Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 31 mei 2000 over de fiscalisering van de omroepbijdrage.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Zoals bekend, heeft de fractie van GroenLinks het afgelopen najaar een motie ingediend, waarin ervoor werd gepleit het Commissariaat voor de media aan te wijzen als fondsbeheerder voor de gelden voor de regionale en lokale omroepen, juist omdat wij allerlei praktische problemen voorzagen van andersoortig beheer. Die problemen zijn er helaas ook gekomen. Daarom wil ik enkele vragen stellen aan de staatssecretaris.

Hij heeft tijdens het algemeen overleg van 31 mei toegezegd met IPO en VNG een convenant te zullen sluiten over de verdeling van de omroepgelden voor de lokale en regionale omroepen. Ook heeft hij toegezegd dat het Commissariaat voor de media dit proces zal gaan volgen en voor hem zal monitoren. Wil de staatssecretaris de Kamer zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van de ontwikkelingen en de vorderingen inzake het convenant, zodat wij deze zaak mét hem kunnen volgen? Wil hij, wat nog belangrijker is, de toezichthoudende rol van het Commissariaat voor de media op dit punt opnemen in de aanstaande wijziging van de Mediawet?

Zoals bekend, heeft GroenLinks ingestemd met de fiscalisering van de omroepbijdrage. Sterker nog, GroenLinks heeft de coalitie in de Eerste Kamer geholpen aan een meerderheid voor dat voorstel. Wij hadden wel grote problemen met de slordige en onvoldoende wijze van compenseren van de lokale en regionale omroepen. Ook in tweede instantie heeft de regering haar belofte, dat de fiscalisering voor alles en iedereen een neutrale operatie zou zijn, niet gehonoreerd. Daarom zal ik twee moties indienen.

De eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de regering bij de fiscalisering van de omroepbijdragen gegarandeerd heeft dat geen enkele betrokken omroep hiervan financieel nadeel zou ondervinden;

constaterende, dat de Vereniging van Nederlandse gemeenten de beschikbare 10 mln. voor lokale omroepen omslaat over alle Nederlandse huishoudens, zodat het normbedrag per huishouden beduidend lager ligt dan 2 gulden;

tevens constaterende, dat de lokale omroepen, die de toegestane 2 gulden toeslag op de omroepbijdrage hieven, hierdoor ondanks de hen gedane belofte er financieel door de fiscalisering op zijn achteruitgegaan;

verzoekt de regering deze gemeenten te compenseren door het te verdelen bedrag voor de lokale omroepen te verhogen en in een convenant met de VNG te regelen dat lokale omroepen in gemeenten, die de 2 gulden toeslag hieven, hun uitkering op het oude niveau krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rabbae. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (26707).

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De tweede motie is korter en luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de regering de Kamer lopende het proces van fiscalisering van de omroepbijdragen diverse keren heeft laten weten (zie brieven staatssecretaris OCW d.d. 15 februari en 4 juni 1999) indexering en verhoging van de provinciale opslag voor regionale radio van ƒ 10 naar ƒ 12,40 per huishouden na te streven;

verzoekt de regering het bedrag uit de rijksbegroting Rabbaedat aan het IPO wordt uitgekeerd voor regionale radio te verhogen in bovenbedoelde zin,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rabbae. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (26707).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! Mede naar aanleiding van de discussie van enkele weken geleden over dit punt en de discussie van vorige week over de kabelnota waarbij met name is gesproken over verruiming van de mogelijkheden voor de lokale en regionale omroep via bijvoorbeeld de satelliet, is onze vraag aan de staatssecretaris of hij bereid is mee te werken aan een verruiming van de wettelijke mogelijkheden ten aanzien van de ontvangst van de regionale omroep. Ik wijs in dit verband op datgene wat recentelijk in Twente is gebeurd, waarbij de regionale omroep vier, vijf kilometer buiten Enschede niet te ontvangen bleek te zijn. Op grond van de wettelijke mogelijkheden kan hieraan mijns inziens wel iets worden gedaan. Wij hebben dit al eens eerder in een vraag aan de staatssecretaris voorgelegd en willen nogmaals benadrukken dat het zeer van belang kan zijn om deze mogelijkheid te creëren als de programmaraad of andere daarom vragen.

De heer Bakker (D66):

Wat stelt de heer Atsma nu precies voor? Is het zijn bedoeling dat de lokale omroep nog ruim buiten de gemeente te horen zal zijn? Wat betekent dit voor de frequenties die daaraan worden toegewezen?

De heer Atsma (CDA):

Ik heb aangegeven dat dit met name geldt voor de regionale omroepen. In de grensgebieden van de regio's bestaat de behoefte om de regionale zender uit de aanpalende provincie te kunnen beluisteren. Dit geldt bijvoorbeeld voor de grensregio's Gelderland-Overijssel, Gelderland-Brabant, Groningen-Friesland, maar overal doet dezelfde vraag zich voor als gevolg van de grote migratie naar andere provincies. Die vraag is ook volstrekt begrijpelijk.

In de motie-Van Zuijlen/Atsma die werd ingediend tijdens het debat over de fiscalisering, wordt nadrukkelijk aangegeven dat zowel lokaal als regionaal voor de volle 100% gecompenseerd moet worden en dat er geen nadelige financiële gevolgen mogen ontstaan. Ik wil de staatssecretaris hieraan herinneren en ik ben benieuwd of hij met ons van mening is dat de moties die door een Kamermeerderheid zijn aangenomen, moeten worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor de motie van het lid Stellingwerf die heeft gepleit voor oormerking van de middelen voor de lokale en regionale omroep. Wij houden daaraan op dit moment onverkort vast en zouden graag een reactie van de staatssecretaris horen.

Mijn laatste punt heeft betrekking op de gevolgen van de fiscalisering in het algemeen en het onttrekken van middelen aan de omroepreserve. Ik heb tijdens het overleg aangegeven dat er als gevolg van de fiscalisering een gat dreigt te vallen van 190 à 200 mln. Dit wordt slechts voor een deel gecompenseerd door het ministerie van Financiën. De minister van Financiën heeft aangekondigd dat hij vooruitlopend op dit VAO de Kamer een brief zou voorleggen. Wij hebben die brief tot op heden niet ontvangen. Om te voorkomen dat er een greep wordt gedaan in de omroepreserve, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de voor afdracht aan de omroepmiddelen bestemde bedragen fors lager zijn uitgekomen als gevolg van het opheffen van de Dienst omroepbijdragen;

constaterende, dat de regering daarvan slechts een gedeelte compenseert en dat het restant leidt tot een vermindering van de algemene omroepreserve;

overwegende, dat de publieke omroepen op deze wijze nadelige gevolgen zullen ondervinden van de fiscalisering van de omroepbijdrage in tegenstelling tot herhaalde toezeggingen van de minister en de staatssecretaris dat dit niet het geval zou zijn;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de omroepreserve per 31 december 1999 niet lager uitkomt dan zonder fiscalisering het geval zou zijn geweest,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (26707).

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Vorig najaar hebben wij gedebatteerd over de fiscalisering van de omroepbijdrage. Dat moest zo nodig van de regering, wij hadden er niet zoveel behoefte aan, maar ook geen echt principiële bezwaren tegen. Het enige dat echt veranderde, is dat de mogelijkheid voor provincies en gemeenten is vervallen om bovenop de algemene omroepbijdrage een klein stukje financiering voor de lokale en regionale omroep te realiseren. Ik was toen van mening dat dit op dat moment moest worden hersteld en goed geregeld en heb daartoe samen met mevrouw Halsema een amendement ingediend. Dit amendement heeft geen meerderheid behaald. In plaats daarvan werd een motie aangenomen van de fracties van het CDA en de PvdA waarin de regering werd gevraagd voor voldoende compensatie te zorgen. Nu moeten wij vaststellen dat die compensatie er niet is, althans niet in voldoende mate. Mijn fractie blijft erbij dat die compensatie er wel hoort te zijn, dat er niet moet worden gekapt in de ontwikkelingsmogelijkheden van de lokale en regionale omroep, dat de regering haar toezeggingen op dit punt moet waarmaken en dat het niet aangaat om een en ander te verschuiven naar de omroepreserve. Ondertussen wachten wij op de brief van de minister van Financiën, die wij hopelijk voor het debat over de Voorjaarsnota van volgende week zullen ontvangen. Dat lijkt mij het meest correcte moment om dit onderwerp af te handelen. Aangezien ik dan zelf ook spreek, zal ik het onderwerp meenemen naar dat debat.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Ik begin met een aantal vragen van de heer Rabbae. Inderdaad is er toegezegd dat over de oormerking van middelen ten behoeve van regionale en lokale omroepen door het Rijk, dus de storting in het Gemeentefonds en het Provinciefonds, overleg zal worden gevoerd. De onderhandelingen waren al afgerond. Vanochtend heb ik hierover met de VNG en het IPO gesproken en heb ik de gevoelens van de Kamer duidelijk naar voren gebracht. Vanwege de voor hen relatief kleine bedragen ligt het wat moeilijker bij de gemeenten dan bij de provincies. Nadat zij zich hierover hebben beraden, zal ik per brief aan de Kamer meedelen hoe wij handen en voeten denken te geven aan de wens om een gedeelte van de middelen via een convenant te oormerken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dus als het aan u ligt, dan koerst u aan op een convenant met de VNG? Er leeft bij u dus geen twijfel over de noodzaak van een convenant met de VNG voor het regelen van het oormerken?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Nogmaals, vanochtend heb ik met VNG en IPO een eerste overleg gehad. Daarbij bleek dat het moeilijker ligt bij de gemeenten dan bij de provincies: de provincies zijn immers kleiner in aantal en voor hen gaat het dus om een groter bedrag. Eventueel kan worden gedacht aan een advies aan de gemeenten, dat is wat lichter. Ik ben er druk mee bezig om deze wens van de Kamer voor het voetlicht te brengen bij gemeenten en provincies. Men is zich nu met de achterban aan het beraden. Op vrij korte termijn kom ik hierop terug.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Het spijt me, maar dit vind ik een slappe hap. Die fiscalisering van de omroepbijdrage moest zo nodig. In de Kamer kon die op een draagvlak rekenen, mede op basis van de toezegging dat de problemen voor de regionale en lokale omroep goed zouden worden geregeld. Maar dat gebeurt dus niet. De staatssecretaris levert niet eens boter bij de vis, hij levert helemaal geen boter; wij zitten er nog steeds op te wachten. Ik vind dit zo langzamerhand, bijna een jaar na dato, niet meer aanvaardbaar. Het duurt te lang en ik vraag de staatssecretaris ernstig om, vooruitlopend op de brief van de minister van Financiën van volgende week, nu echt hom of kuit aan de regionale en lokale omroep te bieden, zodat de Kamer volgende week haar finale oordeel kan uitspreken, of een en ander kan regelen bij de Voorjaarsnota. Wij moeten nu verdergaan en het niet langer uitstellen.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik snap de toon van de heer Bakker niet goed. Dit gaat over het oormerken. Vanochtend heb ik hierover een eerste bestuurlijk overleg gehad. Ik heb gezegd dat het bij de gemeenten moeilijker ligt dan bij de provincies en deze beraden zich nu over de vormgeving. U moet dit overleg een kans geven en mij de gelegenheid bieden om daarover netjes te rapporteren. Maar nogmaals, deze kwestie gaat over de oormerking.

De heer Bakker (D66):

Nu zakt mijn broek echt af, want wij hebben er vorig voorjaar al over gesproken. Toen had de regering een grote broek aan – om in de beeldspraak te blijven – over de compensatie. Dat zou allemaal geregeld worden. En nu komt u ons hier vertellen, zeven of acht maanden nadat wij de wet hebben behandeld, dat u vanochtend het eerste gesprek over de oormerking heeft gevoerd. Dat is toch geen manier van opereren!

Staatssecretaris Van der Ploeg:

U heeft gehoord wat de uitkomst was van de onderhandelingen van de minister van Financiën met de VNG en het IPO. Deze organisaties waren daarmee akkoord gegaan. Vervolgens is er Kamerbreed gezegd: probeer de kwestie van de oormerking nog eens aan de orde te stellen. Dat heb ik na het Kamerdebat dan ook gedaan. Dus ik heb niet het gevoel dat ik door u moet worden aangespoord om dit te doen. Ik ben daar volop mee bezig. Geef mij ook een kans om te reageren.

Het tweede punt betreft de brief over de afrekening van de DOB over 1999 in relatie tot de algemene omroepreserve. De heer Atsma heeft dit al aangekaart, zelfs in de vorm van een motie. Ik kom daar nog op terug. Wij hebben toegezegd de Kamer daarover te informeren voor 22 juni en in ieder geval voor het debat over de Voorjaarsnota. Die belofte zullen wij natuurlijk gestand doen. Wij hebben niet beloofd, zoals de heer Atsma stelde, om het voor het debat over dit VAO te doen. Wij doen dit voor het debat over de Voorjaarsnota.

De heer Rabbae heeft een motie ingediend inzake het "radiotientje" dat wordt verhoogd naar ƒ 12,40. Voor de geschiedschrijving is het van belang om te weten wat ik toegezegd heb op het moment dat fiscalisering nog niet aan de orde was. Er is destijds door een aantal partijen in de Kamer gevraagd of dat radiotientje niet verhoogd kon worden. Het tientje was het maximumbedrag dat provincies konden vragen. Ik heb toen gezegd dat er een lastenverzwaringsaspect aan verbonden was. Als je van een tientje naar ƒ 12,40 gaat, wordt dat in het kabinet besproken met de minister van Sociale Zaken en de minister van Financiën, omdat het een lastenverzwaring voor de burger kan betekenen. Dat aspect moet worden afgewogen tegen het belang van de regionale en lokale omroep. In feite werd de kwestie toen ingehaald door de discussie over de fiscalisering en nu is er helemaal geen maximum meer. Dus eigenlijk hebben de provincies alle vrijheid om uit hun eigen middelen, waaronder de 114 mln. compensatie, te putten om hun financiële verantwoordelijkheid voor de regionale omroep waar te maken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dat snap ik, maar in de brief aan de Kamer van 4 juni 1999 schrijft u dat het IPO bereid is om de heffing te verhogen van ƒ 10 naar ƒ 12,40.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Nee, het gaat dan om de maximale heffing.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dus het IPO had daartegen geen bezwaar. En als het IPO zelf geen bezwaar heeft, waarom heeft u er dan bezwaar tegen?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Nu is er helemaal geen maximum. Provincies en gemeenten kunnen, uit wat voor middelen dan ook, de lasten van de burger verzwaren ten behoeve van de regionale of lokale omroep. Wij hebben de deal gesloten en de kwestie afgekaart met het IPO en de VNG in de vorm van respectievelijk 114 mln. en 10 mln. compensatie voor het verlies aan grondslag. Dat is iets anders dan een verlies aan middelen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Maar u zou in ieder geval de constructie overnemen via de fiscalisering. Er lag een voornemen van het IPO om het te doen, maar u heeft dat eigenlijk geblokkeerd met het argument van de lastenverzwaring voor de burger.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voordat er sprake was van fiscalisering, lag er een verzoek van de Kamer om het maximum te verhogen. Dat was ook een verzoek van het veld. Toen heb ik gezegd dat ik dat zou bekijken en dat ik het in het kabinet ter sprake zou brengen. Ik heb dat ook gedaan. Vervolgens kwam de fiscalisering aan de orde en hebben wij besloten dat er helemaal geen maximum meer nodig is. Provincies krijgen een compensatie van 114 mln. voor het verlies aan grondslag en het staat elke provincie vrij om daar meer bovenop te doen. U wilt via een oormerkconvenant dat het de provincie niet vrijstaat om minder te doen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Pleit u zichzelf helemaal vrij in deze gang van zaken?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik ben er zeer tevreden over.

De heer Rabbae (GroenLinks):

De Kamer heeft in het algemeen overleg nadrukkelijk tegen u gezegd dat u eigenlijk gehouden bent om deze constructie via de fiscalisering tot stand te brengen.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Het resultaat is zoals het is. Wij hebben erover gesproken.

De volgende vraag die gesteld werd, ging over de monitoring. Ik heb het Commissariaat voor de media inmiddels gevraagd om de vreemde voorwaarden die vaak gesteld worden, te monitoren en te rapporteren. De VNG denkt eraan op vrij korte termijn een congres in het leven te roepen om dit soort zaken ook aan de orde te kunnen stellen. Dat signaal is goed overgekomen, want het geeft geen pas dat als je geld geeft aan een omroep, je daarmee aangeeft dat bepaalde politieke of andere wensen die je hebt, dan vertoond moeten worden. Dat wordt uitvoerig besproken op dat congres, maar ik zal het ook laten monitoren door het Commissariaat voor de media. Dat punt doen we derhalve gestand en dat heb ik al gevraagd.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Nee, ik heb de stellige indruk dat er een herhaling van het algemeen overleg plaatsvindt. Ik heb me inmiddels uitgebreid laten informeren en ik weet het eigenlijk wel zeker. U krijgt gelegenheid om een allerlaatste, korte vraag te stellen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Het is echt geen herhaling, voorzitter.

Bent u bereid, staatssecretaris, om bij een eerstvolgende wijziging van de Mediawet deze nieuwe rol van het Commissariaat voor de media, in de richting van de wijze waarop de verdeling plaatsvindt, op te nemen in de wet, zodat het in ieder geval daarin vastgelegd wordt?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Ik ben van mening dat het niet echt nodig is, want die taak is al gegeven aan het Commissariaat voor de media. Nu kun je alles wel in de wet vastleggen en ik zal er wel eens naar kijken, maar volgens mij is dit niet echt nodig. Immers, die taak ligt vanaf vandaag bij het Commissariaat voor de media. Die opdracht heb ik gewoonweg gegeven.

Voorzitter! Alvorens te reageren op een aantal moties, kom ik eerst nog bij de heer Bakker. Deze zegt dat hij erop terugkomt bij de Voorjaarsnota; dat raakt ook de discussie die ik net met de heer Rabbae had. Nu, dat zullen we zien. Er is een akkoord gekomen met de VNG en het IPO. Daarvan zegt de heer Bakker dat het nog wat royaler had gemogen. Welnu, dan hoort daar ook een dekking bij en dan zal het daarbij wel naar voren komen. Ik raad het ten stelligste af; dat is de verantwoordelijkheid van de Kamer.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Het zou mooi zijn als de staatssecretaris respectievelijk het kabinet een akkoord had gesloten met de lokale en de regionale omroepen, omdat die het namelijk zijn die als gevolg van de wetgeving rechtstreeks in hun bestaansmogelijkheden – vooral de lokale omroepen – worden bedreigd. Daar zit eigenlijk het probleem.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Het kabinet deelt die mening niet. Het is wel de mening van de heer Bakker, maar het is niet de mening van het kabinet, omdat er nu eenmaal sprake is van toch een vrij royale compensatie. Eerst was het 3 mln. en toen werd het 10 mln., voor de gemeenten en ook voor de provincies is een royaal bedrag beschikbaar. Maar nogmaals, die discussie kan ten volle gevoerd worden met de minister van Financiën; die gaat daarover en die heeft ook die deal gesloten. Ik ben vanuit mijn politieke medeverantwoordelijkheid blij met het onderhandelingsresultaat.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! Waar de minister van Financiën staat, is volstrekt helder, maar die heeft een volledig andere insteek dan de staatssecretaris. De staatssecretaris zou, als staatssecretaris van mediazaken, met name het punt dat door de heer Bakker terecht wordt aangekaart, wat steviger op de kaart moeten zetten. Het is volstrekt logisch dat gemeenten zeggen: "Dankjewel, overheid", als zij geld krijgen voor iets wat zij totaal nog niet hadden. Zij krijgen nu immers gezamenlijk geld, ook al is er geen lokale omroep. Per saldo gaan wel degelijk de lokale omroepen in de betreffende gemeenten er financieel op achteruit. De staatssecretaris kan niet volhouden dat dit niet zo is. Een aantal van die lokale omroepen gaat nu gillend richting de commercie. Dat hebben zij ook in onze richting aangegeven en de staatssecretaris weet dat ook. Dan is het wat flauw om te zeggen dat zij in totaal meer krijgen. Ja, er zijn gemeenten die er inderdaad beter van worden: zij krijgen omroepgeld, terwijl zij geen omroep hebben. Dat is nooit de bedoeling geweest, tenzij zij natuurlijk zeggen dat zij ook lokale omroep willen. Maar de staatssecretaris kan niet ontkennen dat lokale omroepen per definitie slechter van deze hele operatie worden...

De voorzitter:

Het woord is weer aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Ik heb bij vorige kabinetten waar het CDA in zat, veel geleerd. Een van de dingen die ik geleerd heb, is dat je niet alles te veel vanuit Den Haag moet willen regelen, maar veel ook aan lokaal initiatief moet overlaten. Dat geldt ook voor de regionale en lokale omroepen. Daarbij is tevens de kwestie van de subsidiariteit aan de orde. Dit soort zaken hebben wij in het debat uitvoerig aan de orde gehad. Daar verwijs ik nu eigenlijk naar.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! Dan is mijn vraag...

De voorzitter:

Ik zeg ook tegen u: niet het debat overdoen. Korte vragen over uw motie, alstublieft.

De heer Atsma (CDA):

Dit wordt mijn tweede opmerking, voorzitter. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij de motie-Van Zuijlen/Atsma uitlegt. Het dictum daarvan was volstrekt helder. Wij vinden dat wij het kabinet aan die uitspraak mogen houden.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Die discussie hebben wij gehad, althans wat het kabinet betreft.

De heer Atsma (CDA):

Die hebben we niet gehad, want we praten nu over de gevolgen van de fiscalisering. Heeft die negatieve effecten, dan zouden die met de Voorjaarsnota kunnen worden weggestreken. Dat hebben wij afgesproken.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Dan behoort bij de behandeling van die nota de verdere discussie plaats te vinden.

De heer Atsma (CDA):

U bent van mediazaken. Dus u mag nu zeggen wat u hiervan vindt. De minister van Financiën heeft zijn positie bepaald. U gaat echter voor de lokale en de regionale omroep.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

U probeert telkens een wig te drijven tussen de heer Zalm en mij. Er bestaat op dit terrein en eigenlijk op alle terreinen die het kabinetsbeleid regarderen nul verschil van mening tussen ons. Wij zijn beiden van mening dat met VNG en IPO een goede deal is gesloten. Ik heb gezegd dat ik het oormerken nog aan de orde wil stellen. Daar ben ik nu mee bezig. Echter, wat de financiële compensatie betreft is naar mijn mening een royaal gebaar gemaakt. Het punt komt aan de orde. Dat heeft de heer Bakker namelijk aangekondigd en ik neem aan dat u dat ook zult doen. Er zal dekking aangegeven moeten worden, maar daarover hebben wij het op het moment waarop dit aan de orde is.

Voorzitter! Dan wil ik reageren op de moties en allereerst iets zeggen over de motie van de heer Rabbae. Die gaat over de 10 mln. die beschikbaar is en over het feit dat bij verdeling over alle Nederlandse huishoudens wel eens sprake kan zijn van een lager bedrag dan die 2 gulden. De motie vraagt om compensatie. Gelet op het voorgaande, moet ik aanneming ervan ten sterkste afraden.

De tweede motie gaat over het tientje en de ƒ 12,40. Er wordt in gevraagd de compensatie vanuit de rijksbegroting richting IPO te verhogen. In deze motie wordt geen dekking aangegeven en dat is het eerste probleem. Daarom kan ik de motie al niet uitvoeren. Verder wijs ik erop dat ik, evenals het IPO, tevreden ben met het resultaat. Ik zie daarom geen reden deze motie te ondersteunen. Aanneming ervan raad ik af.

De derde motie is die van de heer Atsma. Die gaat over de vermindering van de algemene omroepreserve. Er staan een aantal overwegingen in deze motie waar ik kanttekeningen bij zou kunnen plaatsen, maar los daarvan beschouw ik deze motie enigszins als overbodig, althans in die zin dat de minister van Financiën en ik de Kamer hebben toegezegd haar voor 22 juni, voor het debat over de Voorjaarsnota, te zullen informeren. Ik heb al gezegd dat op een fatsoenlijke wijze zal worden gehandeld. Dat heeft de heer Zalm ook gezegd. Dus eigenlijk is deze motie overbodig.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! Vindt de minister de motie in die zin overbodig, dat ook hij met ons van mening is dat je geen bedragen aan de omroepen moet onttrekken om de negatieve gevolgen van de fiscalisering op te vangen? Als hij dat bedoelt, ga ik graag met hem mee, maar dit wil ik dan wel graag van hem horen.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Het is een gecompliceerde zaak. Er is een brief van de financiële man van de raad van bestuur van de NOS. Het ministerie van Financiën gaat na of op het gestelde iets valt af te dingen. Het principe dat de fiscalisering zeker ook op deze manier budgettair neutraal moet uitpakken, blijft gelden. Dat hebben we ook gezegd. We gaan op een fatsoenlijke manier aan de slag, maar nemen daarbij wel alle feiten in aanmerking. De financiële mensen van de verschillende partijen onderzoeken thans de mogelijkheden.

De heer Atsma (CDA):

Dus u vindt mét ons dat de fiscalisering niet mag leiden tot het onttrekken van een substantieel bedrag aan de omroepreserve.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Nee, dat was niet de bedoeling van de fiscalisering.

Voorzitter! Er is nog een vraag die ik niet beantwoord heb. Dat is de vraag: bent u bereid mee te werken aan een wettelijke verruiming voor de ontvangstmogelijkheden van de regionale omroep? Ik zie dat inmiddels mijn collega De Vries is gearriveerd. Ik meen dat behandeling van dit punt moet worden doorgeschoven en aan de orde moet komen in het overleg dat over dat gecompliceerde vraagstuk gaat. Het lijkt mij nu niet aan de orde.

De heer Atsma (CDA):

De staatssecretaris zou dat in de Mediawet kunnen verwerken. Ik bedoel dat als suggestie.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Uw punt is gehoord. Wij zullen daar ons voordeel mee doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven