Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Vorige week vrijdag hebben 40 verpleeghuizen hun kant-en-klare plannen gepresenteerd voor het bouwen en opzetten van luxe verpleegafdelingen en luxe verpleeghuizen in de verpleeghuiszorg. Ik verzoek de Kamer hierbij om de staatssecretaris van VWS over deze in mijn ogen ongewenste ontwikkeling te mogen interpelleren.

De voorzitter:

Mevrouw Kant! Omdat u zo keurig heeft aangemeld dat u dit op deze manier ging doen, heb ik maar even geïnformeerd. Ik ben erachter gekomen dat er morgen een algemeen overleg is waar het aan de orde zou kunnen komen Voorzitteren dat er volgende week nog een algemeen overleg is waar het aan de orde zou kunnen komen. Nu is de vraag of we niet beter na morgen kunnen bekijken of u nog persisteert bij uw verzoek, aangezien wij dit toch niet voor morgen kunnen afhandelen. Ik leg het maar aan u voor, zoals het bij mij is aangekomen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Het algemeen overleg van morgen is een algemeen overleg over het persoonsgebonden budget. Ik vind dit onderwerp, tweedeling in de ouderenzorg, daar absoluut niet bij passen. Er is slechts een klein raakvlak, omdat mogelijk persoonsgebonden budgetgelden hiervoor gebruikt gaan worden, maar dat is een zijpad. Ik vind dat dus geen juiste plek. Verder vind ik het een zwaarwegend politiek punt, waar ik graag een Kameruitspraak over wil, vandaar dat ik vasthoud aan mijn verzoek om een interpellatie. De spoedeisendheid zit vooral in het feit dat men de plannen kant en klaar heeft. Ik vind dat er geen onomkeerbare besluiten genomen moeten worden. Men is bijvoorbeeld van plan grond te verkopen, die voor deze verpleeghuizen gebruikt gaat worden en dat is grond die nu nog bestemd is voor collectieve voorzieningen. Ik blijf dus bij mijn verzoek.

De voorzitter:

Ik begrijp uw punt, maar ik heb nog een argument. Mij is ook bekend dat de staatssecretaris van VWS naar aanleiding van vorige vragen heeft gemeld dat zij de Kamer zou berichten over de manier waarop het verder zou gaan. Ik heb ook gevraagd of het dan niet kan in het algemeen overleg van volgende week. Zoals u weet, hebben wij deze week maar twee vergaderdagen en de agenda van deze week zit al behoorlijk vol. Of we moeten later vergaderen. Dat zou ook kunnen, maar daar moet ik dan een nader voorstel over doen. Nadat u hierop heeft gereageerd, zal ik de rest van de Kamer vragen hoe zij op uw verzoek reageert.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Ik blijf bij mijn verzoek. Het algemeen overleg van volgende week waar u naar verwijst, is ook van een andere orde dan dit onderwerp. Er staan meerjarenafspraken op de agenda. Dat is een heel breed onderwerp en dit is een specifiek probleem, te weten de tweedeling in de ouderenzorg. Ook dat is niet mijn wens.

Ik blijf bij mijn verzoek om een interpellatie te mogen houden, met name omdat ik heel erg hecht aan een Kameruitspraak in dit stadium. Ik heb alle begrip voor het argument van de agendaproblemen en wil graag meedenken over een oplossing van die problemen.

De voorzitter:

Ik denk dat het goed is dat wij dit gewisseld hebben, dan kunnen wij daarover in ieder geval geen problemen meer krijgen.

Wenst een van de andere leden het woord over het verzoek van mevrouw Kant?

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter! Ook ik voel het belang van dit onderwerp aan. Mevrouw Kant en ik hebben er eerder schriftelijke vragen over gesteld. Het antwoord daarop was: het is te vroeg om er al een definitief oordeel over te geven. Ik begrijp van u dat de Kameragenda voor deze week vol is. Ik zou ervoor willen pleiten om nu de plannen bekend zijn, daarop eerst een reactie te vragen van de staatssecretaris en aan de hand daarvan te bekijken bij welk commissiedebat dit onderwerp betrokken zou kunnen worden dan wel of er plenair over moet worden gesproken.

De voorzitter:

Dat schiet niet echt op als iemand persisteert bij een interpellatieverzoek, want het is het individueel recht van ieder Kamerlid om zo'n verzoek te doen.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Voorzitter! Het lijkt mij een onderwerp dat heel goed aan de orde kan komen bij de bespreking van de meerjarenafspraken volgende week. Ik zie eerlijk gezegd niet in waarom er een interpellatie over zou moeten worden gehouden. Ik steun het verzoek in dezen dus niet.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb al gezegd dat ik hecht aan een Kameruitspraak en dat ik die van groot belang vind om deze ongewenste ontwikkeling te stoppen. Hiermee is de vraag beantwoord waarom ik niet vind dat het bij het algemeen overleg van volgende week thuishoort. Daarin zullen onderwerpen als dit niet aan de orde zijn. Dan gaat het vooral om de wachtlijstenproblematiek.

Als men niet toestaat dat ik deze interpellatie houd, is mijn enige alternatief om eerst een brief van de staatssecretaris te vragen om er daarna een plenair debat over te houden. Ik hecht daaraan, omdat ik een Kameruitspraak wil. Dat lijkt mij duidelijk. Mijn eerste wens is wel degelijk om een interpellatie te houden.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! Ik vind het eigenlijk een beetje lastig als mevrouw Kant niet bij de procedurevergaderingen aanwezig is en wij daarom als het ware het procedureoverleg plenair moeten herhalen. Wij hebben in de procedurevergadering in mijn ogen afgesproken dat het goed is om het standpunt van de staatssecretaris te hebben over deze initiatieven, voordat wij er verder over praten. Als je daarop vooruitlopend politieke meningen wilt meegeven, kan dat in onze ogen worden gekoppeld aan de meerjarenafspraken.

Mevrouw Giskes (D66):

Met dat laatste zijn wij het helemaal eens, voorzitter.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Ik ben het helemaal eens met wat mevrouw Dankers heeft gezegd. Wij hebben het zo nu eenmaal afgesproken. Het kan behandeld worden bij de bespreking van de meerjarenafspraken.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Het is duidelijk dat alleen de PvdA-fractie steun geeft aan mijn interpellatieverzoek en dat er dus geen Kamermeerderheid voor is. Ik vind dat zeer teleurstellend, vooral omdat het niet de eerste keer is dat mij dit overkomt. Regelmatig heb ik keurig de weg van de procedurevergadering gevolgd om daar nul op rekest te krijgen. Nogmaals, ik vind het zeer teleurstellend, omdat het gaat om zo'n belangrijk maatschappelijk onderwerp.

Er blijft ons niets anders over dan het alternatief om een brief van de staatssecretaris te vragen en er vervolgens een plenair debat over te houden, want ik houd vast aan de mogelijkheid om een Kameruitspraak te vragen. Als de Kamer in meerderheid mij hier überhaupt geen debat wil toestaan, dan heb ik een probleem.

De voorzitter:

Voordat u dat concludeert, wijs ik erop dat ik de gewoonte heb om bij de regeling van werkzaamheden over een interpellatieverzoek te zeggen dat de Kamer dat honoreert. Dat is een mores hier die wij, als het even kan, moeten blijven vasthouden.

Als ik daarentegen, zoals ik u in het begin zei, al weet dat er in de procedurevergadering iets anders is afgesproken, wordt het ingewikkeld. Dat een groot aantal leden heeft gezegd geen behoefte te hebben aan die interpellatie, laat onverlet dat u die behoefte wel kunt hebben. Ik verzoek u met mij samen na de regeling van werkzaamheden te zoeken naar een goede oplossing. Ik zeg dit vooral, omdat het toch al heel moeilijk is om op de agenda van deze week ruimte te vinden voor een interpellatie. Alleen al om die reden is dit verzoek moeilijk in te willigen, maar dat is een andere reden dan in de procedurevergadering van de vaste commissie is gelegen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Die handreiking neem ik graag aan, met dien verstande dat ik eraan hecht dat het uiteindelijke resultaat is dat ik de Kamer om een uitspraak kan vragen.

De voorzitter:

Dat heb ik goed begrepen.

Het woord is aan de heer Blaauw.

De heer Blaauw (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Namens de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat vraag ik uw aandacht voor het volgende. Wij hebben een debat op hoofdlijnen gevoerd over het bereikbaarheidsoffensief Randstad. Dit debat moest door tijdgebrek worden afgebroken na de eerste termijn van de Kamer en het antwoord van de regering in eerste termijn. Het is daarom gisteren voortgezet in een algemeen overleg. De commissie wil het verslag van dit overleg graag op de agenda van de plenaire vergadering plaatsen, onder de premisse dat de brief die de minister tijdens het algemeen overleg heeft toegezegd, de Kamer dan heeft bereikt. Dit zou nog voor het zomerreces kunnen zijn.

De voorzitter:

Ik zal de Kamer hiervoor op een nader tijdstip een voorstel doen.

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Afgelopen vrijdag stelde het kabinet een heel belangrijke daad door in woord en geschrift als één man en vrouw achter het Nederlandse elftal te gaan staan. Afgelopen zondagavond bleek dat het kabinet dit als twaalfde man terecht heeft gedaan, want het Nederlandse elftal had die steun nodig. Nu is mijn vraag aan u de volgende: zoudt u eventueel bereid zijn de hand over uw hart te strijken – wij weten dat u daar goed in bent – en volgende week woensdagavond als het Nederlandse elftal weer speelt, de beslissing te nemen om niet te vergaderen. Dan kunnen ook de leden van de volksvertegenwoordiging de wedstrijd rechtstreeks volgen, althans degenen dit dat willen en ik ken mijn collega-fractievoorzitters als zeer sportief, ik kijk nu niet in het bijzonder naar de heer Melkert. Bent u bereid ons en het personeel van de Kamer in staat te stellen volgende week woensdagavond als die twaalfde man te fungeren en die avond niet te vergaderen? Dit is mijn nederige verzoek.

De voorzitter:

Ik weet, mijnheer de Hoop Scheffer, dat u en ik nooit op krantenberichten afgaan, want zo zitten wij niet in elkaar. Dus wist u niet wat ik vond en ik, tot nu, niet wat u vond. Ik denk dat u een belangrijk aspect noemt. Ik heb niet zoveel consideratie met Kamerleden, want die zijn hier om hun werk te doen en dat doen zij soms op onmogelijke tijdstippen. Daar gaat het mij dus niet om. Maar op het moment dat wij vergaderen, zijn er ook altijd zo'n twintig tot dertig personeelsleden van de Kamer aan het werk. Daarvoor heb ik iets meer gevoel, ook al bent u mij allen even lief. Daarom heb ik bij de voorbereiding voor volgende week besloten op woensdagavond een vroege avondpauze te houden. Na die pauze stel ik een aantal verslagen van algemeen overleg aan de orde. Dit heeft een heel bijzondere bijwerking, namelijk dat de behandeling van die verslagen nu eindelijk weer eens zo lang zal duren als die hoort te duren. Ik weet heel zeker dat wij woensdagavond om half negen met die agenda klaar zullen zijn.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! U bent geweldig.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil u erop wijzen dat het landsbelang altijd voorgaat en dat wij hier zijn om onze taak in dit opzicht te verrichten, ook als dit op tijdstippen valt waarop onze belangstelling mogelijkerwijs tot buiten dit gebouw reikt. Ik wil graag in staat gesteld worden – zo de agenda mij daartoe noopt – het landsbelang te dienen, ook als er elders gevoetbald wordt.

De voorzitter:

Daar zijn u en ik het van harte over eens en ik neem aan dat de heer De Hoop Scheffer onze mening deelt.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Ik ben het met collega Van der Vlies geheel eens.

De voorzitter:

Kunnen wij hiermee dit bijzondere punt van de regeling van werkzaamheden afsluiten? Dat heeft uw aller instemming, merk ik.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Voorzitter: Weisglas

De voorzitter:

Mevrouw Van Nieuwenhoven ontvangt op dit moment haar collega de president van de Duitse Bundestag, die later ook in onze zaal aanwezig zal zijn. Vandaar dat ik nu haar plaats inneem.

Naar boven