Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 24 mei over de omgangsregeling voor kinderen na een scheiding.

De heer Vos (VVD):

Voorzitter! Wij hebben met de staatssecretaris zeer uitgebreid gesproken over het belang van het omgangsrecht als zodanig, waarbij drie projecten aan de orde zijn gesteld. Partijen zouden eerst dan een beroep op de rechter kunnen doen, nadat zij een serieuze bemiddelingspoging hebben ondernomen. Voor scheiding en omgangsbemiddeling is een aantal proefprojecten in gang gezet. De Kamer zal binnenkort over de evaluatie hiervan kunnen spreken.

Bij het handhavingstraject van het omgangsrecht heeft de staatssecretaris toegezegd nog eens te zullen kijken naar het civiele instrumentarium. De effectiviteit hiervan wordt nader geëvalueerd en de Kamer wordt hierover vervolgens geïnformeerd.

Een zeer interessant onderdeel van het rechtsvergelijkend onderzoek dat in opdracht van de staatssecretaris heeft plaatsgevonden, is dat in de ons omringende landen goede ervaringen zijn opgedaan met de zogenaamde omgangshuizen. Die voorzieningen kunnen eraan bijdragen dat het contact tussen ouder en kind wordt gehandhaafd dan wel weer wordt gestart. Nu zie ik omgangshuizen niet als een definitieve oplossing, maar wel als een heel interessante optie. De staatssecretaris heeft zich hierover in welwillende, maar wat vage contouren uitgelaten. De VVD is van mening dat de omgangshuizen ook in Nederland nadere aandacht verdienen. Om die reden dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat na een echtscheiding voortzetting van de omgang tussen de niet verzorgende ouder en zijn/haar kind regelmatig niet eenvoudig is;

overwegende, dat onder meer in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland positieve ervaringen zijn opgedaan met omgangshuizen, die als ontmoetingsplaats functioneren voor gescheiden ouders en hun kinderen;

verzoekt de regering binnen zes maanden, althans zo spoedig mogelijk, in overleg met onder andere de Raad voor de kinderbescherming en de bureaus voor jeugdzorg c.q. de betrokken instanties een plan van aanpak op te stellen om een proefproject met een omgangshuis te starten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden O.P.G. Vos, Dittrich en Santi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (25451).

De heer Santi (PvdA):

Voorzitter! Een alternatieve methode die is genoemd in het rechtsvergelijkend onderzoek, is de realisatie van zogenaamde omgangshuizen. De insteek van de PvdA-fractie is dat ouders primair verantwoordelijk zijn voor een goed verloop van de omgang met hun kinderen na de echtscheiding. De betrokkenheid van de overheid dient gericht te zijn op het belang van het kind. Wel moet er naar de mening van de fractie van de Partij van de Arbeid gerichte hulpverlening aanwezig zijn voor het begeleiden van ouders.

Het instellen van omgangshuizen is een zinvolle aanvulling op begeleiding, hulpverlening en effectuering van omgangsregelingen. De gedachteontwikkeling over omgangshuizen zou gelijkop moeten lopen met de experimenten omgangsbemiddeling.

In het algemeen overleg heeft de PvdA er vooralsnog voor gekozen dat omgangshuizen bij bureaus jeugdzorg worden aangehaakt. Het antwoord van de staatssecretaris hierover is niet voldoende. Om die reden is de motie van de VVD mede namens PvdA en D66 ingediend.

In het algemeen overleg heb ik naar voren gebracht dat er bij civielrechtelijke maatregelen sprake kan zijn van wijziging van het Burgerlijk Wetboek of het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De staatssecretaris heeft hiernaar een onderzoek toegezegd. De vraag is of niet alleen de effectiviteit van de huidige maatregelen kan worden onderzocht, maar ook wijziging van de regelgeving, als blijkt dat de voorhanden zijnde civiele maatregelen niet werken.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Voorzitter! Het komt nogal eens voor dat kinderen door de ene ouder op de parkeerplaats worden afgezet en dat de ouder in de auto stapt en wacht totdat de andere ouder komt om de kinderen op te halen. Ondertussen staan die kinderen in een soort niemandsland te wachten. Dat is een vreselijke toestand en dat moeten wij niet willen. De CDA-fractie denkt dan ook dat omgangshuizen uitkomst zouden kunnen bieden als een veilige omgeving, waarin het kind de ouder bij wie het niet woont zou kunnen ontmoeten. Het is volgens mijn fractie dan ook tijd om uit te spreken dat deze omgangshuizen wenselijk zijn. Wij vragen dan ook aan de staatssecretaris om blijk te geven van een dergelijk inzicht.

Hiermee is echter nog geen oplossing gevonden voor die gevallen waarin een van de ouders stelselmatig en permanent die omgangsregeling frustreert, want wij erkennen ook dat die niet zijn te bewegen om naar zo'n omgangshuis te gaan. Wat denkt de staatssecretaris van het volgende? Kan een dergelijk permanent frustreren van de omgangsregeling aanleiding zijn om het gezag aan de andere ouder toe te kennen? Mocht de staatssecretaris deze gedachtegang steunen, dan zou de rechter daarin kunnen voorzien. Dit zou dan via de jurisprudentie zijn beslag kunnen krijgen. U begrijpt inmiddels dat wij de motie van de heer Vos c.s. van harte ondersteunen.

Staatssecretaris Cohen:

Voorzitter! Laat ik in mijn beantwoording buitengewoon kort zijn. Ik begin met een reactie op de motie. Ik ben bereid om een dergelijk plan van aanpak voor een proefproject in gang te zetten. Ik vind dat een verstandige manier, omdat het tegelijkertijd mogelijk is om de omgangshuizen in de Nederlandse context goed tegen het licht te houden en de mitsen en maren die bestaan erbij te betrekken. Ik vind dit een goede aanpak. Dit lijkt mij dan ook een motie die ik kan ondersteunen.

Een tweede punt betreft het civielrechtelijke traject. Ik heb daarvan gezegd dat ik het nog een keer tegen het licht wil houden. Dat geldt inderdaad voor de middelen zoals ze nu zijn. Je zou in dat kader eens moeten bezien in hoeverre er andere mogelijkheden zijn. Ik had al gezegd dat ik dat wilde doen; dat alles tegen de achtergrond van de kwadratuur van de cirkel waar je uiteindelijk over praat. Daar wijst mevrouw Ross ook op. Wat moet je doen als op een gegeven ogenblik blijkt dat het doodeenvoudig niet werkt? Zij doet daarbij nog een suggestie en ik ben bereid om die suggestie te bekijken. Ik denk dat dit heel goed kan in het kader van het civielrechtelijke traject.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven