhandelingen beginnen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik begrijp het dat de heer Van Dijk liever afblijft van Bulgarije en Roemenië en dat hij vindt dat dit een apart discussiepunt is. Hij spreekt mij aan, dus ik spreek hem ook rechtstreeks aan. Niet voor niets heb ik het wat breder getrokken. Het gaat mij om het sentiment in Europa dat ik proef. Het valt te betreuren als bepaalde landen daarvan de dupe worden; ik zie dat een beetje gebeuren. Het is een open deur om te zeggen dat aan de criteria moet worden voldaan. Geen land kan toetreden als niet aan de criteria wordt voldaan. Waarom zouden wij echter anders omgaan met Turkije dan met bijvoorbeeld Macedonië of – om het voorbeeld van de heer Van Dijk toch nog maar een keer te gebruiken – Bulgarije en Roemenië? Wij moeten uitkijken dat wij niet strenger worden voor landen nu wij met Turkije de weg van toetreding zijn opgegaan. Wij denken verschillend over Turkije, maar dat staat nu niet ter discussie. Andere landen zouden echter niet de dupe mogen worden van onze grotere voorzichtigheid. Dat geldt zeker voor uitgesproken Europese landen zoals Macedonië.

Mijn laatste punt stond niet op de agenda, maar voor mijn fractie is het van belang. Wij zijn een jaar na het Kamerbreed aannemen van de motie van mijn hand waarin de regering is gevraagd om de erkenning van de Armeense genocide voortdurend en nadrukkelijk aan de orde te stellen in de dialoog met Turkije. Op dat punt lijken, vriendelijk gezegd, nog geen vorderingen te zijn gemaakt. De zaak van Orhan Pamuk maakt nog eens duidelijk dat de Armeense genocide in Turkije een buitengewoon gevoelig punt blijft en grote emoties oproept. De genocide wordt nog steeds ontkend. Tijdens het algemeen overleg van 31 augustus heeft minister Bot verzekerd dat deze kwestie wel degelijk deel uitmaakt van het onderhandelingskader met Turkije, ook al is zij er niet expliciet in opgenomen. Gelet op de actualiteit, zou ik het zeer prijs stellen als de minister hier nog eens expliciet bevestigd dat de erkenning van de Armeense genocide en het onder ogen zien van de eigen geschiedenis, besloten ligt in de eis dat Turkije goede relaties met de buurlanden moet onderhouden. Uit het voortgangsrapport van de Europese Unie begrijp ik dat Turkije het punt van de "neighbourhoodprogramma's" ondersteunt. Dat steekt wat schril af tegen het gegeven dat de grenzen met Armenië nog steeds volledig gesloten blijven. Graag op dat punt nadere informatie en een toelichting van de kant van de regering.

De fractie van de ChristenUnie heeft meer dan eens gezegd dat Turkije wat haar betreft niet tot de Europese Unie zou moeten toetreden zo lang dat land weigert om de Armeense genocide te erkennen. De zaak-Pamuk maakt nog eens duidelijk hoe belangrijk dat is. Turkije blijkt er nog niet aan toe te zijn om de Armeense genocide te erkennen. Dat was ook geen voorwaarde voor het openen van de onderhandelingen. Laat ik dat erbij zeggen. Het was mij een lief ding waard geweest als het wel zo was, maar dat is het niet geworden. In ieder geval mag toch verwacht worden dat het land zich voegt naar datgene wat wij met elkaar onder Europese waarden en het onder ogen zien van de eigen geschiedenis verstaan. Ontkenning van de genocide druist daar tegenin. Ik denk even terug aan de enorme commotie die ontstond na de uitspraken van de Iraanse president over de holocaust. Die uitspraken zijn door de Europese Unie scherp veroordeeld. En terecht! Is de regering bereid om er bij de Europese regeringsleiders op aan te dringen dat van Turkije wordt geëist dat het land zich, wat mij betreft op straffe van opschorting van de onderhandelingen, voortaan onthoudt van alle vormen van ontkenning van de Armeense genocide?

Mevrouw Van der Laan (D66):

De verwachtingen voor deze Eurotop waren niet hoog gespannen. Ook bij D66 niet. Het eerste voorstel van de Britten liet weinig zien van de solidariteit die de Europese Unie normaal zo centraal stelt. Maar tegen de verwachtingen in is het toch gelukt om een akkoord te sluiten over de financiële perspectieven. Een buiging van de Britten op het punt van de eigen rebate en een glansrol voor Angela Merkel die de impasse doorbrak met een nieuw voorstel maakten de Europese Top toch tot een succes. En niet in de laatste plaats voor Nederland. Het kabinet kon met gepaste trots melden dat een korting van 1 mld. bedongen is. Hiermee komt er eindelijk een einde aan de onevenredige betalingspositie van Nederland ten opzichte van andere landen met een zelfde welvaartsniveau. D66 wil het kabinet dan ook van harte feliciteren. Ik wilde eigenlijk voorstellen om na afloop een glaasje champagne te drinken, maar ik heb nog een VAO en een suppletoire begroting. Misschien kunnen wij dat daarna nog even doen met degenen die er nog zijn, want dit is een warme felicitatie waard.

D66 hoopt dat met deze overwinning ook een nieuwe tijd aanbreekt. Een tijd waarin de overmatige aandacht voor de nettopositie van Nederland plaatsmaakt voor een sterke rol van Nederland in het structurele hervormingsproces van Europa. Een tijd waarin Nederland als een van de founding fathers van de Europese Unie constructief meedenkt en bijdraagt aan het Europa van morgen. Want op dit punt is de strijd nog lang niet gestreden. De financiële perspectieven zijn nog te veel geschoeid op het Europa van gisteren. D66 heeft hoge verwachtingen van en stelt hoge eisen aan de review clause die is opgenomen, zeker nu in WTO-verband is afgesproken dat de exportsubsidies voor landbouw in 2013 moeten zijn afgeschaft. D66 wil daarom graag van het kabinet weten wat nu precies is afgesproken rondom de review clause – en dan met name hoe hard die is – en wat daarbij de inzet zal zijn. Het valt ons op dat hierbij weer expliciet de nettobetalerspositie van Nederland wordt genoemd, terwijl de nadruk wat D66 betreft juist op de modernisering van de begroting gelegd zou moeten worden. Daarop krijg ik graag een reactie van de regering.

Dit alles neemt niet weg dat er, met name in de aanloop naar de Top, weer sprake is geweest van een weinig verheffende koehandel. Daarom wil ik in dit debat nogmaals de aandacht vragen voor alternatieve methoden om de inkomsten van de EU te regelen, zoals wij ook hebben uitgewerkt in de Europanotitie van D66. Ik ben erg blij dat ook Commissievoorzitter Barroso nu in het kader van de review clause heeft voorgesteld om eens te kijken naar nieuwe inkomstenmogelijkheden. Hij wil daarbij zelfs praten over een Europese belasting. Ik hoop nu ook dat dit debat in Nederland langzaam maar zeker op gang kan komen.

D66 voorspelde al dat de Fransen Macedonië gingen gebruiken als een van hun vele onderhandelingstroeven. Het is erg goed dat het dus niet gelukt is en dat de Europese Raad Macedonië uiteindelijk de status van kandidaat-lidstaat heeft verleend. Wij zijn daar zeer tevreden over. D66 is er namelijk van overtuigd dat dit een positief effect zal hebben op de verdere hervormingen in Macedonië, maar ook een stabiliserende werking op de Balkan als geheel. Dat neemt niet weg dat Macedonië nog een lange weg te gaan heeft voordat de onderhandelingen geopend kunnen worden, zoals op het punt van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de politiehervormingen en het vrij verkeer van goederen. Bij ieder uitbreidingsproces zijn daarom heldere criteria, een goede monitoring van het voortgangproces en het verbinden van consequenties aan het niet halen van de afgesproken criteria van groot belang. Daar hebben wij in het verleden ook keer op keer op gewezen. Het is echt een stap vooruit dat nu expliciet is opgenomen in de conclusies van de Raad dat de voortgang van de ontwikkelingen in Macedonië wordt getoetst aan specifieke benchmarks. Ik heb begrepen dat ons kabinet zich daar in het bijzonder voor heeft ingezet, met succes. Kan het kabinet hier een wat uitgebreidere toelichting op geven? Op welke termijn zullen de benchmarks worden ontwikkeld? Betreffen deze vooral de Kopenhagencriteria en verplichtingen van het stabilisatie- en associatieproces, of worden er additionele criteria opgenomen?

De fractie van D66 is teleurgesteld over de resultaten met betrekking tot de openbaarheid van de vergaderingen van de Raad. Om het vertrouwen van mensen in Europa terug te winnen, is het nodig om de achterkamertjespolitiek voorgoed vaarwel te zeggen. Open en transparante besluitvorming is een voorwaarde voor een modern en democratisch Europa. De openbaarheid van vergaderingen van de Raad was niet voor niets opgenomen in het grondwettelijk verdrag. Het Europees Parlement en de Europese Ombudsman hebben hier ook om gevraagd. Er is sprake van terughoudendheid van de lidstaten, zelfs van degene de het grondwettelijk verdrag allang hebben geratificeerd en er dus inhoudelijk mee zouden moeten kunnen instemmen. Wij begrijpen dat niet. Kan de regering zich de komende periode hard blijven maken voor openbare vergaderingen van de Raad en alle voorstellen op dit punt ondersteunen?

Ik heb nog een suggestie met betrekking tot de uitspraken van de Iraanse president over de holocaust en de staat Israël. Terecht heeft Europa hier een krachtige positie over ingenomen in de conclusies. Het is ook zeer terecht dat de Iraanse ambassadeur hierover over het op matje is geroepen. Dit moet blijven gebeuren. Wij vragen ons echter af of dit niet langzaam verwordt tot een soort diplomatiek ritueel dat weinig effectief is. Zou het niet aan effectiviteit winnen als het gesprek zou worden gevoerd op een plek die illustreert waarom het bagatelliseren of ontkennen van de holocaust zo verwerpelijk is? Ik denk hierbij aan de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam bij de eeuwige vlam die de joden gedenkt die zijn weggevoerd. Door de ambassadeur op die plek ter verantwoording te roepen, kan er wellicht nog een leerzaam effect van dit soort acties uitgaan.

De heer Van Bommel (SP):

U begon met een feestelijke opmerking over champagne drinken op dit mooie akkoord. De grootste bondgenoot van D66 woont in België, namelijk Guy Verhofstadt. Met zijn voorstel tot oprichting van de Verenigde Staten van Europa sluit hij precies aan bij het standpunt van D66, dat onder dezelfde titel een notitie heeft uitgebracht over de toekomst van Europa. Hij is helemaal niet zo tevreden met dit akkoord en zegt dat het een optelsom is van nationale belangen. Wat vindt u van die opvatting?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik ben er zeer van gecharmeerd dat u ons vergelijkt met Guy Verhofstadt. U vergelijkt mij met mijn held Guy Verhofstadt. Dat vind ik alleen maar een heel mooi compliment. De waardering voor deze liberale bondgenoot en het feit dat wij heel veel standpunten met hem delen, betekent niet dat de standpunten identiek zijn op elk punt. Een fundamenteel verschil tussen België en Nederland is altijd geweest dat Nederland tot de kopgroep van betalers van Europa heeft behoord. Wij hebben hier allemaal, ook de fractie van D66, altijd gezegd dat dit niet de bedoeling was en dat het niet zo kan zijn dat wij meer betalen dan andere landen met hetzelfde welvaartsniveau. Het is de inzet geweest om daar vanaf te komen en dat is de regering gelukt. Mijn complimenten daarvoor zijn welgemeend.

De heer Van Bommel (SP):

Het ging natuurlijk niet alleen om de Nederlandse betalingspositie. Die vindt iedereen in de Kamer belangrijk, de regering, de SP-fractie en ook de fractie van D66. Het gaat immers om belastinggeld. Het gaat om de vraag of dit akkoord naar de opvatting van de D66-fractie goed is in het licht van het Europese belang of in het licht van het Nederlandse belang. Dat is de hamvraag.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dit is interessant omdat er weer een soort tegenstelling wordt gecreëerd tussen het Europese belang en het Nederlandse belang. Ik probeer u al drie jaar lang, als het niet langer is, uit te leggen dat deze niet haaks op elkaar hoeven te staan. Er wordt een tegenstelling gecreëerd. Ik begrijp dat dit in het belang is van de SP-fractie, maar er is geen tegenstelling. Wat in het Europese belang is, kan ook in het Nederlandse belang zijn. De scheidslijnen lopen niet tussen Europa en Nederland, maar die lopen bijvoorbeeld politiek. Daar zijn de meningsverschillen. Het is ook niet zo dat alle Europarlementariërs op de ene manier stemmen en alle Tweede-Kamerleden op de andere. In de praktijk staan bijvoorbeeld christen-democraten tegenover sociaal-democraten of liberalen tegenover socialisten. Dat soort verschillen zijn er op Europees en op Nederlands niveau. Wij moeten geen neptegenstelling creëren.

De heer Van Dijk (CDA):

Voorzitter. In de discussie over de financiële meerjarenperspectieven is door Nederland ingezet op twee belangrijke onderwerpen. Het eerste was het terugbrengen van de totale omvang van de begroting in de richting van 1%. Het tweede was dat de nettobetalerspositie van Nederland drastisch zou moeten worden aangepakt. De Europese Commissie had een begroting neergelegd van 1,21% van het bruto nationaal product. Tijdens het Luxemburgs voorzitterschap werd dat al teruggebracht tot 1,06%. Uiteindelijk is er 1,045% uitgekomen. Dat ligt buitengewoon dicht bij de eis van 1%. Dat is sowieso al een felicitatie waard. Het is daarnaast gelukt om de nettobetalerspositie van Nederland fors terug te brengen. Er is 1 mld. binnengehaald. Vorige week vroegen sommigen zich nog af of het wel verstandig was om dit naar buiten te brengen. De strategie blijkt te hebben gewerkt. Wij hebben meer dan 1 mld. teruggekregen. Tegelijkertijd vindt een forse korting plaats op de rebate die de Engelse regeringen de afgelopen jaren hebben genoten. Dat is een grote felicitatie waard aan de drie personen die achter de regeringstafel zitten en aan minister Zalm voor het beleid dat in de afgelopen jaren is gevoerd. Het resultaat is niet alleen op de afgelopen Top bereikt. Wij hebben dit binnengehaald op grond van consistent beleid in de afgelopen drie jaar. In de zomer werd door de PvdA nog, enigszins schamper, heftige kritiek geuit op het beleid van de Nederlandse regering. Nu erkent men dat de juiste lijn is gevolgd. Het is erg sportief dat heer Timmermans heeft gezegd dat het gevoerde beleid een goede lijn is geweest. Ik zie dat zelfs dit soort opmerkingen al uitlokt tot een reactie.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik houd de heer Van Dijk voor dat dit beleid niet stamt uit 2002 of 2003. Het is door dezelfde minister van Financiën al in 1994 ingezet.

De heer Van Dijk (CDA):

De afgelopen drie jaar is het in ieder geval nog extra naar voren gebracht in het licht van de financiële meerjarenperspectieven voor de periode 2007-2013.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik wil de heer Van Dijk nog vragen of hij ook nog even kan zeggen waar het probleem eigenlijk is ontstaan. Ik kan hem daarbij ook nog wel even helpen. Het was op de Top van Edinburgh onder de bezielende leiding van de heer Lubbers.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik weet niet hoe dat bij de heer Timmermans is, maar normaal gesproken mag ik het antwoord geven wanneer hij een vraag aan mij stelt.

De voorzitter:

U werd voorgezegd.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik heb de neiging om dit soort antwoorden niet te accepteren. Laten wij dan ook even kijken wat er is gebeurd tijdens de Top van Berlijn. Daar lagen ook andere voorstellen op tafel die op langere termijn een veel structurele oplossing hadden kunnen bieden, maar die niet werden aanvaard door de heer Zalm en het tweede Paarse kabinet.

Het viel op dat twee personen een belangrijke rol hebben gespeeld op de afgelopen Top. Dat is in de eerste plaats prime minister Blair die een belangrijke verantwoordelijkheid op zich heeft genomen. Hij moet immers naar huis gaan en melden dat 10,5 mld. per jaar op de Engelse rebate wordt gekort. Dat toont inderdaad leiderschap. Hij moest tot deze stap gedwongen worden door iemand anders, namelijk mevrouw Merkel. Haar interventie heeft ertoe geleid dat een goede stap vooruit werd gezet. Zij heeft een bemiddelende rol gespeeld die tot een goed resultaat heeft geleid.

Ten aanzien van de financiële meerjarenperspectieven resteren voor ons nog drie vragen. De eerste is dat wordt gesproken over een zogeheten herzieningsparagraaf. Daarin is vastgelegd dat in de periode 2008-2009 nieuwe plannen op tafel moeten komen voor de totale begroting, die echter moeten passen binnen de begrotingskaders die nu zijn vastgesteld. Klopt het dat dit min of meer een langdurige inhoudelijke voorbereiding van het opstellen van de financiële meerjarenperspectieven voor de periode 2014-2020 is?

De heer Van Baalen (VVD):

Bent u er ook verheugd over dat hiermee de afspraken van Berlijn over het landbouwbeleid opengebroken kunnen worden, dat die niet meer boven elke twijfel verheven zijn?

De heer Van Dijk (CDA):

Wij staan achter de herzieningsparagraaf, waarin aangegeven wordt dat er gesproken zal worden over de totale begroting, de structuurfondsen, het landbouwbeleid en de nettobegrenzer. Dit betekent dat elk van deze onderwerpen aan bod kan komen, maar er is ook aangegeven dat de financiële consequenties vanaf 2014 genomen zullen worden.

De heer Van Baalen (VVD):

Maar de CDA-fractie is er dus blij mee dat ook het landbouwbeleid herzien kan worden?

De heer Van Dijk (CDA):

Wij hebben nooit ontkend dat het goed zou zijn, ook de mogelijkheden tot herziening van het landbouwbeleid te bezien, maar u heeft er steeds direct aan gekoppeld dat dit beleid veel minder geld zou moeten kosten. Wij hebben gezegd dat wij ervan uitgaan dat dit geen automatisme is, want je kunt het landbouwbeleid ook op een andere manier herzien, opdat het beter past bij innovatieve activiteiten en een goede regeling voor de toekomst.

De heer Van Baalen (VVD):

Maar u erkent dus dat het een consequentie van een herziening zou kunnen zijn dat het landbouwbudget verlaagd wordt? Daar verzet u zich dus niet tegen?

De heer Van Dijk (CDA):

Nee, maar dat staat ook al in de brief die de regering op 8 juli aan de Kamer heeft gezonden, en wij hebben steeds gezegd dat wij de inhoud van deze brief onderschrijven.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

En steunt u ook het idee dat de regering voorbereidingen zou kunnen treffen om de landbouwexportsubsidies bijvoorbeeld per 2010 af te schaffen?

De heer Van Dijk (CDA):

Ik vind het te vroeg om nu al aan te geven welke specifieke onderdelen van het landbouwbeleid voor herziening in aanmerking komen. Laten wij dat in de komende tijd eens rustig bespreken. U weet dat er advies aan de SER gevraagd zal worden over cofinanciering bij inkomensondersteuning. Laten wij dat advies nu rustig afwachten, laten wij nu niet direct aangeven welke onderwerpen wij bij de kop moeten pakken, laten wij de discussie gestructureerd aanpakken.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

En terwijl u rustig afwacht, zorgt de enorme exportsubsidie van de Europese Unie voor landbouwproducten voor veel ellende bij boeren in ontwikkelingslanden.

De heer Van Dijk (CDA):

Dat is een unfaire benadering. Dit onderwerp past in het totale landbouwbeleid en er wordt op dit moment bekeken, hoe deze problematiek kan worden opgelost. Daarbij speelt ook de discussie in de WTO een rol, en u weet wat er verleden week in Hongkong is afgesproken. Laten wij gestructureerd discussiëren en laten wij niet proberen om meteen al piketpaaltjes te slaan.

Het globaliseringsfonds wordt gefinancierd uit de onderuitputting van de Europese begroting. Maar hoe zit dit nu precies? Is deze voeding van het fonds ongelimiteerd? Ik heb gezien dat er via dit fonds maar 500 mln. per jaar uitgegeven mag worden, dus ik vraag mij af of elk onderuitputtingsbedrag aan dit fonds ten goede komt. Of geldt er een bepaald maximum en kan er nog steeds een bepaald bedrag naar de lidstaten terugvloeien?

Nu de meerjarenperspectieven helder zijn, zal er ook vrij snel duidelijkheid ontstaan omtrent het geld dat naar de structuurfondsen zal gaan. Om een situatie als die aan het eind van het paarse kabinet te voorkomen, een zware onderuitputting bij de structuurfondsmiddelen omdat wij geen concrete plannen klaar hadden om dat geld te kunnen uitgeven, zou ik op zo kort mogelijke termijn willen weten welke plannen er komen en welke cofinanciering daarbij behoort.

Mevrouw de voorzitter. Het tweede onderwerp dat op de Europese Raad werd besproken is de uitbreiding. Wat ons betreft zou er nu zo snel mogelijk een afronding moeten komen van de discussie over het Enlargement Strategy Paper. Over dat onderwerp is in deze Kamer al het een en ander gezegd en daarbij is aangegeven dat de discussie op Europees niveau nog niet is afgrond. Het lijkt ons verstandig dat geprobeerd wordt om in de komende periode zo snel mogelijk tot een afronding te komen. Het lijkt mij ook verstandig dat wij hierover in de Kamer nog een keer van gedachten wisselen. Een vraag daarbij zou zijn: hoe moeten wij die uitbreiding zien? Moet een land dat nog geen lid is ineens lid kunnen worden? Staan wij steeds voor de keus of wij die stap kunnen zetten of zijn andere vormen mogelijk? Ik meen dat wij daarover nog eens goed zouden moeten discussiëren.

Wij gaan ermee akkoord dat Macedonië de status van kandidaat-lidstaat krijgt en dat aan het verlenen van die status gekoppeld is dat de onderhandelingen met dat land nog niet geopend zullen worden. Zowel in het stuk van de Commissie als in de appreciatie van de Nederlandse regering is aangegeven dat nog niet volledig voldaan wordt aan de politieke criteria. Daarom kunnen de onderhandelingen niet geopend worden. De bewindsman heeft ook naar voren gebracht dat hij nog het een en ander wil doen op het terrein van enkele benchmarks.

Wij vinden het dus een goede zaak dat Macedonië perspectief wordt geboden op lidmaatschap. Het is evenwel van belang dat op een aantal punten nog hard gewerkt wordt, zodat later de onderhandelingen daadwerkelijk kunnen worden gestart.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Het wordt steeds moeilijker om de CDA-fractie te volgen, want zij voert nu echt een jojobeleid. Toen de ministers de vorige keer naar Brussel afreisden, was de CDA-fractie tegen het openen van onderhandelingen met Macedonië.

De heer Van Dijk (CDA):

Mevrouw Karimi, u was tijdens het gehele debat aanwezig en daarom hebt u aan het eind van het debat gehoord dat wanneer de Nederlandse regering volstrekt alleen zou komen te staan, zij kon instemmen met het geven van de status van kandidaat-lidstaat aan Macedonië, mits daaraan niet verbonden zou worden dat direct met de onderhandelingen werd gestart. Wij hebben vier elementen genoteerd waaraan voldaan moet worden voordat wij kunnen instemmen met het starten van de onderhandelingen.

1. Er moet voldaan zijn aan de politieke criteria van Kopenhagen.

2. De benchmarks moeten op een goede manier worden gecontroleerd en ik wil graag weten welke benchmarks precies worden gebruikt.

3. Er moet gelet worden op het absorptievermogen van de Europese Unie. Dat betekent dat er voldoende draagvlak bij de bevolking moet zijn. Dit is uitdrukkelijk door ons naar voren gebracht.

4. Voordat de onderhandelingen van start gaan, voeren wij hier een discussie over de vraag of inderdaad voldaan is aan de elementen die hier zijn genoemd.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. De heer Van Dijk noemt nu elementen die in de gewone procedure zitten. Wat hij wil, gebeurt altijd. De CDA-fractie hoeft dan ook niet te doen alsof zij dit zelf heeft bedacht en dat het voor het eerst is dat bij de uitbreiding van de Europese Unie op deze zorgvuldige manier tewerk wordt gegaan. Weet u wat zo ergerlijk is, mijnheer Van Dijk? Als je een politiek debat voert, wil je daarmee toch invloed uitoefenen op de positie van de Nederlandse regering. Dat doet u echter niet. U komt met verhalen waarmee u zegt wat er allemaal niet mag, maar de minister zegt: nee, ik ga gewoon door. Vervolgens trekt u zich terug. In uw inbreng kan ik geen politiek houvast ontdekken.

De heer Van Dijk (CDA):

Volgens mij is daarin duidelijk een politiek houvast te vinden, maar u moet dat wel willen zien. Wij letten zeer goed op de manier waarop met criteria wordt omgegaan en geven aan dat men het absorptievermogen in aanmerking moet nemen. Wij zeggen ook dat helder aan de criteria moet zijn voldaan. Als daaraan niet is voldaan, is het volgens ons onverstandig om met onderhandelingen te beginnen. Daarmee bieden wij politiek houvast.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. De heer Van Dijk interrumpeerde mij toen ik over Macedonië sprak. Hij vroeg mij: waar haalt u het vandaan dat wij bij nieuwe toetredingen meer slagen om de arm houden? Nu noemt hij criteria die hij al eerder heeft genoemd. Die criteria betreffen onder andere het absorptievermogen en het draagvlak onder de Europese bevolking. Dat is sinds de discussie over Turkije toch een nieuw element, mijnheer Van Dijk. Daarvoor kenden wij toch niet de vraag: is er wel een absorptievermogen? Dat is toch precies waarop ik doelde toen u mij interrumpeerde. Wij zijn het eigenlijk geheel met elkaar eens, alleen niet als het gaat om het appreciatiecriterium. Dat wij de Kopenhagencriteria strikt moeten hanteren is niet nieuw. Nieuw is het criterium van het absorptievermogen en dat is aan de orde gekomen na de discussie over Turkije en niet daarvoor.

De heer Van Dijk (CDA):

Nee, mijnheer Rouvoet, dat onderwerp is in belangrijke mate naar voren is gekomen na afloop van het Europese referendum. Toen is de discussie ontstaan over het absorptievermogen. De heer Rouvoet legt voortdurend de link naar Turkije, maar dat is niet wat wij naar voren hebben gebracht. Ik heb twee elementen van absorptievermogen naar voren gebracht. In de eerste plaats heb ik het draagvlak genoemd. In de tweede plaats heb ik benadrukt dat de Europese Unie ook klaar moet zijn om nieuwe landen toe te laten, klaar moet zijn om nieuwe landen op te kunnen nemen binnen de Europese Unie qua institutionalia. Dat is een groot probleem geweest doordat wij de grondwet niet hebben kunnen aannemen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik wil de heer Van Dijk erop attenderen dat het referendum plaatsvond na de principebesluiten over Turkije. Het is dus allebei waar. U was altijd degene die onder andere tegen mij zei: denk erom dat Turkije geen rol speelt in de referendumcampagne. Ik heb de toetreding van Turkije die rol ook niet laten spelen. En nu zegt u dat uit het referendum gebleken is dat er op het punt van de uitbreiding niet voldoende draagvlak is. U hebt tijdens de hele campagne iets anders beweerd. Ik beweer dat er, door het hele traject dat wij met Turkije hebben doorlopen – of je daar nu voor of tegen was – nieuwe slagen om de arm worden gehouden ten aanzien van nieuwe toetredingen. Dat zou niet moeten omdat dat niet fair is in de richting van nieuw toetredende landen die evident Europees zijn en natuurlijk ook evident moeten voldoen aan de Kopenhagencriteria. U bent degene die het punt absorptie en draagvlak onder de bevolking in de discussie brengt. Dat is niet fair ten opzichte van deze potentiële toetreders.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik maak er ernstig bezwaar tegen dat u eendimensionaal de link legt met Turkije. Dat is niet de pointe van de discussie. Het gaat erom in hoeverre de Europese Unie nieuwe lidstaten kan opnemen. Daarbij speelt draagvlak onder de bevolking een rol, maar daarbij is ook de vraag belangrijk in hoeverre de institutionalia van de Europese Unie klaar zijn voor dit soort zaken. Dat is een discussie die na het referendum een buitengewoon belangrijke rol speelt. Om die reden maak ik ernstig bezwaar tegen de link met de discussie over Turkije die u iedere keer legt. Die discussie heeft er in dit geval niets mee te maken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U hebt er het volste recht toe om daartegen bezwaar te maken, zoals ik het volste recht heb om bezwaar te maken tegen de procedure rond Bulgarije en Roemenië. Zo kunnen wij bezwaren hebben tegen elkaars optreden.

Ik heb nog één vervolgvraag. De Kamer heeft besloten om de notitie van de regering over de grenzen van Europa te betrekken bij het debat over de staat van de Europese Unie. Vindt u dat dat genoegzaam gebeurd is of dat wij daar ook nog over moeten spreken, naast het onderwerp van het Enlargement Strategy Paper? Want dat raakt natuurlijk wel aan dit punt.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik ga niet over de procedure. Maar als ik mij de inbreng van de heer Verhagen namens de CDA-fractie goed herinner, hebben wij in onze inbreng een aantal elementen op het terrein van de grenzen van Europa aangegeven. Maar ik ben altijd bereid om met u daar verder over te discussiëren in het kader van het Enlargement Strategy Paper.

Mijn laatste onderwerp is een onderwerp waarvan ik mij afvraag of het eigenlijk wel aan bod is geweest tijdens de Europese Raad: de verlaging van het btw-tarief voor arbeidsintensieve diensten. Het onderwerp staat om de zoveel jaar weer op de agenda, omdat er elke keer opnieuw over besloten moet worden of het wel of niet van toepassing mag worden verklaard. Wij zijn er een groot voorstander van dat daarvoor een structurele oplossing wordt gevonden, zodat kappers en mensen in de bouwbranche hun werkzaamheden tegen het lage btw-tarief kunnen voortzetten. Wij vinden dat een belangrijk element om ervoor te zorgen dat ook die werkgelegenheid overeind blijft. Is dit onderwerp op de Top aan de orde geweest? Zo nee, waarom wordt dan verwacht dat het wel zal lukken tijdens de Ecofinraad in januari? Immers, het heeft ook daar al een paar keer op de agenda gestaan. Men kwam er niet uit. Nu blijkt dat het weer doorgeschoven is en weer aan dezelfde instelling wordt toegewezen. In hoeverre wordt een positief resultaat verwacht?

Ik rond af met nogmaals te zeggen dat het kabinet in de afgelopen periode een consistent beleid heeft gevoerd inzake de nettobetalerspositie. Dat beleid heeft eindelijk geleid tot een goed resultaat. Wij hopen dat wij daarmee de discussie over onze excessieve nettobetalerspositie eindelijk tot een eind hebben weten te brengen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. De premier zei na afloop van de Top: "Dit is een dag die wij kunnen koesteren. Er is een eind gekomen aan de excessieve positie van Nederland als nettobetaler. Achter die discussie kan nu een punt gezet worden."

De regering heeft de Nederlandse afdrachtspositie meer in balans gebracht met die van andere lidstaten. Dat is een felicitatie waard. Mijn fractie is het eens met de premier dat er nu een punt gezet mag worden achter dat debat. Ik had graag de minister van Financiën hier gezien en ook hem die vraag willen stellen. De heer Timmermans zei dat hij de vraag informeel had gesteld. Heeft de premier zijn woorden gesproken namens geheel het kabinet? Is de heer Zalm het met hem eens dat daarmee een eind is gekomen aan dit debat?

De fractie van GroenLinks is met name verheugd over het feit dat de Raad een akkoord heeft bereikt. Daarmee heeft hij ten minste zijn geloofwaardigheid, zijn handelingsbekwaamheid gered. Over de wijze waarop het akkoord tot stand kwam is in de media veel bericht. De vraag is wie eigenlijk de meeste complimenten verdient: Tony Blair of Angela Merkel. De rol van Angela Merkel werd ook door onze bewindslieden geroemd. Als nieuwkomer en vooral tacticus kwam haar de meeste eer toe. Wat was het geheime wapen van haar succes? Was het haar bereidheid om te geven in plaats van te nemen? Dat is natuurlijk heel belangrijk gelet op de strategie die deze regering heeft gevolgd. Zou ook de premier bereid zijn geweest om met iets minder dan de 1 mld. naar huis te komen?

Bij de voorbespreking van de Europese Top heb ik aangegeven dat mijn fractie een akkoord over de financiële perspectieven zal beoordelen op drie punten, te weten solidariteit, toekomstbestendigheid en ambitie van de Europese Unie. Op die punten zou het definitieve akkoord beter moeten zijn dan de oorspronkelijke concepten.

Ten aanzien van de solidariteit stelt GroenLinks vast dat nog steeds de armere, nieuwe lidstaten hebben moeten inleveren ten gunste van de oude, rijke landen die alleen gefixeerd waren op hun eigen belang. Mede dankzij de laatste stappen van Tony Blair en Angela Merkel is het leed wat verzacht. Echt toekomstbestendig is het akkoord nog steeds niet. Met de zo nodige herziening van het landbouwbeleid is slechts een aanzet tot de aanzet gegeven. Zeer mager. Ook de plattelandsubsidie en de zo nodige vergroening van het landbouwbeleid zijn voor enkele miljarden gekort. De exportsubsidies echter blijven voorlopig bestaan. Dit opgeteld bij het resultaat van de WTO-top in Hong Kong doet GroenLinks vaststellen dat alle retoriek over ontwikkelingsronden een farce is gebleken. Bestendig voor een duurzame toekomst zijn deze financiële perspectieven dus niet. Oud beleid prevaleert boven investeringen in de toekomst.

Dan de ambities. De voorzitter van het Europees Parlement, de heer Borrell, heeft de Raad toegesproken. Misschien hebben de leden van de Raad even ongemakkelijk op hun stoel geschoven en even de blik beschaamd op hun boord gericht. Ik citeer zijn woorden: "Onlangs alle retoriek over uw passie voor Europa is het eindresultaat van uw voorstellen dat het Europese project verwatert. U sluit overeenkomsten die u opnieuw ter discussie stelt nog voordat de inkt is opgedroogd en u doet toezeggingen die u niet nakomt. Het is niet mogelijk steeds meer te doen met steeds minder." Voorzitter. Ik zou graag willen weten wat de reactie van de minister-president is op deze woorden.

De minister-president heeft voordat hij naar Brussel vertrok, in het Kamerdebat gezegd dat het totale pakket beoordeeld zou worden mede in deze samenhang. Ik zou hem dan ook graag willen vragen naar zijn oordeel. Wij hebben hem vooral over de nettobetalerspositie gehoord. Ik zou hem graag ook willen horen over de andere uitkomsten.

Het is belangrijk dat er een punt wordt gezet achter de discussie over de nettobetalerspositie. Wat ons betreft zou dat vandaag kunnen gebeuren als wij met elkaar afspreken dat vanaf nu het gesteggel met de Europese Commissie over de wijze van de berekening beslecht wordt. Ik ben dan ook van plan daarover een motie in te dienen. Is de regering bereid om wat betreft haar rekenmethode aan te sluiten bij de Europese Commissie?

Over het vrijkomende geld is – hoe kan het ook anders – direct een debat ontstaan. Waar de Europese Unie het achterwege laat om nu te investeren in de toekomst, vinden wij dat dit geld door Nederland in de toekomst besteed moet worden aan in ieder geval onderwijs, onderzoek, innovatie en milieu.

De heer Timmermans (PvdA):

Kan mevrouw Karimi mij vertellen wat in hemelsnaam het voordeel is om nu een andere berekeningsmethode te gaan hanteren voor de bepaling van de Nederlandse nettobijdrage? Wat is daarvan het voordeel voor de Nederlandse belastingbetaler?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Wij hebben gezien dat de discussie een hele tijd ging over hoe de nettopositie van Nederland wordt berekend wat betreft de inkomsten van havens en douane en het voorstel van de Europese Commissie. Om te voorkomen dat hierover weer discussie ontstaat, is het goed als Nederland gewoon de rekenmethode van de Europese Commissie accepteert.

De heer Timmermans (PvdA):

Wat voegt dit toe aan de studie die op ons verzoek al in 1998 is verricht naar die verschillende berekeningswijzen? Het resultaat daarvan was dat het niet zo gek veel uitmaakt. Mijn tweede vraag is wat het Nederlands belang is om die zaak anders voor te stellen dan wij tot nu toe hebben gedaan. Op die vraag hebt u nog geen antwoord gegeven.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Als u zegt dat er niet zo veel verandert, maakt het niet zo veel verschil. Op de vraag wat wij daarmee opschieten, is het antwoord dat wij dan niet telkens de discussie hoeven te voeren of wij de grootste nettobetaler zijn of niet. Ik ben het eens met de premier dat er belangrijkere onderwerpen zijn om over te debatteren, als wij het over de toekomst van Europa hebben. Laten wij er maar een punt achter zetten en geen discussie meer voeren over de berekeningsmethode.

De heer Timmermans (PvdA):

Het gekke is dat alleen de fractie van GroenLinks hier telkens over begint, verder niemand in deze Kamer. Door hierover een motie in te dienen zet u deze discussie voort, terwijl wij met z'n allen zeggen dat wij er een streep onder moeten zetten. Als u zegt dat wij er een streep onder moeten zetten, moeten wij dat ook doen en erover ophouden.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Als wij afspreken dat wij het erover eens zijn dat de rekenmethode van de Commissie wordt gebruikt, kunnen wij ook de discussie beslechten en er een streep onder zetten.

De heer Van Baalen (VVD):

Als je kunt kiezen uit diverse rekenmethoden, is het prettig om de methode te kiezen die het meest gunstig is voor jezelf. Dat lijkt mij in het Nederlands belang en dat is ook gebeurd. Wat u doet, is in feite ons land op achterstand zetten, en dat kan nooit de bedoeling zijn.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik wil voorkomen dat er een tegenstelling ontstaat tussen het Europees en het Nederlands belang. Het is in het belang van Nederland dat wij een volgende stap zetten in het debat over Europa en dat wij niet meer tegenstellingen creëren, waardoor wij allerlei discussies voeren over dat Nederland nog steeds de grootste nettobetaler is. Als Nederland dezelfde rekenmethode gebruikt, is helder wat de nettopositie van Nederland is.

De heer Van Baalen (VVD):

Misschien kunt u toch de handreiking van collega Timmermans te baat nemen en ook met deze discussie stoppen, zodat wij inderdaad aan die andere onderwerpen toe kunnen komen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Zoals de heer Van Baalen weet, is het een aardige traditie, ook in de Kamer, om een discussie te sluiten met het aannemen van een uitspraak van de Kamer. Daardoor zeg je ook dat je hebt afgesproken om de discussie zo af te sluiten.

Wat betreft de uitbreiding is GroenLinks tevreden over de status van kandidaat-lidstaat aan Macedonië. Belofte maakt schuld. Dit biedt erkenning aan dit land, zodat het perspectief en motivatie krijgt om verder te werken aan stabiliteit en ontwikkeling, met de steun van de Unie.

De Raad heeft de uitspraken van de Iraanse president terecht veroordeeld. Ik wil graag opheldering over de zin in de verklaring over het nucleaire programma van Iran dat de EU weliswaar blijft werken aan een diplomatieke oplossing, maar dat de mogelijkheden eens zullen zijn uitgeput. Nogmaals, het is heel goed dat er een scherpe veroordeling heeft plaatsgevonden en dat de vrijlating van Akbar Ganji is geëist, maar ik wil ook graag weten wat precies met deze zin wordt bedoeld.

Ik wil ook graag weten waarom de discussie over de lage btw niet van de grond is gekomen. Wij zijn heel teleurgesteld over de uitkomst wat betreft de openbaarheid van de vergadering. In de grondwet is hierover een afspraak gemaakt waarmee iedereen akkoord is gegaan. De vraag is dan waarom er zo moeilijk over wordt gedaan om dat te bewerkstelligen, zoals collega Van der Laan ook opmerkte.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Tegen de verwachting van velen in, is er tijdens de Top een akkoord bereikt. In tegenstelling tot enige tijd geleden is dat gebeurd zonder aanname van het Europees grondwettelijk verdrag. Misschien moeten wij vandaag wel constateren dat het akkoord is gesloten dankzij de verwerping van dat Europese verdrag. Laat dat de aftrap zijn voor een mooie Europese toekomst zonder Europese grondwet. Wij hebben die grondwet niet nodig en evenmin een debat dat wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van Oostenrijk of door vertegenwoordigers van andere landen en dat betrekking heeft op een document dat in Nederland al vele malen dood is verklaard.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik wil graag weten hoe de verwerping van het Europees grondwettelijk verdrag in ons voordeel kon werken tijdens de discussie over het bedrag van 1 mld. Ik kan de logica daarvan inzien als het bedrag van 1 mld. ons als een worst werd voorgehouden en als wij dat verdrag om die reden alsnog zouden ratificeren. Wij zijn echter niet van plan om dat verdrag alsnog te ratificeren. Die worst is er dus niet. Kan de heer Van Bommel zijn logica met de Kamer delen?

De heer Van Bommel (SP):

Om te beginnen moeten wij vaststellen dat de zojuist door mij genoemde feiten juist zijn. Daar is geen speld tussen te krijgen. Het Europees grondwettelijk verdrag is verworpen en er is een akkoord gesloten. Het is goed mogelijk dat men, nu het spoorboekje voor de door de fractie van D66 en Guy Verhofstadt gewenste verenigde staten van Europa is verlaten, meer aandacht kan besteden aan de nationale belangen die zijn gebaseerd op subsidiariteit. Dat is een belangrijk uitgangspunt in de EU dat straks ook in deze Kamer door middel van een toets en andere waarborgen institutioneel zal worden vormgegeven. Het is dus van belang om zuiver te bezien wat de eigen belangen zijn. Daarnaast is het belangrijk om aandacht te besteden aan de houdbaarheid van bijvoorbeeld Europese financiën en de houdbaarheid op het punt van absorptie. Met het laatste doel ik op de toekomst van Europa qua grootte. Ook houdbaarheid op de terreinen van grenzen en geloofwaardigheid is belangrijk.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik verheug mij er zeer op om de heer Van Bommel vaak bij de subsidiariteitstoets aan te treffen. Ik vind het namelijk interessant om ook dan van die logica uit te gaan. Kan de heer Van Bommel dat toezeggen?

De heer Van Bommel (SP):

Ja. De heer Van Baalen heeft mij de afgelopen weken ook bij die debatten aangetroffen. De SP-fractie heeft toen verschillende voorstellen gedaan die onder andere door de steun van de VVD-fractie uiteindelijk zijn gehonoreerd. Nadat het Europees grondwettelijk verdrag is afgewezen, zijn wij elkaar veel meer genaderd en ik vermoed dat wij in de toekomst veel gemakkelijker gezamenlijk kunnen optrekken.

Het mag duidelijk zijn dat de SP-fractie gematigd positief is over de afspraken die het afgelopen weekend op de Top zijn gemaakt. Het is positief dat de Nederlandse excessieve bijdrage tot het verleden behoort. Nederland is nog steeds financieel solidair met armere lidstaten, maar het is niet langer de gekke Henkie van Europa, hoe men in België ook over ons land denkt.

Een ander positief punt is dat met dit akkoord zal worden voorkomen dat allerlei steunprojecten aan arme lidstaten vertraging oplopen. Heeft de regering al ideeën over de besteding van die 1 mld. per jaar? De minister van Financiën heeft het afgelopen weekend gezegd dat nieuwe meevallers niet zullen worden verjubeld, verstookt of "vermijterd", maar linea recta het tekort in zullen gaan. Is het kabinet inderdaad van plan om dat met dat mooie bedrag te doen?

De heer Timmermans (PvdA):

Kan de heer Van Bommel aangeven waar in dit onderhandelingsproces en waar in de aanloop naar het resultaat het door hem zo heilig verklaarde vetorecht is gebruikt en door welke lidstaat dat is gebeurd om ervoor te zorgen dat dit akkoord is gesloten?

De heer Van Bommel (SP):

Het goede van het vetorecht is dat je het nooit hoeft te noemen als je het hebt. Iedereen weet immers dat je het hebt. Het parlement en de regering hebben tegen minister Zalm gezegd dat hij niet terug uit Brussel mocht komen met één cent minder dan 1 mld. Dat is door de regering tot twee maal toe bij monde van de minister van Buitenlandse Zaken tegen Tony Blair gezegd: "Voor minder dan 1 mld. doen wij het niet." Dan is het heel duidelijk dat op de achtergrond de wetenschap bij alle spelers dat het vetorecht bestaat, een rol speelt.

De heer Timmermans (PvdA):

Dat is een veronderstelling van u.

De heer Van Bommel (SP):

Dat het vetorecht bestaat en ingezet kan worden, is geen veronderstelling; dat is een wetenschap.

De heer Timmermans (PvdA):

Ja, maar u vroeg mij in een interruptie om te bewijzen dat dit akkoord dankzij het vetorecht tot stand is gekomen. Dezelfde vraag stel ik u: bewijst u mij alstublieft op welk moment dat veto concreet door welke lidstaat is gebruikt om dit akkoord tot stand te brengen.

De heer Van Bommel (SP):

Ik noem wederom twee feitelijke constateringen. Ten eerste: er is een vetorecht. Ten tweede: er is een akkoord, met 1 mld. voor Nederland.

De heer Timmermans (PvdA):

Dat is net zo'n redenering als: iedere aap is een dier, dus ieder dier is een aap. Zo lust ik er nog wel een paar.

De heer Van Bommel (SP):

Ik merk dat de constateringen niet worden weersproken door de heer Timmermans.

Het is niet alles goud wat er blinkt. De SP-fractie heeft de regering altijd gesteund in haar streven om naast een verbetering van de nettopositie ook een modernisering van de begroting na te streven. Het kabinet streefde naar een strikt uitgavenkader met voldoende middelen voor nieuw beleid op gebieden zoals onderzoek, innovatie, justitie, binnenlandse zaken en extern beleid en naar een duidelijke verbetering van de absolute en relatieve positie als nettobetaler. In het verslag over de Top stelt de regering dat de financiële perspectieven voldoende ruimte bieden voor dekking van beleidsintensiveringen op belangrijke nieuwe beleidsterreinen, zoals de Lissabonagenda, justitie en binnenlandse zaken, maar ook het externe beleid. Toch vernemen wij ook het voornemen om tijdens de herziening van het budget een verdere modernisering van de begroting te bepleiten. Is de regering nu wel of niet van mening dat er voldoende wordt ingezet op nieuw beleid? Als de regering de modernisering van de Europese begroting zo hoog op de agenda heeft staan en als zij zo graag oud beleid voor nieuw beleid wil inruilen, waarom heeft zij dan niet aangedrongen op hardere afspraken over een tussentijdse herziening? Dat zou in de rede hebben gelegen. Is het correct dat de Fransen inmiddels hebben laten weten dat zij vastbesloten zijn om vast te houden aan de huidige landbouwuitgaven tot 2013?

De SP-fractie betreurt het dat de regeringsleiders geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de inzet van de structuurfondsen voor de arme lidstaten. Het rondpompen van geld tussen rijke lidstaten gaat gewoon door. Een andere tegenvaller is dat het totale budget van de EU toeneemt in plaats van krimpt naar de 1% die Nederland zich ten doel had gesteld. Ook valt te betreuren dat er geen einde komt aan de Britse korting. De Britse premier wilde de discussie hierover openen als er ook gesproken kon worden over de landbouwuitgaven. Het is dan ook hoogst opmerkelijk dat de Britse premier toch heeft willen snijden in de Britse korting, hoewel de landbouwfinanciering niet onder handen is genomen. Ik snap de Britse publieke opinie wel. Daar wordt Blair gezien als landverrader. Vindt de Nederlandse regering deze deal wel evenwichtig?

De SP is, zoals gezegd, gematigd positief over de uitslag van het afgelopen weekend. Wij hebben regelmatig aangegeven dat, als er geen overeenstemming kon worden bereikt over de begroting, dan maar genoegen moest worden genomen met een overbruggingsbegroting. Ik heb het idee dat de regeringsleiders uiteindelijk de facto met zo'n overbruggingsbegroting gekomen zijn, maar helaas is de toezegging over herziening van de uitgaven in 2008/2009 boterzacht. Het is de regeringsleiders niet eens gelukt om een jaartal overeen te komen. De Commissie zal in 2008 of 2009 dus een volledige brede herziening ondernemen van alle aspecten van de EU-uitgaven, inclusief de landbouwuitgaven en de Britse korting. Volgens de overeenkomst over de financiële perspectieven kan de Europese Raad aan de hand van deze herziening beslissingen nemen over alle zaken die onderwerp waren van de herziening. Kan de regering aangeven wat dat precies betekent? Betekent dit dat er vanaf 2010 toch een herziening kan komen van de landbouwuitgaven? Daar lijkt namelijk wel ruimte toe te bestaan.

De minister van Buitenlandse Zaken stelde na afloop van de bespreking dat wij erin geslaagd zijn om te bewijzen dat wij ook met z'n vijfentwintigen een besluit kunnen nemen. Dezelfde minister stelde dat er tot twee keer toe tegen de Britten is gezegd: het spijt ons bijzonder erg, maar wij moeten die 1 mld. gewoon hebben. Dat is nog eens duidelijke taal: met minder kunnen wij niet thuiskomen. Deelt de regering de opvatting van de Belgische premier Verhofstadt, samen met D66 de laatste pleitbezorger voor een verenigde staten van Europa, dat dit akkoord een optelsom van nationale belangen is? Deelt de regering zijn analyse dat het steeds moeilijker wordt om het gemeenschappelijk belang van de EU voorop te stellen? Of kan ik hieruit concluderen dat het feit dat Nederland het vetorecht heeft een positieve bijdrage heeft geleverd aan het uiteindelijke resultaat? Is de regering van mening dat dit recht in het voordeel is van nettobetalers zoals Nederland? Of deelt zij de mening van de heer Barroso dat de structuur en methoden van de onderhandelingen over het budget niet meer voldoen?

Het verleden bewijst dat het dreigen met een veto, ja zelfs het eenvoudigweg bestaan van dit recht, in veel gevallen leidt tot betere compromissen. Het vetorecht zorgt ervoor dat de besluiten in consensus worden genomen en dat de legitimiteit van de Europese besluitvorming wordt vergroot. Het bevreemdt mij dan ook dat het pleidooi voor een Europese belasting voor de financiering van de EU weer van stal is gehaald. Het moet toch sinds 1 juni duidelijk zijn dat burgers juist een beperkter Europa willen, dat zij geen verdere macht en zeggenschap willen overdragen aan Brussel?

De Turkse rechter heeft besloten om het proces tegen de schrijver Pamuk uit te stellen tot 7 februari. EU-rapporteur Eurlings had gehoopt dat de zaak gisteren al zou zijn afgehandeld. Volgens hem had de rechter de zaak aan de kant kunnen schuiven, maar dat is niet gebeurd. Ook met het nieuwe wetboek van strafrecht voorziet hij problemen. Deelt de regering die opvatting? Volgens Eurlings zijn er twee scenario's. De ene is dat Turkije zich heel snel aanpast aan de Europese normen. De tweede is dat de onderhandelingen over het EU-lidmaatschap spoedig schipbreuk zullen leiden. De keuze lijkt mij duidelijk. Steunt de regering dit impliciete pleidooi?

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. In 2002 pleitten de kersverse LPF-Kamerleden Palm en Van As voor een vermindering van de afdracht met 1 mld. Het merendeel van de fracties overlaadde hen toen met hoon. Men vond dat irreëel en onhaalbaar. Het kabinet heeft echter bewezen dat het mogelijk is en daarvoor verdient het een compliment. De heer Balkenende heeft gedeeltelijk rechtgezet wat zijn voorgangers hebben nagelaten. Zijn voorgangers Lubbers en Kok hebben het geschopt tot minister van Staat, dus de heer Balkenende staat een goede toekomst te wachten!

Zakelijk onderhandelen vanuit het nationale belang loont dus wel degelijk. Ik hoop dat hiermee de wat naïeve gedachte van tafel is dat wat goed is voor de EU vanzelf ook goed is voor Nederland. De premier had het over een "definitieve rechtzetting", maar de reductie geldt slechts voor de periode 2007-2013. Als de heer Balkenende mij kan garanderen dat hij in 2011 het huzarenstukje herhaalt, ga ik nu alvast voor het derde kabinet-Balkenende. De vraag is echter wat de positie van Nederland zal zijn in de komende jaren. Het akkoord ligt immers slechts tot en met 2013 vast. Zal Nederland doorgaan met het aandringen op vermindering van de afdracht? De LPF is soms rupsje nooit genoeg en pleit voor halvering van de afdracht. Dat zou neerkomen op een korting van 1,5 mld. Wij hebben overigens alle respect en begrip voor het bereikte resultaat. Toch blijft Nederland volgens de boekhoudkundige definitie van het kabinet de grootste nettobetaler. Dat valt in ieder geval te lezen op de website van het ministerie van Financiën. Qua welvaartsniveau staan wij op de zevende plaats. Ik wil graag een overzicht hebben van de nieuwe nettoposities per capita vanaf 2007. Een vergelijking met landen als Finland, Oostenrijk, Denemarken, Frankrijk en België logenstraft de bewering dat Nederland in de middenmoot is beland. Wij zitten wél in de middenmoot als wij niet onze eigen definitie, maar de definitie van de Commissie hanteren. De overgrote meerderheid van de Kamer – ik heb begrepen dat GroenLinks er anders over denkt – wil echter nu juist die definitie niet gebruiken. Alleen als de definitie van de Commissie wordt gebruikt, staan wij halverwege. Ik hoor dan ook graag van het kabinet welke definitie Nederland in de toekomst zal hanteren. Is het kabinet verder bereid om de Kamer een overzicht te geven van de Nederlandse betalingsposities volgens zowel de Nederlandse definitie als die van de Commissie?

Oostenrijk, de komende voorzitter van de Europese Unie, is van plan, de gesprekken over de Europese grondwet te hervatten. Wat is het standpunt van het kabinet hierover? Ik kan mij voorstellen dat er een top wordt gehouden over de toekomst van Europa, maar het woord grondwet hoor ik toch maar liever niet. Iedereen weet dat er een motie-Herben is aangenomen waarin de regering wordt verzocht om het woord grondwet niet meer te gebruiken. Ik vraag de regering de Oostenrijkse regering hiervan op de hoogte te brengen. Wat zal verder de inzet van het kabinet zijn bij die gesprekken?

Morgen is het de kortste dag. Na 21 december is er meer licht, maar de heer Van Dijk heeft vandaag al iets van dat licht gezien. Hij zei namelijk dat in het geval van Macedonië moet worden gekeken naar de draagkracht voor het voorstel om dit land tot de EU te laten toetreden. Al in 2004 heeft mijn fractie er in verband met de onderhandelingen met Turkije op gewezen dat niet alleen de politieke criteria van Kopenhagen een rol moeten spelen, maar ook het draagkrachtbeginsel. Dat draagkrachtbeginsel is echter telkens weer, ook door de CDA-fractie, van tafel geveegd. Nu gebruikt de heer Van Dijk bij zo'n klein land als Macedonië wel het draagkrachtbeginsel. Ik kan dat niet rijmen met zijn opstelling in het verleden.

De heer Van Dijk (CDA):

In de discussie over het draagvlak hebben wij er vooral op gewezen dat de instellingen van de Europese Unie klaar moeten zijn voor een uitbreiding. Onder meer door uw bijdrage aan de discussie over de grondwet, moet er op het terrein van de instituten nog wel het een en ander worden geregeld als wij in de toekomst een aantal landen tot de EU willen laten toetreden. Dat is een nieuw element in vergelijking met de discussie die in 2003 is gevoerd.

De heer Herben (LPF):

Ik merk dat de heer Van Dijk geen politieke of sociologische benadering maar een bestuurskundige benadering van de Europese Unie definieert. Als de instituties maar goed werken en er maar genoeg bureaucratische molens zijn, dan kunnen wij volgens hem best meer leden accepteren. Het draagvlakbeginsel van de Europese Unie is echter niet gebaseerd op het aantal ambtenaren in Brussel, maar op wat de Europese bevolking en de Europese economieën kunnen dragen. Ik hoopte dat u het licht had gezien, maar helaas moet ik constateren dat u een andere definitie hanteert dan ik.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Lof voor de vier musketiers, premier Balkenende, de ministers Zalm en Bot en staatssecretaris Nicolaï! Zij hebben 1 mld. binnengehaald en de criticasters van het noemen van een bedrag, onder wie de woordvoerder van de VVD-fractie, hebben ongelijk gekregen. Het heeft gewerkt. Nu moet ik wel zeggen dat ik graag ongelijk krijg als daar 1 mld. tegenover staat. Nogmaals: lof voor de regering!

Waar staat Nederland op de lijst van nettobetalers? Volgens de commissiesystematiek staan wij op de achtste plaats. Er is echter ook de Zalmnorm en dan staan wij op een andere plaats. Waar staan wij nu eigenlijk precies volgens deze systematieken? Laten wij wel wezen: de Noordwest-Europese landen betalen nog steeds aanzienlijk meer dan hun zuidelijke broeders.

Normaal gesproken beteugelt een parlement, en dus ook het Europees Parlement, de spilzucht en belastingzucht van de koning. Dat is allang niet meer zo, want parlementen roepen hun regering tegenwoordig op om nog meer uit te geven. Dat doet dus ook het Europees Parlement, want dit parlement heeft gevraagd om een begroting van 975 mld. in plaats van de 862 mld. die de Europese Raad is overeengekomen. Als het voorstel van het Europees Parlement zou worden overgenomen, verdwijnt de Nederlandse korting weer als sneeuw voor de zon. Wij, de woordvoerders voor Europese Zaken, zullen dan ook onze geestverwanten in het Europees Parlement moeten oproepen om het voorstel van de Europese Raad te accepteren en niet aan te dringen op een verhoging. Nogmaals, ook het Europees Parlement moet de spilzucht van de koning beteugelen en er niet aan bijdragen. De financiële perspectieven moeten dan ook worden gezien als een plafond; de uitgaven mogen ook lager uitvallen.

Europa is wel degelijk een optelsom van nationale belangen. Als structureel geen recht wordt gedaan aan de belangen van een of meerdere lidstaten, dan zal de Europese integratie schade oplopen. Alle landen moeten zich in het proces kunnen herkennen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De heer Van Baalen is zijn betoog begonnen met enorm veel loftuitingen aan het adres van het kabinet. Is hij het met de premier eens dat nu een punt achter de discussie moet worden gezet?

De heer Van Baalen (VVD):

Over de nettobetalerspositie hoeven wij het nu niet meer te hebben; dat is ook het standpunt van de heer Zalm. Wij zullen nog wel moeten praten over de "review clause", de herziening van de Europese begroting. De motie-Van der Laan en de motie-Timmermans/Van Baalen staan nog steeds rechtovereind: oud beleid moet worden ingeleverd ten gunste van nieuw, modern beleid. Wij zijn dan ook blij dat de landbouwuitgaven niet langer buiten schot blijven.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ook de VVD-fractie vindt dus: de discussie over de nettobetalerspositie van Nederland is beslecht, vanaf nu moet het vooral gaan over de inhoud van de begroting.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik had het zelf zo kunnen zeggen. Het komt niet vaak voor dat mevrouw Karimi voor mij kan spreken en daar moeten wij ook geen gewoonte van maken. Wij kunnen ons nu aan belangrijke zaken wijden. Het is goed dat dit punt is opgelost, juist vanwege het draagvlak onder de bevolking voor de Europese integratie. In dat licht mogen er geen onrechtvaardigheden bestaan. Een ander punt in dit verband – dat niets te maken heeft met de afdrachten – is de naleving van het Stabiliteitspact. Dit moet naar letter en geest gebeuren, hetgeen zal bijdragen aan een positieve visie van de bevolking op Europa en de betrouwbaarheid van de partners.

De positie van de VVD-fractie ten aanzien van herzieningsclausule heb ik eigenlijk al aangegeven. Hopelijk wordt het Europese standpunt, dat door Nederland is onderschreven, gedeeld door alle kabinetsleden, inclusief de minister van LNV. De VVD-fractie heeft er geen behoefte aan om bijvoorbeeld aanstaande zaterdag weer in de Volkskrant te lezen dat de minister van LNV dat niet zal meemaken. Hij maakt dit in ieder geval niet mee als hij in 2007 niet in een nieuw kabinet gaat zitten. Waarvan akte.

Collega Van Dijk heeft al gesproken over het lage btw-tarief voor arbeidsintensieve diensten. Wat is hierbij de stand van zaken? Het onderwerp is verschoven naar januari. Is er draagvlak om het lage tarief te handhaven?

Ik kom bij de toetreding van Macedonië. In het laatste algemeen overleg is de VVD-fractie duidelijk geweest: wij hebben thans geen behoefte aan een nieuwe kandidaat-status. De discussie over de uitbreiding moet eerst goed worden gevoerd, in Europa maar ook hier in de Tweede Kamer. Het is onverstandig om dan een soort halve kandidaat-status toe te kennen waaraan geen onderhandelingen worden gekoppeld. Wij kunnen instemmen met het bereikte compromis omdat is vastgelegd dat niet op afzienbare termijn met Macedonië zal worden onderhandeld. Bovendien kon het kabinet niet op twee paarden wedden: het bepleiten van een redelijke Nederlandse afdracht én een veto uitspreken over Macedonië. Overigens moeten wij niet meer spreken over "FYROM" maar gewoon over Macedonië. Ik hoop dat de regering aan dit punt in Europees verband aandacht besteedt.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik wil graag weten of de liberale leider – of misschien is het "aanvoerder" – Van Aartsen aanwezig was bij de liberal leaders meeting die plaatsvond voor de Europese Top.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik moet zeggen dat ik er niet voor zorg dat ik elk uur van de dag weet waar de heer Van Aartsen uithangt; dat weet ik niet altijd. Dat is goed want hij voert natuurlijk zelf zijn agenda. Ik zou dus niet weten of hij daar aanwezig was. In ieder geval heeft hij er nog niet aan mij over gerapporteerd.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik vraag dit natuurlijk niet zozeer, althans deels, omdat het interessant is om te weten dat hij er was. De reden is dat de Liberal Leaders, waar de heer Van Aartsen ook bij hoort, met zeer veel warmte en groot applaus de kandidaat-status voor Macedonië verwelkomd hebben. Ik vraag mij dan af hoe het kan dat ik hier een toch wat terughoudender geluid hoor dan in Brussel. Ik vind dat een beetje tegenstrijdig.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik zeg u toe dat ik zal inspecteren of de handen van de heer Van Aartsen blauwgeklapt zijn. Ik denk het niet op dit onderwerp. Het liberale huis kent natuurlijk vele geluiden, bijvoorbeeld het geluid van premier Verhofstadt. Dat is wel een politieke vriend, maar wij zijn het niet heel vaak met hem eens op het Europese dossier. U daarentegen wel en u bent ook een coalitiepartner. Daarom laat ik het hier maar bij. De VVD had het beter gevonden als eerst was gesproken over de strategie van de uitbreiding en dan pas over nieuwe kandidaat-lidmaatschappen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik doel natuurlijk niet op de grote liberale familie, die inderdaad veel kleuren en schakeringen kent, maar ik doel op de VVD. Het is toch heel raar dat de VVD-leden van het Europees Parlement, de VVD-leider Van Aartsen en de VVD-woordvoerder Van Baalen allemaal op een andere manier reageren op dit besluit over die kandidaat-status? Daar heeft de kiezer natuurlijk helemaal niets aan.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik heb u al toegezegd dat ik de handen van de heer Van Aartsen zal inspecteren om te kijken of er inderdaad aanzienlijk geklapt is. Onze vrienden en bondgenoten in het Europees Parlement hebben een eigen verantwoordelijkheid. Ik ga hen niet proberen de les te lezen, net zoals zij dat bij mij niet doen. Het Europees Parlement en het Nederlandse parlement zijn aparte volksvertegenwoordigingen en dat betekent dus niet dat wij noodzakelijkerwijs over alle onderwerpen dezelfde positie hoeven in te nemen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dat begrijp ik, maar de VVD is wel één partij en het zou mooi zijn als die standpunten een beetje met elkaar overeenstemmen. Dan weten mensen ook wat zij eraan hebben als zij op de VVD stemmen.

De heer Van Baalen (VVD):

Laat ik nu niet antwoorden dat de kiezer er veel aan zal hebben als de D66-fractie gemiddeld mee zou stemmen met de coalitie waarvan zij deel uitmaakt. Dat zou ook wel handig zijn. Laat ik die opmerking nu niet maken.

Ik heb het al over de uitbreidingsstrategie gehad. Hoe zal de Tweede Kamer in dat debat worden betrokken? Ik heb er, onder andere met collega Rouvoet, behoefte aan om op basis van zijn motie en het regeringsstandpunt dat wij hebben ontvangen, nog eens goed naar die uitbreiding te kijken. Dat moet in dit huis gebeuren alvorens er op Europees niveau afspraken worden gemaakt.

De ontkenning van de holocaust door de president van Iran is een schande, een schande en niets minder dan een schande. Wat zijn de consequenties van de positie die de Europese Unie – terecht – heeft ingenomen? Wat doen wij nu echt in het kader van Iran? Blijft het bij woorden of zullen wij bijvoorbeeld de president van Iran en de leden van diens regering tot persona non grata verklaren? De VVD heeft geen enkele behoefte om dit soort lieden te hoeven ontvangen, noch op Europees gebied noch op nationaal gebied. De Iraanse ambassadeur is niet van zins te praten met overlevenden van de holocaust, onder wie onze collega uit de Eerste Kamer, de heer Van Thijn. Wil de regering de Iraanse ambassadeur dringend aanraden om deze delegatie gewoon te ontvangen? Dat is niet alleen hoffelijk, maar dat is ook juist. Wij vragen de positie van de regering in deze kwestie.

Ik kom nu te spreken over Hamas en de Palestijnse verkiezingen. Buitenlandscoördinator Solana heeft verklaard dat er, indien Hamas de Palestijnse verkiezingen zou winnen, geen EU-geld meer voor de Palestijnse Autoriteit beschikbaar is. Is dit een feit en is dit ook de positie van de Europese Raad en van de Nederlandse regering?

Het aanstaande Oostenrijkse voorzitterschap van de Europese Unie heeft verklaard dat de Europese grondwet in juni 2006 weer op de agenda wordt geplaatst. Dat lijkt mij niet nodig, want Nederland en Frankrijk hebben hun positie bepaald. Er zal geen ratificatie plaatsvinden. Wil de regering dit ook dwingend en dringend aan het Europese voorzitterschap kenbaar maken als dit door Oostenrijk wordt overgenomen?

De heer Van Bommel (SP):

De heer Van Baalen sprak tussen neus en lippen door een opvatting uit over wat hij niet in de krant wilde lezen, namelijk dat de minister van LNV iets niet meer mee zou maken. Kan de heer Van Baalen aangeven wat de politieke betekenis van die opmerking is?

De heer Van Baalen (VVD):

Ik zou het erg onaangenaam vinden als ik 's ochtends bijvoorbeeld de Volkskrant zou openslaan en weer zo'n interview zou zien waarin wordt gezegd "ik maak het niet mee dat ...". Er is door de Nederlandse regering duidelijk gezegd dat de afspraken van Berlijn kunnen worden opengebroken. Ook de Kamer heeft gezegd dat zij daar prijs op stelt. Oud beleid voor nieuw beleid. Dit betekent dat dit voor het hele kabinet dient te gelden, inclusief de minister van LNV.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik krijg hier een voorspelling van uw ochtendhumeur wanneer u dat in de krant leest. De vraag is wat de politieke betekenis is van dit ochtendhumeur. Wat gaat u politiek ondernemen wanneer dit het geval is?

De heer Van Baalen (VVD):

Ik ga niet speculeren. Ik wil alleen van de regering horen of het standpunt over de review clause door de gehele regering wordt gedeeld. Ik ga ervan uit dat zij dit bevestigt. Ik zal verder wel zien wat er in het ochtendblad staat en ik zal u te zijner tijd laten weten hoe ik daarop reageer.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie is ook blij met de uitkomsten van de Europese Raad en wil de regering complimenteren met het behaalde resultaat. Het binnenhalen van de korting is niet alleen een centenkwestie, al is dat op zich zeker belangrijk. Er zit echter ook een andere dimensie aan, namelijk dat hiermee al het mogelijke is gedaan om een belangrijke grief weg te nemen die bij veel Nederlanders leeft. De regering heeft zelf naar voren gebracht in de discussie na het referendum over de Europese grondwet dat een van de grieven is dat de Europese Unie te duur is. Er nu iets zichtbaars en concreets gedaan om het vertrouwen van de burger op dat punt te herstellen. Ook van onze kant lof daarvoor. Andere grieven, zoals die over het tempo van de uitbreiding, zijn overigens niet weggenomen. Deze mogen niet worden vergeten met het oog op het duurzame herstel van het vertrouwen van de burger in Europa.

Ik heb nog een paar vragen met betrekking tot financiën. Kan de regering een overzicht geven van de nieuwe nettobetalersposities? Met welke landen wordt onze nettobetalerspositie nu vergelijkbaar? Mij interesseert de zin in het verslag dat Nederland richting de algehele herziening van de begroting in 2008 streeft "naar een permanente oplossing van het probleem van buitensporige nettobetalers". Wil de regering toelichten waar met die woorden precies op wordt gedoeld? De lijn van de SGP-fractie is dat de afspraken over de herziening van de landbouwuitgaven die lopen tot 2013, moeten worden nagekomen. Daar moet niet aan worden getornd.

Kan de regering meer inzicht geven in de Britse positie in het nieuwe middelenbesluit? Het Verenigd Koninkrijk levert flink in, maar behoudt de rebate. Hoe moeten wij op dit punt de uitkomst van de Europese Raad beoordelen? Het gaat er toch om dat die rebate op den duur helemaal verdwijnt. Een belangrijk punt is de positie van de nieuwe lidstaten in het middelenbesluit. De regering heeft zich daar terecht voor ingezet en een focus gehad op de gevolgen van het besluit voor de nieuwe lidstaten. Aanvankelijk wilde het Britse voorzitterschap die landen fors korten. In het uiteindelijke akkoord is een en ander wat verzacht. Toch zijn deze landen er wel op achteruit gegaan. Hoe beoordeelt de regering de positie van de nieuwe lidstaten in het nieuwe akkoord? Wat vindt zij van het uiteindelijke resultaat?

Ik heb nog enkele opmerkingen over het buitenlandse beleid van de EU. Ik prijs de regering dat zij zich heeft ingezet voor een scherpere verklaring van de EU met betrekking tot de deelname van Hamas aan de Palestijnse verkiezingen. Ik ben blij dat de minister van Buitenlandse Zaken in de motie die onlangs bij de behandeling van de begroting aan de orde was, die hij aanvankelijk als onrealistisch bestempelde, toch aanleiding heeft gezien om zich in te zetten voor een duidelijke politieke opstelling van de EU. Nieuwsberichten laten zien dat ontwikkelingen niet stilstaan. Het Amerikaanse congres heeft een vergelijkbare uitspraak gedaan als de Tweede Kamer en heeft gezegd dat deelname van Hamas aan de verkiezingen de financiële steun van de VS aan de Palestijnse Autoriteit in gevaar zal brengen. Solana heeft zich op vergelijkbare wijze uitgelaten. De vraag is nu of het bij de uitspraak van de Europese Raad blijft of dat er ook wordt nagedacht over vervolgstappen als Hamas deelneemt aan de verkiezingen zonder het geweld af te zweren, zich te ontwapenen en het bestaansrecht van Israël te erkennen. In de motie wordt de regering gevraagd in deze situatie niet te berusten. Wij kunnen dus ook na deze uitspraak van de Europese Raad niet achterover leunen.

Wij delen de grote zorgen over de verharding van de Iraanse opstelling. Hiervan zijn allerlei signalen zichtbaar, zoals ontkenning van de holocaust, het buitenlandse beleid ten aanzien van Israël en de westerse gemeenschap, de houding ten aanzien van bepaalde minderheidsgroeperingen en repressie van christenen. Terecht heeft de EU uitspraken van de Iraanse president in de meest krachtige bewoordingen veroordeeld. Ook in dit verband is het echter de vraag wat de vervolgstappen zijn, zeker voor wat betreft de nucleaire ontwikkelingen. Rusland heeft raketten verkocht aan Iran, die gebruikt zullen worden voor de bescherming van de reactor. Iran wil kennelijk ongehinderd door wie dan ook zijn nucleaire capaciteit ontwikkelen. Wordt Rusland door de EU nog aangesproken op dergelijke deals? Zou het niet goed zijn als de EU zich samen met de VS bezint op de vraag of aan Israël veiligheidsgaranties moeten worden gegeven?

Tot slot wil ik mij ten aanzien van twee kleinere punten aansluiten bij wat erover door collega's is gezegd. Ten aanzien van Turkije sluit ik mij aan bij de opmerkingen van collega Rouvoet, in het bijzonder bij wat hij heeft gezegd over de Armeense genocide. Met betrekking tot het Oostenrijks voorzitterschap en de plannen die eventueel toch weer zouden bestaan ten aanzien van de Europese grondwet, spreek ik de hoop uit dat de regering zich met kracht zal blijven verzetten tegen enige reanimatiepoging.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Na het polsen van de deelnemers aan dit debat heb ik de indruk dat wij straks kunnen volstaan met een tweede termijn waarin alleen moties worden ingediend.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik zeg de woordvoerders graag dank voor hun inbreng. Wij hebben samen teruggeblikt op een zeer belangrijke Europese Raad. Ik zal straks met name stilstaan bij de financiële perspectieven, maar ik zal ook ingaan op het voor Europa en zeker ook voor Nederland uitstekende resultaat van deze Raad. Ik dank de woordvoerders ook voor hun woorden van waardering voor wat er is bereikt. Wij hebben dit mooie resultaat uiteindelijk samen bereikt, want wij hebben met de Kamer de inzet van Nederland voor deze Europese Raad besproken. Ik spreek verder graag een keer waardering uit voor mijn collega-ministers; de minister van Financiën is nu niet aanwezig, maar ook hij behoort tot de vier musketiers, zoals de heer Van Baalen het noemde. Het is inderdaad de vrucht van een gezamenlijk optreden geweest. Dit geldt ook voor de permanente vertegenwoordiging in Brussel. Al jarenlang zeggen wij dat Nederland een andere positie zou moeten krijgen. Het succes is niet van de laatste dagen of weken, het is de vrucht van een jarenlange inzet. Wij hebben altijd de vaste overtuiging gehad dat er iets scheefgegroeid was; dit is nu rechtgezet.

Ik zal zelf in meer algemene zin ingaan op de financiële perspectieven, het plafond, de kwestie "nieuw voor oud" en de review clause, de nettopositie van Nederland en een aantal afzonderlijke punten. Naast de financiële perspectieven zijn nog andere punten aan de orde geweest, zoals al naar voren gekomen is. Zo is er een naar ons oordeel goed en evenwichtig besluit over Macedonië genomen; daarop zal de minister van Buitenlandse Zaken ingaan. Hij zal bovendien ingaan op de onderwerpen Iran en btw. Staatssecretaris Nicolaï zal de overige punten behandelen.

Tot de conclusies behoren een aantal korte conclusies over het economisch beleid die richtinggevend zullen zijn voor de activiteiten van het Oostenrijkse voorzitterschap. Er zijn op de bijeenkomst in Hampton Court afspraken gemaakt over onderwerpen die de Europese Commissie nader zal belichten. Mede op instigatie van Nederland is ook een richtinggevende conclusie over de Dienstenrichtlijn opgenomen waarin de lidstaten zich verbinden tot behoud van het momentum in de onderhandelingen. Een voor Nederland belangrijk onderwerp als minder en betere regelgeving is eveneens met nadruk vermeld. Verschillende leden hebben al geconstateerd dat de Europese Raad zich niet meer gebogen heeft over de verlaagde btw-tarieven. Er is afgesproken dat deze kwestie in de eerstvolgende Ecofinraad in januari besproken zal worden, maar zoals ik al aangaf, zal de minister van Buitenlandse Zaken hierop nader ingaan.

Nu het belangrijkste onderwerp van de Europese Raad: de financiële perspectieven. De Raad heeft hierover een akkoord kunnen bereiken waarmee een stevig fundament wordt gelegd voor het Europa van morgen. Laat ik beginnen met de inzet van het Britse voorzitterschap. Dat er overeenstemming is bereikt, is allereerst en vooral een verdienste van het Britse voorzitterschap, en van Tony Blair in het bijzonder. Hij stond voor een lastige taak. In het pakket, op zeer slimme wijze samengesteld door Jean-Claude Juncker, de minister-president van Luxemburg, zat eigenlijk geen speling. Toch hadden de lidstaten nog extra wensen ten opzichte van het pakket dat in juni was gepresenteerd. Een van de kwesties was bijvoorbeeld de Engelse rebate. Wij wisten dat die een onderdeel van de uiteindelijke oplossing zou moeten zijn, maar wij wisten ook dat dit punt grote binnenlandse druk op Tony Blair legde. Toch heeft het Verenigd Koninkrijk de dynamiek in de onderhandelingen weten terug te brengen en een oplossing tot stand gebracht die uiteindelijk niet, zoals vaak het geval is, iedereen equality unhappy maakte. De meerderheid van de betrokkenen is daarentegen zeer tevreden naar huis gegaan. Ik kom nog te spreken over de andere regeringsleiders, over de sleutelfiguren, maar ere wie ere toekomt: zonder de moed van deze Britse premier en zijn behendige diplomatie hadden wij niet deze voor Europa en voor Nederland zeer gunstige uitkomst gehad. Blair heeft leiderschap getoond.

Ik wil graag nog een keer zeggen hoezeer ik de goede contacten met het Brits voorzitterschap gedurende de afgelopen maanden op prijs heb gesteld. Er is voortdurend begrip geweest voor de Nederlandse positie. Geen misverstand daarover. De contacten zijn tot het eind goed gebleven. Ik ben blij dat de goede contacten die ik in de afgelopen jaren en ook in juni met Blair heb gehad, zich uiteindelijk hebben vertaald in een mooi resultaat.

Dit is niet het enige; er is meer te zeggen, maar ik hecht eraan om op deze plaats waardering te uiten voor de manier waarop het Brits voorzitterschap de discussies tot een eind heeft weten te brengen. Dat heb ik zeer gewaardeerd. Daarvoor moet veel lof worden geuit en dat doe ik dan ook op deze plaats. Meerdere leden van de Kamer hebben dat gedaan.

Voorzitter. Met de financiële perspectieven kunnen wij een beleid voeren dat is gericht op het versterken van de Europese concurrentiekracht, het Europees buitenlands beleid, de samenwerking op het gebied van justitie en immigratie, de samenwerking met onze nieuwe buurlanden, de investeringen in het milieu en de solidariteit met ontwikkelingslanden. Die solidariteit tussen arm en rijk is stevig verankerd. Ik hecht eraan dit nog eens op te merken, omdat dit punt ook vorige week in het algemeen overleg naar voren is gebracht. Er komt circa 250 mld. beschikbaar voor investeringen in de ontwikkeling van de nieuwe lidstaten. In de richting van de heer Van Bommel zeg ik: ik vind de deal evenwichtig. Ik heb vorige week goed naar hem geluisterd. Twee elementen werden aan de orde gesteld. Terecht zei de heer Van Bommel: let niet alleen op de Nederlandse positie, maar let ook op zaken als solidariteit aan de ene kant en de toekomstgerichtheid aan de andere. Ik vind dat dat evenwicht is bereikt.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Met mijn vraag naar het evenwicht verwees ik specifiek naar de Britse korting en vooral naar de landbouwsubsidies voor Frankrijk.

Minister Balkenende:

Ik kom daar straks op terug.

Voorzitter. Laat ik beginnen met een oordeel te geven over de uitkomst. Het eerste onderwerp dat dan besproken moet worden betreft de kwestie van het plafond. Conform het Hoofdlijnenakkoord is de inzet van Nederland om de afdrachten aan de Unie reëel constant te houden ten opzichte van 2006. Om die doelstelling te bereiken heeft Nederland zich steeds ingezet voor een restrictieve begroting waarbij oud beleid moest plaatsmaken voor nieuw beleid. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie bedroeg 1,21% van het bruto nationaal inkomen van de Europese Unie exclusief het Europees ontwikkelingsfonds. Nederland heeft zich steeds ingezet voor een factor 1%. Met het Britse voorstel komt de begroting op 1,045% van het BNI. Dat is zo'n 140 mld. minder dan het bedrag van het commissievoorstel. Hiermee is de doelstelling van Nederland, het bereiken van reëel constante afdrachten, zeer dicht genaderd.

Voorzitter. Nederland heeft zich vanaf het begin ingezet voor beleidshervorming. Ruimte voor nieuw beleid moest worden gevonden door hervormingen en besparingen bij bestaand beleid. Als wij de situatie van nu vergelijken met die van juni, blijkt dat de extra bezuiniging van het Brits voorzitterschap ten laste is gegaan van vooral de structuurfondsen en de post voor landbouw, waardoor ook de balans tussen oud en nieuw beleid iets is verbeterd. Hierbij is de aanvankelijk door het Brits voorzitterschap voorgestelde korting op de structuurfondsen voor nieuwe lidstaten weer voor een groot deel tenietgedaan. Dat juichen wij toe. Dat heb ik ook in de debatten gezegd. De korting op de structuurfondsen voor de nieuwe lidstaten beviel ons niet omdat dat niet strookte met de notie van solidariteit.

Het onderwerp landbouw was lastig. Er zijn in 2002 afspraken gemaakt, die hier een- en andermaal zijn besproken. Wij zijn er echter in geslaagd om de uitgaven voor Roemenië en Bulgarije onder het plafond van directe inkomenssteun te schuiven. Een interessante aanpassing ten opzichte van de voorstellen in juni is de vrijwillige modulatie van maar liefst 20% van directe inkomenssteun naar plattelandsbeleid. Dit betekent dat lidstaten meer vrijheid hebben om zelf te bepalen aan welke landbouwprioriteiten men het meeste waarde hecht. Er komt verder meer ruimte voor uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling: bijna een verdubbeling vergeleken met de huidige periode. Er komen meer middelen voor veiligheid en migratie: bijna een verdrievoudiging. Verder komt er meer geld voor de Europese rol in wereld. Wat dat laatste betreft is sprake van een kleine stijging. Als je dit alles bij elkaar optelt, kun je zeggen dat er sprake is van "nieuw voor oud". Nieuw is naar de voorgrond getreden en oud moest een stapje terug doen. Dat is een belangrijke trend die alleen nog maar versterkt zal worden in het kader van de review die wij met elkaar hebben afgesproken. En hoewel wij allemaal soms sneller veranderingen zouden willen, wil ik er wel op wijzen dat het Uniebudget in relatief korte tijd toch fors verandert. Met eenzelfde totaalbudget als voorheen is de Unie in staat om 250 mld. aan de nieuwe lidstaten uit te geven en ook de uitgavenposten voor bijvoorbeeld Lissabon en Justitie te verhogen. Dat betekent dat het aandeel van het klassieke landbouwbeleid en de structuurfondsen voor de vijftien EU-lidstaten gestaag afneemt.

Dat brengt mij bij het punt van de review clause. Er zullen op de lange termijn dankzij de review clause meer fundamentele hervormingen kunnen worden gerealiseerd, ook op het gebied van gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Commissie komt in 2008/209 met een analyse van zowel de uitgavenkant als de inkomstenkant van de begroting, en moet daarin expliciet zowel het gemeenschappelijke landbouwbeleid als de rebate meenemen. Het is helder dat deze review een belangrijke impuls zal geven aan een meer toekomstgerichte begroting voor de periode na 2013. Als er deeluitkomsten zijn van de review waarover in de Raad overeenstemming bestaat, dan zijn ook vóór 2013 al aanpassingen mogelijk. Ook dat is in de formulering te vinden.

Het is mijn verwachting dat deze review tamelijk fundamenteel zal zijn. Ik verwacht een forse verdere herziening van het landbouwbeleid, maar ook een ingrijpende opschoning van het eigenmiddelenstelsel. Daarbij zal ook een meer definitieve oplossing voor de excessieve nettobetalersposities tot stand moeten komen. Het is goed om dat hier nog eens te onderstrepen, want wij moeten een keer een oplossing vinden voor het punt van de eigen middelen en de financiële verplichtingen. Steeds speelt de kwestie van de rebates. Ook moest Nederland nu weer werken aan een situatie die móést worden verbeterd. Wij hebben dus een meer fundamenteel debat nodig. De review biedt straks de mogelijkheid om hier heel stevig met elkaar over te spreken.

De heer Timmermans (PvdA):

De minister-president verwacht dat er een fundamentele review komt. Hij noemt onderwerpen die mij zeer aanspreken. Mogen wij van deze Nederlandse regering verwachten dat zij zich er vanaf nu voor in zal zetten, om de Commissie in die richting te steunen? Mogen wij van de Nederlandse regering niet een afwachtende, maar een actieve opstelling verwachten om deze zaken in de richting van de Commissie ook voor elkaar te krijgen?

Minister Balkenende:

U mag van ons uiteraard altijd een actieve opstelling verwachten. De kritiek die wij in juni hadden op het toen voorliggende voorstel bij de Europese Raad was, dat er te veel oud en te weinig nieuw in zat. Wij zagen dat er onder het Britse voorzitterschap verbeteringen waren. Wij hebben ook gewezen op het element van solidariteit. Wij waren niet tevreden met wat het voorzitterschap had gedaan met de structuurfondsen in relatie tot de nieuwe lidstaten. Gelukkig is die zaak ook weer in belangrijke mate teruggedrongen. Dat zijn elementen die passen bij de twee aspecten solidariteit en toekomstgerichtheid. Natuurlijk gaan wij er ons voor inzetten om al die elementen mee te nemen. Dat doen wij uiteraard door gedachtewisselingen met de Kamer. Dat speelt in de tijd tot aan de verkiezingen. Het zal ongetwijfeld ook een rol spelen bij de vorming van een nieuw kabinet. Welke inzet heeft zo'n kabinet als het gaat over Europa? In 2008/2009 komt de discussie aan de hand van de stukken van de Europese Commissie.

Ik voeg er nog iets aan toe. Nederland heeft goede relaties met de Europese Commissie. Ik neem de raad zeer ter harte om dit soort onderwerpen in goed samenspel met de Commissie te behandelen. Wij blijven graag aan de bal. Tijdens de persconferentie heb ik aangegeven dat wij ons extra kunnen focussen op dit soort onderwerpen nu wij de discussie over de financiële betalingspositie van Nederland achter ons kunnen laten. Daarmee heb ik onze algemene inzet aangegeven. Volgens mij kom ik daarmee tegemoet aan datgene wat de heer Timmermans vraagt.

De heer Timmermans (PvdA):

Ja, dat klopt. Zie ik het goed dat zich ook weer goede mogelijkheden voor coalities aandienen? Ik heb in het verslag gelezen dat in Beneluxverband goed is opgetreden. Ik begrijp dat ook Duitsland voor deze lijn kiest. Ziet de minister-president mogelijkheden om in samenspraak met deze partners de komende jaren initiatieven te nemen?

Minister Balkenende:

U maakt een belangrijke opmerking. Nederland houdt van netwerken. Er is over de Nederlandse wens goed samengewerkt in Beneluxverband. Wij hebben als Benelux de positie van de nieuwe lidstaten besproken met de Visegrad-landen. Verder hebben wij een hoop bilaterale contacten. Ik ben niet voor niets naar Londen, Parijs en Berlijn gegaan. Ik heb gemerkt dat deze Europese Raad zich door iets anders kenmerkte dan wat ik in het verleden vaak heb meegemaakt. Dat was het bekende fenomeen dat er contact was tussen de Franse president en de Duitse bondskanselier. Dan werd bekeken wat daar gebeurde en kwam dat op de Europese Raad aan de orde. Nu hebben wij een iets ander patroon gezien. Het is altijd van belang dat er goede contacten zijn tussen Duitsland en Frankrijk. Het hele palet is echter verbreed. Daarin hoort Nederland een rol te spelen. Zo voel ik het zelf en dat is ook onze rol. Het maakt de zaak ook spannend. Van Nederland als founding father van de EU mag verwacht worden dat het met anderen in goed samenspel mede leiding geeft aan het denken over het Europa van morgen. Zo zit ik er zelf in. Het is een geweldige uitdaging. Daarom ben ik ook zo blij dat wij kunnen stoppen met de discussie die de zaken zo lang heeft belast. Wij kunnen het oog hebben op een Europa waarin wij volop kunnen meespelen, in samenspel met anderen, met noties als solidariteit en toekomstgerichtheid.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De premier heeft een paar keer herhaald dat hij die discussie achter zich wil laten. Hoe staat hij tegenover het feit dat het Europees Parlement nogal kritisch is over het akkoord? Zijn er mogelijkheden dat ministers van Financiën tegemoet kunnen komen aan de kritiek van het Europees Parlement?

Minister Balkenende:

Door de voorzitter van het Europees Parlement, de heer Borrell, zijn kritische opmerkingen gemaakt. Ik vond zijn kwalificaties buitengewoon negatief. Er is geen discussie gevoerd aan de hand van de opmerkingen van de heer Borrell omdat die erg somber en negatief klonken. Ik constateer wel dat alle lidstaten verenigd in de Europese Raad, er gezamenlijk uit zijn gekomen. Ik wacht nu uiteraard het debat in het Europees Parlement af. Wij weten allemaal dat het niet alleen een kwestie is van meer geld krijgen; je zult een goede redengeving moeten hebben. Als Nederland hebben wij met de zes steeds gewezen op het belang van herprioritering. Wanneer je in Europa iets wilt realiseren, is het niet per definitie altijd een kwestie van geld. Zoals gezegd, wachten wij het verdere debat in het Europees Parlement af. De Kamer moet mij aanspreken op de rol die Nederland heeft gespeeld in de Europese Raad en op mijn verantwoordelijkheid als een van de 25 bij de totstandkoming van het resultaat. Ik zeg dat ik het resultaat alleszins verdedigbaar vind. Het is hoger uitgekomen dan de 1% die wij zelf hebben gehanteerd; dat was de handreiking richting met name de nieuwe lidstaten. Verder bevat het resultaat het element van het oud inleveren voor nieuw. Bovendien is rekening gehouden met de afzonderlijke posities van lidstaten. Die combinatie maakt dat ik het een zeer te verdedigen geheel vind waar het gaat om de financiële perspectieven. Naar ik hoop, zal het Europees Parlement hier op eenzelfde wijze tegen aankijken.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Wat gaat er gebeuren als het Europees Parlement niet akkoord gaat? Valt u dan terug op bestaande begrotingen die evenwel hoger uitvallen dan hetgeen nu afgesproken is? Zullen de ministers van Financiën dan voldoende ruimte hebben om tegemoet te komen aan bepaalde wensen van het Europees Parlement?

Minister Balkenende:

Ik vind het volstrekt nutteloos om hier nu een als-dandiscussie te voeren over wat er zal gebeuren als het Europees Parlement niet instemt met genoemd resultaat. Ik neem kennis van de eerste geluiden en wacht het debat verder af. Als u mij vraagt of er een verdedigbare situatie is ontstaan ten aanzien van de financiële perspectieven, antwoord ik daarop volop met ja. Dat doe ik op basis van het intensieve overleg dat de afgelopen dagen met de collega's is gevoerd. Juist omdat er zulke goede inhoudelijke argumenten te leveren zijn, meen ik dat het niet vruchtbaar is om nu de vraag te stellen wat er zou gebeuren als het Europees Parlement nee zou zeggen. Ik hoop dat het Europees Parlement zich zal laten overtuigen door de wensen en verlangens die uiteindelijk zijn gekanaliseerd in de voorliggende voorstellen.Balkenende

Met de lagere begroting bespaart Nederland weliswaar een fors bedrag, maar de relatieve positie van Nederland ten opzichte van de andere betalende landen verbetert hierdoor maar mondjesmaat. Als het totaalniveau zakt, zakt dat voor iedereen. Je hebt dan wel in absolute bedragen een effect maar je hebt nog niet de verandering in positie ten opzichte van anderen. Het was niet meer uit te leggen dat een Nederlandse burger veel meer zou moeten bijdragen aan de Unie dan welke andere burger in de Unie ook. Dat wilde ik in de onderhandelingen per se veranderen. Dat was ook de reden dat Nederland, los van de hoogte van de begroting, een extra korting op de afdrachten wilde van gemiddeld 1 mld. per jaar. Met die korting zouden wij in een groep van nettobetalers terechtkomen met een vergelijkbaar welvaartsniveau. Met dit akkoord is dat gelukt. Nederland heeft een specifieke korting op de afdracht weten binnen te halen van gemiddeld 1 mld. per jaar. Daarmee is Nederland niet meer een excessieve betaler. Zoals bekend, hanteert Nederland de boekhoudkundige methode. Overigens zijn wij daarin wel de enige in Europa. Met inachtneming van die definitie blijft Nederland weliswaar de hoogste, maar de afstand ten opzichte van de andere landen is veel geringer geworden. Er heeft dus een behoorlijke correctie plaatsgevonden. In feite zit Nederland in een vergelijkbare groep met landen als Duitsland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Als wij de definitie van de Commissie hanteren, die de douaneheffingen niet als afdracht meerekent, dan wordt Nederland volgens de huidige ramingen zelfs een middenmoter. Wij komen dan op plaats acht. Ik zeg er wel bij dat de landen op de plaatsen 4 tot en met 8 ongeveer in dezelfde range zitten. Met die definitie hebben wij een totaal andere situatie gekregen. Het is goed om te benadrukken dat 1 mld. onze relatieve positie zeer heeft veranderd. Dat weten andere landen ook. Men kan zich voorstellen dat deze bejegening niet overal even juichend werd ontvangen. Ik heb steeds gezegd dat het van belang is dat Nederland afkomt van die heel bijzondere, excessieve betalingspositie, en dat is gelukt.

Ik heb ook gezegd hoe het zit met die definities. Wij kunnen daarover nog een hele discussie krijgen. Wij krijgen straks de review, waarbij wordt gesproken over het eigenmiddelenbesluit. Dan zal er ongetwijfeld worden gesproken over hoe je omgaat met de betalingspositie van lidstaten. De discussie over de definities kan ook dan worden gevoerd. Ik zeg erbij dat dit een lastige discussie is. In ons geval was het van belang om rekening te houden met die boekhoudkundige definitie. Als je die prijsgeeft, zit je ineens in een heel ander speelveld. Kortom, ik vind dat wij de tijd moeten nemen voor de vraag hoe wij daarmee omgaan.

Ik ben zeer tevreden met wat hier is bereikt. Het is ook alleszins verdedigbaar tegenover de Nederlandse bevolking. Wij zitten nu in een groep met anderen en dat hadden wij eerst niet. De algemene discussie over betalingsposities en eigen middelen zal terugkomen bij de review. Wat wij hebben bereikt, is wel een totale ommekeer. Als wij het totaalbeeld bekijken, is de uitkomst zonder meer bevredigend. Nederland betaalt 12,5 mld. minder dan in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie; 5,5 mld. door het plafond van 1,21 omlaag te brengen naar 1,045% en daarbovenop de specifieke korting van 1 mld. voor Nederland op de afdracht. Dat is 7 mld. over deze periode. Dat is gemiddeld zo'n 1,8 mld. minder dan het Commissievoorstel. De besparing ten opzichte van de doelstelling uit het Hoofdlijnenakkoord is jaarlijks 1 mld., dus 7 mld. in de gehele periode. De gevolgen zullen wij na de ratificatie van 2008 met terugwerkende kracht merken.

Er wordt nu veel gesproken over de besteding van 1 mld. Ik zeg erbij dat dit samenhangt met het ratificeren van het geheel. Je kunt dit niet zomaar even inboeken. Dat zal in 2008 gebeuren en dan met terugwerkende kracht. Het viel mij op dat het besluit nog maar net was genomen, toen de vraag al werd gesteld hoe wij dit gaan besteden. Dat vond ik een beetje vlug. De algemene besteding is altijd aan schuldreductie, lastenverlichting of uitgaven. Wij moeten ons ervan bewust zijn dat het formeel is vanaf 2007, maar dat het vanaf 2008 echt wordt ingeboekt.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik snap deze redenering van de minister-president heel goed. Ik heb in mijn eerste termijn ook gezegd dat wij dat niet meteen kunnen inboeken. Maar wie is er begonnen met deze discussie? Dat is uitdrukkelijk de minister van Financiën, die het nodig vond om op een VVD-bijeenkomst het geld al meteen een bestemming te geven, terwijl wij het besluit nog moeten afwachten.

Minister Balkenende:

Toen mij bij de persconferentie, in de nacht van vrijdag op zaterdag, deze vraag werd voorgelegd, heb ik direct gezegd dat dit een zaak is voor overleg tussen regering en parlement. Het eerste moment waarop dit een rol kan spelen, is bij de voorbereiding van de begroting voor 2007, maar ik voeg eraan toe dat wij ons bewust moeten zijn van de financiële techniek. Laten wij die discussie maar rustig voeren en laten wij oppassen om te snel conclusies te trekken. Daar hebben wij nog tijd genoeg voor.

Het is ook interessant om een vergelijking te maken met Berlijn. Ik herinner mij nog heel goed, want ik was destijds financieel woordvoerder, dat de vraag was of Nederland een bepaald bedrag zou binnenhalen. De minister van Buitenlandse Zaken was daar destijds ook bij betrokken als permanent vertegenwoordiger. Toen werd een besparing gerealiseerd van 1,5 mld. gulden per jaar ten opzichte van het Commissievoorstel. Daar waren wij buitengewoon blij mee, want dat was een uitstekend resultaat. Nu spreken wij over 1,8 mld. euro per jaar. Dat doet niets af aan het resultaat van Berlijn. Berlijn was de trendbreuk. Er is toen een erkenning gekomen van ons probleem met de nettopositie.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik ben bijzonder blij met deze woorden van de minister-president, want in die tijd was het juist de CDA-fractie in de Tweede Kamer die Berlijn weghoonde, flauwekul vond en vond dat Nederland voor een paar grijpstuivers andere belangen had verkwanseld vanwege het opgeven van de hervorming van het landbouwbeleid.

Minister Balkenende:

Nee, dat is niet waar. Ik weet nog heel goed dat ik destijds zeer in spanning zat over hoe de Nederlandse regering het ervan af zou brengen. Als financieel woordvoerder van de oppositiefractie, om even terug te gaan in de tijd, was het mogelijk om kritiek te uiten, als het doel van ruim 1 mld. zou worden binnengehaald, maar ik heb toen ruiterlijk erkend dat het een geweldig resultaat was, daar kan geen misverstand over bestaan. Ik waardeer het ook dat u als woordvoerder van de grootste oppositiefractie waardering hebt uitgesproken voor het onderhandelingsresultaat. Wat dat betreft voel ik dat u in dezelfde schoenen staat als waarin ik destijds stond.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik kan mij de woorden van de heer Verhagen nog goed herinneren. Ik zal ze opzoeken en met mijn kerstkaart naar de minister-president sturen.

Minister Balkenende:

Ik was als financieel woordvoerder destijds in ieder geval gelukkig met de uitkomst op het punt van het binnengehaalde bedrag. Na de trendbreuk van Berlijn is het huidige resultaat ook in kwantitatieve zin de oplossing die Nederland in staat stelt om dit hoofdstuk af te sluiten. De grote afwijking van onze nettopositie ten opzichte van die van vergelijkbare landen legde een hypotheek op het draagvlak voor Europa in Nederland. Die situatie is nu uit de wereld. Ik denk dat wij dat met elkaar kunnen vaststellen. Het is ook het einde van de discussie. Dat geldt voor het hele kabinet: voor de minister van Financiën en voor de anderen. Dit alles stelt ons in staat om vooruit te kijken en om ons te concentreren op het beleid dat Europa voert, op de toegevoegde waarde van de Europese samenwerking voor de Nederlanders en op het gemeenschappelijke belang van de Europese burgers. Ik ben daarom blij met de steun die wij steeds van de Kamer hebben ontvangen voor de inzet van de regering.

Tot slot wil ik er nogmaals bij stilstaan dat ik veel dank verschuldigd ben aan Europese collega's. Zij hebben ingezien dat dit specifiek Nederlandse probleem een oplossing behoefde. Zonder het Britse voorzitterschap was het heel moeilijk geworden, maar ik heb ook grote steun gekregen van de Franse president. Ik heb mij er vorige week maandag, bij het bezoek aan het Elysée, van vergewist dat de Franse president ons zou steunen. Dat is ook gebeurd tijdens de Europese Raad. Ik heb ook steun ontvangen van de Duitse bondskanselier. Na datgene wat onder anderen de heer Van Dijk heeft gezegd, wil ook ik haar prijzen voor haar inzet. Zij heeft opgetreden als iemand die tussen de partijen staat, wil werken aan veranderingen en probleemoplossend bezig wil zijn. Dat heeft zij op een heel goede manier gedaan. Ik wil ook mijn waardering uiten voor mijn Belgische collega Verhofstadt. Wij hadden wel een verschil van visie over de perceptiekosten met betrekking tot douaneverplichtingen, maar uiteindelijk heb ik steun ontvangen voor het doel van de 1 mld. Ik wil ook de Luxemburgse premier Juncker noemen. Ik heb al geruime tijd geleden met hem hierover gesproken, toen wij in Londen waren, voorafgaand aan de vergadering in Hampton Court. Vorige week hebben wij hier ook in Benelux-verband over gesproken. Hij heeft, ook gedurende het debat, steeds gezegd dat Nederland die 1 mld. behoort te krijgen. Ik wil dus ook jegens hem graag mijn waardering uiten.

Meer in het algemeen verheugde het mij zeer om te zien hoe constructief er in de Europese Raad is gewerkt. De nieuwe lidstaten, die veel op het spel hadden staan en natuurlijk onaangenaam verrast waren door het eerste Britse voorstel, zijn de dialoog constructief aangegaan. Een aantal oudere lidstaten heeft een forse vermindering van de ontvangsten moeten accepteren. Netto-ontvangers worden nettobetalers en kleine nettobetalers verschuiven naar de kopgroep. Toch heeft iedereen zijn aandeel op zich genomen. De katalyserende rol die de nieuwe Duitse bondskanselier heeft gespeeld, geeft hoop voor de toekomst. Solidariteit en redelijkheid zijn essentieel om de Unie te laten functioneren. Deze Europese Raad heeft mij veel vertrouwen gegeven dat wij in de uitgebreide Unie kunnen samenwerken om Europese oplossingen te vinden voor de grote uitdagingen waarvoor wij ons gesteld zien.

Ik kom nu bij de opmerking van de heer Van Bommel over de Britse rebate. Tijdens de Europese Raad kwam de verhouding naar voren tussen de rebate en de vraag wat het Verenigd Koninkrijk feitelijk betaalt voor de nieuwe lidstaten. Dat was een belangrijke thematiek. Tony Blair heeft het op zich genomen om dat verband te leggen. Het tweede punt was de formulering van de review. Het is een belangrijk punt dat er niet alleen sprake is van een fundamentele herijking van de inkomsten- en uitgavenkant na 2013. In de overeenkomst staat immers ook dat ook voor die tijd oplossingen kunnen worden gevonden, maar dat is een kwestie van overeenstemming zoeken. De combinatie van de formulering van de review en het besef dat de rebate in relatie moet worden gezien met de nieuwe lidstaten heeft ertoe geleid dat in de discussie een duidelijke vooruitgang geboekt kon worden die in juni nog niet mogelijk was. Daarom ben ik zo blij dat het Britse voorzitterschap de moed heeft gehad om dit te doen. Niemand weet wat er zou zijn gebeurd als het nu op een probleem zou zijn uitgelopen in de zin van: geen oplossing of het probleem doorschuiven naar het Oostenrijkse of Finse voorzitterschap. Wat zou er dan zijn gebeurd met de Britse rebate? Kortom: ik ben heel blij dat Blair zich heeft willen inzetten voor deze uitkomst.

Een tweede punt dat door de heer Van Bommel is genoemd, is het globaliseringsfonds. Ik heb daarover met de Kamer gesproken, ook in het algemeen overleg. Ik heb steeds gezegd dat dat niet onze voorkeur heeft. Ik heb dat ook een- en andermaal tegen mijn collega's gezegd. Ik vind het een defensief instrument. Het past ook niet bij de filosofie van Lissabon, maar ik heb al gezegd dat wij dat een beetje moeten beschouwen als onderdeel van het totaal. Daarom ook heb ik er kritische opmerkingen over gemaakt, maar ik heb het niet nodig gevonden om een blokkade op te werpen. Bovendien is het redelijk te verdedigen. Het geld komt uit de middelen die voorhanden zijn. Het gaat dus niet om extra geld. Het fonds moet volledig gefinancierd worden uit onderuitputting of uit gedecommitteerde uitgaven. Als onderdeel van het totaal is het voor ons acceptabel. Over de criteria zal nog nader moeten worden gesproken en daarbij zal het kabinet uiteraard rekening houden met de gevoelens van de Kamer.

De heer Van Dijk (CDA):

Over de criteria moet nog worden gesproken, maar ik kan mij voorstellen dat wel afspraken zijn gemaakt over de omvang van het fonds en de vraag hoeveel geld vanuit de onderuitputting daarin wordt gestort.

Minister Balkenende:

Nee, daarover zijn nog geen afspraken gemaakt. Ik stel mij voor dat wij in samenspraak met de Kamer hierop terugkomen. Belangrijk is dat een verhoging van het budget zelf niet aan de orde is.

De heer Van Dijk (CDA):

Dat begrijp ik. Normaal gaat geld uit onderuitputting terug naar de lidstaten. Als dat geld alleen maar naar dat fonds gaat, wil ik daar meer helderheid over hebben.

Minister Balkenende:

Ik stel mij voor dat wij hierop terugkomen als de criteria aan de orde zijn. Er is een maximum genoemd van 500 mln. per jaar, maar dat zal afhankelijk zijn van de vraag hoe het precies wordt ingericht. Als er meer informatie is, komen wij erop terug.

De heer Van Baalen (VVD):

De minister-president heeft gezegd dat de discussie over de nettopositie kan worden gesloten en dat dat voor het hele kabinet geldt, dus inclusief de minister van Financiën. Staat het hele kabinet, inclusief de minister van LNV, ook achter de algemene review waarbij de landbouwbegroting kan worden herzien?

Minister Balkenende:

Dat kan ik zonder meer bevestigen. Sterker nog, verschillende bewindslieden, waaronder ikzelf, hebben zaterdag een mooi boeket gekregen van de heer Veerman. Hij complimenteerde ons op die manier met het bereikte resultaat. Mijnheer Van Baalen, als dit met bloemen wordt gezegd, moet u toch een gelukkig mens zijn.

De heer Van Baalen (VVD):

Nu alleen de kerstkaart van de heer Timmermans nog!

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik weet hoe in de Kamer wordt gedacht over de openbaarheid van raadsvergaderingen. Tijdens het debat over de staat van de Unie heb ik gesignaleerd dat bepaalde punten uit het door Nederland afgewezen grondwettelijk verdrag terugkomen. Ik noem de subsidiariteitstoets, de openbaarheid en dergelijke. De kwestie van de openbaarheid van raadsvergaderingen is in Brussel niet aan de orde geweest. Het lijkt mij goed dat wij de discussie hierover voeren ter voorbereiding van onze inbreng in de Europese Raad van juni 2006. Dan gaat deze kwestie absoluut spelen.

Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft aangekondigd de Europese grondwet aan de orde te zullen stellen. Dat recht kan ik het voorzitterschap natuurlijk niet ontzeggen, maar ik heb wel tegen mijn collega's gezegd dat het Nederlandse "nee" een gegeven is en dat niet opnieuw de grondwet aan de Nederlandse bevolking zal worden voorgelegd. De positie van Nederland is bekend. Het zou ook niet juist zijn om dit debat te laten domineren door verkiezingen in Nederland in 2007 en de presidentsverkiezingen in Frankrijk. Dat is net iets te gemakkelijk. Bovendien, wat zal de uitkomst zijn als andere lidstaten – ik denk aan Polen en het Verenigd Koninkrijk – het grondwettelijk verdrag in een referendum voorleggen aan de bevolking? Tegelijkertijd zullen wij ook onder ogen moeten zien dat een aantal zaken op het terrein van de besluitvorming opgelost moet worden. Hoe gaan wij om met subsidiariteit en openbaarheid? Ik stel voor dat wij hierover in het komende jaar een debat zullen houden ter voorbereiding op de Nederlandse inbreng op die belangrijke Europese Top in juni.

Heeft de uitslag van het referendum de Nederlandse positie versterkt? Ik geloof daar eerlijk gezegd niets van. Iedereen in Europa weet namelijk dat Nederland al jaren werkt aan het rechttrekken van een scheefgroei in de Nederlandse betalingspositie. De staatssecretaris, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Financiën en ik hebben in al onze gesprekken gezegd dat hierin verandering moet komen, omdat het unfair is wat er in het verleden is gebeurd. Het nee van het referendum heeft de Nederlandse positie volgens mij dus niet versterkt.

Bovendien trekt Nederland eigenlijk altijd stevig aan de bel als onze belangen in het geding zijn. De Kamer herinnert zich ongetwijfeld mijn eerste optreden in 2002. Dat was niet gemakkelijk. Wij stonden alleen, maar wij hebben de zaak wel naar onze hand weten te zetten. Toen wij een belangrijke positie in de Europese Commissie wilden krijgen voor mevrouw Kroes, hebben wij tot twee keer toe keihard moeten onderhandelen. Dat hebben wij ook nu weer gedaan. Zo werkt Nederland en daarom ben ik zo blij dat wij deze discussie eindelijk achter ons kunnen laten. Dat biedt ons namelijk heel veel ruimte voor tal van andere zaken.

Voorzitter. Ik ging met een goed gevoel weg van de Top en ik sta hier nog steeds met dat goede gevoel. Ik bedank de Kamer nogmaals voor alle woorden van waardering. Kamer en regering vonden allebei dat de nettobetalerspositie van Nederland moest worden veranderd en ik denk dat wij dan ook allebei blij kunnen zijn met deze uitkomst. Ik bedank de Kamer natuurlijk ook voor haar ondersteuning van de regering daarbij.

Minister Bot:

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van dank van de minister-president voor de waardering die de Kamer voor ons werk heeft uitgesproken. Omdat dat niet alle dagen voorkomt, zijn deze kerstwensen van de Kamer zeker welkom.

Aan hetgeen de minister-president heeft gezegd over de financiële perspectieven, zou ik willen toevoegen dat het er wel op lijkt dat de Europese Unie zich deze laatste maand heeft hervonden, eerst op de milieuconferentie in Montreal, afgelopen vrijdagnacht in Brussel en daags daarna in Hongkong. De deels aangeprate crisis van non-besluitvorming lijkt al met al voor een deel overwonnen.

Op het externe gebied zijn voldoende middelen beschikbaar gesteld om de politieke ambities van de Unie waar te maken. Ik ben natuurlijk bijzonder verheugd over de instemming van de Raad met het uitgangspunt dat het GBVB passende aandacht dient te krijgen. Daarmee is namelijk gedeeltelijk tegemoetgekomen aan de wens van Nederland voor het ambitieniveau op dit terrein.

Alle sprekers hebben aandacht besteed aan Macedonië en de conclusies die de Raad heeft getrokken. Ik kan alleen maar constateren dat de Europese Raad langs de lijnen van de Nederlandse inzet akkoord is gegaan met het verlenen van de status van kandidaat-lidstaat. Dat was mogelijk omdat het Nederlandse compromis kennelijk een goed compromis was tussen het standpunt van diegenen die deze kandidaat-status al eerder hadden willen verlenen en het standpunt van Frankrijk. Conform de Nederlandse wens zijn duidelijke voorwaarden vastgelegd waaraan voldaan moet worden voordat de toetredingsonderhandelingen geopend kunnen worden. Het gaat daarbij niet alleen om de politieke Kopenhagencriteria, maar ook om het nakomen van de vereisten uit het stabilisatie- en associatieproces.

Zoals de Kamer weet, is in het Europees partnerschap met Macedonië door de Europese Unie aangegeven welke beleidsterreinen prioriteit genieten. Daaronder vallen de belangrijke politieke Kopenhagencriteria. De regering van Macedonië heeft toegezegd uitvoering te zullen geven aan het partnerschap door middel van een actieplan. In dat actieplan worden heel concrete benchmarks genoemd. De boodschap van de Europese Unie is dat Macedonië extra aandacht moet besteden aan deze concrete benchmarks, naast de politieke Kopenhagencriteria. Wij zullen erop toezien dat de Commissie en de Macedonische regering deze benchmarks nader specificeren.

De voortgang ten aanzien van Macedonië is afhankelijk gesteld van de brede discussie over de toekomstige uitbreiding; met name de heer Van Baalen heeft daarop gewezen. Naar aanleiding van de discussie over dit onderwerp in het algemeen overleg heb ik er nog eens op aangedrongen dat die discussie over Macedonië inderdaad plaatsvindt in het kader van de toekomstige uitbreiding. Op nadrukkelijk verzoek van mij is dat vastgelegd in de RAZEB-conclusies van 12 december. Enerzijds gaat het om het objectief meten of de benchmarks worden nagekomen. Anderzijds moeten aangegane verplichtingen worden nagekomen. Wij trappen op de rem, maar zullen ons houden aan toezeggingen die reeds zijn gedaan. Daarbij zal zeer strikt worden gekeken of kandidaat-lidstaten daadwerkelijk voldoen aan de gestelde eisen ten aanzien van de benchmarks en de Kopenhagencriteria. Wij moeten in de toekomst niet te lichtvaardig met dit soort processen omgaan. Bij Macedonië is nu een tussensluis aangelegd en daarmee zal serieus worden omgegaan.

De heer Van Dijk (CDA):

De minister sprak zojuist over het afronden van de discussie over de "enlargement strategy".

Minister Bot:

In de RAZEB van 12 december is op Nederlands verzoek vastgelegd dat die discussie zal plaatsvinden.

De heer Van Dijk (CDA):

Wanneer moet die discussie zijn afgerond?

Minister Bot:

Die zal zijn afgerond wanneer wij een duidelijke filosofie hebben ontwikkeld.

De heer Van Dijk (CDA):

Dat antwoord begrijp ik. Is er echter een tijdstip vastgelegd waarop die discussie moet zijn afgerond? Dan weet de Kamer wanneer het overleg daarover met de regering moet zijn afgerond.

Minister Bot:

Die discussie zal plaatsvinden tussen 25 lidstaten en twee kandidaat-lidstaten, Roemenië en Bulgarije. In het algemeen ben ik vrij helderziend ten aanzien van de Europese Unie, maar tot mijn spijt kan ik op dit punt niet precies aangeven wanneer dat zal zijn. Ik heb er echter op aangedrongen, het is in de RAZEB-conclusies terechtgekomen en bij een van de eerste RAZEB's in het nieuwe jaar zal het aan de orde komen. Hoever wij dan zijn, weet ik niet. Onze inzet is bekend; daarover zullen wij nog uitvoerig met de Kamer spreken. In het nieuwe jaar is nog voldoende gelegenheid om over zowel de algemene filosofie als de concrete landen van gedachten te wisselen.

De heer Van Baalen (VVD):

Macedonië heeft nu de status van kandidaat-lid van de EU. In dat licht lijkt het mij normaal om het land te adresseren met de eigen naam, de republiek Macedonië. Dat geldt voor de bilaterale contacten maar ook voor het Europese verkeer. Wat is de positie van de Nederlandse regering hierin?

Mijn tweede punt is licht oneigenlijk, maar ik wil eenieder er graag over informeren. De heer Van Aartsen is niet in staat geweest om in Brussel te klappen op de meeting van liberale leiders. Hij was namelijk elders, te weten in Nederland. Overigens zou hij niet hebben geklapt.

Minister Bot:

Ik onthoud mij uiteraard van commentaar op de heer Van Aartsen en op waar hij zich op welk moment precies bevond. Evenmin als de heer Van Baalen weet ik dat in detail.

De naamgeving van het land ligt buitengewoon gevoelig in de Europese Unie. Bij verschillende gelegenheden is de raadsvoorzitter op de vingers getikt en heeft hij excuses moeten aanbieden omdat hij het niet over FYROM had. Eigenlijk zou ik dat nu ook moeten doen want dat is nog steeds de naam die door de Verenigde Naties is erkend en door de Europese Unie wordt gebezigd. Voorlopig zullen wij ons daaraan moeten houden, al weten wij allen dat het land zelf liever Macedonië wordt genoemd. Dit punt zal in de discussies over de toetreding, wanneer die ook worden gevoerd, ongetwijfeld een onderwerp van gesprek zijn. Ik kan u verzekeren dat iedere keer dat het woord "Macedonië" valt, de Griekse vertegenwoordiger opstaat om daarover zijn beklag te doen en te eisen dat de voorzitter onmiddellijk excuses aanbiedt en alsnog over FYROM spreekt.

De heer Van Baalen (VVD):

De VVD-fractie zal in ieder geval niet aan de minister vragen om zijn excuses aan te bieden omdat hij hier de term "Macedonië" heeft gebruikt en wij hopen dat hij dat ook blijft doen.

Minister Bot:

Dank u, mijnheer Van Baalen.

Er zijn vragen gesteld over de verlaagde btw-tarieven door de heren Timmermans, Van Dijk en Van Baalen. U weet dat wij geen overeenstemming konden bereiken over de voortzetting van die verlaagde btw-tarieven voor arbeidsintensieve diensten, zoals bij ons voor fietsen- en schoenmakers. Dat is jammer, want ik had graag meer zekerheid willen geven aan de betrokken ondernemers over het al dan niet voortzetten van de verlaagde btw-tarieven. Zo lang er geen akkoord is, blijft in Nederland het oude systeem van kracht. Zij kunnen daarvan voorlopig nog profiteren. De financiële perspectieven hebben zo veel tijd en energie in beslag genomen dat wij daar verder niet aan toe zijn gekomen. Wij hebben daarom besloten dat men tijdens de Ecofinraad in januari op dit punt overeenstemming zal trachten te bereiken. In het licht van de discussies die al hebben plaatsgevonden, ben ik hoopvol dat wij een redelijk akkoord zullen bereiken, al durf ik uiteraard niet precies te voorspellen wat het allemaal zal omvatten en of bijvoorbeeld de restauranthouders in Frankrijk eronder zullen vallen. Zo is er nog een aantal eisen op tafel gelegd. Als je eenmaal begint, dan heeft iedereen natuurlijk zijn eigen categorie die hij er graag aan toegevoegd zou willen zien. Nogmaals, het was duidelijk dat er een akkoord in de lucht zit.

De heer Rouvoet heeft een vraag gesteld over de Armeense genocide. Dat was niet de eerste keer. Zoals hij terecht heeft opgemerkt, omvat het onderhandelingsraamwerk van Turkije een duidelijke verwijzing naar de betrekkingen van Turkije met zijn buurlanden. Voor wat betreft de regering zal er sprake zijn van het gezamenlijk bespreekbaar maken van het verleden. Dat is namelijk een belangrijk onderdeel van die betrekkingen. Het is bekend dat er al voorzichtige stappen zijn gezet van Turkse zijde. Er heeft onlangs in Ankara een congres plaatsgevonden. Wij zullen beide partijen moeten blijven aanmoedigen om op deze weg voort te gaan. Ik bedoel dan vooral het Europese nabuurschapsprogramma waarvan ook Armenië deel uitmaakt. Overigens zijn de toetredingsonderhandelingen nog niet begonnen, want eerst moet het protocol goedgekeurd zijn door het Europees Parlement en door Turkije zijn geratificeerd. In die context zullen wij daar met grote klem naar vragen en wij zullen erop blijven aandringen, zoals ik dat steeds heb gedaan conform de aansporingen en moties van de Kamer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De minister bevestigt nog eens dat erkenning van de Armeense genocide onderdeel uitmaakt van dat nabuurschapsverhaal. Ik ben hem daar nog steeds erkentelijk voor. Uit de stukken, ook van de Europese Unie, begrijp ik dat Turkije de neighbourhood programs ook ondersteunt. Welke consequenties heeft dat of moet dat hebben voor het openstellen van de grenzen met Armenië? Ik begrijp dat daar nog steeds geen beweging in zit. Heeft de minister daar op dit moment zicht op en welke rol speelt dat deel van het verhaal in de toetredingsonderhandelingen met Turkije?

Minister Bot:

U begrijpt dat er een complex van problemen aan de orde moet worden gesteld. Het is natuurlijk ook een complex van problemen dat niet van de ene week op de andere wordt opgelost. Ik denk dat wij er eerst voor moeten zorgen dat het protocol voor elkaar komt, want pas dan kunnen wij beginnen met de onderhandelingen. Dan kunnen wij kijken hoe ver beide partijen zijn gekomen en met name of Turkije op dit punt meer openheid betracht en meer tegemoetkomend is. De heer Rouvoet heeft ook gevraagd naar het proces tegen de heer Pamuk. Ook de heer Van Bommel heeft hiernaar verwezen. Het draait om een uiteenlopende interpretatie van het Turkse wetboek van strafrecht. Ik denk dat zowel de regeringen van de lidstaten als de Turkse regering duidelijk hebben aangegeven dat de huidige interpretatie die wordt gebezigd door de officier van justitie, wordt afgekeurd. Ook de Turkse regering heeft dat gezegd. Wij volgen deze zaak dus zeer nauwlettend, maar ook binnen Turkije geldt de trias politica. Het woord is aan de rechterlijke macht. Zou blijken dat daaraan een interpretatie wordt gegeven die wij niet delen, dan is ook dat uiteraard onderdeel van het onderhandelingsproces.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Is er van de kant van Nederland of de Europese Unie ook een reactie gegeven op de berichten dat een ultranationalistische Turkse advocaat een aanklacht heeft ingediend tegen onze collega in het Europees Parlement, de heer Joost Lagendijk? Dit vanwege zijn uitspraak dat de Turkse strijdmachten Koerden in Zuidoost-Turkije soms provoceren.

Minister Bot:

Het is de eerste keer dat ik hoor van deze aantijging. Het is bekend hoe wij over dit soort dingen denken. Deze zaak is mij niet bekend en ik weet ook niet wat de reactie erop is geweest. Ik weet niet wat de advocaat precies heeft gezegd.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Die advocaat heeft een aanklacht ingediend.

De voorzitter:

De minister is niet op de hoogte van deze zaak en kan er dus niet goed op reageren. Kunt u uw vraag wat meer veralgemeniseren?

Minister Bot:

Ik zal nazoeken wat er aan de hand is. Ik weet van niets.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Misschien kunt u in tweede termijn reageren.

Minister Bot:

Ik denk niet dat ik in staat ben om op een zo korte termijn te antwoorden.

Mevrouw Karimi stelde een vraag over Iran en de diplomatieke oplossing. Een diplomatieke oplossing moet ook door Iran mogelijk worden gemaakt. Wij moeten alle mogelijkheden eerst onderzoeken en uitputten. Het is echter zeker niet de bedoeling van de EU om voor een militaire oplossing te kiezen. Er volgt na een poging om tot diplomatieke oplossing te komen een gang naar de Veiligheidsraad. Die optie staat uitdrukkelijk genoemd in de resolutie van september 2005 van de Board of Governors van IAEA. Dat is waar wij op doelen met de opmerking dat wij niet eeuwig kunnen doorgaan en dat wij op een gegeven moment moeten constateren dat het zo niet verder gaat. In dat geval moeten wij daar onze toevlucht toe nemen.

Ik heb zeer aangedrongen op het innemen van een standpunt ten aanzien van Hamas. Mede dankzij onze interventie zijn de zeer krachtige uitspraken hierover in de conclusies opgenomen. De Palestijnse Autoriteit heeft gevraagd om geld vanwege een tekort op de begroting van ongeveer 90 mln. Ik heb gezegd dat als wij al nadenken over het leveren van een financiële bijdrage, wij willen weten wat de oorzaak is van het optreden van het tekort ondanks de aanbevelingen en het trustfund. Ik vind dat eigenlijk onacceptabel. Ik heb ook gezegd dat het niet zo kan zijn dat dit geld naar Hamas gaat als deze organisatie door verkiezingsoverwinningen in een aantal gemeenten, en later in het parlement, in elk geval gedeeltelijk de macht krijgt. Als dat het geval is, moeten wij een stop zetten op het verschaffen van deze fondsen.

De heer Timmermans (PvdA):

Een aantal leden heeft heel indringende vragen gesteld over zeer verwerpelijke uitlatingen van de Iraanse president, zoals een ontkenning van de holocaust, en het daarop volgende gedrag van de Iraanse ambassadeur in Nederland. Ik zou het zeer op prijs stellen als de minister daarop zou willen ingaan.

Minister Bot:

In de conclusies wordt dat in de meest scherpe bewoordingen veroordeeld. Soortgelijke bewoordingen zijn ter kennis gebracht van de Iraanse ambassadeur. Ik denk dat hij deze woorden ter harte heeft genomen. Hij heeft wel gezegd, zoals hij al eerder had gedaan, dat wij deze uitlatingen in de context moeten zien van discussies die hebben plaatsgevonden tussen geestverwanten van de president. Hij heeft gezegd dat hij onze woorden zou overbrengen en heeft getracht om uitleg te geven. Wij hebben nogmaals duidelijk gemaakt dat wij de uitlatingen van de Iraanse president totaal onacceptabel vinden, dat het al de tweede keer is dat dit gebeurt en dat in een land als Nederland dit soort dingen niet door de beugel kan.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik neem aan dat het persisteren van Iraanse zijde gevolgen zal hebben voor de betrekkingen tussen Nederland en Iran.

Minister Bot:

Ja, uiteraard. Wij hebben al een aantal maatregelen genomen naar aanleiding van de motie van de heer Van Baalen en mevrouw Karimi. Daar wordt op het ogenblik uitvoering aan gegeven. Wij geven al heel duidelijke signalen aan Iran over de wijze waarop wij over bepaalde zaken denken.

De heer Van Baalen (VVD):

Ten aanzien van Iran heb ik aandacht gevraagd voor de heer Van Thijn en een aantal overlevenden van de holocaust die een gesprek wilden hebben met de Iraanse ambassadeur, dat is geweigerd. Ik weet dat het CIDI op ambtelijk niveau contact heeft opgenomen met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Berichten daarover zullen de minister mogelijk nog niet hebben bereikt. Ik verzoek hem om een politiek signaal af te geven aan de ambassadeur van Iran dat het zeer gewenst is dat hij deze groep mensen ontvangt.

Minister Bot:

Ik zal hieraan gaarne gevolg geven, Ik weet dat het ministerie ermee bezig is. Ik wil er gaarne ook zelf extra aandacht aan besteden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb een verbinding gelegd tussen de uitspraken van de Iraanse president en een blijvende ontkenning van de genocide van Turkse zijde, die voor Europa eveneens onacceptabel is. Deelt de minister deze parallel?

Minister Bot:

Naar mijn mening is het inderdaad acceptabel. Zoals de heer Rouvoet weet, worden dergelijke verklaringen gezamenlijk opgesteld. Ik meen dat wij erin zijn geslaagd om glashelder aan te geven hoe wij tegenover dit soort uitspraken zijn. Ik ben in verklaringen van de Europese Unie zelden zulke stevige taal tegengekomen. Ik heb er veertig jaar ervaring mee. Ik veronderstel dat de boodschap in Iran bij allen die het betreft buitengewoon helder is aangekomen.

Staatssecretaris Nicolaï:

Voorzitter. Ook van mijn kant veel dank aan de Kamer voor de gemaakte opmerkingen, vooral voor de complimenten. Het gebeurt niet vaak dat er van geheel links tot geheel rechts zo positief in de richting van de regering was gesproken. Het was ook heel goed voor de Europese Unie. Niet alleen het feit dat wij een begroting hebben, maar ook de begroting zelf. Het was, en is, ook heel goed voor Nederland. Ik meen te kunnen volstaan met een paar aanvullende opmerkingen over de financiële perspectieven en de gang van zaken en een paar opmerkingen over de reflectie over het verslag en de Oostenrijkse plannen waarover door een aantal sprekers is doorgevraagd.

Een aantal woordvoeders heeft erop gewezen dat de voorbereidingen van het resultaat ten aanzien van de financiële perspectieven heel lang gaande waren. Berlijn werd in herinnering geroepen. De minister-president is daarop al ingegaan. Je zou kunnen zeggen dat wij hier sinds 1999 naar hebben toegewerkt. Als je het financieel bekijkt hebben wij een tweemaal zo goed resultaat voor Nederland als in 1999 in Berlijn werd behaald. Uit eigen ervaring weet ik dat wij de laatste drie jaar geen gelegenheid onbenut hebben gelaten om onze positie duidelijk te maken. De strategie begint er immers mee dat 24 landen op zijn minst oog moeten hebben voor onze argumenten en begrip moet kunnen opbrengen voor het feit dat er iets moet veranderen. Ik herinner mij het laatste gesprek waarin ik een collega trof die nog niet was doordrongen van het feit dat de Nederlandse bijdrage moest worden gecorrigeerd. Dat was een jaar geleden met de minister van Buitenlandse Zaken van Finland. Deze zei, toen hij de situatie op zijn netvlies kreeg, dat er in zijn land waarschijnlijk opstand zou uitbreken als het zo scheef zou zijn ten aanzien van de nettobetalerspositie. Vanaf dat moment heb ik in al mijn contacten eigenlijk alleen maar gemerkt dat iedereen, zodra ik erover begon, zei dat ze dat nu wel wisten.

Vervolgens hebben wij een aantal stappen gezet die alle eerder zijn genoemd. De heer Van Dijk en anderen noemden de 1%-groep. Ik ben ervan overtuigd dat deze tot het laatste moment, ook al was het indirect, heel veel invloed heeft gehad op het drukken van het totale begrotingsbedrag. Ook daarop zijn wij altijd uitgeweest. In de laatste fase hebben wij met Frankrijk, Duitsland en de Benelux en tenslotte het voorzitterschap de laatste stappen kunnen zetten.

Ik kies wel mijn eigen woorden, maar ik ben het eens met de heer Rouvoet wanneer deze zegt dat Nederland er helemaal niet zo slecht voor staat in Europa als dit resultaat kon worden geboekt. Ik deel deze analyse wel. Natuurlijk is er soms sprake van scheve ogen omdat wij een heel goed resultaat hebben geboekt. Lang niet iedereen kan dat zeggen. Dat is logisch. Maar wij staan niet in de hoek. Wij worden zeer serieus genomen. Anders zouden wij dit resultaat niet hebben kunnen binnenhalen. Wij zijn er echter nog niet. Door enkele woordvoerders is erop gewezen dat het Europees Parlement nog wel akkoord moet gaan. Ik wil ons eigen feestje niet bederven, maar het Europees Parlement heeft al wel duidelijk laten blijken dat het van mening is dat het totale bedrag een stuk hoger zou moeten worden. De heer Van Baalen wees er al op dat er ooit parlementen waren die vooral de spilzucht van de regering of de koning wilden beteugelen. Nu denken wij ook wel eens dat dit op nationaal niveau niet altijd het geval is, maar dit geldt in ieder geval op Europees niveau. Maar met alle respect, het probleem is ook dat het Europese Parlement eigenlijk over de uitgaven en niet over de inkomsten gaat. Wij zullen ervoor zorgen dat het Oostenrijkse voorzitterschap, dat hierover met het Parlement moet onderhandelen, de hakken zo diep mogelijk in het zand zal zetten om de door het Europees Parlement gewenste stijging van het totale budget te beperken.

De heer Van Baalen (VVD):

Niet beperken, want dan stijgt de begroting. Nee, het moet gewoon zijn: dit is de deal. Ook het Europees Parlement zal zich erbij moeten neerleggen. Ik deed al een oproep aan mijn collega's van andere fracties om onze geestverwanten in het Parlement van de noodzaak hiervan te doordringen. Het is dus geen kwestie van beperken, maar van stoppen!

Staatssecretaris Nicolaï:

Ik dank de heer Van Baalen voor zijn aanmoediging, maar hij is democraat genoeg om te weten dat het Europees Parlement ook over de uitgaven gaat. Het Parlement moet het wel met ons eens worden, dus wij zetten de hakken in het zand, maar wij blijven democraten en wij lappen de mening van het Europees Parlement niet aan onze laars. Vandaar de formulering die ik zojuist gebruikte.

Terecht vraagt de heer Van Dijk wederom aandacht voor de structuurfondsen, maar ik kan hem alleen een procedureel antwoord geven. Wij weten welk bedrag er in totaal voor gepland is: 1,7 mld. De regering zal nu voor de periode 2007-2013 een nationaal strategisch referentiekader voor de structuurfondsen maken. Daarin zullen de plannen en de voorstellen voor een mogelijke verdeling worden verwerkt. Dit kader zal pas in de loop van 2006 aan de Kamer worden toegezonden, omdat de minister van Economische Zaken nog met de sociale partners, met andere overheden en met andere betrokken instellingen zal overleggen voordat wij tot besluitvorming komen. De Kamer kan hierover dus volgend jaar nadere informatie van de minister van EZ verwachten.

De heer Van Dijk (CDA):

U zei zojuist dat er voor Nederland voor de hele periode 1,7 mld. in de structuurfondsen beschikbaar is. Dan lijkt het mij verstandig om de Kamer een document te doen toekomen over de manier waarop dit geld besteed zal worden.

Staatssecretaris Nicolaï:

Dit lijkt mij ook verstandig. Ik wil de minister van Economische Zaken enige ruimte geven om zelf een planning te maken, maar ik zal deze oproep aan hem overbrengen. Het lijkt mij een redelijk verzoek.

De heer Herben (LPF):

Kunnen wij van de regering ook een bijgewerkt schriftelijk overzicht van de nettoposities van Nederland volgens de boekhoudkundige definitie en volgens de definitie van de Commissie verwachten?

Staatssecretaris Nicolaï:

U gaf al aan dat u graag wilt weten waarop het netto per hoofd van de bevolking neerkomt, maar dat kunnen wij pas aangeven als wij weten wat wij binnenkrijgen. Het is zelfs niet mogelijk voor het lopende jaar, laat staan voor het komende jaar. Wij kunnen wel uitrekenen wat het ons scheelt dat wij per jaar 1 mld. minder behoeven bij te dragen: ongeveer € 60. Dat scheelt een slok op een borrel. Maar je weet pas enige tijd na afloop van een jaar wat er binnengekomen is, dus dan weet je ook pas wat de nettopositie per hoofd van de bevolking is.

De heer Herben (LPF):

Dan gaat iedereen werken met het lijstje uit 2004 en haalt er gewoon € 60 af. Wellicht worden er allerlei sommetjes gemaakt waarmee u het niet eens zult zijn, dus wellicht kunt u tenminste een schatting geven van het bedrag per capita.

Staatssecretaris Nicolaï:

Het is heel lastig, want wij weten zelfs niet hoeveel het dit jaar is, en al helemaal niet wat het volgend jaar zal zijn, wat het laatste ijkjaar voor de financiële perspectieven daarna zal zijn. De stijging zal zeer stevig zijn, het zal volgend jaar veel meer dan € 200 per hoofd van de bevolking zijn, en misschien komt het wel dichter in de buurt van € 300. Ten opzichte daarvan gaan wij er ten minste € 60 op vooruit, dat kan ik u in ieder geval toezeggen.

Ook ik wil er nog eens de nadruk op leggen, hoe goed het resultaat van de vermindering van de afdracht met 1 mld. is, niet alleen financieel, maar ook voor de discussie over de inhoud. Als verantwoordelijke voor goede steun en voor een goede inhoudelijke discussie over Europa zeg ik dat dit een enorme winst is. Iedereen heeft al gezegd dat wij nu de discussie over de manier waarop wij de boel verdelen en over het feit dat wij te veel betalen, achter ons laten. Dat betekent grote winst voor Nederland, maar ook – en dat is nog niet met zoveel woorden gezegd – grote winst voor Brussel. Bij alle goede ideeën die de Europese Unie nu verzint, moeten wij voortdurend ons vingertje opsteken en zeggen: dat is leuk, maar de rekening gaat naar ons. Die rol hoeven wij niet meer te spelen en daarom zeg ik dat er grote winst is bereikt.

In de richting van de heer Van der Staaij zeg ik: wij rekenen ons niet meteen rijk. Wij hadden te maken met vier te's. We waren niet alleen te duur, maar wij gingen ook te ver, te snel en wij waren te bemoeizuchtig. Dit waren in Nederland de trefwoorden bij het uiten van de scepsis ten aanzien van Europa. De heer Van der Staaij heeft gelijk. Er blijven drie te's over. Wij houden ons daar nadrukkelijk mee bezig. Voor zover Europa te ver gaat, doen wij alles aan subsidiariteit. Voor zover het te snel gaat, zijn wij kritischer bij een uitbreiding en voor zover Europa te bemoeizuchtig is, zijn wij zeer hard bezig met het doorvoeren van deregulering.

Wij gaan echter de goede kant op, zelfs zozeer dat in de Eurobarometer een stijging van de steun voor de grondwet in Nederland met 9% is toegenomen tot het pikante percentage van 62. Dat was het percentage van het aantal kiezers dat nee zei toen wij het referendum hadden. Dit is toch een leuke indicatie en misschien een teken van enig vertrouwen in dit kabinet of in de onderhandelingen die wij in Brussel gingen voeren. Deze barometer is er namelijk nog maar net.

Terecht is er door veel woordvoerders op gewezen dat het niet zo mag en kan zijn dat wij onder het Oostenrijks voorzitterschap in juni toch weer het Constitutioneel Verdrag bespreken en een besluit nemen over de manier hoe wij daarmee verdergaan. Nederland weet dat namelijk al. Het wil er niet mee verdergaan. Ik deel de zorgen ten aanzien van het Oostenrijks voorzitterschap niet. Wij hebben nauw contact met de Oostenrijkers, die natuurlijk de druk van de andere landen ondervinden. Mijn stellige indruk is evenwel dat het Oostenrijks voorzitterschap goed doordrongen is van de Nederlandse en de Franse positie en het feit dat het inderdaad de zaak niet dient als men te snel weer over het verdrag gaat praten. De plannen van het Oostenrijks voorzitterschap zijn in feite niet veel meer dan het tekenen van een soort road map. Dat is goed. Herstel van het vertrouwen zijn trefwoorden. De onderwerpen die nader worden besproken, worden geïdentificeerd en het bepalen van de toegevoegde waarde van Europa zou ongeveer het cruciale element moeten zijn. In zo'n benadering zouden wij ons kunnen vinden, maar er blijft reden voor zorg en alertheid. In die zin ben ik het eens met de opmerkingen van de leden hierover. Wij hebben weer gehoord welke uitlatingen Bundeskanzlerin Merkel heeft gedaan. Zij hoopt wel degelijk dat, zij het een jaar later, weer over de "grondwet" gesproken kan worden. Ik vind het prima dat een jaar wordt gewacht. Laten wij het zo min mogelijk over de grondwet hebben. Ik geef de Kamer groot gelijk, mijnheer Herben, als zij zegt dat dat woord de mensen sowieso op het verkeerde been heeft gezet. Dat heeft ook de zaak zelf gedaan. Wij willen ons niet concentreren op institutioneel-procedurele verdragen. Wij willen ons richten op resultaten bij het verbeteren van de Europese besluitvorming, op het verbeteren van het Europees beleid en op een meer eerlijke voorstelling van zaken op nationaal niveau. Geen "blaming" van Brussel, maar een meer duidelijke verankering van het Europees beleid in het nationale beleid.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Uit de presentatie van het Oostenrijks programma door minister Plassnik heb ik begrepen dat er sprake zou zijn van het agenderen van een discussie over de Europese grondwet op een speciale top in juni. Mag ik uit de woorden van de staatssecretaris afleiden dat de Nederlandse regering niet aan die discussie zal deelnemen? Wat in de toekomst gebeurt, is vers twee, maar wij hebben afgesproken dat er eerst een periode van rust en reflectie komt. Ik wil dus weten of de Nederlandse regering niet in zal zijn voor een discussie over de verworpen grondwet.

Staatssecretaris Nicolaï:

Formeel is afgesproken dat in de eerste helft van het volgende jaar een bijeenkomst wordt gehouden, maar die bijeenkomst is gelukkig en terecht gepland in juni. Dan willen wij de huidige reflectie evalueren. Dat doen wij dan naar aanleiding van het feit dat twee landen nee hebben gezegd bij de referenda en op basis van het besluit om ons te bezinnen op de vraag: wat willen wij met Europa en hoe gaan wij om met de toegenomen scepsis? Voor mij en voor de Nederlandse regering is dus niet de vraag wat wij doen met de grondwet, maar wat wij doen met Europa. Daarover zal wat mij betreft de discussie moeten gaan, maar wij kunnen niemand verbieden en zeker niet de landen die met groot enthousiasme ja tegen dat grondwettelijke verdrag hebben gezegd om te zeggen: daarover willen wij het graag hebben. Laten wij eerlijk zijn: wij kunnen niet voor 24 andere landen de dienst uitmaken. Wij kunnen wel zeggen hoe het in Nederland is. En wij kunnen er alles aan doen om ervoor te zorgen dat het zo veel mogelijk een inhoudelijke discussie wordt, en het zo min mogelijk over verdragswijzigingen, laat staan over het Constitutioneel Verdrag zal gaan.

Over de openbaarheid van raadsvergaderingen hebben wij het eerder gehad. Zoals de minister-president heeft gezegd, is dit punt helemaal niet aan de orde geweest. Dat gebeurt nog wel vóór kerst. Er is een Visserijraad met A-punten waar wel vaker zaken nog even aan de orde komen. Daar staat het voorstel van het voorzitterschap op de agenda om mogelijkheden te vergroten voor openbaarheid van raadsvergaderingen. In de geest van volgens mij iedereen in deze Kamer zullen wij daar een verklaring bij uitgeven dat Nederland samen met Zweden vindt dat het verder zou moeten gaan, dat het tot een fundamentele openstelling en dus een wijziging van het reglement van orde zou moeten komen. Wij hebben alleen Zweden bereid gevonden hieraan mee te doen.

Er werd specifiek verwezen naar de liberal leaders lunch. Bij die lunch was de heer Van Aartsen niet aanwezig, maar ik wel. Ik weet niet of dat iets zegt over de Europese perceptie van liberal leadership. Ik kan mevrouw Van der Laan verzekeren dat niet alleen de heer Van Aartsen niets gezegd heeft omdat hij er niet was, maar ook dat ik wel iets gezegd heb namens de Nederlandse regering. Ik heb daar uitgelegd dat het belangrijk is om in de blijdschap over Macedonië kritisch en strikt te blijven staan tegenover verdere uitbreidingen. Ik heb ook de redenen uitgelegd om juist met de benchmarks kritisch te kijken naar de stappen in de richting van Macedonië, omdat het zo vreselijk belangrijk is om de steun van mensen in de huidige lidstaten te vergroten en het beter functioneren van de Unie voldoende mogelijkheden te geven. Ik heb ook gezegd dat dat uiteindelijk in het belang is van diezelfde lidstaten die willen toetreden.

Ten slotte wil ik na alle dank en complimenten ook van mijn kant de Kamer bedanken, want het is prettig onderhandelen als je weet dat je in ieder geval door je eigen parlement door de jaren heen gestimuleerd en gesteund wordt, zeker als je met 24 landen te maken hebt die lastig genoeg zijn.

De heer Herben (LPF):

Ik heb nog een vraag over Macedonië. Ik zou graag willen dat wij allemaal hetzelfde begrip hanteren. Naast de politieke criteria van Kopenhagen kennen wij het draagkrachtbeginsel. Als u spreekt met uw collega's in Europa over het draagkrachtbeginsel, heeft u het dan over de economische capaciteit van de Europese Unie of denkt u dan aan het functioneren van de instituties? Zeker in het licht van de betalingspositie waar wij vandaag over hebben gedebatteerd, is ook de economische capaciteit van belang. Welke definitie hanteert het kabinet bij het gebruik van het woord draagkrachtbeginsel?

Staatssecretaris Nicolaï:

Het formele criterium van het kabinet is absorptievermogen. Dat is het trouwens ook voor de rest van de Europese Unie. Het absorptievermogen is een van de criteria die meegewogen worden en moeten worden bij het zetten van een volgende stap richting uitbreiding. Daar valt in feite alles onder. Mijn aandacht gaat er nu vooral naar uit dat de bevolking voldoende moet kunnen meemaken wat voor stappen wij zetten in Europees verband. Daarbij denk ik aan "te ver, te snel", enzovoorts.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de ministers voor de beantwoording van de vragen. De premier heeft de moed en de bereidwilligheid van de andere Europese regeringsleiders geprezen. Ik zou hem door middel van een motie willen oproepen om ook die moed te tonen door een definitie te hanteren voor de nettobetalerspositie die aansluit bij de definitie van de Europese Commissie. Daarmee zouden wij definitief af zijn van de vervelende rol van de grootste nettobetaler die de staatssecretaris noemde, en gewoon plaats acht kunnen innemen zoals de premier dat verwoordde.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat premier Balkenende in reactie op de uitkomst van de Europese Raad van 16 en 17 december jongstleden te kennen heeft gegeven dat achter de discussie over de excessieve positie van Nederland als nettobetaler aan de Europese Unie nu een punt gezet kan worden;Karimi

overwegende dat toekomstige discussies over het nettobetalerschap van Nederland zo niet voorkomen, dan toch verhelderd kunnen worden als daarbij een eenduidige definitie wordt gehanteerd van de nettopositie;

verzoekt de regering, de nettopositie van Nederland aan andere lidstaten voortaan te berekenen volgens de methode van de Europese Commissie, waarbij de afdracht van invoerrechten en de administratieve ontvangsten buiten beschouwing blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karimi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 299(21501-20).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie zich op de WTO-ministersconferentie in Hongkong heeft vastgelegd op beëindiging van een substantieel gedeelte van de exportsubsidies voor landbouwproducten tegen 2010;

constaterende dat de Europese Raad voornemens is om in 2008/2009 de uitgaven van de Europese Unie te heroverwegen;

verzoekt de regering, te bevorderen dat bij deze gelegenheid het gemeenschappelijk landbouwbeleid zodanig wordt herzien dat de Europese landbouwexportsubsidies al in 2010 worden beëindigd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karimi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 300(21501-20).

De heer Van Baalen (VVD):

Volgens mevrouw Karimi moet de zaak in 2010 rond zijn. Dat betekent dat er ook van wederkerigheid sprake moet zijn. Brazilië laat andere landen niet gemakkelijk op diens markt toe. Als je voor de EU allerlei subsidies wilt afschaffen, zullen ook andere landen dat moeten doen. Er moet wederkerigheid zijn, en die mis ik in de motie.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik zie niet dat er per se sprake moet zijn van wederkerigheid. Exportsubsidies zijn de grootste bedreiging voor het verstoren van de markten van de ontwikkelingslanden. Het ligt in de lijn van de inbreng van de VVD-fractie om de motie te steunen.

De heer Van Baalen (VVD):

U pleit dus voor eenzijdigheid en ongeclausuleerdheid.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De heer Van Baalen moet goed luisteren wat ik zeg. Ik WTO-verband is afgesproken dat er in 2010 substantiële delen van de exportsubsidies worden afgeschaft. Daar is de EU mee akkoord gegaan.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Welke meerwaarde heeft deze motie boven de motie-Van der Laan? Ook daarin wordt gepleit voor een verandering eerder dan 2013.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Deze motie sluit aan bij de afspraken die nu in WTO-verband gemaakt zijn. Ten tweede wordt 2010 als heel duidelijk moment genoemd.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. In de raadsconclusies is nadrukkelijk opgenomen dat de bedongen vermindering van de afdracht voor Nederland geldt voor de periode 2007-2013. De minister-president heeft gezegd dat hij gaarne zal proberen in de periode 2008-2011 zijn huzarenstukje te herhalen. Ik gun hem graag die kans, maar wij kunnen daar natuurlijk niet op rekenen. Ik vraag de Kamer om een uitspraak om de toekomst veilig te stellen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering streeft naar het leveren van een nettobijdrage aan de Europese Unie die recht doet aan het welvaartsniveau van Nederland binnen de EU - zevende positie op basis van het bruto nationaal inkomen per capita (cijfers van 2004);

overwegende dat Nederland ondanks de gerealiseerde jaarlijkse korting op de EU-bijdrage van 1 mld. volgens de door de regering zelf gehanteerde boekhoudkundige definitie de grootste nettobetaler aan de Europese Unie blijft;

overwegende dat qua welvaart met Nederland vergelijkbare landen als Oostenrijk, Finland en Denemarken een aanzienlijk lagere bijdrage blijven kennen dan ons land;

van mening dat de thans gerealiseerde korting van 1 mld., die slechts geldt voor de periode 2007-2013, derhalve moet worden gezien als niet meer dan een forse stap in de goede richting;

verzoekt de regering, als uitgangspunt te nemen dat voor de periode na 2013 wordt ingezet op een nog verdere verlaging van de Nederlandse EU-bijdrage, totdat deze bijdrage daadwerkelijk overeenkomt met onze welvaartspositie binnen de Europese Unie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 301(21501-20).

De heer Van Baalen (VVD):

Dat de Nederlandse regering zal blijven letten op de nettopositie bij de review en dat er ook bij de onderhandelingen over de nieuwe financiële perspectieven op gelet wordt, mag duidelijk zijn. Maar de heer Herben kan dit kabinet toch niet voorschrijven hoe zijn opvolger moet handelen?

De heer Herben (LPF):

Ik stel een uitspraak van de Kamer op prijs. Die lijkt mij richtinggevend, ook voor toekomstige kabinetten. Wij weten niet welke definitie wij hanteren. Wij weten niet of de boekhoudkundige definitie geldt of de definitie van de Commissie. In dat licht gezien kan bij een volgend kabinet de verleiding ontstaan om tevreden te zijn. Volgens de definitie van de Commissie zitten wij in de middenmoot. Volgens de Nederlandse definitie zijn wij nog steeds de grootste nettobetaler.

De heer Van Baalen (VVD):

Wij sluiten de discussie. De regering blijft waakzaam. Dat lijkt de VVD voldoende. Wij zullen de motie niet steunen.

De heer Timmermans (PvdA):

Elk kabinet, ongeacht de samenstelling, zal streven naar een zo gunstig mogelijke betalingspositie voor Nederland. Met dat streven zal niemand het oneens zijn. In de motie wordt echter de veronderstelling gedaan dat de Nederlandse betalingspositie nog steeds onevenredig is. Vindt de heer Herben dat echt? Waar haalt hij dat vandaan?

De heer Herben (LPF):

Van de website van het ministerie van Financiën. Daarop wordt aangegeven dat volgens de boekhoudkundige definitie Nederland nog steeds de grootste nettobetaler is. Wij staan nog steeds fier op nummer één. Wij zijn daar niet trots op.

De heer Timmermans (PvdA):

Uw enige doelstelling is dus om ervoor te zorgen dat, wat er ook gebeurt, Nederland niet de grootste nettobetaler is. Dat staat los van de vraag of dat in verhouding staat tot andere landen met een ongeveer gelijke welvaartspositie. Het gaat u maar om één ding: Nederland moet niet op nummer één staan.

De heer Herben (LPF):

Ik wil graag duidelijkheid over de positie van het kabinet. Op de website van Financiën staat ook dat wij tot de middenmoot behoren. Op dat moment wordt de definitie van de Commissie gehanteerd. Het is van tweeën één. Wij vinden dat Nederland moet behoren tot de middenmoot. Nederland hoeft niet altijd gidsland te zijn, op nummer één te staan, zeker niet als het gaat om het weggeven van het geld van de belastingbetaler.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Tot nu toe werd het debat gekenmerkt door een grote mate van eensgezindheid. Ik vind het goed om die eensgezindheid te handhaven. Daarom is het gemeenschappelijk oordeel over de drie moties: dit moesten wij maar niet doen.

Met de eerste motie van mevrouw Karimi wordt gepleit voor een keuze voor de definitie van de Commissie. Ik zou dat krachtig willen ontraden. De discussie is complex. Wij hebben ons resultaat kunnen boeken met de mededeling dat wij uitgaan van een andere definitie. Bij de review kunnen er weer allerlei discussies worden gevoerd, maar het is nu veel te vroeg om een keuze voor deze definitie te maken. Ik ontraad aanneming van de motie krachtig.

De tweede motie staat in het licht van de WTO-ministersconferentie. Ik ontraad aanneming van deze motie, omdat wij nu juist overeenstemming hebben bereikt over een geheel. Er worden in 2010 al dingen gedaan. Net na een overeenkomst moet je niet aan het resultaat gaan tornen. Dat zou niet geloofwaardig zijn ten opzichte van de opstelling van de EU bij de WTO-onderhandelingen.

Wij weten hoe wij hebben onderhandeld en kennen de huidige positie. Er is een megaresultaat geboekt. Er waren ook landen die die 850 mln. al te veel vonden. Laat ons blij zijn met het geboekte resultaat. Ik vind het niet verstandig om nu al een voorschot te nemen op de onderhandelingen die later gevoerd zullen worden. Dat de heer Herben mij daar veel succes mee wenst, stel ik uiteraard zeer op prijs. Het is een teken van vertrouwen, het wijst op continuïteit. Nogmaals, het is niet goed om een voorschot te nemen op komende besprekingen. Bovendien miskent de motie van de heer Herben het debat dat wij in 2008/2009 zullen voeren. In die jaren zullen wij ook praten over de inkomstenkant van de Unie. Om meerdere redenen ontraad ik aanneming van de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen vanavond over de moties stemmen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

Naar boven