Vragen van het lid Van As aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het door de vingers zien dat gemeenten meer onroerendezaakbelasting (ozb) willen gaan heffen dan wettelijk is toegestaan.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Een van de maatregelen van het kabinet om te komen tot lastenverlichting voor de burgers was het wetsvoorstel om het gebruikersdeel van de gemeentelijke onroerendezaakbelasting op woningen af te schaffen en de stijging van de onroerendezaakbelasting op bedrijfspanden en het eigenarendeel van woningen te maximeren. In Binnenlands Bestuur van 16 december lees ik echter dat twaalf gemeenten een verzoek voor dispensatie hebben ingediend en dat vijf gemeenten hun ozb-tarieven hebben verhoogd zonder de daarvoor vereiste vergunning in te dienen. Dit verbaast mij in hoge mate. Mijn fractie heeft in dat licht de volgende vragen aan de minister van BZK.

Ten eerste: is het waar dat vijf gemeenten hun ozb-tarieven meer hebben verhoogd dan wettelijk is toegestaan? Zo ja, kan de minister aangeven welke gemeenten het betreft? Om welke percentages gaat het daarbij? Wat waren de redenen voor de verhoging?

Ten tweede: is het waar dat de minister zich bij deze bovenwettelijke verhoging neerlegt? Zo ja, hoe is dat te rijmen met de belofte van het kabinet om de ozb-tarieven te maximeren en dit te handhaven? Heeft de minister wellicht zwakke knieën gekregen?

Ten derde: is de minister bereid om – in navolging van zijn collega Donner in relatie tot de gemeente Haarlemmermeer – deze bovenwettelijke ozb-verhogingen voor vernietiging voor te dragen?

Ten vierde: is de minister met de LPF-fractie van mening dat niemand boven de wet staat, ook deze gemeenten niet? Deze gemeentelijke wetsovertreders moeten door de minister als handhaver van de wet worden aangepakt, ter bescherming van de burgers van deze gemeenten. Het is te gek voor woorden dat de burgers weer worden opgezadeld met hoge lasten. Daarover hebben wij al diverse discussies gevoerd met collega's van deze minister, onder wie minister Zalm.

Minister Remkes:

Voorzitter. Het is bekend dat in de wet zoals de Kamer die recent heeft behandeld en die vandaag aan de overzijde aan de orde is, ontheffings­mogelijkheden zitten voor de provincies. Mocht de situatie ontstaan dat een gemeente de begroting niet sluitend krijgt, dan kan de provincie ontheffing van het maximumtarief verlenen. Voor die structuur hebben wij gekozen. Kortgeleden heb ik een gesprek gehad met de provinciale toezichthouders. Daarbij kwam de vraag aan de orde hoe zij moeten omgaan met de aanvragen die bij hun op tafel komen. Bovendien kwam de vraag ter sprake hoe het precies zit met de bestaande formele wettekst, aangezien de behandeling nog niet is afgerond. Er kwam dus in zekere mate een tijdsprobleem op tafel. Toen bleek mij dat er inderdaad twaalf gemeenten om ontheffing gevraagd hebben. Met de toezichthouders is afgesproken dat men mij op korte termijn informeert over de precieze achtergronden van die ontheffingsverzoeken en waar het in termen van belasting- en stijgingstarieven op neerkomt. Ik ben van plan om met die informatie in de hand na te gaan of het in de richting van de provinciale toezichthouders nodig is om met nadere beleidsrichtlijnen te komen. Dit doe ik om te bereiken wat de heer Van As beoogt.

Het gaat dus om twaalf gemeenten. De rest van de informatie die de heer Van As vraagt, heb ik op dit ogenblik nog niet. Ik wil rustig toezeggen dat ik de Kamer die informatie toestuur op het moment dat deze beschikbaar is. Daarmee is de tweede vraag ook beantwoord, want dit heeft te maken met die provinciale ontheffingsmogelijkheid. Daarbij zeg ik dat er sprake is van een zekere overgangssituatie, omdat provincies nog niet precies weten hoe het zit. Zij worden hier voor de eerste keer mee geconfronteerd. Voor de provincies was zelfs onduidelijk of zij vóór 16 december, want vóór 16 december moest dat besluit worden genomen, überhaupt over de bevoegdheid beschikten om dat te kunnen doen. Vernietiging is op dit moment dus niet aan de orde. Ik ben het met de LPF-fractie eens dat gemeenten niet boven de wet staan. Integendeel zelfs. Ik heb net ook iets gezegd over nadere afspraken die volgend jaar gemaakt zullen worden met betrekking tot de ontheffingsplicht.

De heer Van As (LPF):

Ik ben blij dat minister Remkes met ons van mening is dat de toezichthoudende taak van de provinciale besturen strikt moet worden nageleefd. Waar mogelijk moeten gemeentebesturen er maar eens aan wennen dat zij ook het mes in eigen vlees moeten zetten. Zij moeten het voor de burger maar eens dragelijk maken. Als er financiële problemen zijn, moet de burger niet weer de sluitpost zijn middels verhoging van de ozb-tarieven. Men moet dan ook een keer intern gaan bezuinigen. Daarom spoor ik de minister aan om daar bij de provincies en de VNG tijdens overleggen meer op aan te dringen. Ik ben ook blij dat de minister bereid is om schriftelijk te reageren op de overige vragen die ik heb gesteld, zodat wij hier aan de hand van die antwoorden zo nodig nader op terug kunnen komen.

De heer Van Beek (VVD):

Er is een aantal zaken aan de hand. Er zijn gemeenten – de minister noemde ze net – die kennelijk beneden het gemiddelde tarief zitten en nu met hoge stijgingspercentages werken. Er zijn gemeenten die nog ruimte hadden en op dit moment bezig zijn om die ruimte in hoog tempo op te vullen. Er zijn gemeenten die hun retributies enorm hebben laten stijgen. Er zijn gemeenten die het zoeken in de precariorechten. Kortom: er is op alle fronten reden tot zorg als het gaat om de positie van de gemeentefinanciën. Mijn vraag sluit aan op hetgeen de heer Van As al heeft gevraagd. Als vóór 1 januari de wet in het Staatsblad staat, is er dan ook de mogelijkheid om alsnog tegen deze gemeenten te zeggen dat de tarieven niet boven de wettelijke stijgingspercentages mogen uitkomen en dat deze gemeenten de problemen op een andere manier in hun eigen begroting moeten oplossen?

Minister Remkes:

Nu wordt alles op één hoop geveegd. De discussie over die twaalf gemeenten is één ding. De verzameling ellende die de heer Van Beek vervolgens ophoest, is een totaal ander verhaal. Ik hoor die geruchten natuurlijk ook. Er wordt jaarlijks een Monitor lokale lasten uitgevoerd. Het genoemde beeld zal moeten worden geschraagd als de uitkomsten daarvan op tafel liggen. Iedere opmerking hierover is op dit moment voorbarig. Als een gemeente besluit om de rioolrechten meer kostendekkend te maken – dat is immers de norm – is daar op zich niets mis mee. Wij moeten dan hier niet vooraan staan om te zeggen dat er iets fouts gebeurt. Een gemeente mag dat doen. Het past immers allemaal binnen de wet. Er is dus niets mis mee.

Ik heb zojuist al tegen de heer Van As gezegd dat de besluitvorming van de provincies voor 16 december had moeten plaatsvinden. Er is dus voor een deel sprake van een probleem in de tijd. Ik ben niet van plan om te bevorderen dat dit nu vanwege een mogelijk juridisch gaatje op een geforceerde manier gebeurt. Ik beschouw dit als een overgangsprobleem.

Mevrouw Fierens (PvdA):

In hoeverre hangt de ontstane situatie samen met het feit dat een aantal vragen dat is gesteld bij de behandeling van het Gemeentefonds nog niet is beantwoord? De vragen betreffen de uitvoering van het amendement van mevrouw De Pater en de artikel-12-status van enkele gemeenten die boven het rekentarief zitten. Ik merk dat er bij gemeenten nog grote onduidelijkheid bestaat over de wijze waarop de uitkering van het Gemeentefonds volgend jaar zal verlopen, in het bijzonder bij gemeenten waarin de genoemde problematiek aan de orde is. Hoe verhoudt zich de onduidelijkheid die bestaat doordat een aantal vragen over het Gemeentefonds nog niet is beantwoord met deze twaalf aanvragers?

Minister Remkes:

Dit zijn allemaal verschillende vraagstukken die weinig hebben te maken met de vragen die de heer Van As stelde. Ik weet wel dat er in het kader van het amendement van mevrouw De Pater nog wat uitzoekwerk moet worden gedaan. Daar is de Kamer volledig van op de hoogte.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

De minister noemde de deadline van 16 december. Begrijp ik goed dat het totaalbeeld is dat er in alle gemeenten sprake is van lastenverlichting voor gebruikers en dat er in 450 gemeenten een beperking is van de belasting voor eigenaren? Hebben slechts twaalf gemeenten bij de provincie een beroep gedaan op de ontheffingsmogelijkheid en zegt u dat u daar voor dit ene jaar niet moeilijk over wilt doen? Is er volgend jaar in iedere gemeente sprake van lastenverlichting voor burgers?

Minister Remkes:

Wij hebben niet voor niets een wetsvoorstel behandeld. Het zou vreemd zijn als de bevolking daar niets van zou merken. Toen ik voor 16 december het gesprek met de toezichthouders had, hadden twaalf gemeenten ontheffing aangevraagd. Het kan echter zijn dat er de laatste dagen nog iets is veranderd.

Naar boven