Tweede Kamer der Staten-Generaal

35 925 Nota over de toestand van 's rijks financiën

Nr. 2 NOTA OVER DE TOESTAND VAN 'S RIJKS FINANCIËN

Ontvangen 21 september 2021

Vergaderjaar 2021‒2022

1 BUDGETTAIRE KERNGEGEVENS EN PLAFONDTOETSEN

1.1 Budgettaire kerngegevens

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste budgettaire kerngegevens tot en met 2026. Deze cijfers zijn gebaseerd op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Het kabinet verwacht in 2022 334,1 miljard euro aan inkomsten op te halen via belasting- en premieontvangsten. De geraamde rijksuitgaven bedragen 353,0 miljard euro in 2022.

Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens

(in miljarden euro, tenzij anders aangegeven)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

         

Inkomsten (belastingen en sociale premies)

302,4

299,8

313,8

334,1

337,9

349,0

360,9

372,4

         

Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond

289,5

303,8

317,5

335,0

340,7

348,6

359,8

371,4

Rijksbegroting

139,0

144,5

153,5

163,2

162,7

163,2

166,2

169,6

Sociale zekerheid

80,8

85,9

88,3

90,4

93,3

96,8

100,8

104,6

Zorg

69,7

73,4

75,8

81,3

84,6

88,6

92,8

97,2

Steunmaatregelen corona relevant voor het EMU-saldo (uitgaven)

0,0

27,8

39,4

11,4

2,4

0,0

0,0

0,0

Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo

‒ 2,7

0,4

5,3

6,6

3,5

5,2

5,5

5,2

Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo

286,8

332,0

362,2

353,0

346,6

353,8

365,2

376,6

         

EMU-saldo centrale overheid

15,7

‒ 32,2

‒ 48,4

‒ 18,9

‒ 8,7

‒ 4,8

‒ 4,4

‒ 4,2

EMU-saldo decentrale overheden

‒ 1,6

‒ 1,8

‒ 2,3

‒ 2,4

‒ 2,5

‒ 2,6

‒ 2,7

‒ 2,7

         

EMU-saldo collectieve sector

14,0

‒ 34,0

‒ 50,7

‒ 21,3

‒ 11,2

‒ 7,4

‒ 7,0

‒ 6,9

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

1,7%

‒ 4,3%

‒ 6,0%

‒ 2,4%

‒ 1,2%

‒ 0,8%

‒ 0,7%

‒ 0,7%

         

EMU-schuld collectieve sector

394,7

434,9

490,9

516,6

528,0

535,5

544,4

551,9

EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp)

48,6%

54,5%

57,8%

57,7%

57,1%

56,1%

55,4%

54,5%

         

Bruto binnenlands product (bbp)

812

799

850

895

925

954

983

1.013

Het feitelijk EMU-tekort van de centrale overheid bedraagt 48,4 miljard euro in 2021 en 18,9 miljard euro in 2022. De decentrale overheden - onder andere de gemeenten, provincies en waterschappen - komen naar verwachting uit op een tekort van 2,3 miljard euro in 2021 en 2,4 miljard euro in 2022. Het totale EMU-saldo van de overheid als geheel (centrale overheid en decentrale overheden) komt daarmee naar verwachting uit op een tekort van 50,7 miljard euro in 2021 en 21,3 miljard euro in 2022. Dit komt overeen met respectievelijk ‒ 6,0 procent en ‒ 2,4 procent van het bbp. De schuld bereikt aan het eind van 2022 een niveau van 57,7 procent van het bbp.

1.2 Plafondtoetsen

Het kabinet stuurt in zijn begrotingsbeleid op uitgavenplafonds die voor ieder jaar van de kabinetsperiode worden vastgesteld. Het uitgavenplafond geeft de maximale ruimte weer voor uitgaven binnen de kabinetsperiode en hoeft niet maximaal benut te worden. Voor het grootste deel van de rijksuitgaven geldt dit uitgavenplafond. In deze paragraaf toetst het kabinet of het verwachte uitgavenniveau onder het vooraf afgesproken uitgavenplafond blijft in de kabinetsperiode. Het jaar 2021 is het laatste jaar in de huidige kabinetsperiode en daarmee ook het laatste jaar waarvoor een uitgavenplafond is afgesproken. Het uitgavenplafond is onderverdeeld in de drie deelplafonds Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg.

Tabel 1.2 laat zien dat het niveau van de begrote uitgaven in 2021 groter is dan het totale uitgavenplafond in 2021. De uitgaven onder het deelplafond Rijksbegroting en Sociale zekerheid zijn hoger dan in het regeerakkoord vastgelegd. De uitgaven onder het deelplafond Zorg blijven onder het uitgavenplafond. Na de huidige kabinetsperiode nemen de uitgaven structureel toe als gevolg van de beleidskeuzes van dit kabinet, waaronder het Klimaatpakket. Het kabinet kiest ervoor tegenvallers niet te dekken om bezuinigingen op staand beleid te voorkomen. Dit zorgt voor een verslechtering van het EMU-saldo vanaf 2022.

De grootste mutaties per deelplafond worden in deze paragraaf verder toegelicht. In bijlage 17 Verticale toelichting en in de departementale ontwerpbegrotingen worden de mutaties ten opzichte van Miljoenennota 2021 in meer detail toegelicht. Een overzicht van de nood- en steunmaatregelen in het kader van corona is opgenomen in paragraaf 1.3.

Tabel 1.2 Plafondtoetsing totaalplafond en deelplafonds

(in miljarden euro, min = onderschrijding)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Totaal uitgavenplafond reguliere uitgaven

      

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

312,1

     

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

317,5

335,0

340,7

348,6

359,8

371,4

Over-/onderschrijding

5,4

     
       

Rijksbegroting reguliere uitgaven

      

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

147,9

     

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

153,5

163,2

162,7

163,2

166,2

169,6

Over-/onderschrijding

5,6

     
       

Sociale zekerheid reguliere uitgaven

      

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

87,8

     

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

88,3

90,4

93,3

96,8

100,8

104,6

Over-/onderschrijding

0,4

     
       

Zorg reguliere uitgaven

      

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

76,4

     

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

75,8

81,3

84,6

88,6

92,8

97,2

Over-/onderschrijding

‒ 0,6

     

1.2.1 Plafondtoets Rijksbegroting

Tabel 1.2.1 Ontwikkeling uitgaven plafond Rijksbegroting
 

(in miljoenen euro, min = onderschrijding)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

1

Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021

147.573

     
 

Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:

      

2

Overboekingen met Sociale Zekerheid en Zorg

‒ 198

‒ 134

‒ 130

‒ 134

‒ 145

‒ 153

3

Loon- en prijsontwikkeling

544

1.457

1.963

2.602

3.211

3.965

4

Volkshuisvestingsfonds

450

0

0

0

0

0

5

Plafondcorrectie Infrastructuurfonds en Deltafonds

‒ 291

0

0

0

0

0

6

Valutaontwikkeling Defensieuitgaven

‒ 28

‒ 65

‒ 80

‒ 45

‒ 62

‒ 45

7

Ondermijning

0

400

400

400

400

400

8

Stimulering extra woningbouw

0

100

100

100

100

100

9

Correctie Corona

‒ 210

40

15

0

0

0

10

Overige plafondcorrecties

51

75

54

55

56

56

11

Macro-economische mutaties na kabinetsperiode

0

218

250

284

326

337

12

Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2022 (= 1 t/m 11)

147.890

     
        

13

Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2021

148.388

151.643

152.972

154.334

156.946

 
 

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond:

      

14

Overboekingen met Sociale Zekerheid en Zorg

‒ 198

‒ 134

‒ 130

‒ 134

‒ 145

‒ 153

15

Loon- en prijsontwikkeling (incl. GF/PF)

544

1.457

1.963

2.602

3.211

3.965

16

Volkshuisvestingsfonds

450

0

0

0

0

0

17

Plafondcorrectie Infrastructuurfonds en Deltafonds

‒ 291

0

0

0

0

0

18

Valutaontwikkeling Defensieuitgaven

‒ 28

‒ 65

‒ 80

‒ 45

‒ 62

‒ 45

19

Correctie Coronagerelateerde uitgaven

‒ 210

40

15

0

0

0

20

Ondermijning

0

400

400

400

400

400

21

Stimulering extra woningbouw

0

100

100

100

100

100

22

Overige plafondcorrecties

51

75

54

55

56

56

23

Macro-economische mutaties na kabinetsperiode

0

218

250

284

326

337

        
 

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:

      

24

HGIS-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021

74

74

74

74

74

74

25

EU-afdrachten

570

497

523

457

534

473

26

Rente staatsschuld (excl. rente na kabinetsperiode)

334

22

22

23

25

28

27

Dividend staatsdeelnemingen

50

190

145

‒ 70

279

233

28

TenneT

0

0

490

960

1.120

1.270

29

Schikking ABN Amro

‒ 300

0

0

0

0

0

30

Gemeente-, Provincie- en BTW-Compensatiefonds

328

539

418

213

173

168

31

Leerlingenraming

‒ 72

419

562

607

637

645

32

Studiefinanciering

39

81

53

77

107

132

33

Prognosemodel justitiële ketens

209

225

225

225

225

225

34

Asielketen

‒ 25

57

‒ 52

‒ 31

‒ 34

‒ 40

35

Huurtoeslag

158

99

88

69

62

79

36

Jeugdzorg

613

1.314

0

0

0

0

37

Ventilatie scholen

0

130

30

0

0

0

38

Herstel toeslagengedupeerden (rijksbreed)

1.456

2.319

857

‒ 4

‒ 5

‒ 5

39

POK informatiehuishouding en dienstverlening

427

733

817

814

826

833

40

Groningen – schade en versterken

721

426

491

543

385

400

41

Bestuurlijke afspraken Groningen

386

525

335

162

86

17

42

Investeringspakket Landen

93

90

69

69

78

78

43

Uitvoeringskosten BIK

‒ 17

‒ 32

‒ 12

‒ 8

0

0

44

Verhogen lerarenbeurs

17

29

9

5

0

0

45

Inburgering

‒ 19

75

49

47

41

39

46

Klimaatpakket (uitgavenmaatregelen)

0

1.257

733

759

112

111

47

Sociale advocatuur

0

154

144

124

64

64

48

Bescherming en veiligheid

0

154

144

124

64

64

49

Veteranen en tekort munitie, opleiding en training

90

80

80

80

80

80

50

Bijdrage Important Projects of Common European Interest

0

40

70

85

105

0

51

Limburg

200

0

0

0

0

0

52

Opschalingskorting

0

270

0

0

0

0

53

Kasschuiven

‒ 274

‒ 619

571

69

288

232

54

Eindejaarsmarge (incl. GF/PF en HGIS)

956

19

1

0

0

0

55

In=uit-taakstelling

‒ 956

‒ 19

‒ 1

0

0

0

56

Extrapolatie

0

0

0

0

0

159.815

57

Diversen

‒ 283

298

234

122

48

‒ 64

58

Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2022 (= 13 t/m 57)

153.480

163.181

162.714

163.190

166.205

169.608

        

59

Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (=13-1)

815

     

60

Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2022 (=58-12)

5.590

     

61

Uitgavenniveau corona bij Miljoenennota 2022

31.019

8.497

2.117

63

12

‒ 13

62

Totale uitgaven bij Miljoenennota 2022 (=58+61)

184.499

171.677

164.831

163.252

166.216

169.595

De toets op het deelplafond Rijksbegroting laat een verwachte overschrijding van het plafond zien van 5.590 miljoen euro in 2021. Bij Miljoenennota 2021 was er sprake van een verwachte overschrijding van het uitgavenplafond Rijksbegroting van 815 miljoen euro. Ten opzichte van de Miljoenennota 2021 wordt in 2021 naar verwachting 5 miljard euro extra uitgegeven.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

14. Overboekingen met Sociale Zekerheid en Zorg

De overboekingen tussen deelplafond Rijksbegroting en de deelplafonds Sociale Zekerheid en Zorg leiden tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven onder het deelplafond Rijksbegroting. Deze bijstelling van het plafond is gelijk aan de omvang van de overboekingen.

15. Loon- en prijsontwikkeling

De uitgavenraming voor loon- en prijsontwikkeling is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB.

16. Volkshuisvestingsfonds

Dit betreft een overboeking naar de begroting van BZK voor het in 2021 ingerichte Volkshuisvestingsfonds. Middels een specifieke uitkering worden de middelen uitgekeerd aan gemeenten om de woningvoorraad te herstructureren en de leefbaarheid te verbeteren. Het Volkshuisvestingsfonds is geen begrotingsfonds als bedoeld in de Comptabiliteitswet 2016.

17. Plafondcorrectie Infrastructuurfonds en Deltafonds

Op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds hebben in 2020 versnelde uitgaven plaatsgevonden. Voor deze versnellingen is bij Najaarsnota het plafond voor 2020 verhoogd. Bij Voorjaarsnota is het plafond voor 2021 met hetzelfde bedrag verlaagd.

18. Valutaontwikkeling Defensieuitgaven

De meest recente raming van het CPB van de wisselkoersen van buitenlandse valuta met de euro leidt tot lagere uitgaven in euro’s op het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Conform kabinetsafspraak komen mee- en tegenvallers als gevolg van valutaschommelingen ten gunste of ten laste van het EMU-saldo. Dit wordt technisch verwerkt met een correctie van het uitgavenplafond.

19. Correctie coronagerelateerde uitgaven

Dit betreft een verzamelpost voor middelen die bij Miljoenennota 2021 als reguliere uitgaven in de begroting zijn verwerkt maar die sindsdien bij nader inzien als corona-uitgaven moeten worden aangemerkt en vice versa. De grootste posten zijn het EZK-bedrijvenpakket van 250 miljoen euro in 2021 dat nu als coronamaatregel wordt verwerkt en de BZK-maatregelen verduurzaming woningen en compensatie energielasten van 95 miljoen euro in de jaren 2021-2023 die nu als reguliere uitgaven worden verwerkt. Dit leidt ertoe dat het uitgavenplafond in 2021 naar beneden wordt bijgesteld en in 2022 en 2023 naar boven wordt bijgesteld.

20. OndermijningVoor de aanpak van ondermijning wordt 400 miljoen euro vrijgemaakt vanuit de vrijval van de middelen voor de BIK. Dit gaat onder andere naar zichtbaarheid in wijken, naar werk- en studieperspectief voor jongeren en naar de verhoging van kwaliteit en capaciteit van handhaving in de keten.

21. Stimulering extra woningbouwEr komt incidenteel 1 miljard euro beschikbaar voor additionele woningbouw, in tranches van 100 miljoen euro per jaar vanaf 2022. Deze middelen worden op de Aanvullende Post gereserveerd met het oog op een zo kosteneffectief mogelijke aanwending op basis van de meest recente onderzoeken. Deze middelen worden gedekt uit de middelen van de vrijval BIK.

22. Overige plafondcorrecties

Deze post bevat de overige mutaties waarvoor het uitgavenplafond is gecorrigeerd. Dit betreft onder andere de apparaatskosten voor het Nationaal Groeifonds die eerder nog niet onder het uitgavenplafond Rijksbegroting vielen. Daarnaast betreft dit de compensatie voor huurbevriezing. Deze compensatie is gedekt aan de inkomstenkant en legt daarom geen beslag op het deelplafond Rijksbegroting.

23. Macro-economische mutaties na kabinetsperiode

Volgens de begrotingsregels worden macro-economische uitgavenmutaties na de kabinetsperiode niet betrokken in de besluitvorming. Zo wordt voorkomen dat deze beslag leggen op de budgettaire ruimte van het volgende kabinet. Het betreft hier de macro-economische doorwerking op de middelen voor de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) en op de rente.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

24. HGIS-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021

De ODA-middelen (official development assistance) binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) zijn, conform reguliere systematiek, naar boven bijgesteld op basis van de groeiverwachting van het bni in de Macro Economische Verkenningen (MEV) van het CPB.

25. EU-afdrachten

De mutatie op de EU-afdrachten is een saldo van enkele mee- en tegenvallers. Op basis van de Lenteraming (de meest recente economische ramingen) heeft de Europese Commissie de EU-begroting voor de eigen middelen bijgesteld. Voor Nederland leidt de bijstelling tot een hogere raming van de invoerrechten en van de plastic-, btw- en bni-afdracht. Dit komt doordat de relatieve omvang van de Nederlandse economie (bni) gegroeid is ten opzichte van andere EU-lidstaten. Daarnaast wordt in deze aanvullende begroting de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de Europese begroting uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord bijgesteld.

26. Rente staatsschuld (excl. rente na kabinetsperiode)

De raming van de rentelasten op de staatsschuld is bijgesteld op basis van de meest recente raming van de rentestanden van het CPB en doordat de verwachte financieringsbehoefte van de overheid is geactualiseerd. De gewijzigde rentestanden leiden in 2021 en de jaren erna (t/m 2026) tot een tegenvaller.

27. Dividend staatsdeelnemingen

De verwachte dividenden uit de staatsdeelnemingen zijn naar de laatste inzichten geactualiseerd. Dit leidt tot een tegenvaller. De raming van de dividenden blijft onzeker door de coronacrisis.

28. TenneT

TenneT heeft de investeringsagenda voor 2021-2030 geactualiseerd. Op basis van de geactualiseerde investeringsagenda is de kapitaalbehoefte voor het Nederlandse deel van TenneT voor de periode 2021-2030 vastgesteld op 4,25 miljard euro. Deze kapitaalbehoefte van het Nederlandse deel van TenneT wordt ingevuld door een voorgenomen storting van de Nederlandse staat. De kapitaalinjectie wordt nu in de begroting verwerkt. Het uitgangspunt is dat de Staat als aandeelhouder pas additioneel kapitaal ter beschikking stelt op het moment dat TenneT dit daadwerkelijk nodig heeft voor het behoud van de kredietwaardigheid. Daarom zal in 2022 door een extern deskundige (in opdracht van de Staat) worden getoetst hoeveel kapitaal nodig is en of de geraamde bedragen aanpassing behoeven. Daarna worden ook de formele overeenkomsten tussen de Staat en TenneT opgesteld en getekend.

29. Schikking ABN Amro

Het Openbaar Ministerie en ABN AMRO zijn een transactie overeengekomen van 480 miljoen euro nadat ABN AMRO is tekortgeschoten in het bestrijden van witwassen. De transactie bestaat uit een boetedeel van 300 miljoen euro en een ontnemingsdeel van 180 miljoen euro. Het boetedeel valt onder de boeten en transactieontvangsten op de begroting van Justitie en Veiligheid. Deze meevaller van 300 miljoen euro is verwerkt in de Voorjaarsnota 2021.

30. Gemeente-, Provincie- en BTW-Compensatiefonds

Deze post bestaat uit de overboekingen naar het Gemeente-, Provincie- en het BTW-Compensatiefonds vanaf andere begrotingen onder het plafond Rijksbegroting en de afrekening van het BCF. Onder deze post is ook het accres voor het Gemeente- en Provinciefonds opgenomen, voor zover dit beslag legt op de budgettaire ruimte. In bijlage 11 Normeringssystematiek wordt het accres verder toegelicht. De aanvullende middelen in het Gemeentefonds voor jeugdzorg en het incidenteel schrappen van de oploop in de opschalingskorting zijn als individuele posten (36 en 52) in deze plafondtoets verwerkt.

31. Leerlingenraming

Het ministerie van OCW verwacht dat er meer studenten gebruik zullen maken van onderwijs dan eerder geraamd. Dit heeft onder andere te maken met de gevolgen van de coronacrisis en met een verbetering in de ramingsmethode. Een uitgebreide toelichting op de referentieraming 2021 is beschikbaar in het ramingsrapport op rijksoverheid.nl.

32. Studiefinanciering

Bij de studiefinancieringsraming is sprake van hogere uitgaven. De belangrijkste reden hiervoor is de verwachte groei van het aantal studenten.

33. Prognosemodel justitiële ketens

Het Prognosemodel justitiële ketens van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van JenV raamt de capaciteitsbehoefte in de justitiële keten. De ramingen voor de komende jaren laten een forse stijging in capaciteitsbehoefte zien. Dit leidt tot een stijging in de uitgaven. Net als vorig jaar vinden de grootste stijgingen plaats in het gevangeniswezen, de forensische zorg en de justitiële jeugdinrichtingen.

34. Asielketen

Op basis van het gekozen medium scenario van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) werd bij Voorjaarsnota 2021 een lagere asielinstroom verwacht. Dit zorgt voor (structurele) meevallers in de asielopvang bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), waarvan een deel wordt teruggestort naar het ODA-budget van BHOS. Daarnaast wordt aan het COA reservecapaciteit toegekend en worden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de hogere kosten die eerder niet structureel verwerkt zijn, structureel gemaakt. Intussen is duidelijk dat de lagere instroom en lagere bezetting bij COA, mede gezien de recente ontwikkelingen in Afghanistan, zich niet geheel voordoen. Voor 2021 zal dit worden bezien bij Najaarsnota op basis van de nieuwe MPP die in september uitkomt.

35. Huurtoeslag

De uitgaven aan de huurtoeslag vallen hoger uit. Dit komt grotendeels door de coronacrisis, vanwege een hogere werkloosheid en een lagere inkomensontwikkeling. Ook vallen de ontvangsten bij de huurtoeslag lager uit dan geraamd. Dit hangt samen met een milder incassoregime en een tijdelijke verlaging van de invorderingsrente in verband met de coronacrisis. Tevens leidt de uitvoering van het amendement Lodders tot lagere ontvangsten. De dekking van dit amendement wordt geëffectueerd bij de eerstvolgende materiele wijziging in het huurtoeslagstelsel of uiterlijk bij Voorjaarsnota 2022.

36. Jeugdzorg

Het kabinet stelt voor 2021 613 miljoen euro beschikbaar aan gemeenten voor het oplossen van de acute problematiek in de jeugdzorg. Met dit geld komt er o.a. ruimte om de crisiscapaciteit in de jeugd-ggz uit te breiden en wachttijden aan te pakken. Voor 2022 stelt het kabinet 1.314 miljoen euro beschikbaar ter compensatie van de tekorten in de jeugdzorg. Dit komt bovenop de eerder toegezegde 300 miljoen euro voor 2021 en 2022. Daarnaast is afgesproken dat de gemeenten en het Rijk aan de slag gaan met maatregelen om de structurele houdbaarheid van de uitvoering van de Jeugdwet te verbeteren. Een nieuw kabinet zal moeten besluiten over de structurele financiën en noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdhulpstelsel om de jeugdzorg in de toekomst effectief en beheersbaar te houden.

37. Ventilatie scholen

Het kabinet heeft eind 2020 360 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het verbeteren van de ventilatie in schoolgebouwen. Van dit bedrag is 100 miljoen euro in 2021 als coronamaatregel ingezet voor direct noodzakelijke verbetering van schoolgebouwen. Het overige bedrag van 260 miljoen (130 miljoen euro in 2022 en in 2023) is toen als plafondrelevante uitgavenpost gereserveerd op de Aanvullende post. Van deze reservering is middels de motie Westerveld/Kuiken 100 miljoen euro afgeboekt uit 2023 en als corona-uitgavenpost naar 2021 en 2022 geschoven. Per saldo resteert er daarmee op de Aanvullende Post nog een plafondrelevante reservering van 130 miljoen in 2022 en 30 miljoen in 2023.

38. Herstel toeslagengedupeerden (rijksbreed)

Het afgelopen jaar heeft het kabinet op verschillende momenten extra middelen beschikbaar gesteld voor toeslagengedupeerden. Deze middelen zijn onder andere voor de Catshuisregeling, de integrale beoordelingen, het kwijtschelden van publieke schulden en private schulden, en het apparaatsbudget. In aanvulling hierop is, in afwachting van definitieve besluitvorming, een reservering opgenomen op de Aanvullende Post. Deze reservering is bestemd voor de herijking van de aanpak, programma- en apparaatskosten, en voor gedupeerden waarvoor (nog) geen aanpak was voorzien (kinderen, ex-partners en niet-kinderopvangtoeslag). In totaal is cumulatief 5,2 miljard euro geraamd voor herstel toeslagengedupeerden, waarvan cumulatief 4,6 miljard euro dit jaar op plafond Rijksbegroting wordt verwerkt.

39. POK informatiehuishouding en dienstverleningIn reactie op het rapport van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) heeft het kabinet in januari 2021 structureel 833 miljoen euro gereserveerd voor het verder op orde brengen van de rijksbrede informatiehuishouding en het verbeteren van dienstverlening van de overheid voor alle mensen.

40. Groningen - schade en versterken

In de Voorjaarsnota 2021 is tot en met 2027 een bedrag van 8,8 miljard euro geraamd voor de uitgaven aan schadeherstel, de versterkingsoperatie en uitvoeringskosten Groningen. Sinds de publicatie van de Voorjaarsnota heeft het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) een nieuwe werkwijze aangekondigd voor de afhandeling van fysieke schade. Het IMG gaat een deel van de minder complexe schademeldingen naar keuze van de aanvrager afhandelen met een forfaitair bedrag van 5.000 euro. Daarnaast is uit wetenschappelijk onderzoek gebleken dat in twee gebieden geen mijnbouwschade kan hebben plaatsgevonden. Daarom is het wettelijk bewijsvermoeden hier niet van toepassing en worden meldingen uit deze gebieden niet door het IMG in behandeling genomen. De budgettaire gevolgen van deze nieuwe werkwijze, inclusief de doorwerking in de raming van de btw-component en de voorgenomen kapitaalinjectie voor EBN, zijn in de Miljoenennota 2022 verwerkt. Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2021 leidt de nieuwe werkwijze per saldo tot een neerwaartse bijstelling van de raming van cumulatief ca. 180 miljoen euro. In bijlage 20 wordt de meest recente raming weergegeven.

41. Bestuurlijke afspraken Groningen

In november 2020 presenteerden kabinet en regio het akkoord op hoofdlijnen ‘Bestuursakkoord versterking Groningen’. Zoals op 27 januari 2021 gemeld aan de Kamer, bedragen de kosten van het akkoord op hoofdlijnen in totaal 1,52 miljard euro. De benodigde middelen zijn grotendeels aan de begroting van BZK toegevoegd. Het restant staat op de Aanvullende Post en zal op een later moment worden overgeboekt.

42. Investeringspakket Landen

Dit betreft de verwerking van het meerjarige en deels structurele investeringspakket voor zowel Curaçao, Aruba als Sint-Maarten. Het gaat om maatregelen die gericht zijn op onder andere het structureel versterken van de rechtsstaat, oprichting van een hervormingsentiteit, ondersteuning van het bedrijfsleven en verbetering van de onderwijshuisvesting.

43. Uitvoeringskosten BIK en 44. Verhoging lerarenbeurs

Het kabinet had het voornemen om de uitvoering van de Baangerelateerde investeringskorting (BIK) te beleggen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Belastingdienst. De uitvoeringskosten waren geraamd op 69,2 miljoen euro voor de periode 2021-2024, waarvan de meeste kosten gemaakt zouden worden in de uitvoeringsjaren 2021 en 2022. In de 1e suppletoire begroting 2021 zijn de middelen hiervoor toegevoegd aan de begrotingen van EZK en Financiën. Het kabinet heeft na publicatie van de 1e suppletoire begroting besloten de ontwikkeling van de BIK stop te zetten. Conform het aangenomen amendement Nijboer (35 850 VIII nr. 7) wordt het niet-bestede deel van de uitvoeringskosten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in mindering gebracht op de EZK-begroting en toegevoegd aan de begroting van OCW. Het gaat cumulatief om 60 miljoen euro. De middelen voor de uitvoeringskosten bij de Belastingdienst zijn ingenomen ten gunste van het generale beeld.

45. Inburgering

Deze reeks is een saldoreeks van de mutaties op drie dossiers binnen het inburgeringsterrein. Allereerst leidt de vertraagde inwerkingtreding van het nieuwe inburgeringsstelsel tot een neerwaartse bijstelling van het budget voor het nieuwe stelsel. Gemeentes worden gecompenseerd voor de financiële gevolgen hiervan. Daarnaast zijn er hoger dan voorziene kosten die verband houden met de nieuwe inburgeringswet (zoals o.a. implementatie- en uitvoeringskosten). Ook wordt de specifieke uitkering (SPUK) voor inburgeringsvoorzieningen naar boven bijgesteld als gevolg van een hoger dan eerder geraamde asielinstroom. Tot slot worden de uitgaven voor maatschappelijke begeleiding in 2022 opwaarts bijgesteld. Dit is het gevolg van de vertraagde invoering van de Wet inburgering, waardoor er in 2021 meer trajecten zullen plaatsvinden, en van een hogere taakstelling huisvesting vergunninghouders in 2021 ten opzichte van de eerdere raming.

46. Klimaatpakket (uitgavenmaatregelen)

Het kabinet investeert ruim 6,2 miljard euro extra in klimaatmaatregelen, bovenop het bestaande klimaatbeleid. Een deel hiervan is nodig voor de uitvoering van het Klimaatakkoord, maar het pakket is met name bedoeld om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis en het realiseren van de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050. Aanvullend zijn voor bijna 600 miljoen euro aanvullende fiscale maatregelen aangekondigd, waarmee het totaalpakket bijna 7 miljard euro omvat.

47. Sociale advocatuur

Ter uitvoering van de motie Klaver/Ploumen (TK 28 362, nr. 44) maakt het kabinet extra middelen vrij voor betere vergoedingen van sociale advocaten (in lijn met scenario 1 van de commissie-Van der Meer). Voor 2022 wordt hiervoor 154 miljoen euro (incl. btw) beschikbaar gesteld. Met de vernieuwing van het stelsel van rechtsbijstand wordt ingezet op snellere en meer laagdrempelige hulp voor mensen met problemen. Het beroep op rechtsbijstand zal hierdoor in de toekomst naar verwachting enigszins afnemen. Daarnaast zet het kabinet in op een grotere (financiële) bijdrage van commerciële advocatenkantoren. Deze maatregelen moeten ertoe leiden dat met ingang van 2025 nog een structureel bedrag van 64 miljoen euro per jaar benodigd is.

48. Bescherming en veiligheid

Om bescherming en veiligheid te versterken, onder andere voor bewaken en beveiligen, worden middelen toegevoegd aan de begroting van JenV.

49. Veteranen en tekort munitie, opleiding en training

Het kabinet investeert structureel in de zorg voor veteranen en geoefendheid van militairen door aanvullende middelen beschikbaar te stellen voor het Nationaal Fonds Ereschuld voor veteranen, die als gevolg van missies fysieke of mentale schade hebben opgelopen. Daarnaast stelt het kabinet extra middelen beschikbaar voor munitie, opleiding en training van militairen. Hiermee investeert dit kabinet in een toename van de gereedheid van Defensie.

50. Bijdrage Important Projects of Common European Interest

Het kabinet heeft op 2 juli jl. steun uitgesproken voor verdere verkenning van deelname aan de IPCEI Microelektronica II (ME2) en de IPCEI Cloud (CIS), onder voorwaarde van verdere concretisering en uitwerking van het financieel beslag. Een IPCEI is een juridische uitzondering op de staatssteunregels waardoor nationale overheden meer subsidie mogen verstrekken aan bedrijven/onderzoeken. Voor de prenotificiatieperiode (ME2: september, CIS: oktober) moet Nederland aan DG Competition aangeven wat de verwachte overheidsbijdrage is aan deze IPCEIs. Voor de beoordeling van de projectvoorstellen wordt in nauwe afstemming met FIN een afwegingskader opgesteld. Pas als de definitieve samenstelling van de IPCEIs bekend is, is de precieze financieringsbehoefte van de Nederlandse deelnemers bekend. Daarom wordt nu een bedrag op de aanvullende post gereserveerd: 300 miljoen euro voor de IPCEIs ME2 (230 miljoen euro) en CIS (70 miljoen euro), waarbij 30 miljoen euro vanuit de EZK-begroting beschikbaar wordt gesteld.

51. Limburg

Het kabinet heeft op 13 augustus besloten dat de daadwerkelijke schade veroorzaakt door de ramp door extreme wateroverlast in (met name) Limburg generaal wordt vergoed op grond van de Wet Tegemoetkoming Schade (WTS). Voor 2021 wordt alvast 200 miljoen euro vrijgemaakt zodat RVO zo snel mogelijk kan starten met het uitkeren van de vergoedingen aan gedupeerden. 

52. Opschalingskorting

Eerder heeft het kabinet besloten om, vanwege de onzekere financiële situatie samenhangend met de coronacrisis, de oploop van de opschalings­korting voor gemeenten incidenteel te schrappen voor 2020 en 2021. Het kabinet heeft aanvullend besloten om die oploop ook voor 2022 incidenteel te schrappen, t.w.v. 270 miljoen euro.

53. Kasschuiven

Ten opzichte van de laatste Miljoenennota is een aantal middelen vanuit 2020 doorgeschoven naar 2021. Ook zijn middelen geschoven tussen 2021 en latere jaren. Het gaat onder andere om kasschuiven op middelen voor Groningen, aanpak stikstof, en schuiven op het Infra- en Deltafonds.

54. Eindejaarsmarge (incl. GF/PF en HGIS)

Departementen kunnen een deel van de middelen die in 2020 niet zijn besteed via de eindejaarsmarge meenemen naar 2021. Bij Voorjaarsnota 2021 is de eindejaarsmarge toegevoegd aan de departementale begrotingen.

55. In=uit-taakstelling

Als tegenhanger van de eindejaarsmarge is ook de in=uittaakstelling geboekt op de aanvullende post. Het inboeken van een in=uittaakstelling voorkomt dat het uitkeren van de eindejaarsmarge leidt tot belasting van het uitgavenplafond. De gedachte achter de in=uittaakstelling is dat er aan het einde van dit jaar naar verwachting weer in min of meer dezelfde mate als in 2020 sprake zal zijn van onderbesteding op de begrotingen. Hiernaast staat voor 2021 nog 950 miljoen euro aan taakstellende onderuitputting open. Deze moet uiterlijk bij het Financieel Jaarverslag Rijk ingevuld worden met onderuitputting op de begrotingen.

56. Extrapolatie

Ieder jaar schuift de horizon van de meerjarenperiode met één jaar op. Bij ontwerpbegroting 2022 worden de begrotingen geëxtrapoleerd naar het jaar 2026.

57. DiversenDe post diversen bevat het saldo van de resterende uitgavenmutaties op de departementale begrotingen. Deze post bevat onder andere de afboekingen van diverse begrotingen onder het plafond Rijksbegroting naar het GF, PF en BCF.

Uitgaven corona

Het kabinet heeft sinds de uitbraak van Covid-19 verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen. Daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. Een verdere uitsplitsing hiervan is opgenomen in paragraaf 1.3.

1.2.2 Plafondtoets Sociale Zekerheid

Tabel 1.2.2 Ontwikkelingen uitgaven plafond Sociale zekerheid
 

miljoenen euro (min = onderschrijding)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

1

Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (excl. corona)

90.519

     
 

Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:

      

2

Overboekingen met plafond Rijksbegroting

200

143

146

149

151

152

3

Loon- en prijsontwikkeling

104

515

1.174

1.766

2.338

2.994

4

Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand

‒ 2.995

‒ 3.670

‒ 2.679

‒ 1.492

‒ 648

‒ 317

5

Overige plafondcorrecties

11

73

80

79

80

80

6

Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2022 (1 t/m 5) (excl. corona)

87.839

     
        

7

Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2021 (excl. corona)

90.888

93.154

94.473

96.155

98.694

 
 

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond/zonder beslag op budgettaire ruimte:

      

8

Overboekingen met plafond Rijksbegroting

200

143

146

149

151

152

9

Loon- en prijsontwikkeling

104

515

1.174

1.766

2.338

2.994

10

Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand

‒ 2.995

‒ 3.670

‒ 2.679

‒ 1.492

‒ 648

‒ 317

11

Overige plafondcorrecties

11

73

80

79

80

80

        
 

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

      

12

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

‒ 18

‒ 45

‒ 52

‒ 58

‒ 64

‒ 71

13

Algemene Ouderdomswet (AOW)

‒ 218

‒ 152

‒ 162

‒ 147

‒ 133

‒ 123

14

Arbeidsongeschiktheidsregelingen

‒ 15

‒ 3

53

76

70

41

15

Bijstand voor zelfstandigen (Bbz)

57

109

‒ 13

‒ 12

‒ 11

‒ 10

16

Compensatie Transitievergoeding bij Langdurige Arbeidsongeschiktheid (CTVLAO)

320

209

215

220

226

232

17

Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW)

8

‒ 3

‒ 31

‒ 61

‒ 72

‒ 59

18

Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werknemers (IOAW)

‒ 22

‒ 36

‒ 40

‒ 40

‒ 35

‒ 29

19

Kinderopvangtoeslag (KOT)

177

184

162

133

113

115

20

Toeslagenwet (TW)

‒ 42

‒ 37

‒ 25

‒ 11

‒ 2

3

21

Wet Kindgebonden Budget (WKB)

‒ 103

‒ 114

‒ 98

‒ 71

‒ 46

‒ 47

22

Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl)

‒ 42

‒ 26

‒ 27

‒ 29

‒ 14

‒ 14

23

Ziektewet (ZW)

143

74

86

110

132

148

24

Kasschuiven

‒ 75

27

16

17

11

4

25

Extrapolatie uitgaven

0

0

0

0

0

101.533

26

Diversen

‒ 98

45

35

23

15

‒ 2

27

Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2022 (= 7 t/m 26)

88.279

90.444

93.314

96.808

100.804

104.628

        

28

Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 7-1)

368

     

29

Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2022 (=27-6)

440

     
        

30

Uitgaven corona bij Miljoenennota 2021

5.497

312

‒ 6

‒ 13

‒ 7

 

31

Uitgaven corona bij Miljoenennota 2022

8.113

2.841

288

‒ 90

‒ 51

‒ 14

        

32

Totale uitgaven bij Miljoenennota 2022 (= 27 + 31)

96.393

93.285

93.602

96.718

100.753

104.614

De toets op het deelplafond Sociale Zekerheid laat een verwachte overschrijding van het plafond zien van 440 miljoen euro in 2021. Bij Miljoenennota 2021 was er sprake van een verwachte overschrijding van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid van 368 miljoen euro in 2021. Ten opzichte van de Miljoenennota 2021 wordt in 2021 naar verwachting grofweg 2,6 miljard euro minder uitgegeven aan sociale zekerheid, exclusief de corona-uitgaven. De uitgaven aan coronamaatregelen in 2021 zijn met ruim 2,6 miljard gestegen ten opzichte van de verwachte uitgaven bij Miljoenennota 2021.

Voor het uitgavenplafond Sociale Zekerheid geldt dat deze met de nieuwe plafondaanpassingen in 2021 naar beneden wordt bijgesteld met bijna 2,7 miljard ten opzichte van de stand bij Miljoenennota 2021.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

8. Overboekingen met plafond Rijksbegroting

Overboekingen van het plafond Rijksbegroting leiden tot een opwaartse bijstelling van de uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid. Deze bijstelling van het plafond is gelijk aan de grootte van de overboekingen. Het betreft onder andere een overboeking van het Ministerie van Financiën naar SZW voor de derving ontvangsten Kinderopvangtoeslag in het kader van de herstelactie.

9. Loon- en prijsontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte loon- en prijsontwikkeling van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid) is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2021. De bijstellingen van de nominale ontwikkeling zijn gelijk aan de aanpassing van het uitgavenplafond.

10. Niet-beleidsmatige mutaties WW en bijstand  In de begrotingsregels is afgesproken dat het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt aangepast voor niet-beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Hierdoor hebben deze mutaties geen invloed op de ruimte onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Ook voor de uitvoeringskosten van het UWV die gerelateerd zijn aan de WW is het uitgavenplafond aangepast. Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV en gemeenten zijn de ramingen van de WW- en bijstandsuitgaven neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2021. Ook voor 2022 en verder wordt verwacht dat minder personen een beroep op de WW zullen doen dan eerder gedacht. Dit komt voornamelijk doordat de CPB-raming van de werkloze beroepsbevolking voor deze jaren naar beneden is bijgesteld.

11. Overige plafondcorrecties Het uitgavenplafond wordt verhoogd na meerdere mutaties. Het kabinet heeft in het kader van koopkrachtbesluitvorming besloten om de bedragen per kind in de WKB te verhogen met 70 euro op jaarbasis vanaf het 2e kind per 1 januari 2022. Dit is een intensivering van ca. 55 miljoen op jaarbasis vanaf 2022. Daarnaast is besloten tot het verlengen van de temporisering van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon van de bijstand naar 2022 (3,75% afbouw i.p.v. 5%). Daarnaast is binnen de Ziektewet het aandeel eigenrisicodragers iets lager dan waar eerder van uitgegaan werd. Dit betekent dat er meer premies geïnd worden, waar hogere uitgaven tegenover staan: hierdoor komen relatief meer flexkrachten (uitzendkrachten en eindedienstverbanders) in aanmerking voor een Ziektewetuitkering.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

12. Algemene Kinderbijslagwet (AKW) De uitgaven aan de AKW zijn meerjarig neerwaarts bijgesteld. De bijstelling wordt vooral verklaard door een neerwaarts bijgestelde CBS-bevolkingsprognose. De onderliggende effecten zijn een lagere migratie in de corona-periode en een structureel lagere geboorteprognose.

13. Algemene Ouderdomswet (AOW)  Ten opzichte van de voorgaande Miljoenennota zijn de begrote uitgaven aan de AOW neerwaarts bijgesteld. De voornaamste reden hiervoor is de verhoogde sterfte onder AOW-gerechtigden door corona. Door de oversterfte ligt het verwachte aantal AOW-gerechtigden de komende jaren lager dan eerder geraamd. Daarnaast leidt ook een iets lagere instroom van AOW-gerechtigden in het buitenland tot een neerwaartse bijstelling van de verwachtingen.

14. Arbeidsongeschiktheidsregelingen  De opwaartse bijstelling vanaf 2023 op de arbeidsongeschiktheidsregelingen wordt met name veroorzaakt door een verwachte toename van het aantal uitkeringen in de WGA. Dit komt door conjuncturele effecten op de instroom. In een aantrekkende conjunctuur is er minder instroom van zieke werklozen en meer instroom van zieke werknemers (want er werken meer mensen). Dit laatste effect blijkt sterker dan tot nu verwacht werd. Daarnaast stromen er naar verwachting minder mensen door naar de IVA dan eerder gedacht. Deze tegenvaller wordt gedempt door meevallers op de IVA door deze lagere doorstroom en een neerwaartse bijstelling op de WAO.

15. Bijstand voor zelfstandigen (Bbz) Op basis van de bijgestelde Tozo-raming is ook de autonome doorstroom van Tozo-gebruikers naar het Bbz na afloop van de Tozo bijgesteld (+63 miljoen euro in 2021 en +125 miljoen euro in 2022). Daarnaast is er een beleidsmatig effect door het tijdelijk invoeren van de maandsystematiek en loslaten van de vermogenstoets in het vierde kwartaal van 2021 (+22 miljoen euro in 2021). Op basis van voorlopige realisatiecijfers van gemeenten zijn de verwachte uitgaven aan Bbz-levensonderhoud naar beneden bijgesteld.

16. Compensatie Transitievergoeding bij Langdurige Arbeidsongeschiktheid (CTVLAO) De regeling compensatie transitievergoeding bij ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid is per april 2020 in werking getreden. De raming van de CTVLAO is op basis van realisaties meerjarig bijgesteld. Oorzaak van de tegenvaller is een hogere compensatie (langere dienstverbanden) en meer werkgevers die in aanmerking komen dan eerder werd verwacht. Daarnaast vinden er compensaties met terugwerkende kracht tot 2015 plaats. Ook hiervoor komen de aantallen en de hoogte van de compensatie hoger uit, waardoor de tegenvaller in 2021 hoger uitkomt. Dit komt ook doordat er minder compensaties in 2020 tot uitbetaling zijn gekomen dan eerder verwacht. Uitbetaling hiervan schuift door naar 2021.

17. Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW) De raming van de IOW-uitgaven voor 2021 is met 8,0 miljoen naar boven bijgesteld. Dit is vooral het gevolg van hoger dan verwachte volumes gedurende de eerste maanden van 2021 en het feit dat de uitgaven in 2020 uiteindelijk hoger zijn uitgevallen dan bevoorschot aan UWV. Dit bedrag (+3,6 miljoen euro) wordt in 2021 nabetaald. Voor 2023 en verder zijn de geraamde uitkeringslasten flink naar beneden bijgesteld. Dit is vooral het gevolg van de naar beneden bijgestelde werkloosheidsverwachtingen van het CPB.

18. Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werknemers (IOAW)De neerwaartse bijstelling van de IOAW-raming bestaat uit een neerwaartse bijstelling vanwege de verwachte lagere doorstroom vanuit de WW naar de IOAW en een neerwaartse bijstelling vanwege de verwerking van de voorlopige realisatiecijfers over 2020.

19. Kinderopvangtoeslag (KOT)  Het gebruik van kinderopvangtoeslag komt hoger uit dan was voorzien. Het hogere gebruik komt grotendeels doordat het aantal uren dat kinderen gemiddeld naar de opvang gaan, zowel in de dagopvang als de buitenschoolse opvang, begin 2021 verder is gestegen. Daarnaast heeft het CPB de raming van de werkloze beroepsbevolking naar beneden bijgesteld. Ook dit leidt naar verwachting tot een hoger gebruik van de kinderopvangtoeslag.

20. Toeslagenwet (TW) De raming van de uitgaven aan de Toeslagenwet is op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV met 20,7 miljoen euro naar beneden bijgesteld in 2021. Vooral de gemiddelde uitkeringshoogte voor 2021 is naar beneden bijgesteld (-10,7 miljoen euro). Dit komt voornamelijk door een lager uitgevallen uitkeringshoogte van aanvullingen op de WW, WIA en Wajong in 2020. Het aantal toeslagen in 2021 is ook naar beneden bijgesteld (-10,0 miljoen euro). Daarnaast zijn de uitgaven over 2020 uiteindelijk lager uitgevallen dan bevoorschot aan UWV (-20,9 miljoen), hetgeen resulteert in een terugontvangst in 2021. Ook voor latere jaren zijn de TW-uitgaven naar beneden bijgesteld. Dit komt voornamelijk doordat er minder mensen met een WW-uitkering zullen zijn dan eerder verwacht, en dus ook minder mensen met een TW-aanvulling op een WW-uitkering.

21. Wet Kindgebonden Budget (WKB) De uitgaven aan de WKB zijn meerjarig neerwaarts bijgesteld. Dit komt voornamelijk doordat de realisaties lager uitvallen dan aanvankelijk verwacht en doordat de geraamde ontwikkeling van de conjunctuur positiever is dan verwacht bij de Miljoenennota 2021. Deze is gesaldeerd met een tegenvaller die veroorzaakt wordt doordat de prognose van het aantal 0-17-jarigen opwaarts is bijgesteld en doordat Belastingdienst/Toeslagen bij het definitief toekennen steeds vaker nabetaalt dan dat het terugvordert. Per saldo resteert een meevaller die meerjarig afloopt.

22. Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) De realisatiecijfers van de Wtl over 2020 (uitbetaling in 2021) laten een meevaller zien op de loonkostenvoordelen (LKV), een meevaller op het lage-inkomensvoordeel (LIV) en een tegenvaller op het jeugd-LIV. Op basis van deze realisaties zijn de verwachte uitgaven aan de LKV meerjarig neerwaarts bijgesteld.

23. Ziektewet (ZW) De raming van de Ziektewet is op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV en nieuwe werkloosheidsverwachtingen van het CPB opwaarts bijgesteld. Vooral het aantal vrouwen dat een beroep doet op een ZW-uitkering voor ziekte bij zwangerschap ligt een stuk hoger dan gedacht. Daarnaast valt, waarschijnlijk in verband met corona, het beroep van uitzendkrachten en zieke werklozen hoger uit.

24. Kasschuiven Een aantal uitgaven in het juiste kasritme gezet. Het gaat bijvoorbeeld om uitgaven aan Breed Offensief in verband met het controversieel verklaren van het wetsvoorstel, het verdelen van de middelen voor derving van ontvangsten op de KOT in het kader van de herstelactie, en een kasschuif op de middelen voor Loondoorbetaling bij Ziekte.

25. Extrapolatie uitgaven Onder deze post zijn de uitgaven voor het jaar 2026 vastgesteld. Ieder jaar schuift de horizon van de meerjarenperiode met één jaar op. Bij ontwerpbegroting 2022 worden de begrotingen geëxtrapoleerd naar het jaar 2026.

26. Diversen Onder diversen vallen onder andere de opwaartse bijstelling door lagere boeteontvangsten bij de Inspectie SZW, het kwijtschelden van de publieke schulden van toeslagengedupeerden, en een tegenvaller op inburgeringsvoorzieningen. Deze worden gesaldeerd met een neerwaartse bijstelling op de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO), inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en Loondoorbetaling bij Ziekte.

Uitgaven corona

Het kabinet heeft sinds de uitbraak van Covid-19 verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen. Daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. Een verdere uitsplitsing hiervan is opgenomen in paragraaf 1.3.

1.2.3 Plafondtoets Zorg

Tabel 1.2.3 Ontwikkelingen uitgaven plafond Zorg
 

(in miljoenen euro, min = onderschrijding)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

1

Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (excl. corona)

76.410

     

2

Overboekingen van plafond Rijksbegroting

‒ 1

‒ 3

‒ 10

‒ 8

1

7

3

Aanpassing uitgavenplafond vanwege loon- en prijsontwikkeling

‒ 26

149

244

203

153

162

4

Verwerking MLT 2022-2025

4

822

1.605

2.524

3.254

4.118

5

Grensoverschrijdende zorg (kas-trans) (MN)

 

270

    

6

Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2022 (= 1 t/m 5) (excl. corona)

76.387

     
        

7

Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2021

75.266

79.164

81.947

85.058

88.463

 
 

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

      

8

Overboekingen van plafond Rijksbegroting

‒ 1

‒ 3

‒ 10

‒ 8

1

7

9

Aanpassing uitgavenplafond vanwege loon- en prijsontwikkeling

‒ 26

149

244

203

153

162

10

Verwerking MLT 2022-2025

4

822

1.605

2.524

3.254

4.118

11

Grensoverschrijdende zorg (kas-trans) (MN)

 

270

    
        
 

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

      

12

Actualisatie Wlz-uitgaven (VJN)

‒ 63

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

13

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw (VJN)

50

50

50

50

50

50

14

Inzet resterende groeiruimte Zvw 2022 (VJN)

 

‒ 41

‒ 41

‒ 41

‒ 41

‒ 41

15

Meerkosten Wet zorg en dwang (VJN)

 

103

103

103

103

103

16

Eigen bijdragen Wlz (VJN)

63

30

31

31

32

33

17

Structurele deel groeiruimte 2018 na Kwk-periode (VJN)

  

‒ 75

‒ 75

‒ 75

‒ 75

18

Uitstel GVS modernisering (VJN)

 

140

    

19

Nacalculatie overheveling ggz naar Wlz (VJN en MN)

313

328

319

311

305

297

20

Middelen standaardisatie inkoop- en verantwoordingseisen (MN)

‒ 6

‒ 1

57

   

21

Bevriezing eigen risico 2022 (MN)

 

148

148

149

149

150

22

Wlz tegenvaller (MN)

157

143

219

298

361

448

23

Extrapolatie

     

91.888

24

Diversen

13

33

38

43

36

39

        

25

Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2022 (= 7 t/m 24)

75.771

81.330

84.630

88.642

92.784

97.173

        

26

Over/onderschrijding bij Miljoenennota 2021 (=7-1)

‒ 1.144

     

27

Over/onderschrijding bij Miljoenennota 2022 (=25-6)

‒ 617

     
        

28

Uitgaven corona

261

29

    

29

Totale uitgaven bij Miljoenennota 2022 (= 25 + 28)

76.032

81.358

84.630

88.642

92.784

97.173

De toets op het uitgavenplafond Zorg laat een onderschrijding zien van 0,6 miljard euro in 2021. Bij Miljoenennota 2021 was sprake van een verwachte onderschrijding van het uitgavenplafond Zorg van 1,1 miljard euro in 2021. De momenteel verwachte onderschrijding is een gevolg van zowel aanpassingen van de uitgaven als van het uitgavenplafond. Deze worden hieronder toegelicht. De uitgaven onder het uitgavenplafond Zorg zijn ten opzichte van de vorige Miljoenennota met 2,2 miljard euro in 2022 toegenomen.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

Het uitgavenplafond Zorg wordt verlaagd als gevolg van overboekingen naar het uitgavenplafond Rijksbegroting (regel 2 en 8). Ook wordt het uitgavenplafond Zorg, volgens begrotingsregels, verlaagd op basis van de nieuwe CPB-raming van de loon- en prijsontwikkeling (regel 3 en 9). Daarnaast wordt de middellangetermijnverkenning (MLT) 2022-2025 van het CPB technisch verwerkt. De bijstelling wordt voornamelijk veroorzaakt door een hogere volumegroei voor de jaren vanaf 2022 dan waar eerder, op basis van de MLT voor de periode 2018-2022 vanuit werd gegaan (regel 4 en 10). Tenslotte wordt de verantwoordingssystematiek voor Grensoverschrijdende zorg aangepast (van kas- naar transactiebasis). Deze verandering leidt tot een technische mutatie van 270 miljoen euro in 2022 (regel 5 en 11). Dit werkt niet door in de premie en heeft geen effect op het EMU-saldo.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

12. Actualisatie Wlz-uitgaven (VJN)

Op basis van het februari-advies van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de benutting van het Wlz-kader doet zich een incidentele meevaller voor van 58 miljoen euro in 2021. Daarnaast is in de tandheelkundige zorg sprake van een meevaller van 5 miljoen euro structureel.

13. Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw (VJN)

De beschikbare opleidingscapaciteit wordt beter benut dan waarmee eerder in de raming rekening is gehouden. De vermoedelijke oorzaken van de stijging in instroom zijn betere voorlichting over opleidingsaanvragen en vereenvoudiging van het aanvraagproces. Als gevolg hiervan wordt de raming met 50 miljoen euro structureel verhoogd.

14. Inzet resterende groeiruimte Zvw 2022 (VJN)

Dit betreft de inzet van groeiruimte in de Zvw die resteert na verwerken van de financiële afspraken in de hoofdlijnenakkoorden voor de periode 2019-2022 (41 miljoen euro vanaf 2022).

15. Meerkosten Wet zorg en dwang (VJN)

De NZa heeft een rapportage opgeleverd van de financiële impact van de Wet zorg en dwang (Wzd). Hieruit blijkt dat de geraamde meerkosten van de in- en uitvoering van de Wzd, na correctie voor veronderstelde overlap met Kwaliteitskader verpleeghuiszorg, uitkomen op 103 miljoen euro vanaf 2022. De Wet zorg en dwang regelt sinds januari 2020 de rechten bij onvrijwillige zorg of onvrijwillige opname van mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een psychogeriatrische aandoening.

16. Eigen bijdragen Wlz (VJN)

Dit betreft de actualisering van de opbrengst eigen bijdragen op basis van cijfers van het Zorginstituut.

17. Structurele deel groeiruimte 2018 na Kwk-periode (VJN)

Op basis van middellange termijnraming (MLT) van het CPB wordt groeiruimte, als gevolg van demografische groei en inkomensontwikkeling, beschikbaar gesteld. In 2018 was de daadwerkelijke groei lager dan de groeiruimte die beschikbaar was gesteld. Een deel van de groeiruimte 2018 is daarom incidenteel (t/m 2022) ingezet als dekking van de eerste tranche Kwaliteitskader verpleeghuiszorg (2018). Het resterende deel van deze tranche (75 miljoen euro) is vanaf 2023 nog structureel beschikbaar. Dit bedrag komt bovenop de reeds beschikbaar gestelde groeiruimte op basis van de MLT. Deze bijstelling op de begroting leidt daarom niet tot een bijstelling van het Wlz-kader.

18. Uitstel GVS modernisering (VJN)

Eind vorig jaar is de Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 29477-684) dat de inwerkingtreding van de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) één jaar wordt uitgesteld (ingangsdatum wordt 1 januari 2023). Dit levert een besparingsverlies op van 140 miljoen euro in 2022.

19. Nacalculatie overheveling ggz naar Wlz (VJN en MN)

Dit betreft een verschuiving van ggz-cliënten van de Wmo naar de Wlz, waartoe besloten is in het Regeerakkoord 2017-2021. De verrekening met de Wmo vindt plaats bij septembercirculaire, wanneer de nacalculatie volledig is afgerond en de verdeling over gemeenten bekend is. Er is sprake van een tekort oplopend tot 296,6 miljoen euro vanaf 2026 (waarvan 310 miljoen euro uitgaven en 13,4 miljoen euro ontvangsten vanwege het effect op de eigen bijdragen).

20. Middelen standaardisatie inkoop- en verantwoordingseisen (MN)

Bij de begrotingsvoorbereiding 2020 is besloten in een aantal sectoren de inkoop- en verantwoordingseisen te standaardiseren. Hierdoor zijn zorgaanbieders minder tijd kwijt aan administratieve lasten. De besparing (100 miljoen euro vanaf 2023) is verwerkt als taakstelling op de Zvw. Voor de voorbereiding en uitwerking is 7 miljoen euro beschikbaar gesteld in 2021 en 2022. Omdat dit nog niet tot besteding komt, wordt 6 miljoen euro uit 2021 en 1 miljoen euro uit 2022 doorgeschoven naar 2023. Het ministerie van VWS is in gesprek met zorgverzekeraars over een gezamenlijk onderzoek naar mogelijkheden om de besparing te realiseren. Afronding van dit onderzoek wordt verwacht in de zomer van 2022 waardoor het traject niet kan worden afgerond voor het zorginkoopbeleid voor 2023 is vastgesteld. In 2023 is daardoor sprake van een besparingsverlies van 50 miljoen euro.

21. Bevriezing eigen risico 2022 (MN)

Het kabinet heeft besloten het verplicht eigen risico voor het jaar 2022 te bevriezen op 385 euro. Dit leidt tot hoger zorggebruik en hogere zorguitgaven (80 miljoen euro). Ook leidt dit tot structureel lager dan eerder geraamde opbrengsten eigen risico in de jaren vanaf 2022 (69 miljoen euro).

22. Wlz tegenvaller (MN)

De NZa raamt in haar augustusadvies over de benutting van het budgettair Wlz-kader extra uitgaven van 157 mln. in 2021 en 478 mln. vanaf 2022. Het gaat om extra uitgaven in de sectoren Verpleging en Verzorging en de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in de Wlz. De overschrijding in de ggz wordt veroorzaakt door een fors hogere instroom - gegeven het openstellen van de Wlz voor mensen met een psychische stoornis - dan verwacht. Om te waarborgen dat zorgkantoren voldoende zorg kunnen blijven contracteren voor alle cliënten die daar op grond van de Wlz recht op hebben wordt het kader opgehoogd.

23. Extrapolatie

Ieder jaar schuift de horizon van de meerjarenperiode met één jaar op. Bij ontwerpbegroting 2022 worden de begrotingen geëxtrapoleerd naar het jaar 2026.

24. Diversen

Dit betreft onder meer een bijstelling bij de ambulancezorg. Uit kostenonderzoek van de NZa in verband met de herijking van de loonnormbedragen in de sector ambulancevervoer komen meerkosten naar voren. Aangezien de meerkosten niet volledig binnen het beschikbare budget kunnen worden ingepast, wordt de raming voor deze sector met 12,5 miljoen euro verhoogd. Daarnaast is er een tegenvaller van cumulatief 43 miljoen euro (2021 t/m 2025) voor de implementatie van PGB 2.0. Dit betreft onder andere de door ketenpartijen in beeld gebrachte te ontwikkelen functionaliteiten. Ook is er een tegenvaller van 1,8 miljoen euro structureel, omdat er voor cliëntvertrouwenspersonen 21% BTW moet worden afgedragen. Binnen de Wet Zorg en Dwang is een belangrijke rol voorzien voor de cliëntvertrouwenspersonen; deze borgen dat er op een verantwoorde wijze wordt omgegaan met de inzet van verplichte zorg door zorgaanbieders bij cliënten.

Uitgaven corona

Het kabinet heeft sinds de uitbraak van Covid-19 verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen. Daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. Voor 2021 is 261 miljoen euro beschikbaar, onder meer voor meerkosten in de Wlz (150 miljoen euro), opschaling IC- en eerstelijnsverblijf (ELV)-capaciteit (29 miljoen euro) en verlenging van de regeling Voorwaardelijke toelating paramedische herstelzorg (25 miljoen euro).

1.3 Coronagerelateerde uitgavenmaatregelen

Onderstaande tabel 1.3.1 toont de ramingen van de uitgaven aan coronagerelateerde maatregelen die relevant zijn voor het EMU-saldo. Voor 2021 is het de verwachting dat de uitgaven aan coronagerelateerde maatregelen ruim 39 miljard euro zullen bedragen. Met circa 11% van de totale uitgaven van de Rijksoverheid is dit een fors bedrag, en bijvoorbeeld vergelijkbaar met de totale uitgaven aan de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De uitgaven aan de TVL/TOGS, NOW en TOZO bedragen 40 procent van de verwachte coronagerelateerde uitgaven in 2021. De geraamde uitgaven aan coronagerelateerde uitgavenmaatregelen bedragen in totaal ruim 80 miljard euro.

Een uitgebreid overzicht van de overheidsfinanciën in coronatijd is ook terug te vinden op www.rijksfinancien.nl/overheidsfinancien-coronatijd.

Tabel 1.3.1 EMU-relevante uitgaven

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Totaal

Koninkrijksrelaties en BES fonds

50

56

106

Buitenlandse Zaken

7

18

 

25

Justitie en Veiligheid

137

199

1

 

336

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

46

213

23

2

284

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

715

4.288

3.674

912

55

40

40

9.724

Nationaal Programma Onderwijs

3.169

3.636

896

40

40

40

7.821

Diversen

715

1.119

38

15

15

1.898

Financiën en Nationale Schuld

298

561

249

36

‒ 137

‒ 132

‒ 106

768

Defensie

43

28

7

    

77

Infrastructuur en Waterstaat

803

2.340

112

28

3.283

Beschikbaarheidsvergoeding OV

800

2.001

112

28

 

2.941

Diversen

3

339

342

Economische Zaken en Klimaat

2.507

8.121

832

273

124

96

53

12.006

TVL/TOGS

1.957

7.200

540

 

9.697

Diversen

550

921

292

273

124

96

53

2.309

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

245

254

1

1

 

500

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

16.541

8.490

2.926

306

‒ 83

‒ 45

‒ 13

28.121

NOW

13.219

7.701

2.650

287

‒ 86

‒ 48

‒ 12

23.711

TOZO

2.728

857

‒ 4

‒ 3

‒ 2

3.575

TOZO afrekening 2020

 

‒ 710

     

‒ 710

Diversen

594

643

276

19

7

6

0

1.545

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

5.557

12.614

2.153

466

10

2

20.803

Testcapaciteit RIVM en GGD

929

5.472

753

 

7.154

GGD'en en veiligheidsregio's

477

2.558

411

 

3.446

Vaccin ontwikkeling en medicatie

123

1.985

622

400

3.129

Zorgbonus

2.001

1.024

12

1

 

3.039

Aanschaf en distributie medische beschermingsmiddelen

1.810

7

51

28

 

1.896

Diversen

216

1.569

305

37

10

2

2.139

Gemeentefonds

848

1.034

103

1.985

Reserveringen Aanvullende post

1.176

1.285

381

4

2.847

Nationaal Programma Onderwijs

343

360

702

Diversen

1.176

943

22

4

2.145

Totaal EMU-relevante uitgaven

27.795

39.393

11.367

2.405

‒ 27

‒ 40

‒ 27

80.866

Naast de EMU-relevante corona uitgaven zijn er ook uitgaven die niet EMU-relevant zijn. Dit zijn leningen waarvan de verwachting is dat deze (vrijwel volledig) op een later moment worden terugbetaald. In tabel 1.3.2 is een overzicht opgenomen van de niet EMU-relevante uitgaven.

Tabel 1.3.2 Niet EMU-relevante uitgaven

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Totaal

Koninkrijksrelaties en BES fonds

628

563

     

1.191

Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao, Sint Maarten

628

563

     

1.191

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

 

25

5

   

‒ 15

15

Nationaal Programma Onderwijs

 

25

5

   

‒ 15

15

Financiën en Nationale Schuld

277

723

    

‒ 1.000

Lening KLM

277

723

    

‒ 1.000

Economische Zaken en Klimaat

267

560

‒ 112

‒ 129

‒ 129

‒ 309

‒ 99

50

Leningen

267

160

‒ 62

‒ 62

‒ 62

‒ 242

‒ 32

‒ 33

Voucherkredietfaciliteit reissector

 

400

‒ 50

‒ 67

‒ 67

‒ 67

‒ 67

83

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

476

50

 

0

‒ 54

‒ 55

‒ 56

361

Leningen TOZO

476

50

 

0

‒ 54

‒ 55

‒ 56

361

Totaal niet EMU-relevante uitgaven

1.648

1.921

‒ 107

‒ 129

‒ 183

‒ 364

‒ 1.170

1.618

1.4 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

De visuele samenvatting bij de Miljoenennota biedt een toegankelijk overzicht van de belangrijkste cijfers voor het Miljoenennotajaar 2022. Deze presentatie verschilt op een aantal punten van de begrotingssystematiek zoals die wordt gehanteerd in de rest van de Miljoenennota en bijlagen. Deze bijlage behandelt de samenhang tussen de cijfers uit de visuele samenvatting en de rest van de Miljoenennota en geeft deze aansluiting weer in tabel 1.4.1.

De visuele samenvatting gaat uit van een netto-uitgavenbegrip; dat wil zeggen, de (bruto)uitgaven (tabel 2.2 in bijlage 2) verminderd met de zogenaamde niet-belastingontvangsten (tabel 2.3 in bijlage 2). Dit zijn ontvangsten die tot de uitgavenkant van de begroting worden gerekend, zoals boete-opbrengsten, leges en teruggevorderde toeslagen.

Een ander verschil in presentatie tussen de visuele samenvatting en de Miljoenennota betreft de individuele begrotingsposten. De visuele samenvatting gaat uit van een thematische indeling die niet exact aansluit bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Zo wordt het Btw-compensatiefonds in de visuele samenvatting samengevoegd met het Gemeentefonds en het Provinciefonds, terwijl het begrotingstechnisch wordt verantwoord op de begroting van Financiën. Een meer complex voorbeeld is de verwerking van de middelen bestemd voor internationale samenwerking (ook wel Homogene groep internationale samenwerking (HGIS) genoemd). In de visuele samenvatting worden de HGIS-middelen gegroepeerd onder de uitgavenpost ‘Buitenlandse Zaken/Internationale Samenwerking’, omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken deze middelen coördineert. In de begrotingssystematiek bevinden deze middelen zich echter op verschillende begrotingshoofdstukken, zoals die van Justitie en Veiligheid en Defensie. Het overzicht van de toewijzing van deze middelen is terug te vinden in tabel 2.9 in bijlage 2.

Tabel 1.4.1 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

(in miljarden euro)

2022

Bron

Inkomsten

334,1

Tabel 4.4.2

   

Uitgaven

  

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

94,6

 

Plafond S totaal begrotings- en premiegefinancierd

93,3

Tabel 2.6 bijlagen MN

Plafond R Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid

1,3

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: HGIS Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid

0,0

Tabel 2.9 bijlagen MN

   

Zorg

93,0

 

Plafond Z totaal begrotings- en premiegefinancierd

81,4

Tabel 2.7 bijlagen MN

Plafond R Volksgezondheid, Welzijn en Sport

6,0

Tabel 2.5 bijlagen MN

Volksgezondheid, Welzijn en Sport buiten het uitgavenplafond

5,6

Hoofdstuk 16 artikel 8.1

af: HGIS Volksgezondheid, Welzijn en Sport

0,0

Tabel 2.9 bijlagen MN

   

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

44,3

 

Plafond R Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

44,4

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: HGIS Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

0,1

Tabel 2.9 bijlagen MN

   

Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds

38,8

 

Plafond R Gemeentefonds en accres Gemeentefonds

32,6

Tabel 2.5 bijlagen MN

Plafond R Provinciefonds en accres Provinciefonds

2,6

Tabel 2.5 bijlagen MN

Btw-compensatiefonds

3,7

Hoofdstuk 9B artikel 6

   

Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking

15,1

 

Plafond R Buitenlandse Zaken

10,8

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: HGIS Buitenlandse Zaken

1,9

Tabel 2.9 bijlagen MN

bij: totale plafondrelevante uitgaven Internationale Samenwerking (HGIS)

6,2

Tabel 2.9 bijlagen MN

   

Justitie en Veiligheid

13,4

 

Plafond R Justitie en Veiligheid

13,7

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: HGIS Justitie en Veiligheid

0,3

Tabel 2.9 bijlagen MN

   

Defensie

12,0

 

Plafond R Defensie

12,2

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: HGIS Defensie

0,2

Tabel 2.9 bijlagen MN

   

Infrastructuur en Waterstaat

10,3

 

Plafond R Infrastructuur en Waterstaat

10,3

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: HGIS Infrastructuur en Waterstaat

0,0

Tabel 2.9 bijlagen MN

bij: plafond R Infrastructuurfonds

0,0

Tabel 2.5 bijlagen MN

   

Rentelasten

3,4

 

Rentelasten staatsschuld

3,4

Hoofdstuk 9A artikel 11

Rentelasten schatkistbankieren

‒ 0,1

Hoofdstuk 9A artikel 12

   

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

7,2

 

Plafond R Binnenlandse Zaken

7,0

Tabel 2.5 bijlagen MN

Plafond R Koninkrijksrelateis

0,1

Tabel 2.5 bijlagen MN

Plafond R BES-fonds

0,0

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: HGIS Binnenlandse Zaken

0,0

Tabel 2.9 bijlagen MN

   

Economische Zaken en Klimaat

6,7

 

Plafond R Economische Zaken en Klimaat

6,8

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: HGIS EZK

0,0

Tabel 2.9 bijlagen MN

   

Financiën

3,9

 

Plafond R Financiën

7,8

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: Btw-compensatiefonds

3,7

Hoofdstuk 9B artikel 6

af: HGIS Financiën

0,3

Tabel 2.9 bijlagen MN

   

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

1,7

 

Plafond R Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

1,8

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: HGIS LNV

0,0

Tabel 2.9 bijlagen MN

   

Overig

8,7

 
   

1. Totaal inkomsten

334,1

Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting

2. Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo

353,0

Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting

   

3. EMU-saldo centrale overheid (=1-2)

‒ 18,9

Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens

2 UITGAVEN EN NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Deze bijlage biedt een overzicht van de verschillende manieren waarop de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de overheid worden weergegeven. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden betalingen geboekt in de periode waarin de daadwerkelijke betaling plaatsvindt, in het tweede geval in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd. Het gaat dan om de bedragen die van de bankrekeningen van het Rijk worden afgeschreven. Bij het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt niet uitgegaan van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis: de uitgaven worden geboekt in de periode waarin rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.

Tabel 2.1. bevat alle netto-uitgaven van de Rijksoverheid. De netto-uitgaven zijn de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een uitgavenplafond. Het uitgavenplafond is gesplitst in drie deelplafonds: het plafond Rijksbegroting, het plafond Sociale Zekerheid en het plafond Zorg. De meeste netto-uitgaven vallen onder een van deze drie plafonds. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder een plafond vallen, deze worden de niet-plafondrelevante uitgaven en ontvangsten genoemd.

In tabel 2.1 zijn de uitgaven uitgesplitst in de begrotingsgefinancierde en de premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden betaald uit belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinancierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven per plafond opgeteld.

Tabel 2.1 Netto-uitgaven naar type en plafond

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

bron

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

        

Plafond Rijksbegroting

155.467

184.499

171.677

164.831

163.252

166.216

169.595

Tabel 2.5

Plafond Sociale Zekerheid

40.101

32.236

27.276

25.046

25.357

26.090

26.757

Tabel 2.6

Plafond Zorg

2.421

2.086

2.018

1.907

1.903

1.914

1.924

Tabel 2.7

Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

24.203

32.754

44.743

38.607

44.786

47.647

49.115

Tabel 2.8

Totaal begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

222.191

251.575

245.715

230.390

235.298

241.868

247.391

Tabel 2.4

         

Premiegefinancierde netto-uitgaven

        

Plafond Sociale Zekerheid

62.172

64.157

66.009

68.556

71.361

74.662

77.857

Tabel 2.6

Plafond Zorg

71.458

73.946

79.340

82.723

86.739

90.870

95.249

Tabel 2.7

Totaal premiegefinancierde netto-uitgaven

133.630

138.103

145.349

151.279

158.100

165.533

173.105

 

Totaal netto-uitgaven

355.822

389.678

391.064

381.669

393.398

407.400

420.497

 
         

Plafond Rijksbegroting

155.467

184.499

171.677

164.831

163.252

166.216

169.595

Tabel 2.5

Plafond Sociale Zekerheid

102.274

96.393

93.285

93.602

96.718

100.753

104.614

Tabel 2.6

Plafond Zorg

73.879

76.032

81.358

84.630

88.642

92.784

97.173

Tabel 2.7

Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenplafond

331.619

356.923

346.321

343.062

348.612

359.753

371.382

 
         

Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

24.203

32.754

44.743

38.607

44.786

47.647

49.115

Tabel 2.8

Totaal netto-uitgaven

355.822

389.678

391.064

381.669

393.398

407.400

420.497

 

Tabel 2.2 geeft alle uitgaven weer zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleids- en niet-beleidsartikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming is van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. De uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld zijn niet in deze tabel opgenomen. Deze zijn opgenomen in bijlage 6 EMU-saldo.

Tabel 2.2 Uitgaven begrotingen
 

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

1

De Koning

45

47

48

48

48

48

48

2A

Staten-Generaal

186

209

184

181

180

184

182

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

143

157

152

151

154

150

145

3

Algemene Zaken

75

85

84

81

83

82

85

4

Koninkrijksrelaties

852

908

376

171

160

179

179

5

Buitenlandse Zaken

11.151

12.038

11.748

11.794

12.152

12.550

12.724

6

Justitie en Veiligheid

14.382

15.136

15.274

14.856

14.756

14.645

14.700

7

Binnenlandse Zaken

6.961

8.896

8.058

7.401

7.330

7.446

7.528

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

44.462

49.944

48.240

47.363

46.355

46.480

46.441

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

7.013

5.939

5.435

4.267

3.905

3.731

3.682

9B

Financiën

8.534

10.899

10.561

9.799

9.984

10.041

9.821

10

Defensie

11.190

12.173

12.392

12.112

11.978

11.929

11.722

12

Infrastructuur en Waterstaat

9.461

12.907

17.662

11.040

10.009

10.068

10.069

13

Economische Zaken en Klimaat

8.937

16.280

8.114

7.556

7.199

6.632

6.494

14

Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid

1.776

2.277

1.845

1.508

1.405

1.439

1.344

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

59.902

57.740

50.638

47.828

47.838

48.875

50.050

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

27.250

37.281

28.485

28.104

30.298

31.450

33.143

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.186

3.186

3.266

3.494

3.640

3.837

4.049

19

Nationaal Groeifonds

0

55

2.137

3.177

4.216

4.236

3.233

50

Gemeentefonds

33.436

34.807

35.597

33.371

33.180

32.972

32.917

51

Provinciefonds

2.603

2.520

2.541

2.532

2.522

2.511

2.512

55

Infrastructuurfonds

6.371

7.431

14.497

7.526

6.810

7.146

7.111

58

Diergezondheidsfonds

94

43

35

34

34

34

34

64

BES-fonds

51

58

42

35

35

35

35

65

Deltafonds

1.079

1.406

1.328

1.712

1.485

1.357

1.374

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

5.072

5.065

4.872

4.809

4.808

4.597

AP

Aanvullende posten

0

384

8.295

10.259

12.619

15.850

19.832

90

Consolidatie1

‒ 5.797

‒ 13.084

‒ 20.248

‒ 13.471

‒ 12.417

‒ 12.557

‒ 12.438

HGIS

Internationale Samenwerking2

(5.188)

(5.669)

(6.287)

(6.608)

(6.792)

(7.053)

(7.285)

 

Totaal

253.346

284.792

271.853

257.800

260.766

266.160

271.615

X Noot
1

Dit betreft een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het bruto boeken van bijdragen tussen departementen onderling. Het bruto boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt.

X Noot
2

In deze en volgende tabellen zijn de uitgaven aan Internationale samenwerking (HGIS) toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven aan HGIS zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 2.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Het betreft hier alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, terugbetaalde studieschulden of de opbrengst uit boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. De ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld zijn niet meegeteld in deze tabel. Deze ontvangsten zijn opgenomen in bijlage 6 EMU-saldo.

Tabel 2.3 Niet-belastingontvangsten begrotingen
 

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

1

De Koning

0

0

0

2

2

2

2

2A

Staten-Generaal

4

4

4

4

4

4

4

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

6

6

6

6

6

6

6

3

Algemene Zaken

7

7

7

7

7

7

7

4

Koninkrijksrelaties

63

35

35

31

31

31

31

5

Buitenlandse Zaken

863

926

966

963

1.005

1.029

1.048

6

Justitie en Veiligheid

1.244

1.991

1.570

1.592

1.604

1.598

1.624

7

Binnenlandse Zaken

922

1.198

1.098

1.293

1.263

1.257

1.240

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.519

1.570

1.608

1.726

1.765

1.795

1.840

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

13.786

11.280

8.650

9.990

8.080

7.095

6.719

9B

Financiën

2.823

2.039

2.968

3.093

3.402

3.275

4.250

10

Defensie

308

178

142

142

142

142

142

12

Infrastructuur en Waterstaat

29

27

45

38

39

39

39

13

Economische Zaken en Klimaat

5.238

6.990

5.154

5.188

5.086

4.946

4.339

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

292

622

92

78

73

69

66

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1.803

4.717

2.861

2.386

2.046

2.022

1.995

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

751

596

210

148

145

145

155

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

109

52

52

48

47

42

39

50

Gemeentefonds

0

0

0

0

0

0

0

51

Provinciefonds

0

0

0

0

0

0

0

55

Infrastructuurfonds

6.043

7.711

14.497

7.526

6.810

7.146

7.111

58

Diergezondheidsfonds

110

34

27

34

34

34

34

64

BES-fonds

0

0

0

0

0

0

0

65

Deltafonds

1.030

1.411

1.328

1.712

1.485

1.357

1.374

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

4.906

5.065

4.872

4.809

4.808

4.597

AP

Aanvullende posten

0

0

0

0

0

0

0

90

Consolidatie

‒ 5.797

‒ 13.084

‒ 20.248

‒ 13.471

‒ 12.417

‒ 12.557

‒ 12.438

HGIS

Internationale Samenwerking

(195)

(162)

(152)

(129)

(151)

(153)

(150)

 

Totaal

31.154

33.217

26.138

27.409

25.467

24.292

24.223

Tabel 2.4 geeft de netto-uitgaven per begrotingshoofdstuk weer. Dit zijn de uitgaven uit tabel 2.2 minus de niet-belastingontvangsten uit tabel 2.3.

Tabel 2.4 Netto-uitgaven begrotingen
 

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

1

De Koning

45

47

48

47

47

47

47

2A

Staten-Generaal

182

205

180

177

177

180

178

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

137

151

146

145

148

144

139

3

Algemene Zaken

69

78

77

74

76

75

78

4

Koninkrijksrelaties

788

873

342

140

129

148

148

5

Buitenlandse Zaken

10.288

11.112

10.782

10.831

11.147

11.521

11.676

6

Justitie en Veiligheid

13.138

13.144

13.703

13.264

13.152

13.047

13.076

7

Binnenlandse Zaken

6.039

7.698

6.961

6.107

6.067

6.189

6.289

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

42.942

48.374

46.632

45.638

44.589

44.685

44.601

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

‒ 6.772

‒ 5.342

‒ 3.216

‒ 5.724

‒ 4.175

‒ 3.364

‒ 3.038

9B

Financiën

5.711

8.860

7.594

6.706

6.582

6.766

5.571

10

Defensie

10.882

11.995

12.250

11.970

11.836

11.787

11.581

12

Infrastructuur en Waterstaat

9.432

12.880

17.617

11.002

9.970

10.029

10.030

13

Economische Zaken en Klimaat

3.699

9.290

2.960

2.367

2.112

1.685

2.155

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

1.484

1.655

1.753

1.429

1.331

1.370

1.278

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

58.100

53.024

47.777

45.442

45.792

46.852

48.055

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

26.499

36.684

28.275

27.956

30.153

31.305

32.989

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.078

3.134

3.214

3.446

3.593

3.795

4.010

19

Nationaal Groeifonds

0

55

2.137

3.177

4.216

4.236

3.233

50

Gemeentefonds

33.436

34.807

35.597

33.371

33.180

32.972

32.917

51

Provinciefonds

2.603

2.520

2.541

2.532

2.522

2.511

2.512

55

Infrastructuurfonds

328

‒ 280

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

‒ 16

8

8

0

0

0

0

64

BES-fonds

51

58

42

35

35

35

35

65

Deltafonds

49

‒ 5

0

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

166

0

0

0

0

0

AP

Aanvullende posten

0

384

8.295

10.259

12.619

15.850

19.832

HGIS

Internationale Samenwerking

(4.993)

(5.507)

(6.135)

(6.478)

(6.641)

(6.900)

(7.135)

 

Totaal

222.191

251.575

245.715

230.390

235.298

241.868

247.391

De tabellen 2.5 tot en met 2.7 tonen de netto-uitgaven per deelplafond, uitgesplitst naar begrotingshoofdstuk en type (begrotingsgefinancierd of premiegefinancierd).

Tabel 2.5 Netto-uitgaven onder plafond Rijksbegroting
 

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

1

De Koning

45

47

48

47

47

47

47

2A

Staten-Generaal

182

205

180

177

177

180

178

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

137

151

146

145

148

144

139

3

Algemene Zaken

69

78

77

74

76

75

78

4

Koninkrijksrelaties

148

116

147

117

105

123

122

5

Buitenlandse Zaken

10.288

11.112

10.782

10.831

11.147

11.521

11.676

6

Justitie en Veiligheid

13.138

13.144

13.703

13.264

13.152

13.047

13.076

7

Binnenlandse Zaken

6.116

7.725

6.993

6.140

6.100

6.222

6.322

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

41.178

46.365

44.403

43.252

42.254

42.401

42.353

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

4.780

4.042

3.386

2.284

2.002

1.927

1.883

9B

Financiën

5.595

7.759

7.833

7.027

6.917

7.153

7.314

10

Defensie

10.911

12.015

12.248

11.967

11.834

11.787

11.581

12

Infrastructuur en Waterstaat

9.432

12.880

10.281

11.002

9.970

10.029

10.030

13

Economische Zaken en Klimaat

7.311

12.855

6.756

6.292

6.242

6.109

5.872

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

1.484

1.655

1.753

1.429

1.331

1.370

1.278

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

555

835

1.272

1.209

1.284

1.137

1.135

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

8.411

16.124

5.985

4.355

3.563

3.450

3.421

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.111

3.159

3.238

3.467

3.609

3.810

4.022

50

Gemeentefonds

29.541

31.388

32.283

30.107

29.968

29.812

29.807

51

Provinciefonds

2.603

2.520

2.541

2.532

2.522

2.511

2.512

55

Infrastructuurfonds

328

‒ 280

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

0

0

0

0

0

0

0

60

Accres Gemeentefonds

0

0

296

1.120

1.920

3.053

4.205

61

Accres Provinciefonds

0

0

42

113

185

288

392

64

BES-fonds

51

58

42

35

35

35

35

65

Deltafonds

49

‒ 5

0

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

166

0

0

0

0

0

80

Prijsbijstelling

0

0

765

1.369

1.913

2.453

2.998

81

Arbeidsvoorwaarden

0

0

1.424

2.867

4.489

6.172

7.818

86

Algemeen

0

384

5.052

3.609

2.260

1.359

1.303

HGIS

Internationale Samenwerking

(5.027)

(5.532)

(6.159)

(6.499)

(6.657)

(6.915)

(7.147)

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

155.467

184.499

171.677

164.831

163.252

166.216

169.595

         
 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Rijksbegroting

155.467

184.499

171.677

164.831

163.252

166.216

169.595

Tabel 2.6 Netto-uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid
 

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

38.145

30.298

24.995

22.499

22.385

22.657

22.863

50

Gemeentefonds

1.957

1.938

1.889

1.837

1.785

1.733

1.682

AP

Aanvullende posten

0

‒ 0

392

709

1.187

1.700

2.213

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

40.101

32.236

27.276

25.046

25.357

26.090

26.757

         

40

Sociale verzekeringen

62.172

64.157

66.009

68.556

71.361

74.662

77.857

 

Premiegefinancierde netto-uitgaven

62.172

64.157

66.009

68.556

71.361

74.662

77.857

         
 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Sociale zekerheid

102.274

96.393

93.285

93.602

96.718

100.753

104.614

Tabel 2.7 Netto-uitgaven onder plafond Zorg
 

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

482

606

580

462

450

452

453

50

Gemeentefonds

1.938

1.481

1.426

1.426

1.427

1.427

1.428

AP

Aanvullende posten

0

0

13

18

26

35

43

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

2.421

2.086

2.018

1.907

1.903

1.914

1.924

         

41

Zorg

71.458

73.946

79.340

82.723

86.739

90.870

95.249

 

Premiegefinancierde netto-uitgaven

71.458

73.946

79.340

82.723

86.739

90.870

95.249

         
 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Zorg

73.879

76.032

81.358

84.630

88.642

92.784

97.173

Tabel 2.8 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer die niet meetellen voor het uitgavenplafond. Het gaat hier bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het overheidstekort (EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen, de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenplafond zijn geplaatst, zoals de uitgaven aan de zorgtoeslag.

Tabel 2.8 Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond
 

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

4

Koninkrijksrelaties

641

757

195

23

24

24

25

7

Binnenlandse Zaken

‒ 77

‒ 28

‒ 33

‒ 33

‒ 33

‒ 33

‒ 33

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.764

2.009

2.229

2.385

2.335

2.284

2.249

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

‒ 11.553

‒ 9.384

‒ 6.602

‒ 8.008

‒ 6.178

‒ 5.291

‒ 4.920

9B

Financiën

116

1.101

‒ 240

‒ 321

‒ 335

‒ 387

‒ 1.743

10

Defensie

‒ 29

‒ 21

1

3

2

0

0

12

Infrastructuur en Waterstaat

0

0

7.336

0

0

0

0

13

Economische Zaken en Klimaat

‒ 3.612

‒ 3.565

‒ 3.796

‒ 3.925

‒ 4.130

‒ 4.423

‒ 3.718

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

19.399

21.890

21.510

21.734

22.123

23.058

24.058

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

17.605

19.955

21.710

23.139

26.140

27.403

29.115

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

‒ 34

‒ 25

‒ 24

‒ 21

‒ 16

‒ 15

‒ 12

19

Nationaal Groeifonds

0

55

2.137

3.177

4.216

4.236

3.233

55

Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

‒ 16

8

8

0

0

0

0

AP

Aanvullende posten

0

0

311

453

638

791

860

HGIS

Internationale Samenwerking

(34)

(25)

(24)

(21)

(16)

(15)

(12)

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven buiten het plafond

24.203

32.754

44.743

38.607

44.786

47.647

49.115

         
 

Totaal netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

24.203

32.754

44.743

38.607

44.786

47.647

49.115

Tabel 2.9 geeft een overzicht van de uitgaven aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) per begrotingshoofdstuk. Dit zijn alle uitgaven die betrekking hebben op internationale samenwerking. De HGIS-uitgaven staan op verschillende begrotingen maar worden gecoördineerd door de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze stelt ook de HGIS-nota op. De HGIS-nota wordt gelijktijdig met de Miljoenennota gepubliceerd en geeft gedetailleerd inzicht in de HGIS-uitgaven.

Tabel 2.9 Overzicht netto-uitgaven HGIS per begrotingshoofdstuk
 

(in miljoenen euro)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

5

Buitenlandse Zaken

1.409

1.545

1.890

1.925

1.965

1.994

2.016

6

Justitie en Veiligheid

24

300

343

335

333

328

327

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

1

1

0,627

1

0

0

0

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

63

108

104

102

101

100

100

9B

Financiën

181

47

264

311

346

379

380

10

Defensie

145

259

223

211

211

212

213

12

Infrastructuur en Waterstaat

28

37

26

26

25

24

24

13

Economische Zaken en Klimaat

24

32

30

29

27

27

27

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

29

36

34

34

34

34

34

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1

1

1

1

1

1

1

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

12

9

6

5

5

5

5

17

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

3.078

3.159

3.238

3.467

3.609

3.810

4.022

86

Algemeen

0

0

0

53

0

0

0

 

Totaal plafondrelevante netto-uitgaven HGIS

4.993

5.532

6.159

6.499

6.657

6.915

7.147

         

9B

Financiën

0

0

0

0

0

0

0

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

‒ 34

‒ 25

‒ 24

‒ 21

‒ 16

‒ 15

‒ 12

 

Totaal niet-plafondrelevante netto-uitgaven HGIS

‒ 34

‒ 25

‒ 24

‒ 21

‒ 16

‒ 15

‒ 12

3 INKOMSTENKADER

1. Uitleg inkomstenkader tijdens kabinetsperiode

In het Regeerakkoord en de Startnota zijn de financiële afspraken en het begrotingsbeleid van het kabinet vastgelegd. Het inkomstenkader speelt een belangrijke rol binnen het begrotingsbeleid. Om de lastendruk voor burgers en bedrijven te beheersen, wordt bij het Regeerakkoord een pad afgesproken voor de beleidsmatige lastenontwikkeling, dat in de Startnota voor de duur van de kabinetsperiode in het inkomstenkader wordt vastgelegd. Gedurende de kabinetsperiode kunnen er om verschillende redenen wijzigingen optreden in het inkomstenkader:

1. Nieuw beleid dat van na het Regeerakkoord dateert (tariefs- dan wel grondslagwijzigingen). Bij additionele lastenverlichting is compenserende lastenverzwaring nodig, en vice versa.

2. Zorgpremies (de nominale premie en de iab-premie) zijn inkomstenka­derrelevant. Fluctuaties in zorgpremies hebben in de huidige systematiek geen gevolgen voor het EMU-saldo, omdat zowel de zorguitgaven als zorg­premies zijn ingekaderd en de uitgaven voor de Zvw lastendekkend zijn gefinancierd. Een voorbeeld illustreert dit. Stel dat zich een meevaller voor­doet in de zorguitgaven. Dit geeft ruimte binnen de uitgavenplafonds, die mag worden ingezet voor uitgaven elders. Per saldo worden de totale uitgaven daarmee niet lager. Tegelijkertijd leiden de lagere uitgaven auto­matisch tot lagere zorgpremies vanwege de lastendekkende financiering van de zvw, waardoor de inkomsten dus wel afnemen. Om de inkomsten op peil te houden, is dan een compenserende lastenverzwaring nodig. Per saldo is het effect op het EMU-saldo dan nul. Incidentele wijzigingen in de premies die onder meer het gevolg zijn van het wegwerken van tekorten en overschotten in het zorgverzekeringsfonds en het verschil tussen de VWS-raming en de door verzekeraars vastgestelde nominale premie worden niet binnen het inkomstenkader gecompenseerd. Ook worden wijzigingen in de ZVW-premiegrondslag nadat de hoogte van de zorgpremies eenmaal is vastgesteld niet gecompenseerd binnen het inkomstenkader.

3. Maatregelen uit het Regeerakkoord en nieuwe maatregelen die onderdeel uitmaken van het inkomstenkader worden, voordat ze worden omgezet in wetgeving, eenmaal opnieuw geraamd (‘herijkt’). Het CPB certificeert deze herijkte raming. Zo wordt geborgd dat in de wet een zo goed mogelijke raming van de maatregel staat. Eventuele verschillen tussen de oorspron­kelijke raming en de herijkte raming moet volgens de begrotingsregels binnen het inkomstenkader worden gecompenseerd.

Het inkomstenkader beheerst alleen de beleidsmatige keuzes van lasten. Wijzigingen in de lasten door beleid moeten gecompenseerd worden met tegengestelde lastenmaatregelen om te borgen dat het inkomstenkader per saldo weer sluit.

Verschillen in de (geraamde) belasting- en premiekomsten die niet het gevolg zijn van hierboven genoemde oorzaken, maar veroorzaakt worden doordat de conjunctuur zich anders ontwikkelt dan verwacht ten tijde van de Startnota, lopen in het saldo. Een toename van de werkgelegenheid bijvoorbeeld leidt tot hogere inkomsten uit de inkomstenbelasting en hoeft niet gecompenseerd te worden binnen het inkomstenkader. Door alleen beleidsmatige keuzes mee te nemen zorgt het inkomstenkader voor automatische stabilisatie: in slechte economische tijden nemen de belastingontvangsten af, terwijl zij in goede tijden toenemen. Hiermee wordt de conjunctuurgevoeligheid van de Nederlandse economie verminderd.

2. Ontwikkelingen lastenkant na sluiting inkomstenkader MN2021

Na de augustusbesluitvorming vorig jaar is bij de Miljoenennota 2021 het inkomstenkader gesloten.1 Het inkomstenkader voor 2021 was het laatste inkomstenkaderjaar van deze kabinetsperiode. Het uitgangspunt blijft echter dat er ook na de kabinetsperiode geen ongedekte lastenrelevante lastenverlichting (en verzwaring) plaatsvindt.

Sinds het inkomstenkader vorig jaar is gesloten is er sprake van één significante budgettaire tegenvaller door een herberekening in het Sofina-arrest die leidt tot een incidentele cumulatieve derving van € 0,3 miljard (tabel 3.1). Tegelijkertijd leidt uitstel van het pensioenakkoord met een jaar tot een incidentele budgettaire meevaller van € 0,3 miljard (tabel 3.2). Door deze twee tegen elkaar weg te strepen is de dekkingsopgave binnen het inkomstenkader in principe opgelost. Paragraaf 1a licht deze maatregelen verder toe en gaat ook in op de omgang met de zorgpremies dit jaar. Daarnaast zijn er nog enkele maatregelen met budgettaire gevolgen in het inkomstenkader die dit jaar in het Belastingplan 2022 worden gepresenteerd. Deze maatregelen leiden in totaal tot een meevaller van € 46 miljoen in het inkomstenkader in 2022 en worden gepresenteerd in paragraaf 1b. Paragraaf 1c gaat expliciet in op de overige maatregelen die afgelopen jaar zijn genomen die wel budgettaire effecten hebben, maar niet tot budgettaire derving of meevallers in het inkomstenkader leiden door genomen tegenmaatregelen. In hoofdstuk 2 wordt het aanvullende pakket aan lastenmaatregelen van de augustusbesluitvorming 2021 weergegeven. Tijdens augustusbesluitvorming is ook invulling gegeven aan de envelop voor lagere werkgeverslasten van 1,8 mld die nog ingeboekt stond. Tot slot wordt in hoofdstuk 3 de beleidsmatige lastenontwikkeling (blo) inclusief de augustusbesluitvorming gepresenteerd en verder toegelicht.

1a. Herijking Sofina-arrest en uitstel pensioenakkoord

Vorige zomer leidde een gerechtelijke uitspraak rondom de dividendbelasting (het Sofina-arrest) tot een forse budgettaire derving in het inkomstenkader tot en met 2021. Door een tegenmaatregel wordt het ontstane gat in de wetgeving gedicht en is er ook sprake van een budgettaire opbrengst in de jaren na 2021. Afgelopen zomer is besloten om de opbrengst van de tegenmaatregel tussen 2022 en 2027 te gebruiken om het tekort in het kader te dekken. Omdat de maatregelen die genomen worden binnen het Sofina-dossier nu in wetgeving worden gezet, heeft er afgelopen maand conform de begrotingsregels een herberekening van de budgettaire effecten plaatsgevonden. Per saldo leidt dit tot een budgettaire derving ten opzichte van de vorige stand. In tabel 3.1 is het totale budgettaire effect te zien van de herijking van de raming. Hieruit blijkt dat er in 2021 een incidentele meevaller is, maar in latere jaren een derving. Tussen 2021 en 2027 is er cumulatief sprake van een derving van € 340 miljoen, structureel is er sprake van een derving van € 10 miljoen per jaar ten opzichte van de situatie voor de herijking.

Tabel 3.1 incidentele cumulatieve derving herijking Sofina-arrest

In standen, in € mln

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

cum 2021-2027

Struc

Herijking Sofina arrest

240

‒ 180

‒ 130

‒ 100

‒ 80

‒ 60

‒ 30

‒ 340

‒ 10

Naast de derving door herijking van het Sofina-arrest is er sprake van een meevaller door uitstel van het pensioenakkoord. Omdat het pensioenakkoord is uitgesteld met een jaar, levert dat in 2022 een lastenrelevante meevaller op aan de inkomstenkant van € 328 miljoen, zie tabel 3.2. De incidentele tegenvaller door Sofina en de incidentele meevaller als gevolg van uitstel van het pensioenakkoord zijn ongeveer even groot.

Tabel 3.2 gevolgen inkomsten uitstel pensioenpakket

In standen, in € mln (+ = saldoverbeterend/ lastenverzwarend)

2021

2022

structureel

Totaal lastenrelevante opbrengst pensioenpakket

0

328

0

Pensioenbedrag ineens

0

‒ 23

0

Uitstel pensioenwet

0

251

0

Harmonisatie 2e en 3e pijler

0

100

0

Omgang zorgpremies

Normaal gesproken vindt er elke augustus besluitvorming plaats op basis van de meest recente zorgpremieraming op basis van de cMEV-raming van het CPB. De zorgpremiesystematiek binnen het inkomstenkader geldt echter alleen voor de huidige kabinetsperiode (dus t/m 2021), waardoor er strikt genomen dit jaar geen kader is voor besluitvorming ten aanzien van de zorgpremies. De zorgpremies zijn deze augustus dus niet kaderrelevant, maar werken wel door in de ontwikkeling van de beleidsmatige lasten voor burgers en bedrijven. De totale zvw-premies zijn significant lager dan een jaar geleden gedacht bij de Miljoenennota en bijbehorende MEV-raming. De oorzaak van de daling heeft deels te maken met incidentele coronafactoren. Ook leidt een sterkere groei van de economie dan eerder gedacht tot een hogere grondslag voor de IAB. Door deze hogere grondslag is er ruimte om de percentages voor de IAB lager vast te stellen. Onderdeel van het zorgpremiebeeld zijn hogere premies als gevolg van het bevriezen van het eigen risico. Daartoe is deze zomer besloten. De bevriezing van het eigen risico leidt tot hogere zorguitgaven, oplopend van €148 miljoen in 2022 tot €150 miljoen structureel vanaf 2026. Conform de systematiek van het zorgstelsel leiden deze hogere zorguitgaven tot vrijwel dezelfde stijging van de zorgpremies. Hiermee is de bevriezing van het eigen risico (vrijwel) saldoneutraal vormgegeven.

1b. Overige maatregelen met budgettaire gevolgen voor het inkomstenkader

Tot slot zijn er enkele budgettaire maatregelen over die meelopen in het aankomende Belastingplan 2022 en overige wetgeving. Per saldo leidt dit tot €46 miljoen opbrengst binnen het kader in 2022 zoals uitgesplitst in tabel 3.3.

Tabel 3.3 overige budgettaire gevolgen inkomstenkader

In standen, in € mln (+ = saldoverbeterend/ lastenverzwarend)1

2022

2023

2024

Struc

a. IACK bij buitenlandse belastingplichtigen

12

12

12

12

b. Herijking Fiscaal aantrekkelijker maken aandelenopties

5

5

5

4

c. Aanpassing energiebelasting ter voorkoming van dubbele belasting bij batterijopslag

‒ 1

‒ 1

‒ 1

‒ 5

d. Wijziging bieraccijns op basis van plato naar alcoholpercentage en afschaffen verlaagde tarief kleine brouwerijen

0

2

2

2

e. Verruiming uitzonderingsbepaling hoofdverblijvencriterium OVB

‒ 1

‒ 1

‒ 1

‒ 1

f. Herijken afschaffen betalingskorting

  

4

12

g. Vrijvallen envelop horizonbepaling gebruikelijkloonregeling innovatie start-ups

29

29

29

29

h. Flankerende maatregel wetsvoorstel mismatches zakelijkheidsbeginsel

2

39

58

58

Totaal

46

85

108

111

Overige maatregelen2

0

0

0

0

X Noot
1

Door tussentijdse afrondingen tellen de bedragen niet altijd precies tot elkaar op. Dit kan tot maximaal enkele miljoenen verschil leiden.

X Noot
2

Er zijn afgelopen jaar ook nog enkele maatregelen genomen aan de lastenkant die niet hebben geleid tot budgettaire problemen omdat deze maatregelen gedekt zijn aan de lastenkant. Deze maatregelen worden weergegeven in paragraaf 1c.

a. IACK bij buitenlandse belastingplichtigen

De opbrengsten stijgen met € 12 miljoen door de aanpassing van de IACK waardoor de huidige uitzondering op het fiscale partnerbegrip voor de persoon die geen inwoner is van Nederland en geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is, niet langer geldt voor de toepassing van de IACK.

b. Herijking Fiscaal aantrekkelijker maken aandelenopties

Voor het fiscaal aantrekkelijker maken van de aandelenopties was een envelop gereserveerd van € 5 miljoen vanaf 2022. De maatregel kost € 1 miljoen structureel, het restant van de envelop valt vrij.

c. Aanpassing energiebelasting ter voorkoming van dubbele belasting bij batterijopslag 

Naar aanleiding van de motie van der Lee wordt een aanpassing in de energiebelasting gedaan ter voorkoming van dubbele belasting bij batterijopslag. Dit leidt tot een derving van € 1 miljoen in de eerste jaren en €5 miljoen structureel.

d. Wijziging bieraccijns op basis van plato naar alcoholpercentage en afschaffen verlaagde tarief kleine brouwerijen 

Het kader van het implementeren van de EU-richtlijn alcoholaccijns wordt het verlaagde accijnstarief voor kleine brouwerijen afgeschaft. Dit levert € 2 miljoen op.

e. Verruiming uitzonderingsbepaling hoofdverblijvencriterium OVB

Er wordt een omissie in de maatregel van de overdrachtsbelasting in het belastingplan 2021 herstelt. Dit zorgt voor een derving van € 1 miljoen.

f. Herijken afschaffen betalingskorting

Het afschaffen van de betalingskorting levert structureel € 12 miljoen meer op.

g. Vrijvallen envelop horizonbepaling gebruikelijkloonregeling innovatie start-ups 

De kosten van de gebruikelijkloonregeling innovatieve start-ups zijn bij invoering in 2017 geraamd op structureel € 29 miljoen per jaar. Er was in deze regeling een horizonbepaling t/m 2021 opgenomen. Uit nader onderzoek blijkt dat sinds de invoering slechts heel beperkt gebruik wordt gemaakt van de regeling. De regeling wordt een jaar verlengd in afwachting van de evaluatie. De kosten worden nu geraamd op € 0 miljoen. Hierdoor vallen de gereserveerde middelen van € 29 miljoen voor deze regeling vrij.

h. Flankerende maatregel wetsvoorstel mismatches zakelijkheidsbeginsel 

Het wetsvoorstel tegengaan mismatches bij toepassing van het zakelijkheidsbeginsel heeft een meeropbrengst van € 2 miljoen per jaar oplopend naar € 58 miljoen. Tot deze maatregel is vorig jaar augustus besloten en deze maatregel wordt nu in wetgeving gezet.

1c. Overige maatregelen

Naast de maatregelen met budgettaire gevolgen voor het inkomstenkader zijn er sinds het sluiten van het inkomstenkader bij Miljoenennota 2021 ook enkele maatregelen genomen die geen budgettaire gevolgen hebben voor het inkomstenkader. Deze maatregelen zijn gedekt binnen het inkomstenkader met andere maatregelen. Deze maatregelen inclusief dekking worden weergegeven in tabel 3.4.

Tabel 3.4 maatregelen inkomstenkader die reeds gedekt waren

Maatregelen, in € mln (+ = saldoverbeterend/ lastenverzwarend); in mutaties

2021

2022

Verhogen vrijstelling schenkbelasting met 1000 euro

‒ 5

5

Envelop aandelenopties

5

‒ 5

Verhogen doelmatigheidsgrens toeslagen

‒ 28

11

Aanpassen normpercentage zorgtoeslag

28

‒ 11

Hogere definitieve whk-premie 2022

 

240

Verlaging AOF-premie ter compensatie voor stijging WHK premies

 

‒ 240

Woningmarkt1

  
X Noot
1

Betreft een budgettair effect over meerdere jaren en daarnaast een schuif tussen inkomsten en uitgaven, zie toelichting hieronder

Verhogen vrijstelling schenkbelasting met 1000 euro (amendement Lodders c.s.)

In dit amendement wordt voor het jaar 2021 tijdelijk de bestaande vrijstellingen voor kinderen en overige verkrijgers, na toepassing van de inflatiecorrectie verhoogd met 1000 euro. Per 1 januari 2022 wordt de vrijstelling weer verlaagd met 1000 euro.

Envelop aandelenopties

De tijdelijke verhoging van de schenkingsvrijstelling hierboven wordt gedekt doordat de envelop van € 5 miljoen voor de aandelenopties niet per 2021 zal worden gebruikt maar per 2022.

Verhogen doelmatigheidsgrenzen toeslagen (amendement Snels-Lodders)

In het amendement wordt de doelmatigheidsgrens met 50 euro verhoogd naar 98 euro, zodat het aantal terugvorderingen wordt teruggedrongen.

Aanpassen normpercentage zorgtoeslag

Het verhogen van de doelmatigheidsgrenzen bij de toeslagen wordt gedekt door het drempelinkomen voor de zorgtoeslag met 0,03% te verhogen in 2021. Na 2021 dekt de zorgtoeslag enkel het verhogen van de eigen doelmatigheidsgrens.

Premieaanpassingen

De definitieve Whk premie is vastgesteld en hoger dan eerder geraamd. Deze verhoging wordt gedekt door een verlaging van de Aof-premie.

Woningmarkt Voor de woningmarkt zijn er een aantal besluiten geweest sinds de MEV2021 die budgettaire gevolgen hebben gehad over verschillende jaren heen.

  • In de eerste plaats is bij amendering van het Belastingplan2021 de woningwaardegrens van 400.000 euro ingevoerd voor vrijstelling van de overdrachtsbelasting voor starters. Deze grensinvoer gaf een budgettaire opbrengst van € 47 miljoen in 2021 en structureel € 26 miljoen. Deze gehele opbrengst is gebruikt aan de uitgavekant voor het gehele woningmarktpakket.

  • Daarnaast is er begin 2021 besluitvorming geweest over het vrijstellen van woningcorporaties van overdrachtsbelasting. De kosten van deze vrijstelling waren structureel € 7 miljoen. Dit is gedekt via een vertraagde indexatie van de woningwaardegrens per 2023 in de overdrachtsbelasting. Budgettaire neutraliteit wordt in 2036 bereikt.

  • Tot slot is er in maart 2021 besluitvorming geweest ten aanzien van de huurbevriezing. Woningcorporaties en grote particulieren krijgen ter compensatie een structurele verlaging van de verhuurderheffing, daarnaast is er nog sprake van een subsidie ter compensatie. Zowel de verhuurderheffing als de subsidie wordt gedekt uit de envelop verlichting werkgeverslasten: € 200 miljoen structureel vanaf 2022.

Tot slot stond er voor de Wet betaald ouderschapsverlof een taakstellende ombuiging van €130 miljoen structureel vanaf 2022 opgenomen op de IACK. Deze taakstelling wordt in het Belastingplan 2022 ingevuld door een verlaging van het maximumbedrag van de IACK met €395. Door deze verlaging nemen de opbrengsten toe met de benodigde € 130 miljoen zoals eerder afgesproken.

2. Aanvullend pakket augustusbesluitvorming 2021

Tabel 3.5 en tabel 3.6 geven de aanvullende besluitvorming van augustus weer. Tabel 3.5 presenteert de maatregelen die zijn gefinancierd uit de envelop voor de lagere werkgeverslasten van 1,8 mld. Deze envelop is gebruikt voor onder andere koopkrachtmaatregelen, verlaging van de verhuurderheffing en een nieuwe (kleinere) envelop voor lagere werkgeverslasten. Het bedrag dat na de maatregelen aan de lastenkant nog resteert uit de 1,8 miljard is ingezet aan de uitgavenkant, wat leidt tot een lastenverzwaring. Daarnaast zijn er ook nog lastenmaatregelen genomen op het terrein van klimaat (tabel 3.6). Deze maatregelen worden gefinancierd uit het saldo en zorgen aan de inkomstenkant voor een lastenverlichting.

Tabel 3.7 laat het totaal van alle lastenmaatregelen binnen het inkomstenkader zien na augustusbesluitvorming 2021 inclusief de meevaller in het kader die nog resteerde uit de maatregelen gepresenteerd in paragraaf 1b. De derving door herijking van het Sofina-arrest, de meevaller door het uitstel van het pensioenakkoord en de verwerking van het woningmarktpakket zitten hier niet in verwerkt. Deze maatregelen zijn namelijk over de jaren heen budgetneutraal en zijn in eerste instantie tegen elkaar weggestreept. Omdat er dit jaar geen officieel inkomstenkader meer is, wordt er geen kadercorrectie toegepast voor het jaar 2022. Tabel 3.7 laat daarentegen wel zien wat het effect op het saldo is van besluitvorming aan de lastenkant sinds Miljoenennota 2021.

Tabel 3.5 aanvullende besluitvorming augustus

In mln. – is lastenverlichting; in standen

2022

2023

2024

2025

2026

Motie Grinwis

‒ 30

‒ 30

‒ 30

‒ 30

‒ 30

Vrijstelling overdrachtsbelasting voor terugkoop van VoV-woningen1

‒ 36

‒ 36

‒ 36

‒ 36

‒ 36

Koopkrachtverbetering: verhogen zorgtoeslag alleenstaanden2

‒ 56

‒ 56

‒ 56

‒ 56

‒ 56

Koopkrachtverbetering: verlagen afbouw arbeidskorting

‒ 100

‒ 100

‒ 100

‒ 100

‒ 100

Envelop lagere werkgeverslasten

‒ 1.000

‒ 1.002

‒ 1.002

‒ 1.001

‒ 1.001

Totaal maatregelen lastenkant

‒ 1.222

‒ 1.224

‒ 1.224

‒ 1.223

‒ 1.223

Inzet reservering verlaging werkgeverskosten

1800

1800

1800

1800

1800

Saldo voor inzet reservering verlaging werkgeverskosten uitgavenzijde (lastenverzwaring3

578

576

576

577

577

X Noot
1

Deze maatregel leidt tot een anticipatie effect in 2021 omdat, waar mogelijk, VoV-aanbieders geplande terugkopen in 2021 zullen uitstellen tot 2022. De resulterende derving van €6 mln incidenteel in 2021 is niet meegenomen in het inkomstenkader

X Noot
2

Ook aan de uitgavenkant heeft koopkrachtreparatie plaatsgevonden, waaronder de afbouw van de dubbele AHK en het verhogen van het kindgebonden budget

X Noot
3

In 2022 wordt het bedrag ingezet voor lagere Awf premies, tenzij nadere besluitvorming volgt.

Motie Grinwis

Er wordt conform de motie 30 mln. uit de reservering voor lagere werkgeverslasten ingezet voor 30 mln. extra verlaging van de verhuurderheffing.

Vrijstelling overdrachtsbelasting voor terugkoop van VoV-woningen

Door de voorgestelde maatregel wordt gezorgd voor een vrijstelling in de overdrachtsbelasting in het geval van terugkopen van een woning van een particulier onder specifieke voorwaarden. De kosten zijn geraamd op €36 mln. structureel per jaar.

Koopkrachtverbetering: verhogen zorgtoeslag alleenstaanden

Verlaging normpercentage alleenstaanden. Hierdoor ontvangen alleenstaanden meer zorgtoeslag. Conform de begrotingsregels vallen de budgettaire gevolgen van aanpssingen in de zorgtoeslag binnen het inkomstenkader.

Koopkrachtverbetering: verlagen afbouw arbeidskorting

Het afbouwpercentage wordt verlaagd van 6% naar 5,86%.

Tabel 3.6 klimaatmaatregelen lastenkant

In mln. + is saldoverslechterend/lastenverlichting; in standen

2022

2023

2024

2025

Cumulatief

1. Stimulering EV totaal

67

241

237

69

614

(a) Derving nieuwe raming aantal EVs (niet toepassen «hand aan de kraan» systematiek)1

‒ 18

183

251

159

575

(b) Fiscale opbrengst verlagen cap bijtelling EVs

‒ 36

‒ 72

‒ 105

‒ 117

‒ 330

Huidige invulling aanschafsubsidie particuliere Evs2

119

126

82

14

341

(c) w.v. fiscale doorwerking subsidie

77

91

78

32

278

(d) w.v. uitgaven particuliere EV's

42

35

4

‒ 18

63

(e) Uitgaven subsidie elektrische bestelbusjes

2

4

9

13

28

Subtotaal EV lastenkant (a) (b) (c)

23

202

224

74

523

2. Tijdelijke ophoging budget MIA/VAMIL totaal

31

31

31

  

Subtotaal fiscale intensivering

30

30

30

 

90

X Noot
1

Er wordt meer gestimuleerd dan het afgesproken pad bij het Klimaatakkoord, wat leidt tot een budgettaire derving.

X Noot
2

Dit is de huidige voorlopige invulling van de subsidie voor particuliere EV’s met een hogere cumulatie budgettaire derving dan afgesproken. Randvoorwaarde is dat bij de nadere uitwerking van de subsidie de maximale budgettaire kosten tussen 2022 en 2025 330 mln. zijn inclusief indirecte fiscale effecten.

Tabel 3.7 totaal van lastenmaatregelen inkomstenkader na augustusbesluitvorming

In mln. – is lastenverlichting; in standen

2022

2023

2024

2025

Meevaller oorspronkelijk inkomstenkader

46

85

108

111

Inzet envelop lastenverlichting uitgavenzijde

578

576

576

577

Lastenmaatregelen klimaat

‒ 53

‒ 232

‒ 254

‒ 74

Totaal lastenmaatregelen

571

429

430

614

Stimulering EV

Ten opzichte van het afgesproken pad in het Klimaatakkoord wordt elektrisch vervoer extra gestimuleerd. De cap voor elektrische voertuigen wordt verlaagd. De subsidie voor particuliere elektrische voertuigen en EV-bestelauto’s ondernemers wordt nog nader ingevuld, de kasreeks kan daarom nog wijzigen. Voor EV-bestelauto’s ondernemers is uitgegaan van in totaal €28 mln budget, voor particuliere auto’s 330 mln inclusief indirecte fiscale effecten.

Uitbreiden MIA/VAMIL

De MIA/VAMIL wordt tijdelijk verhoogd met € 30 miljoen voor drie jaar tot en met 2024. Dit leidt in die periode daarnaast tot €1 miljoen per jaar aan uitvoeringskosten, die aan de uitgavenkant zijn geboekt.

3. Beleidsmatige lastenontwikkeling (blo)

De blo meet de lastenontwikkeling voor burgers, bedrijven en buitenland als gevolg van veranderingen in het beleid. Sinds Miljoenennota 2021 gebruiken het ministerie van financiën en het CPB een nieuwe, gezamenlijke definitie voor de blo. Daardoor is de ontwikkeling van de blo ook niet volledig gelijk aan die van het inkomstenkader. Het inkomstenkader is leidend voor het budgettaire kader aan de inkomstenkant, de blo geeft het beste beeld van de lastenontwikkeling voor burgers en bedrijven. De blo laat ook de meest recente verdeling van de lastenontwikkeling zien tussen burgers en bedrijven.

Tabel 3.8 laat de ontwikkeling van de blo tussen 2018 en 2022 zien. Na een daling van de beleidsmatige lasten van €1,5 mld in 2021, stijgen de lasten in 2022 met €3,2 mld, waarvan €2,1 miljard bij bedrijven en €1,1 miljard bij burgers. Een belangrijk deel van de lastenverzwaring in 2022 wordt echter veroorzaakt door het aflopen van de fiscale coronamaatregelen. Omdat de coronamaatregelen een vertekend beeld geven tussen 2020 en 2022 laat tabel 3.9 de blo zien exclusief de coronamaatregelen.

Tabel 3.8 beleidsmatige lastenontwikkeling 2018 ‒ 20221

In mutaties, in € mld

2018

2019

2020

2021

2022

Beleidsmatige lastenontwikkeling

1,4

3,7

‒ 4,5

‒ 1,5

3,2

w.v. bedrijven

1

3,5

‒ 0,6

0,3

2,1

w.v. burgers

0,5

0,2

‒ 3,9

‒ 1,7

1,1

X Noot
1

De blo kan nog afwijken van de blo van het CPB door onder andere een andere raming van de zorgpremies.

Tabel 3.9 beleidsmatige lastenontwikkeling 2018 ‒ 2022 exclusief coronamaatregelen

In mutaties, in € mld

2018

2019

2020

2021

2022

Beleidsmatige lastenontwikkeling

1,4

3,7

‒ 3,1

1,8

2,1

w.v. bedrijven

1

3,5

0,7

0,3

1,2

w.v. burgers

0,5

0,2

‒ 3,8

‒ 1,6

0,9

De blo in tabel 3.9 exclusief coronamaatregelen laat zien dat er in 2022 nog steeds sprake is van een lastenverzwaring van €2,1 miljard. Deze lastenverzwaring is echter minder sterk dan de blo in tabel 3.8. De lastenverzwaring is met name het gevolg van eerder door dit kabinet in gang gezet beleid en komt onder andere door de geleidelijke afbouw van de aftrekposten naar het basistarief. De lastenverzwaring voor bedrijven bestaat voornamelijk uit de beperking van de verliesverrekening, een maatregel die in augustus vorig jaar is genomen.

Daarnaast hebben de maatregelen in de augustusbesluitvorming per saldo geleid tot een lastenverzwaring van €0,5 miljard. Tijdens augustus is besloten om de reservering voor verlaging van de werkgeverskosten van €1,8 miljard in 2022 deels in te zetten aan de uitgavenzijde. Deze schuif leidt in 2022 tot een lastenverzwaring bij bedrijven van circa €0,6 miljard. Daarnaast is een deel van reservering van de verlaging van de werkgeverslasten ingezet voor het koopkrachtbeeld, wat leidt tot een schuif tussen de lasten van burgers en bedrijven. Ten aanzien van de klimaatmaatregelen leidt uitbreiding van de MIA/VAMIL in 2022 tot een kleine lastenverlichting bij bedrijven. De maatregelen voor EV’s leiden in 2022 tot een kleine lastenverlichting.

Een ander onderdeel van de blo is de ontwikkeling van de zorgpremies. De zorgpremies leiden tot lagere beleidsmatige lasten in 2022. De totale zorgpremies (nominale premies en de IAB-premies samen) op basis van het MEV2022 beeld dalen in 2022 met 1,0 miljard euro ten opzichte van 2021. Deze daling wordt volledig veroorzaakt door een daling van de IAB-premies (van €1,2 mld.). Deze lastenverlichting zit verwerkt in de blo in de IAB-premies en valt voor €0,4 mld bij burgers en voor €0,8 mld bij bedrijven. De nominale premies in 2022 stijgen met €0,2 mld (per persoon met €31) ten opzichte van 2021 en vallen bij burgers.

4 DE BELASTING - EN PREMIEONTVANGSTEN

4.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belastingen- en premieontvangsten gezamenlijk gepresenteerd.

Net als in hoofdstuk 2 van deze Miljoenennota wordt de ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op EMU-basis toegelicht. Vanzelfsprekend zijn voor het EMU-saldo de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis2 relevant. Daarnaast worden in overeenstemming met de Comptabiliteitswet de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabel aan het einde van deze bijlage. In deze tabel wordt tevens de aansluiting van de ontvangsten op kasbasis naar EMU-basis gemaakt.

De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI). In de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is een nadere toelichting opgenomen van de ramingen voor de WLZ en de ZVW. De overige fondsen worden toegelicht in de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

In paragraaf 4.2 wordt de raming van de totale belastingen, premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen weergegeven. De ontwikkeling in 2021 en 2022 ten opzichte van het jaar ervoor wordt op hoofdlijnen besproken. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 de ramingen van de belasting- en premieontvangsten van 2021 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2021, waarbij de belangrijkste ramingsbijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 4.4 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2022 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Paragraaf 4.5 gaat over de bijstellingen van het ramingsmodel (‘expert opinion’). Paragraaf 4.6 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2025. Tot slot geeft paragraaf 4.7 een gedetailleerd overzicht van de raming van de belastingen en premieontvangsten voor 2021 en 2022 op EMU-basis en op kasbasis. Voor een verdere toelichting op de raming van de belastingen wordt verwezen naar bijlage 5 van deze Miljoenennota.

4.2 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2021 en 2022

Het Rijk realiseert in 2021 naar verwachting in totaal 13,2 miljard euro meer belasting- en premieontvangsten dan in 2020. Dit is te zien in tabel 4.2.1. Deze tabel is op EMU-basis en bevat dus ook uitgestelde belasting die betrekking heeft op 2021, maar pas in latere jaren binnenkomt. In bijlage 5 van deze Miljoenennota wordt de raming van het uitstel toegelicht. De toename komt voor 9,1 miljard euro door de positieve endogene ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten. De endogene ontwikkeling hangt samen met de economische ontwikkelingen, zoals (het herstel na) de coronacrisis. Het economische herstel wordt zichtbaar in de ontwikkeling van de waarde van het bbp (6,2% in 2021). Daarnaast leiden beleidsmaatregelen – zowel van voor als van tijdens de coronacrisis - in totaal tot 4,1 miljard euro hogere belasting- en premieontvangsten vergeleken met 2020. Dit betreft vooral de doorwerking van de maatregel in de vennootschapsbelasting (vpb) uit 2020 waarmee bedrijven een fiscale coronareserve konden opnemen. Deze maatregel leidde in 2020 tot een daling van de verwachte vpb-opbrengsten en in 2021 juist tot een stijging daarvan. Dit vertaalt zich voor 2021 in een toename van de inkomsten als gevolg van beleidsmaatregelen.

Tabel 4.2.1 Ontwikkeling inkomsten op EMU-basis 2020-2022 (in miljoenen euro's)
 

2020

2021

2022

Belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis

231,0

242,2

261,0

waarvan belastingen

194,3

202,5

222,8

waarvan premies volksverzekeringen

36,7

39,7

38,2

Premies Werknemersverzekeringen

69,6

71,6

73,1

Totaal

300,6

313,8

334,1

Mutatie

 

13,2

20,4

waarvan endogene groei

 

9,1

13,2

waarvan beleidsmaatregelen

 

4,1

7,2

    

Endogene mutatie (in %)

 

3,0%

4,2%

Waardeontwikkeling BBP (in %)

 

6,2%

5,3%

In 2022 groeien de belasting- en premieontvangsten met 20,4 miljard euro. De beleidsmatige mutatie is 7,2 miljard euro opwaarts. Deze mutatie wordt verklaard door het eenmalige, boekhoudkundige effect van de omvorming van ProRail tot zbo. Dit effect en de overige beleidsmatige mutaties in 2022 worden nader toegelicht in paragraaf 4.4.2. De economische ontwikkelingen hebben in 2022 een sterk opwaarts effect op de belasting- en premieontvangsten met 13,2 miljard euro. Deze groei is zichtbaar over de volle breedte van het belastingstelsel, vooral in de loon- en inkomensheffing, omzetbelasting, vennootschapsbelasting en dividendbelasting.

4.3 De belasting- en premieontvangsten in 2021

In tabel 4.3.1 wordt de nieuwe raming voor 2021 vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2021. De nieuwe raming voor 2021 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2022 van het CPB en de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten tot en met juli 2021. Ten opzichte van de Miljoenennota 2021 is de raming van de totale belasting- en premieontvangsten op EMU-basis per saldo 20,7 miljard euro opwaarts bijgesteld. Dat hangt in belangrijke mate samen met de doorwerking van de hoger dan verwachte belastingontvangsten in 2020, die de basis vormen van de raming voor 2021. Daarnaast is sprake van een beduidend positiever economisch beeld voor 2021 dan vorig jaar werd verwacht. Zo is de geraamde volumeontwikkeling van het bbp hoger dan bij de Miljoenennota 2021 (3,9% ten opzichte van 3,5%), terwijl er – door de gunstigere ontwikkelingen in 2020 - veel minder ruimte is voor inhaalgroei. Ook de werkloosheid is dit jaar met 3,4% fors lager dan vorig jaar verwacht (5,9%).

Tabel 4.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2021 op EMU-basis (in miljoenen euro's)
 

Miljoenennota 2021

Vermoedelijke uitkomsten 2021

Verschil

Indirecte belastingen

93.374

98.676

5.302

Invoerrechten

3.475

3.561

86

Omzetbelasting

58.440

62.913

4.473

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.471

1.665

194

Accijnzen

12.173

11.776

‒ 397

Overdrachtsbelasting

3.426

3.603

176

Assurantiebelasting

3.032

3.228

196

Motorrijtuigenbelasting

4.365

4.245

‒ 120

Belastingen op een milieugrondslag

4.355

4.647

292

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

274

277

3

Belasting op zware motorrijtuigen

204

211

7

Verhuurderheffing

1.468

1.880

411

Bankbelasting

690

672

‒ 18

    

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

127.291

143.214

15.922

Loon- en inkomensheffing

101.019

108.895

7.876

Dividendbelasting

4.067

4.170

104

Kansspelbelasting

525

250

‒ 275

Vennootschapsbelasting

19.737

27.451

7.714

Bronbelasting op rente en royalty's

0

0

0

Schenk- en erfbelasting

1.944

2.448

504

    

Overige belastingontvangsten

280

303

23

    

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

220.945

242.192

21.247

    

Premies werknemersverzekeringen

72.099

71.566

‒ 533

waarvan zorgpremies

45.174

46.269

1095

    

Totaal belasting- en premieontvangsten

293.044

313.758

20.714

De raming van de totale indirecte belastingen is met 5,3 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2021. De grootste bijdrage komt van de geraamde btw-ontvangsten (4,5 miljard euro). De nominale consumptie van huishoudens groeit jaar-op-jaar met 4,6%. De accijnzen zijn juist neerwaarts bijgesteld (-0,4 miljard euro). Dat hangt vooral samen met de accijnzen op minerale en lichte olie (voornamelijk benzine en diesel). Ook in 2021 is sprake van minder wegverkeer door bijvoorbeeld minder woon-werkverkeer.

De ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen zijn voor 2021 met 15,9 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2021. De loon- en inkomensheffing leveren met 7,9 miljard euro de grootste bijdrage, als gevolg van een positievere ontwikkeling van de onderliggende economische grondslagen. Mede dankzij de steunpakketten is de werkgelegenheid op peil gebleven. De vpb is met 7,7 miljard euro ook fors opwaarts bijgesteld. Bedrijfswinsten zijn normaliter zeer conjunctureel gevoelig en daarom werd bij Miljoenennota 2021 een sterke daling van de opbrengst van de vpb voorzien. Die heeft zich in 2020 echter maar in beperkte mate voorgedaan, terwijl de vpb-inkomsten in 2021 juist weer toenemen. Hierbij spelen de successievelijke verlengingen van de economische steunpakketten een grote rol. De schenk- en erfbelasting neemt met 0,5 miljard euro toe. Dat hangt in belangrijke mate samen met een klein aantal zeer grote aangiften in 2021. Dit effect is dus deels incidenteel.

Ten slotte komt de raming voor de premies werknemersverzekeringen 0,5 miljard euro lager uit dan bij de Miljoenennota 2021. Hoewel de ontwikkeling van de arbeidsmarkt gunstiger is, dalen deze premies per saldo als gevolg van de beleidsmatige verlaging van de ww-premie.

De opwaartse bijstelling van de belasting- en premieontvangsten van 20,7 miljard euro had nog groter kunnen zijn. Ten opzichte van de Miljoenennota 2021 is namelijk een incidentele belastingontvangst van 7,1 miljard euro verschoven in de tijd. Dit betreft het effect van de omvorming van ProRail tot zbo, wat eenmalig tot een opbrengst van 4,5 miljard euro in de vpb, 2,0 miljard euro in de dividendbelasting en 0,7 miljard euro in de omzetbelasting leidt. Deze opbrengst is voornamelijk technisch van aard (omdat het gaat om een betaling van het Rijk aan het Rijk) en wordt nu verwacht in 2022 in plaats van 2021.

4.4 De belasting- en premieontvangsten in 2022

In figuur 4.4.1 zijn de geraamde belasting- en premieontvangsten voor 2022 opgenomen.

Figuur 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2022 op EMU-basis

Tabel 4.4.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde belasting- en premieontvangsten in 2022. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten van 2021 naar 2022 en de endogene ontwikkeling. Dat is de ontwikkeling van de ontvangsten die vooral samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.

Tabel 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2022 op EMU-basis (in miljoenen euro)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2021

Maatregelen

Endogeen

Endogeen in %

2022

Indirecte belastingen

98.676

851

4.906

5,0%

104.433

Invoerrechten

3.561

0

188

5,3%

3.749

Omzetbelasting

62.913

1.349

3.230

5,1%

67.492

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.665

‒ 5

340

20,4%

2.000

Accijnzen

11.776

‒ 98

433

3,7%

12.111

Overdrachtsbelasting

3.603

11

685

19,0%

4.298

Assurantiebelasting

3.228

0

181

5,6%

3.409

Motorrijtuigenbelasting

4.245

‒ 52

47

1,1%

4.240

Belastingen op een milieugrondslag

4.647

19

64

1,4%

4.729

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

277

0

3

0,9%

280

Belasting op zware motorrijtuigen

211

0

7

3,1%

218

Verhuurderheffing

1.880

‒ 148

‒ 271

‒ 14,4%

1.460

Bankbelasting

672

‒ 225

0

0,0%

447

      

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

143.214

6.443

6.617

4,6%

156.274

Loon- en inkomensheffing

108.895

1.712

4.454

4,1%

115.061

Dividendbelasting

4.170

2.259

678

16,3%

7.107

Kansspelbelasting

250

0

259

103,5%

509

Vennootschapsbelasting

27.451

2.472

1.198

4,4%

31.121

Bronbelasting op rente en royalty's

0

0

0

0%

0

Schenk- en erfbelasting

2.448

0

28

1,2%

2.476

      

Overige belastingontvangsten

303

0

0

0,0%

303

      

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

242.192

7.294

11.523

4,8%

261.010

      

Premies werknemersverzekeringen

71.566

‒ 137

1671

2,3%

73.099

waarvan zorgpremies

46.269

‒ 1024

1123

2,4%

46.368

      

Totaal belasting- en premieontvangsten

313.758

7.157

13.194

4,2%

334.108

In 2022 bedragen de totale belasting- en premieontvangsten op EMU-basis naar verwachting 334,1 miljard euro. Ten opzichte van de geraamde ontvangsten voor 2021 stijgen de ontvangsten in 2022 daarmee met 20,4 miljard euro. De verwachte endogene groei van de belasting- en premieontvangsten in 2022 bedraagt 13,2 miljard euro (4,2 procent). Beleidsmaatregelen zorgen voor 7,2 miljard euro hogere ontvangsten in 2022 ten opzichte van het jaar daarvoor. Het gaat zowel om maatregelen die het kabinet met deze Miljoenennota voorstelt als om maatregelen waartoe dit kabinet en vorige kabinetten eerder hebben besloten. In de volgende paragrafen wordt nader op zowel de endogene als de beleidsmatige ontwikkeling ingegaan. In bijlage 5 van deze Miljoenennota staat een uitgebreidere toelichting op de ramingsmethodiek en wordt ingegaan op de ramingen op transactiebasis zoals opgesteld voor de grootste belastingsoorten.

4.4.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2022

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2022. Voor 2022 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 5,3 procent. De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2022 blijft daar met 4,2 procent wat bij achter.

De endogene groei van de ontvangsten uit de indirecte belastingen in 2022 bedraagt 5,0 procent. Deze ontwikkeling wordt voor een groot deel bepaald door de btw-ontvangsten, verreweg de grootste post bij de indirecte belastingen. De btw-ontvangsten hangen vooral af van de consumptieve bestedingen, de investeringen in woningen en de overheidsinvesteringen. De waardeontwikkeling van de particuliere consumptie groeit in 2022 met 7,8 procent. De consumptie van duurzame goederen groeit in 2022 met 8,8 procent. De investeringen in woningen nemen met 7,6 procent toe, terwijl de overheidsinvesteringen stijgen met 0,9 procent. Daarmee komt de endogene ontwikkeling van de btw-ontvangsten naar verwachting uit op 5,1 procent in 2022. De endogene ontwikkeling van de ontvangsten uit de bpm komt uit op 20,4 procent in 2022. De bpm-ontvangsten hangen af van het aantal autoverkopen en de CO2-uitstoot daarvan. In 2021 blijven de autoverkopen nog achter ten opzichte van het niveau van voor de coronacrisis. De verwachting is dat de verkoop van auto’s in 2022 herstel zal vertonen. De ontvangsten uit de motorrijtuigenbelasting – waarvoor het gewicht van de in Nederland geregistreerde auto’s de grondslag vormt – nemen naar verwachting endogeen met 1,1 procent toe in 2022. De ontvangsten uit de overdrachtsbelasting komen in 2022 19,0 procent hoger uit. Het CPB verwacht dat zowel de transacties als de verkoopprijzen toenemen. De totale WOZ-waarde van sociale huurwoningen vormt de grondslag van de verhuurderheffing. In 2022 nemen de ontvangsten uit de verhuurderheffing naar verwachting met 14,4 procent af. Dit heeft te maken met verminderingen op de verhuurderheffing die van toepassing worden zodra projecten gerealiseerd zijn. Een groei van zowel het volume als de prijs van ingevoerde goederen zorgen voor een toename van de ontvangsten uit invoerrechten met 5,3 procent. De ontvangsten uit de accijnzen nemen 3,7% toe in 2022. De verwachting is dat vooral de accijnzen op lichte en minerale oliën herstellen na 2021, waarin minder woon-werkverkeer plaatsvond vanwege de coronacrisis.

De endogene ontwikkeling van de directe belastingen en de premies volksverzekeringen - de belastingen op inkomen en vermogen - bedraagt 4,6 procent in 2022. De qua omvang belangrijkste directe belastingsoort is de loon- en inkomensheffing.3 Voor de ontwikkeling van de ontvangsten uit deze belastingsoort zijn vooral de verwachte loonontwikkeling, de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van winsten van zelfstandigen van belang. De grondslag van de loon- en inkomensheffing wordt daarnaast ook beïnvloed door de omvang van de hypotheekrenteaftrek en pensioenpremies. De ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing stijgen in 2022 met 4,1 procent, wat lager is dan de groei van het nominale bbp. De contractloonstijging bedraagt 2,1% voor 2022 en het arbeidsvolume neemt met 0,4 procent licht toe. Bij de inkomensheffing leiden toenemende bedrijfswinsten van ondernemers in box 1 en de vermogenstoename in box 3 tot een opwaarts effect. De raming van de dividendbelasting laat een forse toename van 16,3 procent zien in 2022. Ondernemingen keren in 2021 minder dividend uit door lagere winsten en doordat bij het ontvangen van NOW-steun een verbod geldt op het uitkeren van dividend. Dit effect zal in 2022 veel beperkter zijn en bij sommige ondernemingen zal mogelijk sprake zijn van een inhaaleffect.

De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen – waar ook de zorgpremies onder vallen – nemen endogeen met 2,3 procent toe in 2022. Onderliggend gaat het om een positieve ontwikkeling van de grondslag door met name hogere lonen, net zoals bij de loonheffing.

4.4.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten

In 2022 nemen de belasting- en premieontvangsten met 7,2 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. In tabel 4.4.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2022 per belastingsoort getoond. Dit is zowel beleid van vorige kabinetten met in 2022 nog een op- of neerwaarts effect op de inkomsten ten opzichte van 2021, als (nieuw) beleid van het huidige kabinet dat in 2022 effect heeft.

Bij de indirecte belastingen is de beleidsmatige toename per saldo 0,9 miljard euro. Onderliggend nemen de btw-ontvangsten beleidsmatig met 1,3 miljard euro toe ten opzichte van 2021. Dit is een combinatie van extra opbrengst door btw op e-commerce, door het aflopen van de incidentele coronamaatregelen, zoals de btw-verlaging op mondkapjes en inhuur van zorgpersoneel, en de omvorming van ProRail tot zbo in 2022. Daarnaast neemt de opbrengst van de bankbelasting beleidsmatig af met 0,2 miljard euro. Dit volgt uit de incidentele verhoging van de bankbelasting in 2021 ter compensatie van de verruimde aftrekbaarheid van AT1-kapitaal. De opbrengst van de overige indirecte belastingsoorten verandert beleidsmatig slechts beperkt.

Als gevolg van beleidsmaatregelen nemen de ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen met 6,4 miljard euro toe in 2022. Dit hangt vooral samen met de in paragraaf 4.3 toegelichte omvorming van ProRail tot zbo. De mutatie bij de loon- en inkomensheffing hangt samen met een groot aantal verschillende maatregelen. Onder andere de verdere afbouw van het aftrektarief voor aftrekposten en de beëindiging van het fiscale coronasteunpakket spelen hierbij een rol.

Tabel 4.4.2 splitst de totale beleidsmatige mutatie in 2022 van 7,2 miljard euro uit naar de opeenvolgende momenten waarop tot beleidsmaatregelen is besloten en wanneer deze in de begroting zijn verwerkt en/of de ramingen zijn geüpdatet. Dit noemen we ook wel de «verticale mutaties» van de beleidsmatige ontwikkeling van de ontvangsten in 2022. Ook wordt zo inzichtelijk dat ook beleid van vóór deze kabinetsperiode in 2022 nog budgettaire effecten heeft.

Tabel 4.4.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2022 op EMU-basis (in miljoenen euro)

Beleid vorige kabinetten

1.892

zorgpremies

1.545

overig

347

Beleid Startnota 2017

203

beperken aftrekposten

371

vpb-tarieven

‒ 411

box 2-tarief

‒ 101

zorgpremies

‒ 40

overig

384

Beleid Miljoenennota 2019

262

BP2019 en augustusbesluitvorming (incl. update ramingen Startnota)

986

- rekening-courant-maatregel

648

- box 2-tarief

328

- vpb-tarieven

‒ 45

- overig

55

zorgpremies

‒ 722

overig

‒ 2

Beleid Miljoenennota 2020

‒ 1.147

Klimaatakkoord

‒ 81

Pensioenakkoord

‒ 143

vpb-tarieven

‒ 328

hogere arbeidskorting i.c.m. lagere zelfstandigenaftrek

‒ 501

zorgpremies

‒ 20

overig

‒ 74

Beleid Miljoenennota 2021

‒ 8.303

coronapakketten

‒ 3.569

omvorming ProRail

‒ 7.170

BP2021 en augustusbesluitvorming (incl. update ramingen)

2.899

- vpb-tarieven

445

- vpb-grondslag en tariefgrenzen

757

- hogere arbeidskorting i.c.m. lagere zelfstandigenaftrek

553

- uitspraak Sofina en tegenmaatregel

1.102

- overig

42

zorgpremies

‒ 415

overig

‒ 46

Beleid Miljoenennota 2022

14.245

coronapakketten

1.261

omvorming ProRail

14.466

BP2022 en augustusbesluitvorming (incl. update ramingen)

533

- niet doorgaan BIK i.c.m. lagere WW-premie

800

- lastenverlichting huishoudens

‒ 100

- overig

‒ 167

uitspraak Sofina en tegenmaatregel

‒ 780

zorgpremies

‒ 1.373

overig

‒ 390

Totaal

7.157

Het in de Startnota verwerkte beleid heeft, op basis van de geboekte beleidsramingen bij de start van het kabinet, in 2022 een lastenverzwarend effect van 0,2 miljard euro. Beleidsbeleidsmaatregelen uit de Miljoenennota 2019 en Miljoenennota 2020 leiden per saldo tot lastenverlichting in 2022 ten opzichte van 2021. De Miljoenennota 2021 en Miljoenennota 2022 hebben echter een veel grotere impact. Dit hangt vooral samen met de budgettaire gevolgen van het fiscale deel van de steunpakketten tijdens de coronacrisis, die grotendeels na 2021 vervallen, en met de omvorming van ProRail. Maatregelen uit de steunpakketten met een budgettair effect in 2022 zijn onder meer de verlaging van het gebruikelijk loon van directeur-grootaandeelhouders, de mogelijkheid tot vorming van een fiscale coronareserve in de vpb, diverse btw-verlagingen in het zorgdomein en uitstel van de rekening-courant-maatregel.

Tabel 4.4.3 Budgettair effect van belasting- en premiemaatregelen 2022 (in miljoenen euro)
 

Beleidsmatige lastenontwikkeling

Effect op belastingen en premies op EMU-basis

Omzetbelasting

161

161

BPM

‒ 5

‒ 5

Accijnzen

‒ 99

‒ 98

Overdrachtsbelasting

11

11

Motorrijtuigenbelasting

‒ 41

‒ 52

Afvalstoffenbelasting

‒ 16

‒ 16

Energiebelasting

35

35

Opslag duurzame energie

46

0

Bankbelasting

‒ 225

‒ 225

Verhuurderheffing

‒ 108

‒ 148

Vennootschapsbelasting

1.267

969

Dividendbelasting

15

521

Loon- en inkomensheffing

1.227

1.237

Premies werknemersverzekeringen

801

801

Zorgpremies

‒ 1.026

‒ 1.026

Coronapakketten

1.133

‒ 2.309

Overig

72

4

Subtotaal

3.249

‒ 139

Omvorming ProRail

0

7.296

Totaal

3.249

7.157

In tabel 4.4.3 wordt een relatie gelegd tussen het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis4 en het effect daarvan op de lastenontwikkeling. In het overzicht zijn de omvorming van ProRail en de coronapakketten apart weergegeven. Het verschil tussen het effect op EMU-basis en op de lastenontwikkeling zit bij de coronapakketten voornamelijk in de afwikkeling van de fiscale coronareserve in de VPB. Deze is niet lastenrelevant maar wel EMU-relevant. Hetzelfde geldt in het geheel voor de omvorming van ProRail tot zbo. De overige verschillen ontstaan vooral binnen de vennootschapsbelasting en dividendbelasting. In de vennootschapsbelasting geldt dat op EMU-basis het kasbegrip relevant is, terwijl voor de beleidsmatige lastenontwikkeling het transactiebegrip leidend is. In het bijzonder bij de vennootschapsbelasting zijn verschillen hierbij eerder regel dan uitzondering. Bij de dividendbelasting ontstaat onderscheid door het effect rondom de uitspraak over Sofina en de genomen tegenmaatregel. Het EMU-effect van de incidentele derving is volledig toegerekend aan 2021, waardoor in 2022 een opwaarts effect volgt. Op lastenbasis is de derving juist toegerekend aan de onderliggende transactiejaren waarop eventuele claims betrekking hebben.

4.5 Bijstellingen van het ramingsmodel

Net zoals in de vorige Miljoenennota maakt het ministerie van Financiën ook in deze Miljoenennota de handmatige bijstellingen bij het ramingsproces inzichtelijk. Onderstaande tabel 4.5.1 toont het effect dat deze ramingsbijstellingen (‘expert opinion’) hebben op de ramingen in 2021. Het werkelijke transactiebegrip is als uitgangspunt genomen voor de ontvangsten op EMU-basis. Dat betekent dat een deel van de ontvangsten en teruggaven in de kas van een bepaald jaar worden toegerekend aan het voorgaande jaar op EMU-basis als percentage van de desbetreffende belastingontvangst. Dat is immers relevant voor het EMU-saldo. Daarbij is expert opinion gedefinieerd als de handmatige bijstellingen van de ramingen op kas- of transactiebasis. Daarnaast kan de raming ook nog beïnvloed worden door aanpassing van de kas-transparameters of in het geval van de raming op EMU-basis via de omvang van het kas/EMU-verschil.

De eerste kolom toont de raming voor 2021 zoals eerder toegelicht in miljoenen euro’s. De tweede kolom bevat de verwerkte bijstelling als percentage van de raming in de eerste kolom. Per saldo komt de ontvangstenraming 2,4 procent hoger uit door expert opinion. De belangrijkste verklaring voor deze bijstellingen zijn de gerealiseerde kasontvangsten tot en met de maand juli. Ook speelt het effect van de coronacrisis en de gelieerde steunpakketten een rol: de coëfficiënten van het ramingsmodel zijn namelijk geschat op langjarige data en zijn daarmee indicatief voor een gemiddeld effect van een macro-economische variabele op de ontvangst van een belastingsoort over verschillende stadia van de economische conjunctuur. Dit leidt in uitzonderlijke jaren zoals 2021 tot minder nauwkeurige uitkomsten.

Bij de indirecte belastingen vallen de relatieve bijstellingen in de bpm (+8,5%) en overdrachtsbelasting (-16,3%) op. De bpm hangt in het ramingsmodel samen met de ‘duurzame consumptie’. De autoverkopen zijn in 2020 echter sterker gedaald dan de duurzame consumptie, die nominaal zelfs 0,5 procent steeg. Hierdoor is er binnen de bpm meer ruimte voor herstel dan bij de duurzame consumptie als geheel. De neerwaartse bijstelling in 2021 van de overdrachtsbelasting hangt samen met een anticipatie-effect op nieuwe regelgeving bij deze belastingsoort. Als gevolg hiervan waren er in de eerste maanden van 2021 minder transacties dan gebruikelijk. De kasrealisaties tot en met juli laten hierdoor een beperktere groei zien dan op basis van de stijging van de huizenprijzen te verwachten is. In algemene zin zijn ramingsbijstellingen bij een aantal indirecte belastingsoorten op basis van de kasontvangsten mede toe te schrijven aan de keuze om meer algemene economische variabelen te gebruiken. De ramingsvergelijking van de bpm is daar een voorbeeld van. Ontwikkelingen specifiek op het terrein van autoverkopen zullen daardoor per definitie via bijstellingen in de raming verwerkt moeten worden.

Bij de directe belastingen, die een bijstelling hebben van 2,1 procent op het totaal, vallen de kansspelbelasting (-65,6%) en de dividendbelasting (-36,0%) op. Casino’s zijn langere tijd gesloten of slechts beperkt geopend geweest en dat drukt de kansspelbelasting. Bij de dividendbelasting spelen twee effecten een rol. Ten eerste is een correctie nodig vanwege het grote, incidentele anticipatie-effect van directeur-grootaandeelhouders op de verhoging van het box-2-tarief aan het begin van 2020. Ten tweede bestaat bij het ontvangen van NOW-steun een verbod op het uitkeren van dividend, waardoor de dividendbelasting minder snel toeneemt dan normaal gesproken het geval zou zijn. Dat de bijstelling voor de directe belastingen als geheel toch positief is, hangt samen met de bijstelling van 4,2 procent bij de loon- en inkomensheffing, met afstand de grootste post binnen deze categorie.

Tabel 4.5.1 bijstellingen ramingsmodel 2021
 

Raming 2021

Bijstelling (% van raming)

Indirecte belastingen

98.676

2,7%

Invoerrechten

3.561

2,7%

Omzetbelasting

62.913

4,5%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.665

8,5%

Accijnzen

11.776

0,7%

Overdrachtsbelasting

3.603

‒ 16,3%

Assurantiebelasting

3.228

1,1%

Motorrijtuigenbelasting

4.245

‒ 3,5%

Belastingen op een milieugrondslag

4.647

5,5%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

277

0,0%

Belasting op zware motorrijtuigen

211

4,2%

Verhuurderheffing

1.880

0,0%

Bankbelasting

672

0,0%

   

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

143.214

2,1%

Loon- en inkomensheffing

108.895

4,2%

Dividendbelasting

4.170

‒ 36,0%

Kansspelbelasting

250

‒ 65,6%

Vennootschapsbelasting

27.451

1,1%

Bronbelasting op rente en royalty's

0

0%

Schenk- en erfbelasting

2.448

‒ 8,2%

   

Overige belastingontvangsten

303

0,0%

   

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

242.192

2,4%

Omdat voor de raming van 2022 de raming van 2021 - en niet de gerealiseerde kasontvangsten – het uitgangspunt vormt, werkt de expert opinion in 2021 één-op-één door naar 2022. Dat geldt in principe voor alle belastingsoorten. Bij de ramingen op transactiebasis kan het belang van een bijstelling afnemen door een verschil tussen de kas/transparameters waarmee de aansluiting tussen de raming op transactie- en kasbasis wordt gemaakt. Bij een deel van de belastingen loopt de bijstelling in 2022 verder op ten opzichte van 2021, in lijn met de bijstellingen in 2021 op basis van de kasontvangsten. Bij andere belastingen daalt de omvang van de bijstelling juist, bijvoorbeeld omdat in 2021 sprake is van een incidenteel effect.

Tabel 4.5.2 bijstellingen ramingsmodel 2022
 

Raming 2022

Bijstelling (% van raming)

Indirecte belastingen

104.433

1,1%

Invoerrechten

3.749

3,9%

Omzetbelasting

67.492

2,1%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

2.000

4,6%

Accijnzen

12.111

2,3%

Overdrachtsbelasting

4.298

‒ 9,4%

Assurantiebelasting

3.409

‒ 0,9%

Motorrijtuigenbelasting

4.240

‒ 6,3%

Belastingen op een milieugrondslag

4.729

6,2%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

280

0,0%

Belasting op zware motorrijtuigen

218

4,1%

Verhuurderheffing

1.460

‒ 21,7%

Bankbelasting

447

0,0%

   

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

156.274

2,7%

Loon- en inkomensheffing

115.061

5,7%

Dividendbelasting

7.107

‒ 23,6%

Kansspelbelasting

509

13,6%

Vennootschapsbelasting

31.121

‒ 0,9%

Bronbelasting op rente en royalty's

0

0%

Schenk- en erfbelasting

2.476

‒ 17,8%

   

Overige belastingontvangsten

303

0,0%

   

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

261.010

2,1%

4.6 Meerjarige ontvangstenontwikkeling en raming

De ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten voor de periode 2021-2026 is weergegeven in tabel 4.6.1. De ramingen voor 2021 en 2022 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht. Voor 2023 tot en met 2025 betreft dit verwerking van de recentste MLT-raming van het CPB (MEV).

Tabel 4.6.1. Meerjarige belasting- en premieraming (in miljarden euro)
 

2021

2022

2023

2024

2025

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

313,8

334,1

337,9

349,0

360,9

waarvan belastingen op kasbasis

199,8

223,1

223,5

231,5

236,4

Tabel 4.6.2. bevat - in aanvulling op de ramingen voor 2021 en 2022 die reeds besproken zijn – de vertaling van de MLT-raming van het CPB in een raming per belastingsoort voor 2023 tot en met 2025.

Tabel 4.6.2 Raming belasting- en premieontvangsten 2021-2025 op EMU-basis (in miljoenen euro)
 

2021

2022

2023

2024

2025

Indirecte belastingen

98.676

104.433

106.377

109.849

113.313

Invoerrechten

3.561

3.749

3.884

4.022

4.153

Omzetbelasting

62.913

67.492

68.883

71.118

73.215

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.665

2.000

1.879

1.857

1.925

Accijnzen

11.776

12.111

12.203

12.323

12.489

Overdrachtsbelasting

3.603

4.298

4.655

4.910

5.052

Assurantiebelasting

3.228

3.409

3.549

3.683

3.816

Motorrijtuigenbelasting

4.245

4.240

4.261

4.258

4.318

Belastingen op een milieugrondslag

4.647

4.729

4.891

4.986

5.044

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

277

280

284

289

293

Belasting op zware motorrijtuigen

211

218

221

223

226

Verhuurderheffing

1.880

1.460

1.220

1.734

2.335

Bankbelasting

672

447

447

447

447

      

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

143.214

156.274

153.602

157.855

163.095

Loon- en inkomensheffing

108.895

115.061

117.816

121.416

125.736

Dividendbelasting

4.170

7.107

5.609

5.783

6.247

Kansspelbelasting

250

509

532

565

606

Vennootschapsbelasting

27.451

31.121

26.974

27.280

27.628

Bronbelasting op rente en royalty's

0

0

0

0

0

Schenk- en erfbelasting

2.448

2.476

2.671

2.810

2.878

      

Overige belastingontvangsten

303

303

303

303

303

      

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

242.192

261.010

260.282

268.007

276.711

      

Premies werknemersverzekeringen

71.566

73.099

77.650

80.967

84.175

waarvan zorgpremies

46.269

46.368

48.969

51.170

53.571

      

Totaal belasting- en premieontvangsten

313.758

334.108

337.932

348.974

360.886

4.7 De complete belastingraming 2021-2022 op EMU- en kasbasis

Tabel 4.7.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belastingen premieontvangsten 2021 en 2022 op EMU-basis.

Tabel 4.7.1 Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2021-2022 op EMU-basis (in miljoenen euro)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2021

Ontwerpbegroting 2022

Indirecte belastingen

98.676

104.433

Invoerrechten

3.561

3.749

Omzetbelasting

62.913

67.492

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.665

2.000

Accijnzen

11.776

12.111

- Accijns van lichte olie

4.152

4.268

- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.672

3.826

- Tabaksaccijns

2.809

2.850

- Alcoholaccijns

361

362

- Bieraccijns

419

448

- Wijnaccijns

363

356

Belastingen van rechtsverkeer

6.831

7.707

- Overdrachtsbelasting

3.603

4.298

- Assurantiebelasting

3.228

3.409

Motorrijtuigenbelasting

4.245

4.240

Belastingen op een milieugrondslag

4.647

4.729

- co2-heffing

0

0

- Afvalstoffenbelasting

245

241

- Energiebelasting

4.013

4.048

- Waterbelasting

308

315

- Brandstoffenheffingen

1

1

- Vliegbelasting

80

125

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

277

280

Belasting op zware motorrijtuigen

211

218

Verhuurderheffing

1.880

1.460

Bankbelasting

672

447

   

Directe belastingen

103.513

118.060

Inkomstenbelasting

5.676

12.057

Loonbelasting

63.518

64.790

Dividendbelasting

4.170

7.107

Kansspelbelasting

250

509

Vennootschapsbelasting

27.451

31.121

Bronbelasting op rente en royalty's

0

0

Schenk- en erfbelasting

2.448

2.476

   

Overige Belastingontvangsten

303

303

waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

146

151

   

Totaal belastingen

202.492

222.795

   

Premies volksverzekeringen

39.701

38.214

Premies werknemersverzekeringen

71.566

73.099

waarvan zorgpremies

46.269

46.368

   

Totaal belasting- en premieontvangsten

313.758

334.108

Tabel 4.7.2 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belasting- en premieontvangsten 2021 en 2022 op kasbasis met op de laatste regels de aansluiting naar de totaalraming op EMU-basis.

Tabel 4.7.2 Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2021-2022 op kasbasis (in miljoenen euro)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2021

Ontwerpbegroting 2022

Indirecte belastingen

98.322

103.083

Invoerrechten

3.546

3.738

Omzetbelasting

62.475

66.140

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.650

2.007

Accijnzen

11.760

12.166

- Accijns van lichte olie

4.167

4.291

- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.676

3.837

- Tabaksaccijns

2.807

2.867

- Alcoholaccijns

337

362

- Bieraccijns

421

453

- Wijnaccijns

352

356

Belastingen van rechtsverkeer

6.952

7.660

- Overdrachtsbelasting

3.746

4.267

- Assurantiebelasting

3.206

3.393

Motorrijtuigenbelasting

4.246

4.238

Belastingen op een milieugrondslag

4.654

4.730

- co2-heffing

0

0

- Afvalstoffenbelasting

246

241

- Energiebelasting

4.020

4.049

- Waterbelasting

308

314

- Brandstoffenheffingen

1

1

- Vliegbelasting

80

125

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

277

279

Belasting op zware motorrijtuigen

210

217

Verhuurderheffing

1.880

1.460

Bankbelasting

672

447

   

Directe belastingen

101.205

119.740

Inkomstenbelasting

4.729

12.644

Loonbelasting

62.116

65.700

Dividendbelasting

4.170

7.107

Kansspelbelasting

227

523

Vennootschapsbelasting

27.514

31.289

Bronbelasting op rente en royalty's

0

0

Schenk- en erfbelasting

2.448

2.476

   

Overige Belastingontvangsten

303

303

waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

146

151

   

Totaal belastingen

199.830

223.126

   

Premies volksverzekeringen

39.389

37.571

Premies werknemersverzekeringen

70.763

73.719

   

Aansluiting naar EMU-basis

3.777

‒ 308

   

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

313.758

334.108

5 TOELICHTING OP DE BELASTINGONTVANGSTEN

5.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.4 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel inclusief de toegepaste ramingsvergelijkingen wordt uitgebreid toegelicht. Vervolgens wordt de endogene en beleidsmatige ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op kasbasis gepresenteerd, waarbij ook ingegaan wordt op de regeling voor bijzonder uitstel van betaling die getroffen is in licht van de coronacrisis. Tot slot besteden we specifiek aandacht aan belastingen en premies die op transactiebasis (naar belastingjaar) geraamd worden en vervolgens naar kasbasis en EMU-basis worden vertaald. Dit betreffen de loon- en inkomensheffing, de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting.

5.2 Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de belasting- en premieontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotingssaldo (EMU-saldo) te bepalen. De inkomstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.

De belasting- en premieontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 3). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.

Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo (relatief) in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het belasting- en premiemodel blijven macro-inschattingen en zijn daarmee vooral sterk afhankelijk van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.

5.3 Ramingsmethodiek Ministerie van Financiën

Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.

Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.

Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de belasting- en premieontvangsten. Beleidseffecten worden ingeboekt in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen bij de raming.

Tot slot speelt zogenoemde ‘expert opinion’ een rol. De uitkomsten van het model – de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen – worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar (als daar sprake van is), informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2021 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2021 zijn deels dus reeds gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2022 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde belasting- en premieontvangsten voor 2021 vormen daarom de basis voor de raming van 2022.

Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol speelt in recente ramingen, is bij het belastinguitstel. Gerealiseerde kasontvangsten geven door de mogelijkheid van uitstel van betaling geen zuiver beeld van de werkelijke opgelegde belastingclaim. Middels informatie van de Belastingdienst is per belastingsoort in beeld in hoeverre sprake is van corona-uitstel waardoor de raming hiervoor gecorrigeerd kan worden.

Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de bpm. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.

5.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat de nominale consumptie in 2022 met een relatief hoge 7,8% groeit, wat zich vertaalt in relatief hoge groei van de btw-ontvangsten. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.

Bovenstaande kan samengevat worden in de volgende vergelijking:

Tt = Tt-1 * (1 + Et) + At

Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t

Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1

Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t

At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t

De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de belasting- en premieontvangsten in 2020. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2020 bevat nadere informatie over de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten over 2020. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de belasting- en premieontvangsten in 2021. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van belasting- en premieontvangsten in 2022, welke eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.

Beleidsmatige ontwikkelingenBeleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de belasting- en premieontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect. Hoofdstuk 3 van de Miljoenennota 2018 bevat een box over de systematiek van de eerste-orde-gedragseffecten. Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijke inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende belastingopbrengst. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleidsramingen zou leiden tot dubbeltelling.

Endogene ontwikkelingDe verdere verandering van de belasting- en premieontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2022 (MEV 2022).

De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek herzien. In 2019 zijn de vergelijkingen van het model tegen het licht gehouden en herschat. De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de bpm en mrb gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifieke ‘auto’-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.

De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis – doorgaans de één-maands-verschoven-kas – plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.5

De grootste belastingsoorten – de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing – worden niet op kasbasis geraamd.6 Die belastingsoorten worden op ‘transactiebasis’ geraamd. Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie - waaruit de belastingopbrengst voortkomt - zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactiejaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kas-transparameters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.

Tabel 5.4.1 Verklarende variabelen ramingsmodel

Afkorting

Variabele

arbvu

Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie

bbpvu

BBP marktprijzen, volumemutatie

bbpwu

BBP marktprijzen, waardemutatie

Box2

Waardemutatie grondslag box 2

Box3

Waardemutatie grondslag box 3

clpu

Contractloonstijging

hznpu

Huizenverkoop prijsmutatie

hznvu

Huizenverkoop volumemutatie

ihhyptr

Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait

incpu

Incidentele loonstijging

iond

Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers

invpu

Invoer, prijsmutatie

invvu

Invoer, volumemutatie

ivswu

Investeringen in woningen, waardemutatie

oiwu

Overheidsinvesteringen, waardemutatie

pcdvu

Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie

pcdwu

Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie

pcvgvu

Consumptie van voeding en genot, volumemutatie

pcwu

Particuliere consumptie, waardemutatie

prpsv

Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie

tcf

Tabelcorrectiefactor

verr

Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen

grvpb

Ontwikkeling grondslag vpb

wozwu

Waardemutatie gemiddelde woz-waarde

Tabel 5.4.2 Overzicht ramingsvergelijkingen

Belastingsoort

Ramingsvergelijking voor Et

Accijns op lichte oliën

0,19 * bbpvut + 1 * tcft

Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën

0,63 * bbpvut + 1 * tcft

Afvalstoffenbelasting

1 * bbpvut + 1 * tcft

Alcoholaccijns

‒ 0,027 + 1,24 * pcvgvut

Assurantiebelasting

1,05 * pcwut

Bankbelasting

0

Belasting zware motorrijtuigen (bzm)

0,96 * bbpvut

Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm)

‒ 0,045 + 4,320 * pcdvut + 1 * tcft

Bieraccijns

0,42 * pcvgvut

Bronbelasting op rente en royalty's

1 * bbpwut

CO2-heffing

1 * bbpvut

Dividendbelasting

‒ 0,106 + 5,87 * bbpwut

Energiebelasting

‒ 0,03 + 0,62 * bbpvut + 1 * tcft

Inkomensheffing

 

- Box 1 ondernemers

1 * iondt

- Box 2

1 * box2t

- Box 3

1 * box3t

- Eigen woning

1 * ihhyptrt

- Inkomensheffing overig

1 * verrt

Kansspelbelasting

1,45 * pcwut

Loonheffing

0,6 * arbvut+ 1,53 * clput + 1,13 * incput ‒ 0,62 * tcft ‒ 0,81 * prpsvt

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

0,77 * bbpvut+ 1 * tcft

Omzetbelasting (btw)

0,44* pcwut + 0,29 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,02 * oiwut

Overdrachtsbelasting

1 * hznvut + 1 * hznput

Rechten bij invoer

0,63 * invvut+ 0,51 * invput

Schenk- en erfbelasting

1 * hznput

Tabaksaccijns

0,97 * pcvgvut

Vennootschapsbelasting

1 * winstwu­t

Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken

1,05 * pcvgvut

Verhuurderheffing

1 * wozwut

Vliegbelasting

1* pcvut

Waterbelasting

0,008 + 1 * tcft

Wijnaccijns

1,16 * pcvgvut

Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort nemen we de bieraccijns. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens bovenstaande vergelijking zijn de geraamde bieraccijnsontvangsten afhankelijk van de volumemutatie van de ‘consumptie van voeding en genot’. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een hogere consumptie van voeding en genot raamt, dan leidt dit tot hogere geraamde bieraccijnsontvangsten. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 0,42. Dit betekent dat de bieraccijnsontvangsten met 0,42 procent stijgen ten opzichte van voorgaand jaar als het CPB een stijging van het volume van de consumptie van voeding en genot raamt van 1 procent. In dit voorbeeld spelen geen beleidsmatige ontwikkelingen. Voorts wordt deze uitkomst uit het ramingsmodel in vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsinformatie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifieke) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.

5.5 De belastingramingen voor 2021 en 2022 op kasbasis

De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de belastingramingen op kasbasis. Tabel 5.5.1 toont de ontwikkeling van de realisaties in 2020 naar de Vermoedelijke Uitkomsten in 2021. Tabel 5.5.2 toont vervolgens de ontwikkeling van de Vermoedelijke Uitkomsten in 2021 naar de Ontwerpbegroting 2022. De tabel splitst de verandering per belastingsoort uit naar beleidsmatige mutatie en endogene mutatie. Beleidsmatige mutaties zijn mutaties als gevolg van fiscale beleidsmaatregelen of van overige maatregelen. Endogene mutaties zijn mutaties van de belastingopbrengsten als gevolg van de economische ontwikkeling.

De raming voor de totale belastingontvangsten in 2021 komt op kasbasis 15,2 miljard euro hoger uit dan de realisatie van de totale belastingontvangsten in 2020 (zie tabel 5.5.1). Deze stijging is het totaal van de beleidsmatige mutatie van 3,3 miljard euro en de endogene stijging van 11,9 miljard euro. Voor 2022 geldt een toename van de totale belastingontvangsten op kasbasis met 23,3 miljard euro ten opzichte van 2021. Dit is het saldo van een beleidsmatige mutatie van 6,9 miljard euro en een endogene ontwikkeling van 16,4 miljard euro (zie tabel 5.5.2). De volgende paragrafen lichten deze beleidsmatige en endogene mutaties toe.

Tabel 5.5.1 Raming belastingontvangsten 2021 op kasbasis (in miljoenen euro)
 

2020

Maatregelen

Endogeen

Endogeen in %

2021

Indirecte belastingen

89.662

339

8.321

9,3%

98.322

Invoerrechten

3.141

0

405

12,9%

3.546

Omzetbelasting

55.874

‒ 206

6.808

12,2%

62.475

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.563

‒ 274

362

23,2%

1.650

Accijnzen

11.287

154

319

2,8%

11.760

- Accijns van lichte olie

3.827

0

339

8,9%

4.167

- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.391

28

257

7,6%

3.676

- Tabaksaccijns

3.019

126

‒ 338

‒ 11,2%

2.807

- Alcoholaccijns

338

0

0

‒ 0,1%

337

- Bieraccijns

368

0

53

14,5%

421

- Wijnaccijns

344

0

8

2,4%

352

Belastingen van rechtsverkeer

6.361

716

‒ 126

‒ 2,0%

6.952

- Overdrachtsbelasting

3.348

718

‒ 320

‒ 9,6%

3.746

- Assurantiebelasting

3.013

‒ 2

195

6,5%

3.206

Motorrijtuigenbelasting

4.250

‒ 49

44

1,0%

4.246

Belastingen op een milieugrondslag

4.392

‒ 84

347

7,9%

4.654

- co2-heffing

0

0

0

0%

0

- Afvalstoffenbelasting

216

‒ 12

42

19,3%

246

- Energiebelasting

3.874

‒ 292

438

11,3%

4.020

- Waterbelasting

301

0

7

2,4%

308

- Brandstoffenheffingen

1

0

0

2,4%

1

- Vliegbelasting

0

220

‒ 140

0%

80

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

271

0

6

2,2%

277

Belasting op zware motorrijtuigen

188

5

17

9,0%

210

Verhuurderheffing

1.888

‒ 147

138

 

1.880

Bankbelasting

447

225

0

0,0%

672

      

Directe belastingen

94.684

2.961

3.560

3,8%

101.205

Inkomstenbelasting

7.124

‒ 1.727

‒ 667

‒ 9,4%

4.729

Loonbelasting

59.071

‒ 1.188

4.233

7,2%

62.116

Dividendbelasting

4.811

‒ 384

‒ 256

‒ 5,3%

4.170

Kansspelbelasting

304

10

‒ 87

‒ 28,6%

227

Vennootschapsbelasting

21.044

6.260

210

1,0%

27.514

Bronbelasting op rente en royalty's

0

0

0

 

0

Schenk- en erfbelasting

2.331

‒ 10

127

5,5%

2.448

      

Overige Belastingontvangsten

303

0

0

 

303

      

Totaal belastingen op kasbasis

184.649

3.300

11.881

6,4%

199.830

      
      
Tabel 5.5.2 Raming belastingontvangsten 2022 op kasbasis (in miljoenen euro)
 

2021

Maatregelen

Endogeen

Endogeen in %

2022

Indirecte belastingen

98.322

730

4.031

4,1%

103.083

Invoerrechten

3.546

0

192

5,4%

3.738

Omzetbelasting

62.475

1.262

2.402

3,8%

66.140

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.650

‒ 35

391

23,7%

2.007

Accijnzen

11.760

‒ 57

463

3,9%

12.166

- Accijns van lichte olie

4.167

‒ 58

182

4,4%

4.291

- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.676

‒ 37

198

5,4%

3.837

- Tabaksaccijns

2.807

37

23

0,8%

2.867

- Alcoholaccijns

337

0

25

7,3%

362

- Bieraccijns

421

0

32

7,5%

453

- Wijnaccijns

352

0

4

1,0%

356

Belastingen van rechtsverkeer

6.952

89

619

8,9%

7.660

- Overdrachtsbelasting

3.746

90

432

11,5%

4.267

- Assurantiebelasting

3.206

0

187

5,8%

3.393

Motorrijtuigenbelasting

4.246

‒ 51

44

1,0%

4.238

Belastingen op een milieugrondslag

4.654

‒ 5

81

1,7%

4.730

- co2-heffing

0

0

0

0%

0

- Afvalstoffenbelasting

246

‒ 16

12

4,8%

241

- Energiebelasting

4.020

12

18

0,4%

4.049

- Waterbelasting

308

0

6

2,1%

314

- Brandstoffenheffingen

1

0

0

5,8%

1

- Vliegbelasting

80

0

45

55,8%

125

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

277

0

2

0,9%

279

Belasting op zware motorrijtuigen

210

0

7

3,3%

217

Verhuurderheffing

1.880

‒ 249

‒ 171

 

1.460

Bankbelasting

672

‒ 225

0

0,0%

447

      

Directe belastingen

101.205

6.151

12.384

12,2%

119.740

Inkomstenbelasting

4.729

2.243

5.672

119,9%

12.644

Loonbelasting

62.116

‒ 824

4.407

7,1%

65.700

Dividendbelasting

4.170

2.259

678

16,3%

7.107

Kansspelbelasting

227

1

296

130,2%

523

Vennootschapsbelasting

27.514

2.472

1.303

4,7%

31.289

Bronbelasting op rente en royalty's

0

0

0

 

0

Schenk- en erfbelasting

2.448

0

28

1,2%

2.476

      

Overige Belastingontvangsten

303

0

0

 

303

      

Totaal belastingen op kasbasis

199.830

6.881

16.416

8,2%

223.126

      
      

Beleidsmatige ontwikkelingDe belastingontvangsten in 2021 nemen met 3,3 miljard euro toe als gevolg van fiscale en overige maatregelen. In tabel 5.5.3 staat aangegeven welke wijzigingen sinds de Miljoenennota 2021 hebben plaatsgevonden.

Tabel 5.5.3 Effecten beleidsmaatregelen (waaronder nabetalingen) op belastingontvangsten in 2021 (in miljoenen euro)
 

Kas 2021

Totaal maatregelen, zoals gemeld in Miljoenennota 2021 (bijlage 5)

10.377

Mutatie vanwege nabetalingen

‒ 767

Mutatie vanwege beleid

‒ 6.310

Totaal maatregelen

3.300

Beleidsmatige wijzigingen vloeien voort uit het Regeerakkoord, maatregelen die het kabinet sindsdien heeft genomen en maatregelen van eerdere kabinetten met effecten in 2021. Daarnaast zijn er mutaties als gevolg van nabetalingen tussen het Rijk en de sociale fondsen. Deze nabetalingen vinden plaats omdat via de inkomensheffing en de loonheffing de belastingen en premies volksverzekeringen geïntegreerd worden geheven. De verdeling van deze ontvangsten tussen het Rijk en de sociale fondsen gebeurt op basis van voorlopige verdeelsleutels. Wanneer de Belastingdienst de gegevens over de feitelijke inkomens van mensen binnen heeft, kan nauwkeurig worden bepaald welk deel van de heffingen het Rijk toekomen en welk deel de sociale fondsen. Bij de loonheffing gebeurt dit na twee jaar, omdat dan het grootste deel van de aanslagen en aangiften is afgehandeld. Bij de inkomensheffing gebeurt dit om dezelfde reden pas na vier jaar. Hierdoor vinden er in de jaren nadat een transactiejaar is afgesloten nog nabetalingen plaats tussen het Rijk en de sociale fondsen. Tabel 5.5.3 laat zien dat dit in 2021 leidt tot een mutatie in de belastingontvangsten voor het Rijk van ‒ 0,8 miljard ten opzichte van wat in Miljoenennota 2021 aan nabetalingen werd verwacht. Omdat het hier onderlinge nabetalingen betreft tussen premieontvangsten (volksverzekeringen) en de ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting, zijn deze verschuivingen niet relevant voor het EMU-saldo.

Voor 2022 bedraagt de geraamde beleidsmatige mutatie van de belastingontvangsten per saldo 6,9 miljard euro (tabel 5.5.2). Deze mutatie betreft voor 0,9 miljard euro verwachte onderlinge nabetalingen tussen premieontvangsten (volksverzekeringen) en ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting. Deze verschuivingen zijn niet relevant voor het EMU-saldo. Het voor het EMU-saldo relevante, beleidsmatige deel van de mutatie bij de belastingontvangsten (exclusief premieontvangsten) bedraagt 6,0 miljard euro. Bijlage 4 van deze Miljoenennota licht de beleidsmatige mutatie van de totale belasting- en premieontvangsten toe.

Endogene ontwikkelingDe belastingontvangsten op kasbasis nemen in 2021 met 11,9 miljard euro toe als gevolg van de endogene ontwikkeling. Dit betekent een groei van 6,4 procent. In 2022 nemen de ontvangsten ten opzichte van 2021 toe met 16,4 miljard euro als gevolg van de endogene ontwikkeling, een groei van 8,2 procent. Bijlage 4 van de Miljoenennota bevat een toelichting van de endogene ontwikkeling voor het totaal van de belasting- en premieontvangsten. Dat zijn de totale belastingen inclusief premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en premies zorgverzekeringen.

Bijzonder uitstel van betaling

Inbegrepen in de raming van de belastingontvangsten in 2021 en 2022 op kasbasis is het effect van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis. Ondernemers kunnen tot 1 oktober 2021 een aanvraag doen voor versoepeld uitstelbeleid voor een groot aantal belastingen, waaronder de loonheffing en de omzetbelasting. Dit leidt tot minder ontvangsten in 2021, en juist meer vanaf 2022. Deze kasschuif is niet relevant voor de bepaling van de ontvangsten op EMU-basis, omdat voor het EMU-begrip aangesloten wordt bij het onderliggende transactiemoment waarop de betalingsverplichting ontstaat.

Aan het einde van 2020 bedroeg de openstaande schuld met betrekking tot vanwege corona uitgestelde belasting 12,9 miljard euro. In 2021 werken twee effecten tegen elkaar in. Enerzijds wordt in 2021 een deel van de uitgestelde belasting die betrekking heeft op 2020 alsnog betaald, anderzijds wordt over 2021 nieuw uitstel aangevraagd dat in 2022 of later alsnog betaald wordt. Per saldo bedraagt de geraamde omvang van de netto kasschuif in 2021 3,5 miljard euro. In 2022 wordt naar verwachting 3,2 miljard euro uitgestelde belasting alsnog betaald, in de jaren 2023-2027 nog eens 12,9 miljard euro. Deze uitstelbedragen zijn verwerkt in tabel 5.5.1 en 5.5.2.

De ontwikkeling van de uitgestelde belasting is sinds de invoering van de maatregel gemonitord. Aan het begin van 2021 bedroeg de stand van openstaande vorderingen 12,9 miljard euro, tot en met begin september is dit opgelopen tot 19,1 miljard euro. Hiervan heeft 10,0 miljard euro betrekking op de loonheffing (inclusief premies werknemersverzekeringen), 5,8 miljard euro op de omzetbelasting, 1,8 miljard euro op de inkomensheffing en 1,5 miljard euro op de vennootschapsbelasting.

Voor het afbetalen van opgebouwde schuld geldt per 1 oktober 2022 een betalingsregeling, waarbij de schuld in 60 maandelijkse termijnen wordt voldaan. Sommige ondernemers betalen echter liever hun schuld zo snel als mogelijk af, anderen zullen er als gevolg van de oplopende invorderingsrente ook voor kiezen om eerder dan noodzakelijk te betalen. Voor de raming van de afbetaling wordt hiermee rekening gehouden, waarbij het precieze tempo waarmee de schuld wordt afbetaald van veel factoren afhankelijk is en daarmee erg onzeker is. Het is daarbij overigens de verwachting dat een deel van de uitgestelde ontvangsten in het geheel niet meer binnenkomt als gevolg van faillissementen. Hiermee is in de raming van de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis reeds rekening gehouden.

Figuur 5.5.1 geeft de geraamde ontwikkeling van de openstaande schuld in de periode 2021-2027 weer waar de kas-EMU correcties in het ramingsmodel op gebaseerd zijn. Dit is nadrukkelijk een onzekere prognose, omdat deze afhangt van de ontwikkeling van het coronavirus, de economische ontwikkeling en het gedrag van ondernemers de komende jaren. De grafiek impliceert overigens niet dat alle schuld daadwerkelijk wordt afgelost, maar behandelt betalingen en afschrijvingen beide als een daling van de openstaande schuld.

Figuur 5.5.1 Verwacht verloop openstaand saldo bijzonder uitstel van betaling 2021-2028 (in miljarden euro)

5.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis

Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belastingdeel en het premiedeel van de loon- en inkomensheffing) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen ruim 80 procent van de totale belastingontvangsten inclusief premies volksverzekeringen.

Vennootschapsbelasting

Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. In juli/augustus van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert.

Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 5.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesverrekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.

Tabel 5.6.1 Opbrengst en ontwikkeling van de vennootschapsbelasting op kasbasis naar transactiejaar (in miljoenen euro)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Jaar T

16.720

18.312

20.515

17.844

20.767

25.167

Jaar T-1

4.321

5.106

5.059

3.861

7.088

5.445

Jaar T-2

629

650

521

‒ 230

255

754

Jaar T-3

‒ 102

‒ 317

‒ 145

‒ 247

‒ 202

‒ 168

Jaar T-4 en ouder

‒ 112

‒ 96

0

‒ 184

‒ 395

91

Totaal kasopbrengst VPB

21.456

23.655

25.949

21.044

27.514

31.289

Per saldo bedraagt de verwachte endogene mutatie van 2020 naar 2021 0,2 miljard euro. Beleidsmaatregelen hebben in 2021 per saldo een sterk opwaarts effect op de ontvangsten (6,3 miljard euro). De totale stijging in 2021 komt uit op 6,5 miljard euro. In 2022 bedraagt de endogene stijging van de vpb-ontvangsten naar verwachting 1,3 miljard euro. Het beleidsmatige effect is dan 2,5 miljard euro. Per saldo stijgen de vpb-ontvangsten in 2022 afgerond met 3,8 miljard euro.

Loon- en inkomensheffing

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonbelasting afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige normaal gesproken voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen (dit jaar is die datum eenmalig verschoven naar 8 mei). Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is, met inachtneming van andere bronnen van inkomen, belastingkortingen en aftrekposten. Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, welke geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffingsniveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.

Loonheffing

De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.

Tabel 5.6.2 Ontwikkeling loonheffing op transactiebasis (in miljoenen euro)
 

2020

2021

2022

Opbrengst op transactiebasis

103.422

105.863

109.444

    

Mutatie

 

2.440

3.581

waarvan endogeen

 

4.701

3.000

waarvan autonoom

 

‒ 2.260

580

    

Endogene groei (in %)

 

4,5%

2,8%

Tabel 5.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2021 en 2022. De verwachte endogene ontwikkeling bedraagt in 2021 4,7 miljard euro. In 2022 bedraagt deze 3,0 miljard euro. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies en de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen. Onderstaande tabel 5.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro Economische Verkenning 2022 van het CPB.

Tabel 5.6.3 Relevante economische indicatoren voor de loonheffing
 

2021

2022

arbeidsvolume in arbeidsjaren

1,7%

0,4%

contractloonstijging

1,9%

2,1%

incidentele loonstijging

‒ 0,8%

0,2%

tabelcorrectiefactor

1,6%

1,3%

arbeidsinkomensquote marktsector

73,3%

75,0%

Inkomensheffing

De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.

De raming van de ontvangsten van de inkomensheffing is opgesteld op basis van de beleidsmaatregelen, de geraamde endogene ontwikkeling en de kasrealisaties tot en met juli.

Tabel 5.6.4 Ontwikkeling inkomensheffing op transactiebasis (in miljoenen euro)
 

2020

2021

2022

Inkomensheffing op transactiebasis

2.877

5.454

6.346

    

mutatie

 

2.577

892

waarvan endogeen

 

2.390

‒ 310

waarvan autonoom

 

187

1.202

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten inkomensheffing is in 2021 positief (2,4 miljard euro), maar in 2022 negatief: ‒ 0,3 miljard euro. Onderliggend is in 2021 vooral sprake van stijgende winsten van IB-ondernemers en een kleiner negatief effect van hypotheekrenteaftrek. In 2022 wordt de lichte endogene daling met name veroorzaakt door een toename van de hypotheekrenteaftrek en de overige aftrekposten.

Omzetbelasting

De omzetbelasting is verantwoordelijk voor circa 30 procent van de totale belastingontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in tabel 5.6.5.

Tabel 5.6.5 Raming van de procentuele ontwikkeling van bestedingen in 2021 en 2022
  

2021

2022

particuliere consumptie, waardemutatie

 

4,6%

7,8%

investeringen in woningen, waardemutatie

 

13,0%

7,6%

overheidsinvesteringen, waardemutatie

 

10,1%

0,9%

Bij de particuliere consumptie speelt ook de samenstelling van de consumptie een rol, omdat er verschillende bestedingscategorieën zijn waarvoor een verschillend btw-tarief geldt. Bij een laagconjunctuur is het bijvoorbeeld de verwachting dat er een verschuiving plaatsvindt van consumptie waarvoor het normale tarief geldt (inclusief alle «luxe goederen») naar consumptie waarvoor het verlaagde btw-tarief geldt. Hierdoor neemt het gemiddelde btw-tarief over de totale particuliere consumptie af en daarmee de btw-ontvangsten. In hoogconjunctuur is sprake van het omgekeerde. Opvallend is dat deze vuistregel zich gedurende de coronacrisis niet heeft voorgedaan. De consumptie van duurzame goederen is juist relatief goed op peil gebleven. Vermoedelijk leidden de coronamaatregelen tot een (gedwongen) verandering in het consumptiepatroon.

De btw-ontvangsten op transactiebasis bedragen naar verwachting 62,9 miljard euro in 2021. In 2022 wordt een verdere stijging naar 67,5 miljard euro verwacht.

Tabel 5.6.6 Raming van de omzetbelasting op transactiebasis (in miljoenen euro)
 

2020

2021

2022

Omzetbelasting op transactiebasis

59.481

62.913

67.492

    

mutatie

 

3.432

4.579

wv endogeen

 

3.622

3.230

wv autonoom

 

‒ 190

1.349

    

Endogene mutatie in procent

 

6,1%

5,1%

6 EMU-SALDO

Tabel 6.1 geeft het EMU-saldo van de hele collectieve sector weer. Dit EMU-saldo - ook wel overheidssaldo genoemd - is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 4. Om tot het EMU-saldo te komen, moeten enkele correcties worden toegepast op de inkomsten en uitgaven: sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo en voor sommige posten telt een ander bedrag mee voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen.

Tabel 6.1 EMU-saldo
 

(in miljoenen euro, min = tekort)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

bron

1

Belasting- en premieontvangsten

299.833

313.759

334.108

337.932

348.974

360.886

372.392

Tabel 4.3.1

2

Af: Totale netto-uitgaven

355.822

389.678

391.064

381.669

393.398

407.400

420.497

Tabel 2.1

3

Af: Niet EMU-saldo relevante uitgaven

‒ 24.317

‒ 32.610

‒ 35.168

‒ 35.014

‒ 39.934

‒ 42.460

‒ 44.075

Tabel 6.2

4

Bij: Kas-transverschillen en overige posten

‒ 489

‒ 5.137

2.937

48

‒ 312

‒ 304

‒ 143

Tabel 6.3

5

Bij: EMU-saldo decentrale overheden

‒ 1.805

‒ 2.303

‒ 2.425

‒ 2.507

‒ 2.586

‒ 2.664

‒ 2.746

Tabel 6.7

6

EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5)

‒ 33.966

‒ 50.748

‒ 21.276

‒ 11.182

‒ 7.387

‒ 7.023

‒ 6.919

 

De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan maar niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in tabel 6.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties, zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit, zijn meestal ook niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente die is ontvangen op renteswaps en uit de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage aan de sociale fondsen is niet relevant voor het EMU-saldo, omdat dit een transactie vormt tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector. Deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan het schatkistbankieren bij het Rijk aanhouden.

Tabel 6.2 Uitgaven niet-relevant voor het EMU-saldo

(in miljoenen euro, plus = uitgave)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verstrekking studieleningen1

2.718

3.049

3.363

3.577

3.564

3.550

3.569

Aflossing studieleningen

‒ 954

‒ 1.065

‒ 1.139

‒ 1.191

‒ 1.229

‒ 1.267

‒ 1.305

Coronagerelateerde leningen

1.648

1.921

‒ 107

‒ 129

‒ 182

‒ 364

‒ 1.170

Rijksbijdragen aan de sociale fondsen

32.453

37.614

39.007

40.340

43.542

45.460

47.897

Kasbeheer

‒ 6.985

‒ 8.113

‒ 5.661

‒ 7.384

‒ 5.778

‒ 4.963

‒ 4.610

Rente-ontvangsten derivaten

‒ 1.012

‒ 864

‒ 921

‒ 604

‒ 380

‒ 308

‒ 300

Voortijdige beëindigen derivaten

‒ 3.520

‒ 386

0

0

0

0

0

Aan- en verkoop staatsdeelnemingen

‒ 31

460

507

477

476

443

87

Diverse leningen

‒ 56

‒ 19

9

‒ 159

‒ 154

‒ 150

‒ 146

Exportkredietverzekering

4

‒ 1

97

72

62

47

47

Overig

54

13

12

15

14

11

7

Totaal

24.317

32.610

35.168

35.014

39.934

42.460

44.075

X Noot
1

Het CBS boekt vanaf dit jaar prestatiebeurzen, inclusief de OV-jaarkaarten, als EMU-relevante uitgaven op het moment van verstrekking in plaats van op het moment van omzetting (van lening naar gift). Dit beïnvloedt de berekening van het EMU-saldo. Op de OCW-begroting worden prestatiebeurzen op het moment van verstrekking, conform de Wet Studiefinanciering 2000, als lening en dus niet EMU-relevante uitgaven geboekt en pas op het moment van omzetting (van lening naar gift) als relevante uitgaven geboekt. Bij jaarafsluiting 2020 van de Rijksbegroting is een correctiepost opgenomen om het EMU-saldo aan te sluiten op de berekening van het CBS. Voor toekomstige ramingen wordt bezien op welke wijze de berekeningen van het CBS en de Rijksbegroting op elkaar aangesloten kunnen worden.

Tabel 6.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen, moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog het kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan maar wel meetellen voor het EMU-saldo, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars.

Tabel 6.3 Kas-transverschillen en overige posten

(in miljoenen euro, plus = saldoverbeterend)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

KTV Veilingopbrengsten (UMTS, 4G, 5G)

‒ 551

‒ 124

284

284

284

284

284

KTV EU-afdrachten

659

‒ 514

0

0

0

0

0

KTV Publiek private samenwerking (DBFM-contracten)

‒ 351

‒ 260

‒ 30

133

69

68

273

KTV NOW (corona)

‒ 1.084

‒ 1.071

2.575

236

‒ 86

‒ 48

‒ 12

KTV TVL (corona)

‒ 960

375

540

0

0

0

0

KTV Tozo (corona)

0

‒ 710

0

0

0

0

0

KTV OV-beschikbaarheidsvergoeding (corona)

‒ 268

247

0

0

0

0

0

KTV OV-jaarkaart

‒ 75

225

‒ 1.050

0

0

0

0

KTV IDA/Wereldbank

‒ 180

0

0

0

0

0

0

KTV Toeslagen

‒ 157

0

0

0

0

0

0

KTV Defensie

723

0

0

0

0

0

0

Overige kas-transverschillen

462

‒ 546

0

0

0

0

0

Mutatie begrotingsreserves

1.363

‒ 1.131

116

‒ 334

‒ 284

‒ 34

‒ 234

EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid

302

0

0

0

0

0

0

Overig

‒ 384

0

0

0

0

0

0

Subtotaal Rijk

‒ 501

‒ 3.510

2.435

320

‒ 17

270

312

        

Eigen risico dragers WGA/ZW

330

344

367

393

418

436

454

Zorgbemiddelingskosten

‒ 1.082

‒ 1.972

135

‒ 664

‒ 713

‒ 1.010

‒ 909

Overig

764

0

0

0

0

0

0

Subtotaal sociale fondsen

12

‒ 1.628

502

‒ 271

‒ 295

‒ 574

‒ 455

Totaal

‒ 489

‒ 5.137

2.937

48

‒ 312

‒ 304

‒ 143

Tabel 6.4 geeft de uitsplitsing van het EMU-saldo over de verschillende onderdelen van de collectieve sector weer. In tabel 6.5 tot en met tabel 6.7 wordt het EMU-saldo per onderdeel van de collectieve sector nader uitgesplitst.

Tabel 6.4 Opbouw EMU-saldo collectieve sector

(in miljoenen euro, min = tekort)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

EMU-saldo Rijk

‒ 37.481

‒ 57.597

‒ 24.324

‒ 15.306

‒ 8.982

‒ 8.652

‒ 8.132

EMU-saldo sociale fondsen

5.320

9.151

5.473

6.630

4.180

4.294

3.959

EMU-saldo decentrale overheden

‒ 1.805

‒ 2.303

‒ 2.425

‒ 2.507

‒ 2.586

‒ 2.664

‒ 2.746

EMU-saldo collectieve sector

‒ 33.966

‒ 50.748

‒ 21.276

‒ 11.182

‒ 7.387

‒ 7.023

‒ 6.919

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

‒ 4,3

‒ 6,0

‒ 2,4

‒ 1,2

‒ 0,8

‒ 0,7

‒ 0,7

Tabel 6.5 EMU-saldo Rijk

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

bron

Belastingontvangsten

193.347

202.492

222.795

220.092

229.941

235.946

242.769

Tabel 4.7.1

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

‒ 222.191

‒ 251.575

‒ 245.715

‒ 230.390

‒ 235.298

‒ 241.868

‒ 247.391

Tabel 2.1

Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven

24.317

32.610

35.168

35.014

39.934

42.460

44.075

Tabel 6.2

Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen

‒ 32.453

‒ 37.614

‒ 39.007

‒ 40.340

‒ 43.542

‒ 45.460

‒ 47.897

Tabel 6.2

Kas-transverschillen en overige posten Rijk

‒ 501

‒ 3.510

2.435

320

‒ 17

270

312

Tabel 6.3

EMU-saldo Rijk (centrale overheid )

‒ 37.481

‒ 57.597

‒ 24.324

‒ 15.306

‒ 8.982

‒ 8.652

‒ 8.132

 
Tabel 6.6 EMU-saldo sociale fondsen

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

bron

Premie-ontvangsten

106.486

111.267

111.313

117.840

119.033

124.940

129.623

Tabel 4.3.1

Ontvangen rijksbijdragen en rente

32.453

37.614

39.007

40.340

43.542

45.460

47.897

Tabel 6.2

Premiegefinancierde uitgaven

‒ 133.630

‒ 138.103

‒ 145.349

‒ 151.279

‒ 158.100

‒ 165.533

‒ 173.105

Tabel 2.1

Eigen risico dragers WGA/ZW

330

344

367

393

418

436

454

Tabel 6.3

Zorgbemiddelingskosten

‒ 1.082

‒ 1.972

135

‒ 664

‒ 713

‒ 1.010

‒ 909

Tabel 6.3

Overige uitgaven

764

0

0

0

0

0

0

Tabel 6.3

EMU-saldo sociale fondsen

5.320

9.151

5.473

6.630

4.180

4.294

3.959

 
Tabel 6.7 EMU-saldo decentrale overheden

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Belastinginkomsten

10.904

11.557

12.059

12.537

12.989

13.429

Rijksbijdragen

85.149

87.575

90.175

88.854

91.458

94.319

Overige inkomsten

14.239

14.516

13.507

14.623

14.639

14.495

Uitgaven decentrale overheden

‒ 112.097

‒ 115.951

‒ 118.167

‒ 118.520

‒ 121.672

‒ 124.907

EMU-saldo decentrale overheden

‒ 1.805

‒ 2.303

‒ 2.425

‒ 2.507

‒ 2.586

‒ 2.664

Het overheidssaldo komt in 2022 naar verwachting uit op een tekort van 2,4 procent van het bbp. Tabel 6.8 toont hoe dit saldo zich verhoudt tot het saldo dat is geraamd voor het lopende begrotingsjaar 2021.

Tabel 6.8 Horizontale toelichting EMU-saldo

(min = tekort)

Miljarden euro

Procenten bbp

EMU-saldo 2021

‒ 50,7

‒ 6,0%

Noemereffect

 

0,3%

Uitgaven aan Rijksbegroting

12,8

1,4%

Uitgaven aan Sociale Zekerheid

3,1

0,3%

Uitgaven aan Zorg

‒ 5,3

‒ 0,6%

Niet plafondrelevante uitgaven

‒ 9,4

‒ 1,1%

Inkomsten

20,3

2,3%

Kastransverschillen

5,9

0,7%

Overig

2,0

0,2%

EMU-saldo 2022

‒ 21,3

‒ 2,4%

Ten opzichte van de Miljoenennota van vorig jaar is het saldo voor 2021 naar beneden bijgesteld terwijl het saldo voor 2022 naar boven is bijgesteld. Dit wordt zichtbaar wanneer de verandering van het saldo niet van jaar op jaar (horizontaal) wordt bekeken, maar als ontwikkeling sinds vorige Miljoenennota (verticaal). Deze verticale ontwikkeling is weergeven in tabel 6.9.

Tabel 6.9 Verticale toelichting EMU-saldo

(in procenten bbp, min = tekort)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

EMU-saldo Miljoenennota 2021

‒ 5,5%

‒ 3,7%

‒ 2,5%

‒ 2,2%

‒ 1,9%

 

Noemereffect (ontwikkeling bbp)

0,2%

0,2%

0,1%

0,1%

0,1%

 

Belasting- en premieinkomsten

2,4%

4,1%

2,7%

2,8%

2,8%

 

Nood- en steunmaatregelen corona (uitgaven op kasbasis)

‒ 3,2%

‒ 1,2%

‒ 0,2%

0,0%

0,0%

 

Besluitvorming netto-uitgaven onder het plafond

‒ 0,6%

‒ 1,2%

‒ 0,9%

‒ 0,7%

‒ 0,7%

 

Loon- en prijsontwikkeling uitgaven

‒ 0,1%

‒ 0,3%

‒ 0,5%

‒ 0,7%

‒ 0,8%

 

Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand

0,4%

0,4%

0,3%

0,2%

0,1%

 

Overige uitgavenmutaties met plafondcorrectie

0,0%

‒ 0,1%

‒ 0,1%

‒ 0,2%

‒ 0,2%

 

Niet-plafondrelevante uitgaven en correcties van EMU-saldo

0,5%

‒ 0,4%

0,1%

0,0%

‒ 0,1%

 

EMU-saldo decentrale overheden

‒ 0,1%

‒ 0,1%

‒ 0,1%

‒ 0,1%

‒ 0,1%

 

EMU-saldo Miljoenennota 2022

‒ 6,0%

‒ 2,4%

‒ 1,2%

‒ 0,8%

‒ 0,7%

‒ 0,7%

Tabel 6.10 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-saldi vanaf 2006 en de verwachte EMU-saldi tot en met het jaar 2026, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

Tabel 6.10 Historisch overzicht EMU-saldo

(in miljarden euro, min = tekort)

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

EMU-saldo

‒ 0,1

‒ 1,3

0,7

‒ 32,3

‒ 34,0

‒ 29,0

‒ 26,2

BBP

584,5

619,2

647,2

624,8

639,2

650,4

653,0

EMU-saldo (in procenten bbp)

0,0

‒ 0,2

0,1

‒ 5,2

‒ 5,3

‒ 4,5

‒ 4,0

        
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

EMU-saldo

‒ 19,8

‒ 15,2

‒ 14,4

0,1

9,7

11,1

14,0

BBP

660,5

671,6

690,0

708,3

738,1

774,0

813,1

EMU-saldo (in procenten bbp)

‒ 3,0

‒ 2,3

‒ 2,1

0,0

1,3

1,4

1,7

        
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

EMU-saldo

‒ 34,0

‒ 50,7

‒ 21,3

‒ 11,2

‒ 7,4

‒ 7,0

‒ 6,9

BBP

799

850

895

925

954

983

1.013

EMU-saldo (in procenten bbp)

‒ 4,3

‒ 6,0

‒ 2,4

‒ 1,2

‒ 0,8

‒ 0,7

‒ 0,7

7 EMU-SCHULD

Tabel 7.1 geeft het financieringssaldo van het Rijk weer. Het financieringssaldo is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of juist over heeft. Het financieringssaldo is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo berekend wordt op transactiebasis, wordt het financieringssaldo berekend op kasbasis. Om tot het fincieringssaldo te komen, moet er naast het optellen van de belastingontvangsten en de uitgaven ook nog een aantal correcties worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen zoals die meetellen voor het EMU-saldo berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen, moet het kas-transverschil hier dus vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringssaldo alleen de kasuitgaven meetellen. Daarnaast wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt. Voor deze post wordt dus ook gecorrigeerd.

Tabel 7.1 Financieringssaldo Rijksoverheid

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Belastinginkomsten (kasbasis)

184.649

199.830

223.125

223.451

231.460

236.423

243.246

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

‒ 222.191

‒ 251.575

‒ 245.715

‒ 230.390

‒ 235.298

‒ 241.868

‒ 247.391

Af: kas-transverschil rentelasten

‒ 555

‒ 1.010

‒ 860

‒ 1.590

‒ 830

‒ 700

‒ 710

Mutatie begrotingsreserves

1.363

‒ 1.131

116

‒ 334

‒ 284

‒ 34

‒ 234

Mutatie derdenrekeningen

184

0

0

0

0

0

0

Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro

100

250

0

0

0

0

300

Financieringssaldo Rijksoverheid

‒ 36.450

‒ 53.636

‒ 23.334

‒ 8.863

‒ 4.952

‒ 6.178

‒ 4.789

Het financieringssaldo werkt één op één door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 7.2 geeft de opbouw van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld is de schuld van de hele collectieve sector, dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen telt mee voor de EMU-schuld.

Tabel 7.2 Opbouw EMU-schuld collectieve sector

(in miljoenen euro, min = kasoverschot)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

bron

EMU-schuld begin jaar

394.670

434.931

490.869

516.628

527.998

535.535

544.378

 

Financieringssaldo Rijksoverheid

36.450

53.636

23.334

8.863

4.952

6.178

4.789

Tabel 7.1

EMU-saldo decentrale overheden

1.805

2.303

2.425

2.507

2.586

2.664

2.746

Tabel 6.4

EMU-saldo rest centrale overheid

‒ 211

0

0

0

0

0

0

 

Schatkistbankieren decentrale overheden

0

0

0

0

0

0

0

 

Overig

2.217

0

0

0

0

0

0

 

EMU-schuld einde jaar

434.931

490.869

516.628

527.998

535.535

544.378

551.913

 

EMU-schuldquote (in procenten bbp)

54,5

57,8

57,7

57,1

56,1

55,4

54,5

 

Tabel 7.3 toont de ontwikkeling van de EMU-schuld uitgedrukt als percentage van het bbp. Dit wordt de EMU-schuldquote genoemd. Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote. Als het bbp groeit, daalt ceteris paribus de schuldquote. Dit is het noemereffect.

Tabel 7.3 Opbouw EMU-schuldquote

(in procenten bbp, plus = toename schuld)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

EMU-schuldquote begin jaar

48,6

54,5

57,8

57,7

57,1

56,1

55,4

Noemereffect bbp

0,8

‒ 3,3

‒ 2,9

‒ 1,9

‒ 1,7

‒ 1,7

‒ 1,6

Financieringssaldo Rijksoverheid

4,6

6,3

2,6

1,0

0,5

0,6

0,5

EMU-saldo decentrale overheden

0,2

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

EMU-saldo rest centrale overheid

‒ 0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Schatkistbankieren decentrale overheden

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Overig

0,3

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

EMU-schuldquote einde jaar

54,5

57,8

57,7

57,1

56,1

55,4

54,5

De EMU-schuld komt eind 2022 naar verwachting uit op 57,7 procent van het bbp. Vergeleken met de verwachte EMU-schuld eind 2021 betekent dit per saldo een lichte daling van de schuld. Voor deze daling zijn verschillende oorzaken. Deze oorzaken zijn uitgesplitst in tabel 7.4.

Tabel 7.4 Horizontale toelichting EMU-schuld

(plus = toename schuld)

Miljarden euro

Procenten bbp

EMU-schuld ultimo 2021

490,9

57,8%

Noemereffect

 

‒ 2,9%

EMU-saldo

21,3

2,4%

Coronagerelateerde leningen

‒ 0,1

0,0%

Schatkistbankieren

‒ 0,2

0,0%

Aan- en verkoop staatsdeelnemeingen

0,5

0,1%

Studieleningen

2,2

0,2%

Opbrengst/kosten derivaten

‒ 0,9

‒ 0,1%

Overige kastransverschillen

2,8

0,3%

Overige financiële transacties

0,1

0,0%

EMU-schuld ultimo 2022

516,6

57,7%

Tabel 7.5 toont dat de raming van de verwachte schuld naar beneden is bijgesteld sinds de Miljoenennota van vorig jaar. De verwachte schuld aan het eind van 2021 wordt nu geraamd op 57,8 procent en de schuldverwachting voor het eind van 2022 bedraagt 57,7 procent van het bbp.

Tabel 7.5 Verticale toelichting EMU-schuld

(in procenten bbp, plus = toename schuld)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

EMU-schuld Miljoenennota 2021

61,1%

62,7%

64,0%

64,9%

65,3%

 

Noemereffect

‒ 2,0%

‒ 3,2%

‒ 3,5%

‒ 3,8%

‒ 3,9%

 

Doorwerking schuld t-1

‒ 3,3%

‒ 1,2%

‒ 1,7%

‒ 3,3%

‒ 4,8%

 

Mutatie EMU-saldo

0,7%

‒ 1,2%

‒ 1,2%

‒ 1,3%

‒ 1,1%

 

Opbrengst/kosten derivaten

0,1%

0,1%

0,0%

0,0%

0,0%

 

Aan- en verkoop deelnemingen

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

 

Schatkistbankieren

0,5%

0,1%

‒ 0,1%

‒ 0,2%

‒ 0,1%

 

Corona-leningen (netto)

0,2%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

 

Studieleningen (netto)

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

 

Kastransactieverschillen

0,6%

0,4%

‒ 0,4%

‒ 0,2%

‒ 0,1%

 

Overige financiële transacties

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

 

EMU-schuld Miljoenennota 2022

57,8%

57,7%

57,1%

56,1%

55,4%

54,5%

Tabel 7.6 geeft een overzicht van de gerealiseerde EMU-schuld vanaf 2006 en de verwachte EMU-schuld tot en met het jaar 2026, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

Tabel 7.6 Historisch overzicht EMU-schuld

(in miljarden euro)

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

EMU-schuld

264

266

354

355

379

401

432

BBP

585

619

647

625

639

650

653

EMU-schuld (in procenten bbp)

45,2

43,0

54,7

56,8

59,2

61,7

66,2

        
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

EMU-schuld

447

456

446

438

420

406

395

BBP

660

672

690

708

738

774

813

EMU-schuld (in procenten bbp)

67,7

67,9

64,6

61,9

56,9

52,4

48,5

        
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

EMU-schuld

435

491

517

528

536

544

552

BBP

799

850

895

925

954

983

1013

EMU-schuld (in procenten bbp)

54,5

57,8

57,7

57,1

56,1

55,4

54,5

8 OVERHEIDSBALANS

Inleiding

Nederland kent een lange traditie van het in kaart brengen van het vermogen van de Staat. Kort na de Tweede Wereldoorlog begon Minister van Financiën Lieftinck met het samenstellen van de balans van de (rechtspersoon) Staat der Nederlanden. De directe aanleiding was de wens om inzicht te krijgen in hoe de Staat er financieel voor stond na de Tweede Wereldoorlog. Deze staatsbalans presenteerde voor de meeste jaren een negatief vermogen.

In 2013 besloot het kabinet om over te stappen van de publicatie van een staatsbalans naar de publicatie van een overheidsbalans. Aan deze overstap lagen meerdere overwegingen ten grondslag. Een belangrijke overweging was om aan te sluiten bij de reikwijdte van het EMU-saldo en de EMU-schuld. De reikwijdte van saldo en schuld is de gehele overheid (general government) en omvat naast het Rijk ook de sociale fondsen, de lokale overheden en overheidsinstellingen. Daarmee laat de overheidsbalans een vollediger beeld zien van de financiële positie van de (rijks)overheid. Immers, de rijksoverheid gaat ook schulden aan, waarbij de bezittingen die daaruit voortvloeien voor een groot gedeelte elders in de collectieve sector neerslaan. Dit kan bijvoorbeeld bij decentrale overheden, zelfstandige bestuursorganen of scholen zijn.

Wat is een overheidsbalans?

De onderstaande overheidsbalans geeft inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de sociale-verzekeringsinstellingen als geheel. De activa (bezittingen) bestaan uit financiële activa, zoals uitgezette leningen, en niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen van de overheid.

De overheidsbalans is een momentopname van het netto-vermogen van de overheid op een specifieke datum. Het netto-vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de overheid. Voorwaardelijke verplichtingen en rechten maken geen onderdeel uit van de balans. Daarmee ontbreken dus toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen op de overheidsbalans. De houdbaarheidsstudies van het Centraal Planbureau (CPB) houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies maakt het CPB gebruik van een aantal posten van de overheidsbalans.

Overheidsbalans 2017-2020

Tabel 8.1 omvat de overheidsbalans van de jaren 2017 tot en met 2020. Het vermogen van de overheid is het saldo van activa en schulden. Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. In de periode 2017-2020 neemt het vermogensoverschot toe. Toch daalt het vermogensoverschot in 2020 ten opzichte van 2019 en komt het uit op 215,8 miljard euro. Deze afname komt met name voort uit het omvangrijke overheidstekort in 2020 ten gevolge van de coronacrisis. Na de tabel volgt een korte toelichting op de verschillende posten op de overheidsbalans.

Tabel 8.1 Overheidsbalans 2017-2020

Bedragen in miljoenen euro

2017

2018

2019

2020

Activa

  

719.306

735.990

752.820

773.992

 

Niet-financiele activa

473.564

490.180

494.736

499.732

  

Vaste activa

418.318

432.344

446.464

458.338

  

Voorraden

2.108

2.016

2.009

2.412

  

Olie- en gasreserves

17.546

18.652

9.340

2.917

  

Grond

35.592

37.168

36.923

36.065

 

Financiële activa

245.742

245.810

258.084

274.260

  

Aandelen en overige deelnemingen

103.023

103.016

112.468

108.867

  

Leningen

53.969

55.687

57.710

62.015

  

Handelskredieten en transitorische posten

54.743

56.151

56.322

70.386

  

Schuldbewijzen

7.335

8.458

7.157

6.332

  

Chartaal geld en deposito's

14.858

14.275

14.977

20.667

  

Financiële derivaten

11.814

8.223

9.450

5.993

Passiva

  

719.306

735.990

752.820

773.992

 

Financiële passiva

523.517

511.386

506.584

558.165

  

Schuldbewijzen

386.405

377.591

373.045

424.404

  

Leningen

85.579

80.685

82.545

77.247

  

Handelskredieten en transitorische posten

49.557

51.500

49.305

54.895

  

Deposito's

1.974

1.608

1.688

1.618

 

Vermogenssaldo

195.789

224.604

246.236

215.827

Bron: Centraal Bureau voor Statistiek (2021)

      

Toelichting posten overheidsbalans

Hieronder volgt een korte toelichting op de activa en de passiva van de overheidsbalans. In de Miljoenennota van 20207 is een uitgebreide toelichting op de overheidsbalans gepubliceerd.

Activa (bezittingen)

De activa zijn onder te verdelen in niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa omvatten onder meer gebouwen, grond en minerale reserves. De financiële activa bestaan uit alle financiële bezittingen van de overheid, zoals aandelen in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.

De niet-financiële activa zijn met 26,2 miljard euro in waarde toegenomen tussen 2017 en 2020. De hoofdzakelijke redenen hiervoor zijn dat de vaste activa afgelopen periode gestegen zijn met 40 miljard euro terwijl de olie- en gasreserves daalden met 14,6 miljard euro. Onder de vaste activapost worden onder andere de grond-, weg- en waterbouwkundige werken in bezit van de overheid geschaard. Deze zijn afgelopen vier jaar met meer dan 27 miljard euro in waarde toegenomen. De olie- en gasreserves zijn daarentegen afgenomen vanwege het politieke besluit om de gaswinning in Groningen af te bouwen.

De financiële activa zijn met 28,5 miljard euro toegenomen in de periode 2017-2020. Deze toename is het resultaat van diverse plussen en minnen. De grootste post betreft de toename van de handelskredieten en transitorische posten met 15,6 miljard euro. Onder deze laatste post valt de uitstel van betaling van belastingen in 2020 vanwege de impact van de coronacrisis. Daarnaast is het bedrag aan uitgegeven leningen tussen 2017-2020 gestegen met 8 miljard euro. Tussen 2019 en 2020 is het bedrag aan leningen sterker toegenomen dan in voorgaande jaren vanwege coronagerelateerde steunmaatregelen zoals de Tozo en KLM-lening.

Passiva (schulden)

De passiva bevatten de schulden van de overheid die in het verleden zijn opgebouwd. De overheid gaat deze schulden onder meer aan ter financiering van overheidstekorten.

Tussen 2017 en 2020 zijn de verschillende soorten financiële passiva in waarde gestegen met 34,6 miljard euro. Deze stijging komt hoofdzakelijk door de toename van de schuldbewijzen gedurende die periode met 38,0 miljard euro. Van 2017 tot en met 2019 nam het bedrag aan schuldbewijzen af, waarna het in 2020 toenam met 51,4 miljard euro. De toename van de waarde van de schuldbewijzen in 2020 is groter dan het overheidstekort van dat jaar (33,4 miljard euro). Dit komt vooral doordat door de coronacrisis en de daarmee samenhangende onzekerheid rondom inkomsten en uitgaven, het saldo dat de Staat aanhoudt bij de DNB hoger is uitgekomen dan voorheen.

9 FISCALE REGELINGEN

9.1 Inleiding

Deze bijlage besteedt aandacht aan fiscale regelingen. Het belastingstelsel kent verschillende soorten fiscale regelingen die de belastingopbrengst verminderen, zoals zoals aftrekposten, vrijstellingen, heffingskortingen en verlaagde tarieven.8 Het monitoren van de budgettaire kosten van fiscale regelingen is van belang voor transparante Rijks­financiën. De regelingen kosten immers geld in de vorm van lagere belastingontvangsten. Deze bijlage besteedt daarnaast aandacht aan de evaluaties die afgelopen jaren zijn uitgevoerd en de evaluaties die gepland staan voor komende jaren. Het evalueren van fiscale regelingen is essentieel om het beleid te kunnen verbeteren. Dit jaar is een tabel met de kern van de evaluatie-uitkomsten vanaf 2010 toegevoegd.

Dit jaar is een aantal regelingen toegevoegd aan het overzicht: de vrijstelling overdrachtsbelasting voor terugkoop VoV woningen, het lage vpb-tarief, de stakingsverliesregeling in de vpb, de stadsverwarmingsregeling, de inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking en de inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking. De inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik was eerder onderdeel van de vrijstellingen energie-intensieve processen, maar wordt nu afzonderlijk weergegeven. Meer informatie over deze en andere fiscale regelingen is te vinden in bijlage 10 "Toelichting op de fiscale regelingen." Fiscale regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of een budgettair belang van minder dan 5 miljoen euro hebben, worden niet in deze bijlage vermeld, maar worden wel benoemd in bijlage 10.

In paragraaf 9.2 worden de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van fiscale regelingen samengevat. Het budgettaire overzicht is opgenomen in paragraaf 9.3. De twee daaropvolgende paragrafen maken inzichtelijk welke factoren bijdragen aan opvallende ontwikkelingen in het budgettaire belang. Paragraaf 9.4 gaat in op de budgettaire effecten van de beleidsmaatregelen die in het pakket Belastingplan 2022 worden aangekondigd en andere maatregelen die zijn genomen sinds de vorige Miljoenennota. Paragraaf 9.5 presenteert de benchmarktoets en gaat in op de belangrijkste endogene ontwikkelingen en (technische) bijstellingen van het budgettaire belang. Paragraaf 9.6 besteedt aandacht aan de evaluaties van fiscale regelingen. Daarin wordt eerst ingegaan op de toezegging van de Minister van Financien om structureel meer aandacht te besteden aan evaluaties van fiscale regelingen. Vervolgens wordt in deze paragraaf een korte samenvatting gegeven van evaluaties die sinds de Miljoenennota 2021 zijn afgerond en de evaluaties die gepland staan voor de periode 2021-2025. Tot slot gaat paragraaf 9.7 in op de beleidsmatige evaluatie- en onderzoeksagenda op het terrein van belastingen en toeslagen.

9.2 Samenvatting

Over het algemeen is sprake van een beheerste groei van de budgettaire omvang van fiscale regelingen tussen 2017 en 2022. Dit jaar zijn van veel regelingen realisatiecijfers bekend tot en met 2019 op basis van aangiftegegevens (met name voor de inkomstenbelasting). Slechts bij enkele regelingen is er naar verwachting tussen 2018 en 2022 een sterke endogene (niet-beleidsmatige) ontwikkeling van het belang. Dit betreft met name de regelingen voor nulemissievoertuigen, de middelingsregeling, de verminderingen in de verhuurderheffing, en regelingen in de energiebelasting. Enkele beleidsmaatregelen op het terrein van de fiscale regelingen met een substantieel budgettair effect zijn de aanpassing van de verhuurderheffing, de verlaging van de IACK en de versobering van de korting in de bijtelling voor EV. Daarnaast is bij Koninklijk Besluit geregeld dat de aftrek voor scholingsuitgaven per 1 januari 2022 wordt afgeschaft, uitgezonderd bestaand overgangsrecht. Verder neemt het budgettaire belang van een aantal fiscale regelingen in de energiebelasting behoorlijk toe als gevolg van de stijging van ODE tarieven in met name de hogere verbruiksschijven voor gas.

9.3 Overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen

Tabel 9.3.1 geeft inzicht in het budgettaire belang van fiscale regelingen van 2017 tot en met 2022. De laatste kolom geeft de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei weer tussen 2017 en 2022. De groei kan zowel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen als van endogene ontwikkelingen. Endogene ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die niet het directe gevolg zijn van beleidsmaatregelen, maar van andere factoren die het gebruik van een regeling beïnvloeden, zoals de economische ontwikkeling.

Tabel 9.3.1 Fiscale regelingen 2017-2022, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Gemiddeld % groei ‘17-‘222

Persoonsgebonden aftrek

       

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

233

246

224

238

253

23

‒ 37,1%

Giftenaftrek inkomstenbelasting

421

467

388

384

387

390

‒ 1,5%

Aftrek specifieke zorgkosten

274

282

266

260

257

257

‒ 1,3%

Onderhoudsverplichtingen aftrek

322

315

314

292

280

268

‒ 3,6%

Belaste ontvangen alimentatie

‒ 201

‒ 197

‒ 189

‒ 186

‒ 186

‒ 186

‒ 1,6%

Inkomensvoorzieningen

       

Pensioen niet-belaste premie

17.743

18.918

19.498

20.211

21.822

22.633

5,0%

Pensioen belaste uitkering

‒ 12.453

‒ 12.698

‒ 12.419

‒ 12.594

‒ 12.814

‒ 13.132

1,1%

Pensioen vrijstelling box 3

7.209

7.128

7.254

7.417

7.106

7.305

0,3%

Lijfrente premieaftrek

549

585

561

578

623

647

3,3%

Lijfrente belaste uitkering

‒ 395

‒ 400

‒ 360

‒ 365

‒ 372

‒ 381

‒ 0,7%

Lijfrente vrijstelling box 3

229

224

211

215

206

212

‒ 1,5%

Nettopensioen en nettolijfrente

4

5

6

6

8

9

20,6%

FOR aftrek

190

198

201

204

212

220

3,0%

FOR belaste afneming

‒ 96

‒ 102

‒ 103

‒ 104

‒ 108

‒ 112

3,2%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

525

526

538

545

564

578

2,0%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

‒ 402

‒ 399

‒ 394

‒ 405

‒ 418

‒ 429

1,3%

Reisaftrek OV

9

9

9

5

6

7

‒ 4,6%

Middelingsregeling3

87

110

125

161

185

210

19,3%

(Eigen) woning

       

Hypotheekrenteaftrek

11.770

10.986

10.036

9.318

8.748

8.858

‒ 5,5%

Aftrek financieringskosten eigen woning

218

210

216

229

230

230

1,1%

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

30

31

31

31

31

31

0,9%

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

26

21

16

15

14

13

‒ 12,7%

Eigenwoningforfait

‒ 3.346

‒ 3.328

‒ 3.086

‒ 3.129

‒ 2.873

‒ 3.110

‒ 1,5%

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

634

647

544

524

517

507

‒ 4,4%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

195

195

195

195

195

195

0,0%

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters4

2.454

2.737

2.715

3.198

2.084

2.402

‒ 0,4%

OVB Vrijstelling woning starters

1.364

1.337

n.v.t.

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

6

36

 

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

       

Vermindering verhuurderheffing3

47

76

177

172

197

603

66,6%

Kamerverhuurvrijstelling

11

11

10

10

10

11

‒ 0,1%

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

949

857

855

780

808

747

‒ 4,7%

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

27

25

26

25

27

27

0,0%

Vrijstelling groen beleggen box 3

45

40

45

44

50

54

3,6%

Heffingskorting groen beleggen box 3

27

26

29

30

31

35

5,2%

Heffingvrij vermogen box 3

1.182

963

944

888

1.280

1.288

1,7%

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

37

37

37

37

38

39

1,2%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

       

Zelfstandigenaftrek

1.769

1.882

1.873

1.731

1.608

1.559

‒ 2,5%

Extra zelfstandigenaftrek starters

99

108

108

102

97

100

0,3%

Meewerkaftrek

8

8

8

7

8

7

‒ 1,5%

Stakingsaftrek

16

18

17

15

15

15

‒ 1,2%

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

5

5

5

5

5

5

‒ 1,6%

Willekeurige afschrijving starters

8

8

8

7

7

7

‒ 3,2%

Doorschuiving stakingswinst

264

274

278

283

295

307

3,1%

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

102

104

106

114

119

121

3,5%

Mkb-winstvrijstelling

1.864

2.031

2.145

1.894

2.081

2.165

3,0%

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

18

21

21

20

20

20

1,7%

Laag vpb-tarief

1.082

1.089

1.392

1.992

2.829

3.425

25,9%

Innovatiebox

1.581

1.646

1.597

1.636

1.410

1.433

‒ 1,9%

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

593

695

721

748

758

741

4,6%

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

393

429

443

400

412

410

0,9%

Energie-investeringsaftrek (EIA)

135

160

127

145

149

149

2,0%

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

114

139

126

75

114

144

4,8%

VAMIL

27

19

20

15

25

25

‒ 1,5%

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

120

120

119

117

115

112

‒ 1,4%

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

951

854

769

664

598

538

‒ 10,8%

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

7

8

8

8

10

10

7,2%

OVB Vrijstelling cultuurgrond

118

123

128

133

184

191

10,1%

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

16

16

16

17

22

22

6,7%

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

517

481

481

481

481

481

‒ 1,4%

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

211

215

219

223

228

232

1,9%

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

8

7

8

8

9

9

3,0%

Loonbelasting

       

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.182

1.074

1.182

1.226

1.438

1.336

2,5%

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga’s van startups

0

0

0

0

0

0

0,0%

30%-regeling

968

1.056

1.062

1.100

702

703

‒ 6,2%

Afdrachtvermindering zeevaart

108

109

109

108

108

108

0,0%

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

119

122

123

124

128

132

2,1%

Heffingskortingen

       

Algemene heffingskorting

19.389

19.915

21.778

23.746

24.604

24.914

5,1%

Arbeidskorting

18.564

19.834

19.427

21.817

24.519

25.030

6,2%

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

2.004

1.985

1.753

1.735

1.648

1.580

‒ 4,6%

Jonggehandicaptenkorting

178

179

180

182

184

186

0,9%

Alleenstaande ouderenkorting

484

454

432

457

449

463

‒ 0,9%

Ouderenkorting

3.008

3.330

3.788

3.910

4.115

4.216

7,0%

Energiebelasting

       

Verlaagd tarief glastuinbouw

127

115

114

138

136

131

0,7%

Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

29

30

34

37

37

37

5,2%

Teruggaaf energie-intensieve industrie5

6

8

8

9

0

0

‒ 100,0%

Salderingsregeling

156

215

252

303

330

355

17,9%

Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

76

84

95

116

135

139

12,8%

Belastingvermindering per aansluiting

2.441

2.443

2.133

3.509

3.693

3.701

8,7%

Stadsverwarmingsregeling

45

49

59

67

71

74

10,2%

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

290

310

388

687

729

741

20,7%

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

148

129

86

86

86

84

‒ 10,7%

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

27

26

25

25

26

26

‒ 0,6%

Omzetbelasting

       

Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

7.819

8.117

6.822

6.641

6.830

7.199

‒ 1,6%

Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.554

1.624

1.397

1.493

1.461

1.438

‒ 1,5%

Verlaagd tarief culturele goederen en diensten

1.017

1.052

984

708

708

942

‒ 1,5%

Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

964

1.034

849

828

886

966

0,0%

Verlaagd tarief overig

2.055

2.180

1.821

1.268

1.382

1.728

‒ 3,4%

Kleineondernemersregeling

159

177

194

180

210

222

6,9%

Auto

       

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

4

10

24

28

30

26

45,4%

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

12

20

41

84

139

172

71,0%

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

84

149

283

416

504

495

42,6%

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

510

374

88

n.v.t.

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

90

74

136

n.v.t.

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

48

50

53

51

51

51

1,3%

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

13

15

14

12

13

14

1,5%

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

25

27

26

27

28

29

3,0%

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

757

837

838

721

862

941

4,4%

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

826

873

924

959

998

1.038

4,7%

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

15

15

15

16

16

17

2,5%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

58

64

69

75

81

87

8,3%

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

19

17

15

13

12

11

‒ 10,4%

MRB Kwarttarieven

141

152

161

151

195

206

7,9%

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

37

38

35

35

40

46

4,5%

Assurantiebelasting

       

Vrijstelling Brede Weersverzekering

5

6

6

n.v.t.

X Noot
1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

Als de regeling nog niet bestond in 2017 of het budgettair belang van 2017 is niet bekend, is de gemiddelde jaarlijkse groei gegeven vanaf het jaar dat de regeling bestaat.

X Noot
3

Budgettair belang middelingsregeling en vermindering verhuurderheffing is op kasbasis.

X Noot
4

Tot en met 2020 ook starters

X Noot
5

Het budgettaire belang van de teruggaafregeling voor elektriciteit gebruikt door energie-intensieve ondernemingen is vanaf 2021 op nihil geraamd. Dit heeft ermee te maken dat de teruggaafregeling momenteel geen toepassing meer vindt. Dit is het gevolg van het aflopen van de energiebesparingsconvenanten MEE en MJA3 per 1 januari 2021. Deze convenanten gelden namelijk als voorwaarde voor toepassing van de teruggaafregeling.

De interpretatie van de gepresenteerde cijfers vergt aandacht. De recht gedrukte cijfers zijn schattingen van het budgettaire belang die gebaseerd zijn op concreet bronmateriaal over het gebruik van een regeling. Meestal betreft dit realisatiecijfers die volgen uit de aangiftegegevens van de Belastingdienst. Deze cijfers geven in redelijke mate een definitieve inschatting van het budgettaire belang. De cursieve cijfers zijn ramingen. Hierbij is (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar voor dat jaar en is op basis van trendramingen of aannames het budgettaire belang bepaald. Over de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2018 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden geschat – deze cijfers staan recht gedrukt. De groei van het gebruik van de regeling na 2018 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in vaste activa en op basis van deze aanname worden de ramingen voor de jaren vanaf 2019 gemaakt – deze cijfers staan cursief.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen». In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen kwantitatieve informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals bijvoorbeeld de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals bijvoorbeeld de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. Doordat belastingplichtigen meerdere aftrekposten kunnen hebben, is met deze wijze van berekenen het budgettaire belang van de aftrekposten feitelijk niet optelbaar.9 Er wordt ook op gewezen dat het hier vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval dat een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenhang met andere regelingen.

9.4 Beleidsmaatregelen

Tabel 9.4.1 bevat een overzicht van de nieuwe beleidsmaatregelen die betrekking hebben op de fiscale regelingen. De genoemde bedragen hebben soms betrekking op meerdere regelingen binnen een domein. Zo heeft de verlaging van de cap in de bijtelling voor elektrische auto's invloed op zowel de bijtelling als de vrijstellingen in de BPM en MRB voor elektrische voertuigen. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de betreffende wetsvoorstellen.

Tabel 9.4.1 Fiscale beleidsmaatregelen, budgettair belang op transactiebasis in vaste prijzen (x € miljoen)1
 

2021

2022

2023

structureel

Pakket Belastingplan 2022

    

IACK buitenlandse belastingplichtigen

 

12

12

12

IACK dekking betaald ouderschapsverlof

 

130

130

130

Verlagen cap in de bijtelling van elektrische auto's

 

36

72

0

Verlagen afbouwpercentage arbeidskorting

 

‒ 100

‒ 100

‒ 100

Vrijstelling overdrachtsbelasting voor terugkoop van VoV-woningen

‒ 6

‒ 36

‒ 36

‒ 36

Wijziging bieraccijns en afschaffen verlaagde tarief kleine bierbrouwerijen

 

0

2

2

     

Overig

    

Tijdelijk ophogen budget MIA/VAMIL

 

30

30

0

X Noot
1

[+] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af; [–] = derving, het budgettaire belang van de regeling neemt toe.

Naast de regelingspecifieke maatregelen kunnen ook algemene tariefsmaatregelen invloed hebben op het budgettaire belang van fiscale regelingen. Zo verandert het budgettaire belang van een aftrekpost in de inkomstenbelasting als het belastingtarief verandert. Het totale effect van specifieke en algemene beleidsmaatregelen op het budgettaire belang is terug te vinden in de bijlage "Toelichting op de fiscale regelingen".

9.5 Benchmarktoets en opvallende ontwikkelingen

Tabel 9.5.1 biedt inzicht in opvallende (endogene) ontwikkelingen in de ramingen van fiscale regelingen. De endogene ontwikkeling laat zien hoe het budgettair belang zich ontwikkelt zonder invloed van beleidsmaatregelen. De tabel presenteert de raming van het budgettaire belang dat voor 2017 werd geraamd bij de start van het huidige demissionaire kabinet in de Miljoenennota 2018 (de benchmark). Vervolgens wordt de bijstelling van de raming voor 2017 vermeld. Deze bijstelling werkt door in de raming voor de kabinetsjaren. Vervolgens wordt de absolute endogene groei en de gemiddelde procentuele endogene groei per jaar tussen 2017 en 2022 gegeven. De tabel bevat de fiscale regelingen waarbij de geraamde endogene ontwikkeling in die periode gemiddeld (absoluut) groter dan 8% per jaar is en/of de bijstelling voor 2017 (absoluut) groter dan 8% is. Bijstellingen en ontwikkelingen kleiner dan 5 miljoen euro zijn buiten beschouwing gelaten, evenals bijstellingen die zien op het verschil tussen realisatie en budget van een regeling. Hieronder wordt een aantal posten waarbij er een aanwijsbare oorzaak is voor de opvallende ontwikkeling, nader toegelicht.

9.5.1 Toelichting mutatie ten opzichte van benchmark 2017 (x € miljoen)1
 

Benchmark 2017

Bijstelling 2017

Bijstelling in %

Endogeen 2018-2022

Endogeen in % per jaar

Persoonsgebonden aftrek

     

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

212

21

9,9%

40

3,2%

Giftenaftrek inkomstenbelasting

362

59

16,4%

18

0,8%

Inkomensvoorzieningen

     

FOR aftrek

160

30

18,5%

41

4,0%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

574

‒ 50

‒ 8,7%

82

2,9%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

‒ 460

58

‒ 12,7%

‒ 49

2,3%

Middelingsregeling

86

1

1,2%

123

19,3%

(Eigen) woning

     

Hypotheekrenteaftrek

10.648

1.123

10,5%

‒ 1.500

‒ 2,7%

Aftrek financieringskosten eigen woning

280

‒ 62

‒ 22,1%

31

2,7%

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

27

‒ 1

‒ 5,3%

‒ 11

‒ 10,6%

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

2.944

‒ 490

‒ 16,6%

‒ 52

‒ 0,4%

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

     

Vermindering verhuurderheffing

23

24

104,3%

336

52,2%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

     

Extra zelfstandigenaftrek starters

108

‒ 9

‒ 8,2%

17

3,3%

Mkb-winstvrijstelling

1.635

229

14,0%

615

5,9%

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

1.109

‒ 158

‒ 14,3%

‒ 386

‒ 9,9%

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

383

134

35,0%

‒ 36

‒ 1,4%

Loonbelasting

     

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga’s van startups

29

‒ 29

‒ 100,0%

0

0,0%

Energiebelasting

     

Verlaagd tarief glastuinbouw

121

6

4,7%

‒ 45

‒ 8,5%

Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

24

5

23,2%

0

0,0%

Salderingsregeling

120

36

30,1%

183

16,8%

Omzetbelasting

     

Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.830

‒ 276

‒ 15,1%

339

4,0%

Verlaagd tarief culturele goederen en diensten

1.568

‒ 551

‒ 35,2%

119

2,2%

Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

660

304

46,1%

214

4,1%

Verlaagd tarief overig

1.877

178

9,5%

132

1,3%

Auto

     

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

4

0

10,8%

18

40,8%

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

12

0

0,0%

135

65,7%

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

86

‒ 2

‒ 2,3%

374

40,4%

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

529

‒ 19

‒ 3,6%

‒ 305

‒ 16,6%

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

51

39

78,1%

60

10,8%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

58

0

0,0%

34

9,5%

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

19

0

0,0%

‒ 8

‒ 10,4%

X Noot
1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Middelingsregeling

Het budgettaire belang van de middelingsregeling varieerde jarenlang tussen 80 en 90 miljoen euro, maar loopt sinds 2018 fors op. Dit bedrag (op kasbasis) is opgelopen tot 125 miljoen euro en 161 miljoen euro in 2020. In het eerste half jaar van 2021 is wederom een forse stijging zichtbaar. Naar verwachting bedraagt het budgettaire beslag in 2021 185 miljoen euro en stijgt dit in 2022 door tot 210 miljoen euro.

Uit een nadere analyse blijkt dat niet zozeer het aantal middelingsverzoeken oploopt, maar vooral het gemiddelde bedrag per middelingsverzoek. Dit was in 2016 nog circa 1600 euro, maar in 2020 al circa 3100 euro. Uit de evaluatie van deze regeling bleek onder andere dat het budgettaire beslag van deze regeling vier keer zo groot zou kunnen zijn bij volledige benutting. Het is dus waarschijnlijk dat burgers die recht hebben op een hoog middelingsbedrag, de afgelopen jaren vaker de regeling ook daadwerkelijk benut hebben.

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

De aftrek voor rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning betreft een tijdelijke crisismaatregel die afliep in 2017. Het budgettaire belang vanaf 2018 betreft de gevallen die gebruik maken van de mogelijkheid om na 2017 voor een periode van maximaal vijftien jaar verkoopkosten (zoals makelaarskosten) en renten van geldleningen voor een restschuld van een verkochte eigen woning af te trekken. Dit budgettair belang neemt geleidelijk af tot 0 in 2033.

Vermindering verhuurderheffing

De heffingsverminderingen worden pas na realisatie definitief toegekend. Hierdoor zijn de kosten van de oude heffingsverminderingen op kasbasis in de eerste jaren vanaf invoering in 2014 gering en gemiddeld veel lager dan ingeboekt. Vanaf 2018 zijn de kosten juist gemiddeld veel hoger dan ingeboekt. Dit verklaart de hoge endogene groei over de jaren 2018-2021. In 2022 wordt een grote realisatie verwacht van de heffingsvermindering nieuwbouw.

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

Reguliere waardestijgingen van landbouwgrond (WEVAB) zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting door de landbouwvrijstelling. Door veel gebruik van herwaardering van gronden naar de WEVAB-waarde was er tot en met 2015 sprake van een hoog budgettair belang. Cijfers over 2016-2018 laten een aanzienlijke daling van het budgettaire belang zien, vermoedelijk omdat de bulk aan herwaarderingen achter de rug is. Voorlopige cijfers over 2019 suggereren dat die trend doorzet. Aangenomen wordt dat het budgettaire belang na 2018 met 10% per jaar daalt. Na enkele jaren zal een nieuw min of meer structureel niveau van het budgettaire belang zijn bereikt.

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga's van startups

De kosten van de gebruikelijkloonregeling innovatieve start-ups zijn bij invoering in 2017 geraamd op structureel 29 miljoen euro per jaar. Uit nader onderzoek blijkt dat sinds de invoering slechts heel beperkt gebruik wordt gemaakt van de regeling. De kosten worden nu vanaf invoering geraamd op jaarlijks 0 miljoen euro, afgerond op miljoenen.

Energiebelasting

De budgettaire omvang van de salderingsregeling in de energiebelasting blijft net als voorgaande jaren hard groeien. Het budgettaire belang van de regeling stijgt doordat op basis van de prognose uit de Klimaat- en Energieverkenning 2020 blijkt dat jaarlijks meer zonne-energie wordt opgewekt door kleinverbruikers.

Auto

Door de opkomst van elektrisch rijden in Nederland, loopt het budgettaire belang van de fiscale regelingen op dit gebied ten opzichte van 2017 elk jaar op. In 2020 zijn, ondanks corona, met name aan het einde van het jaar nog veel volledig elektrische auto’s verkocht in anticipatie op de verlaging van de korting op de bijtelling en de aanscherping van de cap in de bijtelling voor volledig elektrische auto’s per 2021. Dit werkt voor de bijtelling ook door in de jaren na 2020 doordat auto’s gemiddeld circa vier jaar in de bijtelling zitten. Het kabinet kiest ervoor om de stimulering van elektrische auto’s meer te richten op de goedkopere personenauto’s in de bijtelling door de cap in de bijtelling te verlagen. Daarnaast wordt de stimulering meer gericht op de particuliere markt door extra aanschafsubsidie (SEPP) beschikbaar te stellen. Hierdoor wordt in anticipatie hierop in 2021 een iets hoger aantal nieuwverkopen van zakelijke elektrische auto’s verwacht, maar lagere aantallen (en daarmee ook een lager budgettair belang) in de periode erna dan zonder deze aanpassing. De extra SEPP leidt tot extra particuliere nieuwverkopen. Daardoor neemt het budgettaire belang van de bpm- en mrb-vrijstelling verder toe. Voor zuinige auto’s is de korting op de bijtelling afgeschaft per 2016 met overgangsrecht, waardoor het budgettaire belang geleidelijk afneemt. De teruggaaf van bpm voor taxi’s en openbaar vervoer kende een uitschieter naar boven in 2017 door met name de verkoop van bestelauto’s op aardgas die een hoge bpm hebben. Het budgettaire belang is weer terugzakt naar een lager niveau in 2018 dan in 2017, maar is nog wel hoger dan in 2016. De teruggaafregeling bpm voor taxi’s is afgeschaft per 2020. De teruggaafregeling bpm voor taxi’s wordt gerespecteerd voor voertuigen die vóór 2020 gekocht zijn, waardoor met name in 2019 extra aankopen (anticipatie-effecten) hebben plaatsgevonden. Door corona zijn in 2020 minder nieuwe conventionele auto’s verkocht. Hierdoor loopt het budgettair belang van de betreffende bpm-posten in 2020 terug. In 2021 wordt voor deze bpm-posten een herstel verwacht van het aantal nieuwverkopen.

9.6 Evaluaties

In deze paragraaf wordt verslag gedaan van evaluaties van fiscale regelingen. Bij evaluaties van fiscale regelingen dient het toetsingskader fiscale regelingen te worden doorlopen, waarbij de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) van toepassing is. Dit betekent onder meer dat de instrumentkeuze voor een fiscale regeling opnieuw tegen het licht moet worden gehouden, de doeltreffendheid en doelmatigheid moet worden onderzocht en worden bepaald of een horizonbepaling aan de orde is. Op hoofdlijnen wordt aandacht geschonken aan de conclusies en eventuele beleidsconsequenties die het kabinet heeft getrokken op basis van de uitgevoerde evaluaties. Eerst wordt kort aandacht besteed aan de beleidsdoorlichting, het verantwoordingsonderzoek 2020 van de Algemene Rekenkamer en evaluaties in de periode 2010-2021. Daarna volgt een samenvatting van de evaluaties die sinds de vorige Miljoenennota zijn uitgebracht. In de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen» is per regeling de vindplaats van de evaluatie vermeld. Tot slot komt de evaluatieprogrammering voor de periode 2021-2025 aan bod.

Evaluaties 2010-2021

In 2019 is een beleidsdoorlichting uitgevoerd van alle evaluaties in de periode 2010-2018. Het rapport biedt inzicht in de toegevoegde waarde van het evalueren van fiscale regelingen. In de doorlichting wordt aan de hand van de 31 evaluaties van fiscale regelingen tussen 2010 en 2018 geïnventariseerd welke informatie de evaluaties opleveren en wat hiermee wordt gedaan in de beleidsvorming. Uit de doorlichting blijkt dat de meeste evaluaties pogen de doeltreffendheid en doelmatigheid vast te stellen, maar onder andere door gebrek aan data en variatie vaak alleen voorzichtige conclusies kunnen worden getrokken. De oorspronkelijke gemaakte keuze voor een fiscale regeling als instrument om het gewenste doel te bereiken, wordt zelden tegen het licht gehouden in de evaluaties. Aanbevelingen in onderzoeks­rapporten ontbreken mede daardoor vaak of blijven tamelijk veilig, waardoor de toegevoegde waarde niet groot is. De kabinetsreacties gaan soms verder dan de aanbevelingen, maar doen in andere gevallen juist weinig met de bevindingen. Uiteindelijk is het aan de politiek de afweging te maken, waarbij een evaluatie als basis kan dienen. In de onderzoeksperiode zijn slechts enkele regelingen fundamenteel gewijzigd naar aanleiding van een evaluatie.

In het verantwoordingsonderzoek Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2020 heeft de Algemene Rekenkamer onderzoek gedaan naar fiscale regelingen. De Algemene Rekenkamer concludeert dat fiscale regelingen te vaak en te makkelijk worden ingezet. Op grond van de analyse pleit de Algemene Rekenkamer fiscale regelingen alleen in te zetten als dit onvermijdelijk is (bijvoorbeeld als zij onlosmakelijk verbonden zijn aan de heffingsstructuur) of wanneer ministers aantonen dat fiscale regelingen evident de voorkeur verdienen boven alternatieve regelingen.

In het verantwoordingsdebat is toegezegd om de Kamer meer systematisch te informeren over de uitkomsten van evaluaties. Het kabinet stuurt uitgevoerde evaluaties naar de Kamer, vergezeld van een kabinetsstandpunt. Aanvullend daarop bevat deze bijlage een korte samenvatting van alle uitgevoerde evaluaties sinds de voorgaande Miljoenennota. Nieuw is dat in bijlage 10 een toelichting van alle fiscale regelingen, naast een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie, ook een korte duiding wordt gegeven van de resultaten van de evaluatie op een zestal punten. Ten eerste de conclusies van de evaluatie betreffende de doeltreffendheid en doelmatigheid, voorts of sprake is van een horizonbepaling en de vraag of aandacht is geschonken aan de argumentatie voor de fiscale regelingen als instrumentkeus en tot slot de beleidsaanbevelingen en de beleidsconclusies die het kabinet daar aan verbonden heeft. Een gecomprimeerde weergave hiervan staat in tabel 9.6.1. De uitkomsten bij de evaluaties t/m 2018 zijn zoals gepresenteerd in de beleidsdoorlichting fiscale regelingen en zijn aangevuld met de nadien gereedgekomen evaluaties 2019-2021. Op deze wijze zal voortaan elk jaar in de bijlagen van de Miljoenennota integraal de informatie beschikbaar van alle uitgevoerde evaluaties vanaf 2010. Conform de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer zal worden bezien of de uitkomsten van evaluaties op dezelfde wijze aan de begrotingen van de vakdepartementen kan worden toegevoegd, waar de fiscale regelingen op hun beleidsterrein nu al extracomptabel worden vermeld. Zoals de Algemene Rekenkamer stelt: «Daarmee worden fiscale regelingen nadrukkelijker onderwerp van gesprek tussen het parlement en de vakminister over de verantwoording. Daarin kunnen de ‘kosten’ van het beleid worden afgewogen tegen de maatschappelijke resultaten ervan. Dit kan een gedegen afweging van de inzet van het instrument en de kritische evaluatie ervan ten goede komen.»

Tabel 9.6.1 Overzicht resultaten evaluaties 2010-2021

Jaar

Evaluatie

Doeltreffend

Doelmatig

Instrumentkeuze

Aanbevelingen

Beleids-uitwerking

2011

Fiscale stimulering (zeer) zuinige auto's

Ja

Nee

Nee

Verbetering binnen regeling

Verbetering binnen regeling

2012

Evaluatie WBSO 2006–2010

Ja

Ja

Nee

Vervolgonderzoek

Verbetering binnen regeling

2012

Evaluatie van de afdrachtvermindering onderwijs 2006-2012

Deels

Nee

Nee

Verbetering binnen regeling

Omzetting naar uitgavenkant

2013

Evaluatie Energie Investeringsaftrek 2006 ‒ 2011

Ja

Deels

Nee

Verbetering binnen regeling

Verbetering binnen regeling

2013

Evaluatie MIA en VAMIL 2005 ‒ 2010 + Onderdeel effectiviteit

Ja

Ja

Nee

Verbetering binnen regeling

Verbetering binnen regeling

2014

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht

Deels

Deels

Nee

Vervolgonderzoek

Vervolgonderzoek

2014

Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928

Ja

Deels

Nee

Verbetering binnen regeling

Verbetering binnen regeling

2014

Evaluatie autogerelateerde belastingen 2008–2013 en vooruitblik automarktontwikkelingen tot 2020

Ja

Nee

Nee

Geen aanbevelingen

Verbetering binnen regeling

2014

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid

Deels

Deels

Nee

Geen aanbevelingen

Geen wijzigingen

2014

Evaluatie van de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Nee

Geen aanbevelingen

Geen wijzigingen

2015

Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Nee

Geen aanbevelingen

Geen wijzigingen

2016

Evaluatie verhuurderheffing

Niet onderzocht

Niet onderzocht

Nee

Geen aanbevelingen

Intensivering

2016

Evaluatie energiebelastingtarief glastuinbouw

Ja

Geen uitspraak

Ja

Geen aanbevelingen

Geen wijzigingen

2016

Evaluatie innovatiebox 2010 tot 2012

Deels

Deels

Nee

Verbetering binnen regeling

Verbetering binnen regeling

2016

Onderzoek naar gebruik aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten

Deels

Nee

Deels

Geen aanbevelingen

Nieuwe evaluatie 2022

2016

Onderzoek efficiencyverbetering van de fiscale regelingen MIA en VAMIL

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Ja

Geen aanbevelingen

Geen wijzigingen

2016

Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven

Nee

Nee

Deels

Geen aanbevelingen

Omzetting naar uitgavenkant

2017

Evaluatie vrijstelling wegenbouw

Nee

Deels

Ja

Afschaffen

Geen wijzigingen

2017

Evaluatie kamerverhuurvrijstelling

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Nee

Vervolgonderzoek

Vervolgonderzoek

2017

Evaluatie WOM-regeling

Deels

Geen uitspraak

Nee

Geen aanbevelingen

Geen wijzigingen

2017

De historische impact van salderen

Ja

Nee

Nee

Geen aanbevelingen

Uitwerking is nog bezig

2017

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Nee

Vervolgonderzoek

Geen wijzigingen

2017

Evaluatie fiscale vrijstellingen bos en natuur

Ja

Geen uitspraak

Deels

Verbetering binnen regeling

Geen wijzigingen

2017

Evaluatie 30%-regeling

Ja

Ja

Nee

Verbetering binnen regeling

Verbetering binnen regeling

2017

Evaluaties giftenaftrek en de evaluatie van de praktijk rondom ANBI's en SBBI's

Deels

Nee

Ja

Verbetering binnen regeling

Intensivering

2018

Beleidsevaluatie Energie Investeringsaftrek (EIA) 2012-2017

Ja

Deels

Nee

Verbetering binnen regeling

Verbetering binnen regeling

2018

Evaluatie regeling verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

Ja

Nee

Nee

Omzetten naar uitgavenkant

Omzetting naar uitgavenkant

2018

Evaluatie teruggaafregeling LNG in de accijnzen

Deels

Deels

Deels

Geen aanbevelingen

Afschaffen

2018

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II

Niet onderzocht

Niet onderzocht

Nee

Geen aanbevelingen

Geen wijzigingen

2018

Evaluatie Middelingsregeling

Deels

Deels

Nee

Afschaffen

Geen wijzigingen

2018

Beleidsevaluatie van de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil)

Ja

Ja

Nee

Verbetering binnen regeling

Verbetering binnen regeling

2019

Evaluatie WBSO

Ja

Ja

Nee

Verbetering binnen regeling

Verbetering binnen regeling

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen hypotheekrenteaftrek

Deels

Nee

Nee

Afschaffen/verbetering binnen regeling

Voor nieuw kabinet

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen eigenwoningforfait

Deels

Nee

Nee

Afschaffen/verbetering binnen regeling

Voor nieuw kabinet

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen Hillen

Deels

Nee

Nee

Geen aanbeveling

Geen wijzigingen/werd al afgeschaft

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen bijleenregeling

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Nee

Geen aanbevelingen

Voor nieuw kabinet

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen toptarief

Ja

Ja

Nee

Geen aanbevelingen

Voor nieuw kabinet

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen aflossingseis

Ja

Ja

Nee

Overgangsrecht versneld uitfaseren

Voor nieuw kabinet

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen tariefsmaatregel

Deels

Ja

Nee

Geen aanbevelingen

Voor nieuw kabinet

2020

Evaluatie Assurantiebelasting

Deels

Ja

Nee

Geen aanbevelingen

Voor nieuw kabinet

2020

Evaluatie van de vrijstelling en de heffingskorting in box 3 voor groen beleggen

Ja

Ja

Nee

Verbetering binnen regeling

Verbetering binnen regeling

2020

Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing’

Deels

Deels

Nee

Geen aanbevelingen

Geen wijzigingen

2020

Evaluatie van de vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente

Ja

Grotendeels

Nee

Verbeteringen binnen regeling

Verbetering binnen regeling en verbetering door brede pensioenhervorming

2021

Evaluatie Energiebelasting teruggaaf kerken & nonprofit

Redelijk

Ja

Nee

Zorgvuldig uitfaseren

Momenteel geen beleidsuitwerking

2021

Evaluatie Energiebelasting teruggaaf intensieve industrie

Beperkt

Ja

Nee

Zorgvuldig uitfaseren

Momenteel geen beleidsuitwerking

2021

Evaluatie Energiebelasting vrijstellingen intensieve industrie

Waarschijnlijk

Beperkt

Nee

Verbetering binnen regelingen en zorgvuldig uitfaseren

Momenteel geen beleidsuitwerking

2021

Evaluatie Energiebelasting stadsverwarmingsregeling

Ja

Grotendeels

Nee

Verbetering binnen regeling

Momenteel geen beleidsuitwerking

2021

Evaluatie Energiebelasting WKK-inputvrijstelling

Neemt af

Grotendeels

Nee

Zorgvuldig uitfaseren

Momenteel geen beleidsuitwerking

2021

Evaluatie Energiebelasting verlaagd tarief GTB

Ja

Ja

Nee

Zorgvuldig uitfaseren

Momenteel geen beleidsuitwerking

2021

Evaluatie Energiebelasting belastingvermindering

Redelijk

Beperkt

Nee

Geen aanbevelingen

Geen wijzigingen

2021

Evaluatie schenkingsvrijstelling

Niet of beperkt

Nee

Nee

Geen aanbevelingen

Uitwerking is nog bezig

Gerealiseerde evaluaties sinds de Miljoenennota 2021

In april 2021 heeft de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst de evaluatie Energiebelasting aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze evaluatie is door onderzoeksbureau CE Delft uitgevoerd. Er is in deze evaluatie met name aandacht besteed aan het onderzoeken van de fiscale regelingen in de energiebelasting (EB) en de tariefstructuur. Beide onderdelen zijn op doeltreffendheid en doelmatigheid onderzocht. Daarnaast is de interactie van de energiebelasting met de energietransitie onderzocht. De evaluatie richt zich op de periode van de introductie van de EB (1996) tot en met 2019. Voor de relatie van de EB met de energietransitie is de zichtperiode 2020-2030 aangehouden. De uitkomsten van de evaluatie EB dienen in samenhang te worden bezien met die van de evaluatie en toekomstverkenning van de Opslag Duurzame Energie (ODE) alsmede de resultaten van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Financiering Energietransitie. Deze onderzoeken zijn tevens in het voorjaar door de minister van Economische Zaken en Klimaat bij de Tweede Kamer aangeboden.

Een belangrijk inzicht uit de evaluatie EB is volgens CE Delft dat de EB een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de daling van het gasverbruik en dat de EB de stijging van het elektriciteitsverbruik heeft geremd. De inschatting van de onderzoekers is dat zonder de EB en ODE het aardgasverbruik gemiddeld zo’n 9% hoger zou hebben gelegen en het elektriciteitsverbruik zo’n 8% hoger. Zij geven daarbij aan dat de EB met name doeltreffend is bij huishoudens en kleine ondernemingen met een laag energiegebruik. Het effect is minder sterk bij grootverbruikers door de lagere schijftarieven en specifieke regelingen. Ook bij een laag tarief draagt de EB nog bij aan het besparen van energie, maar die prikkel is in de hogere verbruiksschijven minder groot. In de evaluatie van de EB zijn de verschillende fiscale regelingen in de EB getoetst op doeltreffendheid en doelmatigheid. De regelingen blijken in veel gevallen doeltreffend, met name omdat ze bijdragen aan een meer gelijk speelveld met de ons omringende landen waar veelal vergelijkbare vrijstellingen gelden. Tegelijkertijd zijn ze in veel gevallen niet doelmatig vanuit het perspectief van de energietransitie, aangezien meerdere regelingen de inzet van fossiele energiedragers stimuleren. Verder constateren de onderzoekers dat de doelmatigheid van de EB zou kunnen verbeteren door de tarieven op gas en elektriciteit beter in balans te brengen in relatie tot de externe kosten. Dat zou betekenen dat de EB voor aardgas omhoog moet ten opzichte van elektriciteit en de tarieven in de hogere schijven stijgen ten opzichte van in de lagere schijven. Vanwege de koppeling tussen de EB en de ODE is het daarbij van belang om een eventuele aanpassing van de tarieven in samenhang te bezien. Daarnaast wordt geconcludeerd dat het met het oog op de energietransitie wenselijk is zoveel mogelijk energiegebruikers te beprijzen met gelijke tarieven per eenheid CO₂ en meerdere specifieke regelingen stapsgewijs uit te faseren. Daarbij geldt volgens CE Delft wel dat uitfasering van regelingen en vermindering van de degressiviteit van de tarieven bij voorkeur gezamenlijk en zorgvuldig met de andere lidstaten op Europees niveau plaatsvindt met het oog op mogelijke weglekeffecten. Naar aanleiding van deze evaluatie is besloten om in deze bijlage van de Miljoenennota voortaan van een tweetal extra regelingen in de EB het budgettaire belang structureel te gaan monitoren. Het betreft hier de inputvrijstelling in de EB voor elektriciteitsopwekking en de stadsverwarmingsregeling.

In 2021 is de evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek en richt zich op de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning van € 100.000 (geïndexeerd) zoals deze geldt vanaf 2017. De vraagstelling die in het onderzoek centraal staat is: in hoeverre is de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning doeltreffend en doelmatig. De vrijstelling is in 2017 structureel verruimd met als doel het verminderen van de eigenwoningschuld en het verlagen van het percentage onderwaterhypotheken. Uit het onderzoek blijkt ten aanzien van de doeltreffendheid van de verruimde schenkingsvrijstelling dat de regeling hoogstens een beperkt effect heeft op de totale hypotheekschuld in Nederland. Ontvangers die al een woning hebben, hebben hun hypotheekschuld maar in beperkte mate verkleind ten opzichte van vergelijkbare huishoudens die geen schenking ontvangen. Een deel gaat duurder wonen. Starters gebruiken de schenking deels om minder te lenen dan op basis van hun inkomen had gekund, maar ook om een duurdere woning te kopen dan starters zonder schenking. Bovendien is de financiële uitgangspositie van huishoudens die een schenking ontvangen al relatief gunstig ten opzichte van huishoudens zonder schenking. Dit vergroot de vermogensongelijkheid binnen generaties.

Daarnaast zijn volgens de onderzoekers de oorspronkelijke beleidsdoelen van de schenkingsvrijstelling eigen woning minder relevant geworden. De hypotheekschuld is de afgelopen jaren gedaald ten opzichte van het nationale inkomen en het percentage onderwaterhypotheken nam sterk af. Dit komt met name door verlaging van de maximale Loan-to-Value naar 100 procent, invoering van de fiscale aflossingseis en de gestegen huizenprijzen. Met betrekking tot de doelmatigheid stelt SEO dan ook dat er al ander beleid gevoerd wordt dat beter aansluit bij de doelstellingen van de regeling en minder nadelige neveneffecten met zich meebrengt.

Eind 2020 is de evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012 uitgevoerd door het Centraal Planbureau (CPB). Volgens de onderzoekers is het niet mogelijk om het effect van de verlaging van de overdrachtsbelasting in 2011 op het aantal woningtransacties te bepalen. Het belangrijkste probleem is dat een controlegroep ontbreekt. Een andere complicerende factor is dat er in dezelfde periode veel meer wijzigingen in het woningmarktbeleid werden ingevoerd, waardoor het effect van de verlaging van de overdrachtsbelasting niet geïsoleerd kan worden. Huishoudens lijken in juni 2012 wel het moment van aankoop van een huis te hebben verschoven om nog gebruik te maken van, het toen tijdelijk, verlaagde tarief. In die maand waren er twee keer zoveel transacties dan verwacht, in de maanden erna juist minder.

Evaluatieprogrammering 2021-2025

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de evaluaties van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2021-2025. Deze programmering is erop gericht om met een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit relevante evaluaties af te leveren die voorzien in de informatiebehoefte van het parlement. De evaluaties van fiscale regelingen zijn ook onderdeel van de Strategische Evaluatieagenda (SEA), die in de begrotingen van de verschillende ministeries terug te vinden is.

Uitgangspunt is dat evaluaties voldoen aan de eisen van de Regeling Periodiek Onderzoek (RPE). Voor fiscale regelingen geldt bovendien dat bij evaluaties het Toetsingskader fiscale regelingen wordt doorlopen. In het licht van de onvolkomendheid die de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd, namelijk dat het toetsingskader onvoldoende wordt toegepast, zal bij komende evaluaties beter worden toegezien op het doorlopen van het toetsingskader. Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn het Ministerie van Financiën en het betreffende vakdepartement beide verantwoordelijk en altijd samen betrokken. Het ministerie van Financiën bezien vanuit de verantwoordelijkheid voor het belastingstelsel en de begroting, het beleidsdepartement bezien vanuit de (specifieke) beleidsdoelen.

In de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen» bij deze Miljoenennota is per regeling aangegeven wanneer de volgende evaluatie gepland staat.

Tabel 9.6.2 Evaluaties fiscale regelingen 2021-20251

Evaluaties per departement

Begrotingsartikel

2021

2022

2023

2024

2025

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

      

Eenmalige vrijstelling schenk- en erfbelasting t.b.v. de eigen woning*

3: Woningmarkt

X

    

Fiscale regelingen eigen woning

3: Woningmarkt

   

X

 

Vermindering verhuurderheffing

3: Woningmarkt

    

X

Differentiatie OVB starters

3: Woningmarkt

    

X

Financiën

      

Fiscale regelingen energiebelasting*

1: Belastingen

X

    

Wijziging kleine ondernemersregeling btw

1: Belastingen

X

    

Fiscale regelingen bedrijfsopvolging

1: Belastingen

X

    

Fiscale regelingen BPM en MRB

1: Belastingen

X

    

Btw verlaagd tarief alle goederen en diensten

1: Belastingen

 

X

   

Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit)

1: Belastingen

 

X

   

Heffingskortingen/tariefsstructuur box 1

1: Belastingen

  

X

  

Middelingsregeling

1: Belastingen

   

X

 

Werkkostenregeling

1: Belastingen

  

X

  

Giftenaftrek

1: Belastingen

  

X

  

Faciliteiten ANBI's

1: Belastingen

  

X

  

30%-regeling

1: Belastingen

   

X

 

Vrijstelling wegens 25- of 40-jarig dienstverband

1: Belastingen

    

X

Vrijstelling vergoeding extraterritoriale kosten

1: Belastingen

 

X

   

Infrastructuur en Waterstaat

      

Fiscale regelingen zeeschepen

18: Scheepvaart en Havens

X

    

Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit)

  

X

   

Reisaftrek OV

16: Openbaar vervoer en Spoor

 

X

   

Millieu investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving millieu-investeringen (Vamil)

21: Duurzaamheid

  

X

  

Economische Zaken en Klimaat

      

Verlaagd gebruikelijk loon dga's startups

2: Bedrijvenbeleid

X

    

Fiscale regelingen energiebelasting*

4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

X

    

Fiscale regelingen bedrijfsopvolging

2: Bedrijvenbeleid

X

    

Fiscale regelingen ondernemerschap

2: Bedrijvenbeleid

 

X

   

Energie investeringsaftrek (EIA)

4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

  

X

  

Fiscale regelingen speur- en ontwikkelingswerk

2: Bedrijvenbeleid

   

X

 

Innovatiebox

2: Bedrijvenbeleid

  

X

  

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

      

Heffingskortingen/tariefsstructuur box 1

1: Arbeidsmarkt

  

X

  

Btw verlaagd tarief alle goederen en diensten

1: Arbeidsmarkt

 

X

   

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

      

Fiscale regelingen energiebelasting*

21: Land- en tuinbouw

X

    

Btw verlaagd tarief alle goederen en diensten

21: Land- en tuinbouw

 

X

   

Landbouwvrijstelling

21: Land- en tuinbouw

 

X

   

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

      

Aftrek specifieke zorgkosten

8: Tegemoetkoming specifieke kosten

 

X

   

Btw verlaagd tarief alle goederen en diensten

Financieel Beeld Zorg

 

X

   

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

      

Btw verlaagd tarief alle goederen en diensten

14: Cultuur

 

X

   
X Noot
1

Evaluaties met een * zijn reeds afgerond en aangeboden aan de Kamer

9.7 Beleidsmatige evaluatie- en onderzoeksagenda belasting- en toeslagenstelsel

Deze paragraaf bevat een overzicht van de onderzoeken en evaluaties op fiscaal terrein, naast de in voorgaande paragraaf behandelde evaluaties van fiscale regelingen. Naast deze evaluaties worden vanaf deze Miljoenennota alle andere onderzoeken en evaluaties op fiscaal terrein die de komende jaren zijn gepland in de SEA gepresenteerd. De relevante overkoepelende thema's worden hieronder geduid en toegelicht. Daarop volgt het overzicht met de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren.

De onderzoeken en evaluaties voor de komende jaren zijn ingedeeld naar voor het belastingstelsel relevante aandachtspunten. Deels zijn de thema’s bestaande knelpunten van het belastingstelsel zoals die ook in de Bouwstenen voor een beter belastingstelsel aan de orde komen. In die gevallen is vervolgonderzoek wenselijk. Tevens is het de moeite waard om de toegevoegde waarde van een impact assessment van meer fundamentele stelselwijzigingen voor substantiële beleids- of stelselwijzigingen te onderzoeken met oog op doelmatigheid en doeltreffendheid. Het doenvermogen van burgers en bedrijven en uitvoerbaarheid door belastingdienst en andere instanties zijn daarbij belangrijke aspecten. Ten slotte vormen de Evaluaties van fiscale regelingen een belangrijk deel van deze agenda. Hierna wordt elk thema kort toegelicht.

Meer aandacht voor de belastingplichtige en toeslaggerechtigde

Het belasting en toeslagenstelsel is complex. Burgers en ondernemers zijn niet altijd volledig rationeel of wilskrachtig. Daaraan toegevoegd dat het belastingstelsel complex is, kan ertoe leiden dat ze niet of verkeerd gebruikmaken van fiscaleregelingen, aftrekposten en/of toeslagen. Hierbij spelen zowel persoonskenmerken en situationele factoren zoals armoede, stress en life events zoals baanverlies en echtscheidingen een rol. Inzichten en onderzoeksmethoden uit de gedragswetenschappen kunnen helpen om ons belasting- en toeslagenstelsel beter hierop te laten aansluiten. Dit raakt nadrukkelijk ook aan de uitvoering van beleid. Er zal onder andere onderzoek gedaan worden naar de complexiteit van het belastingstelsel vanuit particulieren en ondernemers bezien alsmede het niet-gebruik van toeslagen. In 2022 vind een evaluatie plaats van de uitvoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen(AWIR) en de dienstverlening toeslagen.

Aanpak van belastingontwijking

De afgelopen jaren is nationaal en internationaal de aandacht toegenomen voor belastingontwijking door multinationals en extreem rijke particulieren. Nederland heeft een open en exportgerichte economie wat een belangrijk uitgangspunt vormt voor ons belastingstelsel. De ruimte voor nationaal beleid neemt daarbij steeds verder af. De Europese Unie is één markt en belastingstelsels in Europa zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Dit is nog niet voldoende om belastingontwijking, belastingconcurrentie en het verschuiven van activiteiten tussen landen aan te kunnen pakken. Nader onderzoek kan het inzicht in welke bedrijven wel of juist geen vennootschapsbelasting betalen vergroten en meer licht werpen op de effectiviteit van de huidige aanpak van belastingontwijking. Dat laatste staat centraal in deze subcategorie: meer inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de aanpak van belastingontwijking. Er wordt daarbij nog nader gekeken naar de coherentie en de voortschrijdende inzichtbehoefte.

Vergroening belastingstelsel

De schade aan klimaat en milieu door vervuiling en opwarmen van de aarde worden op dit moment onvoldoende beprijsd. Consumenten en bedrijven houden daardoor te weinig rekening met de maatschappelijke kosten van uitstoot van CO2, stikstof en fijnstof. Dit geldt tevens voor de maatschappelijke kosten rond mobiliteit zoals filevorming. Belastingen kunnen zorgen voor andere keuzes en bijdragen aan het ‘de vervuiler betaalt’-principe. Ook groeit de aandacht voor een internationale aanpak van klimaatproblemen en het belasten van milieuvervuilende activiteiten van bedrijven. De komende jaren zullen verschillende onderdelen van het klimaatakkoord worden geëvalueerd. Bezien wordt of gestelde doelen op een doeltreffende en doelmatige wijze zijn bereikt. Daarnaast wordt op deelterreinen verdiepend onderzoek gedaan naar effectieve vergroening van het belastingstelsel.

Beter belasten vermogen

De wijze waarop Nederland vermogen belast is zeer divers en pakt daarmee niet neutraal uit. Verschillend belasten van verschillende (inkomen uit) vermogens en vermogensoverdrachten draagt bij aan belastingontwijking en een ongelijkere vermogensverdeling. Het gaat hier om alle vormen van vermogen zoals spaar- en beleggingstegoeden, de eigen woning, overig vastgoed, het aanmerkelijk belang en ander (ondernemings)vermogen en pensioenen. Tevens gaat het over het belasten van vermogensoverdrachten en dus om de schenk- en erfbelasting. Vanuit de maatschappij is er steeds breder aandacht voor de verdeling van vermogens over huishoudens. Vanuit de Kamer komt daarbij ook de roep om meer te doen met vermogensongelijkheid in de jaarlijkse begrotingsbesluitvorming. Ook internationaal neemt de aandacht voor vermogensongelijkheid toe, zoals recente OESO-rapporten laten zien. De data over vermogen wordt steeds beter. Recent heeft het CBS met een verbeterde methodiek de omvang van ab-vermogen aanzienlijk hoger vastgesteld waardoor de verdeling van het ab-vermogen nog schever is dan eerder gedacht. Er zijn nog steeds verbeteringen mogelijk om tot een beter integraal vermogensbeeld en de verdeling daarvan te komen. Nader onderzoek zorgt voor gedetailleerder inzicht in vermogens en vermogensvorming, hoe de fiscaliteit daarin een rol speelt en welke verbeteringen mogelijk zijn.

Fiscale steunmatregelen Coronacrisis

De steunmaatregelen vanwege de Coronacrisis betreffen een interdepartementaal evaluatiethema. In deze onderzoeks- en evaluatiekalender zijn deze geclusterd als Fiscale Steunmaatregelen Coronacrisis. De tijdelijke maatregelen hebben als doel om (1) werkgelegenheid te behouden en (2) ondernemers en zelfstandigen in getroffen sectoren te ondersteunen door op het peil houden van liquiditeit. De fiscale maatregelen zijn snel te nemen maatregelen om in liquiditeit te voorzien. Bekeken wordt in hoeverre de maatregelen aan dit doel hebben bijgedragen en of deze effectief en efficiënt zijn geweest.

Betere beleidsvoorbereiding

Dit thema betreft onder andere onderzoek naar nut en noodzaak van impact assessments van meer fundamentelere stelselwijzigingen. Dat onderzoek kan ook plaatsvinden in de vorm van een pilot. Daarnaast staan hier onderzoek naar efficiënte crisismaatregelen en onderzoek naar het terugdringen van fiscale regelingen in de planning. Tot slot valt ook de (rijksbrede) herziening van het integraal afwegingskader binnen deze categorie. Onderzoeken genoemd onder het betreffende subthema zorgen voor meer aandacht voor doelmatig en doeltreffend beleid gedurende de beleidsvoorbereiding. Daarbij gaat het ook nadrukkelijk om het doenvermogen van burgers en bedrijven en uitvoerbaarheid.

Overig Belastingstelsel

Dit subthema bestaat uit verschillende onderzoeken op fiscaalterrein die voorzien in een kennisbehoefte of evaluatie van een onderdeel van de uitgebreide belastingwetgeving en zich niet laten scharen onder de andere thema’s.

Tabel 9.7.1 Evaluatie- en onderzoeksagenda1

Thema

Jaartal

Onderzoek/evaluatie

Meer aandacht voor de belastingplichtige

2021*

Commissie praktische rechtsbescherming

 

2021*

Toepassing witte loontabel op uitkeringen van structureel bezwarende functies

 

2021

Evaluatie van artikel 17, tweede lid, van de Invorderingswet

 

2022

Eenvoud in het belastingstelsel vanuit perspectief burger

 

2022

Evaluatie AWIR, uitvoering en dienstverlening toeslagen

 

2022

Onderzoek niet-gebruik toeslagen

 

2024

Monitoring van de openbaarmaking fiscale vergrijpboetes

 

2025

Evaluatie hersteloperatie toeslagen

Aanpak van belastingontwijking

Jaarlijks

Monitoring royalty, dividend en rentestromen FDI

 

2021*

Onderzoek vermogensaftrek/beperking aftrekbaarheid vreemd vermogen Vpb

 

2021

Adviescommissie doorstroomvennootschappen (Ter Haar 2)

 

2021

Analyse Country-by-country reporting NL (CbCR)

 

2021

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: structureel verlieslatende bedrijven en betaalde belasting

 

2021

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: verschillen tussen fiscale en commerciële winstbepaling

 

2021

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: het beperken van de aftrekbaarheid van aandeelhouders/-hoofdkantoorkosten en/of royalty's

 

2021

Nader onderzoek effecten (OESO-) voorstellen belasten digitale onderdelen economie

 

2022

Vervolgonderzoek structureel verliesgevende bedrijven

 

2023

Effectmeting bronbelasting

 

2023

Onderzoek belang verdragennetwerk

 

2023

Monitoring van het overtredersbegrip (art. 67o AWR)

 

2024

Onderzoek naar effecten maatregelen tegen belastingontwijking: generieke renteaftrekbeperking, aanvullende CFC-maatregel en maatregelen tegen hybride mismatches.

Vergroening belastingstelsel

Jaarlijks

Monitoring stimulering elektrische auto’s ‘hand aan de kraan’

 

2021*

Keuzewijzer autobelastingen

 

2021*

Onderzoek belasting op plastic

 

2021*

Onderzoek uitsplitsing bedrijfsmatig energieverbruik

 

2021*

Ex-ante onderzoek carbon border adjustment mechanism

 

2021*

Onderzoek autonome vergroening BPM 2022-2025

 

2021

Onderzoeken normenkader in de BPM en actualisatie forfaits

 

2021

Onderzoek gedragseffecten WLTP-implementatie

 

2021

Onderzoek onbelaste reiskostenvergoeding

 

2022

Tussenevaluatie klimaatakkoord mobiliteit

 

2022

Vervolgonderzoek elasticiteiten energiebelasting (effect vlakkere tariefsstructuur)

 

2022

Onderzoek naar prikkels in de energiebelasting bij de overstap van bedrijven van fossiele energiebronnen naar een schonere en meer duurzame economie’

 

2023

Evaluatie afvalstoffenbelasting

 

2024

Eindevaluatie klimaatakkoord mobiliteit

 

2024

Evaluatie CO2-heffing industrie

 

2025

Evaluatie vliegbelasting

 

2025

Evaluatie Co2-minimumprijs

Beter belasten vermogen

2021*

Onderzoek box 3 heffen werkelijk rendement

 

2021*

Onderzoek box 3 tegenbewijsregeling

 

2021*

Onderzoek neutrale behandeling van ondernemers in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting

 

2021

Nader onderzoek vermogensstatistieken en aanmerkelijk belang

 

2021

Verkenning naar vrijstellingen overdrachtsbelasting

 

2022

Evaluatie Vpb vrijgestelde en fiscale beleggingsinstelling

 

2022

Onderzoek naar brede vermogensbelasting incl vastgoed (relatie met IBO)

 

2022

Toekomst schenk- en erfbelasting

 

2022

Evaluatie gebruikelijkloonregeling

 

2022

IBO vermogensverdeling

 

2022

Onderzoek actualisatie leegwaarderatio verhuurde woningen

 

2025

Evaluatie box 3 (vermogensparameters)

Fiscale steunmaatregelen Coronacrisis

2021

Monitoring crisismaatregelen Corona

 

2023

Evaluatie fiscale crisismaatregelen Corona

Betere beleidsvoorbereiding

2021*

Onderzoek actualisatie forfaits in belastingwetgeving

 

2021

Herziening integraal afwegingskader (IAK)

 

2022

Onderzoek actualisatie forfaits op basis van rekenrente en levensverwachting

 

2022

Nader onderzoek fiscale regelingen

 

2022

Pilot toegevoegde waarde nationale impact assessment

 

2023

Onderzoek fiscaal crisis- en stimuleringsbeleid

Overig

2021*

Commissie draagkracht

 

2021*

Onderzoek (grens)effecten verhoging tabaksaccijns

 

2021*

Onderzoek investeringsklimaat (motie Lodders c.s.)

 

2021

Evaluatie Bankenbelasting

 

2022

Vervolgonderzoek (grens)effecten verhoging tabaksaccijns

 

2024

Evaluatie KOA (kansspelen op afstand)

 

2026

Evaluatie artikelen 3:4 en 3:5 van de Algemene douanewet

 

2026

Monitor opbrengst minimumkapitaalregel banken en verzekeraars

X Noot
1

Onderzoeken en evaluaties met een * zijn reeds afgerond

10 TOELICHTING OP DE FISCALE REGELINGEN

10.1 Inleiding

In deze bijlage wordt de ontwikkeling van het budgettaire belang van de fiscale regelingen nader uitgeplitst (10.2), gevolgd door een kwalitatieve duiding van de fiscale regelingen in 10.3. Met ingang van deze Miljoenennota wordt er extra aandacht besteed aan de evaluaties van fiscale regelingen. In 10.3 wordt per regeling een duiding gegeven van de resultaten die volgden uit evaluaties.

Het overzicht van fiscale regelingen in 10.3 is uitgebreider dan in bijlage 9 «Fiscale regelingen». Naast de regelingen die daar vermeld staan, bevat deze bijlage ruim twintig regelingen die in het verleden ook in die bijlage stonden, maar niet meer structureel worden gekwantificeerd, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang. Deze regelingen zijn verplicht op basis van Europese wet- en regelgeving of hebben een budgettair belang van kleiner dan € 5 miljoen.

10.2 Nadere uitsplitsing van de budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen

De tabel presenteert de ontwikkeling tot en met 2022 inclusief de bijstelling ten opzichte van de benchmark. De benchmark is de raming voor het jaar 2017 ten tijde van de start van dit kabinet en is de basis voor de beoordeling van de ontwikkeling van de regelingen in de jaren die volgen. De raming voor 2017 verandert ook nog gedurende de jaren, deze aanpassing is zichtbaar in de kolom «bijstelling 2017.» De kolom ‘Beleid 2018 ‒ 2022’ omvat alle maatregelen omtrent de regeling zelf en substantiële wijzigingen in de primaire heffingsstructuur (zoals het verleggen van een schijfgrens of het wijzigen van een tarief) die in die jaren invloed hebben op het budgettaire belang van de regeling. De kolom ‘Endogeen 2018-2022’ geeft de ontwikkeling van het budgettaire belang ten gevolge van verwachte veranderingen in het gebruik van de regeling die niet het gevolg zijn van beleidsmaatregelen.

Tabel 10.2.1. Nadere toelichting mutatie ten opzichte van benchmark 2017 (x € miljoen)
 

Benchmark 2017

2022 MN2022

Mutatie

waarvan bijstelling 2017

waarvan beleid 2018-2022

waarvan endogeen 2018-2022

Persoonsgebonden aftrek

      

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

212

23

‒ 189

21

‒ 250

40

Giftenaftrek inkomstenbelasting

362

390

28

59

‒ 49

18

Aftrek specifieke zorgkosten

282

257

‒ 25

‒ 8

‒ 26

9

Onderhoudsverplichtingen aftrek

336

268

‒ 68

‒ 14

‒ 53

‒ 1

Belaste ontvangen alimentatie

‒ 201

‒ 186

15

0

11

4

Inkomensvoorzieningen

      

Pensioen niet-belaste premie

19.178

22.633

3.455

‒ 1.435

‒ 968

5.858

Pensioen belaste uitkering

‒ 13.175

‒ 13.132

42

722

763

‒ 1.443

Pensioen vrijstelling box 3

7.288

7.305

16

‒ 79

229

‒ 134

Lijfrente premieaftrek

549

647

98

0

‒ 29

126

Lijfrente belaste uitkering

‒ 394

‒ 381

13

‒ 1

22

‒ 8

Lijfrente vrijstelling box 3

218

212

‒ 6

11

7

‒ 23

Nettopensioen en nettolijfrente

9

 

0

5

FOR aftrek

160

220

60

30

‒ 10

41

FOR belaste afneming

‒ 101

‒ 112

‒ 11

5

6

‒ 22

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

574

578

4

‒ 50

‒ 28

82

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

‒ 460

‒ 429

32

58

22

‒ 49

Reisaftrek OV

10

7

‒ 3

‒ 1

0

‒ 1

Middelingsregeling

86

210

124

1

0

123

(Eigen) woning

      

Hypotheekrenteaftrek

10.648

8.858

‒ 1.789

1.123

‒ 1.412

‒ 1.500

Aftrek financieringskosten eigen woning

280

230

‒ 50

‒ 62

‒ 19

31

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

31

31

0

‒ 1

‒ 4

5

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

27

13

‒ 14

‒ 1

‒ 2

‒ 11

Eigenwoningforfait

‒ 3.280

‒ 3.110

170

‒ 66

627

‒ 391

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

631

507

‒ 124

3

‒ 142

15

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

190

195

5

5

0

0

OVB Verlaagd tarief woning

2.944

2.402

‒ 542

‒ 490

0

‒ 52

OVB Vrijstelling woning starters

 

1.337

 

0

‒ 27

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

36

 

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

      

Vermindering verhuurderheffing

23

603

580

24

219

336

Kamerverhuurvrijstelling

10

11

1

1

‒ 1

1

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

979

747

‒ 231

‒ 30

0

‒ 202

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

27

27

0

0

‒ 1

1

Vrijstelling groen beleggen box 3

41

54

13

5

‒ 3

11

Heffingskorting groen beleggen box 3

27

35

8

0

0

8

Heffingvrij vermogen box 3

1.160

1.288

128

22

161

‒ 55

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

39

 

‒ 6

8

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

      

Zelfstandigenaftrek

1.720

1.559

‒ 161

49

‒ 502

292

Extra zelfstandigenaftrek starters

108

100

‒ 8

‒ 9

‒ 16

17

Meewerkaftrek

8

7

‒ 1

0

‒ 1

1

Stakingsaftrek

14

15

2

3

‒ 2

1

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

6

5

‒ 1

‒ 1

‒ 1

0

Willekeurige afschrijving starters

8

7

‒ 1

0

‒ 1

0

Doorschuiving stakingswinst

262

307

45

2

‒ 14

57

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

102

121

19

0

8

11

Mkb-winstvrijstelling

1.635

2.165

530

229

‒ 315

615

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

17

20

3

1

‒ 4

5

Laag vpb-tarief1

1.082

3.425

2.343

0

1.906

437

Innovatiebox

1.687

1.433

‒ 254

‒ 106

‒ 380

232

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

 

741

 

‒ 63

212

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

405

410

5

‒ 12

‒ 62

79

Energie-investeringsaftrek (EIA)

164

149

‒ 15

‒ 29

‒ 15

29

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

97

114

17

17

17

‒ 17

VAMIL

40

25

‒ 15

‒ 13

‒ 15

13

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

120

112

‒ 8

0

‒ 8

0

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

1.109

538

‒ 571

‒ 158

‒ 27

‒ 386

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

6

10

4

1

‒ 2

4

OVB Vrijstelling cultuurgrond

118

191

73

0

46

27

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

16

22

6

0

6

1

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

383

481

98

134

0

‒ 36

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

211

232

21

0

0

21

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

7

9

2

1

‒ 1

2

Loonbelasting

      

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.205

1.336

131

‒ 23

233

‒ 79

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga’s van startups

29

0

‒ 29

‒ 29

0

0

30%-regeling

901

586

‒ 315

67

‒ 477

95

Afdrachtvermindering zeevaart

111

108

‒ 3

‒ 3

0

1

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

121

132

11

‒ 2

‒ 6

19

Heffingskortingen

      

Algemene heffingskorting

20.163

24.914

4.751

‒ 774

3.918

1.607

Arbeidskorting

18.207

25.030

6.823

357

3.038

3.428

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

2.003

1.580

‒ 423

1

‒ 371

‒ 53

Jonggehandicaptenkorting

178

186

8

0

0

8

Alleenstaande ouderenkorting

510

463

‒ 47

‒ 26

‒ 20

‒ 1

Ouderenkorting

2.971

4.216

1.245

37

716

492

Energiebelasting

      

Verlaagd tarief glastuinbouw

121

131

10

6

50

‒ 45

Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

24

37

14

5

9

0

Teruggaaf energie-intensieve industrie

6

0

‒ 6

0

3

‒ 9

Salderingsregeling

120

355

235

36

15

183

Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

71

139

68

5

46

16

Belastingvermindering per aansluiting

2.493

3.701

1.208

‒ 52

1.231

29

Stadsverwarmingsregeling

74

 

28

0

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

741

 

452

0

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

84

 

‒ 64

0

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

26

 

‒ 1

0

Omzetbelasting

      

Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

8.069

7.199

‒ 870

‒ 250

‒ 1.705

1.086

Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.830

1.438

‒ 392

‒ 276

‒ 455

339

Verlaagd tarief culturele goederen en diensten

1.568

942

‒ 627

‒ 551

‒ 216

141

Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

660

966

306

304

‒ 212

214

Verlaagd tarief overig

1.877

1.728

‒ 150

178

‒ 459

132

Kleineondernemersregeling

160

222

62

‒ 1

0

63

Auto

      

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

4

26

22

0

4

18

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

12

172

160

0

25

135

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

86

495

409

‒ 2

37

374

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

529

‒ 19

‒ 157

‒ 305

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

51

39

‒ 14

60

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

48

51

3

0

‒ 8

11

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

16

14

‒ 2

‒ 3

‒ 2

3

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

25

29

4

0

0

4

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

941

 

‒ 126

310

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

834

1.038

204

‒ 8

0

212

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

15

17

2

0

0

2

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

58

87

29

0

‒ 5

34

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

19

11

‒ 8

0

0

‒ 8

MRB Kwarttarieven

142

206

64

‒ 1

0

65

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

38

46

8

‒ 1

0

9

Assurantiebelasting

      

Vrijstelling Brede Weersverzekering

6

 

7

0

X Noot
1

Het bedrag bij Benchmark 2017 is voor het eerst geschat tijdens deze Miljoenennota

10.3 Toelichting individuele fiscale regelingen

Voor elke regeling bevat onderstaande toelichting een korte beschrijving, de doelstelling, de ramingsgrond, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft en informatie over de laatst uitgevoerde en/of geplande beleidsevaluatie. Naast een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie wordt met ingang van deze Miljoenennota ook een korte duiding gegeven van de resultaten van de evaluaties die sinds 2010 zijn uitgevoerd op een zestal punten, namelijk: de conclusies van de evaluatie betreffende de doeltreffendheid en doelmatigheid; of er sprake is van een horizonbepaling en de vraag of aandacht is geschonken aan de argumentatie voor de fiscale regelingen als instrumentkeus; de beleidsaanbevelingen en de beleidsconclusies die het kabinet daar aan verbonden heeft. Voor de evaluaties van 2010 tot 2018 is aangesloten bij de resultaten uit de beleidsdoorlichting fiscale regelingen.

Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie daarvan, vanuit de invalshoek van hun eigen beleidsterrein. Het Ministerie van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wetgeving, de uitvoering van het fiscale beleid en de budgettaire verantwoording. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt het budgettaire belang van de fiscale regelingen ook extracomptabel op de departementale begrotingen opgenomen.

Tenzij anders vermeld, hebben bedragen en tarieven in de toelichting betrekking op het belastingjaar 2022. Bij indexatie van de bedragen is gerekend met een tabelcorrectiefactor van 1,3% voor 2022. De jaartallen onder het kopje ‘Evaluatie’ betreffen het beoogde jaar waarin de evaluatie wordt afgerond. Bij de meeste regelingen waar geen evaluatie is voorzien in de komende jaren, staat vermeld dat deze in de periode 2025-2028 worden geëvalueerd. In enkele gevallen wordt geen evaluatie gepland, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang van de regeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of geen zogenoemd outcomedoel hebben. In een aantal gevallen worden fiscale regelingen gezamenlijk geëvalueerd.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld. In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het CBS en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom feitelijk niet optelbaar.10 Er wordt ook op gewezen dat het hier vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen. Bij regelingen die niet in de bijlage «Fiscale regelingen» zijn opgenomen, staat geen ramingsgrond vermeld.

Persoonsgebonden aftrek

 

Regeling:

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

Beschrijving:

Uitgaven boven € 250 ter zake van een opleiding of studie voor het verwerven van inkomen uit werk en woning kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken. Het bedrag dat mag worden afgetrokken is, buiten de standaardstudieperiode, maximaal € 15.000. Als onderdeel van het Belastingplanpakket 2020 is voorgesteld de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, conform de daarover gemaakte afspraak in het regeerakkoord af te schaffen. De inwerkingtreding van deze maatregel vindt plaats zodra de vervangende subsidieregeling (de Subsidieregeling STAP-budget) in werking treedt. Dit gebeurt per 1 maart 2022. Inmiddels is bij Koninklijk Besluit geregeld dat de fiscale regeling vervalt per 1 januari 2022. Op grond van bestaand overgangsrecht (artikel 10a.16 Wet IB 2001) kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog (forfaitair) in aftrek kunnen worden gebracht als scholingsuitgaven indien in een jaar – na afloop van de diplomatermijn - de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. Dit overgangsrecht blijft in stand tot dit materieel is uitgewerkt (2031).

Doelstelling:

Vergroten van de Nederlandse kennisinfrastructuur.

Ministerie:

OCW, artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

Evaluatie:

Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, CPB, 2016. Notitie Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege voorgestelde afschaffing van de regeling.

Doeltreffend:

nee

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

deels

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

Omzetting naar uitgavenkant

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Giftenaftrek inkomstenbelasting

Beschrijving:

Giften aan onder andere algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn aftrekbaar. Periodieke giften geschieden op basis van een bij notariële of onderhandse akte vastgelegde verplichting om gedurende ten minste 5 jaren met onzekerheidsvereiste schenkingen te doen. Voor overige giften aan uitsluitend ANBI’s geldt een drempel van 1% en plafond van 10% van het verzamelinkomen. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.

Doelstelling:

Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

ja

Aanbeveling

verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

intensivering

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek specifieke zorgkosten

Beschrijving:

Bepaalde zorgkosten mogen worden afgetrokken. Hiervoor komt in aanmerking het deel van de kosten dat uitkomt boven het drempelbedrag en waarvoor geen vergoeding is gekregen van bijvoorbeeld de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand. Onder omstandigheden geldt een verhoging van het in aftrek te brengen bedrag.

Doelstelling:

Tegemoetkoming van chronisch zieken en gehandicapten.

Ministerie:

VWS, artikel 8: Tegemoetkoming specifieke kosten.

Evaluatie:

Onderzoek naar gebruik aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten, FIN, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 34 550 IX, nr. 4. De volgende evaluatie is beoogd in 2022.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

deels

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

nieuwe evaluatie 2022

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Onderhoudsverplichtingen aftrek en belaste ontvangen alimentatie

Beschrijving:

Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.

Doelstelling:

Het aansluiten bij draagkracht.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal

Beschrijving:

Deze persoonsgebonden aftrekpost biedt de mogelijkheid om geleden verliezen op beleggingen in durfkapitaal in aftrek te brengen. Deze faciliteit is per 1 januari 2011 vervallen met inachtneming van een overgangsbepaling.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen in bedrijven van startende ondernemers en het bevorderen van de ondernemingszin.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie van de durfkapitaalregeling, Bureau Bartels B.V., 2005. Kamerstukken 2005-2006, 30 300 XIII, nr. 57. Geen volgende evaluatie beoogd, omdat de regeling is afgeschaft.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Inkomensvoorzieningen

 

Regeling:

Pensioen fiscale faciliteiten

Beschrijving:

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Deze regelingen lopen mee in de besluitvorming over het pensioenstelsel in den brede. Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.

Ramingsgrond:

Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van het CBS voor pensioenvermogen tot 2015 dan wel 2012 en uitkomsten van MIMOSI voor de ontwikkeling van het pensioenvermogen daarna.

  

Regeling:

Lijfrente fiscale faciliteiten

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Deze regelingen lopen mee in de besluitvorming over het pensioenstelsel in den brede. Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019 voor premieaftrek en uitkomsten van MIMOSI voor uitkeringen en vermogens.

  

Regeling:

Nettopensioen en nettolijfrente

Beschrijving:

Bij deze oudedagsvoorzieningen voor het inkomen boven de aftoppingsgrens is de waarde van de aanspraak vrijgesteld in box 3. Bij het nettopensioen en de nettolijfrente wordt de premie of inleg betaald uit het netto-inkomen of nettovermogen. De uit de aanspraak op een nettopensioen of nettolijfrente voortvloeiende uitkering wordt niet belast in box 1.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening voor het inkomen boven de aftoppingsgrens.

Ministerie:

SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

Evaluatie vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente, Willis Towers Watson, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 32 043, nr. 547. De volgende evaluatie zal worden gepland na de besluitvorming over het pensioenstelsel in den brede.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

grotendeels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbeteringen binnen regeling

Beleidsuitwerking

Verbetering binnen regeling en verbetering door brede pensioenhervorming

Ramingsgrond:

Gegevens AFM voor belegd vermogen in 2018, belastingdienst voor vermogensverdeling en vermogensontwikkeling uit MIMOSI.

  

Regeling:

FOR aftrek en belaste afneming

Beschrijving:

De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om maximaal 9,44%, met een maximum van € 9.270, van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Als bij staking van (een gedeelte van) de onderneming of bij het bereiken van de AOW-leeftijd van de ondernemer blijkt dat de oudedagsreserve het ondernemingsvermogen overtreft, wordt het verschil beschouwd als afneming van de oudedagsreserve. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst. Afnemingen van de FOR worden als bijtelpost meegenomen bij de bepaling van de belastbare winst. De in het kader van de afneming van de FOR eventueel betaalde premies voor lijfrenten kunnen worden afgetrokken als uitgaven voor inkomensvoorzieningen. De latere lijfrente-uitkeringen zijn belast.

Doelstelling:

Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Arbeidsongeschiktheidsverzekering fiscale faciliteiten

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.

Doelstelling:

Het stimuleren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.

Ministerie:

SZW, artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Evaluatie:

De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019 voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI

  

Regeling:

Reisaftrek OV

Beschrijving:

Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding.

Doelstelling:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer.

Ministerie:

IenW, artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2022. (check)

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Middelingsregeling

Beschrijving:

Een belastingplichtige met wisselende jaarinkomens kan op verzoek inkomstenbelasting terugkrijgen door de verschuldigde belasting te herrekenen uitgaande van een gelijkmatige toedeling van het inkomen van drie opeenvolgende kalenderjaren aan die jaren. Teruggaaf wordt alleen verleend voor zover het verschil tussen de geheven belasting over het middelingstijdvak en de herrekende belasting over deze drie jaren meer bedraagt dan € 545.

Doelstelling:

Beperken van het progressienadeel bij (sterk) wisselende jaarinkomens.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie middelingsregeling, FIN, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 140, nr. 49. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

afschaffen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aanslagen inkomstenbelasting t/m 2020. Budgettair belang is op kasbasis.

  

(Eigen) woning

 

Regeling:

Hypotheekrenteaftrek

Beschrijving:

Over eigenwoningschuld betaalde rente is aftrekbaar van het inkomen (hypotheekrenteaftrek). De afgelopen jaren is een aantal beperkende maatregelen doorgevoerd: sinds 2013 dienen nieuwe leningen in dertig jaar volledig en minimaal annuïtair afgelost te worden om in aanmerking te komen voor renteaftrek en sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

defiscalisering/naar box 3

Beleidsuitwerking

uitwerking is nog bezig

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek financieringskosten eigen woning

Beschrijving:

Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2024.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

Beschrijving:

Periodieke betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2024.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

Beschrijving:

Als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning worden voor een periode van vijftien jaar na het tijstip van vervreemding van een eigen woning mede aangemerkt de renten en kosten van geldleningen voor een restschuld van die vervreemde woning. Van een restschuld is sprake, wanneer bij een vervreemding van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 de op deze woning betrekking hebbende schuld tot een negatief vervreemdingssaldo heeft geleid. Het budgettaire belang vanaf 2018 betreft de gevallen die gebruik maken van de mogelijkheid om na 2017 voor een periode van maximaal vijftien jaar de aftrek toe te blijven passen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd.

Doelstelling:

Tijdelijke crisismaatregel ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, aangezien de regeling afloopt na 2017.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Eigenwoningforfait

Beschrijving:

Huishoudens met een eigen woning dienen afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde een percentage van de WOZ-waarde bij het belastbaar inkomen op te tellen. Deze regeling is de keerzijde van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning.

Doelstelling:

Het doelmatig belasten van het voordeel in natura (het woongenot) van een eigen woning, door een forfaitaire benadering.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

defiscalisering/naar box 3

Beleidsuitwerking

uitwerking is nog bezig

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste post is.

  

Regeling:

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Beschrijving:

Aan eigenwoningbezitters zonder eigenwoningschuld of met een lage eigenwoningschuld wordt een aftrek toegekend ter hoogte van een deel van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten. De regeling wordt vanaf 2019 in een periode van dertig jaar uitgefaseerd. In 2021 bedraagt dat deel 90%. Hierdoor hoeven eigenwoningbezitters met geen of een lage eigenwoningschuld in 2021 alleen over 10% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten belasting te betalen.

Doelstelling:

Bevordering aflossing eigenwoningschuld en lastenverlichting eigenaar-bewoners met geen of een lage eigenwoningschuld.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. Geen volgende evaluatie beoogd, omdat de regeling wordt afgeschaft.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

Afschaffen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

Beschrijving:

Voor schenkingen aan personen tussen de 18 en 40 jaar ten behoeve van de eigen woning geldt een eenmalige vrijstelling. De vrijstelling bedraagt € 105.302.

Doelstelling:

Verminderen van de eigenwoningschuld van Nederlandse huishoudens.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning, SEO, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 35 572, nr. 95. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

niet of beperkt

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

uitwerking is nog bezig

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2018. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastingplichtigen in dat jaar zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.

  

Regeling:

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

Beschrijving:

Het reguliere belastingtarief in de overdrachtsbelasting bedraagt tot en met 2020 6%. In afwijking hiervan geldt voor woningen een tarief van 2%. Dit tarief is uitsluitend van toepassing op de verkrijging van woningen of van rechten waaraan deze zijn onderworpen. Onder woningen wordt in dit kader verstaan onroerende zaken die naar hun aard zijn bestemd voor bewoning door particulieren. Het maakt geen verschil of de verkrijger de woning zelf gaat bewonen of dat de verkrijger de woning verhuurt aan een particulier. Met ingang van 2021 bedraagt het reguliere belastingtarief 8% en wordt het verlaagde tarief van 2% beperkt tot verkrijging van woningen door natuurlijke personen die de woning als hoofdverblijf gaan gebruiken.

Doelstelling:

Structureel bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012, CPB, 2020. https://www.cpb.nl/evaluatie-verlaging-overdrachtsbelasting-2011-2012. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Totale ontvangsten overdrachtsbelasting volgens raming CPB.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling woning starters

Beschrijving:

Eenmalige vrijstelling voor aankoop van een woning door een persoon die meerderjarig is en jonger dan 35 jaar en de woning zelf gaat bewonen. Vanaf 1 april 2021 geldt bovendien een woningwaardegrens van € 400.000. Bij verkrijging boven deze grens geldt over het gehele bedrag het tarief van 2%.

Doelstelling:

Verbeteren van de positie van starters op de woningmarkt ten opzichte van beleggers.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2025.

Ramingsgrond:

Data Kadaster

  

Regeling:

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

Beschrijving:

Het terugkopen van een VoV (verkoop onder voorwaarden)-woning van een particulier door een VoV-aanbieder wordt onder specifieke voorwaarden vrijgesteld van overdrachtsbelasting.

Doelstelling:

Het aantrekkelijk houden voor VoV-aanbieders om, ook na invoering van de wet differentiatie overdrachtsbelasting, VoV-woningen met gunstige voorwaarden te verkopen aan koopstarters.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Deze maatregel wordt in 2022 ingevoerd. Voorlopig is nog geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers van Opmaat, de grootste aanbieder van verkoop onder voorwaarden producten, over het aantal licentiehouders en aantal verkopen per jaar.

  

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

 

Regeling:

Vermindering verhuurderheffing

Beschrijving:

Deze regeling is beschikbaar voor belastingplichtigen in het kader van de verhuurderheffing, die onder andere investeren in huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens. Het bedrag aan heffingsvermindering dat genoemd is in de investeringsverklaring van RVO, wordt van de verhuurderheffing afgetrokken. Het budget is € 698,5 miljoen over de jaren 2014 tot en met 2021. Met ingang van 2019 is een nieuwe heffingsvermindering geïntroduceerd. Het doel hiervan is het stimuleren van de verduurzaming van huurwoningen door verhuurders. Het beschikbare budget voor deze nieuwe heffingsvermindering loopt jaarlijks op met € 26 miljoen tot structureel € 104 miljoen in 2022. Per 2020 wordt in de verhuurderheffing aanvullend een structurele heffingsvermindering van € 100 miljoen per jaar opgenomen voor nieuwbouw van woningen in regio’s waar de druk op de woningmarkt het grootst is.

Doelstelling:

Stimulering van maatschappelijk gewenste investeringen (zoals sloop, renovatie, transformatie en nieuwbouw van huurwoningen).

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing, Ecorys, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 27 926, nr. 321. De volgende evaluatie is beoogd in 2025.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

invullen

Beleidsuitwerking

invullen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2020. Raming 2021 en 2022 op basis van gegevens investeringsverklaringen RVO t/m juli 2021. Budgettair belang is op kasbasis.

  

Regeling:

Kamerverhuurvrijstelling

Beschrijving:

Indien de inkomsten uit verhuur - anders dan voor korte duur - van woonruimte die geen zelfstandige woning vormt en onderdeel is van het hoofdverblijf van de verhuurder, niet meer bedragen dan € 5.668 per jaar, blijft het verhuurde deel van de eigen woning vallen onder de fiscale behandeling van de eigen woning, in plaats van de forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3. Het maximumhuurbedrag wordt jaarlijks op basis van de huurontwikkeling geïndexeerd.

Doelstelling:

Vergroten van het particuliere kameraanbod, met name voor studenten.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie kamerverhuurvrijstelling, BZK, 2017. Kamerstukken II 2017-2018, 33 104, nr. 12. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Raming zonder recente gegevensbron. Laatst gebruikte bron betreft cijfers VROM uit 2006 over aantal kamers.

  

Regeling:

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

Beschrijving:

In het overgangsrecht van de Wet IB 2001 zijn vrijstellingen voor bepaalde kapitaalverzekeringen, spaarrekeningen en beleggingsrechten opgenomen. Onder voorwaarden geldt een box 1-vrijstelling voor het voordeel (de uitgekeerde rente of het rendement op de premie/inleg) uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) waardoor deze niet in box 3 vallen. Per 1 april 2013 is de faciliteit vervallen en voor bestaande contracten ondergebracht in het overgangsrecht. Het kapitaal dan wel de inleg kunnen niet meer worden verhoogd en de looptijd kan niet worden verlengd. Tevens gelden er vrijstellingen voor andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964.

Doelstelling:

Eerbiedigen van bestaande rechten op bepaalde vrijstellingen kapitaalsuitkeringen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, want de regeling is vervallen voor nieuwe gevallen.

Ramingsgrond:

Gegevens van DNB (tot en met 2015) en het Verbond van Verzekeraars (tot en met 2016) over levensverzekeringen.

  

Regeling:

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

Beschrijving:

Rechten op prestaties uit levensverzekering in verband met het overlijden van de belastingplichtige worden tot een bedrag van maximaal € 7.348 vrijgesteld van de rendementsgrondslag. De prestaties kunnen de vorm hebben van een kapitaalsuitkering of een uitkering in natura (het verzorgen van de uitvaart van de verzekeringnemer).

Doelstelling:

Sociaal beleid (aangezien sprake is van financiering van een begrafenis of crematie) en doelmatigheid (het voorkomen van administratieve lasten voor polissen met een financieel beperkte omvang).

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden in box 3, FIN, 2005. Kamerstukken II 2005-2006, 30 375, nr. 2, bijlage 11. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023-2026

Ramingsgrond:

Gegevens van DNB over overlijdensverzekeringen t/m 2015.

  

Regeling:

Vrijstelling groen beleggen box 3

Beschrijving:

Op grond van deze regeling is € 60.429 aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling van € 120.858. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen en beleggingen in groenprojecten.

Ministerie:

IenW, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Evaluatie Regeling groenprojecten 2016, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

ja

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018.

  

Regeling:

Heffingskorting groen beleggen box 3

Beschrijving:

De heffingskorting voor groene beleggingen sluit aan op de vrijstelling in box 3 voor groene beleggingen. De korting bedraagt 0,7% van het bedrag dat is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen en beleggingen in groenprojecten.

Ministerie:

IenW, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Evaluatie Regeling groenprojecten 2016, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

ja

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2018.

  

Regeling:

Heffingvrij vermogen box 3

Beschrijving:

Een algemene vrijstelling in box 3 van € 50.000 per belastingplichtige. Bij een rendementsgrondslag groter dan het heffingvrije vermogen, wordt het meerdere in de heffing betrokken. Het bedrag aan heffingvrij vermogen wordt jaarlijks geïndexeerd en wordt in 2021 beleidsmatig verhoogd.

Doelstelling:

Doelmatigheid (vermindering van aantal belastingplichtigen).

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De regeling loopt mee in de besluitvorming over box 3 en de lastenverdeling in den brede. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

Beschrijving:

De Natuurschoonwet 1928 voorziet in fiscale tegemoetkomingen in de schenk- en erfbelasting, overdrachtsbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en onroerendzaakbelasting aan eigenaren van onroerende zaken als deze eigenaren hun onroerend goed als landgoed in stand houden en daarmee het natuurschoon bevorderen. Er zijn extra faciliteiten indien het landgoed voor het publiek wordt opengesteld.

Doelstelling:

Het natuurschoon en cultureel erfgoed behouden door landgoederen als geheel te bewaren en versnippering tegen te gaan. Stimuleren van particulier natuurbeheer en realisatie van nieuwe natuur en bos door particulieren op landbouwgrond. Openstelling van landgoederen voor het publiek.

Ministerie:

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928, Ecorys, 2014. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 90. De volgende evaluatie is beoogd in 2033.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Aantal gerangschikte landgoederen volgens RVO t/m 2020. Geen aangiftecijfers beschikbaar, dus het budgettaire belang wordt voor alle jaren geraamd aan de hand van inschattingen van de Belastingdienst.

  

Regeling:

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap box 3

Beschrijving:

Voorwerpen van kunst en wetenschap vallen niet in de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing ook indien deze niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt. Voorwerpen van kunst en wetenschap die hoofdzakelijk ter belegging worden aangehouden, zijn uitgezonderd van de vrijstelling om een ongerechtvaardigde bevoordeling ten opzichte van andere beleggingen te voorkomen.

Doelstelling:

Het particuliere kunstbezit en de kunstuitleen van particulieren aan musea in Nederland stimuleren.

Ministerie:

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regeling.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3

Beschrijving:

Deze regeling bewerkstelligt dat voor de forfaitaire rendementsheffing de volgende bezittingen van de grondslag worden uitgezonderd: bossen, bepaalde natuurterreinen en de volgens de Natuurschoonwet als zodanig aangewezen landgoederen. Gebouwde eigendommen vallen niet onder de vrijstelling.

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De regeling zal in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 12, waarna een volgende evaluatie zal worden gepland in de periode 2023-2026.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

deels

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

 

Regeling:

Zelfstandigenaftrek

Beschrijving:

De zelfstandigenaftrek is een aftrek in de IB van € 6.670 voor ondernemers die voldoen aan het urencriterium en die aan het begin van het kalenderjaar de pensioengerechtige leeftijd nog niet hebben bereikt. Na de pensioengerechtigde leeftijd wordt de zelfstandigenaftrek gehalveerd. Vanaf 2020 wordt de zelfstandigenaftrek stapsgewijs verlaagd, tot € 3.240 in 2036.

Doelstelling:

Het stimuleren van ondernemerschap.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Extra zelfstandigenaftrek starters

Beschrijving:

Startende ondernemers in de IB die in één of meer van de vijf voorgaande jaren geen ondernemer waren en bij wie in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, hebben recht op een extra zelfstandigenaftrek van € 2.123.

Doelstelling:

Het stimuleren van ondernemerschap en het bevorderen van de bereidheid om startersrisico te lopen.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

Beschrijving:

De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in de IB wordt geboden in de startfase van de onderneming ingeval niet aan het normale urencriterium van 1.225 uur wordt voldaan, maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur. De aftrekpost bedraagt € 12.000 voor het eerste jaar, € 8.000 voor het tweede jaar en € 4.000 voor het derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst.

Doelstelling:

Stimuleren van het starten van een onderneming vanuit een uitkering inzake arbeidsongeschiktheid.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei en SZW, artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

Meewerkaftrek

Beschrijving:

Indien de partner van een ondernemer in de IB meewerkt in diens onderneming zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen, heeft de ondernemer die voldoet aan het urencriterium recht op de meewerkaftrek. De aftrek is afhankelijk van het aantal door de partner gewerkte uren in de onderneming en bedraagt tussen de 1,25% van de winst (indien ten minste 525 uur wordt meegewerkt) en 4% van de winst (indien ten minste 1.750 uur wordt meegewerkt).

Doelstelling:

Fiscaal faciliteren van arbeid in de onderneming van de partner zonder de verplichting tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Stakingsaftrek

Beschrijving:

Bij de staking van een onderneming of een deel ervan is van de behaalde stakingswinst maximaal € 3.630 vrijgesteld van belastingheffing in de IB. Op de in een kalenderjaar berekende stakingsaftrek wordt de in het verleden genoten stakingsaftrek in mindering gebracht.

Doelstelling:

De stakingsaftrek beoogt een verzachting van belastingheffing te geven over de stakingswinst. De stakingsaftrek is de voortzetting – zij het op een lager niveau – van de stakingsvrijstelling van de Wet IB 1964.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

Beschrijving:

Ondernemers in de IB die voldoen aan het urencriterium en in het kalenderjaar ten minste 500 uur hebben besteed aan werk dat bij een zogenoemde S&O-verklaring kwalificeert als speur- en ontwikkelingswerk, hebben recht op een aftrek van € 13.188. Voor starters wordt deze aftrek onder voorwaarden verhoogd met € 6.598.

Doelstelling:

Bevorderen van technologische vernieuwingen.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358. De volgende evaluatie is beoogd in 2024

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

ja

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Willekeurige afschrijving starters

Beschrijving:

Startende ondernemers in de IB kunnen op basis van deze regeling willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in een kalenderjaar waarover voor hen de extra zelfstandigenaftrek starters van toepassing was.

Doelstelling:

Het stimuleren van ondernemerschap.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, de budgettaire kosten zijn gebaseerd op een veronderstelling van het aantal gebruikers en hun investeringen.

  

Regeling:

Doorschuiving stakingswinst

Beschrijving:

Op verzoek is onder voorwaarden doorschuiving van stakingswinst zonder inkomstenbelastingheffing mogelijk in het kader van overdracht van (een deel van) de onderneming. Hiervan is sprake in geval van overlijden, echtscheiding, overdracht van de onderneming aan alle medeondernemers die gedurende drie jaar een gezamenlijke onderneming drijven, of in geval van inbreng van de onderneming in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap. De belastingplichtige voor wiens rekening de onderneming zal worden voortgezet, is verplicht de oude boekwaarden van de overgedragen vermogensbestanddelen over te nemen.

Doelstelling:

Ondersteunen van de continuïteit van de onderneming, in het kader van liquiditeitsproblemen die kunnen ontstaan als gevolg van de fiscale claim die rust op een bedrijfsoverdracht.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.

  

Regeling:

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

Beschrijving:

Onder voorwaarden wordt (op verzoek) een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht, erfrecht of schenking, van een aanmerkelijk belang niet als vervreemding aangemerkt. De verkrijgingprijs van de aandelen van de overdrager wordt dan doorgeschoven naar de overnemer.

Doelstelling:

Het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, doordat op het moment van overgang niet hoeft te worden afgerekend over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkrijgingsprijs van de aandelen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.

  

Regeling:

Mkb-winstvrijstelling

Beschrijving:

De mkb-winstvrijstelling is een vrijstelling van een deel van de winst voor ondernemers in de IB. Sinds 2014 bedraagt de mkb-winstvrijstelling 14% van de winst nadat de winst is verminderd met de ondernemersaftrek.

Doelstelling:

Stimuleren van ondernemerschap.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

Beschrijving:

De terbeschikkingstellingsvrijstelling bedraagt 12% van het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit terbeschikkingstellingswerkzaamheden, te weten het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een verbonden onderneming, werkzaamheid of vennootschap.

Doelstelling:

Het voorkomen van arbitrage tussen de verschillende boxen en een beter evenwicht in fiscale behandeling tussen enerzijds ondernemers en anderzijds houders van een aanmerkelijk belang.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Laag vpb-tarief

Beschrijving:

Tot 2018 gold een lager tarief van 20% voor winsten tot € 200.000. In 2019 is dit lager tarief verlaagd naar 19% en in 2020 naar 16,5%. In 2021 is het lager tarief verder verlaagd naar 15% en is de schijfdrempel verhoogd naar € 245.000. Vanaf het jaar 2022 wordt de schijfdrempel verder verhoogd tot € 395.000.

Doelstelling:

Lager belasten van bedrijven met lagere fiscale winsten

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2018. CPB raming (KMEV) basis voor ramingen.

  

Regeling:

Innovatiebox

Beschrijving:

Op verzoek en onder voorwaarden worden winsten uit zelf-ontwikkelde immateriële activa belast in de vennootschapsbelasting tegen een effectief tarief van 7%. Tot en met 2017 bedroeg het effectieve tarief 5%. Er kan gekozen worden voor toepassing van de forfaitaire regeling voor maximaal 3 jaar. Hierbij wordt van een belastingplichtige met een zelf-ontwikkeld immaterieel activum 25% van de winst aangemerkt als winsten uit immateriële activa met een maximum van € 25.000.

Doelstelling:

Stimuleren, aantrekken en behouden van speur- en ontwikkelingswerk en bevorderen vestigingsklimaat.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie innovatiebox 2010 tot 2012, Dialogic, 2016. Kamerstukken II 2015-2016, 34 302, nr. 111. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2018.

  

Regeling:

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

Beschrijving:

Onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling zijn winsten en verliezen die een belastingplichtige behaalt door middel van een deelneming vrijgesteld in de vennootschapsbelasting. De liquidatieverliesregeling vormt een uitzondering hierop op grond waarvan het verlies op een deelneming – onder voorwaarden – toch in aftrek kan worden gebracht als de deelneming wordt ontbonden.

Doelstelling:

Het kunnen verrekenen van verliezen van deelnemingen en op deze wijze bevorderen vestigingsklimaat.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2018.

  

Regeling:

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Beschrijving:

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek over een gedeelte van het investeringsvolume. De hoogte van de aftrek is afhankelijk van de hoogte van de investering. De aftrek bedraagt maximaal € 16.568.

Doelstelling:

Bevorderen van investeringen van relatief geringe omvang, die in het algemeen gedaan zullen worden in het midden- en kleinbedrijf.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2022 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2018. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Geraamde endogene groei vanaf 2019 is gelijk aan groei investeringen overige vaste activa volgens de augustusraming 2020 van het CPB.

  

Regeling:

Energie-investeringsaftrek (EIA)

Beschrijving:

De EIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst verleend voor door de Minister van EZK aangewezen investeringen in nieuwe energiebesparende bedrijfsmiddelen en maatregelen. De aftrek bedraagt vanaf 2021 45,5%. De EIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen ten behoeve van een doelmatig energiegebruik.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie Energie-investeringsaftrek 2012-2017, CE Delft, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 34 785, nr. 91. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2020 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2021 en 2022 is budget.

  

Regeling:

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Beschrijving:

De MIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst voor milieu-investeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Er zijn drie verschillende categorieën op de Milieulijst, waarbij respectievelijk 36%, 27% en 13,5% aftrek wordt verleend. De MIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen ter bescherming van het milieu.

Ministerie:

IenW, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie MIA\Vamil, CE Delft, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 34 785, nr. 89. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

ja

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2020 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2021 en 2022 is budget.

  

Regeling:

VAMIL

Beschrijving:

Op basis van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) mag willekeurig worden afgeschreven op door de Minister van IenW aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst) tot 75% van de aanschaf- of voortbrengingskosten. Deze regeling in de IB en Vpb leidt voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. De VAMIL is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen ter bescherming van het milieu.

Ministerie:

IenW, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie MIA\Vamil, CE Delft, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 34 785, nr. 89. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

ja

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2020 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2021 en 2022 is budget.

  

Regeling:

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

Beschrijving:

Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemeen systeem van winstbepaling in de IB en Vpb, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald. Uitgangspunt hierbij vormt de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Als voor een schip voor de tonnageregeling wordt gekozen, geldt dit voor een periode van 10 jaar.

Doelstelling:

Bevorderen en stimuleren van de zeescheepvaart in Nederland.

Ministerie:

IenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid, Panteia, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 31 409, nr. 67. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Raming zonder actuele gegevensbron; de raming is een conjunctuurvrije, gemiddelde schatting die gemaakt is ten behoeve van de laatste evaluatie.

  

Regeling:

Willekeurige afschrijving zeeschepen

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb biedt de mogelijkheid om vervroegd af te schrijven op zeeschepen. De regeling kan uitsluitend worden toegepast indien niet wordt gekozen voor de forfaitaire winstbepaling en bedraagt per jaar maximaal 20% van de af te schrijven aanschaffings- en voortbrengingskosten.

Doelstelling:

Het stimuleren van ondernemerschap.

Ministerie:

IenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid, Panteia, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 31 409, nr. 67. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

Beschrijving:

Op grond van deze regeling worden voordelen uit een landbouwbedrijf die verband houden met de waardeverandering van de grond, niet tot de fiscale winst (IB en Vpb) gerekend. De regeling is niet van toepassing als de waardeverandering optreedt in het kader van de bedrijfsuitoefening. Een waardestijging van de grond die de gebruikelijke waarde binnen een landbouwbedrijf te boven gaat is belast.

Doelstelling:

Instandhouding van de fiscale behandeling van grond ten behoeve van voordelen uit een landbouwbedrijf.

Ministerie:

LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.

Evaluatie:

IBO Agro-, visserij- en voedselketens, EZ, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr. 25. De volgende evaluatie is beoogd in 2022.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2019. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Bosbouwvrijstelling

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb houdt in dat voor- en nadelen uit bosbouwbedrijf niet tot de winst worden gerekend. Het staat de belastingplichtige vrij te opteren voor het buiten toepassing laten van de vrijstelling. Toepassing van de facultatieve regeling blijft, indien gebruik wordt gemaakt van de optie, gelden voor een periode van ten minste 10 jaar.

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 12, waarna een volgende evaluatie zal worden gepland in de periode 2023-2026.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

deels

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Inkomensschattingen LEI.

  

Regeling:

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb voorziet in een (gedeeltelijke) vrijstelling voor aangewezen subsidieregelingen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur (SVNL en SKNL).

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 12, waarna een volgende evaluatie zal worden gepland in de periode 2023-2026.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

deels

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Subsidiebedragen provincies SVNL en SKNL tot en met 2020. Cijfer 2021 en 2022 is budget.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling cultuurgrond

Beschrijving:

Vrijgesteld is de verkrijging van cultuurgrond – daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop – die ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Voorwaarde is dat de exploitatie van de cultuurgrond voor een aaneensluitende periode van tien jaar wordt voortgezet.

Doelstelling:

Versterken van de economische structuur van de land- en tuinbouwsector.

Ministerie:

LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.

Evaluatie:

IBO Agro-, visserij- en voedselketens, EZ, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr. 25. In 2021 vindt er een verkenning plaats, naar aanleiding hiervan wordt bepaald of verder onderzoek nodig is.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2013.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

Beschrijving:

Vrijgesteld van overdrachtsbelasting is de verkrijging door een familielid van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan (de continuering) van een onderneming. De regeling vindt slechts toepassing indien de overdragende ondernemer een ouder of grootouder betreft en de onderneming in haar geheel (al dan niet in fasen) wordt voortgezet door het verkrijgende familielid.

Doelstelling:

Stimuleren van overdracht onderneming aan de volgende generatie.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2013.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

Beschrijving:

Voor een geërfde of geschonken onderneming geldt, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, een voorwaardelijke vrijstelling van erfbelasting respectievelijk schenkbelasting voor het ondernemingsvermogen. Indien de geërfde of geschonken onderneming voor een periode van 5 jaar wordt voortgezet, wordt de voorwaardelijke vrijstelling definitief. De vrijstelling bedraagt 100% van de going-concernwaarde van de onderneming tot een bedrag van € 1.119.845. Voor het meerdere geldt een vrijstelling van 83%.

Doelstelling:

Bevorderen continuïteit van de onderneming.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

vervolgonderzoek

Beleidsuitwerking

vervolgonderzoek

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2017.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

Beschrijving:

ANBI’s zijn per 2006 geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Voor sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) is de vrijstelling ingegaan per 2010.

Doelstelling:

Bevorderen van schenken en nalaten aan ANBI’s en SBBI’s.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is uiterlijk in 2025 beoogd.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

ja

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Intensivering

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron. Laatste cijfers Belastingdienst uit 2005 toen het nog niet volledig was vrijgesteld. Trend is doorgetrokken.

  

Regeling:

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

Beschrijving:

Giften aan onder andere ANBI's zijn aftrekbaar. De totale aftrek bedraagt ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.

Doelstelling:

Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

ja

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Intensivering

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2018 definitief, t/m 2019 voorlopig.

  

Regeling:

RDA (m.i.v. 2016 geïntegreerd in WBSO)

Beschrijving:

De Research & Development aftrek (RDA) was een extra aftrekpost voor kosten en investeringen, zoals apparatuur en materialen, voor de ontwikkeling van innovatieve producten en diensten. De RDA was een gebudgetteerde regeling. Vanaf 2016 is het budget van de RDA geïntegreerd in de WBSO.

Doelstelling:

Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, omdat de regeling is afgeschaft.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Loonbelasting

 

Regeling:

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

Beschrijving:

De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) is van toepassing op werknemers die direct betrokken zijn bij speur- en ontwikkelingswerk. De afdrachtvermindering bedraagt 32% van het S&O-loon van die werknemers (40% voor starters). Voor zover het S&O-loon meer bedraagt dan € 350.000, bedraagt de vermindering 14% van het loon. De WBSO is een gebudgetteerde regeling. Eventuele overschrijdingen of onderuitputtingen van het budget uit t-1 worden ten laste/bate van het budget in t+1 gebracht. Vanaf 2016 is het budget van de RDA geïntegreerd in de WBSO.

Doelstelling:

Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

ja

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst uit loonbelastingaangiften over gebruik WBSO t/m 2020. Cijfer 2021 en 2022 is budget.

  

Regeling:

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga’s van startups

Beschrijving:

Voor dga’s van startups gelden niet de normale regels voor de bepaling van het zogenoemde gebruikelijk loon. Zij mogen het gebruikelijk loon op het wettelijk minimumloon vaststellen.

Doelstelling:

Het stimuleren van startups.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

De regeling heeft een horizonbepaling en loopt af op 1 januari 2023. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Raming gebaseerd op aantal bedrijven met S&O-startersverklaring op basis van raming RVO, en andere rekenveronderstellingen.

  

Regeling:

Vrijstelling aandelenopties werknemers van startups

Beschrijving:

Indien tussen de werknemer en de startup aandelenopties worden overeengekomen, zorgt de vrijstelling ervoor dat het genoten voordeel uit de vervreemding of uitoefening van deze aandelenopties slechts voor 75% als loon wordt belast, voor zover het genoten voordeel niet meer bedraagt dan € 50.000. Daarnaast dient de toekenning van het optierecht reeds twaalf maanden geleden te hebben plaatsgevonden en geldt de mogelijkheid tot toepassing van de vrijstelling voor de duur van vijf kalenderjaren na toekenning van het optierecht.

Doelstelling:

Het stimuleren van het door werknemers investeren in de startup waar zij werkzaam zijn door middel van de aanvaarding van aandelenopties in plaats van regulier loon.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

Op dit moment is geen evaluatie gepland vanwege de heroverweging van de regeling.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

30%-regeling

Beschrijving:

De werkgever mag aan ingekomen en uitgezonden werknemers onder voorwaarden een forfaitaire onbelaste vergoeding geven van maximaal 30% van het loon inclusief die vergoeding. Deze forfaitaire vergoeding komt in de plaats van de mogelijkheid om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. Naast deze forfaitaire vergoeding kan de werkgever aan deze werknemers ook de schoolgelden voor internationale scholen onbelast vergoeden of verstrekken. Vanaf 2019 is de maximale looptijd van de 30%-regeling ingekort tot vijf jaar. Voor werknemers die vóór 1 januari 2019 gebruik maakten van de 30%-regeling geldt overgangsrecht tot 1 januari 2021.

Doelstelling:

De 30%-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen en uitgezonden werknemers. De regeling heeft als doel:(a) het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is;(b) een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat; en(c) verminderen van administratieve lasten voor werkgevers en werknemers.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie 30%-regeling, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 84. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

ja

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Verbetering binnen regeling

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. De opbrengst bij afschaffing van de regeling is lager dan het vermelde budgettair belang, aangezien zonder de regeling de werkelijke kosten belastingvrij vergoed kunnen worden.

  

Regeling:

Afdrachtvermindering zeevaart

Beschrijving:

Deze vermindering mag worden toegepast ter zake van het loon van zeevarenden die werken op een Nederlands schip. De vermindering bedraagt 40% van het loon voor zeevarenden die in Nederland of in een ander EU- of EER-land wonen. Voor overige zeevarenden die onderworpen zijn aan de loonbelasting of premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen is het percentage vastgesteld op 10%.

Doelstelling:

Ondersteunen van de sector met de daaraan verbonden werkgelegenheid en het in stand houden van een vloot onder Nederlandse vlag.

Ministerie:

IenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid, Panteia, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 31 409, nr. 67. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte loonbelasting t/m 2020.

  

Regeling:

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

Beschrijving:

De werkgever mag onder voorwaarden maximaal een maandsalaris belastingvrij uitkeren na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en opnieuw na een diensttijd van ten minste 40 jaar.

Doelstelling:

Sociaal beleid (uitkering bij jubilea buiten de heffing te laten).

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2025.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen en CBS-tabellen over banen, leeftijdsklassen en anciënniteit.

  

Regeling:

Levensloopverlofkorting

Beschrijving:

Om de aantrekkelijkheid van de levensloopregeling als alternatief voor het spaarloon te vergroten, werd aan werknemers per jaar waarin een voorziening in het kader van een levensloopregeling is opgebouwd een bij de opname van het tegoed te verzilveren tegemoetkoming toegekend in de vorm van een levensloopverlofkorting. De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft voor nieuwe gevallen. Voor deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 een aanspraak ingevolge levensloopregeling hebben opgebouwd waarvan de waarde in het economische verkeer minimaal € 3.000 bedroeg, geldt een overgangsregeling tot en met 31 december 2021. Onderdeel van deze overgangsregeling is dat sinds 1 januari 2012 bij inleg in de levensloopregeling geen levensloopverlofkorting meer wordt opgebouwd, maar dat de op 31 december 2011 opgebouwde rechten op de levensloopverlofkorting niet vervallen en nog steeds kunnen worden verzilverd bij de opname van het levenslooptegoed. Het bedrag van de levensloopverlofkorting wordt ook na 2011 nog steeds geïndexeerd en bedraagt in 2020 € 219 per jaar waarin vóór 1 januari 2012 een voorziening in het kader van een levensloopregeling is opgebouwd, verminderd met de reeds verzilverde bedragen.

Doelstelling:

Respecteren bestaande rechten.

Ministerie:

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, omdat de oorspronkelijke regeling is afgeschaft en er slechts sprake is van toepassing van overgangsrecht.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Overdrachtsbelasting (OVB)

 

Regeling:

OVB Vrijstelling stedelijke herstructurering

Beschrijving:

De vrijstelling stedelijke herstructurering bestaat uit drie onderdelen, te weten:(a) de vrijstelling die het mogelijk maakt voor wijkontwikkelingsmaatschappijen huizen te verkrijgen zonder overdrachtsbelasting;(b) de vrijstelling die het voor woningcorporaties mogelijk maakt om ter financiering van stedelijke herstructurering huizen zonder overdrachtsbelasting over te dragen aan een landelijk werkende toegelaten instelling; en(c) de vrijstelling die ertoe strekt de verkrijging van onroerende zaken van wijkontwikkelings-maatschappijen door de deelnemers in een dergelijke maatschappij in bepaalde situaties vrij te stellen van overdrachtsbelasting.

Doelstelling:

Stimulering van stedelijke herstructurering.

Ministerie:

BZK, artikel 3: Woningmarkt.

Evaluatie:

Evaluatie WOM-regeling, Companen, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 79. In 2021 vindt er een verkenning plaats, naar aanleiding hiervan wordt bepaald of verder onderzoek nodig is.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling inrichting landelijk gebied

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn verkrijgingen krachtens de Wet inrichting landelijk gebied. De vrijstelling bevordert de overdracht van de onroerende zaken via kavelruil en herverkaveling doordat de overdracht zonder overdrachtsbelasting kan plaatsvinden. Dit maakt het eenvoudiger om wegen, waterlopen en overige infrastructuur aan te leggen en gronden van eigenaren kunnen zo dichter bij elkaar worden gebracht.

Doelstelling:

Structuurverbetering van het landelijk gebied.

Ministerie:

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. In 2021 vindt er een verkenning plaats, naar aanleiding hiervan wordt bepaald of verder onderzoek nodig is.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

deels

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn verkrijgingen door het Bureau Beheer Landbouwgronden. Per 01-01-2019 is het Bureau Beheer Landbouwgronden gestopt met haar werkzaamheden.

Doelstelling:

Structuurverbetering van het landelijk gebied.

Ministerie:

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. In 2021 vindt er een verkenning plaats, naar aanleiding hiervan wordt bepaald of verder onderzoek nodig is.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

deels

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling natuurgrond

Beschrijving:

Vrijgesteld is de verkrijging van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. De vrijstelling is beperkt tot grond. Voor zover er opstallen aanwezig zijn, is de vrijstelling niet van toepassing. Als voorwaarde voor de vrijstelling geldt dat tot minimaal tien jaar na de verkrijging de natuurgrond nog steeds behouden en ontwikkeld wordt.

Doelstelling:

Bevorderen en behoud van natuurschoon in handen van private partijen.

Ministerie:

LNV, artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. In 2021 vindt er een verkenning plaats, naar aanleiding hiervan wordt bepaald of verder onderzoek nodig is.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

deels

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Heffingskortingen

 

Regeling:

Algemene heffingskorting

Beschrijving:

De algemene heffingskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen. Iedereen heeft recht op de korting, maar de hoogte is inkomensafhankelijk. De korting bedraagt maximaal € 2.837. Vanaf een belastbaar inkomen van € 68.507 bedraagt de korting nul.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Arbeidskorting

Beschrijving:

De arbeidskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen voor werkenden. De hoogte van de korting hangt af van de hoogte van het arbeidsinkomen. De korting bedraagt maximaal € 4.205 en bedraagt nul vanaf een belastbaar inkomen van € 105.735.

Doelstelling:

Stimuleren van arbeidsparticipatie en daarmee samenhangend, het verkleinen van de armoedeval.

Ministerie:

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Beschrijving:

De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een heffingskorting voor ouders met een arbeidsinkomen boven een bepaalde drempel. Een ouder komt in aanmerking als deze een werkende alleenstaande is of de minstverdienende van twee werkende partners, en als deze in het belastingjaar ten minste zes maanden een kind dat aan het begin van het belastingjaar jonger dan 12 jaar oud was, op zijn woonadres heeft staan ingeschreven. De korting bedraagt maximaal € 2.815.

Doelstelling:

Stimuleren van arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen.

Ministerie:

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Jonggehandicaptenkorting

Beschrijving:

De jonggehandicaptenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering volgens de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong-uitkering) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de wet Wajong. De korting vervalt als de belastingplichtige ouderenkorting krijgt. De korting bedraagt € 761.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning jonggehandicapten.

Ministerie:

SZW, artikel 4: Jonggehandicapten.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Alleenstaande ouderenkorting

Beschrijving:

De alleenstaande ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die een AOW-uitkering voor een alleenstaande ontvangen, of die een AOW-uitkering voor een alleenstaande zouden ontvangen als ze minimaal één jaar verzekerd zouden zijn geweest voor de AOW. De korting bedraagt € 443.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning alleenstaande ouderen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Regeling:

Ouderenkorting

Beschrijving:

De ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die op 31 december van het belastingjaar de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De korting bedraagt € 1.703 voor verzamelinkomens tot en met € 37.970 en wordt voor verzamelinkomens daarboven met 15% afgebouwd tot € 0.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning ouderen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1

Ramingsgrond:

MIMOSI.

  

Energiebelasting

 

Regeling:

EB Verlaagd tarief glastuinbouw

Beschrijving:

Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt in de eerste twee schijven een verlaagd tarief in de energiebelasting.

Doelstelling:

Het voorkomen van een onbedoelde lastenverzwaring voor de relatief kleinschalige energie-intensieve glastuinbouwsector bij de invoering van de energiebelasting, zoals deze met de degressieve tariefstructuur werd bereikt voor de andere energie-intensieve sectoren.

Ministerie:

LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.

Evaluatie:

Evaluatie energiebelastingtarief glastuinbouw, LEI Wageningen UR en CE Delft, 2016 en Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

ja

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

ja

Aanbeveling

Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie, in samenhang met uitfaseren degressieve stelsel.

Beleidsuitwerking

Momenteel geen beleidsuitwerking

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2020.

  

Regeling:

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

Beschrijving:

Non-profitinstellingen en kerkgebouwen die ten dienste staan van de openbare eredienst of het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, hebben recht op teruggaaf van de helft van de betaalde energiebelasting.

Doelstelling:

Bieden van compensatie aan de beheerders van dergelijke gebouwen, aangezien kerken e.d. weinig betaald personeel hebben en geen vennootschapsbelasting betalen waardoor enig voordeel in de vorm van een terugsluis deze doelgroep niet bereikt.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

redelijk

Doelmatig:

ja

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie

Beleidsuitwerking

Momenteel geen beleidsuitwerking

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2020.

  

Regeling:

EB Teruggaaf energie-intensieve industrie

Beschrijving:

Teruggaaf van energiebelasting voor het elektriciteitsgebruik bij een verbruik van meer dan 10 miljoen kWh voor energie-intensieve bedrijven die deelnemen aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie.

Doelstelling:

Primair maakt de regeling deel uit van de beleidsarme implementatie van de Richtlijn Energiebelastingen per 2004. Secundair wordt deelname aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie bevorderd.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

beperkt

Doelmatig:

ja

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie

Beleidsuitwerking

Momenteel geen beleidsuitwerking

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2020.

  

Regeling:

EB Salderingsregeling

Beschrijving:

De salderingsregeling in de energiebelasting geldt voor kleinverbruikers die duurzame energie opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen. Per kalenderjaar wordt de van het net afgenomen elektriciteit weggestreept tegen de teruggeleverde elektriciteit. Voor salderen is de bovengrens het eigen jaarlijkse verbruik. Voor de geproduceerde elektriciteit boven het eigen verbruik ontvangt de kleinverbruiker van zijn energieleverancier een terugleververgoeding.

Doelstelling:

Stimuleren van energieopwekking middels zonnepanelen en het in overeenstemming brengen van de toepassing van energiebelasting met de praktijk van terugdraaimeters.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

De historische impact van salderen, PwC, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 239, nr. 251. Geen volgende evaluatie beoogd.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

Momenteel geen beleidsuitwerking

Ramingsgrond:

Raming op basis van cijfers PBL over elektriciteitsproductie uit zon-PV (KEV 2020).

  

Regeling:

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

Beschrijving:

Deze post omvat de vrijstelling voor verbruik van aardgas voor metallurgische en mineralogische procedés in de energiebelasting, de vrijstelling voor verbruik van elektriciteit voor metallurgische en elektrolytische processen en chemische reductie in de energiebelasting en de vrijstellingen voor duaal verbruik van elektriciteit

Doelstelling:

Beschermen van internationale concurrentiepositie.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

waarschijnlijk

Doelmatig:

beperkt

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Verbetering binnen regeling en zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie

Beleidsuitwerking

Momenteel geen beleidsuitwerking

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m 2019 op basis van cijfers CBS over energieverbruik.

  

Regeling:

EB Belastingvermindering per aansluiting

Beschrijving:

Per elektriciteitsaansluiting geldt een belastingvermindering. De vermindering geldt alleen voor onroerende zaken met eenverblijfsfunctie (zoals een huis of kantoor).

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan energie en ter compensatie van de invoering van het capaciteitstarief (een vast tarief voor transport van elektriciteit in plaats van een tarief per kWh).

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

redelijk

Doelmatig:

beperkt

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2020.

  

Regeling:

EB Stadsverwarmingsregeling

Beschrijving:

De stadsverwarmingsregeling geldt voor installaties voor stadsverwarming die grotendeels gebruik maken van restwarmte. De stadsverwarmingsregeling regelt dat het degressieve tarief in de energiebelasting van toepassing is op het aardgas dat wordt gebruikt voor deze installaties voor stadsverwarming. Zonder de regeling zou dat aardgas worden belast tegen het (hogere) blokverwarmingstarief.

Doelstelling:

Stimuleren van nuttige inzet restwarmte.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

ja

Doelmatig:

grotendeels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

verbetering binnen regeling

Beleidsuitwerking

Momenteel geen beleidsuitwerking

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

EB Verlaagd tarief openbare laadpalen

Beschrijving:

Voor elektriciteit geleverd aan laadpalen met een zelfstandige aansluiting geldt over de eerste 10.000 kWh tijdelijk het lagere tarief van de tweede schijf in plaats van het hogere reguliere tarief van de eerste schijf. Verder geldt een nihiltarief voor de elektriciteit voor laadpalen met een zelfstandige aansluiting op het distributienet in de Wet opslag duurzame energie. De regeling zou oorspronkelijk vier jaar van toepassing zijn, van 2017 tot en met 2020, maar wordt verlengd tot en met 2022.

Doelstelling:

De businesscase voor openbare laadpalen verbeteren.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, vanwege beoogde afschaffing na 2022.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

EB Inputvrijstelling voor elektriciteitsopwekking

Beschrijving:

Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Doelstelling:

Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.

Doeltreffend:

neemt af

Doelmatig:

grotendeels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie

Beleidsuitwerking

Momenteel geen beleidsuitwerking

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m 2019 op basis van cijfers CBS over energieverbruik.

  

Regeling:

EB Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

Beschrijving:

Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Doelstelling:

Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m 2019 op basis van cijfers CBS over energieverbruik.

  

Regeling:

EB Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

Beschrijving:

Voor kolen die duaal (als brandstof én voor een ander doel) worden gebruikt geldt een vrijstelling in de kolenbelasting.

Doelstelling:

Beschermen van internationale concurrentiepositie.

Ministerie:

EZK, artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m 2019 op basis van cijfers CBS over energieverbruik.

  

Omzetbelasting (BTW)

 

Regeling:

BTW Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde leveringen en diensten met betrekking tot water en de levering van voedingsmiddelen die voldoen aan de eisen van de Warenwetgeving, inclusief niet-alcolhoudende dranken, het verlaagde btw-tarief van 9%. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan voeding en water.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

In 2022 wordt het lage btw-tarief geëvalueerd.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2018 definitief, t/m 2020 voorlopig.

  

Regeling:

BTW Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van geneesmiddelen die voldoen aan de definitie uit de Geneesmiddelenwet, voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen en voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen het lage btw-tarief van 9%. Ook geldt voor specifiek genoemde medische hulpmiddelen het lage btw-tarief van 9%. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan zorg.

Ministerie:

VWS, Financieel Beeld Zorg.

Evaluatie:

In 2022 wordt het lage btw-tarief geëvalueerd.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2018 definitief, t/m 2020 voorlopig.

  

Regeling:

BTW Verlaagd tarief culturele goederen en diensten

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van specifieke culturele goederen of diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Het gaat bijvoorbeeld om de levering en verhuur van boeken, tijdschriften, week- en dagbladen en kunstvoorwerpen en toegangverlening tot musea, kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie, circussen, bioscopen, theaters, concerten, e.d. Vanaf 2020 vallen ook bepaalde digitale publicaties onder het verlaagde tarief. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.

Doelstelling:

Bevorderen van cultuur, kennisvermeerdering, recreatie en sport c.q. ondersteuning van de desbetreffende sectoren.

Ministerie:

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

Evaluatie van de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten, OCW, 2014. Kamerstukken I 2013-2014, 33 752 M. In 2022 wordt het lage btw-tarief geëvalueerd.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2018 definitief, t/m 2020 voorlopig.

  

Regeling:

BTW Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde arbeidsintensieve diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Het gaat om de diensten van kappers, fietsenmakers, schoenmakers, kleermakers en schoonmakers van woningen. Het verlaagde btw-tarief geldt tevens voor het schilderen, stukadoren, isoleren en behangen van woningen ouder dan twee jaar. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.

Doelstelling:

Bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren, aanpakken problemen op de woningmarkt en bestrijding van het zwarte circuit.

Ministerie:

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

Monitor effecten btw-verlaging arbeidsintensieve diensten, Research voor Beleid, 2002. Contra-expertise effecten btw-verlaging arbeidsintensieve diensten, CPB, 2003. Kamerstukken II 2002-2003, 28 600 IXB, nr. 24. In 2022 wordt het lage btw-tarief geëvalueerd.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2018 definitief, t/m 2020 voorlopig.

  

Regeling:

BTW Verlaagd tarief overig

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde goederen en diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Deze categorie «overig» ziet onder andere op de sierteelt, het vervoer van personen en logiesverstrekking. Tot en met 2018 bedroeg het verlaagde tarief 6%.

Doelstelling:

Bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie btw-regeling sierteeltproducten, LEI, 2007. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 XIV, nr. 157. In 2022 wordt het lage btw-tarief geëvalueerd.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2018 definitief, t/m 2020 voorlopig.

  

Regeling:

BTW Kleineondernemersregeling

Beschrijving:

De vroegere Kleineondernemersregeling (KOR) bestond uit twee onderdelen: een degressieve belastingvermindering indien de verschuldigde omzetbelasting niet meer bedroeg dan € 1.883, en een mogelijke ontheffing van bepaalde administratieve verplichtingen indien de verschuldigde omzetbelasting niet meer bedroeg dan € 1.345. Per 1 januari 2020 is de nieuwe KOR in werking getreden. Deze kent een facultatieve vrijstelling van omzetbelasting bij een omzet van maximaal € 20.000. De kleine ondernemers die hiervoor kiezen zijn ontheven van het doen van btw-aangifte en de daarbij horende administratieve verplichtingen.

Doelstelling:

Stimuleren en ondersteunen van kleine ondernemers en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers btw-aangifte en aanvullende informatie van de Belastingdienst t/m 2020.

  

Regeling:

BTW Nultarief internationaal personenvervoer

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor het vervoer van personen met schepen en luchtvaartuigen als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland ligt, het nultarief in de btw. Het nultarief geldt ook voor de diensten voor door de passagiers meegenomen bagage, personenauto's en motoren en bij bemiddeling bij de genoemde diensten.

Doelstelling:

Nultarief uit praktische overwegingen, ter voorkoming van administratieve lasten. Het deel van internationale reizen dat over Nederlands grondgebied gaat is over het algemeen te verwaarlozen.

Ministerie:

IenW, artikel 17: Luchtvaart en artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Voorlopig is geen evaluatie beoogd, in het licht van de invoering van een nationale vliegbelasting en de internationale gesprekken over belastingen op luchtvaart.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling sportclubs

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn de diensten van niet-winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen. Het gaat met name om contributie en lesgelden. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht. Per 2019 wordt de sportvrijstelling verruimd zodat deze ook van toepassing is op sportgerelateerde prestaties door niet-winstbeogendesportorganisaties aan niet-leden, zoals het ter beschikking stellen van sportaccommodaties.

Doelstelling:

Stimuleren c.q. ondersteunen van sportclubs en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

VWS, artikel 6: Sport en bewegen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling post

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn diensten met betrekking tot de levering van brieven tot een bepaald gewicht, bedoeld in artikel 16 van de Postwet 2009. De vrijstelling geldt alleen voor een verlener van de universele postdienst. Binnen de Europees Unie is een vrijstelling voor openbare postdiensten verplicht.

Doelstelling:

Voorkomen van administratieve lasten.

Ministerie:

EZK, artikel 1: Goed functionerende economie en markten.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen, kerken

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van hierboven bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling fondswerving

Beschrijving:

Deze regeling voorziet in een vrijstelling voor bijkomstige activiteiten van reeds vrijgestelde organisaties. Het gaat met name om activiteiten die zij ontplooien ter verwerving van de benodigde middelen voor hun vrijgestelde doelstelling. Om te waarborgen dat deze prestaties geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen veroorzaken, is de vrijstelling beperkt tot omzetgrenzen van € 68.067 per jaar voor leveringen en € 22.689 per jaar voor diensten (€ 50.000 voor sportorganisaties).

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstellingen medische zorg

Beschrijving:

Vrijgesteld van btw zijn medische handelingen die gericht zijn op de persoonlijke gezondheidskundige verzorging van de mens, alsmede voor de zorg verleend door instellingen waar men is opgenomen en de zorg op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan medische zorg.

Ministerie:

VWS, Financieel Beeld Zorg.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten

Beschrijving:

Vrijgesteld van btw zijn diensten die naar hun aard diensten zijn door een journalist, schrijver of componist.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2023–2026.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling lijkbezorging

Beschrijving:

Leveringen door lijkbezorgers die in een rechtstreeks verband staan met de door hen verrichte kenmerkende en essentiële diensten zijn vrijgesteld van btw.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regeling.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

BTW Vrijstellingen overig

Beschrijving:

Deze categorie «overig» ziet onder andere op de btw-vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken, betalingsverkeer, handelingen inzake waardepapieren, beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen.

Doelstelling:

Diversen, bijvoorbeeld om de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag te verhelpen of omdat het elders belast is.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Auto

 

Regeling:

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

Beschrijving:

Voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer zijn vrijgesteld van BPM. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2025.

Doelstelling:

Stimuleren van emissievrij rijden.

Ministerie:

IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.

Doeltreffend:

niet onderzocht

Doelmatig:

niet onderzocht

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2020/21» van de Stichting BOVAG-RAI.

  

Regeling:

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

Beschrijving:

Voor alle voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer geldt in de MRB een nihiltarief. In 2025 geldt een kwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief.

Doelstelling:

Stimuleren van emissievrij rijden.

Ministerie:

IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.

Doeltreffend:

niet onderzocht

Doelmatig:

niet onderzocht

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

Beschrijving:

Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor nieuwe auto’s vanaf 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 22% van de catalogusprijs. Bij privégebruik van een nulemissieauto van de zaak geldt in 2017 en 2018 een korting van 18% op de bijtelling. Hierdoor komt de bijtelling voor nulemissieauto’s in feite uit op 4%. In 2019 is de korting van 18% gemaximeerd op € 9.000. Vanaf 2020 wordt het kortingspercentage en het maximum afgebouwd. Vanaf 2026 verdwijnt de korting op de bijtelling.

Doelstelling:

Stimulering van emissievrij rijden.

Ministerie:

IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.

Doeltreffend:

niet onderzocht

Doelmatig:

niet onderzocht

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2020/21» van de Stichting BOVAG-RAI.

  

Regeling:

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

Beschrijving:

Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor auto’s van voor 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 25% van de catalogusprijs. Bij auto’s met lagere CO2– uitstoot dan bepaalde grenzen kan in 2017 en latere jaren door overgangsrecht een korting op de bijtelling van toepassing zijn.

Doelstelling:

Bevorderen van het gebruik van milieuvriendelijke auto’s.

Ministerie:

IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.

Doeltreffend:

niet onderzocht

Doelmatig:

niet onderzocht

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2020/21» van de Stichting BOVAG-RAI.

  

Regeling:

BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

Beschrijving:

Teruggaaf van belasting wordt onder voorwaarden verleend voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer. De BPM-teruggaaf voor taxi's is afgeschaft vanaf 2020.

Doelstelling:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer.

Ministerie:

IenW, artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Evaluatie:

Evaluatierapport Openbaar vervoer en taxivervoer in de MRB en BPM, IenM, 2006. Kamerstukken II 2005-2006, 30 300 IXB, nr. 32. De evaluatie van de MRB-vrijstelling taxi’s en openbaar vervoer is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

BPM: Cijfers Belastingdienst tot medio 2019. MRB: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen

Beschrijving:

In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.

Doelstelling:

Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Het beperkte en ondergeschikte gebruik van de weg in de MRB, FIN, 2007. Kamerstukken II 2006-2007, 30 800 IXB, nr. 17. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

BPM: Cijfers Belastingdienst tot medio 2019. MRB: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

Beschrijving:

Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een vrijstelling van BPM.

Doelstelling:

Stimulering ondernemerschap.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over MRB over juni t/m 2021 en cijfers van de RDW. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

Beschrijving:

Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een verlaagd tarief in de MRB. Dit tarief wordt van 2021 tot en met 2024 jaarlijks met gemiddeld € 24 verhoogd en in 2025 met gemiddeld € 24 verlaagd.

Doelstelling:

Stimulering ondernemerschap.

Ministerie:

EZK, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

Beschrijving:

Een verlaagd MRB-tarief is van toepassing op een bestelauto die wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine van het voertuig en voor het gelijktijdig vervoeren van een niet-opvouwbare rolstoel van die persoon.

Doelstelling:

Tegemoetkoming voor gehandicapten.

Ministerie:

VWS, Financieel Beeld Zorg.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

Beschrijving:

Motorrijtuigen van 40 jaar en ouder zijn vrijgesteld van MRB.

Doelstelling:

Stimulering behoud van mobiel historisch erfgoed.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel, FIN, 2015. Kamerstukken II 2014-2015, 34 002, nr. 100. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

Beschrijving:

Voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar, geldt een kwarttarief met een maximum van € 129 onder de voorwaarde dat er in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt.

Doelstelling:

Behouden van cultureel rijdend erfgoed in deze leeftijdsgroep waarmee niet dagelijks gebruik wordt gemaakt van de weg.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel, FIN, 2015. Kamerstukken II 2014-2015, 34 002, nr. 100. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Doeltreffend:

geen uitspraak

Doelmatig:

geen uitspraak

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Regeling:

MRB Kwarttarieven

Beschrijving:

Voor kampeerauto’s, voertuigen voor particulier paardenvervoer, kermis- en circusvoertuigen, rijdende werktuigen en rijdende werkplaatsen geldt een kwarttarief in de MRB. Het overgrote deel hiervan betreft kampeerauto’s.

Doelstelling:

Ontzien van voertuigen waarmee beperkt gebruik wordt gemaakt van de weg.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Het beperkte en ondergeschikte gebruik van de weg in de MRB, FIN, 2007. Kamerstukken II 2006-2007, 30 800 IXB, nr. 17. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni en december.

  

Regeling:

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

Beschrijving:

Voor auto’s met een CO2– uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer maar minder dan 50 gram per kilometer geldt een halftarief in de MRB. In 2025 wordt het tarief verhoogd naar een driekwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief.

Doelstelling:

Stimuleren gebruik plug-in hybride auto.

Ministerie:

IenW, artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.

Evaluatie:

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II, FIN, 2018. Kamerstukken II 2017-2018, 32 800, nr. 44. De regeling zal worden meegenomen in de tussenevaluatie van het Klimaatakkoord in 2022 en in de integrale evaluatie in 2024.

Doeltreffend:

niet onderzocht

Doelmatig:

niet onderzocht

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

nee

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

geen wijzigingen

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2021. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.

  

Assurantiebelasting

 

Regeling:

ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering

Beschrijving:

De brede weersverzekering is een instrument voor agrariërs om weerrisico’s af te dekken. Deze verzekering is met ingang van 2020 vrijgesteld van assurantiebelasting.

Doelstelling:

Met de introductie van de vrijstelling van assurantiebelasting wordt beoogd de deelname van agrariërs aan de brede weersverzekering te stimuleren.

Ministerie:

LNV, artikel 21: Land- en tuinbouw.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2023, als onderdeel van de beleidsevaluatie Brede Weersverzekering.

Ramingsgrond:

Expertraming subsidiebenutting voor de premie brede weersverzekering. Informatie hieromtrent afkomstig van RVO.

  

Accijns

 

Regeling:

Accijnzen Vrijstelling tabak, alcohol en motorbrandstof diplomatiek personeel en medewerkers internationale organisaties

Beschrijving:

Diplomatiek en consulair personeel en medewerkers van internationale organisaties (IO’s) genieten in Nederland bepaalde fiscale privileges, waaronder, afhankelijk van de functie van de betreffende functionaris en onder toepassing van quota, vrijstellingen van accijns op tabak, alcohol en motorbrandstof. Waar bepaalde fiscale privileges verplicht door Nederland dienen te worden verleend, geldt dat niet voor deze specifieke vrijstellingen. Dit zijn zogenoemde courtoisieprivileges.

Doelstelling:

Attractiviteit van Nederland als gastland voor diplomatieke missies en IO’s en hun personeel bevorderen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

Accijns Vrijstelling communautaire wateren

Beschrijving:

Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van Richtlijn 2003/96/EG moet voor leveringen van motorbrandstof aan de commerciële zeescheepvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Op grond van een internationaal verdrag, de Akte van Mannheim, moet vrijstelling van accijns ook worden verleend voor motorbrandstof voor de commerciële scheepvaart op de binnenwateren van de verdragslanden.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor vaartuigen.

Ministerie:

IenW, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

Accijns Vrijstelling luchtvaartuigen

Beschrijving:

Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2003/96/EG en internationale verdragen moet voor motorbrandstof voor de commerciële luchtvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Binnenlandse vluchten kunnen wel worden belast, hetgeen in Nederland in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2012 ook gebeurde.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor luchtvaartuigen.

Ministerie:

IenW, artikel 17: Luchtvaart.

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.

Ramingsgrond:

n.v.t.

  

Regeling:

Accijnzen overige regelingen

Beschrijving:

Overige regelingen die de accijns verminderen, zoals het verlaagd tarief voor kleine brouwerijen.

Doelstelling:

Verschilt per regeling.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie teruggaafregeling LNG in de accijnzen, Ecorys, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 800, nr. 45. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regeling.

Doeltreffend:

deels

Doelmatig:

deels

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

deels

Aanbeveling

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking

Afschaffen

Ramingsgrond:

n.v.t.

Afkortingen

ASB

Assurantiebelasting

BPM

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

BTW

Belasting over de toegevoegde waarde

EB

Energiebelasting

IB

Inkomstenbelasting

LB

Loonbelasting

MIMOSI

Microsimulatiemodel van het Centraal Planbureau (CPB)

MRB

Motorrijtuigenbelasting

OVB

Overdrachtsbelasting

VPB

Vennootschapsbelasting

11 NORMERINGSSYSTEMATIEK GEMEENTEFONDS EN PROVINCIEFONDS

Uitgangspunten

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van de belangrijkste inkomstenbronnen voor decentrale overheden is de algemene uitkering uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds.

De normeringsystematiek ‘samen trap op, samen trap af’ bestaat sinds 1994 en bewerkstelligt een evenredig, actuele, inzichtelijke en beheersbare indexatie van het Gemeentefonds en Provinciefonds. Doel van de systematiek is dat budgettaire lusten of lasten op rijksniveau evenredig worden doorvertaald naar de ontwikkeling van de fondsen voor decentrale overheden. Het betreft één integrale indexatie voor zowel loon-, prijs- als volumeontwikkelingen. Beleidsintensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen op de Rijksbegroting hebben via de normeringsystematiek direct invloed op de omvang van de fondsen (‘samen de trap op, samen de trap af’). De jaarlijkse toe- en afname van het Gemeentefonds en het Provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven wordt het accres genoemd.

Actualiteiten

De afgelopen jaren hebben fluctuaties in het accres regelmatig tot discussie geleid over de stabiliteit van de huidige normeringssystematiek. Deze fluctuaties worden onder andere veroorzaakt door het uitstellen van investeringen of intensiveringen in beleid. Tegen de achtergrond hiervan is na het uitbreken van de coronacrisis door het kabinet, in overleg met de VNG en IPO, besloten om het accres voor 2020 en 2021 vast te zetten op de standen uit de Voorjaarsnota 2020/Meicirculaire 2020. Voor de jaren vanaf 2022 wordt het accres conform afspraken geactualiseerd op basis van de bestaande normeringssystematiek. Deze accrestranches zijn dus gebaseerd op de actuele groei van de accresrelevante uitgaven en grondslag in de betreffende jaren. Het is aan een nieuw kabinet om in overleg met gemeenten en provincies te besluiten hoe in de toekomst met het accres om te gaan.

Presentatie en berekening van de accresontwikkeling

Bij de bepaling van de omvang van accresrelevante uitgaven (aru) vormen de netto uitgaven van het Rijk onder het uitgavenplafond het startpunt. Netto wil zeggen dat de rijksuitgaven worden gesaldeerd met de niet-belastingontvangsten. Op de netto uitgaven onder het uitgavenplafond (A) worden correcties (B) doorgevoerd voor verschillende posten zoals het Gemeentefonds en Provinciefonds zelf. Het saldo (C) geeft de accresrelevante uitgaven (aru) en vormt de basis voor de accresberekening. Het accres (G) is vervolgens het product van de grondslag (E en H) en de aru in procenten (D).

Tabel 11.1 Normeringssystematiek Gemeentefonds en Provinciefonds

(in miljoenen euro, tenzij anders aangegeven)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Uitgaven Rijksbegroting

184.499

171.677

164.831

163.252

166.216

169.595

Uitgaven Sociale zekerheid

96.393

93.285

93.602

96.718

100.753

104.614

Uitgaven Zorg

76.032

81.358

84.630

88.642

92.784

97.173

A) Netto uitgaven onder uitgavenplafond

356.923

346.321

343.062

348.612

359.753

371.382

       

B) Correcties

‒ 84.858

‒ 60.541

‒ 50.551

‒ 49.192

‒ 50.472

‒ 52.029

w.v. Gemeentefonds, Provinciefonds en BTW-Compensatiefonds

‒ 36.836

‒ 38.117

‒ 36.790

‒ 37.513

‒ 38.581

‒ 39.833

w.v. overige Rijksbijdragen aan gemeenten en provincies

‒ 10.590

‒ 10.469

‒ 10.508

‒ 10.672

‒ 10.780

‒ 10.828

w.v. overboekingen met GF, PF en BCF

868

766

218

184

178

178

w.v. financieringsverschuivingen

667

‒ 1.068

‒ 800

‒ 800

‒ 799

‒ 799

w.v. correcties corona-noodmaatregelen op uitgavenplafond

‒ 38.337

‒ 11.263

‒ 2.405

27

40

12

w.v. overige correcties

‒ 630

‒ 389

‒ 266

‒ 419

‒ 530

‒ 760

       

C) Accresrelevante uitgaven (aru) = A+B

272.066

285.780

292.512

299.420

309.281

319.353

D) Ontwikkeling aru (%) = (Ct - Ct-1)/Ct-1

 

5,04%

2,36%

2,36%

3,29%

3,26%

       

Gemeentefonds

      

E) Grondslag (t-1)

 

29.620

31.471

30.105

30.676

31.530

F) Accres (= E * D)

 

1.493

741

711

1.010

1.027

G) accres cumulatief

 

1.493

2.234

2.945

3.956

4.982

       

Provinciefonds

      

H) Grondslag (t-1)

 

2.520

2.541

2.591

2.643

2.719

I) Accres (= H * D)

 

127

60

61

87

89

J) accres cumulatief

 

127

187

248

335

424

Tabel 11.2 Accrestranches Gemeentefonds

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

tranche 2022

1.493

1.493

1.493

1.493

1.493

tranche 2023

 

741

741

741

741

tranche 2024

  

711

711

711

tranche 2025

   

1.010

1.010

tranche 2026

    

1.027

Tabel 11.3 Accrestranches Provinciefonds

(in miljoenen euro)

2022

2023

2024

2025

2026

tranche 2022

127

127

127

127

127

tranche 2023

 

60

60

60

60

tranche 2024

  

61

61

61

tranche 2025

   

87

87

tranche 2026

    

89

Bepaling accresrelevante uitgaven (aru)

Om de aru te berekenen wordt uitgegaan van de netto rijksuitgaven onder het uitgavenplafond inclusief drie typen standaardcorrecties en een bijzondere correctie voor corona-noodmaatregelen:

1. Rijksuitgaven aan gemeenten en provincies

Uitgaven onder het uitgavenplafond die het Rijk overmaakt naar gemeenten en provincies worden uit de aru gecorrigeerd. Deze overdrachten zijn immers bestemd voor de financiering van uitgaven door gemeenten en provincies zelf en maken derhalve geen onderdeel uit van de rijksuitgaven waarop de trap-op-trap-af van toepassing is. Het corrigeren van de overdrachten is ook nodig om een onbedoelde doorwerking van accres op accres in hetzelfde jaar te voorkomen. Rijksuitgaven die op deze wijze gecorrigeerd worden zijn onder andere de algemene, decentralisatie- en integratie-uitkeringen van het Gemeentefonds en Provinciefonds, de uitgaven van het Btw-compensatiefonds, de bijstand en de integratie-uitkering sociaal domein.

2. Uitgavenmutaties in de WW als gevolg van conjunctuur

In de begrotingsregels van het kabinet Rutte III is afgesproken dat gedurende de regeerperiode het uitgavenplafond gecorrigeerd wordt voor mutaties in de WW-uitgaven als gevolg van de conjunctuur. Het Rijk hoeft zodoende mee- en tegenvallers in de WW-uitgaven als gevolg van conjunctuur niet op te vangen binnen het uitgavenplafond en zijn om deze reden ook niet accresrelevant.

3. Financieringsverschuivingen gedurende de kabinetsperiode

Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar zonder correctie wel effect zouden hebben op het accres. Dit zijn dus schuiven tussen accresrelevante uitgaven en niet-accresrelevante uitgaven. Bij een schuif is per saldo geen sprake van meer of minder uitgaven op rijksniveau, maar is alleen sprake van een andere financieringsbron. Denk bijvoorbeeld aan overhevelingen van departementale begrotingen naar het Gemeentefonds en Provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen de inkomsten- en de uitgavenkant.

4. Corona-noodmaatregelen

Gegeven de uitzonderlijke situatie als gevolg van het coronavirus heeft het kabinet besloten uitgaven voor coronamaatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond te behandelen. Dit betekent dat de extra uitgaven niet ten koste gaan van andere uitgaven, maar dat ze zorgen voor een verslechtering van het EMU-saldo en een verhoging van de EMU-schuld. Omdat het reguliere uitgavenplafond niet geldt voor deze uitgaven leiden ze ook niet tot een effect op het accres.

Grondslag

De normeringsystematiek is van toepassing op alle middelen die worden verantwoord onder het Gemeentefonds en Provinciefonds en vallen onder het uitgavenplafond Rijksbegroting (voorheen genaamd: uitgavenkader Rijksbegroting in enge zin). Daarmee is de grondslag waarover de normeringsystematiek wordt uitgekeerd dus breder dan alleen de algemene uitkering van beide fondsen.

Voor de berekening van het accres in jaar t wordt de grondslag van het voorgaande jaar (t-1) genomen. Het accrespercentage in jaar t betreft immers ook de groei van de aru ten opzichte van het voorgaande jaar (t-1). Als de aru met x% stijgen in jaar t groeien het Gemeentefonds en het Provinciefonds via het accres in jaar t ook met x%. Hiermee wordt het principe van trap-op-trap-af gewaarborgd.

Dit heeft tot gevolg dat mutaties in de grondslag altijd met een jaar vertraging doorwerken in de normeringsystematiek. Via taakmutaties kunnen departementen geld toevoegen of onttrekken aan één van beide fondsen; dit werkt door als grondslagmutatie. Uitgangspunt is dat bij taakmutaties geen jaren zijn zonder indexatie van deze overgehevelde budgetten. Dat betekent dat bij overheveling van of naar het Gemeentefonds of Provinciefonds het verantwoordelijke departement een reeks overhevelt met indexatie over het lopende jaar.

Het BTW-compensatiefonds

Gemeenten en provincies kunnen de door hen betaalde btw onder voorwaarden terugvragen uit het Btw-compensatiefonds (BCF). Hierdoor speelt btw geen rol meer in de afweging tussen in- of uitbesteden. De bijdrage van het Rijk aan het BCF is geplafonneerd. Dit plafond groeit jaarlijks mee met de uitkomst van de normeringssystematiek. Als er minder geclaimd wordt uit het fonds dan het plafond, dan wordt de ruimte onder het plafond gestort in het Gemeente- en Provinciefonds. Als er meer wordt geclaimd uit het fonds dan het plafond, dan wordt het bedrag boven het plafond teruggevorderd uit het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.

Wanneer het Rijk een taak decentraliseert naar een gemeente of provincie, dan wordt er ook een toevoeging gedaan aan het BCF. Hierdoor hebben decentralisaties geen effect op de ruimte onder het plafond van het BCF. Deze toevoeging aan het BCF wordt ex ante berekend en staat daarna vast.

Tabel 11.4 Geraamd plafond BCF

(in duizenden euro)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Plafond

3.905.197

4.001.909

4.093.885

4.193.766

4.331.829

4.472.638

Grondslag

3.812.354

3.953.710

4.062.880

4.176.655

4.307.762

4.307.762

w.v. overhevelingen i.v.m. taakmutaties

92.843

2.668

381

384

329

72

w.v. accres

0

45.531

30.624

16.727

23.738

164.804

Uitgaven

3.662.029

3.663.678

3.661.856

3.661.856

3.661.856

3.661.856

w.v. Gemeenten

3.252.267

3.253.916

3.252.094

3.252.094

3.252.094

3.252.094

w.v. Provincies

409.762

409.762

409.762

409.762

409.762

409.762

Ruimte onder plafond

243.168

338.231

432.029

531.910

669.973

810.782

w.v. Gemeenten

215.959

300.402

383.685

472.389

595.003

720.055

w.v. Provincies

27.209

37.829

48.344

59.521

74.970

90.727

12 OVERZICHT RISICOREGELINGEN VAN HET RIJK

In tabellen 12.1 t/m 12.5 wordt een totaaloverzicht gegeven van de verschillende soorten risicoregelingen van het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen en achterborgstellingen wordt verwezen naar begrotingen van de betreffende vakdepartementen.

Garanties

Een garantie is een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

Onderstaande tabellen 12.1 en 12.2 bevatten alle garantieregelingen van het Rijk aan partijen buiten het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond en mutaties kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post «Overig». Het overzicht bevat alle garanties met de stand van het uitstaand risico in 2020, 2021 en 2022. Ontwikkelingen sinds eind augustus zijn niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het overzicht van risicoregelingen bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2021.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat onder het kopje «uitstaande garanties» het bedrag dat daadwerkelijk als voorwaardelijke verplichting is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd. Onder de uitstaande garanties vallen ook garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2022 worden er garanties verleend, maar komen er ook garanties te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «te verlenen garanties» en «te vervallen garanties».

Een garantieregeling van het Rijk kent (in principe) altijd een maximum, het zogenaamde garantieplafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 12.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij internationale organisaties is ervoor gekozen om het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij de Europese garanties (EFSF, EFSM, ESM en NGEU) en de garanties aan een aantal internationale financiële instellingen (IMF en Wereldbank). Het uitstaand risico bij de internationale garanties is in 2021 fors afgenomen omdat de garantie aan DNB aangaande de SDR-allocatie van het IMF komt te vervallen11. Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond gelijkgesteld aan de uitstaande garanties.

Om de risico’s voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, hanteert het kabinet een ‘nee-tenzij’-beleid ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels12 en houdt in dat het kabinet terughoudend is met het aangaan van nieuwe en verruimingen van bestaande regelingen. Soms kan het verstandig zijn om nieuwe risico’s aan te gaan – bijvoorbeeld tijdens de coronacrisis - maar hier is een goede onderbouwing voor noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het Toetsingskader Risicoregelingen13, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor dat we ook in onzekere tijden een degelijke afweging blijven maken. Bij consequente toepassing in de toekomst zullen de risico’s na de crisis naar verwachting weer afnemen.

Naast de reguliere garanties (tabel 12.1) heeft het kabinet besloten om een aantal tijdelijke garanties te verlenen ter bestrijding van de coronacrisis. Het uitstaand risico van deze risicoregelingen worden getoond in tabel 12.2. De coronagerelateerde garantieregelingen verschillen van de reguliere garantieregelingen wat betreft de financiering en de dekking. Waar uitgaven en ontvangen van reguliere garantieregelingen op een departementale begroting plaatsvinden, geldt voor coronagerelateerde garantieregelingen dat eventuele schades worden gefinancierd vanuit de staatsschuld. Indien er een premie wordt gevraagd vloeit deze ook in de staatsschuld. Mede als gevolg van de ondersteuning van het Rijk tijdens de coronacrisis, is het totale uitstaand risico in 2020 gestegen met circa 50 miljard euro. De coronagerelateerde garanties bedragen in 2022 naar verwachting nog circa 41 miljard euro, waarvan 33,2 miljard euro bestaat uit de internationale garantie SURE en NGEU. Uit tabel 12.2 blijkt dat het totaalbedrag aan uitstaande garanties van het Rijk in 2022 naar verwachting 210,9 miljard euro bedraagt. In 2020 was dit bedrag 233,4 miljard euro, waarvan 183,2 miljard euro reguliere garanties betrof (zie tabel 12.1).

Tabel 12.1 Garantieregelingen van het Rijk (in miljoenen euro)

b

a

Omschrijving

2020

2021

2021

2021

2021

2022

2022

2022

2022

 
   

Uitstaande garanties

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Totaal-plafond

b

a

Omschrijving

2020

2021

2021

2021

2021

2022

2022

2022

2022

 

V

3

Raad van Europa

176,7

  

176,7

   

176,7

 

176,7

VIII

7

Bouwleningen academische ziekenhuizen

138,5

  

138,5

   

138,5

 

176,6

VIII

14

Achterborgovereenkomst NRF

350,9

27,4

17,3

361,0

   

361,0

 

380,0

VIII

14

Indemniteitsregeling

70,9

140,8

37,1

174,6

   

174,6

 

300,0

IXB

2

Single Resolution Fund

4.163,5

  

4.163,5

   

4.163,5

 

4.163,5

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

9.768,9

 

568,9

9.200,0

   

9.200,0

 

9.200,0

IXB

3

Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)

5.507,0

  

5.507,0

   

5.507,0

 

5.507,0

IXB

4

Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

672,3

6,6

 

678,9

   

678,9

 

678,9

IXB

4

DNB - deelneming in kapitaal IMF

43.152,4

 

14.832,1

28.320,3

   

28.320,3

 

28.320,3

IXB

4

European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

589,1

  

589,1

   

589,1

 

589,1

IXB

4

European Financial Stabilisation Mechnism (EFSM)

2.771,6

2,7

 

2.774,3

   

2.774,3

 

2.774,3

IXB

4

European Financial Stability Facility (EFSF)

34.154,2

  

34.154,2

   

34.154,2

 

34.154,2

IXB

4

European Investment Bank (EIB)

11.796,0

  

11.796,0

   

11.796,0

 

11.796,0

IXB

4

European Stability Mechanism (ESM)

35.423,7

 

60,1

35.363,7

  

24,7

35.338,9

 

35.363,7

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

3.712,0

64,0

 

3.776,0

   

3.776,0

 

3.776,0

IXB

4

Wereldbank

4.932,1

48,6

 

4.980,7

   

4.980,7

 

4.980,7

IXB

5

Exportkredietverzekering

18.842,1

10.000,0

10.000,0

18.842,1

10.000,0

10.000,0

10.000,0

18.842,1

10.000,0

 

XIII

2

Borgstelling MKB Kredieten (BMKB)

1.806,7

765,0

401,1

2.170,5

765,0

765,0

438,1

2.497,4

765,0

 

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

404,0

400,0

46,2

757,8

400,0

400,0

60,5

1.097,3

400,0

 

XIII

2

Microkredieten

130,0

17,4

17,4

130,0

  

13,9

116,1

 

130,0

XIII

2

MKB-financiering

228,2

0,0

 

228,2

   

228,2

 

268,2

XIII

4

Aardwarmte

12,6

66,6

 

79,2

66,6

44,2

 

123,4

44,2

 

XIV

21

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie)

329,4

78,2

33,0

374,6

78,2

78,2

38,0

414,8

78,2

 

XIV

22

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

305,3

 

20,4

284,9

  

20,1

264,8

 

305,3

XVI

2&3

Instellingen voor de gezondheidszorg

195,4

 

29,8

165,6

  

27,6

138,0

 

165,6

XVII

1

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

124,3

50,0

 

174,3

 

50,0

 

224,3

 

675,0

XVII

1

Garantie DRIVE

52,4

  

52,4

55,0

  

52,4

55,0

 

XVII

1

Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

18,9

24,0

 

42,9

 

24,0

 

66,9

 

140,0

XVII

3

International Finance Facility for Education (IFFEd)

 

222,5

 

222,5

   

222,5

 

222,5

XVII

5

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

3.063,8

 

14,6

3.049,2

  

10,2

3.039,1

 

3.067,3

  

Overig

291,9

46,0

14,7

323,2

18,4

45,6

16,2

352,6

18,4

347,2

  

Subtotaal reguliere garanties

183.185

11.960

26.093

169.052

11.383

11.407

10.649

169.810

11.361

147.658

Tabel 12.2 Coronagerelateerde garantieregelingen van het Rijk (in miljoenen euro)

b

a

Omschrijving

2020

2021

2021

2021

2021

2022

2022

2022

2022

 
   

Uitstaande garanties

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Totaal-plafond

b

a

Omschrijving

2020

2021

2021

2021

2021

2022

2022

2022

2022

 

IXB

4

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

6.071,2

62,5

 

6.133,7

   

6.133,7

 

6.133,7

IXB

4

Next Generation EU (NGEU)

27.401,1

472,4

 

27.873,5

   

27.873,5

 

27.873,5

IXB

4

EIB - pan Europees Garantiefonds

1.301,4

  

1.301,4

   

1.301,4

 

1.301,4

IXB

3

Garantie KLM

2.160,0

  

2.160,0

   

2.160,0

 

2.160,0

IXB

5

Herverzekering leverancierskredieten

11.972,1

 

11.907,1

65,0

   

65,0

 

65,0

XIII

2

BMKB-Corona

426,3

735,0

103,8

1.057,5

735,0

 

199,9

857,7

  

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona

557,1

2.100,0

267,8

2.389,3

2.100,0

 

311,4

2.077,9

  

XIII

2

Groeifaciliteit

51,8

85,0

10,8

126,0

85,0

85,0

14,3

196,7

85,0

 

XIII

2

Klein Krediet Corona

36,4

250,0

2,9

283,5

250,0

 

14,1

269,4

  

XIV

21

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)*

54,5

125,5

 

180,0

  

14,0

166,0

 

180,0

XVI

1

Garantie Stichting Open Nederland

 

2,5

 

2,5

  

2,5

  

2,5

XVI

1

Garantie testmaterialen

214,4

6,6

221,0

       

XVI

1

Garantstelling analysecapaciteit (Covid-19)

 

151,6

151,6

       

Subtotaal coronagerelateerde garanties

50.246

3.991

12.665

41.572

3.170

85

556

41.101

85

37.716

subtotaal reguliere garanties

183.185

11.960

26.093

169.052

11.383

11.407

10.649

169.810

11.361

147.658

Totaal

233.431

15.951

38.758

210.624

14.553

11.492

11.205

210.911

11.446

185.374

Tabel 12.3 bevat de uitgaven en ontvangsten behorende bij de door het Rijk verstrekte garanties in 2021 en 2022. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten zijn gedaan worden weergegeven in de tabel. De getoonde uitgaven betreffen hoofdzakelijk schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies en provisies als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Tabel 12.3 Uitgaven en ontvangsten door het Rijk verstrekte garanties (in duizenden euro)
   

Uitgaven

Ontvangsten

Uitgaven

Ontvangsten

b

a

Omschrijving

2021

2021

2022

2022

Coronagerelateerde garanties

    

IXB

4

EIB - pan Europees Garantiefonds

319

 

96.352

 

IXB

5

Herverzekering leverancierskredieten

45.000

110.000

20.000

20.000

IXB

3

Garantie KLM

 

11.613

 

24.000

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona

11.745

13.000

11.745

13.000

XIII

2

Go-Corona

225.000

 

100.000

 

XIII

2

Groeifaciliteit

58.472

8.000

8.172

8.000

XIV

21

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)*

 

275

1.500

 

Subtotaal coronagerelateerde garanties

340.217

142.888

141.417

65.000

Reguliere garanties

    

VI

33

Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS

1.800

 

1.800

 

IXB

1

Garantie procesrisico's

290

 

250

 

IXB

2

Terrorismeschades (NHT)

 

625

 

625

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

 

614

 

614

IXB

5

Exportkredietverzekering

239.000

303.870

112.000

87.119

XIII

4

Aardwarmte

 

774

  

XIII

2

BMKB

37.523

33.000

37.624

33.000

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

11.745

13.000

11.745

13.000

XIV

21

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie)

2.500

1.375

2.500

1.375

XIV

21

Borgstelling MKB-landbouwkredieten, onderdeel Werkkapitaal Omschakeling Duurzame

 

70

 

70

XIV

21

Garantie voor investeringen & werkkapitaal landbouwondernemingen

1.805

1.800

1.805

1.800

XIV

21

Vermogens Versterkend Krediet (BL-VVK)

 

100

 

100

XVII

1

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

5.000

3.000

5.000

3.000

XVII

1

Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

7.000

500

7.000

1.000

XVII

1

Garantie FOM

 

300

 

300

Subtotaal reguliere garanties

306.663

359.028

179.724

142.003

Totaal

646.880

501.916

321.141

207.003

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon in de vorm van een stichting. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen daarom niet als verplichting opgenomen. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 12.4.

Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 12.4) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabellen 12.1 en 12.2), aangezien het risico over meerdere partijen wordt gespreid. Per achterborgstelling zijn er verschillende mogelijkheden om eventuele schade te dekken. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties ter hoogte van 2,51 miljard euro. Op het gecommitteerd obligo doet WSW alleen een beroep wanneer dat noodzakelijk is om middelen in liquide vorm beschikbaar te hebben voortvloeiend uit het risicovermogen in relatie tot geborgde verplichtingen. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties en deze middelen lopen via een risicovoorziening op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het fondsvermogen WSW, obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog niet eerder aangesproken.

De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal van de stichting aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op het Rijk. Bij het WEW geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Daarnaast worden bij twee achterborgstellingen de risico’s gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door het Rijk. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door het Rijk gedekt. Bij het WSW wordt de gehele positie gelijkelijk met gemeenten gedeeld.

Tabel 12.4 Achterborgstellingen (in miljoenen euro)
 

Realisatie 2020

Raming 2021

Raming 2022

Totaal Achterborgstellingen

285.138

294.362

310.928

Stichting Waarborgfonds Zorg

6.460

6.278

6.083

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

81.284

85.696

90.227

Waarborgfonds Eigen Woningen

197.394

202.388

214.618

    

Bufferkapitaal

   

Stichting Waarborgfonds Zorg

297,2

302,5

307,2

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

510

491

472

Waarborgfonds Eigen Woningen

1.530

1.660

1.750

    

Obligo

   

Stichting Waarborgfonds Zorg

195,4

187,8

182,0

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

3.089

2.508

2.687

Leningen

We spreken van een lening als het Rijk middelen verstrekt aan een derde buiten het Rijk met een afgesproken aflossingsschema en rente. Is aan een van beide voorwaarden niet voldaan, dan is sprake van een uitgave. Ook leningen vormen een risico voor het begrotingssaldo, namelijk als de ontvanger van die lening niet in staat blijkt de lening (in zijn geheel) af te lossen of de rentevergoeding te betalen. In dat geval derft het Rijk inkomsten (niet-belastingontvangsten die geraamd zijn). Die derving belast het uitgavenplafond. Bij leningen die zijn afgegeven in andere valuta is er ook een wisselkoersrisico voor het Rijk

Tijdens de coronacrisis zijn er diverse leningen afgegeven door het Rijk. Deze leningen kennen een beperkte looptijd en vaak is er geen risicovoorziening vormgegeven. Een overzicht van de uitstaande leningen van het Rijk wordt gepresenteerd in tabel 12.5.

Tabel 12.5 Door het Rijk verstrekte leningen (in miljoenen euro)

b

Omschrijving

Uitstaand risico

Looptijd

  

2020

 

Coronagerelateerde leningen

  

IV

Liquiditeitssteun Aruba, Curacao en Sint-Maarten (1e tranche)

173.630

2022

IV

Liquiditeitssteun Aruba, Curacoa en Sint-Maarten (2e tranche)

183.203

2022

IV

Liquiditeitssteun Aruba, Curacoa en Sint-Maarten (3e tranche)

264.223

2022

IV

Liquiditeitssteun loonsubsidie Sint Maarten 2020

10.000

2022

XIII

Corona overbruggingslening (COL-faciliteit) voor start-ups en scale-ups

300.000

2026

XIII

Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden

156.500

2026

XII

Lening Waddenveren

0

Reeds terugbetaald

IXB

Steun KLM

277.000

2025

XII

Hypothecaire Lening WinAir

2.700

2023

Subtotaal coronagerelateerde leningen

1.367.256

 

Reguliere leningen

  

XIII

Steun aan IHC (voorheen Royal IHC)

40.000

onb. looptijd

Subtotaal reguliere leningen

40.000

 

Totaal

1.407.256

 

13 REGEERAKKOORDMIDDELEN OP DE AANVULLENDE POST

Tabel 13.1 in deze bijlage toont alle budgettaire mutaties die hebben plaatsgevonden op regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post in de periode tussen Miljoenennota 2021 en Miljoenennota 2022. Tabel 13.2 toont de huidige stand van de regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post. Toelichtingen bij de mutaties zijn te vinden in bijlage 17 Verticale toelichting bij het hoofdstuk van de aanvullende post.

De mutaties in tabel 13.1 betreffen hoofdzakelijk overboekingen van middelen vanaf de aanvullende post naar de departementale begrotingen en soms kasschuiven tussen verschillende jaren. Daar waar in de tabellen een 0 zichtbaar is, gaat het om een mutatie of stand die kleiner is dan 0,5 miljoen euro. De standen van regeerakkoordmaatregelen waarvan de middelen reeds vóór Miljoenennota 2021 zijn overgeboekt zijn niet weergegeven in tabel 13.2.

Tabel 13.1 Mutaties op regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post (in miljoenen euro)
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Ontvangende begroting

 
 

Totaal

‒ 118.979

‒ 87.521

‒ 90.600

‒ 64.500

‒ 120.500

‒ 120.500

Hoofdstuk en artikel

 
 

Openbaar bestuur

        

A4

Reservering transitie werkgevers zorg en overheid

‒ 79.979

79.979

    

Kasschuif

 
 

Reservering transitie werkgevers zorg en overheid

‒ 29.000

‒ 63.500

    

16

art. 4

 

Veiligheid

        

B5

Politie

 

‒ 24.000

‒ 24.000

‒ 24.000

‒ 24.000

‒ 24.000

6

art. 31

 

Milieu

        

E23

Envelop Klimaat

 

‒ 35.000

‒ 121.600

   

13

art. X

 

Onderwijs, onderzoek en innovatie

        

G33

Aanpak werdruk primair ondrewijs

   

‒ 40.500

‒ 96.500

‒ 96.500

8

art. 1

 

Overige uitgaven

        

L107

Stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch

‒ 10.000

‒ 45.000

55.000

   

Kasschuif

 
Tabel 13.2 Stand van regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post (in miljoenen euro)
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

 

Stand

135

302

264

165

231

227

 

Openbaar bestuur

      

A4

Reservering transitie werkgevers zorg en overheid a.g.v. afschaffing doorsneesystematiek pensioenen

91

166

150

150

200

200

 

Veiligheid

      

B5

Politie (o.a. agenten in de wijk, innovatie, recherche en werkgeverschap)

      
 

Milieu

      

E23

Envelop klimaat

4

11

9

15

31

27

 

Onderwijs, onderzoek en innovatie

      

G33

Aanpak werkdruk primair onderwijs (incl. 20 miljoen kleine scholen)

      
 

Overige uitgaven

      

L105

Reservering regionale knelpunten

40

     

L107

Stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch

 

20

55

   

L108

Gasfonds Groningen

 

106

50

   

14 VERBETERING INFORMATIEVOORZIENING IN EN ROND BEGROTINGEN

De kwaliteit van de informatievoorziening in begrotingen en jaarverslagen heeft al geruime tijd de aandacht van het kabinet. Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 11 december 2019 bevat deze paragraaf een beschrijving van de ontwikkelingen richting 2022.

Naar een Digitale Begroting

De volgende projecten richten zich op het vernieuwen van de informatiesystemen die aan het begrotings- en jaarverslagproces ten grondslag liggen:

  • de website www.rijksfinancien.nl bevat de stukken van het begrotingsproces direct nadat ze publiceerbaar zijn. De integratie met andere informatie vindt zoals aangekondigd plaats door verwijzing naar extra informatie bij de begrotingshoofdstukken en artikelen. Hierdoor kan de lezer zich een breed beeld vormen van de resultaten van het beleid:

    • de voornamelijk financiële informatie uit begrotingen en jaarverslagen wordt aangevuld met beleidsinformatie door verwijzingen naar informatiepagina's, bijvoorbeeld van het CBS of van het ministerie zelf.

    • In de laatste beleidsdoorlichting staat de prestatie-informatie, en kan de lezer zich een beeld vormen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid.

    • In de gerelateerde visualisatie staat de budgettaire informatie zo gerangschikt dat bijvoorbeeld vergelijking met andere departementen en een beeld van de budgettaire ontwikkeling door de tijd ontstaat.

    • Een link naar de kamerstukken op officielebekendmakingen.nl geeft een overzicht van de stukken rond de begrotingen en jaarverslagen, inclusief de op dat dossier ingediende moties.

  • Het Ministerie van Financiën is gestart met een strategische verkenning naar hoe het totaal van financiële administraties bij de departementen er in de toekomst uit moet zien.

  • Daarnaast onderzoekt het ministerie de potentie van linked data technologie waarmee de bestaande informatie binnen de comptabele wet- en regelgeving zodanig georganiseerd kan worden dat een wendbare, herbruikbare en geautomatiseerde informatiestructuur ontstaat. Een hierop gericht innovatieproject probeert de kennis en informatie binnen de overheidsfinanciën in een zogeheten taxonomie te vatten. De eerste stappen zijn hierin gezet, en in 2021 en met name 2022 zal het vervolg verder vorm krijgen.

  • De digitale ontwikkelingen geven ook regelmatig aanleiding om de regelgeving, met name de rijksbegrotingsvoorschriften, met een digitale bril te bekijken. In 2020 is bijvoorbeeld de opzet van de budgettaire tabellen van beleid aangepast, zodat de cijfers eenvoudiger omgezet kunnen worden in (open) data. Deze feedback-loop blijft de komende jaren zeer relevant.

Voortgang aanbevelingen Adviescommissie Verslaggevingsstelsel Rijksoverheid

In 2017 verscheen de eindrapportage van de Adviescommissie Verslaggevingsstelsel Rijksoverheid (AVRo). Hierin werd geconcludeerd dat hoewel het verslaggevingsstelsel op orde is, er tegelijkertijd aanleiding is om stappen te zetten teneinde het stelsel verder te verbeteren en harmoniseren. Momenteel wordt onderzocht op welke wijze dit mogelijk is. Hierbij wordt onder andere gekeken in hoeverre verdere toevoeging van baten-lasteninformatie de oordeels- en besluitvorming kan ondersteunen. In dit kader is in 2019 besloten – in lijn met het advies van de rapporteurs Sneller en Snels – om bij de ministeries van Defensie en Infrastructuur en Waterstaat verschillende investeringspilots uit te voeren. Doel van de pilots is om te onderzoeken of additionele baten-lasteninformatie de oordeels- en besluitvorming voor investeringsprojecten ondersteunt voor de gebruikers (zijnde het Parlement, de departementen én de burgers). Bij de begrotingen 2021 van deze twee departementen is van drie investeringsprojecten baten-lasteninformatie beschikbaar gesteld. Tevens is de informatie bij de verantwoording over het jaar 2020 beschikbaar gekomen. De pilots zijn medio 2021 afgesloten. Middels een eerder toegezegde evaluatie wordt breed gekeken of baten-lasteninformatie van toegevoegde waarde is en of, en zo ja, hoe dit onderdeel kan vormen van het begrotings- en verslaggevingsstelsel van de Rijksoverheid. De evaluatie wordt op dit moment uitgevoerd en zal in de eerste helft van 2022 worden afgerond.

Stand van zaken versterking evaluatiestelstel en professionalisering van evaluatievaardigheden

Inzicht in de effectiviteit en efficiëntie van lopend en voorgenomen beleid is essentieel om als overheid maatschappelijke meerwaarde te kunnen leveren. Om dit inzicht te vergroten werken alle departementen aan het versterken van het rijksbrede evaluatiestelsel. Een belangrijk instrument daarbij is de Strategische Evaluatie Agenda (SEA). Sinds 2021 geeft elk ministerie bij de begroting een jaarlijks overzicht van de belangrijke beleidsthema's, een korte toelichting op de inzichtbehoefte per thema en een geprioriteerde agendering van (evaluatie)onderzoek die aansluit op die inzichtbehoefte. Op de SEA staan alle ex-ante, ex-durante, ex-post onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid, waaronder ook evaluaties van subsidies, agentschappen en zelfstandige bestuursorganen.

De Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) wordt, mede gelet op het nieuwe instrument SEA en de eisen die dit instrument stelt, herzien. In brieven aan de Tweede Kamer over nieuwe voorstellen wordt – in lijn met artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (‘CW 3.1’) – doelen, instrumenten, financiële gevolgen, doeltreffendheid/doelmatigheid en beoogde monitoring en evaluatie van het voorgestelde beleid worden toegelicht.

Ten slotte wordt met een breed opleidingenaanbod, in het bijzonder de uit zes modules bestaande opleiding monitoren, evalueren en leren (Rijksacademie), ingezet op het (verder) professionaliseren van de evaluatievaardigheden van ambtenaren. Per januari 2021 is bovendien een toolbox beleidsevaluaties gelanceerd die beleidsmedewerkers helpt om bij elk vraagstuk een passende evaluatiemethode te kiezen. Deze toolbox is openbaar beschikbaar en wordt steeds geüpdatet met nieuwe inzichten en methodes.

15 EUROPESE BEGROTINGSREGELS

Het Stabiliteits- en Groeipact

In het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) hebben de lidstaten van de Europese Unie vastgelegd aan welke eisen hun overheidsfinanciën moeten voldoen. Deze afspraken moeten zorgen voor gezonde overheidsfinanciën van de lidstaten, op zowel korte als lange termijn. Deze afspraken gelden ook voor Nederland en kennen een zogenoemde correctieve en preventieve arm. De correctieve arm omvat de bekendste grenswaarden van het SGP: een overheidsschuld van maximaal 60 procent van het bbp (of een schuld die snel genoeg naar die grenswaarde daalt) en een feitelijk begrotingstekort (EMU-saldo) van maximaal 3 procent van het bbp. Met die normen biedt het SGP doelstellingen om de overheidsfinanciën van de lidstaten op een gezond spoor te krijgen en te houden. Indien niet aan deze normen voldaan wordt kan een zogenaamde buitensporigtekortprocedure worden geopend (de ‘correctieve arm’).

Door het activeren van de algemene ontsnappingsclausule in het kader van de coronacrisis kunnen lidstaten tijdelijk afwijken van de vereisten van het SGP voor wat betreft de preventieve arm. De clausule betekent echter niet dat bij overschrijding van de grenswaarden van de correctieve arm geen buitensporigtekortprocedure kan worden geopend. Ook vinden reguliere procedures, zoals bijvoorbeeld het Europees Semester en de landenspecifieke aanbevelingen, doorgang. Hieronder worden zowel de reguliere regels als de huidige situatie in meer detail besproken.

Preventieve arm

Voor een lidstaat in de preventieve arm van het SGP zijn de middellangetermijndoelstelling (medium term objective, MTO) en de uitgavenregel relevant. De middellangetermijndoelstelling is een minimaal structureel saldo en wordt voor elke lidstaat afzonderlijk vastgesteld, op basis van onder andere de volatiliteit en houdbaarheid van de publieke schuld. Het structurele EMU-saldo is het feitelijke overheidstekort, gecorrigeerd voor de stand van de economie (conjunctuur) en eenmalige inkomsten en uitgaven. Nederland heeft momenteel een MTO van ‒0,5 procent bbp. De MTO wordt per 3 jaar vastgesteld. Elke lidstaat heeft de mogelijkheid tot aanvraag van een MTO tussen de ‒ 0,5 en ‒ 1,0 procent bbp, mits zijn EMU-schuld significant onder 60 procent bbp ligt en de schuldhoudbaarheidsrisico’s laag zijn op de lange termijn. Indien dit het geval is voor Nederland, kan Nederland een MTO van maximaal ‒ 1,0 procent bbp toegewezen krijgen. Een dergelijke aanpassing geschiedt na een aanvraag in het Stabiliteitsprogramma. Als een lidstaat niet voldoet aan zijn MTO, schrijven de regels van het SGP voor dat het structureel saldo jaarlijks een verbetering moet laten zien met 0,5 procent bbp als uitgangspunt. Omdat de MTO rekening houdt met conjunctuur, biedt de preventieve arm ruimte voor stabiliserend begrotingsbeleid in laagconjunctuur, maar vraagt de preventieve arm ook om prudent begrotingsbeleid in hoogconjunctuur.

Als een lidstaat niet voldoet aan de MTO of het aanpassingspad, moeten lidstaten voldoen aan de uitgavenregel. Die regel schrijft voor dat de gecorrigeerde1 overheidsuitgaven niet harder mogen groeien dan de gemiddelde potentiële economische groei, waarbij ook rekening gehouden wordt met de afstand tot de MTO. De gedachte achter deze uitgavenregel is dat de inkomsten meebewegen met de economische ontwikkeling. Als de niet-conjuncturele uitgaven dan meestijgen met het potentiële bbp, blijft het structurele saldo in theorie gelijk. De uitgavenregel kan om deze reden worden gezien als een minder volatiele manier om de structurele verbetering van het saldo te meten.

De uitgaven mogen sneller stijgen dan de norm die volgt uit de uitgavenregel, indien dit gecompenseerd wordt met discretionary revenue measures (DRMs). Dit zijn beleidsmaatregelen om de inkomsten te verhogen; inkomstenmeevallers tellen niet mee. De gedachte is dat de Europese begrotingsregels geen invloed mogen uitoefenen op de omvang van de overheid. Belastingen verhogen om extra uitgaven te financieren is, in tegenstelling tot de nationale begrotingsregels, dus toegestaan. Belastingverlagingen mogen gefinancierd worden met een lagere uitgavengroei.

Huidige situatie: toepassing algemene ontsnappingsclausule

De uitzonderlijke budgettaire effecten van de huidige economische crisis en de noodmaatregelen die in verschillende lidstaten zijn genomen leiden in vrijwel alle lidstaten tot een overschrijding van de normen uit het SGP. Volgens de meest recente ramingen zal Nederland in 2022 niet langer de tekortnorm van 3 procent overschrijden. Ook het structureel saldo verbetert, maar blijft afwijken van de MTO (zie tabel).

Tabel 15.1 Ontwikkeling structureel saldo

(in procenten bbp)

2021

2022

2023

Feitelijk EMU-saldo

‒ 6,0%

‒ 2,4%

‒ 1,3%

Conjuncturele component

‒ 1,0%

0,3%

0,1%

Incidentele correcties

0,0%

0,0%

0,0%

Structureel EMU-saldo

‒ 4,9%

‒ 2,7%

‒ 1,4%

Gelet op de omvang van de begrotingsinspanning die nodig is om de gevolgen van de coronacrisis voor Europese burgers en bedrijven te mitigeren, heeft de Commissie in maart 2020 aangegeven de flexibiliteit die binnen het SGP voor dit soort omstandigheden bestaat te willen benutten. Daartoe heeft zij voorgesteld de zogenaamde algemene ontsnappingsclausule te activeren, hetgeen de Raad vervolgens heeft bekrachtigd. De algemene ontsnappingsclausule stelt lidstaten in staat tijdelijk af te wijken van het aanpassingstraject richting de MTO en om binnen de buitensporigtekortprocedure het gevraagde begrotingstraject anders vast te stellen dan in normale tijden het geval zou zijn. Dit houdt in dat lidstaten tijdelijk een hoger structureel tekort mogen hebben dan de preventieve arm normaal gesproken toestaat, om de benodigde discretionaire maatregelen te nemen tijdens de coronacrisis.

De Commissie heeft zogenoemde artikel 126 rapporten opgesteld en geconcludeerd dat Nederland, en andere Europese lidstaten, een buitensporig begrotingstekort hebben. Vanwege de grote onzekerheid in de ramingen veroorzaakt door de coronacrisis, concludeerde de Commissie echter dat het openen van buitensportigtekortprocedures niet gerechtvaardigd was. De Commissie heeft aangegeven dat de ontsnappingsclausule gedeactiveerd wordt op het moment dat de economie van zowel de EU als de eurozone het niveau van voor de crisis heeft bereikt. Volgens de laatste ramingen van de Commissie betekent dit dat daarmee de ontsnappingsclausule eind 2022 wordt opgeheven en de regels onder de preventieve arm weer worden toegepast in 2023.

Nederland heeft voor 2022 middels het Europees semester – net als alle Europese lidstaten – aanbevelingen gekregen op het gebied van begrotingsbeleid. De Commissie beveelt met name aan dat de publieke investeringen op peil gehouden moeten worden, bijvoorbeeld middels het herstel- en veerkrachtfonds (RRF). Ook wordt aandacht gevraagd voor prudent begrotingsbeleid en een duurzaam en inclusief herstel. Er wordt specifiek gerefereerd aan houdbare overheidsfinanciën voor de lange en middellange termijn. Hier is geen numerieke begrotingsopdracht aan verbonden.

Vergelijk met raming Europese Commissie

Bij de zomerraming ging de Europese Commissie uit van een bbp-groei van 3,3 procent in zowel 2021 als 2022. De Commissie is daarbij ten opzichte van het CPB wat negatiever over de groei in 2021, en wat positiever over het herstel volgend jaar. Het CPB raamt een groei van 3,9 procent in 2021 en een groei van 3,5 procent in 2022.

Een groot deel van de hogere groeiverwachting in 2021 is toe te schrijven aan hogere (feitelijke) inhaalgroei. De laatste volledige raming door de Commissie (inclusief overheidsfinanciën) is de lenteraming van 12 mei 2021. De CPB-raming is voor 2021 behoorlijk omhoog bijgesteld vanwege versnelde inhaalgroei in de eerste twee kwartalen van 2021. Deze cijfers zijn nog niet meegenomen in de EC-lenteraming, maar komen wel deels terug in de zomerraming van de Europese Commissie. De verwachting van zowel het EC als de CPB is dat in de loop van 2022 de economie weer op het niveau van voor de coronacrisis is.

 

EC - lenteraming

EC - zomerraming

Miljoenennota

 

2021

2022

2021

2022

2021

2022

Bbp-groei

2,3%

3,6%

3,3%

3,3%

3,9%

3,5%

Overheidssaldo

‒ 5,0%

‒ 1,8%

  

‒ 6,0%

‒ 2,4%

Overheidsschuld

58,0%

56,8%

  

57,7%

57,8%

Het overheidssaldo is op basis van de Miljoenennota negatiever in zowel 2021 als in 2022 dan de lenteraming van de Europese Commissie. Tegenover snel verbeterende economische ontwikkelingen in 2021 staan aanvullende noodmaatregelen en andere urgente dossiers (zoals klimaatuitgaven en criminaliteitsbestrijding) die sinds de lenteraming van de Europese Commissie zijn genomen en het saldo verder belasten.

De overheidsschuld is in 2021 volgens de CPB-raming wat lager. De lagere schuld in 2021 is deels het gevolg van het noemereffect, aangezien de economie sneller terugveert volgens de cijfers in de Miljoenennota. Vanwege de additionele uitgaven en verlengde steunmaatregelen in 2021 en 2022 zet de daling van de schuldquote echter later in dan volgens de lenteraming van de Europese Commissie.

Al met al zijn de verschillen tussen zowel de macro-economische als de budgettaire raming beperkt in het licht van het tijdsverschil tussen de ramingen en de grote onzekerheden in de nasleep van de coronacrisis.

Wet houdbare overheidsfinanciën

Het CPB en de Raad van State informeren en adviseren de overheid gevraagd en ongevraagd over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het CPB levert het kabinet onafhankelijke economische ramingen als basis voor het begrotingsbeleid. De Raad van State geeft een advies bij de Miljoenennota vanaf de eerste Miljoenennota in 1906. Daarnaast controleert de Afdeling Advisering van de Raad van State sinds 2015 ook of de overheid de Europese begrotingsregels naleeft.2

De Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) heeft de essentiële uitgangspunten van het Nederlandse begrotingsbeleid en de Europese begrotingsregels vastgelegd. Ook voor de decentrale overheden is de Wet hof relevant omdat zij een aandeel hebben in het EMU-saldo. De Europese Commissie heeft geoordeeld dat Nederland hiermee voldoet aan de eisen van het Fiscal Compact, de verankering van de Europese begrotingsregels.

Voetnoten

  • 1. Waarbij onder meer wordt gecorrigeerd voor de cyclische werkloosheidsuitgaven en rente-uitgaven.

  • 2. Deze vormgeving vloeit voort uit het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur (VSCB) en EU-verordening 473/2013. De rol van de Raad van State en het CPB is wettelijk verankerd in de Wet houdbare overheidsfinanciën.

16 HORIZONTALE TOELICHTING

In deze bijlage wordt per begrotingshoofdstuk op artikelniveau een toelichting gegeven op het verloop van de uitgaven en niet-belastingontvangsten vanaf 2021 tot en met 2026.

De totalen per begroting zijn exclusief de uitgaven en ontvangsten die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen. De HGIS-uitgaven en niet-belastingontvangsten worden separaat gepresenteerd en toegelicht.

De cijfers van de afzonderlijke begrotingen luiden in miljoenen euro’s in constante prijzen van het jaar 2021. Een uitzondering hierop vormen de premiegefinancierde uitgaven van SZW en VWS. Deze luiden in lopende prijzen.

De Koning

I DE KONING
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

46,8

48,2

48,2

48,2

48,2

48,2

totaal niet-belastingontvangsten

0,3

0,1

1,7

1,7

1,7

1,7

1

Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

      
 

Uitgaven

8,9

10,5

10,5

10,5

10,5

10,5

 

Ontvangsten

 

0,1

1,7

1,7

1,7

1,7

2

Functionele uitgaven van de Koning

      
 

Uitgaven

31,1

31,1

31,1

31,1

31,1

31,1

3

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

      
 

Uitgaven

6,8

6,5

6,5

6,5

6,5

6,5

 

Ontvangsten

0,3

     

Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

Op dit artikel worden de uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis verantwoord. De lichte stijging in de uitgaven vanaf 2021 wordt verklaard doordat de Prinses van Oranje in 2021 achttien jaar wordt en zij vanaf dat moment een grondwettelijke uitkering ontvangt (de a-component en de b-component ). Dit is in 2021 (naar rato) 0,1 miljoen euro en vanaf 2022 het jaarbedrag van 1,7 miljoen euro.

De ontvangsten betreft het terugstorten van de grondwettelijke uitkering van de vermoedelijke opvolger van de Koning. De Prinses van Oranje heeft besloten dat zij tot het einde van haar studie de a-component terug zal storten. De b-component zal zij tevens terug storten, zolang zij geen hoge kosten zal maken in haar functie als Prinses van Oranje. Het terug te storten bedrag wordt in de begroting van het daaropvolgende jaar verwerkt, dus het bedrag van 2021 wordt verwerkt in de begroting van 2022.

Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

Op dit artikel staan de functionele uitgaven van de Koning, waaronder de uitgaven aan personeel en materieel en overige specifieke uitgaven, zoals de inzet van luchtvaartuigen.

Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Op dit artikel staan de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen, zoals de uitgaven in het kader van voorlichting, het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning.

Staten Generaal

IIA STATEN-GENERAAL
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

209,4

184,2

181,1

180,5

184,3

181,6

totaal niet-belastingontvangsten

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

1

Wetgeving en controle Eerste Kamer

      
 

Uitgaven

24,3

15,8

15,7

15,7

15,6

15,6

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

2

Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

      
 

Uitgaven

35,7

34,6

33,5

34,1

35,6

34,6

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

3

Wetgeving en controle Tweede Kamer

      
 

Uitgaven

147,9

132,2

130,3

129,2

131,5

129,8

 

Ontvangsten

3,6

3,6

3,6

3,6

3,6

3,6

4

Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

      
 

Uitgaven

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

10

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

      

Artikel 1 Wetgeving en controle Eerste Kamer

De middelen op dit artikel worden ingezet voor de uitvoering van de kerntaken van de Eerste Kamer. Het budget voor 2021 is hoger dan in latere jaren, onder meer vanwege de niet-huisvestingskosten van de Eerste Kamer in relatie tot de renovatie van het Binnenhof. Ten opzichte van voorgaande jaren is het budget de komende jaren hoger in verband met een structurele verhoging van de begroting ten behoeve van versterking van de ambtelijke ondersteuning.

Artikel 2 Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

De hoogte van de uitgaven aan (oud-)leden van de Tweede Kamer wordt beïnvloed door verkiezingen. In het jaar van de verkiezingen en het jaar erna stijgt het beroep op wachtgeld. In 2021 vallen de uitgaven daarom relatief hoog uit, om in de jaren daarna weer af te nemen tot aan de volgende verkiezingen.

Artikel 3 Wetgeving en controle Tweede Kamer

De middelen op dit artikel worden ingezet voor de uitvoering van de kerntaken van de Tweede Kamer. Het gaat bijvoorbeeld om de financiering van de ambtelijke ondersteuning van het constitutionele proces van de Tweede Kamer, de financiering van de digitale en fysieke infrastructuur van het parlement en de kosten van de fracties. Het budget voor 2021 is hoger dan in latere jaren, onder meer vanwege diverse kosten die verband houden met de renovatie van het Binnenhof (o.a. de niet-huisvestingskosten van de Tweede Kamer en de kosten voor de tijdelijke huisvesting). Tevens nemen in een verkiezingsjaar en het jaar erna de uitgaven voor fractiekosten toe. Dit komt voornamelijk omdat na verkiezingen tijdelijk zowel de fractieondersteuning op basis van de oude samenstelling van de Tweede Kamer, als de fractieondersteuning op basis van de nieuwe samenstelling wordt gefinancierd.

Artikel 4 Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

De middelen op dit artikel worden ingezet voor interparlementaire activiteiten.

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT, KABINETTEN EN DE KIESRAAD
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

156,9

152,1

151,2

154,1

150

145,5

totaal niet-belastingontvangsten

6

6

6

6

6

6

1

Raad van State

      
 

Uitgaven

77,8

75,7

74,6

73,8

73,8

69,2

 

Ontvangsten

2

2

2

2

2

2

2

Algemene Rekenkamer

      
 

Uitgaven

35,1

35,1

35,2

38,5

35,4

35,4

 

Ontvangsten

1

1

1

1

1

1

3

De Nationale ombudsman

      
 

Uitgaven

22,2

23,2

23,5

23,7

23,6

23,6

 

Ontvangsten

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

4

Kanselarij der Nederlandse Orden

      
 

Uitgaven

5,7

4,7

4,7

4,7

4,2

4,2

 

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

6

Kabinet van de Gouverneur van Aruba

      
 

Uitgaven

2,7

2

2

2

2

2

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

7

Kabinet van de Gouverneur van Curaçao

      
 

Uitgaven

3,6

3

3

3

3

3

 

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

8

Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

      
 

Uitgaven

2,6

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

9

Kiesraad

      
 

Uitgaven

7,3

6,1

5,9

6,3

5,8

5,8

10

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

      

Artikel 1 Raad van State

Er zijn structurele middelen toegevoegd aan de begroting van de Raad van State voor de bedrijfsvoering en voor de implementatie en uitvoering van de Wet open overheid. Voor 2021 valt het budget hoger uit t.o.v. latere jaren. Dit komt grotendeels door de niet-huisvestingkosten in het kader van de renovatie van het Binnenhof en het startbudget voor informatiehuishouding.

Artikel 2 Algemene Rekenkamer

Voor 2021 is het startbudget voor informatiehuishouding toegevoegd aan de begroting van de Algemene Rekenkamer. Daarnaast zijn er voor de periode 2021-2027 middelen toegevoegd aan de begroting van de Algemene Rekenkamer voor de kosten die de Algemene Rekenkamer zelf maakt ten aanzien van de renovatie van hun huisvesting.

Artikel 3 De Nationale ombudsman

Voor 2021 is het startbudget voor informatiehuishouding toegevoegd aan de begroting van de Nationale ombudsman. Daarnaast zijn er structurele middelen toegevoegd aan de begroting van de Nationale ombudsman voor de uitbreiding van het klachtrecht bij de Nationale ombudsman.

Artikel 4 Kanselarij der Nederlandse Orden

Voor 2021 is het startbudget voor informatiehuishouding evenals de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting van de Kanselarij der Nederlandse Orde.

Artikel 6 Kabinet van de Gouverneur van Aruba

Aan de begroting van het Kabinet van de Gouverneur van Aruba zijn voor 2021 middelen toegevoegd voor de bedrijfsvoering en voor tegenvallers in het budgettaire beeld als gevolg van prijseffecten die leiden tot een bestedingseffect.

Artikel 7 Kabinet van de Gouverneur van Curaçao

Aan de begroting van het Kabinet van de Gouverneur van Curaçao zijn voor 2021 middelen toegevoegd voor tegenvallers in het budgettaire beeld als gevolg van prijseffecten die leiden tot een bestedingseffect.

Artikel 8 Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

Aan de begroting van het Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten zijn voor 2021 middelen toegevoegd voor tegenvallers in het budgettaire beeld als gevolg van prijseffecten die leiden tot een bestedingseffect.

Artikel 9 Kiesraad

Aan de begroting van de Kiesraad zijn structurele middelen toegevoegd voor investeringen in het digitaal hulpmiddel uitslagberekening en voor de capaciteit en deskundigheid van de Kiesraad zodat het digitaal hulpmiddel op een adequate manier beheerd en onderhouden kan worden. Daarnaast zijn er structurele middelen toegevoegd aan de begroting voor de bedrijfsvoering.

Algemene Zaken

III ALGEMENE ZAKEN
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

85,1

84,5

80,8

82,9

82,5

85,2

totaal niet-belastingontvangsten

7,5

7,2

7,2

7,2

7,2

7,3

1

Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

      
 

Uitgaven

79,7

79,2

75,6

77,7

77,3

80

 

Ontvangsten

4,5

4,5

4,5

4,5

4,5

4,5

2

Kabinet van de Koning

      
 

Uitgaven

2,9

2,7

2,7

2,7

2,7

2,7

 

Ontvangsten

2,9

2,7

2,7

2,7

2,7

2,7

3

Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

      
 

Uitgaven

2,5

2,5

2,5

2,4

2,4

2,4

Artikel 1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Dit artikel bestaat onder andere uit de bijdrage voor het agentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC), de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB). De hogere uitgaven in 2021 en 2022 worden deels veroorzaakt door investeringen in ICT-middelen en uitgaven in het kader van de renovatie van het Binnenhof. De daling in 2022 en 2023 en de oploop in 2024 en verder wordt verklaard door de fluctuatie in IT uitgaven.

Artikel 2 Kabinet van de Koning

Het Kabinet van de Koning (KvdK) zorgt voor de ambtelijke ondersteuning van de Koning bij de uitoefening van zijn staatsrechtelijke taken en fungeert als schakel tussen Koning en Ministers.

Artikel 3 Commissie van toezicht op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2017) is er een Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en een afdeling klachtenafhandeling van deze Commissie ingesteld. Zij houdt toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van deze wet en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). De Commissie toetst zowel het handelen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) als de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) aan de juridische kaders voor deze diensten. De afdeling klachtenbehandeling onderzoekt en behandelt klachten en meldingen over het vermoeden van een misstand.

Koninkrijksrelaties

IV KONINKRIJKSRELATIES
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

907,9

376,3

170,7

159,6

178,7

178,7

totaal niet-belastingontvangsten

35,2

34,6

31,1

31

31

31

1

Versterken rechtsstaat

      
 

Uitgaven

23,1

80,4

58,4

58,8

82,4

82,4

4

Bevorderen sociaaleconomische structuur

      
 

Uitgaven

76,7

65,4

59,3

48,1

43,6

43,6

 

Ontvangsten

0,5

     

5

Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

      
 

Uitgaven

763,7

201,5

28,5

28,5

28,5

28,5

 

Ontvangsten

34,7

34,6

31,1

31

31

31

6

Apparaat

      
 

Uitgaven

23,7

21,7

21,2

20,9

20,9

20,9

7

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

13,2

2,4

3,3

3,3

3,3

3,3

8

Wederopbouw Bovenwindse Eilanden

      
 

Uitgaven

7,5

4,9

    

Artikel 1 Versterken rechtsstaat

Eind 2020 zijn er extra middelen toegevoegd voor versterking van de rechtsstaat vanuit de gesloten overeenkomst landspakketten. Het betreft 33 miljoen euro in 2021 oplopend tot 45,4 miljoen euro vanaf 2025. Het budget voor de Nationale Politie vanaf 2025 moet net als voorgaande jaren nog overgeboekt worden naar het Ministerie van JenV. Zo wordt ook recht gedaan aan de Politiewet 2012, die bepaalt dat er tussen de Nationale Politie en het Ministerie van JenV een gesloten systeem van financiering bestaat. Voor 2022 is er 20,0 miljoen euro beschikbaar voor de detentie vastgoed op Sint Maarten, waarvan de helft via een kasschuif van 2021 naar 2022 is geschoven.

Artikel 4 Bevorderen sociaaleconomische structuur

In 2021 liggen de uitgaven flink hoger doordat er noodhulp in het kader van de coronacrisis wordt verstrekt aan de landen. Daarnaast ontvangt Bonaire International Airport compensatie voor inkomstenderving ten gevolge van de coronacrisis. Tevens vinden er in 2021 extra uitgaven plaats voor de ondersteuning van Nederland in Curaçao en Aruba vanwege de situatie in Venezuela. Vanaf 2021 staat ook een budget voor het Caribisch Orgaan Hervorming en Ontwikkeling op de begroting. Dit budget loopt op van ca. 15 miljoen euro in 2021 naar ca. 30 miljoen euro vanaf 2023. Tot slot, heeft er een kasschuif plaatsgevonden van 20,0 miljoen euro van 2021 naar 2022 in het kader van de ondersteuning van bedrijfsleven in Curaçao.

Artikel 5 Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

Uit hoofde van de beleidsmatige verantwoordelijkheid van de Minister van BZK voor de schuldsanering van de voormalige Nederlandse Antillen worden de meerjarige aflossings- en rentereeksen verantwoord op de begroting van Koninkrijksrelaties. Tot en met 2028 is dit een constant bedrag. De schuldsanering loopt door tot 2030. In 2021 zijn er daarnaast liquiditeitsleningen verstrekt aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Als onderdeel van de landsovereenkomst met Aruba zijn ook twee leningen in 2021 en 2022 geherfinancierd. Daarnaast zijn er twee leningen in 2021 en 2022 aan Aruba beschikbaar gesteld om de rentelasten van Aruba te verminderen. De ontvangsten in 2021 en 2022 zijn tot slot hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen op de renteontvangsten.

Artikel 6 Apparaat

De uitgaven in 2021 en 2022 liggen hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen. Daarnaast is er in 2021 eindejaarsmarge toegevoegd voor verbetering van de informatiebeveiliging bij de Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO-CN). Ook zijn er in 2021 middelen beschikbaar voor de tijdelijke werkorganisatie van het op te richten Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling.

Artikel 7 Nog onverdeeld

Het saldo van de wisselkoersreserve 2020 is toegevoegd aan 2021. Daarnaast zijn er meerjarig middelen gereserveerd voor het opvangen van valutaschommelingen (1 miljoen euro vanaf 2021). De resterende middelen (loon- en prijsbijstellingen) worden op een later moment toegekend aan de relevante beleidsartikelen.

Artikel 8 Wederopbouw Bovenwindse eilanden

Bij Tweede Suppletoire begroting 2017 is naar aanleiding van de orkanen Irma en Maria artikel 8 aangemaakt voor Noodhulp en Wederopbouw Bovenwindse Eilanden. In 2021 is hiervan 5 miljoen euro doorgeschoven naar 2022.

Buitenlandse Zaken

V BUITENLANDSE ZAKEN
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

10.387,10

9.760,70

9.792,20

10.086,30

10.448,80

10.599,90

totaal niet-belastingontvangsten

820

868,7

886

903,8

921,8

940,3

3

Effectieve Europese samenwerking

      
 

Uitgaven

10.387,10

9.760,70

9.792,20

10.086,30

10.448,80

10.599,90

 

Ontvangsten

820

868,7

886

903,8

921,8

940,3

Relatie begroting van Buitenlandse Zaken en de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bestaat uit HGIS-uitgaven/ontvangsten en niet-HGIS-uitgaven/ontvangsten. De HGIS-uitgaven en -ontvangsten worden toegelicht in de horizontale toelichting van de HGIS. De niet-HGIS-uitgaven en –ontvangsten hebben betrekking op de Nederlandse afdrachten aan en ontvangsten van de EU en worden hieronder toegelicht.

Artikel 3: Effectieve Europese Samenwerking

De meerjarige ontwikkeling van het artikel Effectieve Europese samenwerking wordt bepaald door de doorwerking van de jaarlijkse nominale ontwikkeling van de EU-begroting, de btw-grondslag en de invoerrechten in de Nederlandse afdrachten. In het najaar van 2020 is een akkoord gesloten voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK; 2021-2027). De budgettaire gevolgen van dit akkoord zijn verwerkt op de BZ-begroting. De hoogte van de MFK-plafond beweegt ongeveer mee met de ontwikkeling van de economie en inflatie. Dit vertaalt zich in een stijging van de Nederlandse afdrachten vanaf 2022. In 2021 lag de afdracht relatief hoger dan in de latere jaren, onder andere door betalingen die nog voortvloeien uit vastleggingen die nog tijdens het vorige MFK zijn gedaan. Daarnaast is de Commissie voortvarend van start gegaan met de nieuwe prioriteiten om snel beleid te kunnen voeren in reactie op de COVID-19-crisis, waarvoor middelen naar voren zijn gehaald. De daling in 2022 e.v. is het gevolg van een administratieve boeking (zie verticale toelichting: HGIS-categorisering EU-toerekening). Een deel van de EU-afdrachten wordt toegerekend aan de HGIS. Dit is nu inzichtelijk gemaakt op de Rijksbegroting.

Justitie en Veiligheid

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

14.836,10

14.931,20

14.520,70

14.423,20

14.316,60

14.373,40

totaal niet-belastingontvangsten

1.991,40

1.570,50

1.592,10

1.603,80

1.597,60

1.624,50

31

Politie

      
 

Uitgaven

6.613,50

6.687,10

6.501,40

6.506,80

6.494,10

6.551,60

 

Ontvangsten

63,9

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

32

Rechtspleging en rechtsbijstand

      
 

Uitgaven

1.762,70

1.868,90

1.844,30

1.796,90

1.712,80

1.709,40

 

Ontvangsten

193,4

198,1

195,2

184,7

182,1

180,5

33

Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

      
 

Uitgaven

969,9

1.469,60

1.386,80

1.347,40

1.283,40

1.279,70

 

Ontvangsten

1.483,60

1.280,00

1.301,60

1.322,70

1.318,10

1.344,50

34

Straffen en beschermen

      
 

Uitgaven

3.284,20

3.241,80

3.212,30

3.208,70

3.219,20

3.208,70

 

Ontvangsten

78,2

82,4

83,4

84,5

85,5

86,6

36

Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid

      
 

Uitgaven

612,9

291,3

294,2

294,2

294,2

294,3

 

Ontvangsten

31,5

2

2

2

2

2

37

Migratie

      
 

Uitgaven

1.074,50

895,4

770

757,8

759,4

773,3

 

Ontvangsten

121

3

5

5

5

6

91

Apparaat kerndepartement

      
 

Uitgaven

487,5

436,3

436

433,4

433,2

432,6

 

Ontvangsten

19,9

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

92

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

27,8

37,8

72,7

74,9

117,3

120,7

93

Geheim

      
 

Uitgaven

3,1

3,1

3,1

3,1

3,1

3,1

Artikel 31 Politie

De relatief hogere uitgaven in 2021 en 2022 zijn het gevolg van een desaldering van enkele bijzondere bijdragen en het betreft onder ander een kasschuif op een vroegpensioen regeling van de politie (inkoop Max). De relatief hoge ontvangsten in 2021 zijn het gevolg van een desaldering van enkele bijzondere bijdragen voor de politie die geboekt is in de jaren 2019, 2020 en 2021.

Artikel 32 Rechtspleging en rechtsbijstand

De uitgaven zijn in 2022 hoger dan in 2021 doordat er aanvullende middelen beschikbaar zijn gesteld voor de sociale advocatuur. Ter uitvoering van de motie Klaver/Ploumen (TK 28 362, nr. 44) maakt het kabinet extra middelen vrij voor betere vergoedingen van sociale advocaten (in lijn met scenario 1 van de commissie-Van der Meer). Voor 2022 wordt hiervoor 154 miljoen euro beschikbaar gesteld. Met de vernieuwing van het stelsel van rechtsbijstand wordt ingezet op snellere en meer laagdrempelige hulp voor mensen met problemen. Het beroep op rechtsbijstand zal hierdoor in de toekomst naar verwachting enigszins afnemen. Daarnaast zet het kabinet in op een grotere (financiële) bijdrage van commerciële advocatenkantoren. Deze maatregelen moeten ertoe leiden dat met ingang van 2025 nog een structureel bedrag van 64 miljoen euro per jaar benodigd is. Dit verklaart ook deels de daling in het budget vanaf 2022 en verder. Daarnaast is er sprake van een lichte afname in de bijdrage aan de Raad voor de Rechtspraak en lopen de incidentele tijdelijke extra middelen die zijn vrijgemaakt voor het programma van de stelselherziening rechtsbijstand af na 2024. Bij de ontvangsten wordt de daling vanaf 2022 verklaard door een afname in de verwachte ontvangsten van griffierechten.

Artikel 33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

Het budget voor het jaar 2022 is hoger dan het budget in 2021 doordat er aanvullende middelen beschikbaar zijn gesteld voor ondermijning. Het kabinet investeert in 2022 524 miljoen euro extra in de bestrijding van ondermijnende criminaliteit, waarvan 154 miljoen euro voor bescherming en veiligheid. Hiermee kan enerzijds een urgent noodzakelijke impuls worden gegeven aan de bescherming en veiligheid van degenen die zich dagelijks inspannen tegen ondermijning. Daarnaast zijn structurele middelen beschikbaar gesteld voor de samenhangende aanpak van ondermijning. De reeks van bescherming en veiligheid loopt af naar 64 miljoen euro structureel en verklaart grotendeels de afloop in het budget. Bij de ontvangsten is er sprake van een lichte oploop vanwege een oplopende raming van de boeteontvangsten.

Artikel 34 Straffen en Beschermen 

Als gevolg van de geraamde capaciteitsbehoefte volgens het prognosemodel justitiële ketens (PMJ) vallen de uitgaven voor straffen en beschermen in 2022 licht hoger uit dan in 2021. Na 2022 is sprake van een stabiele reeks, omdat de meesten additionele bijdragen vanaf 2023 op het niveau van 2022 zijn doorgetrokken. De ontvangsten in deze periode zijn stabiel.

Artikel 36 Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid

De uitgaven op artikel 36 zijn in 2021 eenmalig hoger vanwege de extra middelen die zijn vrijgemaakt om de coronakosten op te vangen, onder andere voor de oprichting van het programma Directoraat-Generaal Samenleving en COVID-19. Daarnaast is er in 2021 ook 200 miljoen euro vrijgemaakt voor de Regeling tegemoetkoming schade 2021, zodat Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zo snel mogelijk kan starten met het uitkeren van de vergoedingen aan gedupeerden voor de schade die veroorzaakt is door extreme wateroverlast in (met name) Limburg. De uitgaven en ontvangsten op artikel 36 blijven de komende jaren nagenoeg stabiel.

Artikel 37 Migratie

De meest recente asielraming laat op middellange termijn een daling zien. Dit vertaalt zich onder andere in lagere kosten voor de asielopvang in het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De kosten in 2021 zijn eenmalig hoger vanwege onder andere de kosten voor de tijdelijke taskforce van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND).

Artikel 91 Apparaatsuitgaven kerndepartement

De apparaatsuitgaven op artikel 91 zijn voor 2021 eenmalig hoger en daarna structureel lager. De daling van de apparaatskosten op artikel 91 wordt enerzijds grotendeels veroorzaakt doordat een aantal budgetten geen meerjarig karakter draagt (15,4 miljoen euro, waaronder: coronamiddelen, vernieuwing rijksportaal en kosten digitalisering) en anderzijds door het overboeken van de bijdrage justid van artikel 91 naar artikel 33 (32,4 miljoen euro). Deze laatste overboeking resulteert ook in een verlaging van de ontvangsten op artikel 91 met 15 miljoen euro.

Artikel 92 Nominaal en Onvoorzien

Artikel 92 is een doorverdeelartikel. Dit niet-beleidsartikel wordt gebruikt voor het parkeren middelen, die later worden doorverdeeld naar andere artikelen. Ten laste van artikel 92 worden geen uitgaven en ontvangsten gedaan. De oploop wordt vooral verklaard door reeksen die nog niet structureel zijn verdeeld, structurele opbrengsten van interne herallocaties en gereserveerde middelen voor beleidsvoornemens die door de demissionaire status van het kabinet, in afwachting van de kabinetsformatie, nog niet in procedure zijn gebracht.

Artikel 93 Geheim

De uitgaven op artikel 93 zijn de komende jaren stabiel.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

8.895,40

8.057,60

7.399,80

7.330,20

7.445,70

7.528,10

totaal niet-belastingontvangsten

1.198,40

1.097,60

1.293,40

1.263,20

1.257,00

1.239,60

1

Openbaar bestuur en democratie

      
 

Uitgaven

119

86,6

78,5

78,6

70,3

70,8

 

Ontvangsten

24,8

24,8

24,8

24,8

24,8

24,8

2

Nationale veiligheid

      
 

Uitgaven

339

344,2

346,8

345

344,9

344,9

 

Ontvangsten

14,7

14,7

14,7

14,7

14,7

14,7

3

Woningmarkt

      
 

Uitgaven

5.523,30

4.632,10

4.666,60

4.805,30

4.947,00

5.076,80

 

Ontvangsten

420,1

354,1

358,9

346

339,8

332,6

4

Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

      
 

Uitgaven

603,4

445,5

262,8

217,1

235,1

179,1

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

5

Ruimtelijke ordening en Omgevingswet

      
 

Uitgaven

151,3

122,5

86,4

82,9

81,9

76,8

 

Ontvangsten

4,7

3,8

3,8

3,8

3,8

3,8

6

Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

      
 

Uitgaven

186

216,3

153,5

146,1

146,7

144,6

 

Ontvangsten

6,8

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

7

Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

      
 

Uitgaven

105

193,6

188

161,3

160,6

157

 

Ontvangsten

0,3

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

9

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

      
 

Uitgaven

181,4

136,9

137

138,2

139,2

160,6

 

Ontvangsten

157,8

120,3

120,3

103

103

92,8

10

Groningen versterken en perspectief

      
 

Uitgaven

960,5

1.124,30

831,9

778,3

760,7

758,6

 

Ontvangsten

363,6

490

661

661

661

661

11

Centraal apparaat

      
 

Uitgaven

694,6

584

567

566,2

548,2

547,8

 

Ontvangsten

170,9

89,3

109,3

109,3

109,3

109,3

12

Algemeen

      
 

Uitgaven

31,9

171,6

81,2

11,2

11,1

11,1

 

Ontvangsten

34,6

     

13

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

      

Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie

Het budget in 2021 is hoger t.o.v. latere jaren. Dit is hoofdzakelijk vanwege de in 2021 beschikbare middelen voor het grenstesten in het kader van Covid-19, voor het borgen van de lokale en regionale culturele infrastructuur door provincies en voor het compensatiepakket Zeeland. Daarnaast zijn voor 2022 middelen toegevoegd aan de BZK-begroting om de continuïteit en onderhoud van een aantal maatregelen van de Verkiezingsagenda te borgen die al door dit kabinet in gang zijn gezet.

Artikel 2 Nationale veiligheid

Voor de afrekening van ontwikkelkosten als gevolg van de voortijdige beëindiging van een huisvestingsproject zijn middelen vanuit de jaren 2022-2026 naar 2021 geschoven. Het budget voor 2021 t.o.v. latere jaren valt hierdoor hoger uit. Het kabinet heeft daarnaast extra middelen vrijgemaakt ter versterking van de inlichtingen en veiligheidsdiensten. Deze zijn gelijkelijk verdeeld over betrokken begrotingen.

Artikel 3 Woningmarkt

Dit artikel bestaat grotendeels uit het budget voor de huurtoeslag. Dit budget neemt toe doordat de huurtoeslag in nominale prijzen wordt gepresenteerd. De ontvangsten betreffen voornamelijk de ontvangsten van de huurtoeslag. Daarnaast heeft het kabinet in 2019 besloten om € 1 mld. vrij te maken om de verschillende aspecten van het woningtekort aan te pakken. Deze middelen zijn in eerste instantie op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën geplaatst en inmiddels overgeheveld naar de BZK-begroting. Middels kasschuiven zijn de middelen in het juiste kasritme gezet, waarbij het merendeel van de middelen beschikbaar is in 2021. Het budget voor 2021 is eveneens verhoogd met de beschikbaar gestelde middelen voor het volkshuisvestingsfonds (€ 450 mln.), waarmee uitvoering is gegeven aan het amendement Smeulders en Nijboer .

Artikel 4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

Dit artikel bestaat grotendeels uit Klimaatmiddelen. De afloop in het budget komt doordat de budgetten voor een aantal regelingen voornamelijk in 2021 beschikbaar zijn, waaronder middelen voor het Programma Aardgasvrije Wijken, het Programma Reductie Energieverbruik en de Specifieke uitkering ventilatie in scholen (SUVIS) . Daarnaast zijn de middelen voor de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) tot en met 2022 beschikbaar. Om de uitvoering van reeds gestarte werkzaamheden voor het bestaande klimaatbeleid in 2022 voort te zetten wordt daarnaast € 73 mln. toegevoegd aan de begroting ten behoeve van uitvoeringskosten decentrale overheden (RES aanpak en lokale energietransitie). 

Artikel 5 Ruimtelijke ordening en Omgevingswet

Het budget voor ruimtelijke ordening is in 2021 hoger t.o.v. latere jaren. Dit komt door in de 2021 beschikbare middelen voor de ontwikkeling van de Kenniswerf in Vlissingen, een van de compensatiemaatregelen die zijn opgenomen in het bestuursakkoord Zeeland. Voor de Omgevingswet stabiliseert het budget eveneens op een lager niveau na 2022. Voor de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet zijn met name in 2021 en 2022 middelen beschikbaar.

Artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

Het budget op dit artikel is in 2021 en 2022 hoger t.o.v. latere jaren. Dit komt hoofdzakelijk doordat de middelen voor de GDI (Generieke Digitale Infrastructuur van de overheid) tot en met 2022 op de begroting van BZK staan. Overeenkomstig besluitvorming in het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid worden deze middelen ingezet voor innovaties binnen de digitale overheid, het Programmaplan Basisinfrastructuur en doorontwikkeling en innovatie van GDI-voorzieningen. Voor de jaren 2023 en verder staan de middelen op de aanvullende post en deze kunnen worden overgeheveld naar de begroting van BZK na een evaluatie van de Investeringspost.

Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

De uitgaven op dit artikel hebben grotendeels betrekking op het op orde brengen van de informatiehuishouding en actieve openbaarmaking bij het Rijk. Naar aanleiding van de kabinetsreactie op het rapport ‘ongekend onrecht’ van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) zijn hiervoor middelen vrijgemaakt. BZK heeft een coördinerende rol in de verdeling en monitoring van deze middelen over andere departementen, uitvoeringsorganisaties en ZBO’s. Een deel van de voor 2021 beschikbare middelen is reeds overgeheveld naar andere (departementale) begrotingen. De resterende middelen worden op een later moment doorverdeeld naar andere (departementale) begrotingen.

Artikel 9 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

In 2021 zijn de uitgaven hoger t.o.v. latere jaren. Dit komt hoofdzakelijk door de bijdrage aan het RVB voor het herstelprogramma van pachtboerderijen. De ontvangsten bestaan uit ingebruikgeving en vervreemding van onroerende zaken van de Staat, zakelijke lasten, de verkoop van bodemmaterialen en de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.

Artikel 10 Groningen Versterken en Perspectief

De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op de versterkingsoperatie Groningen en het Nationaal Programma Groningen (NPG). De hogere uitgaven in de eerste jaren hebben onder meer betrekking op het NPG en de compensatie aan gemeenten en provincie voor aardbevingsgerelateerde kosten. Daarnaast heeft het kabinet voor de periode 2021-2026 in totaal circa € 1,5 mld. beschikbaar gesteld voor het Bestuursakkoord Groningen. De middelen zijn in eerste instantie op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën geplaatst. Voor 2021 en 2022 zijn de beschikbare middelen reeds (deels) overgeheveld naar de begroting van BZK. De ontvangsten betreffen de raming voor de versterkingskosten die in rekening gebracht zullen worden bij de NAM en de bijdrage van de NAM aan het NPG.

Artikel 11 Centraal apparaat

In 2021 zijn de uitgaven en ontvangsten op dit artikel hoger t.o.v. latere jaren. Dit komt onder meer vanwege de jaarlijkse desalderingen voor de dienstverleningsafspraken tussen Shared Service organisaties (SSO’s) onderling en de inkomsten van overige departementen en derden voor het gebruik van diensten van DocDirekt. Daarnaast zijn er voor de invoering van de Omgevingswet vooral middelen beschikbaar in 2021 en 2022.

Artikel 12 Algemeen

De uitgaven op dit artikel betreffen voornamelijk de uitgaven voor het kwijtschelden van publieke schulden, waarvoor de beschikbare middelen in 2022 en 2023 staan. Daarnaast betreft het uitgaven voor vennootschapsbelasting (VPB). Over een deel van de generale en specifieke ontvangsten op artikel 9 moet vennootschapsbelasting worden betaald.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

49.835,80

48.135,40

47.261,10

46.253,60

46.380,10

46.341,70

totaal niet-belastingontvangsten

1.569,90

1.608,00

1.725,90

1.765,30

1.795,20

1.839,90

1

Primair onderwijs

      
 

Uitgaven

13.449,20

13.403,70

12.395,70

12.170,00

12.200,80

12.135,50

 

Ontvangsten

28,9

9,3

9,2

9,2

9,2

9,2

3

Voortgezet onderwijs

      
 

Uitgaven

10.208,80

9.656,30

9.148,60

9.084,30

9.050,80

9.005,50

 

Ontvangsten

7,4

7,4

7,4

7,4

7,4

7,4

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

      
 

Uitgaven

5.353,00

5.065,90

5.172,00

4.889,30

4.834,40

4.813,70

 

Ontvangsten

5,2

4

4

4

4

4

6

Hoger beroepsonderwijs

      
 

Uitgaven

4.310,00

4.476,90

4.080,00

4.164,10

4.238,00

4.262,80

 

Ontvangsten

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

0

7

Wetenschappelijk onderwijs

      
 

Uitgaven

6.073,00

6.215,70

5.974,90

6.078,10

6.163,20

6.212,10

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

8

Internationaal onderwijsbeleid

      
 

Uitgaven

15

13,5

13,5

13,7

13,5

13,5

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

9

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

      
 

Uitgaven

190,3

205,7

185,6

181,6

175,6

174,7

 

Ontvangsten

6,5

6,5

6,5

7

7

7

11

Studiefinanciering

      
 

Uitgaven

6.182,90

4.836,80

6.042,50

6.031,70

6.058,80

6.076,00

 

Ontvangsten

1.148,00

1.212,00

1.266,10

1.308,90

1.355,20

1.403,70

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

      
 

Uitgaven

67,4

67,1

66

65,7

65,8

66,1

 

Ontvangsten

2,2

2,2

2,1

2,1

2,1

2,1

13

Lesgelden

      
 

Uitgaven

13,9

14,2

14,4

14,6

14,6

15,7

 

Ontvangsten

188,7

215,5

291,3

286

282,2

281,5

14

Cultuur

      
 

Uitgaven

1.412,80

1.008,90

1.001,00

1.006,50

1.003,20

1.005,60

 

Ontvangsten

16

3

3

3

0,5

0,5

15

Media

      
 

Uitgaven

1.065,20

1.053,50

1.045,20

1.049,80

1.053,20

1.056,60

 

Ontvangsten

165

146,1

134,2

135,7

125,6

123,7

16

Onderzoek en wetenschappen

      
 

Uitgaven

1.181,00

1.241,20

1.214,00

1.210,30

1.206,60

1.204,00

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

25

Emancipatie

      
 

Uitgaven

22,1

14,5

16

16,2

16,9

17

91

Nominaal en Onvoorzien

      
 

Uitgaven

 

585,1

614,4

   

95

Apparaatskosten

      
 

Uitgaven

291,1

276,1

277,3

277,9

284,7

282,8

 

Ontvangsten

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

Artikel 1 Primair onderwijs

De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenraming. In het po wordt een daling van het aantal leerlingen geraamd. Hierdoor dalen de uitgaven.

Artikel 3 Voortgezet onderwijs

De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenraming. In het vo wordt een daling van het aantal leerlingen geraamd. Hierdoor dalen de uitgaven.

Artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenraming. In het mbo wordt een daling van het aantal leerlingen geraamd. De incidentele hogere uitgaven in 2023 zijn het gevolg van een kasschuif op het budget voor de kwaliteitsafspraken.

Artikel 6 Hoger beroepsonderwijs en Artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs

In 2021 en 2022 zijn de uitgaven incidenteel hoger in verband met het Nationaal Programma Onderwijs. Meerjarig volgen de begrotingen van de onderwijsartikelen de leerlingen- of studentenraming. Uit de raming blijkt dat het aantal ho-studenten de komende jaren stijgt. De uitgaven op beide artikelen stijgen vanaf 2023 licht. Dit heeft, naast de raming van stijgende aantallen ho-studenten, voornamelijk te maken met het feit dat er door de invoering van het studievoorschot extra middelen worden geïnvesteerd in het hoger onderwijs. Deze middelen lopen voor zowel het hbo als het wo op in de huidige meerjarenperiode.

Artikel 8 Internationaal onderwijsbeleid

De uitgaven zijn over de jaren heen constant.

Artikel 9 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

De uitgaven zijn over de jaren heen constant.

Artikel 11 Studiefinanciering

Meerjarig volgen de uitgaven aan studiefinanciering de studentenraming. De lagere uitgaven in 2022 zijn het gevolg van kasschuiven op het OV-contract met vervoersbedrijven voor het optimaliseren van het kasritme van de Rijksoverheid. De ontvangsten nemen geleidelijk toe, doordat studenten de afgelopen jaren vaker en meer zijn gaan lenen.

Artikel 12 Tegemoetkoming studiekosten

De uitgaven onder dit artikel volgen voornamelijk de aantallen vo en vso 18+ leerlingen en de aantallen vavo studenten en zijn over de jaren heen constant.

Artikel 13 Lesgelden

De ontvangsten onder dit artikel volgen voornamelijk de aantallen lesgeldplichtige studenten in het mbo en zijn redelijk constant.

Artikel 14 Cultuur

De uitgaven zijn over de jaren heen constant. In 2021 zijn de uitgaven incidenteel hoger in verband met corona gerelateerde steunmaatregelen.

Artikel 15 Media

De uitgaven zijn over de jaren heen constant.

Artikel 16 Onderzoek en wetenschapsbeleid

De uitgaven zijn over de jaren heen constant.

Artikel 25 Emancipatie

De uitgaven zijn over de jaren heen constant. In 2021 zijn de uitgaven incidenteel hoger in verband met corona gerelateerde steunmaatregelen.

Artikel 91 Nominaal en onvoorzien

In 2022 en 2023 staan nog niet verdeelde middelen gereserveerd voor het Nationaal Programma Onderwijs.

Artikel 95 Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven zijn over de jaren heen constant.

Nationale Schuld (Transactiebasis)

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS)
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

5.938,60

5.434,80

4.266,70

3.904,90

3.731,50

3.681,70

totaal niet-belastingontvangsten

11.280,20

8.650,40

9.990,40

8.080,10

7.095,20

6.719,30

11

Financiering staatsschuld

      
 

Uitgaven

4.407,30

3.903,60

2.738,30

2.384,30

2.213,30

2.167,30

 

Ontvangsten

1.572,00

1.402,00

1.025,00

726

561

542

12

Kasbeheer

      
 

Uitgaven

1.531,30

1.531,20

1.528,40

1.520,60

1.518,20

1.514,40

 

Ontvangsten

9.708,20

7.248,40

8.965,40

7.354,10

6.534,20

6.177,30

Artikel 11 Financiering staatsschuld

Dit artikel heeft betrekking op de extern gefinancierde staatsschuld. De uitgaven bestaan met name uit de rentelasten van vaste en vlottende schuld. De ontvangsten bestaan met name uit rentebaten van schuld.

Artikel 12 Kasbeheer

Op dit artikel staan de geldstromen die betrekking hebben op het schatkistbankieren van aan de schatkist gelieerde instellingen. De uitgaven bestaan enerzijds uit de rentevergoeding over de saldi die in de schatkist worden aangehouden door baten-lastendiensten, RWT’s (Rechtspersoon met een Wettelijke Taak), decentrale overheden en sociale fondsen. Anderzijds bestaan de uitgaven uit verstrekte leningen en, in sommige jaren, uit een afname van het rekening-couranttegoed van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De ontvangsten bestaan uit rentebaten, aflossingen op leningen en, in sommige jaren, uit een toename van het rekening-couranttegoed van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De schommelingen van de ontvangsten op dit artikel worden met name veroorzaakt door mutaties in de rekening-courant van de sociale fondsen.

Financiën

IXB FINANCIËN
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

10.850,20

10.294,80

9.486,00

9.636,10

9.659,80

9.439,70

totaal niet-belastingontvangsten

2.036,40

2.965,70

3.090,70

3.400,40

3.273,30

4.248,00

1

Belastingen

      
 

Uitgaven

3.321,80

3.097,20

3.002,50

2.824,00

2.763,30

2.746,00

 

Ontvangsten

687,2

1.107,10

1.204,10

1.278,80

1.255,30

1.305,80

2

Financiële markten

      
 

Uitgaven

32,6

28

22,9

22,8

22,8

22,9

 

Ontvangsten

12,3

9,7

7,5

7,5

8,5

8,5

3

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

      
 

Uitgaven

1.296,20

618,4

1.075,70

1.545,00

1.672,10

1.466,30

 

Ontvangsten

637,5

1.500,00

1.553,40

1.785,20

1.678,40

2.603,10

4

Internationale financiële betrekkingen

      
 

Uitgaven

48,6

139,3

90,1

31,8

18,6

16,9

 

Ontvangsten

124,7

163,1

159,9

163

167,1

166,6

5

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

      
 

Uitgaven

485,4

221,9

176,3

166,3

151,3

151,3

 

Ontvangsten

517,8

131,1

111,2

111,4

109,4

109,4

6

BTW-Compensatiefonds

      
 

Uitgaven

3.662,00

3.663,70

3.661,90

3.661,90

3.661,90

3.661,90

8

Apparaat kerndepartement

      
 

Uitgaven

301,4

331,6

311,5

306,7

306,8

306,5

 

Ontvangsten

56,3

54,1

54

54

54

54

9

Douane

      
 

Uitgaven

529,5

670,4

674,4

677,3

673,4

673,2

 

Ontvangsten

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

10

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

55,3

375,2

122,5

110,7

100,6

105,5

13

Toeslagen

      
 

Uitgaven

1.117,40

1.149,10

348,2

289,7

289,1

289,1

Artikel 1 Belastingen

Op artikel 1 worden de kosten voor de uitvoering van de Belastingdienst en de inning van de belastingen inzichtelijk gemaakt. De hogere uitgaven in 2021 ten opzichte van de jaren 2022 tot en met 2026 worden onder andere verklaard door de maatregelen die getroffen zijn om dienstverlening bij de Belastingdienst te verbeteren en de uitwerking van het wetsvoorstel voor btw E-commerce. De ontvangsten zijn in 2021 lager vanwege het uitstelbeleid van de Belastingdienst n.a.v. COVID-19. De Belastingdienst heeft een aantal fiscale maatregelen doorgevoerd waardoor ondernemers en burgers tijdelijk uitstel kunnen krijgen voor het betalen van de belastingen.

Artikel 2 Financiële Markten

De uitgaven en inkomsten binnen artikel 2 zijn bestemd voor toezicht op de financiële markt. De uitgaven in 2021 vallen incidenteel hoger uit vanwege de proces- en juridische kosten inzake de rechtszaak omtrent de onteigening van Stichting Reaal Holding (SRH N.V.). De hogere ontvangsten in 2021 worden veroorzaakt door incidentele hogere boeteontvangsten van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB).

Artikel 3 Financ. act. Publiek-Private sector

Op artikel 3 worden uitgaven toegelicht met betrekking tot staatsdeelnemingen. De incidenteel hogere uitgaven in 2021 zijn het gevolg van de door de Nederlandse staat verstrekte lening aan KLM. KLM heeft in 2021 in totaal 723 miljoen euro getrokken uit de door Staat verstrekte lening. In 2023 en verder worden de hogere uitgaven verklaard door de stijging in de kapitaalbehoefte van de staatsdeelneming TenneT. De lagere ontvangsten in 2021 uit de vermogensonttrekking van de dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen zijn het gevolg van de economische effecten van de coronacrisis.

Artikel 4 Internationale Fin. Betrekkingen

Op artikel 4 worden uitgaven en inkomsten toegelicht met betrekking tot betalingen aan internationale financiële instellingen. De uitgaven nemen in 2022 toe als gevolg van de hogere verwachte schades van de risicoregeling: het pan-Europees Garantiefonds. De verwachte verliezen zijn nu verdeeld over meerdere jaren, waarvan het zwaartepunt in 2022 wordt verwacht. De ontvangsten nemen vanaf 2021 toe, omdat Griekenland vanaf 2021 start met het aflossen van leningen.

Artikel 5 Exportkrediet- en investeringsverzekering

Artikel 5 betreft de uitvoering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (EKV). In 2021 vallen de uitgaven en ontvangsten lager uit vanwege de beëindiging van de coronamaatregel Herverzekering Leverancierskredieten.

Artikel 6 BTW-Compensatiefonds

Het BTW-Compensatiefonds (BCF) wordt uit het gemeentefonds en het provinciefonds gefinancierd. De meerjarige raming is gebaseerd op realisatiecijfers over 2020. De uitgaven aan het BCF zijn stabiel begroot de komende jaren, aangezien het gemeentefonds en het provinciefonds fungeren als ventiel bij een onder- of overschrijding. Een onder- of overschrijding bij het BCF komt namelijk ten laste of ten gunste van het gemeente- en provinciefonds.

Artikel 8 Apparaat kerndepartement

Op dit artikel worden alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Financiën met uitzondering van de Belastingdienst, Toeslagen en de Douane toegelicht. De lagere uitgaven in 2021 worden onder andere veroorzaakt door de lagere personele uitgaven als gevolg van COVID-19 en een vertraging in de wervingsopgave.

Artikel 9 Douane

Op artikel 9 wordt de uitvoering van de Douane toegelicht. De uitvoering betreft de handhaving van wet- en regelgeving inzake douaneformaliteiten en douanerechten. In de begroting 2020 zijn voor het eerst de directe uitgaven van de Douane verantwoord op artikel 9. Vanaf de ontwerpbegroting IX 2021 worden ook de uitgaven van de Belastingdienst die samenhangen met de Douaneprocessen op artikel 9 (Douane) verantwoord. De lagere uitgaven in 2021 ten op zicht van de jaren 2022 tot en met 2026 wordt verklaard door de vertraging in de wervingsopgave van de Douane.

Artikel 10 Nog onverdeeld

Op artikel 10 zijn er onder andere (tijdelijk) middelen gereserveerd voor de compensatie van Toeslagengedupeerden, het op orde brengen van de informatiehuishouding, de uitvoeringskosten van fiscale maatregelen en onvoorziene tegenvallers.

Artikel 13 Toeslagen

Met ingang van de ontwerpbegroting 2021 heeft Toeslagen een eigen artikel op begroting IXB Financiën. Het betreft voor 2021 alleen de directe uitgaven. Vanaf de ontwerpbegroting IX 2022 worden ook de uitgaven van de Belastingdienst die samenhangen met de Toeslagenprocessen op artikel 13 (Toeslagen) verantwoord.

Defensie

X DEFENSIE
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

11.911,90

12.167,20

11.899,50

11.764,70

11.715,60

11.508,40

totaal niet-belastingontvangsten

176,4

140,5

140,5

140,5

140,5

140,5

1

Inzet

      
 

Uitgaven

21,5

7,6

7,6

7,6

7,6

7,6

 

Ontvangsten

0,8

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

2

Koninklijke Marine

      
 

Uitgaven

846,9

844,7

865,8

867,3

863,4

866,4

 

Ontvangsten

16,3

10,9

10,9

10,9

10,9

10,9

3

Koninklijke Landmacht

      
 

Uitgaven

1.397,10

1.439,20

1.448,00

1.446,70

1.449,20

1.448,20

 

Ontvangsten

9,6

7,9

7,9

7,9

7,9

7,9

4

Koninklijke Luchtmacht

      
 

Uitgaven

683,5

680,9

676,3

667,4

639,2

638,8

 

Ontvangsten

13,6

12,1

12,1

12,1

12,1

12,1

5

Koninklijke Marechaussee

      
 

Uitgaven

515,2

486,9

494,2

490,8

490,7

490,3

 

Ontvangsten

8,1

4,5

4,5

4,5

4,5

4,5

7

Defensie Materieel Organisatie

      
 

Uitgaven

583,5

607,1

606,4

606,5

610,5

595

 

Ontvangsten

34,4

26,2

26,2

26,2

26,2

26,2

8

Defensie Ondersteuningscommando

      
 

Uitgaven

1.166,70

1.183,90

1.164,10

1.154,50

1.154,50

1.155,70

 

Ontvangsten

58,5

68,5

68,5

68,5

68,5

68,5

9

Algemeen

      
 

Uitgaven

172,7

197,2

186,6

186,3

179,4

179,5

 

Ontvangsten

      

10

Apparaat kerndepartement

      
 

Uitgaven

1.563,10

1.511,30

1.500,50

1.491,30

1.453,60

1.459,00

 

Ontvangsten

35,2

9

9

9

9

9

11

Geheim

      
 

Uitgaven

10,3

10,3

10,3

10,3

10,3

10,3

12

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

180,2

249,4

226,3

195,8

208,6

219,6

13

Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds

      
 

Uitgaven

4.771,10

4.948,60

4.713,40

4.640,20

4.648,70

4.438,10

Artikel 1 Inzet

Door de toevoeging van de middelen voor COVID-19 maatregelen aan de Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) en de eindejaarsmarge is het bedrag in 2021 hoger dan in de overige jaren.

Artikel 2 Koninklijke Marine

De uitgaven voor de Koninklijke Marine stijgen in 2023 wegens een bijdrage van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor het project Search and Rescue (SAR). Search and Rescue is de internationale benaming voor het zoeken en redden van personen in nood op/in het water. In Nederland is het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat beleidsverantwoordelijke hiervoor.

Artikel 3 Koninklijke Landmacht

De lagere uitgaven in 2021 worden veroorzaakt door o.a. de doorwerking van de eindejaarsmarge en het overhevelen van onderuitputting op het formatiebudget t.b.v. tekorten bij instandhouding. In de jaren daaropvolgend blijft het budget redelijk constant.

Artikel 4 Koninklijke Luchtmacht

Door de transitie van de F16 naar de F35 vindt er een personeelsreductie plaats per 2025. De middelen voor deze personele uitgaven worden naar het DMF overgeheveld, waardoor er een daling waarneembaar is in de uitgaven van de Luchtmacht vanaf 2025.

Artikel 5 Koninklijke Marechaussee

De uitgaven op artikel 5 vallen in 2021 hoger uit o.a. als gevolg van een bijdrage vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken voor de beveiliging van ambassadepersoneel. Verder vallen de uitgaven in 2021 hoger uit wegens de toevoeging van de 3e tranche liquiditeitssteun aan het Caribisch gebied. In de jaren daaropvolgend blijft het budget redelijk constant.

Artikel 7 Defensie Materieel Organisatie

De lagere uitgaven in 2021 worden met name veroorzaakt door het overhevelen van het budget voor brandstof naar instandhouding voor het oplossen van knelpunten bij instandhouding. In de overige jaren is de reeks stabiel.

Artikel 8 Defensie Ondersteuningscommando

De hogere uitgaven in 2022 t.o.v. 2021 worden veroorzaakt door een kasschuif van 2020 naar 2022 t.b.v. het Nationaal Fonds Ereschuld.

Artikel 9 Algemeen

De uitgaven op dit artikel betreffen het exploitatiedeel van de bijdragen aan de NAVO, verschillende subsidies en opdrachten en bekostiging. De lagere uitgaven in 2021 worden veroorzaakt door o.a. een kasschuif van 5 mln. vanuit 2021 naar 2022 t.b.v. de Invictus Games, het toekennen van het budget Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) aan de beleidsverantwoordelijke artikel in het DMF. In 2022 zien we een lichte stijging in de uitgaven wegens het toevoegen van incidentele middelen voor de tijdelijke werkgarantieregeling (7 mln.) en een stijging in de structurele hogere financiële bijdrage aan de NAVO (4,8 mln).

Artikel 10 Apparaat Kerndepartement

Dit artikel toont de apparaatskosten van de bestuursstaf, de MIVD en de defensiebrede pensioenen, uitkeringen en wachtgelden. De hogere uitgaven in 2021 worden met name veroorzaakt door een kasschuif uit het DMF voor de tijdelijke toelage van het loongebouw vanuit de jaren 2025, 2033 en 2034. In 2025 wordt een deel van het budget weer overgeheveld naar het DMF. Daarnaast daalt het budget vanaf 2025 licht wegens het overhevelen van het budget voor het werkgeversdeel van de pensioenpremie naar de desbetreffende defensieonderdelen.

Artikel 11 Geheim

De uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 12 Nog onverdeeld

Op dit artikel staan o.a. het restsaldo van de nog niet uitgekeerde middelen van de meerjarige loon- en prijsbijstellingen.

Artikel 13 Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds

Er zijn vanuit verschillende artikelen budgetten naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds overgeheveld via artikel 13, het voedingsartikel naar het fonds.

Infrastructuur en Waterstaat

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

12.869,80

17.636,30

11.013,80

9.984,20

10.043,90

10.045,10

totaal niet-belastingontvangsten

27,3

45

38,4

38,5

38,5

38,7

11

Integraal waterbeleid

      
 

Uitgaven

46,8

43,2

36,8

36,8

38

35,4

 

Ontvangsten

0,5

0,1

    

13

Bodem en Ondergrond

      
 

Uitgaven

81,6

137,3

150,6

150,3

145,9

134,2

 

Ontvangsten

3,5

     

14

Wegen en verkeersveiligheid

      
 

Uitgaven

218,8

178,9

237,7

257,1

218,9

139,2

 

Ontvangsten

6,8

6,8

5,8

5,8

5,8

5,8

16

Openbaar vervoer en spoor

      
 

Uitgaven

2.056,70

152,3

59

12,8

11,2

10

17

Luchtvaart

      
 

Uitgaven

30,4

26,1

9,9

8,7

7,4

7,6

 

Ontvangsten

2,3

4,3

1,1

1,2

1,3

1,5

18

Scheepvaart en havens

      
 

Uitgaven

47,8

37,8

35,2

23,8

9,1

8

 

Ontvangsten

1

     

19

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

      
 

Uitgaven

66,3

41,4

41,8

40,9

41,2

41,2

20

Lucht en geluid

      
 

Uitgaven

32

28,2

30,5

31,2

38,2

38,3

 

Ontvangsten

1

     

21

Duurzaamheid

      
 

Uitgaven

48

55,8

36,5

36,7

31,7

30,9

 

Ontvangsten

0,1

     

22

Omgevingsveiligheid en milieurisico's

      
 

Uitgaven

58,9

41,7

55,7

55,8

60,9

61,1

 

Ontvangsten

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

      
 

Uitgaven

56,9

59,4

52,8

48,9

40,6

46,7

24

Handhaving en toezicht

      
 

Uitgaven

146,2

182,4

169,9

169,7

169,9

169,3

 

Ontvangsten

 

24,7

24,7

24,7

24,7

24,7

25

Brede doeluitkering

      
 

Uitgaven

967,1

954,2

954,2

954,2

954,3

954,3

26

Bijdrage investeringsfondsen

      
 

Uitgaven

8.312,90

15.299,30

8.757,70

7.776,40

7.907,80

7.999,50

97

Algemeen departement

      
 

Uitgaven

325,8

44,9

44,6

44,9

44,9

44,8

 

Ontvangsten

2,3

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

98

Apparaatsuitgaven Kerndepartement

      
 

Uitgaven

373,6

349

334,7

327,5

315

315,2

 

Ontvangsten

9,7

7,8

5,4

5,4

5,4

5,4

99

Nog Onverdeeld

      
 

Uitgaven

 

4,6

6,2

8,3

8,9

9,3

Artikel 11 Integraal waterbeleid

Na de piek in 2021 nemen de budgetten af door met name lagere subsidies aan de HGIS-programma’s Partners voor Water, CORA en Blue Deal. Daarnaast neemt de agentschapsbijdrage aan het KNMI af en loopt de incidentele subsidie af voor medeoverheden ten behoeve van de wet kwaliteitsborging bouw (WKB).

Artikel 13 Bodem en ondergrond

De per 2022 oplopende uitgaven op dit artikel hangen samen met de Bedrijvenregeling bodemsanering en hogere bijdragen aan medeoverheden voor het Meerjarenprogramma Bodem. Daarentegen lopen de budgetten voor de opdracht Bodem en STRONG en de subsidie Caribisch Nederland af.

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

Met name de aflopende bijdrage aan opdrachten Wegverkeersbeleid en een incidentele bijdrage aan het CBR voor Covid-gerelateerde meerkosten in 2021 verklaren de afname van het budget op dit artikel in 2022. De budgetten liggen in 2023-2025 hoger door de reservering Klimaatakkoord en lopen daarna weer af.

Artikel 16 Spoor

De significant hogere uitgaven op dit artikel in 2021-2023 hangen grotendeels samen met de (deels bij vaststelling achteraf uit te keren) budgetten voor Beschikbaarheidsvergoeding ov in 2021 en 2022. Daarnaast nemen de uitgaven op dit artikel in 2024 en verder af doordat de uitgaven aan Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer en Bijdrage medeoverheden OVS in 2023 aflopen.

Artikel 17 Luchtvaart

De neerwaartse trend in de budgetten na 2022 op dit artikel hangt samen met het aflopen van de opdrachten Luchtruimherziening en Lelystad, het verlopen van de subsidies voor onder andere Klimaatbeleid en omploegen graan, en de hiermee samenhangende lagere bijdrage aan agentschap RWS ten behoeve van Caribisch Nederland.

Artikel 18 Scheepvaart en havens

Tot en met 2023 worden diverse opdrachten verstrekt in het kader van onder andere Topsector logistiek. Ook staat op dit artikel met name in 2021 tot en met 2024 meer budget voor subsidies bestemd voor verduurzaming van de binnenvaart. In latere jaren nemen de uitgaven op dit artikel daarom geleidelijk af.

Artikel 19 Uitvoering milieubeleid en internationaal

De piek in de uitgaven op dit artikel in 2021 hangt samen met de uitvoering van de HGIS-gerelateerde opdrachten Climate Adaptation Summit en een bijdrage aan de stichting Global Center on Adaptation (GCA). Daarnaast worden in 2021 bijdragen gedaan aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze budgetten lopen na 2021 af.

Artikel 20 Lucht en geluid

In 2025 en 2026 nemen de budgetten op dit artikel toe. Dit betreft hogere bijdragen aan medeoverheden via de subsidieregeling Sanering Verkeerslawaai voor uitvoering van saneringsmaatregelen door provincies en gemeenten.

Artikel 21 Duurzaamheid

De uitgaven op dit artikel nemen na 2021 en 2022 af. Dit hangt samen met de afbouw van de opdracht en subsidie duurzame productketens. Daar tegenover staat vanaf 2023 een lichte stijging in de uitgaven aan onderzoeksopdrachten op het beleidsterrein natuurlijk kapitaal.

Artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s

In 2021 is op dit artikel incidenteel budget beschikbaar gemaakt voor de subsidie vuurwerkbranche. Vanaf 2022 nemen de uitgaven op dit artikel toe door hogere uitgaven aan het programma Omgevingsveilig en diverse overige opdrachten op basisnetten, omgevingsveiligheid, buisleidingen en asbest.

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

De piek in de uitgaven in 2022 hangt samen met de agentschapsbijdragen aan het KNMI voor meteorologie, seismologie en aardobservatie. Deze uitgaven nemen geleidelijk af in 2023 en verder door het teruglopen van de financiering aan het Early Warning Centre (EWC).

Artikel 24 Handhaving en toezicht

De uitgaven en ontvangsten op dit artikel nemen structureel toe omdat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) per 1 januari 2022 wordt omgevormd van agentschap naar dienstonderdeel. Dit betekent dat de personele en materiële uitgaven en ontvangsten niet meer terugkomen in de agentschapsparagraaf, maar in de tabel budgettaire gevolgen van beleid op artikel 24 in de begroting van IenW.

Artikel 25 Brede doeluitkering

De uitgaven op dit artikel zijn volledig bestemd voor de Brede Doeluitkering, die bijdraagt aan het regionale verkeer- en vervoersbeleid van de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. In 2021 staat hier iets meer budget voor gereserveerd dan in de daaropvolgende jaren.

Artikel 26 Bijdrage investeringsfondsen

Dit is het artikel op de begroting van IenW van waaruit het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds worden gevoed. De piek in 2022 is het gevolg van een technische mutatie voor de voorziene omvorming van ProRail tot zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Voor de details van de omvorming en uitgebreidere informatie over de verschuivingen op de fondsen wordt verwezen naar de begrotingen en horizontale toelichtingen van het Mobiliteitsfonds en Deltafonds.

Artikel 97 Algemeen departement

De uitgaven op dit artikel zijn in 2021 significant hoger na het besluit van het Kabinet om een bedrag beschikbaar te stellen voor vergoeding van Covid-testen voor reizigers van 1 juli tot en met 31 augustus 2021.

Artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement

De budgetten op dit artikel nemen af na 2022. Dit hangt samen met lagere uitgaven aan eigen personeel en inhuur externen. Daarnaast wordt ten opzichte van latere jaren meer aan ICT uitgegeven in 2022 in verband met diverse kleine posten.

Artikel 99 Nog onverdeeld

Dit betreft een administratief artikel, wat betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan.

Economische Zaken en Klimaat

XIII ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

16.216,20

8.004,20

7.470,40

7.137,40

6.590,90

6.467,00

totaal niet-belastingontvangsten

6.990,00

5.154,20

5.188,40

5.086,40

4.946,40

4.339,50

1

Goed functionerende economie en markten

      
 

Uitgaven

251,3

247,1

259,2

249,2

236,1

232,7

 

Ontvangsten

439,9

31,9

31,9

31,9

31,9

31,9

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

      
 

Uitgaven

10.052,80

2.104,20

1.410,30

1.227,50

1.155,30

1.119,10

 

Ontvangsten

647,1

267,2

223,9

220,5

217,3

213,2

3

Toekomstfonds

      
 

Uitgaven

439,5

245,4

228

222,1

198,3

217,4

 

Ontvangsten

56

75,3

80,2

80,3

262,1

60,3

4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

      
 

Uitgaven

3.864,90

4.158,30

4.477,90

4.493,40

4.310,60

4.210,90

 

Ontvangsten

4.353,30

3.720,30

4.276,60

4.410,30

4.256,30

3.906,30

5

Een veilig Groningen met perspectief

      
 

Uitgaven

1.296,30

947

794,5

645,2

395,4

390,3

 

Ontvangsten

1.435,10

1.034,30

551

318,6

154,1

103,1

40

Apparaat

      
 

Uitgaven

311,3

302,3

300,6

300

295,2

296,5

 

Ontvangsten

58,5

25,3

24,9

24,8

24,6

24,6

41

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

      

Artikel 1 Goed functionerende economie en markten

De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op de bijdragen aan agentschappen (Agentschap Telecom en RVO) en bijdragen aan ZBO’s/RWT’S (Metrologie en CBS). In basis dalen de uitgaven licht door lagere uitgavenramingen voor Agentschap Telecom en RVO. De sterke toename van de uitgaven in 2023 wordt veroorzaakt door hoge uitgaven in het kader van het Digital Europe Programme (DEP). Dit is een nieuw programma binnen het MFK (Meerjarig Financieel Kader voor Europa) om het innovatie- en concurrentievermogen van de EU te verhogen en de strategische digitale capaciteiten te versterken. De ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op boetes die toezichthouders van EZK opleggen en waar – in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid – een meerjarige raming voor wordt aangehouden. De ontvangsten zijn in 2021 hoger door de veilingopbrengsten van de zogenoemde frequentiebanden voor 700, 1400 en 2100 Megahertz. De opbrengst van deze 5G-veiling bedraagt 1,23 miljard euro, waarvan circa 408 miljoen euro in 2021 wordt ontvangen.

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

De uitgaven op dit artikel zijn bestemd voor bijdragen aan (inter)nationale organisaties en subsidies ter stimulering van innovatie en ondernemen. In verband met de Coronamaatregelen zijn de geraamde uitgaven in 2021 en 2022 aanzienlijk hoger dan in de jaren voor de Coronacrisis. Overige schommelingen worden veroorzaakt door fluctuerende subsidie-uitgaven, aanvullende middelen voor de indirecte kostencompensatie ETS en middelen voor uit het Nationaal Groeifonds gefinancierde projecten. De ontvangsten zijn grotendeels afkomstig uit de BMKB en Garantie Ondernemingsfinanciering, de Rijksoctrooiwet en de luchtvaartkredietregeling. De ontvangsten liggen in 2021 relatief hoog, voornamelijk veroorzaakt door verwachte terugontvangsten op de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).

Artikel 3 Toekomstfonds

In verband met de Coronamaatregelen zijn de geraamde uitgaven in 2021 hoger dan in de jaren voor de Coronacrisis. Ook in 2026 zijn de uitgaven relatief hoog, wat veroorzaakt wordt door de aanvullende middelen voor het Deep Tech Fund. Gecorrigeerd voor het Deep Tech Fund dalen de uitgaven, onder andere doordat de uitgaven voor Fund of funds (in de eerste jaren) en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen over de jaren heen afnemen. Ditzelfde geldt voor de Seed Capital regeling, de TTT-regeling en de regeling Vroegefasefinanciering. De verschillende instrumenten binnen het Toekomstfonds zijn geheel of gedeeltelijk revolverend. De ontvangsten komen voornamelijk uit Fund of funds, Innovatiekredieten en Seed en stijgen door hogere ontvangsten voor Fund of funds en de Innovatiekredieten. De Coronaoverbruggingsleningen die door de ROM’s zijn verstrekt worden deels lineair in tranches afgelost en deels aan het einde van de looptijd. Dit verklaart de toenemende ontvangsten met een piek in 2025.

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

De uitgaven op dit artikel stijgen tot 2024 door de oplopende uitgaven aan de SDE+(+)-regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie+). De ontvangsten op artikel 4 bestaan voornamelijk uit de Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie (ODE), ETS-inkomsten en onttrekkingen aan de reserve duurzame energie ten behoeve van de uitgaven aan de SDE+(+). De inkomsten uit de ODE nemen in de meerjarenperiode conform het basispad jaarlijks toe. In 2022 is er, anders dan in de andere jaren, geen onttrekking begroot aan de reserve duurzame energie, wat de terugloop in ontvangsten in dat jaar verklaart. Vanaf 2025 is een meer structurele daling in de ontvangsten zichtbaar, veroorzaakt door een afname in de ETS-ontvangsten vanaf 2025 en lagere ODE-ontvangsten in 2026.

Artikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

De uitgaven op artikel 5 bestaan uit de betalingen van schadevergoedingen voor gedupeerden van aardbevingen door gaswinning, subsidies voor de verduurzamingsopgave en de bijdragen aan RVO en het IMG voor de uitvoering van de schadeafhandeling. De schadevergoedingen en daarbij behorende uitvoeringskosten worden betaald door EZK en daarna verhaald op de NAM. Deze posten zijn daarom ook aan de ontvangstenkant van de EZK-begroting opgenomen. De ontvangsten zijn geraamd in een ander ritme in verband met de betalingstermijn van de NAM. De hogere uitgaven en ontvangsten in de jaren 2021 en 2022 komen voort uit deze schadevergoedingen en uitvoeringskosten, wat in 2021 wordt versterkt door overlopende ontvangsten uit 2020. In verband met het beëindigen van de gaswinning in Groningen en daarmee samenhangende afname van schademeldingen, dalen de uitgaven en bijbehorende ontvangsten. De daling in de uitgaven wordt geremd door aanvullende uitgaven ten behoeve van de voorgenomen kapitaalinjectie EBN vanaf 2023.

Artikel 40 Apparaat

De uitgaven voor artikel 40 hebben betrekking op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven zijn in 2021 hoger dan in de daaropvolgende jaren. Dit komt voornamelijk door de hogere overige personele uitgaven, waar onder meer het sociaal plan voor de afronding van uitvoeringsorganisatie Dienst Landelijk Gebied (DLG) en de wachtgeldenuitgaven onder vallen.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

XIV LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

2.240,90

1.811,70

1.474,10

1.371,00

1.405,10

1.310,10

totaal niet-belastingontvangsten

622

92,3

78,4

73,2

68,8

66,2

21

Land- en tuinbouw

      
 

Uitgaven

755,4

523

178,8

134,1

174,9

163,7

 

Ontvangsten

63,4

32,8

32,6

30,3

29,1

29,1

22

Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

      
 

Uitgaven

617,4

460,9

514,1

484,8

471

414,1

 

Ontvangsten

536,6

44,7

33,2

30,3

27,1

24,4

23

Kennis en innovatie

      
 

Uitgaven

263,4

244,5

234,9

224

215,7

214,2

 

Ontvangsten

12,3

12,1

9,3

9,3

9,3

9,3

24

Uitvoering en toezicht

      
 

Uitgaven

452,2

412,4

400,4

386,1

386,5

380,1

 

Ontvangsten

7,1

     

50

Apparaat

      
 

Uitgaven

149,9

148,2

131,6

129,6

127,1

127,4

 

Ontvangsten

2,8

2,8

3,4

3,4

3,4

3,4

51

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

2,5

22,6

14,4

12,4

29,9

10,7

Artikel 21 Land- en tuinbouw

De uitgaven op artikel 21 bestaan voornamelijk uit opdrachten en subsidies op het gebied van duurzame veehouderij, glastuinbouw, mestbeleid en diergezondheid en dierenwelzijn. In 2022 vallen de geraamde uitgaven lager uit dan in 2021. Dit is deels te wijten aan een incidentele ophoging van budget voor coronamaatregelen in 2021, zoals onder andere nadeelcompensatie voor pelsdierhouders (133,6 miljoen euro). Middels een correctie worden de middelen van de maatregel gerichte opkoop overgeheveld van artikel 22 naar artikel 21 voor 2022 en latere jaren (250,9 miljoen euro). Het grootste gedeelte van de middelen voor de maatregel gerichte opkoop staan gereserveerd voor 2022 (249,3 miljoen euro). Dit zorgt voor een daling van de geraamde uitgaven na 2022. De ontvangsten vallen in 2022 lager uit. De ontvangsten zien nu voornamelijk op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn, mestbeleid, en onttrekkingen uit begrotingsreserves. Laatstgenoemde is verantwoordelijk voor de dalende trend in ontvangsten.

Artikel 22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

De uitgaven op artikel 22 bestaan voornamelijk uit opdrachten en subsidies op het gebied van natuur, biodiversiteit en visserij. In 2022 vallen de uitgaven lager uit. Dit wordt met name veroorzaakt door de overheveling van de middelen van de maatregel gerichte opkoop van artikel 22 naar artikel 21 voor 2022 en latere jaren (250,9 miljoen euro). Daarnaast is er voor 2022 geen budget meer voor de Regio Deals gereserveerd op dit artikel. De ontvangsten zien op onttrekkingen uit begrotingsreserves, landinrichtingsrente, en verkoop van gronden. De verhoogde ontvangsten in 2021 zijn hoofdzakelijk te wijten aan een onttrekking uit begrotingsreserve stikstof. Eind 2021 houdt deze begrotingsreserve op te bestaan, vandaar de lagere ontvangsten vanaf 2022.

Artikel 23 Kennis en innovatie

De uitgaven op artikel 23 zien op het kennis- en innovatiebeleid. Grote geraamde uitgaven op dit artikel zijn onder andere de subsidies voor het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid en voor beleidsondersteunend onderzoek. Daarnaast wordt er ook een bijdrage geleverd aan Wageningen Research. De ontvangsten hebben ook betrekking op kennisontwikkeling en innovatie. De geraamde ontvangsten dalen na 2022. 

Artikel 24 Uitvoering en toezicht

De middelen op artikel 24 betreffen de geraamde uitgaven van LNV voor de agentschappen NVWA en RVO. De dalende trend in de uitgaven wordt veroorzaakt door een lagere bijdrage aan de NVWA en RVO.

Artikel 50 Apparaat

De uitgaven voor artikel 50 hebben betrekking op personele en materiële uitgaven van het Ministerie van LNV. In 2022 zijn de uitgaven nagenoeg gelijk ten opzichte van 2021. De dalende trend in de uitgaven na 2022 wordt met name veroorzaakt door een daling in personele uitgaven.

Artikel 51 Nog onverdeeld

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 51 worden gedaan. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegevoegd op dit artikel geplaatst. De hogere uitgaven op dit artikel voor 2022 komen andere door de gereserveerde middelen voor de Regio Deals.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

57.739,70

50.637,40

47.827,60

47.837,00

48.874,20

50.049,50

totaal niet-belastingontvangsten

4.716,80

2.860,90

2.386,20

2.045,60

2.022,40

1.994,90

1

Arbeidsmarkt

      
 

Uitgaven

10.213,60

4.546,60

1.771,80

1.132,80

995,9

1.006,40

 

Ontvangsten

1.839,10

988,8

504,9

100,2

62,2

25,7

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
 

Uitgaven

8.493,40

7.388,90

7.458,10

7.700,80

7.891,40

8.019,30

 

Ontvangsten

955,8

18,2

18,2

75,5

75,1

74,4

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

15,5

17,7

3,3

0,8

0,8

0,8

4

Jonggehandicapten

      
 

Uitgaven

3.542,90

3.553,80

3.571,00

3.590,40

3.650,30

3.665,20

 

Ontvangsten

28,4

     

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

225

282,5

143,4

142,1

143,2

110,8

 

Ontvangsten

0

     

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

12,2

36,6

63,5

63,2

63

62,9

7

Kinderopvang

      
 

Uitgaven

4.130,30

3.858,00

3.844,50

3.847,10

3.888,80

3.947,80

 

Ontvangsten

1.566,30

1.584,70

1.598,20

1.609,40

1.625,10

1.639,00

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

23,7

25,3

26,2

27,4

28,8

30,5

 

Ontvangsten

0,1

     

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

1,1

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

10

Tegemoetkoming ouders

      
 

Uitgaven

6.516,70

6.479,30

6.421,00

6.413,80

6.389,60

6.386,30

 

Ontvangsten

194,3

188,3

184

180,9

179,9

179,1

11

Uitvoeringskosten

      
 

Uitgaven

661,9

661,8

586,1

593,7

587,4

586,8

 

Ontvangsten

66,2

     

12

Rijksbijdragen

      
 

Uitgaven

23.166,20

22.837,60

23.067,40

23.515,40

24.455,50

25.455,90

 

Ontvangsten

2,1

     

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

      
 

Uitgaven

210,1

373,8

320,8

284,4

261,6

257,4

 

Ontvangsten

1,2

1

1

1

1

1

96

Apparaat

      
 

Uitgaven

441,2

472,9

457,4

451,6

447,2

443,5

 

Ontvangsten

63,1

79,9

79,9

78,5

79,2

75,8

98

Algemeen

      
 

Uitgaven

31,7

     
 

Ontvangsten

0,1

     

99

Nog te verdelen

      
 

Uitgaven

54,2

101,4

91,8

72,2

69,6

74,7

1. Arbeidsmarkt

Het merendeel van de aflopende reeks op artikel 1 Arbeidsmarkt wordt verklaard door de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). Werkgevers ontvangen in 2021 voorschotten (80% van de aanvraag). De regeling loopt af per 1 oktober 2021. De afrekeningen van de daadwerkelijke subsidies zijn voorzien in de jaren 2021-2023. Dan kunnen nog nabetalingen en terugvorderingen volgen op basis van de daadwerkelijke gerealiseerde loonkosten en omzetten. UWV gaat coulant om met terugbetalingstermijnen, die nog tot en met 2026 kunnen terugvloeien naar de begroting van SZW.

2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Op artikel 2 wordt de ontwikkeling van uitgaven en ontvangsten vooral verklaard door het macrobudget Participatiewetuitkeringen en de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (Tozo). Het macrobudget Participatiewetuitkeringen heeft betrekking op de bijstand, loonkostensubsidie, inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandige ondernemers (Bbz-levensonderhoud). De stijging van het macrobudget is met name het gevolg van de conjuncturele ontwikkeling. Het CPB verwacht een stijging van de werkloosheid vanaf 2021 naar het evenwichtsniveau in 2026. Dit leidt tot een stijging van het budget. Daarnaast zorgen eerdere beleidswijzigingen voor een stijging, zoals de invoering van de Participatiewet, de verhoging van de AOW-leeftijd en de WW-duurverkorting. De Tozo loopt net als de NOW per 1 oktober 2021 af. Dit verklaart het lagere uitgavenniveau vanaf 2022. Door voorlopige verrekeningen met gemeenten van in 2020 verstrekte voorschotten zijn de ontvangsten in 2021 hoger.

3. Arbeidsongeschiktheid

De op- en afloop die zichtbaar is op artikel Arbeidsongeschiktheid komt voort uit de tijdelijke middelen die beschikbaar worden gesteld voor de RA-maatregel «scholingsexperiment WGA» voor de inkoop van functionele taaltrainingen en leer- werktrajecten. Dit komt ook door het tijdelijke budget voor de inzet van Individuele Plaatsing en Steun (IPS) om mensen met een psychische aandoening te ondersteunen bij re-integratie naar de arbeidsmarkt.

4. Jonggehandicapten

De oplopende reeks op artikel 4 wordt veroorzaakt door stijgende uitkeringslasten in de Wajong. Dit komt door een toename van het aantal Wajong2015 uitkeringen. Dit effect wordt gedempt door een daling van het aantal uitkeringen in de oude Wajong en de Wajong2010.

5. Werkloosheid

In 2022 nemen de uitgaven op artikel 5 toe ten opzichte van 2021. Dit komt doordat er voor 2022 meer budget beschikbaar is gesteld voor crisisdienstverlening en er budget beschikbaar is gekomen voor de subsidieregeling Praktijkleren. In latere jaren zorgt vooral de IOW voor de ontwikkeling van de uitgaven op het artikel Werkloosheid. Vanaf 2026 vindt geen nieuwe instroom meer plaats in de IOW, omdat de tijdelijke inkomensvoorziening voor oudere werklozen afloopt. De uitgaven op artikel 5 dalen dan ook in 2026.

6. Ziekte en verlofuitkeringen

De uitgaven aan artikel 6 nemen vanaf 2022 toe als gevolg van de invoering van een financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van beroepsziekten veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen (TSB). Het streven is dat de regeling per juli 2022 van start gaat. Hierdoor komen de uitgaven vanaf 2023 hoger uit dan in 2022.

7. Kinderopvang

De voornaamste post bij uitgaven op dit artikel zijn de uitgaven kinderopvangtoeslag. Hoewel in 2022 de uitgaven kinderopvangtoeslag stijgen, komen de totale uitgaven op artikel 7 in dat jaar lager uit. Dit vanwege de uitgaven in 2021 aan de Tegemoetkomingsregeling Eigen Bijdrage in verband met de sluiting van de kinderopvang ten tijde van de lockdown door Covid-19. Na een daling in 2023 die vooral samenhangt met een oplopende werkloosheid nemen de uitgaven in latere jaren naar verwachting geleidelijk toe. Dit komt met name door een stijging van het aantal kinderen op de dagopvang als gevolg van de demografische ontwikkeling.

De grootste posten bij ontvangsten op dit artikel betreffen de ontvangsten uit terugvorderingen kinderopvangtoeslag en de werkgeversbijdrage kinderopvang. De ontvangsten uit terugvorderingen volgen met enige jaren vertraging de ontwikkeling in de uitgaven aan kinderopvangtoeslag. De werkgeversbijdrage kinderopvang betreft een vast percentage (0,5%) van de geraamde totale loonsom. Meerjarig neemt de loonsom en daarmee de werkgeversbijdrage kinderopvang toe.

8. Oudedagsvoorziening

De begrotingsgefinancierde uitgaven onder artikel 8 blijven over de jaren gezien vrij constant.

9. Nabestaanden

De begrotingsgefinancierde uitgaven onder artikel 9 blijven over de jaren gezien vrij constant.

10. Tegemoetkoming ouders

De grootste posten zijn de kinderbijslag (AKW) en het kindgebonden budget (WKB). De uitgaven AKW dalen licht tot en met 2024. In de jaren daarna nemen de uitgaven AKW licht toe. Dit komt door demografische ontwikkelingen. De uitgaven WKB dalen meerjarig licht. Naast de demografische ontwikkeling is dit het gevolg van een gunstige conjuncturele ontwikkeling de komende jaren. De ontvangsten volgen met enige jaren vertraging de ontwikkeling in de uitgaven.

11. Uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten volgen de ontwikkelingen in de moederwetten die de uitvoeringsorganisaties uitvoeren. Dit betekent dat stijgingen en dalingen in de volumes bij onder andere de AKW, Wajong en IOW doorwerken in de uitvoeringskosten van de SVB en het UWV.

12. Rijksbijdragen

Op het artikel rijksbijdragen staan verschillende bijdragen van het rijk aan sociale fondsen. De oploop in de uitgaven komt vooral door de rijksbijdrage ter dekking van het vermogenstekort van het ouderdomsfonds. Deze rijksbijdrage vult het jaarlijkse tekort in het ouderdomsfonds aan. Dat tekort, en daarmee ook de rijksbijdrage, loopt op doordat de uitgaven van het fonds (voornamelijk Aow-uitkeringen) meer stijgen dan de inkomsten van het fonds (voornamelijk Aow-premies en de rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen). 

13. Integratie en maatschappelijke samenhang

Het budget is in 2022 en 2023 incidenteel een stuk hoger dan in andere jaren. Dit komt deels door de verhoogde asielinstroom in 2021 en deels omdat er enige tijd twee inburgeringsstelsels naast elkaar bestaan. De uitgaven op dit beleidsartikel nemen daarna af vanwege de verwachte afnemende asielinstroom. Dat is van invloed op de uitgaven voor voorinburgering, het leenstelsel en inburgeringsvoorzieningen bij gemeenten, evenals op kleinere posten zoals uitvoeringskosten DUO. Daarnaast nemen de uitgaven aan de Remigratieregeling meerjarig af, doordat de aanscherping van de Remigratiewet in 2014 nu zichtbaar begint te worden en omdat de regeling vanaf 2025 sluit voor nieuwe aanvragen.

96. Apparaat

Na 2021 neemt het budget toe voor het versterken van de handhavingsketen in het licht van het Inspectie Controle Framework en om invulling te geven aan de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Daarnaast zijn er in de eerste jaren na 2021 tijdelijk extra uitgaven voor uitvoering van het corona-noodpakket en in 2022 extra uitgaven bij de Rijksschoonmaakorganisatie wegens een doorloop van de transitiefase. In de loop van de jaren neemt het budget verder af vanwege aflopende werkzaamheden voor uitvoering van de Europese subsidieregelingen.

98. Algemeen

In 2021 staan hier uitgaven voor onder andere beleidsinformatie, handhaving, uitvoeringskosten Caribisch Nederland (unit SZW) en ICT-systemen voor beleid. Met ingang van de begroting van 2022 zijn de uitgaven van artikel 98 toebedeeld aan afzonderlijke beleidsartikelen. Hierdoor kunnen de uitgaven nauwkeuriger verantwoord worden en wordt dit artikel opgeheven.

99. Nominaal en onvoorzien

Dit betreft diverse nog niet verdeelde reserveringen. Op dit moment bestaat deze post onder andere uit middelen voor het steun- en herstelpakket a.g.v. corona en het bijbehorende aanvullend sociaal pakket, loondoorbetaling bij ziekte, de Veranderopgave Inburgering (VOI) en het Breed Offensief.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

37.272,10

28.479,00

28.098,80

30.293,10

31.445,10

33.138,20

totaal niet-belastingontvangsten

596,4

210,3

147,5

145,1

145,1

154,5

1

Volksgezondheid

      
 

Uitgaven

11.602,20

3.159,70

1.554,30

1.068,90

1.020,80

995,3

 

Ontvangsten

74,6

40,8

23,9

23,9

23,9

23,9

2

Curatieve zorg

      
 

Uitgaven

3.621,00

3.429,90

3.394,30

3.437,10

3.515,70

3.621,80

 

Ontvangsten

403,7

123,3

77,5

75,1

75,1

84,5

3

Langdurige zorg en ondersteuning

      
 

Uitgaven

12.363,20

13.780,80

14.567,30

17.119,80

17.895,50

19.157,60

 

Ontvangsten

5,7

5,7

5,7

5,7

5,7

5,7

4

Zorgbreed beleid

      
 

Uitgaven

2.332,70

1.305,70

1.419,70

1.192,00

1.187,20

1.189,50

 

Ontvangsten

14,1

11,2

11,2

11,2

11,2

11,2

5

Jeugd

      
 

Uitgaven

249,5

117,6

88,7

89,6

89,7

89,6

 

Ontvangsten

11,7

2,1

2,1

2,1

2,1

2,1

6

Sport en bewegen

      
 

Uitgaven

814,8

383,2

447,4

447,1

447,2

447,1

 

Ontvangsten

71,7

15,7

15,7

15,7

15,7

15,7

7

Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

      
 

Uitgaven

227,5

216,9

199,9

183,6

167

157,3

 

Ontvangsten

2,9

2,9

2,9

2,9

2,9

2,9

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

      
 

Uitgaven

5.507,00

5.614,70

6.019,20

6.353,00

6.723,80

7.082,00

9

Algemeen

      
 

Uitgaven

30,7

24,2

25,1

24,8

24,6

24,3

10

Apparaatsuitgaven

      
 

Uitgaven

523,4

446,1

382,7

377,1

373,5

373,6

 

Ontvangsten

11,9

8,6

8,6

8,6

8,6

8,6

11

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

      

Artikel 1 Volksgezondheid

De uitgaven op artikel 1 zijn in 2021 en 2022 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 10,5 miljard euro in 2021 aan uitgaven), onder andere voor testcapaciteit, middelen voor de GGD’en en GGD GHOR en voor vaccin-ontwikkeling en implementatie. Deze corona-middelen lopen af naar 2,0 miljard euro in 2022 en 0,4 miljard euro in 2023. De uitgaven lopen van 2021 tot en met 2026 ook af vanwege de lagere uitgaven aan onderzoeksprogramma’s van ZonMw.

Artikel 2 Curatieve zorg

De uitgaven op artikel 2 zijn in 2021 hoger dan in de latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 0,3 miljard euro in 2021 aan uitgaven), onder andere voor de aanschaf en distributie van medische hulpmiddelen. De ontvangsten die hiermee samenhangen (in totaal 0,3 miljard euro in 2021) zijn hierdoor ook hoger in 2021. Vanaf 2023 is er een oploop in de uitgaven als gevolg van een stijging van de Rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden jonger dan 18 jaar.

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

Dit artikel neemt tussen 2021 en 2026 toe door een stijging van de Rijksbijdrage Wlz (6,6 miljard euro) en de Bijdrage In Kosten van Kortingen (BIKK, 0,5 miljard euro). De Rijksbijdrage Wlz stijgt als gevolg van het stabiliseren van de Wlz-premie op 9,65% en de stijgende Wlz-uitgaven. Het verschil tussen de premie-opbrengsten (samen met de BIKK) en de uitgaven wordt opgevangen met deze Rijksbijdrage. De hoogte van de BIKK hangt o.a. samen met de ontwikkeling van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. Deze Rijksbijdrage compenseert het Wlz-fonds voor wijzigingen in de ontvangsten die ontstaan door de ontwikkeling van de heffingskortingen. Tenslotte staan op dit artikel middelen in 2021 gereserveerd voor de meerkosten in het sociaal domein vanwege Covid-19 (141 miljoen euro). Bij Najaarsnota wordt de definitieve compensatie voor de meerkosten in het sociaal domein vastgesteld op basis van een onderzoek. Vervolgens worden de middelen overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Artikel 4 Zorgbreed beleid

De uitgaven op artikel 4 zijn in 2021 aanzienlijk hoger dan in 2022 en latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 1,2 miljard euro in 2021 aan uitgaven), onder andere voor de eenmalige bonus voor 2021 aan zorgpersoneel (720 miljoen euro in 2021) en Covid-zorg in het Caribisch deel van het Koninkrijk (73 miljoen euro).

Artikel 5 Jeugd

De uitgaven op artikel 5 dalen als gevolg van licht aflopende subsidies op jeugdbeleid. In 2021 zijn de uitgaven hoger vanwege de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld voor problematiek in de jeugdzorg. In totaal wordt 120 miljoen euro beschikbaar gesteld via de VWS-begroting, onder andere voor het passend maken van accommodaties om de leefomstandigheden van kwetsbare jeugdigen te verbeteren en om de (ambulante en klinische) crisis-capaciteit van de jeugd-GGZ tijdelijk uit te breiden.

Artikel 6 Sport en bewegen

De uitgaven op artikel 6 zijn in 2021 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 0,4 miljard euro in 2021) voor steun aan de sportsector. Het verschil tussen 2022 en latere jaren heeft te maken met de middelen voor buurtsportcoaches, die nog gereserveerd staan op de VWS-begroting en later worden overgeheveld naar het Gemeentefonds. De storting tot en met 2022 heeft reeds plaatsgevonden.

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

Door afname van het aantal verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen dalen de uitgaven aan pensioenen en uitkeringen op dit artikel.

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

De toename van de uitgaven op dit artikel geeft met name de ontwikkeling van de zorgtoeslag weer. De stijging van de uitgaven aan de zorgtoeslag is het gevolg van de toename van de zorgpremie, bevolkingsgroei en de economische ontwikkeling.

Artikel 9 Algemeen

Het verschil tussen 2021 en latere jaren ontstaat door Covid-19 budget voor Suriname (2 miljoen euro) en doordat in 2021 budget is gereserveerd voor de verhuizing van het RIVM.

Artikel 10 Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven zijn in 2021 hoger dan de daaropvolgende jaren. Dit hangt samen met incidentele personele en materiële uitgaven voor Covid-19 (107 miljoen euro in 2021 en 45 miljoen euro in 2022).

Artikel 11 Nog onverdeeld

Op dit artikel resteert eventuele loon- en prijsbijstelling. Deze is volledig uitgekeerd.

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

De begroting van BHOS bestaat uitsluitend uit posten die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen. De BHOS-toelichtingen zijn daarom te vinden bij de horizontale toelichting van de HGIS.

Nationaal Groeifonds

XIX NATIONAAL GROEIFONDS
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

55,2

2.136,60

3.177,20

4.215,60

4.236,20

3.233,40

totaal niet-belastingontvangsten

      

1

Kennisontwikkeling

      
 

Uitgaven

13,9

728,4

1.061,70

1.395,00

1.395,00

1.063,60

2

Research & development (R&D) en innovatie

      
 

Uitgaven

25

639,1

996,9

1.352,40

1.373,10

1.055,00

3

Infrastructuur

      
 

Uitgaven

 

731,1

1.064,50

1.397,80

1.397,80

1.066,40

11

Apparaat Nationaal Groeifonds

      
 

Uitgaven

16,3

38

54,1

70,3

70,3

48,4

Artikel 1 - Kennisontwikkeling

In het voorjaar van 2021 heeft de eerste ronde toekenningen vanuit het Nationaal Groeifonds plaatsgevonden. In de eerste ronde is binnen de pijler Kennisontwikkeling 123,3 miljoen euro voorwaardelijk toegekend. Deze middelen zijn geraamd op de begroting van het NGF. Bij een voorwaardelijke toekenning wordt de toekenning beschikbaar indien aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. In dat geval worden de middelen overgeheveld naar de departementale begroting van het uitvoerende departement. Omdat in 2021 geen toekenningen meer worden verwacht, zijn de overige middelen doorgeschoven naar latere jaren, waar zij beschikbaar blijven voor toekomstige toekenningsrondes.

Artikel 2 - Research & development (R&D) en innovatie

In het voorjaar van 2021 heeft de eerste ronde toekenningen vanuit het Nationaal Groeifonds plaatsgevonden. In de eerste ronde is binnen de pijler Research & development (R&D) en innovatie 521,3 miljoen euro toegekend. De middelen die onvoorwaardelijk zijj toegekend zijn overgeboekt naar de begroting van het uitvoerende departement. De projecten waaraan voorwaardelijk middelen zijn toegekend zijn geraamd op de begroting van het NGF. Bij een voorwaardelijke toekenning wordt de toekenning beschikbaar indien aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. In dat geval worden de middelen overgeheveld naar de departementale begroting van het uitvoerende departement. Omdat in 2021 geen toekenningen meer worden verwacht, zijn de overige middelen doorgeschoven naar latere jaren, waar zij beschikbaar blijven voor toekomstige toekenningsrondes.

Artikel 3 - Infrastructuur

In het voorjaar van 2021 heeft de eerste ronde toekenningen vanuit het Nationaal Groeifonds plaatsgevonden. In de eerste ronde zijn binnen de pijler Infrastructuur geen toekenningen gedaan. Omdat in 2021 geen toekenningen meer worden verwacht, zijn de overige middelen doorgeschoven naar latere jaren, waar zij beschikbaar blijven voor toekomstige toekenningsrondes.

Artikel 11 - Apparaat Nationaal Groeifonds

Dit betreft de uitgaven ten behoeve van de ondersteuning van de commissie in de beoordeling en selectie van projecten en de uitgaven ten behoeve van de ondersteunende processen in het kader van het fondsbeheer van het Nationaal Groeifonds. Ook is de tranche 2021 van de loon- en prijsbijstelling aan dit artikel toegevoegd. Deze bijstelling zal op een later moment worden toebedeeld aan de beleidsartikelen en het apparaatsartikel.

Sociale Verzekeringen

SOCIALE VERZEKERINGEN
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

64.348,90

66.249,50

68.803,90

71.615,10

74.923,20

78.118,60

totaal niet-belastingontvangsten

192

240,2

248

254,5

261,1

261,9

1

Arbeidsmarkt

      
 

Uitgaven

760,9

457,1

471,7

487,3

504

521,3

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

10.744,90

11.190,60

11.732,00

12.245,60

12.708,70

13.128,70

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

4.013,40

4.334,50

4.588,60

5.034,30

5.422,60

5.627,90

 

Ontvangsten

192

240,2

248

254,5

261,1

261,9

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

3.565,40

3.726,80

4.115,10

4.296,60

4.474,60

4.652,90

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

43.022,00

44.160,80

45.433,40

47.000,60

49.186,90

51.501,60

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

318,2

309,8

306

303,8

298,1

293,2

11

Uitvoeringskosten

      
 

Uitgaven

1.924,10

2.069,90

2.157,10

2.246,80

2.328,30

2.393,00

1. Arbeidsmarkt

Per 1 april 2020 is de compensatieregeling transitievergoeding vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid in werking getreden. Daarbij is er terugwerkende kracht tot 1 juli 2015. Omdat de uitgaven met terugwerkende kracht deels in 2021 tot uitbetaling komen en er nog een voorraad aan structurele aanvragen uit 2020 in 2021 wordt uitbetaald, zijn de uitgaven éénmalig hoger in 2021. Vanaf 2021 is daarnaast de compensatieregeling transitievergoeding MKB vanwege pensionering of overlijden in werking getreden.

3. Arbeidsongeschiktheid

De WAO en WAZ zijn aflopende arbeidsongeschiktheidsregelingen, de WIA groeit in. De totale uitgaven aan arbeidsongeschiktheid (WAO/WIA/WAZ) laten in de periode 2021–2026 een stijging zien. De voornaamste oorzaak van de stijging is de geraamde loon- en prijsbijstelling (nominaal). Daarnaast zorgt de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd en de hogere arbeidsparticipatie bij ouderen voor een stijging van de uitgaven.

5. Werkloosheid

Het CPB verwacht een stijging van de werkloosheid in de komende jaren. Dit komt tot uiting in een stijging van het aantal mensen dat een WW-uitkering ontvangt (WW-volume). De WW-uitkeringslasten ontwikkelen zich in lijn met deze volumeontwikkeling. Daarnaast zorgt de nominale ontwikkeling voor een stijging in zowel de uitgaven als de ontvangsten.

6. Ziekte en verlofuitkeringen

De stijging van de uitgaven wordt verklaard door de invoering van betaald ouderschapsverlof per augustus 2022 en de nominale ontwikkeling.

8 Oudedagsvoorziening

De stijgende levensverwachting en de vergrijzing leiden de komende jaren tot een toename van het aantal AOW-gerechtigden en daarmee tot een stijging van de verwachte uitgaven aan de AOW. De toename van de uitgaven wordt de komende jaren gedempt door de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtige leeftijd naar 67 jaar.

9 Nabestaanden

De uitkeringslasten van de Anw nemen de komende jaren af, omdat het aantal nabestaanden dat aanspraak maakt op een Anw-uitkering afneemt. De uitstroom uit de regeling is de komende jaren groter dan de instroom, omdat een groot deel van de nabestaanden die sinds 1996 onder ruimere voorwaarden een uitkering ontvangt op basis van de rechtsvoorganger van de Anw, de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW), in de komende jaren recht krijgt op een AOW-uitkering.

11. Uitvoeringskosten

Ten opzichte van 2021 nemen de uitvoeringskosten vanaf 2022 met name toe door de middelen die worden ingezet ter verbetering van de dienstverlening en de informatiehuishouding van het UWV in kader van de kabinetsreactie op het eindrapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Naast deze beleidsmatige ontwikkelingen volgen de uitvoeringskosten de ontwikkelingen in de moederwetten die de uitvoeringsorganisaties uitvoeren. Dit betekent dat de stijgingen en dalingen van onder andere de WW, ZW, WGA, Anw en AOW doorwerken in de uitvoeringskosten.

Premiegefinancierd Budgettair Plafond Zorg

PREMIEGEFINANCIERD BUDGETTAIR PLAFOND ZORG
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

79.038,70

84.649,90

88.214,80

92.450,30

96.796,90

101.398,30

totaal niet-belastingontvangsten

5.093,10

5.310,10

5.491,80

5.711,10

5.926,50

6.149,60

11

Zorgverzekeringswet

      
 

Uitgaven

50.858,70

54.463,90

56.437,50

58.885,00

61.398,50

64.029,30

 

Ontvangsten

3.101,50

3.236,80

3.378,80

3.530,30

3.681,70

3.836,20

12

Wet langdurige zorg

      
 

Uitgaven

28.180,10

30.186,00

31.777,30

33.565,30

35.398,40

37.369,10

 

Ontvangsten

1.991,60

2.073,30

2.113,00

2.180,80

2.244,80

2.313,40

Artikel 11 Zorgverzekeringswet

De raming van de groei van de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) in de huidige kabinetsperiode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2018-2021 van het CPB. De groei na 2021 is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB en wordt bepaald door de verwachte loon- en prijsontwikkeling, en volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling in combinatie met kwaliteitsverbeteringen en epidemiologie. De groei in 2026 betreft een technische extrapolatie gebaseerd op de raming van het CPB.

Artikel 12 Wet langdurige zorg

De raming van de groei van de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) in de huidige kabinetsperiode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2018-2021 van het CPB. De groei na 2021 is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB en wordt bepaald door de loon- en prijsontwikkeling, en volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling en epidemiologie. De groei in 2026 betreft een technische extrapolatie gebaseerd op de raming van het CPB.

Gemeentefonds

B GEMEENTEFONDS
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

34.807,00

35.597,10

33.371,10

33.180,40

32.972,40

32.916,80

totaal niet-belastingontvangsten

      

1

Gemeentefonds

      
 

Uitgaven

34.807,00

35.597,10

33.371,10

33.180,40

32.972,40

32.916,80

Artikel 1 Gemeentefonds

Het verschil tussen 2021 en 2022 wordt grotendeels verklaard door de coronacompensatie die gemeenten hebben ontvangen in 2021. Daarnaast wordt de aflopende reeks richting 2026 grotendeels verklaard door de maatregel lagere apparaatskosten gemeenten (de zgn. opschalingskorting) en door diverse decentralisatie-uitkeringen die tijdelijk van aard zijn en aflopen.

Provinciefonds

C PROVINCIEFONDS
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

2.520,10

2.540,70

2.531,50

2.522,00

2.511,00

2.511,70

totaal niet-belastingontvangsten

      

1

Provinciefonds

      
 

Uitgaven

2.520,10

2.540,70

2.531,50

2.522,00

2.511,00

2.511,70

Artikel 1 Provinciefonds

De aflopende reeks vanaf 2022 wordt grotendeels verklaard door diverse decentralisatie-uitkeringen die tijdelijk van aard zijn en aflopen. Een deel van de aflopende reeks wordt verklaard door de maatregel minder provincies (de zgn. opschalingskorting) die uiteindelijk niet is doorgevoerd, maar waarvan de bijbehorende korting op het provinciefonds is gehandhaafd.

Mobiliteitsfonds

A Mobiliteitsfonds
  

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

7.430,60

14.497,30

7.526,10

6.809,90

7.146,40

totaal niet-belastingontvangsten

7.710,50

14.497,30

7.526,10

6.809,90

7.146,40

11

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

     
 

Uitgaven

 

186,9

175,8

219,1

242,9

 

Ontvangsten

  

17,5

30

 

12

Hoofdwegennet

     
 

Uitgaven

3.146,20

2.982,20

3.494,40

3.115,80

3.182,20

 

Ontvangsten

247,7

27,7

55,4

60

65,4

13

Spoorwegen

     
 

Uitgaven

2.256,60

9.486,30

2.240,60

1.957,90

1.948,10

 

Ontvangsten

232,9

208,5

214,1

217,2

329,1

14

Regionaal, lokale infra

     
 

Uitgaven

84,9

90,4

34,8

36

42,6

 

Ontvangsten

0

    

15

Hoofdvaarwegennet

     
 

Uitgaven

1.435,10

1.295,70

1.129,70

1.084,90

1.115,50

 

Ontvangsten

85,4

74,2

6

9,6

3

17

Megaprojecten Verkeer en Vervoer

     
 

Uitgaven

383,5

455,8

450,7

396,2

615,2

 

Ontvangsten

75,7

49

43,9

57,1

57,7

18

Overige uitgaven en ontvangsten

     
 

Uitgaven

5

    
 

Ontvangsten

0

    

19

Ontvangsten

     
 

Ontvangsten

7.068,70

14.137,90

7.189,30

6.436,00

6.691,30

20

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

     
 

Uitgaven

119,3

    
 

Ontvangsten

     

Artikel 11 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Met de omvorming van het Infrastructuurfonds naar het Mobiliteitsfonds is het voormalige artikel 20 omgezet naar artikel 11. Op dit artikel staan de planflexibele middelen van het Mobiliteitsfonds. De middelen bestaan uit de vrije investeringsruimte afkomstig van artikel 12, 13 en 15 en reserveringen voor gebiedsprogramma’s en middelen voor beheer en onderhoud infrastructuur BES vanuit het Regeerakkoord Rutte III. Ook vallen de brede verkenningen nieuwe stijl onder dit artikel. Kenmerkend aan deze verkenningen is dat ze – indien mogelijk - modaliteitsneutraal zijn en dat een niet-infrastructurele oplossing wordt meegenomen. Ook geldt hierbij dat ze niet automatisch doorgaan naar de planuitwerking maar dat een expliciete afweging (tussen verkenningen) plaatsvindt. De piek in de budgetten in 2026 wordt met name veroorzaakt door de geraamde uitgaven voor de verkenningen op artikel 11.01

Artikel 12 Hoofdwegennet

De uitgaven op dit artikel zijn bestemd voor ontwikkeling, exploitatie, vernieuwing en onderhoud van het Hoofdwegennet. De fluctuaties hangen samen met de planning van de uitgaven van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen) in de komende jaren. Aan de ontvangstenkant hangen de fluctuaties samen met bijdragen derden (medeoverheden). De lagere uitgaven in 2022 en 2026 worden onder andere verklaard door lagere uitgaven op de ontwikkelingsprojecten en DBFM-projecten.

Artikel 13 Spoorwegen

De uitgaven en ontvangsten op dit artikel zijn bestemd voor de ontwikkeling, exploitatie, vernieuwing en onderhoud van spoorwegen. De fluctuaties zijn het gevolg van de variatie in het kasritme bij projecten, bijdragen derden en het aanpassen van de budgetten aan de beschikbare capaciteit voor spoorwerkzaamheden. De piek in 2022 is het gevolg van de omvorming van ProRail tot zelfstandig bestuursorgaan (ZBO), wat tot incidentele uitgaven leidt voor de afrekening van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting.

Artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

De uitgaven op dit artikel hangen samen met grote projecten die regionale overheden aanleggen. De hogere uitgaven in 2021 en 2022 worden gedaan op de projecten Rotterdamsebaan en de tram naar de Uithof in Utrecht. In de daaropvolgende jaren lopen de uitgaven op deze projecten terug en betreffen de uitgaven vooral het hov-NET Zuid-Holland Noord (vh Rijn-Gouwelijn).

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

De uitgaven- en ontvangsten op dit artikel zijn bestemd voor ontwikkeling, exploitatie, vernieuwing en onderhoud van het Hoofdvaarwegennet. De uitgaven op dit artikel lopen geleidelijk terug; dit hangt samen met lagere uitgaven op de ontwikkelingsprojecten en DBFM-projecten.

Artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer

Onder dit artikel vallen de megaprojecten Hogesnelheidslijn-Zuid, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, European Rail Traffic Management System (ERTMS), Zuidasdok en het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). De hogere uitgaven in 2025 en 2026 hangen samen met de aanleg van ERTMS. Daarnaast stijgen op dit artikel de uitgaven aan project Zuidasdok en aan de planning, studies, en aanleg van het programma Hoogfrequent Spoor (PHS).

Artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten

De incidentele uitgaven in 2021 hangen samen met de verwerking van het nadelige saldo Mobiliteitsfonds 2020 bij Voorjaarsnota.

Artikel 19 Bijdragen andere begrotingen Rijk

Dit artikel bestaat uit de voeding van het Infrastructuurfonds vanuit de begroting van IenW (XII).

Artikel 20 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Na afronding van begrotingsjaar 2021 is dit artikel niet langer in gebruik in verband met de omvorming van het Infrastructuurfonds naar het Mobiliteitsfonds. Zie artikel 11 voor toelichting op het meerjarig verloop van de betreffende budgetten.

Diergezondheidsfonds

F DIERGEZONDHEIDSFONDS
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

42,9

35

33,7

33,7

33,7

33,7

totaal niet-belastingontvangsten

34,4

27,2

33,7

33,7

33,7

33,7

1

Bewaking en bestrijding van dierziekten

      
 

Uitgaven

42,9

35

33,7

33,7

33,7

33,7

 

Ontvangsten

34,4

27,2

33,7

33,7

33,7

33,7

Artikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten

De uitgaven van 2022 liggen lager dan de uitgaven in 2021. Dit wordt onder andere veroorzaakt door een hogere bijdrage aan de bestrijding van dierziekten in 2021 (10,2 miljoen euro). Daarentegen liggen de geraamde uitgaven van 2022 hoger dan in de latere jaren, vanwege een verwachte toename van uitvoeringkosten voor het innen van diergezondheidsheffingen (2 miljoen euro in 2022). De ontvangsten zijn in 2022 tijdelijk lager vanwege een lagere ontvangst uit de sector. In de jaren 2023 t/m 2026 worden de ontvangsten volledig gelijkgesteld aan de uitgaven.

Accres Gemeentefonds

ACCRES GEMEENTEFONDS
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

 

295,8

1.120,50

1.920,10

3.053,00

4.204,90

totaal niet-belastingontvangsten

      

1

Accres gemeentefonds

      
 

Uitgaven

  

741,3

1.452,30

2.462,60

3.489,40

2

Reservering BCF

      
 

Uitgaven

 

295,8

379,1

467,8

590,4

715,5

Artikel 1 Accres gemeentefonds

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Na het uitbreken van de coronacrisis is in overleg met de VNG en het IPO besloten om het accres voor de jaren 2020 en 2021 vast te zetten op de standen uit de Voorjaarsnota 2020. De accressen voor de jaren 2022 en verder zijn conform afspraken geactualiseerd op basis van de bestaande normeringssystematiek. Deze accrestranches zijn dus gebaseerd op de actuele groei van de accresrelevante uitgaven en grondslag in de betreffende jaren. Daarnaast is de tranche 2022 overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Artikel 2 Reservering Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Taakmutaties zijn middelen die met een bepaald oogmerk aan het gemeentefonds zijn toegevoegd, maar waar geen bestedingsverplichting aan ten grondslag ligt. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en het provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds en het provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het gemeentefonds en het provinciefonds verdeeld conform de aandelen van de gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

Accres Provinciefonds

ACCRES PROVINCIEFONDS
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

 

42,4

112,7

185,2

287,7

392

totaal niet-belastingontvangsten

      

1

Accres provinciefonds

      
 

Uitgaven

  

59,8

121,1

208,1

296,6

2

Reservering BCF

      
 

Uitgaven

 

42,4

52,9

64,1

79,6

95,3

Artikel 1 Accres Provinciefonds

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Na het uitbreken van de coronacrisis is in overleg met de VNG en het IPO besloten om het accres voor de jaren 2020 en 2021 vast te zetten op de standen uit de Voorjaarsnota 2020. De accressen voor de jaren 2022 en verder zijn conform afspraken geactualiseerd op basis van de bestaande normeringssystematiek. Deze accrestranches zijn dus gebaseerd op de actuele groei van de accresrelevante uitgaven en grondslag in de betreffende jaren. Daarnaast is de tranche 2022 overgeboekt naar het Provinciefonds.

Artikel 2 Reservering Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Taakmutaties zijn middelen die met een bepaald oogmerk aan het gemeentefonds zijn toegevoegd, maar waar geen bestedingsverplichting aan ten grondslag ligt. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en het provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds en het provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het gemeentefonds en het provinciefonds verdeeld conform de aandelen van de gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

BES-fonds

H BES-FONDS
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

57,5

42,4

35,3

35,3

35,3

35,3

totaal niet-belastingontvangsten

      

1

BES-fonds

      
 

Uitgaven

57,5

42,4

35,3

35,3

35,3

35,3

Artikel 1 BES-fonds

Via het BES-fonds krijgen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) middelen toebedeeld om hun publieke taken uit te voeren. In 2021 en 2022 liggen de uitgaven hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen. Daarnaast zijn in 2021 middelen toegevoegd om de gevolgen van de coronacrisis te mitigeren.

Deltafonds

J DELTAFONDS
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

1.405,60

1.328,40

1.711,90

1.484,60

1.356,60

1.374,00

totaal niet-belastingontvangsten

1.410,80

1.328,40

1.711,90

1.484,60

1.356,60

1.374,00

1

Investeren in waterveiligheid

      
 

Uitgaven

630,5

568,4

702,9

623,4

365,5

516,2

 

Ontvangsten

166,1

166,4

143,5

144,1

140

158,2

2

Investeren in zoetwatervoorziening

      
 

Uitgaven

51,3

63

68,8

46,7

45,5

24,2

 

Ontvangsten

      

3

Beheer, Onderhoud en vervanging

      
 

Uitgaven

201,6

232,3

258,1

188,1

245,9

156,9

4

Experimenteren cf. art. III Deltawet

      
 

Uitgaven

91,2

21,8

215,6

89,3

89,5

58,8

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

      
 

Uitgaven

352

339,4

349,9

418

480,4

471,6

 

Ontvangsten

0

     

6

Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

      
 

Ontvangsten

1.244,20

1.161,40

1.568,40

1.340,50

1.216,50

1.215,80

7

Investeren in Waterkwaliteit

      
 

Uitgaven

79

103,5

116,6

119,2

129,7

146,3

 

Ontvangsten

0,5

0,6

    

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

Het verloop van de jaarlijkse uitgaven en ontvangsten hangt samen met de planning van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen). De daling van de uitgaven in 2022 en 2025 wordt verklaard door minder uitgaven aan Waterschapsprojecten binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma-2 (HWBP-2) en lagere uitgaven op aanlegprojecten waterveiligheid tot en met 2023.

Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

Op dit artikel worden de uitgaven op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De hogere uitgaven in 2022 en 2023 hangen samen met de uitvoering van de maatregelen in het kader van het Deltaplan Zoetwater. In latere jaren zijn de budgetten vooral bestemd voor de impuls ruimtelijke adaptatie.

Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging van waterveiligheid zijn in 2024 en 2026 lager. Dit komt doordat in 2025 een piek in de realisatie van geplande werkzaamheden waterveiligheid wordt verwacht. Daarnaast hangen de hogere bedragen in de jaren tot en met 2023 samen met de intensivering van onderhoud aan de zoetwatervoorziening.

Artikel 4 Experimenteren cf. artikel III Deltawet

Op dit artikel worden de uitgaven voortvloeiend uit het DBFM-contract voor het project Afsluitdijk verantwoord. De hoogte van de uitgaven fluctueert afhankelijk van mijlpaalbetalingen in de betreffende jaren. De piek in 2023 hangt samen met de verwachte afronding van het project in het DBFM contract.

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Deltacommissaris geraamd en de investeringsruimte. Ook worden op dit artikel de overige netwerkgebonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommissaris geraamd. Dit zijn uitgaven die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit het Deltafonds zijn toe te wijzen, zoals kosten voor de landelijke taken basisinformatie, ICT en kennisontwikkeling & innovatie.

Artikel 6 Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit artikel betreft de voeding van het Deltafonds vanuit de begroting van IenW (XII).

Artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit

Op dit artikel worden maatregelen op gebied van waterkwaliteit ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) verantwoord. De fluctuatie in de budgetten hangt samen met de uitgaven voor de 2e en 3e tranche van de KRW en uitgaven aan de Programmatische aanpak Grote Wateren (PAGW).

Defensiematerieelbegrotingsfonds

K DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

5.072,40

5.065,40

4.871,80

4.808,90

4.807,60

4.597,00

totaal niet-belastingontvangsten

4.906,00

5.065,40

4.871,80

4.808,90

4.807,60

4.597,00

1

Defensiebreed Materieel

      
 

Uitgaven

954,1

983

917,9

847,8

856,7

846

 

Ontvangsten

72,3

62,2

101,4

111,4

101,4

101,4

2

Maritiem Materieel

      
 

Uitgaven

573,6

576,4

611,9

848,7

906

1.178,10

 

Ontvangsten

19,6

9,7

9,7

9,7

9,7

9,7

3

Land Materieel

      
 

Uitgaven

617,4

666,1

668,4

832,6

827,4

652,5

 

Ontvangsten

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

4

Lucht Materieel

      
 

Uitgaven

1.321,10

1.196,40

1.089,80

1.136,90

1.084,40

855,9

 

Ontvangsten

  

0,1

0,4

0,6

0,6

5

Infrastructuur en Vastgoed

      
 

Uitgaven

781,9

851,4

826,4

622,5

616,8

564,8

 

Ontvangsten

25,2

25,6

27,9

27,9

27,9

27,9

6

IT

      
 

Uitgaven

824,4

792

757,5

520,4

516,4

499,7

 

Ontvangsten

15,2

16,8

16,8

16,8

16,8

16,8

7

Bijdrage andere begrotingshoofdstukken Rijk

      
 

Ontvangsten

4.771,10

4.948,60

4.713,40

4.640,20

4.648,70

4.438,10

Artikel 1 Defensiebreed Materieel

Het verloop van dit artikel wordt voornamelijk verklaard door de oplevering van de projecten Defensiebrede Vervanging van Operationele Wielvoertuigen, de Defensiebrede bewaking en beveiligingssystemen en verder de Beleidskader Inzetvoorraden (BKI) conventionele munitie. Doordat deze projecten geleverd en betaald worden dalen de uitgaven op dit artikel. De stijging vanaf 2024 wordt onder meer verklaard door het instromen van het project vervanging wissellaadsystemen en de vervanging wielberging.

Artikel 2 Maritiem Materieel

De toename van de uitgaven op dit artikel wordt verklaard door het starten van de realisatiefase van een aantal grote projecten zoals het Combat Support Ship (CSS), de VIS Mail Communication Mechanism (vMCM), de vervanging van de onderzeeboten en de Anti Submarine Warfare Frigate. Met het starten van de realisatiefase starten ook de betalingen voor deze projecten en hierdoor nemen de uitgaven op dit artikel toe.

Artikel 3 Land Materieel

De toename van de uitgaven op dit artikel wordt verklaard door een aantal grote landmachtmaterieelprojecten zoals de CV90 en de MLU Fennek die naar verwachting vanaf 2023 in de realisatiefase komen. Met het starten van de realisatiefase starten ook de betalingen voor deze projecten. Voor een aantal projecten zoals de vervanging Medium Range Air Defence en de vernieuwing van het VSHOARA-capaciteit vinden de grootste betalingen plaats in 2024 waardoor er vanaf 2025 een daling zichtbaar is in de uitgaven. Artikel 4 Lucht Materieel

De uitgaven bij de luchtmacht dalen geleidelijk wegens de levering en betalingen van een groot deel van de F35 vloot. Ook de uitgaven voor de verwerving en upgrade van de Chinook dalen. Naar verwachting is de verwerving en upgrade van de Chinook in 2025 afgerond. Vanaf 2025 komt het project vervanging Tactisch Luchttransport capaciteit in de realisatiefase waardoor er een minder grote afname in het budget is.

Artikel 5 Infrastructuur en Vastgoed

Het versnellen van de investeringen in achterstallig onderhoud van het vastgoed verklaart de hogere uitgaven in 2021 ten opzichte van latere jaren. Daarnaast zijn de uitgaven vanaf 2021 t/m 2023 hoger als gevolg van een kasschuif van groot materieel naar vastgoed in deze jaren (30 mln. per jaar).

Artikel 6 IT

Het uitgavenverloop op dit artikel wordt verklaard door de vervangingsbehoefte van ICT gedurende deze jaren. Dit betreft diverse IT projecten waaronder de vervanging van SAP 4 Hana en Foxtrot en verder de structurele uitgaven voor instandhouding onderhoud en licenties. Ook is er voor de jaren 2021-2023 geld overgeheveld vanuit Grootmaterieel waardoor de bedragen in deze jaren hoger zijn dan in de latere jaren.

Artikel 7 Bijdrage andere begrotingshoofdstukken Rijk

Artikel 7 is het ontvangstenartikel waarmee het Defensiematerieelbegrotingsfonds gevoed wordt vanuit de Defensiebegroting.

Prijsbijstelling

PRIJSBIJSTELLING
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

 

865,1

1.579,30

2.257,40

2.914,50

3.540,30

totaal niet-belastingontvangsten

      

1

Rijksbegroting in enge zin

      
 

Uitgaven

 

765,4

1.368,60

1.913,00

2.452,60

2.998,20

2

SZA

      
 

Uitgaven

 

2,3

4,3

6,4

8,4

10,5

3

Zorg

      
 

Uitgaven

 

2,6

3,9

5,7

7,5

9,4

4

Niet-plafondrelevant

      
 

Uitgaven

 

94,7

202,5

332,3

446

522,1

Op de aanvullende post Prijsbijstelling worden de middelen gereserveerd die worden gebruikt om de prijsgevoelige uitgaven op de diverse begrotingen te compenseren voor de prijsontwikkeling. Deze compensatie wordt jaarlijks van deze aanvullende post overgeboekt naar de departementale begrotingen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat voor elk jaar een tranche wordt gereserveerd om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Arbeidsvoorwaarden

ARBEIDSVOORWAARDEN
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

 

1.513,10

3.055,30

4.798,80

6.585,40

8.285,90

totaal niet-belastingontvangsten

      

1

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn RB-eng

      
 

Uitgaven

 

1.423,60

2.867,40

4.489,50

6.172,10

7.818,20

2

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn SZ

      
 

Uitgaven

 

63,3

123,5

183,7

241,9

297,1

3

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn Z

      
 

Uitgaven

 

9,5

13,6

19,6

26,3

32,9

4

indexering rijksbijdragen

      
 

Uitgaven

 

16,8

50,8

106,1

145,1

137,7

Op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Koppeling Uitkeringen

KOPPELING UITKERINGEN
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

 

249,1

579,4

994,5

1.448,20

1.907,10

totaal niet-belastingontvangsten

      

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
 

Uitgaven

 

92,3

195

309,7

435,5

561,6

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

 

0

0

0

0

0

4

Jonggehandicapten

      
 

Uitgaven

 

86

165,5

252,3

347,7

442,1

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

 

3,2

6,5

10

13,7

13,4

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

 

0,1

0,2

0,3

0,5

0,6

7

Kinderopvang

      
 

Uitgaven

 

19,7

102,6

186

273,8

366,9

 

Ontvangsten

      

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

 

0,3

0,6

1

1,4

1,9

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

 

0

0

0

0,1

0,1

10

Tegemoetkoming ouders

      
 

Uitgaven

 

47,6

109

235,2

375,5

520,5

 

Ontvangsten

      

13

Integratie en Maatschappelijke Samenhang

      
 

Uitgaven

      

Op hoofdstuk 83 Koppeling Uitkeringen staan de ramingen van de uitgaven voor de indexering van de begrotingsgefinancierde sociale-zekerheidsuitgaven. De uitgaven op de artikelen worden geactualiseerd naar aanleiding van aanpassingen van de WKA-index (Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheden), door wijzigingen in prijsontwikkeling en door grondslageffecten bij de uitkeringen en programma-uitgaven. Aanpassingen van de WKA-index en prijsontwikkeling zijn gebaseerd op de economische raming van het CPB. De uitgaven betreffen jaarlijkse tranches voor de komende vijf jaar, dit verklaart de oploop op de verschillende artikelen.

Algemeen

ALGEMEEN
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

384,4

5.329,60

3.758,70

2.462,80

1.561,40

1.502,20

totaal niet-belastingontvangsten

      

4

Eindejaarsmarge

      
 

Uitgaven

‒ 1.923,20

‒ 24,2

‒ 1,1

   

55

Diversen

      
 

Uitgaven

2.067,00

5.075,70

3.521,20

2.272,30

1.330,90

1.267,70

81

RA Openbaar bestuur

      
 

Uitgaven

91

166

150

150

200

200

82

RA Veiligheid

      
 

Uitgaven

      

85

RA Milieu

      
 

Uitgaven

4

42,5

33,5

40,5

30,5

34,5

87

RA Onderwijs, onderzoek en innovatie

      
 

Uitgaven

      

92

RA Overige uitgaven

      
 

Uitgaven

145,6

69,7

55

   

De aanvullende post «Algemeen» (ook wel de aanvullende post genoemd) is het begrotingshoofdstuk waar middelen worden gereserveerd voor maatregelen waartoe is besloten maar die in afwachting zijn van nadere uitwerking. Ook wordt op dit begrotingshoofdstuk de in=uittaakstelling verantwoord. De aanvullende post wordt beheerd door het ministerie van Financiën.

Artikel 4 Eindejaarsmarge

Departementen kunnen onbestede middelen in 2021 met behulp van de eindejaarsmarge doorschuiven naar 2022. HGIS-middelen kunnen worden doorgeschoven naar de drie opvolgende jaren. Als tegenhanger van de uitgekeerde eindejaarsmarges is de in=uit-taakstelling op de aanvullende post ingeboekt, onder de veronderstelling dat departementen ieder jaar een soortgelijk bedrag doorschuiven met behulp van de eindejaarsmarge.

Artikel 55 Diversen

De stand op artikel 55 wordt hoofdzakelijk gevormd door lopende reserveringen voor o.a. de wederopbouw Sint Maarten, EU-afdrachten en Groningen. Ook zijn middelen gereserveerd voor o.a. het Klimaatakkoord, de aanpak stikstofproblematiek, de compensatie van Zeeland en de POK. Daarnaast staan er middelen gereserveerd voor corona maatregelen.

Artikelen 81 t/m 92

Op de artikelen 81 tot en met 92 staan de intensiveringsmiddelen uit het Regeerakkoord gereserveerd die nog niet zijn overgeboekt naar de verschillende begrotingen. Over de nog niet uitgekeerde middelen zal nog besluitvorming plaatsvinden. Op basis van die besluitvorming zullen dan ook de resterende middelen worden overgeheveld naar de verschillende begrotingen. Voor een exacte uitsplitsing van de Regeerakkoordmiddelen zie ook bijlage Regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post.

Consolidatie

CONSOLIDATIE
  

2021

2022

2023

2024

2025

2026

totaal uitgaven

‒ 13.084,00

‒ 20.247,90

‒ 13.471,10

‒ 12.416,60

‒ 12.556,50

‒ 12.437,60

totaal niet-belastingontvangsten

‒ 13.084,00

‒ 20.247,90

‒ 13.471,10

‒ 12.416,60

‒ 12.556,50

‒ 12.437,60

1

Nog niet toegerekend

      
 

Uitgaven

‒ 13.084,00

‒ 20.247,90

‒ 13.471,10

‒ 12.416,60

‒ 12.556,50

‒ 12.437,60

 

Ontvangsten

‒ 13.084,00

‒ 20.247,90

‒ 13.471,10

‒ 12.416,60

‒ 12.556,50

‒ 12.437,60

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen die ontstaan door het brutoboeken van bijdragen. Het brutoboeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt daarnaast de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundig niveau van de totale rijksuitgaven en de rijksontvangsten hoger dan het feitelijk niveau. Op de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd. De hoogte van de post wordt in belangrijke mate bepaald door de bijdragen van de begroting van Infrastructuur & Waterstaat aan het Infrastructuurfonds.

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HOMOGENE GROEP INTERNATIONALE SAMENWERKING
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Totaal uitgaven

5.669,00

6.286,80

6.607,60

6.792,40

7.052,80

7.285,00

Totaal niet-belastingontvangsten

161,7

152,1

129,1

151,4

152,9

149,5

       

5. Buitenlandse Zaken

      

Uitgaven

1.651,20

1.987,10

2.002,30

2.066,10

2.101,60

2.123,80

Ontvangsten

106

97,1

77,3

101,2

107,3

107,3

       

Artikel 1: Versterkte internationale rechtsorde

      

Uitgaven

132,6

123,3

122,9

122,3

122,2

122,2

       

Artikel 2: Veiligheid en stabiliteit

      

Uitgaven

262,4

284

283

281,8

286,9

286,6

Ontvangsten

1

1

1

1

1,2

1,2

       

Artikel 3: Effectieve Europese samenwerking

      

Uitgaven

226,9

642,2

660,1

668,2

671,6

672,5

Ontvangsten

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

       

Artikel 4: Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden

      

Uitgaven

75,6

53,5

53

53,6

54,2

54,2

Ontvangsten

30,6

32,7

43,8

67,7

73,6

73,6

       

Artikel 6: Nog onverdeeld

      

Uitgaven

11,7

2,9

40,5

76,3

101,6

122,4

       

Artikel 7: Apparaat

      

Uitgaven

942

881,2

842,9

863,9

865,1

865,8

Ontvangsten

74,2

63,2

32,3

32,3

32,3

32,3

       

6. Justitie en Veiligheid

      

Uitgaven

299,6

342,7

335

332,9

328,2

326,8

       

7. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

      

Uitgaven

0,5

0,6

0,7

0,2

0,2

0,2

       

8. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

      

Uitgaven

108,1

104,3

102,3

101,1

99,7

99,7

       

9B. Financiën

      

Uitgaven

48,7

266,4

312,8

348,1

381,2

381,2

Ontvangsten

2,2

2

2

1,9

1,7

1,6

       

10. Defensie

      

Uitgaven

260,8

224,5

212,3

212,8

213,8

214

Ontvangsten

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

       

12. Infrastructuur en Waterstaat

      

Uitgaven

37,4

25,6

26,2

24,6

24,1

23,6

       

13. Economische Zaken en Klimaat

      

Uitgaven

31,6

29,6

29,1

27,2

27,2

27,2

       

14. Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

      

Uitgaven

35,7

33,7

33,7

33,7

33,7

33,7

       

15. Sociale Zaken en Werkgelegenheid

      

Uitgaven

0,6

0,8

0,8

0,8

0,5

0,5

       

16. Volksgezondheid, Welzijn en Sport

      

Uitgaven

8,7

5,8

5,1

5,1

5,1

5,1

       

17. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

      

Uitgaven

3.186,00

3.265,80

3.494,10

3.639,80

3.837,50

4.049,20

Ontvangsten

52,1

51,6

48,4

46,9

42,4

39,2

       

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling,handel en investeringen

      

Uitgaven

539

550,2

504,9

487,4

497,8

498

Ontvangsten

6,3

6,3

6,3

6,3

6,3

6,3

       

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

      

Uitgaven

750,1

776,9

729,5

732

753,9

753,9

       

Artikel 3: Sociale vooruitgang

      

Uitgaven

817,4

848

743

745,6

768

768

       

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

      

Uitgaven

771,3

815,2

742,2

744,8

767,3

767,3

       

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

      

Uitgaven

308,2

275,6

774,6

929,9

1.050,60

1.262,00

Ontvangsten

45,8

45,3

42,1

40,6

36,2

32,9

       

86. Algemeen

      

Uitgaven

0

0

53

0

0

 

De Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is een budgettaire overzichtsconstructie, waarin de uitgaven aan internationale samenwerking van de verschillende departementen worden gebundeld. Het uitgavenniveau van de HGIS wordt aangepast voor macro-economische ontwikkelingen.

Het merendeel van de HGIS-uitgaven wordt verantwoord via de begroting van Buitenlandse Zaken en de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarom wordt het verloop van de HGIS-uitgaven van deze twee begrotingen voor de relevante artikelen toegelicht. Voor de overige begrotingen wordt de toelichting per departement gepresenteerd.

5. Buitenlandse Zaken

Artikel 1: Versterkte internationale rechtsorde

De hogere uitgaven in 2021 worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de toevoeging van de eindejaarsmarge over 2020. Het budget op artikel 1 is stabiel in de daaropvolgende jaren

Artikel 2: Veiligheid en stabiliteit

Op dit artikel worden de uitgaven die bijdragen aan vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling verantwoord. Het lagere bedrag in 2021 is het gevolg van een aantal mutaties zoals de overheveling van budget voor de inzet van de beveiliging van hoogrisicoposten naar Defensie.

Artikel 3: Effectieve Europese Samenwerking

De stijging in 2022 e.v. is het gevolg van een administratieve boeking (zie verticale toelichting: HGIS-categorisering EU-toerekening). Een deel van de EU-afdrachten wordt toegerekend aan de HGIS. Dit is nu inzichtelijk gemaakt op de Rijksbegroting.

Artikel 4: Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden

Op dit artikel worden de uitgaven en ontvangsten ten aanzien van de verlening van consulaire diensten en het verstrekken van reisdocumenten aan Nederlanders verantwoord. De hogere uitgaven in 2021 en de lagere ontvangsten in 2021 tot en met 2023 zijn te wijten aan de COVID-19-crisis. De uitgaven zijn hoger omdat als gevolg van de crisis meer bijstand is verleend aan Nederlanders in het buitenland. Hiernaast is door COVID-19 het aantal reisbewegingen en daarmee de consulaire ontvangsten (o.a. visum inkomsten) gedaald.

Artikel 6: Nog onverdeeld

Het budget op dit artikel loopt vanaf 2023 op. De budgettaire ruimte betreft een HGIS-reservering voor de loon- en prijsindexatie en voor overige onvoorziene uitgaven. Ook worden prijscorrecties voor het non-ODA-deel van de HGIS op dit artikel verwerkt.

Artikel 7: Apparaat

Zowel de uitgaven als de ontvangsten op dit artikel zijn in 2021 incidenteel hoger door een desaldering. Dit wordt veroorzaakt door de verkoop van vastgoed in het buitenland. Deze middelen worden ingezet voor de modernisering en rationalisering van de vastgoedportefeuille in het kader van de huisvestingsstrategie.

6. Veiligheid en Justitie

Een groot deel van de HGIS-uitgaven bij Justitie en Veiligheid betreft de ODA-toerekening van de eerstejaarsasielzoekers. Een deel van de kosten van de opvang van eerstejaarsasielzoekers uit ontwikkelingslanden wordt toegerekend aan ODA. De meest recente asielraming laat voor de komende jaren een dalende trend zien en dit vertaalt zich onder andere in lagere kosten voor de asielopvang in het COA. Deze dalende trend is ook te zien in de meerjarige ODA-toerekening.

7. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De HGIS-middelen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffen enkele attachés. Voor de jaren 2020-2023 zijn middelen met betrekking tot de China-strategie toegevoegd aan de begroting van BZK.

8. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De HGIS-middelen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreffen voor het grootste deel (circa 58 mln.) bijdragen aan internationale onderwijsinstellingen en organisaties voor internationaal wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Daarnaast worden de onderwijskosten van asielkinderen in het primair en voortgezet onderwijs voor de eerste twaalf maanden toegerekend aan ODA en vallen daarmee onder de HGIS. Omdat deze laatste post licht afneemt, dalen de uitgaven over de jaren heen naar circa 100 miljoen in 2026.

9B. Financiën

De contributiebijdragen aan de Wereldbank staan op de Financiën-begroting. De fluctuerende uitgaven worden grotendeels verklaard door het betaalritme van deze bijdragen en de wisselkoersbijstelling van de IBRD- en IFC-bijdragen.

10. Defensie

De hogere uitgaven in 2021 worden veroorzaakt door de toevoeging van de eindejaarsmarge van het Budget Internationale Veiligheid aan de begroting van Defensie.

12. Infrastructuur en Waterstaat

De afloop die zichtbaar is in de HGIS-uitgaven van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hangt samen met de aflopende uitgaven voor het programma HGIS Partners voor Water en het internationale samenwerkingsprogramma met de Unie van waterschappen onder de titel ‘Blue deal’.

13. Economische Zaken

EZK draagt met betrekking tot HGIS vanuit de artikelen 1,2 en 4 bij aan opdrachten, (inter-)nationale organisaties en aan RVO. Het licht dalende verloop van de begrote middelen komt met name door een begrote afname in de bijdrage aan RVO.nl. Deze bijdrage neemt af van 21,8 miljoen euro in 2020 naar 19,5 miljoen euro in 2025.

14. Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De HGIS-uitgaven van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bestaan hoofdzakelijk uit bijdragen aan internationale organisaties. Dit betreft onder andere een bijdrage aan de Food and Agriculture Organization of the United Nations.

15. Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De HGIS-middelen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreffen enkele attachés en een bijdrage aan het Administratief Centrum voor de Sociale Zekerheid voor de Rijnvarenden (CASS).

16. Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De HGIS-middelen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport betreffen onder meer de uitgaven ten behoeve van attachées. Daarnaast ontvangt het College ter beoordeling van geneesmiddelen (aCBG) budget ter compensatie voor het wegvallen van de capaciteit en expertise van de Britse geneesmiddelenautoriteit in de beoordeling van nieuwe geneesmiddelen en voor het investeren in kennisdeling, opleiding en begeleiding binnen Europa op het dit gebied (2,2 miljoen euro in 2021). Tenslotte is in 2019 een meerjarig partnerschap- programma met de WHO gestart. Hiervoor is jaarlijks een bedrag van in totaal 4 miljoen euro beschikbaar.

17. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking:

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

De belangrijkste redenen voor de hogere uitgaven in 2021 en 2022 zijn incidentele extra bijdragen aan o.a. het Dutch Good Growth Fund en een noodloket voor microbedrijven. Het doel van deze inzet is groen herstel van het MKB in ontwikkelingslanden om de gevolgen van de COVID-19-pandemie op te vangen.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

Op dit artikel worden de uitgaven aan duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid en water verantwoord. De belangrijkste oorzaak voor de hogere uitgaven in 2021 en 2022 zijn incidentele bijdragen ter ondersteuning bij het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering en het helpen bij grootschalige inpassingen van hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden. Ook is er in 2021 een extra bijdrage gedaan ter bestrijding van ontbossing in Afrika.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

Op dit artikel staan uitgaven die bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevordering van inclusieve economische groei van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden. De hogere uitgaven in 2021 en 2022 bestaan voor een belangrijk deel uit bijdragen gericht op de bestrijding van de impact van COVID-19, op de versterking van gezondheidssystemen en het mogelijk maken van vaccinaties in ontwikkelingslanden, in het kader van COVID-19.

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

De uitgaven van dit artikel hebben betrekking op vrede en veiligheid voor ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, legitieme en democratische staatsstructuren en het bestrijden van corruptie. Daarnaast is het budget ook bestemd voor het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd. De hogere uitgaven in 2021 en 2022 betreffen extra bijdragen voor de aanpak van humanitaire crises.

Artikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet

Dit betreft onder andere het parkeer- en verdeelartikel van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Op dit artikel worden aanpassingen als gevolg van de bni-ontwikkeling en de toerekening van de kosten van eerstejaarsasielopvang verwerkt. De lagere stand in 2021 en 2022 is zoals gebruikelijk het gevolg van de doorverdeling van middelen naar de beleidsartikelen.

86. Algemeen

De uitgave in 2023 betreft de reservering op de aanvullende post ten behoeve van de renovatie van het Vredespaleis.

17 VERTICALE TOELICHTING

De verticale toelichting toont voor ieder begrotinghoofdstuk de budgettaire veranderingen (mutaties) die zich hebben voorgedaan in de periode tussen Miljoenennota 2021 en Miljoenennota 2022.

Ieder begrotingshoofdstuk bevat twee tabellen waarin de belangrijkste mutaties zijn opgenomen: één voor uitgavenmutaties en één voor ontvangstenmutaties. De tabellen worden gevolgd door toelichtingen op de mutaties.

Ten behoeve van de leesbaarheid zijn alleen mutaties opgenomen die qua bedrag boven een afgesproken ondergrens uitkomen. Deze ondergrens is afhankelijk van de omvang van de begroting en verschilt voor de verschillende categorieën mutaties. De post diversen bevat het saldo van alle mutaties die onder de ondergrens vallen en wordt in beginsel alleen toegelicht indien zich bijzonderheden voordoen. In het geval er op een begrotingshoofdstuk geen uitgaven- of ontvanstenmutaties hebben plaatsgevonden is er geen tabel opgenomen voor de uitgaven resp. ontvangsten.

De Verticale Toelichting onderscheidt drie categorieën mutaties:

  • 1. mee- en tegenvallers;

  • 2. beleidsmatige mutaties;

  • 3. technische mutaties.

De categorie technische mutaties bevat alle overboekingen tussen begrotingshoofdstukken, desalderingen, statistische correcties, mutaties die buiten het uitgavenplafond worden verwerkt en mutaties waarvoor het uitgavenplafond wordt aangepast. Overigens hebben sommige overboekingen en desalderingen wél een beleidsmatig karakter. Dit komt tot uitdrukking in de toelichtingen. Mutaties die in meerdere categorieën voorkomen en dezelfde omschrijving hebben, worden eenmaal toegelicht.

De totalen per begroting worden in eerste instantie gepresenteerd exclusief de bedragen die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen. Door middel van een aansluitregel wordt het deel van de begroting dat onder HGIS valt, zichtbaar gemaakt. De mutaties die optreden binnen het HGIS-deel van de begroting worden separaat gepresenteerd en toegelicht in de verticale toelichting van alle HGIS-uitgaven. De laatste regel geeft per begroting de totaalstand inclusief HGIS.

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen.

Dit overzicht sluit aan op de mutaties zoals gepresenteerd in de ontwerpbegrotingen van de departementen. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de mutaties wordt verwezen naar de afzonderlijke memories van toelichting van de ontwerpbegrotingen.

Samenvattend overzicht van mutaties in 2021 sinds Miljoenennota 2021
 

Mutaties uitgaven

Mutaties ontvangsten

De Koning

1,0

0,1

Staten Generaal

11,6

0,0

Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad

19,9

0,0

Algemene Zaken

9,2

0,2

Koninkrijksrelaties

286,0

3,5

Buitenlandse Zaken

0,0

35,4

Justitie en Veiligheid

1.020,2

‒ 5,3

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

1.899,6

489,1

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

4.078,1

95,0

Nationale Schuld

‒ 28,7

0,0

Financiën

1.725,7

‒ 95,6

Defensie

335,6

‒ 18,2

Infrastructuur en Milieu

8.091,3

27,6

Economische Zaken

2.128,1

1.597,4

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

420,7

3,7

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

50.637,4

2.860,9

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2.125,0

97,1

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

0,0

0,0

Nationaal Groeifonds

136,6

0,0

   

Sociale Verzekeringen

‒ 2.139,3

‒ 81,3

Zorg

2.147,5

‒ 47,1

Gemeentefonds

3.178,3

0,0

Provinciefonds

108,2

0,0

Infrastructuurfonds

7.783,0

7.783,0

Diergezondheidsfonds

0,7

‒ 7,2

Accres Gemeentefonds

‒ 1.074,3

0,0

Accres Provinciefonds

‒ 95,9

0,0

BES fonds

7,0

0,0

Deltafonds

56,7

56,7

Defensiematerieelfonds

118,7

118,7

Prijsbijstelling

‒ 256,9

0,0

Arbeidsvoorwaarden

‒ 522,7

0,0

Koppeling Uitkeringen

‒ 290,9

‒ 92,2

Algemeen

3.612,3

0,0

Homogene Groep Internationale Samenwerking

975,1

‒ 7,9

De Koning

I De Koning: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

45,7

47,2

47,2

47,2

47,2

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

 
 

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0,7

0,8

0,8

0,8

0,8

 
 

0,7

0,8

0,8

0,8

0,8

 

Extrapolatie

48,2

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

1,1

1

1

1

1

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

46,8

48,2

48,2

48,2

48,2

48,2

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

46,8

48,2

48,2

48,2

48,2

48,2

I DE KONING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

       

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0,3

0,1

1,7

1,7

1,7

 
 

0,3

0,1

1,7

1,7

1,7

 

Extrapolatie

1,7

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

0,3

0,1

1,7

1,7

1,7

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

0,3

0,1

1,7

1,7

1,7

1,7

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

0,3

0,1

1,7

1,7

1,7

1,7

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Dit betreft onder andere de doorbelasting van de loon- en prijsbijstelling 2021 naar de begroting van de Koning vanuit andere begrotingen (Algemene Zaken en Defensie) en de doorbelasting van de aan het Kabinet van de Koning toegekende POK middelen inzake informatiehuishouding.

Technische mutaties

Diversen

De post diversen bestaat uit de tranche 2021 van de loon- en prijsbijstelling die is overgemaakt naar de begroting van de Koning en de nominale bijstelling van de grondwettelijke uitkering van leden van het Koninklijk Huis.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Dit betreft de eindafrekening van het in 2020 verstrekte voorschot aan het ministerie van Defensie voor het Militaire Huis en het terugstorten van de grondwettelijke uitkering van de vermoedelijke opvolger van de Koning. De Prinses van Oranje heeft besloten dat zij tot het einde van haar studie de a-component terug zal storten. De b-component zal zij tevens terug storten, zolang zij geen hoge kosten zal maken in haar functie als Prinses van Oranje. Het terug te storten bedrag wordt in de begroting van het daaropvolgende jaar verwerkt, dus het bedrag van 2021 wordt verwerkt in de begroting van 2022.

Staten Generaal

IIA STATEN-GENERAAL: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

191,3

172,6

171,2

171,2

175

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

14,2

8,1

6,4

5,9

5,8

 
 

14,2

8,1

6,4

5,9

5,8

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

3,9

3,5

3,4

3,4

3,5

 
 

3,9

3,5

3,4

3,4

3,5

 

Extrapolatie

181,6

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

18,1

11,6

9,9

9,3

9,3

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

209,4

184,2

181,1

180,5

184,3

181,6

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

209,4

184,2

181,1

180,5

184,3

181,6

IIA STATEN-GENERAAL: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

3,9

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

0

0

0

0

0

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Dit betreft diverse mutaties. Zo zijn middelen toegevoegd voor de start van een parlementair onderzoek naar discriminatie in overheidsdiensten bij de Eerste Kamer en wordt de ambtelijke ondersteuning uitgebreid en geprofessionaliseerd. Daarnaast krijgt de Tweede Kamer budget voor de bekostiging van de reguliere bedrijfsvoering en start de Tweede Kamer een parlementaire enquête naar de aardgaswinning in Groningen. Tevens zijn er een aantal opboekingen van kasschuiven die bij najaarsnota hebben plaatsgevonden verwerkt. Tot slot is de eindejaarsmarge 2020 toegevoegd aan de begroting van de Staten-Generaal.

Technische mutaties

Diversen

De tranche 2021 van de loon- en prijsbijstelling is toegevoegd aan de begroting

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT, KABINETTEN EN DE KIESRAAD: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

136,6

132,1

131,5

131,5

131,1

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Hoger beroep vreemdelingen

7,8

6

5,8

4,9

4,9

 
 

7,8

6

5,8

4,9

4,9

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

5,7

0,2

0,2

0,2

0,2

 
 

5,7

0,2

0,2

0,2

0,2

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

6,8

13,8

13,7

17,5

13,9

 
 

6,8

13,8

13,7

17,5

13,9

 

Extrapolatie

145,5

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

20,3

19,9

19,7

22,6

19

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

156,9

152,1

151,2

154,1

150

145,5

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

156,9

152,1

151,2

154,1

150

145,5

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT, KABINETTEN EN DE KIESRAAD: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

6

6

6

6

6

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

6

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

0

0

0

0

0

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

6

6

6

6

6

6

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

6

6

6

6

6

6

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Hoger Beroep Vreemdelingen

Deze post betreft een bijstelling (verhoging) van de raming 2021 voor het Hoger Beroep Vreemdelingen (HBV). Het kabinet stelt middelen beschikbaar voor de opwaartse bijstelling.

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Deze post is opgebouwd uit diverse mutaties. Het betreft o.a. een structurele bijdrage van € 0,2 mln. voor de Kiesraad als gevolg van hogere kosten voor de dienstverlening en bijdragen aan de Kabinetten van de Gouverneurs ten behoeve van de wisselkoersveranderingen die leiden tot een bestedingseffect. Tot slot is de eindejaarsmarge 2020 toegevoegd aan de begroting van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van Gouverneurs en de Kiesraad.

Technische mutaties

Diversen

De tranche 2021 van de loon- en prijsbijstelling is toegevoegd aan de begroting van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad. Daarnaast heeft er een overboeking naar de Raad van State plaatsgevonden vanuit de begroting van EZK ten behoeve van de uitvoering van de Klimaatwet. Ook zijn er middelen overgeboekt vanaf de begroting van BZK in het kader van de startbudgetten voor informatiehuishouding. Aan de begroting van de Raad van State zijn tevens structurele middelen toegevoegd voor de bedrijfsvoering en voor de implementatie en uitvoering van de Wet open overheid. Tot slot zijn vanaf de aanvullende post middelen overgeheveld naar de begroting van de Algemene Rekenkamer voor de kosten die de Algemene Rekenkamer zelf maakt ten aanzien van de renovatie van hun huisvesting.

Algemene Zaken

III ALGEMENE ZAKEN: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

136,6

132,1

131,5

131,5

131,1

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Hoger beroep vreemdelingen

7,8

6

5,8

4,9

4,9

 
 

7,8

6

5,8

4,9

4,9

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

5,7

0,2

0,2

0,2

0,2

 
 

5,7

0,2

0,2

0,2

0,2

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

6,8

13,8

13,7

17,5

13,9

 
 

6,8

13,8

13,7

17,5

13,9

 

Extrapolatie

145,5

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

20,3

19,9

19,7

22,6

19

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

156,9

152,1

151,2

154,1

150

145,5

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

156,9

152,1

151,2

154,1

150

145,5

III ALGEMENE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

7,1

7,1

7,1

7,1

7,1

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

 
 

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

 

Extrapolatie

7,3

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

7,5

7,2

7,2

7,2

7,2

7,3

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

7,5

7,2

7,2

7,2

7,2

7,3

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

IT uitgaven

Dit betreft middelen voor het project AZ-Next en reguliere ICT-projecten. Het betreft onder andere middelen voor het verbeteren van het life-cyclemanagement, kosten voor licenties, kosten voor beheer, onderhoud en exploitatie van IT-systemen en de verdere professionalisering en inrichting van de IT-organisatie.

Diversen

De post diversen bestaat uit meerdere mutaties. In 2021 is 2,5 miljoen euro geraamd in het kader van het project Renovatie Binnenhof voor de tijdelijke huisvesting van AZ op het Catshuisterrein. Aangezien de tijdelijke huisvesting pas eind 2021 wordt opgeleverd naar huidige taxatie van het Rijksvastgoedbedrijf, wordt 2 miljoen euro doorgeschoven naar 2022. Daarnaast betreft deze post onder andere de middelen voor de herinrichting van de grafkelder in de Nieuwe Kerk in Delft en aanvullende middelen voor de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB).

Technische mutaties

Diversen

De post diversen bestaat uit meerdere mutaties. Dit betreft onder andere de toevoeging van de loon- en prijsbijstelling naar de begroting van AZ, diverse overboekingen van en naar de begroting van AZ en de overboekingen van de middelen inzake informatiehuishouding in het kader van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK).

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Diversen

De post diversen bestaat uit meerdere mutaties en betreft met name ontvangsten als gevolg van de doorbelasting van de loon- en prijsbijstelling 2021, de eindejaarsmarge, en de POK-middelen van het Kabinet van de Koning naar de begroting van de Koning.

Koninkrijksrelaties

IV KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

85,9

90,3

90,3

106,9

106,9

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Eindejaarsmarge

23,3

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge wederopbouw

12,6

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge wisselkoersreserve

11,4

0

0

0

0

 

Investeringspakket landen: steunverlening bedrijven curaçao

20

0

0

0

0

 

Inzet eindejaarsmarge

‒ 23,6

0

0

0

0

 

Kasschuif investeringspakket landen: kustwacht

‒ 6,3

1

1,8

3,5

0

 

Kasschuif investeringspakket landen: onderwijshuisvesting curaçao

‒ 10

‒ 5

15

0

0

 

Kasschuif wederopbouwmiddelen

‒ 5

5

0

0

0

 

Landspakket aruba art 1 veiligheid

11,8

14,3

13,5

14,1

17

 

Landspakket aruba carb. orgaan voor herv. en ontw.

4,5

8

9,7

9,7

9,7

 

Landspakket: bedrijfssteun curacao

‒ 20

20

0

0

0

 

Landspakket curacao art 1 veiligheid

15,7

17,7

16,6

16,4

19

 

Landspakket curacao carb.orgaan voor herv. en ontw

5,7

9,3

11

11

11

 

Landspakket curacao onderwijshuisvesting

15

15

0

0

0

 

Landspakket: detentie nieuwbouw

‒ 10

10

0

0

0

 

Landspakket sint maarten detentie

10

12

2

2

2

 

Landspakket sxm caribisch org. voor herv. en ontw.

4,5

8

9,7

9,7

9,7

 

Diversen

‒ 1,7

3,3

2,7

6,8

2,8

 
 

57,9

118,6

82

73,2

71,2

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Bijdrage voorwaarden 3e tranche liquiditeitssteun

‒ 12

0

0

0

0

 

Middelen recherche samenwerkingsteam 2024

0

0

0

‒ 17,6

0

 

Vijfde fase voedselhulp

14,1

0

0

0

0

 

Voedselhulp derde fase

14,9

0

0

0

0

 

Voedselhulp 4e tranche

15,2

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 3,3

‒ 5,6

‒ 1,6

‒ 2,9

0,6

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Lening curacao t.b.v. girobank

83,3

0

0

0

0

 

Leningen rentevoordeel landspakket aruba

88,5

173

0

0

0

 

Liquiditeitssteun aruba vijfde tranche

116,1

0

0

0

0

 

Voorschot liquiditeitslening 4de tranche aruba

34,8

0

0

0

0

 

5de tranche liquiditeitslening sxm

19,1

0

0

0

0

 

6de tranche liq. lening aruba

88,7

0

0

0

0

 

6de tranche liq. lening curacao

82,3

0

0

0

0

 

6de tranche liq. lening sint maarten

23,5

0

0

0

0

 

7de tranche liq. lening aruba

88,7

0

0

0

0

 

7de tranche liq. lening curacao

82,3

0

0

0

0

 

7de tranche liq. lening sint maarten

23,5

0

0

0

0

 

Diversen

4,3

0

0

0

0

 
 

764

167,4

‒ 1,6

‒ 20,5

0,6

 

Extrapolatie

178,7

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

821,9

286

80,4

52,7

71,8

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

907,9

376,3

170,7

159,6

178,7

178,7

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

907,9

376,3

170,7

159,6

178,7

178,7

IV KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

37,9

31,1

31,1

31

31

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

‒ 2,7

3,5

0

0

0

 
 

‒ 2,7

3,5

0

0

0

 

Extrapolatie

31

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 2,7

3,5

0

0

0

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

35,2

34,6

31,1

31

31

31

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

35,2

34,6

31,1

31

31

31

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels wordt de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting. Onderdeel hiervan zijn de wisselkoersreserve (11,4 miljoenen euros) en de onderuitputting op de wederopbouwmiddelen (12,6 miljoenen euros). De resterende negatieve eindejaarsmarge wordt veroorzaakt door wisselkoerseffecten in 2020 en zal tijdens het volgende begrotingsmoment worden ingevuld vanuit de wisselkoersreserve.

Eindejaarsmarge wederopbouw

Onderdeel van de eindejaarsmarge is de onderuitputting op de wederopbouwmiddelen (12,6 miljoenen euros).

Eindejaarsmarge wisselkoersreserve

Onderdeel van de eindejaarsmarge is de wisselkoersreserve (11,4 miljoenen euros).

Investeringspakket Landen: steunverlening bedrijven Curaçao

Onderdeel van de landsovereenkomst met Curaçao is een reservering van maximaal 20 mln. voor steunverlening aan het bedrijfsleven.

Inzet eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels wordt de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting. Onderdeel hiervan zijn de wisselkoersreserve (11,4 miljoenen euros) en de onderuitputting op de wederopbouwmiddelen (12,6 miljoenen euros). De resterende negatieve eindejaarsmarge wordt veroorzaakt door wisselkoerseffecten in 2020 en zal tijdens het volgende begrotingsmoment worden ingevuld vanuit de wisselkoersreserve.

Kasschuif intensiveringspakket Landen: Kustwacht

Nadere uitwerking van de plannen om het grenstoezicht te versterken in de Caribische landen van het Koninkrijk wijst uit dat om voldoende uitvoering te geven aan de plannen een ander kasritme vereist is.

Kasschuif intensiveringspakket Landen: Onderwijshuisvesting Curaçao

Onderdeel van de landsovereenkomst met Curaçao is een investering van 30 mln. in onderwijshuisvesting. Door een wijziging van de instrumentkeuze voor verstrekking van deze middelen is een ander kasritme vereist.

Kasschuif Wederopbouwmiddelen

Vanwege vertraging bij wederopbouwprojecten op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba als gevolg van COVID-19 en verlenging met een jaar van de onderzoeksperiode van de beleidsdoorlichting van artikel 8.1 die uit dit budget wordt bekostigd, komt een deel van de wederopbouwmiddelen in 2021 niet tot besteding. Deze middelen schuiven door naar 2022.

Landspakket Aruba art 1 veiligheid

Onderdeel van de landsovereenkomst met Aruba is een structurele investering in de aanpak van ondermijning en versterking van het grenstoezicht. Middelen worden onder andere verdeeld over het Recherche Samenwerkingsteam, het OM, het Gemeenschappelijk Hof, de KMAR, de Nederlandse Douane.

Landspakket Aruba Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling

Voor de uitvoering van de landsovereenkomst met Aruba wordt het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) opgericht. Dit betreft middelen voor de organisatie, onderzoek en uitvoering van projecten.

Landspakket: bedrijfssteun Curaçao

Als onderdeel van de overeenkomst Landspakket Curaçao zijn middelen gereserveerd voor steunverlening aan het bedrijfsleven. Vanwege vertraging in de onderhandelingen komen deze middelen niet meer dit jaar tot besteding en schuiven ze door naar 2022.

Landspakket Curaçao art 1 veiligheid

Onderdeel van de landsovereenkomst met Curaçao is een structurele investering in de aanpak van ondermijning en versterking van het grenstoezicht. Middelen worden onder andere verdeeld over het Recherche Samenwerkingsteam, het OM, het Gemeenschappelijk Hof, de KMAR, de Nederlandse Douane.

Landspakket Curaçao Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling

Voor de uitvoering van de landsovereenkomst met Aruba wordt het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) opgericht. Dit betreft middelen voor de organisatie, onderzoek en uitvoering van projecten.

Landspakket Curaçao onderwijshuisvesting

Onderdeel van de landsovereenkomst met Curaçao is een investering van totaal 30 mln. in onderwijshuisvesting.

Landspakket: detentie nieuwbouw

Als onderdeel van de overeenkomst Landspakket Curaçao zijn middelen gereserveerd voor investeringen in de onderwijshuisvesting. Vanwege vertraging in het opstellen van een plan van aanpak, verdeling van middelen en vervolgens de aanbesteding worden deze middelen doorgeschoven.

Landspakket Sint Maarten detentie

Onderdeel van de landsovereenkomst met Sint Maarten is versterking van de detentie. Deze incidentele impuls ziet op het detentievastgoed en op andere zaken die nodig zijn voor humane detentie zoals opleidingsmogelijkheden en resocialisatie.

Landspakket Sint Maarten Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling

Voor de uitvoering van de landsovereenkomst met Aruba wordt het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) opgericht. Dit betreft middelen voor de organisatie, onderzoek en uitvoering van projecten.

Diversen

Voor het ICT-project Netwerk op orde van de Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO-CN) heeft het kabinet besloten extra middelen vrij te maken. Daarnaast betreft dit middelen voor de structurele investering in de aanpak van ondermijning en versterking van het grenstoezicht als onderdeel van de landsovereenkomst met Sint Maarten. Tot slot zijn er middelen uit 2021 doorgeschoven naar 2022 voor de inzet van officieren in Caribisch Nederland en voor de bouw van een nieuwe gevangenis op Sint Maarten als onderdeel van de overeenkomst Landspakket.

Technische mutaties

Bijdrage voorwaarden 3e tranche liquiditeitssteun

Onderdeel van de landsovereenkomsten met Aruba, Curacao en Sint Maarten is een extra toevoeging voor de uitbreiding van het aantal Fte van de Koninklijke Marechaussee. Een deel van deze middelen is nu overgemaakt naar de begroting van het ministerie van Defensie.

Middelen recherche samenwerkingsteam 2024

Op basis van het Convenant Financieringssystematiek recherchesamenwerkingsteam d.d. 4 juli 2019 worden de voor het Recherche samenwerkingsteam beschikbare middelen voor het jaar 2024 overgeheveld van begrotingshoofdstuk 4 Koninkrijksrelaties naar begrotingshoofdstuk 6 Justitie en Veiligheid.

Vijfde fase voedselhulp

De voedselhulp aan Curaçao, Aruba en Sint Maarten in de vorm van voedselpakketten en hygiëneproducten wordt verlengd voor de periode juli-augustus 2021.

Voedselhulp derde fase

De voedselhulp aan Curaçao, Aruba en Sint Maarten in de vorm van voedselpakketten en hygiëneproducten wordt verlengd voor de periode februari-april 2021.

Voedselhulp 4e tranche

De voedselhulp aan Curaçao, Aruba en Sint Maarten in de vorm van voedselpakketten en hygiëneproducten wordt verlengd voor de periode mei-juni 2021.

Diversen - Rijksbegroting

Van de beschikbaar gestelde middelen voor het Team Bestrijding Ondermijning (TBO) is 2,1 miljoenen euros naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid overgeboekt. Het ministerie van Financiën doet een bijdrage van 1,7 miljoenen euros voor de versterking van het ambtelijk apparaat en het bevorderen van goed bestuur en financieel beheer op Sint Eustatius en Saba. Daarnaast draagt Koninkrijksrelaties een bedrag van 1 miljoen euro bij aan een lening verstrekt aan Winair door het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat. Er wordt 0,7 miljoenen euros van budgetten voor het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (COHO) gerealloceerd naar de begroting van Binnenlandse zaken voor de verhoging van de capaciteit t.b.v. werkzaamheden voorafgaand aan oprichting van het COHO. Tot slot wordt de tranche 2021 van de loon- en prijsbijstelling overgemaakt naar de begroting van Koninkrijksrelaties.

Lening Curacao t.b.v. Girobank

Curaçao ontvangt een lening om een gecontroleerd failissement van de Girobank, een lokale bank in financiële problemen, te ondersteunen.

Leningen rentevoordeel landspakket Aruba

Als onderdeel van de landsovereenkomst met Aruba worden middelen beschikbaar gesteld om in 2021 en 2022 twee leningen te herfinancieren. Hiermee wordt gedurende de looptijd van de leningen een rentelastenverlichting van circa 40 miljoenen euros t.o.v. marktfinanciering gerealiseerd.

Liquiditeitssteun Aruba vijfde tranche

Op advies van het College Aruba financieel toezicht (CAft) ontvangt Aruba een vijfde tranche liquiditeitssteun.

Voorschot liquiditeitslening 4de tranche Aruba

Op advies van het College Aruba financieel toezicht (CAft) ontvangt Aruba een voorschot op de vierde tranche liquiditeitssteun.

5e tranche liquiditeitssteun SXM

Op advies van het College financieel toezicht (Cft) ontvangt Sint Maarten een vijfde tranche liquiditeitssteun.

6e tranche liquiditeitslening Aruba

Op advies van het College Aruba financieel toezicht (CAft) ontvangt Aruba een zesde tranche liquiditeitssteun.

6e tranche liquiditeitslening Curacao

Op advies van het College financieel toezicht (Cft) ontvangt Curaçao een zesde tranche liquiditeitssteun.

6e tranche liquiditeitslening Sint Maarten

Op advies van het College financieel toezicht (Cft) ontvangt Sint Maarten een zesde tranche liquiditeitssteun.

7e tranche liquiditeitslening Aruba

Dit betreft een raming voor de zevende tranche liquiditeitssteun gebaseerd op de hoogte van de zesde tranche. Eventuele verstrekking van de zevende tranche en de hoogte ervan is afhankelijk van politieke besluitvorming op basis van (nog te ontvangen) advies van het CAft en de mate waarin Aruba voldoet aan een volgende set voorwaarden.

7e tranche liquiditeitslening Curacao

Dit betreft een raming voor de zevende tranche liquiditeitssteun gebaseerd op de hoogte van de zesde tranche. Eventuele verstrekking van de zevende tranche en de hoogte ervan is afhankelijk van politieke besluitvorming op basis van (nog te ontvangen) advies van het Cft en de mate waarin Curaçao voldoet aan een volgende set voorwaarden.

7e tranche liquiditeitslening Sint Maarten

Dit betreft een raming voor de zevende tranche liquiditeitssteun gebaseerd op de hoogte van de zesde tranche. Eventuele verstrekking van de zevende tranche en de hoogte ervan is afhankelijk van politieke besluitvorming op basis van (nog te ontvangen) advies van het Cft en de mate waarin Sint Maarten voldoet aan een volgende set voorwaarden.

Diversen

Op advies van het Collega financieel toezicht (Cft) ontvangt Sint Maarten een voorschot op de vierde tranche liquiditeitssteun.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Diversen

De ontvangsten liggen in 2020 en 2021 hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen.

Buitenlandse Zaken

V BUITENLANDSE ZAKEN: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

9.813,90

9.697,50

9.745,20

10.104,90

10.415,00

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Aanpassing kasritme brexit adjustment reserve

53,8

29,9

30,4

‒ 45,5

18,5

 

Dab 10

104,9

0

0

0

0

 

Dab 3 surplus eu-begroting 2020

‒ 101,1

0

0

0

0

 

Dab 9

40

0

0

0

0

 

Dab4 - lenteraming

261,8

400,8

400,4

408,7

419,8

 

Dab4 - overige inkomsten en vk bijdrage

‒ 28,2

0

0

0

0

 

Hgis-categorisering eu-toerekening

0

‒ 469,1

‒ 512,1

‒ 512,4

‒ 537,4

 

Nacalculatie eu-afdrachten

45

0

0

0

0

 

Structurele technische aanpassing mfk-plafond

0

92,5

119

121,1

123,3

 

Tem-afdracht lage waarde textiel

185,4

0

0

0

0

 

Diversen

11,8

9,1

9,3

9,4

9,6

 
 

573,4

63,2

47

‒ 18,7

33,8

 

Extrapolatie

10.599,90

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

573,2

63,2

47

‒ 18,7

33,8

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

10.387,10

9.760,70

9.792,20

10.086,30

10.448,80

10.599,90

Totaal Internationale samenwerking

1.651,20

1.987,10

2.002,30

2.066,10

2.101,60

2.123,80

Stand Miljoenennota 2022

12.038,40

11.747,80

11.794,50

12.152,40

12.550,40

12.723,60

V BUITENLANDSE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

817

833,3

850

867

884,3

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Dab4 - lenteraming

‒ 34,1

35,4

36,1

36,8

37,5

 

Tem-afdracht lage waarde textiel

37,1

0

0

0

0

 

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

3

35,4

36,1

36,8

37,5

 

Extrapolatie

940,3

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

3

35,4

36,1

36,8

37,5

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

820

868,7

886

903,8

921,8

940,3

Totaal Internationale samenwerking

106

97,1

77,3

101,2

107,3

107,3

Stand Miljoenennota 2022

926

965,8

963,3

1.005,00

1.029,20

1.047,60

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Aanpassing kasritme Brexit Adjustment ReserveDe BAR is een speciaal instrument buiten de plafonds van het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 (MFK) dat dient ter ondersteuning van de lidstaten, regio's en sectoren die het hardst geraakt zijn door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie. Op 17 juni jl. is een akkoord bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement over de verdeling van de middelen. Dit leidt tot een wijziging van het kasritme t.o.v. het eerdere uitgangspunt zoals opgenomen bij Miljoenennota 2021. Als gevolg hiervan wordt de raming van de Nederlandse afdrachten in 2021, 2022, 2023 en 2025 verhoogd. De verhogingen in de raming worden volledig gecompenseerd door verlagingen van de raming in de jaren 2024, 2026 en 2027, waarmee sprake is van een verschuiving van middelen tussen de jaren.

DAB 10Deze mutatie van 104,9 miljoen euro betreft een bijstelling van de bni-afdracht voortkomend uit de Draft Amending Budget 10 (DAB10) voor een versnelling van betalingen op de EU-begroting als gevolg van de COVID-19 crisis.

DAB 3 surplus EU-begroting 2020Met DAB 3 wordt het surplus van de Europese begroting over 2020 verwerkt in de Europese begroting 2021.

DAB 9 De betalingen uit de negende aanvullende EU-begroting (DAB9 2020) ten behoeve van de inzet van het Europees Solidariteitsfonds zijn over de jaargrens heen geschoven en het budgettaire kaseffect slaat daardoor niet in 2020 maar in 2021 neer.

DAB 4 - LenteramingOp basis van de meest recente economische ramingen voor de lidstaten, de Lenteraming actualiseert de Europese Commissie middels DAB4 de Europese begroting. Het Nederlandse bni is hoger dan vorig jaar werd verwacht, ook in verhouding tot de economieën van andere lidstaten (5,9 i.p.v. 5,7 procent). Als gevolg hiervan stijgen de bni-afdrachten meerjarig met ca. 0,2 miljard euro. Ook wijzigen de geraamde btw-afdrachten en plasticafdracht in 2021-2026 in totaal met respectievelijk 116 en ‒ 46 miljoen euro. Hiernaast stijgen de geraamde invoerrechten als gevolg van de Lenteraming in DAB4. Om een zo realistisch mogelijke raming te presenteren heeft het kabinet ervoor gekozen om incidenteel af te wijken van de gebruikelijke ramingsmethodiek (i.e., aansluiten bij de Commissieraming) door de Nederlandse raming van de invoerrechten eenmalig te corrigeren voor het effect van de voorlopige betalingen in de zonnepanelenzaak (incidentele betaling) die eind 2020 heeft plaatsgevonden op de Commissieraming. De door Nederland gemaakte correctie op de Commissieraming in deze begroting vindt plaats door te rekenen met het gemiddelde aandeel van Nederland in de totale invoerrechten in de periode 2016-2020 (14,5 procent).

DAB 4 - overige inkomsten en VK bijdrageDe Europese Commissie actualiseert in de vierde aanvullende EU-begroting (DAB4) de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de Europese begroting 2021 en de overige ontvangsten op de Europese begroting 2021. De overige ontvangsten bestaan voornamelijk uit inkomsten uit mededingingsboetes. De hogere geraamde ontvangsten op de Europese begroting als gevolg van DAB4 leiden naar verwachting tot een daling van de Nederlandse bni-afdracht met ca. 28 miljoen euro.

HGIS-categorisering EU-toerekening In het administratiesysteem van het Ministerie van Financiën was het tot voor kort niet zichtbaar of een HGIS-budget als ODA of non-ODA gecategoriseerd is. Door een recente innovatie is dat nu wel mogelijk. Een deel van de EU-afdrachten wordt toegerekend aan HGIS-ODA/non-ODA. Met deze mutatie wordt deze toerekening ook inzichtelijk gemaakt in het administratiesysteem. Omdat de toerekening nu als een HGIS-budget gecategoriseerd staat, wordt de toerekening nu niet langer in het BZ-hoofdstuk verantwoord, maar onder de HGIS. Dit is enkel een administratieve handeling. Er verandert er niets aan de omvang of bestemming van de EU-afdrachten. De negatieve reeks onder de VT’s van Buitenlandse Zaken correspondeert met de positieve reeks bij de HGIS VT’s.

Nacalculatie EU-afdrachtenDe nacalculatie betreft een jaarlijkse herverdeling van afdrachten tussen lidstaten op basis van realisaties van het bni en de btw en is dus niet het gevolg van extra EU-uitgaven. Dit leidt voor Nederland tot een nabetaling van EUR 45 miljoen in 2021.

Structurele technische aanpassing MFK-plafond Als gevolg van een technische aanpassing van het MFK-uitgavenplafond neemt de raming van de Nederlandse EU-afdrachten toe, met een bedrag van 0,1 miljard euro per jaar t/m 2027. Deze technische aanpassing volgt uit het MFK-akkoord, waarin is afgesproken dat jaarlijks opbrengsten uit mededingingsboetes toegevoegd worden aan de EU-begroting en de MFK-uitgavenplafonds.

TEM-afdracht lage waarde textielDit betreft een afdracht onder voorbehoud naar aanleiding van een geschil met de Europese Commissie. De Commissie is van mening dat Nederland in de periode 2012-2019 te weinig douanerechten (Traditionele Eigen Middelen, TEM) heeft geheven en afgedragen over zendingen lage waarde textiel en schoenen uit China. Om te voorkomen dat de vertragingsrente verder oploopt wordt onder voorbehoud van de uitkomst van de gerechtelijke procedure de hoofdsom (185,4 miljoen euro) voldaan. Over deze afdracht ontvangt Nederland een perceptiekostenvergoeding van 20 procent voor de inningskosten. Deze vergoeding van ca. 37 miljoen euro is opgenomen bij de ontvangsten. De netto verwerking bedraagt hierdoor 148,3 miljoen euro.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

DAB 4 - LenteramingDe raming van de perceptiekostenvergoeding (de vergoeding die Nederland ontvangt voor het innen van de invoerrechten) neemt in 2021 af met 34 miljoen euro, maar stijgt daarna meerjarig met gemiddeld 37 miljoen euro als gevolg van de hogere geraamde invoerrechten.

TEM-afdracht lage waarde textielDit betreft de perceptiekostenvergoeding van 20 procent voor de inningskosten van de afdracht onder voorbehoud aan de Europese Commissie. Deze afdracht is toegelicht onder TEM-afdracht lage waarde textiel (uitgaven).

Justitie en Veiligheid

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

14.175,90

13.911,00

13.722,30

13.585,20

13.694,40

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Bescherming en veiligheid

0

154

144

124

64

 

Bijdrage agentschap justid van 91 naar 33

0

‒ 15

‒ 15

‒ 15

‒ 15

 

Dekking problematiek

‒ 112,6

‒ 11,7

‒ 11,6

‒ 17,1

‒ 12,9

 

Eindejaarsmarge

94,7

0

0

0

0

 

Eu-wetgeving

4,3

16,2

14,8

17,2

17

 

Grenzen en veiligheid

18,2

49,9

30

30

30

 

Interne problematiek

123,1

14,2

5,6

11,1

5,6

 

Kasschuif raad voor de kinderbescherming

0

16

0

0

‒ 16

 

Kasschuiven

‒ 12,4

87,3

5,9

61,6

0

 

Mpp

49,9

57,3

‒ 52,2

‒ 30,8

‒ 34,4

 

Oda toerekening

‒ 463

‒ 391,4

‒ 365,3

‒ 366,3

‒ 364,3

 

Pmj

208,6

226,6

225,9

218,4

218,8

 

Regeling tegemoetkoming schade 2021

200

0

0

0

0

 

Sociale advocatuur

0

154

144

124

64

 

Diversen

‒ 19,9

30,1

45,9

25,9

25,5

 
 

90,9

387,5

172

183

‒ 17,7

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Corona-gerelateerde kosten

100

0

0

0

0

 

Desaldering afrekening ind over opdracht 2020

41,1

0

0

0

0

 

Desaldering bijzondere bijdragen

52,2

0

0

0

0

 

Loonbijstelling tranche 2021

241,6

239,6

236,4

234,4

236,5

 

Ondermijning

0

370

370

370

370

 

Prijsbijstelling tranche 2021

56,7

55,6

55,1

54,2

54,5

 

Tijdelijke coronabanen

60

0

0

0

0

 

Diversen

17,7

‒ 32,4

‒ 34,9

‒ 3,7

‒ 21

 
 

569,3

632,8

626,6

654,9

640

 

Extrapolatie

14.373,40

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

660,2

1.020,20

798,4

837,9

622,3

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

14.836,10

14.931,20

14.520,70

14.423,20

14.316,60

14.373,40

Totaal Internationale samenwerking

299,6

342,7

335

332,9

328,2

326,8

Stand Miljoenennota 2022

15.135,80

15.273,90

14.855,70

14.756,00

14.644,80

14.700,20

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

1.574,10

1.575,70

1.585,50

1.596,10

1.578,20

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Abn amro schikking boetedeel

300

0

0

0

0

 
 

300

0

0

0

0

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Bijdrage agentschap justid van 91 naar 33

0

‒ 15

‒ 15

‒ 15

‒ 15

 

Boeten en transacties

‒ 74

8,5

19

26,8

38,2

 

Mpp

74,9

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 12,6

1,2

0,5

‒ 6,3

‒ 5,9

 
 

‒ 11,7

‒ 5,3

4,5

5,5

17,3

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Desaldering afrekening ind over opdracht 2020

41,1

0

0

0

0

 

Desaldering bijzondere bijdragen

52,2

0

0

0

0

 

Diversen

35,7

0,1

2,1

2,1

2,1

 
 

129

0,1

2,1

2,1

2,1

 

Extrapolatie

1.624,50

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

417,3

‒ 5,3

6,7

7,7

19,5

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

1.991,40

1.570,50

1.592,10

1.603,80

1.597,60

1.624,50

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

1.991,40

1.570,50

1.592,10

1.603,80

1.597,60

1.624,50

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Bescherming en veiligheid

Om bescherming en veiligheid te versterken, onder andere voor bewaken en beveiligen, worden middelen toegevoegd aan de begroting van JenV. Zie ook de toelichting bij post ondermijning (totaal 524 miljoen euro waarvan 370 miljoen euro voor ondermijning en 154 miljoen euro voor bescherming en veiligheid).

Bijdrage agentschap justid van 91 naar 33

Met ingang van 2022 gaat justid opereren als een agentschap van Justitie en Veiligheid (JenV). Dit heeft onder andere tot gevolg dat het budget overgeboekt gaat worden van (apparaat) kerndepartement naar bijdrage agentschappen op artikel 33. De van artikel 91 overgeboekte bijdrage is een saldo van € 32,4 mln. uitgaven en € 15 mln. ontvangsten. Bijdragen aan agentschappen worden gesaldeerd in de begroting opgenomen. De splitsing naar uitgaven en ontvangsten vindt plaats in de resultatenrekening van het agentschap. Door de overboeking van artikel 91 naar artikel 33 dalen het uitgaven- én het ontvangstenkader met € 15 mln.

Dekking problematiek

Dit betreft meerdere maatregelen, met name de inzet van de eindejaarsmarge van 2020, ruimte op het Nog onverdeeld artikel en vrijval op het budget van dwangsommen Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND).

Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels wordt de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting van JenV. De reguliere onderuitputting (excl. HGIS) in 2020 was 94,7 miljoen euro en bestond uit een groot aantal mutaties. Een grote meevaller in 2020 heeft zich voorgedaan op het dossier rechtsbijstand (26 miljoen euro). Conform de afspraak in Tweede Kamer-brief d.d. 9 november 2018 (Kamerstuk 31 753, nr. 155) blijft dit bedrag beschikbaar voor de rechtsbijstand. De eindejaarsmarge wordt ingezet ter dekking van interne problematiek en is onderdeel van de reeks ‘Dekking problematiek’.

EU-wetgeving

JenV maakt kosten voor de implementatie van Europese wet- en regelgeving, waaronder voor het Europese Grens- en Kustwacht Agentschap (EGKWA), slachtofferbeleid en het UBO-register. Het UBO-register is een register waar alle ‘Ultimate Beneficial Owners’ of ‘uiteindelijk begunstigden’ van een vennootschap of andere juridische entiteit in geregistreerd staan.

Grenzen en Veiligheid

JenV maakt kosten voor de implementatie van Europese wet- en regelgeving in het kader van Grenzen en Veiligheid. De implementatiekosten van de EU-wetgeving Grenzen en Veiligheid voor de jaren 2021 en 2022 bedragen in totaal 68 miljoen euro. Vanaf 2023 is 30 miljoen euro per jaar beschikbaar.

Interne problematiek

De interne problematiek van JenV bestaat uit meerdere posten, waaronder het aanvullen van het eigen vermogen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van 28,7 miljoen euro in 2021 en een tegenvaller bij de Raad voor de Kinderbescherming van 16 miljoen euro in 2021.

Kasschuif raad voor de kinderbescherming

De RvdK heeft al enige jaren te kampen met een financieel tekort. Om de problematiek op te lossen is in 2020 een aantal besparingsmaatregelen uitgewerkt die echter niet toereikend zijn gebleken om het tekort volledig op te lossen. Voor het jaar 2021 wordt het tekort bij de eerste suppletoire begroting geraamd op 16 mln. Oplossing van de structurele problematiek is op dit moment onderwerp van onderzoek (o.a. kostprijs- en benchmarkonderzoek). In afwachting van dit onderzoek en ten behoeve van de continuïteit van de organisatie, wordt aanvullend 16 mln. begroot voor 2022.

Kasschuiven

Dit betreft onder andere een kasschuif op Inkoop Max, een vroegpensioenregeling van de politie, en een kasschuif bij DJI ter dekking van frictiekosten. Naast deze grotere kasschuiven bestaat deze post uit een vijftal kleinere kasschuiven bij de Raad voor de Rechtsbijstand, de Raad voor de Rechtspraak, vervolging en berechting van MH17-verdachten, DJI en DG Straffen en Beschermen.

Mpp

Op basis van het gekozen (medium) Meerjarige Productie Prognose (MPP) scenario werd bij Voorjaarsnota een lagere asielinstroom verwacht. Dit zorgt voor (structurele) meevallers in de asielopvang bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), waarvan een deel wordt teruggestort naar het Official Development Assistence (ODA)-budget van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingsamenwerking (BHOS). Daarnaast wordt aan het COA reservecapaciteit toegekend en worden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de hogere kosten die eerder niet structureel verwerkt zijn, structureel gemaakt. Intussen is duidelijk dat de lagere instroom, mede gezien de recente ontwikkelingen in Afghanistan, en lagere bezetting bij COA zich niet geheel voordoen. Voor 2021 zal dat worden bezien bij Najaarsnota op basis van de nieuwe MPP die in september uitkomt.

Oda toerekening

Een deel van de kosten van de opvang van eerstejaars asielzoekers uit ontwikkelingslanden wordt toegerekend aan ODA. Er is sprake van een technische aanpassing, waardoor de toerekening aan ODA voortaan direct zichtbaar wordt binnen de HGIS.

Pmj

Het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ) van het WODC raamt de capaciteitsbehoefte in de justitiële keten. Deze ramingen zijn gebaseerd op de huidige bezettingscijfers gecombineerd met o.a. demografische en maatschappelijke ontwikkelingen. De ramingen voor komende jaren laten een forse stijging in capaciteitsbehoefte en hieruit volgend stijging in uitgaven zien. Net zoals vorig jaar vinden de hoogste stijgingen plaats bij DJI in het gevangeniswezen, de forensische zorg en de justitiële jeugdinrichtingen. De PMJ-raming is tot en met 2022 in lijn met de raming verwerkt en vervolgens op het niveau van 2022 doorgetrokken voor de jaren 2023 en verder.

Regeling tegemoetkoming schade 2021

Het kabinet heeft besloten dat de daadwerkelijke schade veroorzaakt door de extreme wateroverlast in (met name) Limburg wordt vergoed op grond van de Wet Tegemoetkoming Schade (WTS). Voor 2021 wordt alvast 200 miljoen euro vrijgemaakt zodat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zo snel mogelijk kan starten met het uitkeren van de vergoedingen aan gedupeerden. 

Sociale advocatuur

Ter uitvoering van de motie Klaver/Ploumen (TK 28 362, nr. 44) maakt het kabinet extra middelen vrij voor betere vergoedingen van sociale advocaten (in lijn met scenario 1 van de commissie-Van der Meer). Voor 2022 wordt hiervoor € 154 mln. (incl. btw) beschikbaar gesteld. Met de vernieuwing van het stelsel van rechtsbijstand wordt ingezet op snellere en meer laagdrempelige hulp voor mensen met problemen. Het beroep op rechtsbijstand zal hierdoor in de toekomst naar verwachting enigszins afnemen. Daarnaast zet het kabinet in op een grotere (financiële) bijdrage van commerciële advocatenkantoren. Deze maatregelen moeten ertoe leiden dat met ingang van 2025 nog een structureel bedrag van € 64 mln. per jaar benodigd is.

Diversen

De post diversen bestaat uit meerdere mutaties. De grootste mutatie betreft een mutatie met betrekking tot de kwijtschelding van publieke schulden. Het kabinet heeft, als onderdeel van de Toeslagenherstelactie, besloten om de publieke schulden van de gedupeerden kwijt te schelden zodat de ouders met een schone lei verder kunnen. De kwijtschelding van de publieke schulden leidt tot uitvoeringskosten (8,8 miljoen euro in 2021) bij de organisaties Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) van het ministerie van JenV (Kamerstuk 35 800, nr. 1 en nr. 2). Een andere grote mutatie betreft een mutatie met betrekking tot de Commissie Joustra. Op 8 februari presenteerde de Commissie Joustra haar rapport over de rol en verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid bij interlandelijke adoptie. Eén van de aanbevelingen uit het rapport was het oprichten van een expertisecentrum om geadopteerden bij te staan in hun zoektocht naar hun afkomst. JenV zal een expertisecentrum oprichten van 2021 tot en met 2026 waarvoor cumulatief 36,4 miljoen euro beschikbaar is.

Technische mutaties

Corona-gerelateerde kosten

Voor het opvangen van de extra kosten die JenV maakt voor beschermingsmiddelen en maatregelen, kosten voor het inhalen van achterstanden en compensatie van lagere ontvangsten als gevolg van de coronacrisis komt voor 2021 een bedrag beschikbaar van 100 miljoen euro aanvullend op het bedrag van 40 miljoen euro waarover reeds bij de begrotingsbesluitvorming vorig jaar is besloten.

Desaldering afrekening ind over opdracht 2020

De meevaller (41,1 miljoen euro) bij de afrekening van de opdracht aan de IND over 2020 wordt gedesaldeerd met hogere uitgaven voor de IND in 2022 (41,1 miljoen euro).

Desaldering bijzondere bijdragen

Dit betreft een administratieve handeling waarbij bijzondere bijdragen waar politie al middelen voor op de balans had staan, worden omgezet naar de algemene bijdrage in het uitgavenkader. Deze financieel technische wijzigingen leiden niet tot een verhoging van het totale politiebudget. Als gevolg van opschoning om de bestaande financiering van de politie beter te laten aansluiten op de doelstellingen, zijn er tientallen bijzondere bijdragen beëindigd. Voor een groot deel worden deze middelen vereenvoudigd opnieuw toegekend aan Politie.

Loonbijstelling tranche 2021

De tranche 2021 voor de loonbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Ondermijning

Het kabinet investeert in 2022 524 miljoen euro extra in de bestrijding van ondermijnende criminaliteit, waarvan 154 miljoen euro wordt uitgetrokken voor bescherming en veiligheid. Hiermee kan een impuls worden gegeven aan de bescherming en veiligheid van degenen die zich dagelijks inspannen tegen ondermijning. Daarnaast zijn structurele middelen beschikbaar gesteld voor de samenhangende aanpak van ondermijning. Door in te zetten op een combinatie van onder andere het terugdringen van crimineel geld en het tegengaan van nieuwe aanwas wordt voorkomen dat er steeds meer beveiliging en bewaking nodig is. Het kabinet wil met deze brede, samenhangende aanpak ondermijning op termijn beheersbaar maken.

Prijsbijstelling tranche 2021

De tranche 2021 voor de prijsbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Tijdelijke coronabanen

Om toezicht- en handhavingsorganisaties te ondersteunen is 60 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de gemeenten voor tijdelijke coronabanen. Hiermee kunnen ongeveer 3.800 voltijds fte extra tijdelijke coronabanen in het toezicht en de handhaving gecreëerd worden.

Diversen

De post diversen bestaat uit meerdere mutaties, waaronder overboekingen naar andere departementen. Een voorbeeld hiervan is een overboeking van 14,9 miljoen euro in 2021 naar o.a. de FIOD en Douane (beide onderdeel van de begroting van het Ministerie van Financiën). Deze organisaties nemen deel aan het Multidisciplinair Interventie Team (MIT).

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Abn amro schikking boetedeel

Het OM en ABN AMRO zijn een transactie overeengekomen van 480 miljoen nadat ABN AMRO is tekortgeschoten in het bestrijden van witwassen. De transactie bestaat uit een boetedeel (300 miljoen euro) en een ontnemingsdeel (180 miljoen euro). Het boetedeel valt op de begroting van Justitie en Veiligheid onder de boeten en transactieontvangsten. Deze meevaller van 300 miljoen euro is verwerkt in de Voorjaarsnota 2021.

Beleidsmatige mutaties

Bijdrage agentschap justid van 91 naar 33

Met ingang van 2022 gaat justid opereren als een agentschap van JenV. Dit heeft onder andere tot gevolg dat het budget overgeboekt gaat worden van (apparaat) kerndepartement naar bijdrage agentschappen op artikel 33. De van artikel 91 overgeboekte bijdrage is een saldo van € 32,4 mln. uitgaven en € 15 mln. ontvangsten. Bijdragen aan agentschappen worden gesaldeerd in de begroting opgenomen. De splitsing naar uitgaven en ontvangsten vindt plaats in de resultatenrekening van het agentschap. Door de overboeking van artikel 91 naar artikel 33 dalen het uitgaven- én het ontvangstenkader met € 15 mln.

Boeten en transacties

De ontvangsten uit Boeten en Transacties zijn een generaal dossier op de JenV-begroting. Conform afspraak stelt JenV jaarlijks een raming voor deze ontvangsten op en worden de budgettaire gevolgen bij voorjaarsbesluitvorming verwerkt. In 2021 leidt dit tot een tegenvaller en voor 2022 e.v. leidt dit tot meevallers.

Mpp

Als gevolg van de coronapandemie kenmerkt de asielraming (de MPP) zich door veel onzekerheden. Op basis van het gekozen (medium) MPP scenario wordt een lagere asielinstroom verwacht en dit zorgt voor (structurele) meevallers in de asielopvang bij het COA. Deze post betreft de meevallers in de afrekening over 2020 bij het NIDOS en het COA en worden ingezet ter dekking van tegenvallers in de asielketen en overige problematiek op de JenV-begroting.

Diversen

De post diversen bestaat uit een tweetal mutaties. De gevolgen van de PMJ-raming bij de griffierechten en administratiekosten CJIB zijn verwerkt voor 2022 en verder. De tweede mutatie betreft de verwerking van de verwachte derving van ontvangsten bij het CJIB als gevolg van de kwijtschelding van publieke schulden (Kamerstuk 35 800, nr.1 en nr. 2).

Technische mutaties

Desaldering afrekening ind over opdracht 2020

Dit betreft een desaldering van de afrekening van de IND over de opdracht 2020.

Desaldering bijzondere bijdragen

Dit betreft een administratieve handeling waarbij bijzondere bijdragen waar de politie al middelen voor op de balans had staan, worden omgezet naar de algemene bijdrage in het uitgavenkader. Deze financieel technische wijzigingen leiden niet tot een verhoging van het totale politiebudget. Als gevolg van de opschoning om de bestaande financiering van de politie beter te laten aansluiten op de doelstellingen, zijn er tientallen bijzondere bijdragen beëindigd. Voor een groot deel worden deze middelen vereenvoudigd opnieuw toegekend aan de Politie.

Diversen

De post diversen bestaat uit meerdere mutaties. De grootste mutatie betreft een afrekening van de aanschaf van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM). In 2020 is 69,3 miljoen euro voor de aanschaf van PBM’s toegekend. Bij voorjaarsnota 2021 is 25,9 miljoen euro teruggeboekt naar het Ministerie van Financiën, onder andere door lagere kostprijzen dan geraamd.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

6.642,40

6.158,10

6.055,60

6.096,40

6.230,10

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Huurtoeslag

64,6

65,2

51,1

35,7

31,4

 
 

64,6

65,2

51,1

35,7

31,4

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Btw-component 2020

43,7

0

0

0

0

 

Dekking uit eindejaarsmarge

‒ 49,1

0

0

0

0

 

Kasschuif paw proeftuinen

19

6

‒ 10

‒ 5

0

 

Kasschuif sah

‒ 18,4

‒ 32,2

‒ 35,4

20

28

 

Kasschuif seeh (urgenda 1.0)

42

0

0

0

0

 

Kasschuif urgenda mkb

‒ 20

20

0

0

0

 

Kasschuif woningbouwimpuls

200

‒ 100

‒ 100

0

0

 

Kwijtschelden publieke schulden

0

160

70

0

0

 

Negatieve eindejaarsmarge 2020

‒ 149,5

0

0

0

0

 

Ow - uitstel meerkosten medeoverheden

23

0

0

0

0

 

Raming btw-component versterkingsoperatie groningen

56

105

105

105

105

 

Realisatie huurtoeslag 2020

60,9

0

0

0

0

 

Technische correctie gemeentefonds

15,6

0

0

0

0

 

Uitvoeringskosten decentrale overheden

0

72,5

0

0

0

 

Diversen

24,6

74,3

26

24,3

9,2

 
 

247,8

305,6

55,6

144,3

142,2

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Achtervangvergoeding nhg

63,5

0

0

0

0

 

Bestuursakkoord groningen 2021

385,6

0

0

0

0

 

Bestuursakkoord groningen 2022

0

346

51,9

8,4

8,4

 

Derde tranche woningbouwimpuls

0

100

100

0

0

 

Doorbouwplan scholen

100

0

0

0

0

 

Informatiehuishouding en actieve openbaarmaking

104

151

152

127

127

 

Nationaal programma groningen

60

0

0

0

0

 

Ontvangsten nam q3 en q4 2020

79,8

0

0

0

0

 

Overdracht pachtboerderijen

31,1

0

0

0

0

 

Pok: hoogwaardige dienstverlening

11,4

48,4

43,3

42

41,6

 

Prijsbijstelling

41,6

25,4

19,2

15,9

15,9

 

Raming versterkingsoperatie groningen art 10

246,6

636

636

636

636

 

Raming versterkingsoperatie groningen art 11

97,4

90

90

90

90

 

Tegemoetkoming huurbevriezing

0

50

50

50

50

 

Uitvoering specifieke opdrachten doc-direkt

40,7

0

0

0

0

 

Ventilatie in scholen

85

15

0

0

0

 

Versterkingsoperatie groningen batch 1588 tweede tranche

44

0

0

0

0

 

Volkshuisvestingsfonds

450

0

0

0

0

 

Woningbouwimpuls (btw)

‒ 38,3

0

0

0

0

 

Diversen

120,8

67,1

95,2

84,6

73,2

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Diversen

17,4

0

0

0

0

 
 

1.940,60

1.528,90

1.237,60

1.053,90

1.042,10

 

Extrapolatie

7.528,10

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

2.252,90

1.899,60

1.344,20

1.233,80

1.215,60

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

8.895,40

8.057,60

7.399,80

7.330,20

7.445,70

7.528,10

Totaal Internationale samenwerking

0,5

0,6

0,7

0,2

0,2

0,2

Stand Miljoenennota 2022

8.895,90

8.058,30

7.400,50

7.330,40

7.445,90

7.528,30

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

666,4

608,5

607,6

571,1

560,7

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Huurtoeslag

‒ 32,2

‒ 33,8

‒ 36,9

‒ 33,4

‒ 30,3

 
 

‒ 32,2

‒ 33,8

‒ 36,9

‒ 33,4

‒ 30,3

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Kasschuif ontvangsten nam

‒ 172

‒ 191

0

0

0

 

Surplus 2020 rvb

28,9

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 19,9

‒ 8

‒ 2

‒ 1

0

 
 

‒ 163

‒ 199

‒ 2

‒ 1

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Achtervangvergoeding nhg

63,5

0

0

0

0

 

Ontvangsten nam q3 en q4 2020

207,3

0

0

0

0

 

Overdracht pachtboerderijen

31,1

0

0

0

0

 

Raming versterkingsoperatie groningen art 10

246,6

636

636

636

636

 

Raming versterkingsoperatie groningen art 11

97,4

90

90

90

90

 

Uitvoering specifieke opdrachten doc-direkt

40,7

0

0

0

0

 

Diversen

28,3

‒ 4,1

‒ 1,4

0,4

0,5

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Diversen

12,2

0

0

0

0

 
 

727,1

721,9

724,6

726,4

726,5

 

Extrapolatie

1.239,60

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

532

489,1

685,7

692

696,2

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

1.198,40

1.097,60

1.293,40

1.263,20

1.257,00

1.239,60

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

1.198,40

1.097,60

1.293,40

1.263,20

1.257,00

1.239,60

Uitgaven

mee- en tegenvallers

Huurtoeslag

Op basis van de ramingen van het Centraal Planbureau (CEP) en de uitvoeringscijfers van de Belastingdienst is de raming voor de huurtoeslag bijgesteld. De uitgaven voor de huurtoeslag vallen grotendeels als gevolg van de coronacrisis hoger uit.

Beleidsmatige mutaties

Btw-component 2020

Op grond van het Akkoord op Hoofdlijnen is de btw-component over de uitgaven in het kader van de versterkingsoperatie Groningen voor rekening van de Staat, deze kosten kunnen niet worden doorbelast aan de NAM. Deze toevoeging aan de begroting van BZK betreft de compensatie voor de btw-component over de versterkingsoperatie uitgaven in 2020. De dekking voor deze compensatie is deels gevonden op de aanvullende post.

Dekking uit eindejaarsmarge

De overschrijding op de begroting van BZK miljoen in 2020 is gecorrigeerd voor de overschrijdingen op de budgetten van Groningen (circa 123,5 miljoen), de huurtoeslag (60,9 miljoen) en de woningbouwimpuls (14,2 miljoen). Na deze correcties op de negatieve EJM, resteert er een positieve EJM van circa 49,1 miljoen. De EJM is deels ingezet voor diverse problematiek binnen de BZK-begroting en een deel valt toe aan het generale beeld.

Kasschuif PAW proeftuinen

Op de BZK-begroting staan middelen voor de derde tranche proeftuinen van het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) en de deals aardgasvrije wijken. Vanwege voortschrijdend inzicht en de aanpassing van het oorspronkelijke bestedingsplan is een ander kasritme benodigd en zijn deze middelen in het juiste kasritme gezet.

Kasschuif SAH

De beschikbare middelen voor de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) zijn in het juiste kasritme gezet op basis van de prognose van RVO. Uitbetaling van de middelen loopt naar verwachting tot en met 2028.

Kasschuif SEEH (urgenda 1.0)

Een deel van de Urgenda middelen voor de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) is in 2020 niet meer tot betaling gekomen. Deze middelen zijn reeds bij 2e suppletoire begroting 2020 afgeboekt en zijn bij 1e suppletoire begroting 2021 weer toegevoegd aan de begroting van BZK.

Kasschuif Urgenda MKB

Voor de ontzorgingsregeling die zich richt op het realiseren van reductie van CO₂-uitstoot van kleine mkb’ers, zijn middelen uit 2021 doorgeschoven naar 2022. Op deze manier heeft de doelgroep voldoende tijd om gebruik te maken van de regeling en kunnen aanvragen die eind 2021 worden ingediend nog in behandeling worden genomen.

Kasschuif woningbouwimpuls

Dit betreft de middelen voor de derde tranche van de woningbouwimpuls. De middelen zijn vanaf de aanvullende post overgeboekt naar de begroting van BZK en middels deze kasschuif in het juiste ritme gezet.

Kwijtschelden publieke schulden

Medeoverheden schelden schulden kwijt van gedupeerden van de toeslagenaffaire en ontvangen compensatie voor de uitgaven en de derving van inkomsten (incl. uitvoeringskosten) o.b.v. nacalculatie. De kosten zijn momenteel nog onzeker en worden ingeschat op circa 230 miljoen.

Negatieve eindejaarsmarge 2020

Op de begroting van BZK heeft over 2020 een overschrijding van per saldo circa 149,5 miljoen plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in een even hoge negatieve eindejaarsmarge (EJM). Deze negatieve EJM bestaat voor een groot deel uit een overschrijding op het dossier Groningen, die per saldo circa 123,5 miljoen is. Daarnaast is de negatieve EJM voornamelijk het gevolg van overschrijdingen op de huurtoeslag (60,9 miljoen) en de woningbouwimpuls (14,2 miljoen).

OW – uitstel meerkosten medeoverheden

Deze middelen worden eenmalig ter beschikking gesteld voor de decentrale overheden omdat het uitstel van de Omgevingswet met een half jaar extra transitiekosten met zich meebrengt.

Raming btw-component versterkingsoperatie Groningen

Op grond van het Akkoord op Hoofdlijnen is de btw-component over de uitgaven in het kader van de versterkingsoperatie Groningen voor rekening van de Staat, deze kosten kunnen niet worden doorbelast aan de NAM. Dit betreft de raming voor de btw-component over de uitgaven in het kader van de versterkingsoperatie. Deze raming is bij 1e suppletoire begroting 2021 meerjarig opgeboekt op de begroting van BZK.

Realisatie huurtoeslag 2020

Dit betreft de realisatie van de huurtoeslag 2020. Er is sprake van een overschrijding van het budget van 60,9 miljoen ten opzichte van de budgetstand bij 2e suppletoire begroting 2020. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door hogere uitgaven en lagere ontvangsten. Er is 45,1 miljoen meer uitgegeven als gevolg van hogere voorschotten en meer nabetalingen. Aan de ontvangstenkant is er 15,8 miljoen minder binnengekomen als gevolg van een milder terugvorderingsbeleid dat wordt gehanteerd in verband met de COVID-19 crisis. Deze overschrijding wordt generaal gedekt.

Technische correctie gemeentefonds

Tussen 1997 en 2006 is een verschil ontstaan tussen het verplichtingenbudget en het kasbudget in het gemeentefonds. Een deel van dit verschil is bij NJN 2020 opgelost binnen het gemeentefonds. Het restant is bij 1e suppletoire begroting 2021 gecorrigeerd met een bijdrage via de BZK-begroting naar het gemeentefonds, waarvoor middelen zijn toegevoegd aan begroting van BZK.

Uitvoeringskosten Klimaatakkoord decentrale overheden

Om de uitvoering van reeds gestarte werkzaamheden voor het bestaande klimaatbeleid in 2022 voort te zetten wordt 73 miljoen toegevoegd aan de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van uitvoeringskosten decentrale overheden. Het gaat onder andere om kosten voor de Regionale Energiestrategieën (RES), nationaal programma RES, uitrol van laadpalen, energieloketten en uitvoeringsplannen (wijkgerichte aanpak).

Ventilatie in scholen

Naar aanleiding van de motie van de Tweede Kamerleden Westerveld en Kuiken van 14 juli 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 1368), waarin de regering wordt verzocht urgentie te betrachten in het oplossen van ventilatieproblemen bij scholen en deze zomer hierop al inzet te plegen, wordt in totaal 100 miljoen vanuit de aanvullende post toegevoegd aan de begroting van BZK voor 2021 en 2022. Dit betreft een deel van de middelen die nu nog op de aanvullende post staan voor de aanpak van ventilatie in schoolgebouwen. Met de middelen worden alle tot 1 juli 2021 ingediende aanvragen voor de Specifieke uitkering ventilatie in scholen (SUVIS) gehonoreerd en kan er aanvullend een tweede tijdvak worden opengesteld. Het bedrag van 100 miljoen is gebaseerd op het verwachte aantal aanvragen voor de SUVIS regeling op basis van de eerdere inventarisatie van het Landelijk Coördinatiecentrum Ventilatie in Scholen (LCVS) en de ervaringen met de eerste openstelling van de SUVIS regeling. Naar verwachting wordt hiermee aan de potentiële extra vraag naar de SUVIS regeling voldaan. In totaal wordt er voor dit doel 85 miljoen aan de begroting van BZK toegevoegd in 2021 en 15 miljoen in 2022. Voor dit kasritme is gekozen omdat de nieuwe openstelling van de SUVIS regeling loopt tot en met 31 januari 2022.

Diversen

Dit betreft veel verschillende mutaties. Zo zijn er middelen toegevoegd aan de BZK-begroting voor overlopende posten op de diverse begrotingsartikelen. Daarnaast zijn bij 2e suppletoire begroting 2020 middelen voor de subsidie hybride opties (Urgenda 2.0) afgeboekt en deze middelen zijn bij 1e suppletoire begroting 2021 weer opgeboekt op de BZK-begroting. Activiteiten die de invoering en uitvoering van de Omgevingswet ondersteunen lopen door in 2022. Het betreft o.a. de afbouw en het beheer van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en invoeringsondersteuning. Hiervoor zijn middelen toegevoegd aan de BZK-begroting. Ook zijn er middelen toegevoegd ter dekking van het amendement Arib en zijn deze middelen middels een kasschuif in het juiste ritme gezet. Een aantal maatregelen van de Verkiezingsagenda zijn al door dit kabinet in gang gezet, om continuïteit en onderhoud te borgen wordt incidenteel 6,5 miljoen toegevoegd aan de BZK-begroting voor 2022.  Tevens is de dekking van het amendement Lodders onderdeel van deze post diversen. De provincies ontvangen voor de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 december 2020 via een specifieke uitkering compensatie voor de borging van de lokale en regionale culturele infrastructuur. Hiervoor zijn eveneens middelen toegevoegd aan de begroting van BZK. Verder betreft deze post onder andere middelen voor uitbreiding van het compensatiepakket Zeeland in het kader van Evides, voor de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD III) en voor het beheer van Digitaal Stelsel Omgevingswet en het Serviceteam Rijk. In 2020 zijn de budgetten voor de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) en Subsidieregeling (SEEH) overschreden. Deze overschrijdingen zijn in mindering gebracht op de budgetten voor 2021. Ook zijn er structureel middelen overgeheveld van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de dienstverlening van FMHaaglanden. Tot slot is het surplus eigen vermogen van de Dienst van de Huurcommissie over 2020 ingezet voor een extra bijdrage aan DHC in 2021 voor kosten als gevolg van diverse wetswijzigingen die in 2021 van kracht worden.

Technische mutaties

Achtervangvergoeding NHG

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) betaalt jaarlijks een achtervangvergoeding voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan het Rijk. De jaarlijkse vergoeding wordt gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening NHG. De afdracht over het boekjaar 2020 bedraagt afgerond 63,5 miljoen.

Bestuursakkoord Groningen 2021

Voor de uitvoering van het Bestuursakkoord Groningen in 2021 zijn bij 1e suppletoire begroting 2021 middelen toegevoegd aan de begroting van BZK.

Bestuursakkoord Groningen 2022

Vanaf de aanvullende post wordt een deel van de middelen voor 2022 e.v. in het kader van het Bestuursakkoord Groningen overgeheveld naar de BZK-begroting zodat de versterkingsoperatie Groningen onverminderd doorgang vindt. Dit betreft middelen voor het gebiedsfonds (blok B, 86,2 miljoen), inpassingskosten uit blok D (49,8 miljoen), de regeling woningverbetering particulieren (blok A, C en E) (134,5 miljoen) en de regeling woningverbetering Woningcorporaties (39,5 miljoen per jaar in 2022 en 2023) uit het Bestuursakkoord. Daarnaast gaat het om middelen voor de knelpuntenpot van de Nationaal Coördinator Groningen (11,25 miljoen) en middelen voor schrijnende situaties (12,5 miljoen). Tot slot betreft het middelen voor de specials Agro (LNV), MKB (EZK), Erfgoed (OCW) en sociaal-emotioneel (BZK) van in totaal 42,7 miljoen voor de periode 2022-2026.

Derde tranche woningbouwimpuls

Dit betreffen de middelen voor de derde tranche van de woningbouwimpuls. De middelen zijn bij 1e suppletoire begroting 2021 vanaf de aanvullende post overgeboekt naar de begroting van BZK en worden via een kasschuif in het juiste ritme gezet.

Doorbouwplan scholen (SUVIS)

In 2020 is er 100 miljoen beschikbaar gesteld voor het verbeteren van het binnenklimaat van schoolgebouwen in het primair en voortgezet onderwijs. Bij de 2e suppletoire begroting 2020 is 40 miljoen doorgeschoven naar 2021. Deze middelen zijn bij 1e suppletoire begroting 2021 weer toegevoegd aan de BZK-begroting. In totaal komt er zo via de regeling specifieke uitkering ventilatie in scholen (SUVIS) van het Ministerie van BZK in 2021 100 miljoen beschikbaar voor de verbetering van het binnenklimaat in schoolgebouwen in het primair en voortgezet onderwijs.

Informatiehuishouding en actieve openbaarmaking

De middelen die in de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag zijn gereserveerd voor het structureel verbeteren van de informatiehuishouding en actieve openbaarmaking zijn bij 1e suppletoire begroting 2021 aan de BZK-begroting toegevoegd. Een deel van de middelen wordt op een later moment vanaf de BZK-begroting doorverdeeld naar andere departementen.

Nationaal Programma Groningen

In 2020 is 60 miljoen aan middelen voor het Nationaal Programma Groningen (NPG) niet meer tot betaling gekomen. Het betreft middelen voor de projecten Toukomst en de programmaplannen van de gemeenten en de provincie. De middelen zijn bij 1e suppletoire begroting toegevoegd aan het budget voor 2021.

Ontvangsten NAM Q3 en Q4 2020

Op het Groningen dossier is over 2020 een negatieve eindejaarsmarge (EJM) gerealiseerd van circa 123,5 miljoen. De negatieve EJM wordt gedekt middels de inzet van de compensatie voor de btw-component 2020 en de nog te ontvangen bijdragen van de NAM voor Q3 en Q4 2020. Dit betreft de dekking vanuit de ontvangsten Q3 en Q4 2020 op artikel 10 en artikel 11.

Overdracht pachtboerderijen

In 2021 worden de pachtboerderijen door BZK verkocht aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Afgelopen jaar zijn de pachtboerderijen getaxeerd en de overnamesom is uitgekomen op een bedrag van 31,1 miljoen. Dit bedrag zal het RVB aan BZK betalen. Met deze middelen zal BZK vervolgens het herstelprogramma van de pachtboerderijen financieren en worden de pachtboerderijen door het RVB resultaatneutraal overgenomen.

Pok: hoogwaardige dienstverlening

Het kabinet heeft in de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (Kamerstukken II, 2020/21, 35510 nr. 2) middelen beschikbaar gesteld voor maatregelen die toezien op verbeteringen in de dienstverlening. Deze middelen staan gereserveerd op de aanvullende post. Dit betreft de overheveling van middelen naar de BZK-begroting voor hoogwaardige dienstverlening. De dienstverlening bij alle onderdelen van de overheid wordt versterkt. Er wordt toegewerkt naar één overheid die begrijpelijke, hoogwaardige, toegankelijke, integrale en geïntegreerde dienstverlening aanbiedt langs duidelijke en voorspelbare kanalen. Daarbij staat goede communicatie en een mensgerichte aanpak centraal. Hier wordt invulling aan gegeven door onder andere het vergemakkelijken van gegevensuitwisseling tussen Rijksorganisaties en aanpassingen aan systemen, maar ook middels inzet van instrumenten om de communicatie tussen Rijksorganisaties en burgers te verbeteren.

Prijsbijstelling

De tranche 2021 van de prijsbijstelling is bij 1e suppletoire begroting 2021 overgeheveld naar de begroting van de BZK.

Raming versterkingsoperatie Groningen art. 10

Dit betreft de meerjarige raming voor de uitgaven die direct gerelateerd zijn aan de versterkingsopgave in Groningen op begrotingsartikel 10 van de begroting van BZK. Tegenover deze uitgaven staan ontvangsten van de NAM. De raming voor de versterkingsoperatie zal komende maanden verder geactualiseerd worden.

Raming versterkingsoperatie Groningen art. 11

Dit betreft de meerjarige raming voor de uitvoeringskosten van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) die gerelateerd zijn aan de versterkingsopgave in Groningen op begrotingsartikel 11 van de begroting van BZK. Tegenover deze uitgaven staan ontvangsten van de NAM. De raming voor de versterkingsoperatie zal komende maanden verder geactualiseerd worden.

Tegemoetkoming huurbevriezing

In februari besloot het kabinet om de huren in de gereguleerde sector dit jaar te bevriezen (uitvoering van motie Beckerman). Dit heeft gevolgen voor de investeringscapaciteit van verhuurders. Daarom is voorzien in een structurele gedeeltelijke tegemoetkoming voor verhuurders. Grotere verhuurders krijgen een tegemoetkoming via een tariefsverlaging van de verhuurderheffing. Andere verhuurders in de gereguleerde sector worden ondersteund in hun uitgaven voor verduurzaming en onderhoud enerzijds en de nieuwbouwopgave anderzijds via subsidieregelingen. De eerste regeling biedt een tegemoetkoming voor uitgaven die verhuurders doen in het kader van onderhoud en verduurzaming van hun woningen. Het streven is om deze regeling per 1 januari 2022 in werking te laten treden. Daarnaast wordt de regeling om (onzelfstandige) eenheden voor kwetsbare groepen, waaronder studenten, te realiseren voortgezet. Beide subsidieregelingen worden in beginsel voor 4 jaar opengesteld waarna de regelingen worden geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie zal worden besloten of de regelingen, al dan niet in aangepaste vorm, worden voortgezet. De middelen voor 2022 tot en met 2025 worden nu toegevoegd aan de begroting van BZK (uitgavenkant) en de resterende middelen staan op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën. Dekking vindt plaats uit de middelen voor de regeling Baangerelateerde investeringskorting (BIK), die het kabinet dit jaar heeft ingetrokken.

Uitvoering specifieke opdrachten Doc-Direkt

Dit betreft een desaldering voor de uitvoering van specifieke opdrachten door Doc-Direkt. De desaldering wordt jaarlijks bij 1e suppletoire begroting verwerkt.

Versterkingsoperatie Groningen batch 1588 tweede tranche

Vanaf de aanvullende post zijn bij 1e suppletoire begroting 2021 middelen overgeheveld voor de tweede tranche van de versterking van 1588 adressen in Groningen.

Volkshuisvestingsfonds

Dit betreft een overboeking naar de begroting van BZK voor het in 2021 ingerichte Volkshuisvestingsfonds. Middels een specifieke uitkering worden de middelen uitgekeerd aan gemeenten om de woningvoorraad te herstructureren en de leefbaarheid te verbeteren.

Woningbouwimpuls (BTW)

Afgelopen februari zijn de aanvragen voor de tweede tranche van de woningbouwimpuls toegekend. In de aanvragen hebben gemeenten de compensabele BTW opgegeven. Dit betreft de afdracht aan het btw-compensatiefonds op basis van de door gemeenten aangeleverde gegevens.

Diversen

Dit betreft veel diverse mutaties. Zo zijn de in 2020 niet-bestede middelen op het Groningendossier weer toegevoegd aan de begroting van BZK. Het betreft onder andere middelen voor Batch 1588, projecten Appingedam en het woonbedrijf. Daarnaast zijn middelen vanaf de aanvullende post overgeheveld naar de begroting van BZK voor onder andere Kenniswerf (compensatiepakket Zeeland), Batch 1588 (Groningen), het Kennis- en innovatieprogramma bouwproductie stikstof en emissiereductie-maatregelen bij het aanbesteden door Rijksdiensten. Ook hebben er diverse overboekingen met andere begrotingshoofdstukken plaatsgevonden. Zo zijn er middelen overgeheveld naar het Ministerie van EZK voor een ophoging van de Investeringssubsidie Duurzame energie en Energiebesparing (ISDE) in het kader van het subsidiëren van de aansluiting van particuliere koopwoningen op een warmtenet. Tegelijkertijd zijn er vanuit diverse departementen middelen overgeheveld naar de BZK-begroting voor de dienstverlening van FMHaaglanden.

Naar aanleiding van de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) zijn middelen beschikbaar gesteld voor het verbeteren van de informatiehuishouding. Een deel van deze middelen is bij 1e suppletoire begroting 2021 overgeheveld naar diverse departementen, zodat zij kunnen starten met het opzetten van een team en een businesscase. Het restant van de middelen zal in het najaar worden overgeboekt naar de departementen op basis van de door departementen ingediende bestedingsplannen. Tevens zijn er middelen van de aanvullende post overgeheveld naar de BZK-begroting voor het verbeteren van de dienstverlening naar aanleiding van de POK. Het betreft middelen voor onder andere multiproblematiek, ambtelijk vakmanschap en het versterken van de ondersteuning van melders van misstanden.

Voor het digitaal hulpmiddel uitslagberekening zijn middelen overgeheveld naar de begroting van de Kiesraad. Ook zijn er middelen overgeheveld naar het gemeentefonds voor het oplossen van het eerder ontstane verschil tussen het verplichtingenbudget en het uitgavenbudget. Er heeft eveneens een afdracht plaatsgevonden aan het btw-compensatiefonds voor diverse projecten van het Nationaal Programma Groningen (NPG) en de woningbouwimpuls. Verder betreft het de jaarlijkse desaldering voor de dienstverleningsovereenkomsten (DVA’s) van de Shared Service Organisaties. Tot slot is de tranche 2021 van de loonbijstelling overgeheveld naar de begroting van BZK.

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Diversen

Dit betreft een actualisatie van de in 2021 te betalen vennootschapsbelasting over de generale ontvangsten.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Huurtoeslag

Op basis van de ramingen van het Centraal Planbureau (CEP) en de uitvoeringscijfers van de Belastingdienst is de raming voor de huurtoeslag bijgesteld. Er zijn lagere ontvangsten bij de huurtoeslag. In verband met de coronacrisis is er een milder incassoregime. Daarnaast zijn er minder en lagere terugvorderingen als gevolg van het eerder in het proces controleren van aanvragen door de Belastingdienst. Tevens leidt de uitvoering van het amendement Lodders tot lagere ontvangsten.

Beleidsmatige mutaties

Kasschuif ontvangsten NAM

Doordat de uitgaven van de versterkingsoperatie achteraf aan de NAM worden gedeclareerd, lopen de ontvangsten vanuit de NAM achter op de uitgaven. Middels een kasschuif zijn de ontvangsten in een kasritme gezet dat beter aansluit bij het verwachte ontvangstritme.

Surplus 2020 RVB

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) laat over 2020 een positief resultaat zien. Dit positieve resultaat is veroorzaakt door incidentele vastgoedresultaten. De voornaamste vastgoedresultaten zijn een positief verkoopresultaat van 15,9 miljoen en een terugneming van een waardeverminderingsverlies van 11,4 miljoen vanwege het terugnemen van een object in de strategische voorraad. De toevoeging van het resultaat aan het eigen vermogen leidt tot een surplus. Conform de Regeling Agentschappen is het surplus bij 1e suppletoire begroting 2021 afgeroomd door de eigenaar. De middelen zijn voornamelijk ingezet ter dekking van diverse problematiek binnen begrotingsartikel 9 van de BZK-begroting.

Diversen

Dit betreft verschillende mutaties, waaronder het afromen van het surplus eigen vermogen van diverse agentschappen (DHC, FMH, SSC-ICT en UBR). Daarnaast zijn de ontvangstenramingen voor ingebruikgevingen en vervreemding neerwaarts bijgesteld. Ook de ontvangstenraming van Doc-Direkt is neerwaarts bijgesteld als gevolg van productieverlies door de coronamaatregelen. Verder betreft het de afrekening 2020 van de voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf. Tot slot betreft het een verlaging van de ontvangstenraming van de huurtoeslag. Ouders die in aanmerking komen voor een herstelregeling kinderopvangtoeslag krijgen de nog openstaande schulden bij de overheid kwijtgescholden. Naar de huidige inzichten bedragen de kosten bij de huurtoeslag daarvan circa 25 miljoen. De ontvangstenraming van de huurtoeslag is hiervoor naar beneden bijgesteld.

Technische mutaties

Achtervangvergoeding NHG

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) betaalt jaarlijks een achtervangvergoeding voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan het Rijk. De jaarlijkse vergoeding wordt gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening NHG. De afdracht over het boekjaar 2020 bedraagt afgerond 63,5 miljoen.

Ontvangsten NAM Q3 en Q4 2020

Dit betreft de nog te ontvangen bijdrage van de NAM voor de versterkingsoperatie uitgaven in het 3e en 4e kwartaal van 2020. Doordat de uitgaven voor de versterkingsoperatie achteraf aan de NAM worden gedeclareerd, loopt het ritme van de uitgaven en ontvangsten niet gelijk.

Overdracht pachtboerderijen

In 2021 worden de pachtboerderijen door BZK verkocht aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Afgelopen jaar zijn de pachtboerderijen getaxeerd en de overnamesom is uitgekomen op een bedrag van 31,1 miljoen. Dit bedrag zal het RVB aan BZK betalen. Met deze middelen zal BZK vervolgens het herstelprogramma van de pachtboerderijen financieren en worden de pachtboerderijen door het RVB resultaatneutraal overgenomen.

Raming versterkingsoperatie Groningen art.10

Dit betreft de meerjarige raming voor de uitgaven die direct gerelateerd zijn aan de versterkingsopgave in Groningen op begrotingsartikel 10 van de begroting van BZK. Tegenover deze uitgaven staan ontvangsten van de NAM. De raming voor de versterkingsoperatie zal komende maanden verder geactualiseerd worden.

Raming versterkingsoperatie Groningen art. 11

Dit betreft de meerjarige raming voor de uitvoeringkosten van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) die gerelateerd zijn aan de versterkingsopgave in Groningen op begrotingsartikel 11 van de begroting van BZK. Tegenover deze uitgaven staan ontvangsten van de NAM. De raming voor de versterkingsoperatie zal komende maanden verder geactualiseerd worden.

Uitvoering specifieke opdrachten Doc-Direkt

Dit betreft een desaldering voor de uitvoering van specifieke opdrachten door Doc-Direkt. De desaldering wordt jaarlijks bij 1e suppletoire begroting verwerkt.

Diversen

Dit betreft een aantal verschillende mutaties, waaronder de jaarlijkse desaldering voor de dienstverleningsovereenkomsten (DVA’s) van de Shared Service Organisaties en de afrekening 2020 van de voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf. Daarnaast betreft het de bijdrage van de SSO’s voor P&O-werkzaamheden.

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Diversen

Dit betreft de definitieve afrekening van de bevoorschotting in 2020 aan het Rijksvastgoedbedrijf. Het gaat hier om de meerontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

43.620,10

44.057,30

44.499,00

44.376,00

44.445,70

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Tegenvaller studiefinanciering referentieraming uitgaven (r)

‒ 14

85,5

73,6

82,7

99,2

 

Tegenvaller studiefinancieringsraming uitgaven (r)

71,2

22,6

11,2

15,7

20,6

 

Diversen

‒ 9,4

2,8

‒ 7,1

‒ 6,6

‒ 5,8

 
 

47,8

110,9

77,7

91,8

114

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Amendement lerarenbeurs

17,1

29,3

8,9

5

0

 

Eindejaarsmarge

149,7

0

0

0

0

 

Extensivering npoa

0

0

‒ 3,8

‒ 40

‒ 40

 

Intensivering npoa

0

16,5

92

40

40

 

Inzet eindejaarsmarge

‒ 58,8

0

0

0

0

 

Inzet eindejaarsmarge tekort npoa

‒ 90,9

0

0

0

0

 

Kasschuif ov sf

1.050,00

‒ 1.050,00

0

0

0

 

Kwijtschelden schulden toeslagouders

252,5

0

0

0

0

 

Nieuwkomers oda middelen labelen als hgis

‒ 41,2

‒ 37,4

‒ 35,4

‒ 34,5

‒ 34,5

 

Referentieraming

‒ 72,1

418,8

562,1

606,8

636,5

 

Diversen

9,6

‒ 1,2

1,5

1,5

3,8

 
 

1.215,90

‒ 624

625,3

578,8

605,8

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Covid-19 continuïteit en extra hulp voor de klas

210

0

0

0

0

 

Covid-19 nationaal programma onderwijs

3.093,80

3.571,30

896,4

40

40

 

Covid-19 sneltesten

211,2

0

0

0

0

 

Covid-19 tweede steunpakket cultuur

249

0

0

0

0

 

Covid-19 vierde steunpakket cultuur

70

0

0

0

0

 

G33 werkdrukmiddelen

0

0

0

40,5

96,5

 

Loonbijstelling tranche 2021

697,3

692

698,2

694,9

695

 

Prijsbijstelling tranche 2021

180

195,4

198

197,7

198,6

 

Diversen

218,7

21,3

10,1

6,3

‒ 9,5

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Meevaller studiefinancieringsraming uitgaven (nr)

‒ 198

‒ 137,7

‒ 163,9

‒ 184,7

‒ 200,7

 

Npo halvering collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet

‒ 55

‒ 110

0

0

0

 

Prijsbijstelling tranche 2021 (nr)

51,8

52,5

53,1

53,5

53,9

 

Tegenvaller studiefinanciering referentieraming uitgaven (nr)

198,1

301,4

367,4

358,7

340,8

 

Diversen

25

5

0

0

0

 
 

4.951,90

4.591,20

2.059,30

1.206,90

1.214,60

 

Extrapolatie

46.341,70

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

6.215,70

4.078,10

2.762,20

1.877,60

1.934,40

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

49.835,80

48.135,40

47.261,10

46.253,60

46.380,10

46.341,70

Totaal Internationale samenwerking

108,1

104,3

102,3

101,1

99,7

99,7

Stand Miljoenennota 2022

49.943,90

48.239,70

47.363,50

46.354,70

46.479,70

46.441,40

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

1.445,00

1.513,00

1.563,30

1.629,40

1.688,30

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Tegenvaller studiefinancieringsraming ontvangsten (r)

‒ 15,7

‒ 26,5

‒ 28,2

‒ 35,9

‒ 41,5

 

Diversen

26,4

22,8

27,8

18,1

9,5

 
 

10,7

‒ 3,7

‒ 0,4

‒ 17,8

‒ 32

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Covid-19 nationaal programma onderwijs

‒ 75

‒ 65

0

0

0

 

Diversen

31,5

‒ 11,5

‒ 18,9

‒ 22

‒ 30,1

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Meevaller studiefinancieringsraming ontvangsten (nr)

157,7

175,3

181,8

175,8

169

 

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

114,2

98,8

162,9

153,8

138,9

 

Extrapolatie

1.839,90

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

124,9

95

162,6

135,9

106,9

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

1.569,90

1.608,00

1.725,90

1.765,30

1.795,20

1.839,90

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

1.569,90

1.608,00

1.725,90

1.765,30

1.795,20

1.839,90

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Tegenvaller studiefinancieringsraming referentieraming uitgaven (r)

De referentieraming tegenvaller op de relevante uitgaven van het artikel studiefinanciering komt door hogere studentenaantallen. In 2021 is er wel een meevaller op de referentieramingsmutatie. Dit komt door het tegenboekeffect op het ov.

Tegenvaller studiefinancieringsraming uitgaven (r)

De autonome tegenvaller op de relevante uitgaven van het artikel studiefinanciering wordt in 2021 grotendeels veroorzaakt door hoger dan geraamde omzettingen van de basisbeurs. Het grootste deel van de omzettingen vindt in januari plaats en voor 2021 zijn deze uitgaven al bekend. De tegenvaller in latere jaren wordt voornamelijk veroorzaakt door de hogere realisatie van 2020 welke is doorgetrokken.

Diversen (Mee- en tegenvallers)

Deze post bestaat uit diverse mee- en tegenvallers die onder de ondergrens vallen.

Beleidsmatige mutaties

Amendement lerarenbeurs

Conform een amendement van de PvdA worden de vrijgevallen uitvoeringskosten van de BIK de komende vier jaar ingezet om het budget voor de lerarenbeurs te verhogen. Het gaat in totaal om 60,3 miljoen euro.

Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels wordt de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting van OCW.

Extensivering npoa

Twee maatregelen uit het NP Onderwijs zijn bij besluitvorming in februari 2021 voor de jaren 2023 tot en met 2027 nog niet van dekking voorzien. Het gaat om de tegemoetkoming van studenten die uit hun studiefinancieringsrecht (SF-recht) lopen en de verlenging van de OV-kaart. OCW zet 91 miljoen euro van de eindejaarsmarge in als intertemporele dekking voor deze maatregelen. Met het amendement van het lid Van Weyenberg is besloten budget aan de OCW-begroting toe te voegen voor de resterende dekking. Conform de toelichting in het amendement is hierin onderuitputting op coronamiddelen verrekend. Op de regeling Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s (IOP) vindt dit jaar 70 miljoen euro onderuitputting plaats vanwege lagere aanvragen dan geraamd. Dit budget is van de OCW-begroting afgeboekt en wordt indirect ingezet ter dekking van de NP Onderwijs maatregelen.

Intensivering npoa

Dit betreft de ophoging van het uitgavenbudget voor de twee intensiveringen uit het NP Onderwijs voor de tegemoetkoming van studenten die uit hun studiefinancieringsrecht lopen en de verlenging van de OV-kaart.

Inzet eindejaarsmarge

Met deze mutatie wordt de eindejaarsmarge op de OCW-begroting doorverdeeld.

Inzet eindejaarsmarge tekort npoa

Dit is de 91 miljoen euro van de eindejaarsmarge die door OCW wordt ingezet als intertemporele dekking voor de twee bovengenoemde maatregelen uit het NP Onderwijs.

Kasschuif ov sf

Er vindt een kasschuif plaats van 1050 miljoen euro van 2022 naar 2021 op het budget van de reisvoorziening op verzoek van de openbaarvervoerbedrijven om de liquiditeitspositie te verbeteren en om de kasritmes van de Staat te optimaliseren. Concreet betekent dit dat er 1050 miljoen euro in het najaar van 2021 wordt betaald aan de vervoerbedrijven in plaats van in januari 2022.

Kwijtschelden schulden toeslagenouders

In totaal wordt 250 miljoen euro aan studieschulden van toeslagenouders kwijtgescholden. Daarnaast wordt in de studiefinancieringsraming voor de komende vijf jaar (2022-2026) rekening gehouden met 5 miljoen euro aan lagere uitgaven. In de studiefinancieringsraming wordt namelijk voor het oude studiefinancieringsstelsel rekening gehouden met een kwijtscheldingspercentage van 10%. Aangezien nu 250 miljoen euro aan studieschulden van toeslagenouders wordt kwijtgescholden, is de verwachting dat de komende jaren meevallers zullen ontstaan op de kwijtscheldingsraming.

Nieuwkomers oda middelen labelen als hgis

Er sprake van een technische aanpassing waardoor ODA-middelen op de OCW-begroting voortaan direct zichtbaar zijn binnen de HGIS.

Referentieraming

In het NP Onderwijs is generaal budget beschikbaar gesteld ter dekking van de structurele gevolgen van de extra leerlingen- en studentenaantallen in de Referentieraming. Dit is in de zesde ISB verwerkt.

Diversen (Beleidsmatige mutaties)

Deze post bestaat uit diverse mutaties die onder de ondergrens vallen.

Technische mutaties

Covid-19 continuïteit en extra hulp voor de klas

De middelen zijn bedoeld voor extra personeel binnen de school. Het gaat met dit aanvullende steunpakket zowel om banen die er pre-corona nog niet waren (extra schoonmaak, toezicht, inzet digitalisering) als ook om de inzet van studenten van opleidingen, bekwaam personeel en bevoegd personeel. Zo draagt dit steunpakket bij aan de continuïteit van het onderwijs.

Covid-19 nationaal programma onderwijs

Deze middelen worden ingezet voor een groot aantal maatregelen in het kader van het NP Onderwijs.

Covid-19 sneltesten

Voor het preventief testen van studenten en docenten om het volgen van fysiek onderwijs mogelijk te maken, zijn sneltesten beschikbaar gesteld. Dit is in de negende ISB verwerkt.

Covid-19 vierde steunpakket cultuur

In het vierde steunpakket cultuur zijn middelen beschikbaar gesteld voor de culturele en creatieve sector om de gevolgen van de coronacrisis te kunnen opvangen. Deze middelen zijn voor het derde kwartaal van 2021.

G33 Werkdrukmiddelen

Met deze overboeking is de laatste tranche van de regeerakkoordmiddelen voor werkdruk overgeboekt naar de OCW-begroting.

Loonbijstelling tranche 2021

De loonbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Prijsbijstelling tranche 2021

De prijsbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Diversen (Technische mutaties)

Deze post bestaat uit diverse technische mutaties die onder de ondergrens vallen.

Meevaller studiefinancieringsraming uitgaven (nr)

De autonome meevaller op de niet-relevante uitgaven voor studiefinanciering wordt grotendeels veroorzaakt door de bijstelling op de rentedragende lening en het collegegeldkrediet. Het percentage studenten dat in 2020 ten opzichte van 2019 leent, is gedaald. Deze trend is doorgetrokken naar 2021 en verder.

NPO halvering collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet

De halvering van het wettelijk collegegeld heeft als gevolg dat studenten een lager maximaal bedrag aan collegegeldkrediet kunnen aanvragen voor 2021/2022. Hetzelfde geldt voor het levenlanglerenkrediet.

Prijsbijstelling tranche 2021 (nr)

De tranche 2021 (niet-relevant) van de prijsbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Tegenvaller studiefinanciering referentieraming uitgaven (nr)

De referentieraming tegenvaller op de niet-relevante uitgaven voor studiefinanciering wordt veroorzaakt door de hogere studentenaantallen. Dit leidt tot hogere toekenningen aan prestatiebeurs en meer lenende studenten.

Diversen (Niet relevant voor het uitgavenplafond)

Deze post bestaat uit diverse mutaties die onder de ondergrens vallen.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Tegenvaller studiefinancieringsraming ontvangsten (r)

De tegenvaller op de relevante ontvangsten wordt voornamelijk veroorzaakt door een bijstelling op de renteontvangsten als gevolg van de lage rentestand.

Diversen (Mee- en tegenvallers (niet-belastingontvangsten))

Deze post bestaat uit diverse mee- en tegenvallers die onder de ondergrens vallen.

Beleidsmatige mutaties

Diversen (Beleidsmatige mutaties (niet-belastingontvangsten))

Deze post bestaat uit diverse beleidsmatige mutaties die onder de ondergrens vallen.

Technische mutaties

Covid-19 nationaal programma onderwijs

De ontvangsten worden verlaagd naar aanleiding van het NP onderwijs. Dit betreft de middelen voor de generieke korting op het lesgeld. Hierdoor bedragen de lesgeldontvangsten minder dan geraamd.

Diversen (Technische mutaties (niet-belastingontvangsten))

Deze post bestaat uit diverse technische mutaties die onder de ondergrens vallen.

Meevaller studiefinancieringsraming ontvangsten (nr)

In de realisatie 2020 zijn zowel de termijn ontvangsten als de extra ontvangsten op de terug ontvangen lening hoger dan geraamd. De ontvangsten op de terugontvangen lening zijn daarop naar boven bijgesteld voor 2021 en verder.

Diversen (Niet relevant voor het uitgavenplafond (niet-belastingsontvangsten))

Deze post bestaat uit diverse mutaties die onder de ondergrens vallen.

Nationale Schuld (Transactiebasis)

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS): UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

5.913,60

5.463,50

4.271,70

3.874,90

3.664,50

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Rente vaste schuld

25

25

25

25

25

 
 

25

25

25

25

25

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0,3

0

0

0

 
 

0

0,3

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Rente vaste schuld

0

‒ 54

‒ 30

5

42

 

Diversen

0

0

0

0

0

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

‒ 54

‒ 30

5

42

 

Extrapolatie

3.681,70

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

25

‒ 28,7

‒ 5

30

67

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

5.938,60

5.434,80

4.266,70

3.904,90

3.731,50

3.681,70

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

5.938,60

5.434,80

4.266,70

3.904,90

3.731,50

3.681,70

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS): NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

11.187,30

6.534,50

4.709,90

4.888,60

4.800,80

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Rente vlottende schuld

‒ 312

0

0

0

0

 

Diversen

2,9

2,9

2,9

2,4

0

 
 

‒ 309,1

2,9

2,9

2,4

0

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Rente vlottende schuld

0

‒ 149

‒ 165

‒ 173

‒ 184

 

Diversen

0

‒ 1,3

‒ 1,4

‒ 1

1,3

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Aflossingen op leningen

55,7

49,2

36,3

14,1

‒ 16,3

 

Mutaties in rekening-courant en deposito's

507

2.739,10

5.823,70

3.639,00

2.761,40

 

Rente derivaten

‒ 547

‒ 525

‒ 416

‒ 295

‒ 277

 

Voortijdige beëindiging derivaten

386

0

0

0

0

 

Diversen

0,4

0

0

5

9

 
 

402,1

2.113,00

5.277,60

3.189,10

2.294,40

 

Extrapolatie

6.719,30

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

92,9

2.115,90

5.280,50

3.191,50

2.294,40

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

11.280,20

8.650,40

9.990,40

8.080,10

7.095,20

6.719,30

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

11.280,20

8.650,40

9.990,40

8.080,10

7.095,20

6.719,30

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Rente vaste schuld

De raming van de rentelasten op de vaste schuld wijzigt met name als gevolg van de geactualiseerde rentestanden in de ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) en door nieuwe uitgiftes van vaste schuld.

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Dit betreft een som van diverse mutaties waaronder de prijsbijstelling.

Technische mutaties

Rente vaste schuld

De raming van de rentelasten op de vaste schuld wijzigt met name als gevolg van de geactualiseerde rentestanden in de ramingen van het CPB en door nieuwe uitgiftes van vaste schuld.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Rente vlottende schuld

De raming van de rentelasten vlottende schuld wijzigt met name als gevolg van de geactualiseerde financieringsbehoefte en de rentestanden in de ramingen van het CPB.

Diversen

Deze post betreft de rentebaten kasbeheer. De raming voor rentebaten kasbeheer is bijgesteld als gevolg van een wijziging van de geraamde rentestanden van het CPB en nieuw verstrekte leningen aan agentschappen en Rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT).

Technische mutaties

Rente vlottende schuld

De raming van de rentelasten vlottende schuld wijzigt met name als gevolg van de geactualiseerde financieringsbehoefte en de rentestanden in de ramingen van het CPB.

Diversen

Deze post betreft onder andere de rentebaten kasbeheer. De raming voor rentebaten kasbeheer is bijgesteld als gevolg van een wijziging van de geraamde rentestanden van het CPB en nieuw verstrekte leningen aan agentschappen en RWT’s.

Aflossingen op leningen (niet relevant voor uitgavenplafond)

De omvang van de verwachte aflossingen op leningen door Agentschappen en RWT’s is bijgesteld op basis van de daadwerkelijk verstrekte leningen.

Mutaties in rekening-courant en deposito's (niet relevant voor uitgavenplafond)

De wijziging in de geraamde mutatie van het saldo op de rekening-courant en deposito’s van de deelnemers aan schatkistbankieren is het gevolg van het actualiseren van de geraamde uitgaven en inkomsten van de sociale fondsen.

Rente derivaten (niet relevant voor uitgavenplafond)

De raming van de rentebaten op derivaten is gewijzigd als gevolg van gerealiseerde rentepercentages op de variabele delen van de derivaten en als gevolg van het voortijdig beëindigen van swaps.

Voortijdige beëindiging derivaten (niet relevant voor uitgavenplafond)

Het voortijdig beëindigen van rentederivaten leidt tot eenmalige ontvangsten. Er zijn rentederivaten voortijdig beëindigd waarbij de marktwaarde van het derivaat tussen beide partijen wordt verrekend. De meerjarig geraamde renteontvangsten worden nu in één keer ontvangen.

Diversen (niet relevant voor uitgavenplafond)

Deze post betreft de verwachte aflossingen van de leningen, die aan Agentschappen en RWT’s zijn verstrekt. De verwachte aflossingen zijn bijgesteld op basis van een actualisatie van de verstrekte leningen.

Financiën

IXB FINANCIËN: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

9.215,90

8.569,10

8.341,40

8.263,70

7.907,90

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Belasting- en invorderingsrente (bir)

53

32

35

24

19

 
 

53

32

35

24

19

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Bijstelling bcf

‒ 2,2

89,6

90,1

90,1

90,2

 

Btw e-commerce

32,3

25,9

2

0

0

 

Compensatie toeslagengedupeerden

876

353

0

0

0

 

Digitale snelweg douane

12,2

34

19,6

7,7

7,7

 

Eigen personeel

‒ 72,3

‒ 19,9

‒ 8,5

‒ 3

‒ 3

 

Eindejaarsmarge

39,6

0

0

0

0

 

Externe inhuur

2,8

15,1

0,1

0,1

0,1

 

Herstel niet-kot gedupeerden

11

56

0

0

0

 

Informeren registratie fraude signalering voorziening (fsv)

24,8

0

0

0

0

 

Kapitaalinjectie tennet nederland

0

0

490

960

1.120,00

 

Kasschuif compensatie toeslagengedupeerden

50,5

69

0

0

0

 

Kasschuif herstel toeslagen: brede hulp door gemeenten

‒ 36,1

36,1

0

0

0

 

Kasschuif informatievoorziening (iv)

‒ 36,9

9,6

27,3

0

0

 

Kasschuif kindregeling

‒ 200

200

0

0

0

 

Kasschuif pok informatiehuishouding

‒ 28,4

20,4

8

0

0

 

Nog onverdeeld

‒ 55

0

0

0

0

 

Opschaling ondersteuning aan commissies toeslagengedupeerden

19

37

37

0

0

 

Overig materieel

‒ 0,2

16,9

0

0

0

 

Storting/onttrekking begrotingsreserve ekv

67

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 15,4

23,5

5,8

3

1,4

 
 

688,7

966,2

671,4

1.057,90

1.216,40

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Eib pan-europees garantiefonds

0,3

96,4

75,1

17,8

7,6

 

Herverzekering leverancierskredieten

‒ 260

20

0

0

0

 

Informatiehuishouding: de basis op orde

52

54,2

55,3

58,4

58,4

 

Kwijtschelden private schulden ouders in wsnp/msnp

55,8

0

0

0

0

 

Kwijtschelding private schulden toeslagengedupeerden

80

233,6

0

0

0

 

Loonbijstelling

68,6

67,1

64,5

64

63,2

 

Overboeking bcf tweede tranche woningbouwimpuls

38,3

0

0

0

0

 

Overboeking derving ontvangsten kot toeslagengedupeerden

‒ 38,6

‒ 19,3

0

0

0

 

Vergroten menselijke maat

42

112

137

23,3

23,4

 

Diversen

127,4

67

66,3

65

56,1

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Kapitaalinjectie invest-nl

0

0

0

33

297

 

Kasschuif kapitaalinjectie invest international

‒ 117

30

0

0

0

 

Klm lening

722,9

0

0

0

0

 

Schade-uitkering ekv - niet afgesloten dossiers

97

50

25

15

0

 

Diversen

23,7

16,5

15

14

11

 
 

892,4

727,5

438,2

290,5

516,7

 

Extrapolatie

9.439,70

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

1.634,20

1.725,70

1.144,60

1.372,50

1.752,00

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

10.850,20

10.294,80

9.486,00

9.636,10

9.659,80

9.439,70

Totaal Internationale samenwerking

48,7

266,4

312,8

348,1

381,2

381,2

Stand Miljoenennota 2022

10.898,90

10.561,20

9.798,80

9.984,20

10.041,00

9.820,90

IXB FINANCIËN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

2.229,00

3.061,30

3.190,00

3.216,40

3.502,40

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Belasting- en invorderingsrente (bir)

98,1

207,9

40

24

19

 

Boetes en schikkingen

62,9

‒ 17

0

0

0

 

Dividenden staatsdeelnemingen - deelnemingen

‒ 50

‒ 190

‒ 145

70

‒ 65

 

Kosten vervolging

‒ 7,8

‒ 62,8

0

0

0

 

Premies exportkredietverzekeringen (ekv)

67

0

0

0

0

 

Winstafdracht de nederlandsche bank (dnb)

0

0

0

0

‒ 214

 

Diversen

3,7

0,9

0,9

0,9

0,9

 
 

173,9

‒ 61

‒ 104,1

94,9

‒ 259,1

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Apparaatsontvangsten

1,6

16,9

0

0

0

 

Diversen

‒ 2

‒ 5,4

4,8

3,2

0,1

 
 

‒ 0,4

11,5

4,8

3,2

0,1

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Invorderingsrente betalingsuitstel corona

0

10

50

100

70

 

Klm rente-ontvangsten

‒ 36,9

‒ 20,9

‒ 22,1

‒ 22,9

‒ 20,2

 

Verlenging coronamaatregelen

‒ 260

‒ 83

‒ 31,5

‒ 14

‒ 10

 

Diversen

25,3

32,3

‒ 2,4

12,5

25,6

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Dividenden staatsdeelnemingen - financiële deelnemingen

‒ 100

0

0

0

0

 

Diversen

5,6

15,6

5,9

10,2

‒ 35,6

 
 

‒ 366

‒ 46

‒ 0,1

85,8

29,8

 

Extrapolatie

4.248,00

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 192,6

‒ 95,6

‒ 99,3

183,9

‒ 229,1

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

2.036,40

2.965,70

3.090,70

3.400,40

3.273,30

4.248,00

Totaal Internationale samenwerking

2,2

2

2

1,9

1,7

1,6

Stand Miljoenennota 2022

2.038,60

2.967,70

3.092,70

3.402,20

3.275,00

4.249,60

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Belasting- en invorderingsrente (BIR)

De BIR-uitgaven vallen hoger uit dan eerder geraamd. De hogere uitgaven worden met name veroorzaakt door de verdeelsleutels van de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PVV), die ervoor zorgen dat van de rente-uitgaven IB/PVV een groter deel dan voorheen toegerekend wordt aan begroting IX en een kleiner deel aan de Sociale Fondsen. Daarnaast worden er hogere uitgaven verwacht naar aanleiding van het Sofina-arrest, waarbij te veel geïnde dividendbelasting moet worden terugbetaald (inclusief belasting- en invorderingsrente)(Kamerstuk 35 570, nr. 55).

Beleidsmatige mutaties

Bijstelling BCF

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het Btw-compensatiefonds (BCF) op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Btw E-commerce

Voor de Europese richtlijn btw E-commerce heeft de Belastingdienst een tijdelijke noodvoorziening (’’het noodspoor’’) uitgewerkt om het wetsvoorstel met ingangsdatum van 1 juli 2021 te kunnen uitvoeren. De totale kosten voor het noodspoor btw E-commerce bedragen naar schatting 55,6 miljoen euro in de jaren 2021 en 2022, conform de eerder gepubliceerde uitvoeringstoets (Kamerstuk 35 527, nr. 14). Daarnaast heeft een herijking van de kosten van het hoofdspoor plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot een opwaartse bijstelling van 4,6 miljoen euro.

Compensatie Toeslagengedupeerden

In de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) zijn verschillende beleidsvoornemens aangekondigd waaronder de forfaitaire € 30.000 regeling. Deze middelen zien dan ook toe op de compensatie van toeslagengedupeerden en de gerelateerde uitvoeringskosten.

Digitale Snelweg Douane

Als gevolg van meerdere Europese wetgevingstrajecten die tot een groei van onder andere de te verwerken aangiften leidt, wordt een ICT-oplossing ontwikkeld onder de noemer Digitale Snelweg Douane (DSD). Dit programma is gericht op het opschalen en robuust maken van de technische infrastructuur en het optimaliseren van transactiesystemen voor de verwachte volumegroei. De financieringsbehoefte tot en met 2026 is geraamd op circa 89 miljoen euro (66 miljoen euro in de jaren 2021-2023 en 7,7 miljoen euro structureel).

Eigen personeel

Zowel bij de Belastingdienst als bij de Douane is in 2021 sprake van onderbezetting. De uitgaven aan eigen personeel vallen daarom naar verwachting lager uit.

Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels wordt de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting van Financiën.

Externe inhuur

De raming van de uitgaven aan externe inhuur is naar boven bijgesteld. De voornaamste reden is dat er budget beschikbaar is gesteld voor de keten Inning en Invordering om diverse herstelacties omtrent inningsproblematiek aan te pakken (Kamerstuk 30 166, nr. 607).

Herstel niet-KOT gedupeerden

Op 4 december 2020 heeft het kabinet besloten om de compensatieregeling en de opzet/grove schuld (O/GS) tegemoetkoming te verbreden naar andere toeslagen (niet-KOT). Hier zijn middelen voor vrijgemaakt door het kabinet.

Informeren Registratie Fraude Signalering Voorziening (FSV)

Naar aanleiding van de motie Marijnissen (Kamerstukken 35 510, nr. 21) is de Belastingdienst gestart met het informeren van burgers met een FSV-registratie. De opstartkosten hiervan zijn geschat op 25 miljoen euro. Deze kosten zien onder andere toe op een telefoonnummer voor FSV, een FSV-meldpunt en capaciteit om inzageverzoeken af te handelen.

Kapitaalinjectie TenneT Nederland

De staatsdeelneming TenneT heeft de investeringsagenda voor 2021-2030 geactualiseerd. Op basis van de geactualiseerde investeringsagenda is de kapitaalbehoefte voor het Nederlandse deel van TenneT voor de periode 2021-2030 vastgesteld op 4,25 miljard euro. Deze kapitaalbehoefte van het Nederlandse deel van TenneT wordt ingevuld door een voorgenomen storting van de Nederlandse staat. De kapitaalinjectie wordt nu in de begroting verwerkt. Het uitgangspunt is dat de Staat als aandeelhouder pas additioneel kapitaal ter beschikking stelt op het moment dat TenneT dit daadwerkelijk nodig heeft voor het behoud van de kredietwaardigheid. Daarom zal in 2022 door een extern deskundige (in opdracht van de Staat) worden getoetst hoeveel kapitaal nodig is en of de geraamde bedragen aanpassing behoeven. Daarna worden ook de formele overeenkomsten tussen de Staat en TenneT opgesteld en getekend.

Kasschuif compensatie Toeslagengedupeerden

De kasschuif uit de Najaarsnota 2020 wordt op basis van actuele ramingen van het ritme voor herstelbetalingen aan Toeslagengedupeerden beschikbaar gesteld in 2021 en 2022.

Kasschuif herstel toeslagen: brede hulp door gemeenten

In de eerste incidentele suppletoire begroting inzake Herstel Toeslagen is tevens budget beschikbaar gesteld voor onvoorziene uitgaven. Deze zullen worden ingezet voor ondersteuning door gemeenten middels een specifieke uitkering. Hiervan wordt 36,1 miljoen euro kasbudget naar 2022 geschoven.

Kasschuif Informatievoorziening (IV)

In de Voorjaarsnota 2020 heeft IV structurele middelen ontvangen om de basis op orde te krijgen. Uit de daaropvolgende nieuwe meerjarenraming van IV, blijkt dat de ICT-middelen de komende drie jaren in een ander ritme benodigd zi

Kasschuif kindregeling

In de eerste incidentele suppletoire begroting inzake Herstel Toeslagen is budget beschikbaar gesteld voor uitvoering van de kindregeling van gedupeerden van de Toeslagenaffaire. De uitvoering hiervan zal pas in 2022 starten en derhalve wordt 200 miljoen euro kasbudget naar 2022 geschoven.

Kasschuif POK informatiehuishouding

In de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van 15 januari 2021 heeft het kabinet maatregelen aangekondigd om de informatiehuishouding op orde te brengen. Het budget dat beschikbaar is gesteld voor het verbeteren van de informatiehuishouding van de Belastingdienst is, op basis van verbeterde inzichten over de geplande investeringen en activiteiten in het verwachte kasritme gezet.

Nog onverdeeld

Het is de verwachting dat niet alle resterende middelen op artikel 10 nodig zijn in 2021. Daarom valt 55 miljoen euro aan nog onverdeelde middelen vrij. Deze vrijgevallen middelen komen ten goede aan het generale beeld.

Opschaling ondersteuning aan commissies Toeslagengedupeerden

Sinds februari 2021 is het aantal verzoeken aan en beroepen op de Commissie Werkelijke Schade en de Bezwaarschriftenadvies Commissie (beiden Toeslagenherstel) sterk toegenomen. Daarom vindt opschaling plaats van de personele ondersteuning van deze commissies. Op deze wijze kunnen beide commissies verzoeken en bezwaren sneller beoordelen, waardoor gedupeerden sneller volledig geholpen zijn.

Overig materieel

Dit betreft onder andere middelen voor de pilot Centrum voor Facilitaire Dienstverlening (CFD). In het kader van de ontvlechting wordt toegewerkt naar verzakelijking van de opdrachten tussen de Belastingdienst, Douane en Toeslagen. In 2022 wordt een pilot uitgevoerd waarbij gefactureerd wordt voor facilitaire werkzaamheden en levering van uniforms om te evalueren of dit bijdraagt aan versterking van de sturing van de DG Douane. Deze verrekening op basis van facturatie leidt tot uitgaven op artikel 9 van de Douane.

Storting/onttrekking begrotingsreserve EKV

Vanaf de eerste suppletoire begroting 2020 en verder worden de toevoegingen aan de begrotingsreserve exportkredietverzekeringen (EKV) als uitgaven weergegeven en de onttrekkingen uit de begrotingsreserve als ontvangsten. De raming van de toevoeging aan de begrotingsreserve is gelijk aan de raming van de premieontvangsten (67 miljoen euro). Het toevoegen van de premieontvangsten aan de begrotingsreserve is een uitgave voor de Financiën-begroting.

Diversen

Deze post bestaat uit een som van meerdere mutaties, waaronder de bijdrage van Financiën voor de uitvoering van het UBO-register (Ultimate Beneficial Owners) en de uitvoeringkosten voor het Plan van Aanpak Witwassen.

Technische mutaties

EIB pan-Europees Garantiefonds

De verwachte verliezen voor het pan-Europees Garantiefonds zijn op basis van de laatste informatie van de Europese Investeringsbank (EIB) bijgewerkt. De verwachte verliezen (circa 260 miljoen euro) waren in eerste instantie volledig in 2020 geraamd, omdat nog onduidelijk was hoe de verliezen zich zouden ontwikkelen. Eind 2020 werd duidelijk dat deze verliezen zich niet in 2020 voor gingen doen. De verwachte verliezen zijn nu verdeeld over meerdere jaren, waarvan een gedeelte (circa 50 miljoen euro) na 2026 verwacht wordt.

Herverzekering leverancierskredieten

De coronamaatregel Herverzekering Leverancierskredieten eindigt op 1 juli 2021. De geraamde schades worden derhalve in 2021 en 2022 naar beneden bijgesteld.

Informatiehuishouding: de basis op orde

In de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van 15 januari 2021 heeft het kabinet maatregelen aangekondigd om de informatiehuishouding op orde te brengen, zowel intern als extern. Dit betreft onder andere de middelen voor de uitvoering van de Wet Open Overheid (WOO).

Kwijtschelden private schulden ouders in WSNP/MSNP

Een gedeelte van de compensatiegerechtigde gedupeerden zit op dit moment in een minnelijke schuldregeling (MSNP) of een schuldregeling in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijk Personen (WSNP). Voor deze ouders worden de private schulden kwijtgescholden. De programmakosten bedragen circa 55,8 miljoen euro. Daarnaast zijn met het compenseren van deze schulden naar verwachting circa 0,6 miljoen euro aan uitvoeringskosten voor Toeslagen gemoeid.

Kwijtschelding private schulden Toeslagengedupeerden

Ten behoeve van de voorgenomen kwijtschelding van private schulden van toeslagengedupeerden wordt additioneel meerjarig 283,6 miljoen euro beschikbaar gesteld. Bij de derde incidentele suppletoire begroting inzake Kwijtschelding private schulden Toeslagengedupeerden in WSNP/MSNP-trajecten is voor de compensatie van WSNP- en MSNP-schulden reeds 55,8 miljoen euro beschikbaar gesteld. In totaal is voor de compensatie van private schulden dus 339,4 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Loonbijstelling

De tranche 2021 van de loonbijstelling wordt overgemaakt naar de begroting van Financiën.

Overboeking BCF tweede tranche Woningbouwimpuls

Voor Woningbouw Impuls (WBI) is de tweede tranche van circa 225 miljoen euro aan specifieke uitkeringen uitgekeerd en daarnaast 38,3 miljoen euro afgedragen aan het BTW-compensatiefonds.

Overboeking derving ontvangsten KOT Toeslagengedupeerden

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) scheldt, als onderdeel van het kwijtschelden van publieke schulden, de openstaande Kinderopvangtoeslag- en Kindgebonden budgetschulden van KOT-gedupeerden kwijt. Dit resulteert in een derving op de SZW-begroting. De eerder beschikbaar gestelde middelen voor de Toeslagenherstelactie bevatten reeds cumulatief 57,9 miljoen euro ter dekking van dervingen op openstaande vorderingen kinderopvangtoeslag. Deze middelen staan nog op de begroting van Financiën en worden nu overgeheveld ter compensatie van een deel van de verwachte dervingen op de SZW-begroting.

Vergroten Menselijke Maat

In de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van 15 januari 2021 heeft het kabinet maatregelen aangekondigd om de dienstverlening op orde te brengen. Hiervoor is structureel 139 miljoen euro voor de Belastingdienst (en Toeslagen) beschikbaar gesteld. Op basis van uitgewerkte plannen zijn de middelen tot en met 2023 naar de betreffende artikelen overgeheveld en deels structureel. Bij de Belastingdienst betreft dit middelen voor het programma Herstellen, Verbeteren, Borgen (HVB), het uitbreiden van het huidige Stella-proces, het uitbreiden van mogelijkheden tot persoonlijk contact met de Belastingdienst, het versterken van de kwaliteit van de dienstverlening via de Belastingtelefoon, het oprichten van het transformatiebureau, meer medewerkers bij Bezwaar en Beroep en er wordt een loket rechtsstatelijkheid bij de ingericht waar medewerkers met signalen en meldingen terecht kunnen van mogelijke hardheid van regelgeving en werkwijzen die tot onwenselijke situaties voor burgers (en bedrijven) leiden. Directoraat-generaal Toeslagen heeft budget ontvangen om de persoonsgerichte dienstverlening te versterken vanuit signalen en analyse, en het versterken van de regie op de burgerprocessen in de hele keten.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse mutaties. De tranche 2021 van de prijsbijstelling is toegevoegd aan de begroting. Verder bestaat de post uit een aantal overboekingen van en naar andere departementen en desalderingen.

Kapitaalinjectie Invest-NL (niet-relevant voor het uitgavenplafond)

In 2020 is 330 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een kapitaalinjectie in Invest-NL. Deze middelen zijn achteraf niet nodig geweest in 2020, omdat er minder leningen zijn verstrekt dan begroot. Om het ter beschikking gestelde kapitaal van 1,7 miljard euro voor Invest-NL in stand te houden wordt 330 miljoen doorgeschoven naar 2024 en 2025.

Kasschuif kapitaalinjectie Invest-International (niet-relevant voor het uitgavenplafond)

De reeks voor de kapitaalinjectie Invest-International is als gevolg van de vertraging in de oprichting van Invest-International geactualiseerd. Middels deze kasschuif wordt in totaal 117 miljoen doorgeschoven naar 2022 (30 miljoen euro) en 2026 (87 miljoen euro). De totale kapitaalinjectie blijft inclusief deze kasschuif gelijk aan 833 miljoen euro.

KLM lening (niet-relevant voor het uitgavenplafond)

KLM heeft in 2020 in totaal 277,1 miljoen euro getrokken uit de door Staat verstrekte lening van maximaal 1 miljard euro. De resterende 723 miljoen euro is overgeheveld naar 2021.

Schade-uitkering EKV - niet afgesloten dossiers (niet-relevant voor het uitgavenplafond)

De raming voor de schade-uitkering exportkredietverzekeringen (EKV) is opgehoogd aan de hand van niet definitieve schades uit 2020 voor het bedrijf IHC (87 miljoen euro) en 10 miljoen euro aan nieuw geopende schadezaken. Deze geopende schadezaken hebben impact op de schaderamingen voor de jaren na 2021.

Diversen (niet-relevant voor het uitgavenplafond)

Deze post bestaat uit een som van meerdere mutaties, waaronder de verwachte juridische en uitvoeringskosten en de proceskosten omtrent de rechtszaak van de onteigening van SNS REAAL.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Belasting- en invorderingsrente (BIR)

Dit betreft een positieve ramingsbijstelling van de BIR-ontvangsten als gevolg van wijzigingen in de verdeelsleutels van de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PVV), die ervoor zorgen dat van de renteontvangsten IB/PVV een groter deel ten gunste komt aan de Financiënbegroting. Daarnaast vallen de ontvangsten op basis van de realisaties naar verwachting hoger uit in 2021.

Boetes en schikkingen

Dit betreft een positieve ramingsbijstelling in 2021 als gevolg van wijzigingen in de verdeelsleutels van de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PVV), waardoor het aandeel van de Financiënbegroting in de boeteontvangsten hoger wordt en het aandeel van de Sociale Fondsen kleiner. In 2022 wordt een tegenvaller verwacht vanwege de doorwerking van de gevolgen van de coronacrisis in de boeteontvangsten.

Dividenden staatsdeelnemingen – deelnemingen

De verwachte dividenden staatsdeelnemingen worden naar de laatste inzichten aangepast en blijven onzeker door de coronacrisis.

Kosten vervolging

Er worden in 2021 en 2022 minder ontvangsten geraamd als gevolg van de herstelactie vervolgingskosten. Uit onderzoek van de Nationale Ombudsman is gebleken dat de Belastingdienst ten onrechte vervolgingskosten in rekening heeft gebracht. Momenteel voert de Belastingdienst een herstelactie uit om de gedupeerden hiervoor te compenseren. Naast deze derving is de meerjarenraming van de verwachte ontvangsten uit hoofde van kosten vervolging geactualiseerd en wordt in 2022 een tegenvaller verwacht vanwege de doorwerking van de gevolgen van de coronacrisis in de doorbelasting kosten vervolging.

Premies exportkredietverzekeringen (EKV)

De premie-ontvangsten voor EKV zijn opwaarts bijgesteld op basis van de laatste informatie inzake een afgesloten projectfinanciering. De verwachting is dat deze projectfinanciering in 2021 betaald zal worden.

Winstafdracht de Nederlandsche Bank

De meerjarenraming van de winstafdracht DNB wordt op nihil gesteld. De Nederlandsche Bank (DNB) krijgt volgens de laatste raming te kampen met verliezen en oplopende risico's, als gevolg van (verwachte) ontwikkelingen in de rente en het ECB-beleid (zoals het coronacrisis gerelateerde inkoopprogramma Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) en financieringsprogramma's voor banken Targeted Longer-term Refinancing Operations (TLTRO)). Op dit moment overstijgen de totale risico's de totale buffers, waardoor er sprake is van een buffertekort. Zolang sprake is van een buffertekort wordt door DNB op basis van het kapitaalbeleid (met uitzondering van de compensatie voor het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM)) geen dividend uitgekeerd aan de Staat.

Diversen

Deze post bestaat uit een som van meerdere mutaties, waaronder een onttrekking uit de begrotingsreserve van de EKV voor de geraamde uitvoeringskosten van Atradius (0,9 miljoen euro). Een onttrekking uit de begrotingsreserve is een ontvangst voor de Financiën-begroting. Daarnaast wordt in 2021 op de EKV-polissen voor 1999 een meevaller geraamd van circa 0,8 miljoen euro.

Beleidsmatige mutaties

Apparaatsontvangsten

In het kader van de ontvlechting wordt toegewerkt naar verzakelijking van de opdrachten tussen de Belastingdienst, Douane en Toeslagen. In 2022 wordt een pilot uitgevoerd waarbij gefactureerd wordt voor facilitaire werkzaamheden en levering van uniforms om te evalueren of dit bijdraagt aan versterking van de sturing van de DG Douane. Deze verrekening op basis van facturatie leidt tot ontvangsten op artikel 1 van de Belastingdienst (en uitgaven op artikel 9 Douane).

Diversen

Dit betreft de ontvangstenderving op de niet-belastingontvangsten als gevolg van het kwijtschelden van de relevante belastingschulden van KOT-gedupeerden, bestaande uit kosten vervolging, belastingrente en de verwachte boetes.

Technische mutaties

Invorderingsrente betalingsuitstel corona

In verband met de effecten van corona kunnen ondernemers tot 1 oktober 2021 betalingsuitstel krijgen bij de Belastingdienst. Vanaf 1 juli 2022 krijgen ondernemers vijf jaar de tijd dit verleende uitstel stapsgewijs af te bouwen. Hierbij loopt de hoogte van het invorderingsrentepercentage stapsgewijs naar 4 procent in 2024. Op basis van het huidige geschatte afbouwpad van het betalingsuitstel leidt dit tot een verwachte ontvangstenreeks aan invorderingsrente. Dit levert een verwachte ontvangst op de invorderingsrente van cumulatief 420 miljoen euro in de jaren 2022 ‒ 2027.

KLM rente-ontvangsten

De rente-ontvangsten voor de door de Staat verstrekte lening aan KLM worden ontvangen op basis van een gebroken boekjaar. KLM heeft in 2020 ook minder getrokken uit de directe lening dan initieel voorzien. De raming wordt op beide punten aangepast.

Verlenging coronamaatregelen

Vanwege het verloop van de coronacrisis heeft het kabinet de duur van het uitstel van betaling verlengd. Het uitstel van betaling van nieuw opkomende betalingsverplichtingen loopt nu tot 1 oktober 2021. Dit betekent dat ondernemers vanaf 1 oktober 2021 de betaling van hun nieuw opkomende belastingverplichtingen hervatten. Deze verlenging werkt door in lagere verwachte ontvangsten van boetes en de doorbelasting van de vervolgingskosten, omdat de Belastingdienst aan veel belastingplichtigen uitstel van betaling verleent en de invordering tot die tijd opschort. In de Kamerbrief over het steun- en herstelpakket van eind mei 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 314) heeft het kabinet aangekondigd de invorderingsrente stapsgewijs te verhogen in plaats van deze in één keer te laten terugveren naar 4 procent. Sinds 23 maart 2020 is het percentage invorderingsrente op vrijwel nihil (0,01 procent) gesteld. Hierdoor worden ondernemers niet geconfronteerd met hoge rentelasten over hun belastingschulden. Dit levert een derving op bij de reeds begrote ontvangsten invorderingsrente van cumulatief 104 miljoen euro in de periode 2022-2026.

Diversen

Deze post bestaat uit een som van meerdere mutaties. De premieontvangsten voor de door de Staat verstrekte garantie aan KLM worden ontvangen op basis van een gebroken boekjaar. De raming van de verwachte premieontvangsten wordt hierop aangepast. Daarnaast bestaat deze post uit een aantal desalderingen.

Dividenden staatdeelnemingen - financiële deelnemingen (niet relevant voor het uitgavenplafond)

De nieuwste winstramingen van de staatsdeelnemingen leiden tot een lagere dividendraming. De dividenduitkeringen van financiële instellingen zijn tot 31 december 2020, op aanbeveling van de ECB, uitgesteld.

Diversen (niet-relevant voor het uitgavenplafond)

Deze post bestaat uit een som van meerdere mutaties, waaronder het crisisgerelateerde deel van de DNB-winstafdrachten. Daarnaast heeft de Staat eind december 2020 7,75 miljoen euro van het ESM ontvangen vanwege het eindigen van de kortingsperiode van Slowakije. Deze ontvangst is begroot in 2021 en dient derhalve gecorrigeerd te worden.

Defensie

X DEFENSIE: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

11.402,80

11.831,60

11.584,50

11.615,20

11.190,60

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Diversen

‒ 1,8

0

0

0

0

 
 

‒ 1,8

0

0

0

0

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Budget t.b.v. munitie, opleiding en training

60

60

60

60

60

 

Budget t.b.v. veteranen

30

20

20

20

20

 

Convenant met bz voor inzet kmar voor beveiliging in het buitenland

25,2

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge defensiebegroting

53,4

0

0

0

0

 

Herschikking ontvangsten tussen defensie en dmf

0

‒ 17,2

‒ 17,2

‒ 17,2

‒ 17,2

 

Kasschuif ivm over en onderprogrammering

0

0

0

‒ 200

200

 

Diversen

‒ 2,8

6,3

0

1,4

4,2

 
 

165,8

69,1

62,8

‒ 135,8

267

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Bijstellen valuta in dollars

‒ 44,4

‒ 69,6

‒ 85,1

‒ 57,2

‒ 71,6

 

Digitale veiligheid

45

0

0

0

0

 

Loonbijstelling

120,7

121,5

120,8

120,4

120,4

 

Prijsbijstelling defensiematerieelbegrotingsfonds

104,9

113,5

109,5

110,7

101,1

 

Diversen

118,9

101,1

107

111,3

108,1

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

345,1

266,5

252,2

285,2

258

 

Extrapolatie

341,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

509

335,6

315

149,4

525

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

11.911,90

12.167,20

11.899,50

11.764,70

11.715,60

11.508,40

Totaal Internationale samenwerking

260,8

224,5

212,3

212,8

213,8

214

Stand Miljoenennota 2022

12.172,60

12.391,60

12.111,80

11.977,50

11.929,40

11.722,50

X DEFENSIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

158,7

158,8

158,8

158,8

158,8

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Diversen

‒ 1,8

0

0

0

0

 
 

‒ 1,8

0

0

0

0

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Herschikking ontvangsten tussen defensie en dmf

0

‒ 17,2

‒ 17,2

‒ 17,2

‒ 17,2

 

Diversen

‒ 2,5

‒ 2,5

‒ 2,5

‒ 2,5

‒ 2,5

 
 

‒ 2,5

‒ 19,7

‒ 19,7

‒ 19,7

‒ 19,7

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

‒ 3,9

1,4

1,4

1,4

1,4

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Diversen

25,9

0

0

0

0

 
 

22

1,4

1,4

1,4

1,4

 

Extrapolatie

‒ 18,2

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

17,8

‒ 18,2

‒ 18,2

‒ 18,2

‒ 18,2

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

176,4

140,5

140,5

140,5

140,5

140,5

Totaal Internationale samenwerking

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

Stand Miljoenennota 2022

177,8

142

142

142

142

142

Mee-en tegenvallers

Diversen

De ontvangsten zijn bijgesteld t.o.v. de realisaties 2020 en dit werkt door op de uitgaven. Dit betreft twee kleine ontvangsten die vorig jaar eerder zijn binnengekomen. Middels deze mutatie wordt hiervoor gecorrigeerd.

Beleidsmatige mutaties

Budget t.b.v. munitie, opleiding en training

Het kabinet stelt extra middelen beschikbaar voor munitie, opleiding en training van militairen. Hiermee investeert dit kabinet in een toename van de gereedheid van Defensie.

Budget t.b.v. veteranen

Het kabinet stelt aanvullende middelen beschikbaar voor het Nationaal Fonds Ereschuld voor veteranen t.b.v. de zorg voor veteranen die als gevolg van missies fysieke of mentale schade hebben opgelopen.

Convenant met BZ voor inzet KMar voor beveiliging in het buitenland

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken hevelt 25,2 miljoen euro over naar het ministerie van Defensie ten behoeve van de bescherming van diplomaten en ambassades door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van de Koninklijke Marechaussee (KMar).

Eindejaarsmarge Defensiebegroting

De eindejaarsmarge 2020 is bij de Voorjaarsnota 2021 toegevoegd aan de Defensiebegroting.

Herschikking ontvangsten tussen Defensie en DMF

Dit betreft het overhevelen van ontvangsten voor logistieke bedrijven en het Joint Informatievoorziening Commando (JIVC) van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) vanuit de Defensiebegroting naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF), omdat de uitgaven vanuit het DMF plaatsvinden.

Diversen

De post diversen is het saldo van diverse mutaties. De grootste mutatie betreft een kasschuif voor de Invictus Games (5 miljoen) van 2021 naar 2022, omdat deze spelen als gevolg van de COVID-19 maatregelen zijn verplaatst naar 2022. Daarnaast worden de ontvangsten van de landmacht en de bijbehorende uitgaven vanuit de Defensiebegroting overgeheveld naar het DMF, omdat dit bij de instelling van het DMF niet juist is gegaan.

Technische mutaties

Bijstellen valuta in dollars

De nieuwe raming van de euro/dollarkoers uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau leidt tot een meevaller op de uitgaven in dollars op het DMF. Conform kabinetsafspraak komen mee- en tegenvallers als gevolg van valutaschommelingen direct ten gunste of ten laste van het EMU-saldo. De verwerking vindt plaats via een correctie van het uitgavenplafond. Alvorens de doorverdeling kan plaatsvinden vanuit het DMF wordt deze geboekt op het voedingsartikel op de reguliere Defensiebegroting, en het ontvangstenartikel van het DMF.

Digitale veiligheid

Deze post betreft een overheveling van middelen voor de digitale veiligheid van de aanvullende post naar de Defensiebegroting. Aan de Defensiebegroting is 45 miljoen toegevoegd om de betrouwbaarheid en continuïteit van de digitale veiligheid te waarborgen. De middelen worden via het voedingsartikel toegevoegd aan het DMF.

Loonbijstelling

De tranche 2021 van de loonbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting.

Prijsbijstelling (Defensiematerieelbegrotingsfonds)

De prijsbijstelling tranche 2021 voor het DMF van € 104,9 miljoen is toegevoegd aan de Defensiebegroting. Via het voedingsartikel is deze prijsbijstelling toegevoegd aan het DMF.

Diversen

Deze post is het saldo van verschillende mutaties. Het gaat om de toevoeging van de prijsbijstelling tranche 2021 Defensiebegroting (23,1 miljoen). Ook betreft deze post een bijdrage voor de incidentele nood- en steunmaatregelen voor Defensie als gevolg van COVID-19 (20,6 miljoen) en incidenteel 7 miljoen voor de tijdelijke werkgarantieregeling voor technisch personeel. Verder betreft deze post de doorverdeling van de valutategenvaller als gevolg van duurdere Zweedse Kronen van 13,5 miljoen (zie hiervoor ook de uitgaven en ontvangsten van het DMF). Daarnaast betreft deze post een bijdrage vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid t.b.v. het Bredere Offensief Tegen Georganiseerde Criminaliteit (8,9 miljoen) en de eerste tranche voor het Multidisciplinair Interventie Team (12 miljoen). Daarnaast betreft het extra middelen (€ 15 miljoen) die het Kabinet beschikbaar heeft gesteld t.b.v. de MIVD voor het versterken van inlichtingen en veiligheidsdiensten.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Herschikking ontvangsten tussen Defensie en DMF

Dit betreft het overhevelen van ontvangsten voor logistieke bedrijven en het Joint Informatievoorziening Commando (JIVC) van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) vanuit de Defensiebegroting naar het DMF, omdat de uitgaven vanuit het DMF plaatsvinden.

Diversen

Deze post betreft het bijstellen van de ontvangsten t.o.v. de realisaties 2020. Het gaat hier om ontvangsten die vorig jaar eerder dan verwacht zijn binnengekomen.

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Deze post is het saldo van meerdere mutaties waaronder de herschikking van een deel van de ontvangsten van het Defensie Materieel Organisatie (DMO). De ontvangsten en de bijbehorende uitgaven worden overgeheveld naar het DMF vanuit de Defensiebegroting omdat dit bij de instelling van het DMF niet juist is gegaan.

Technische mutaties

Diversen

Deze post betreft o.a. de hogere ontvangsten voor hoogrisicobeveiliging van De Nederlandsche Bank en de terugbetaling van de lening voor het ABP. Voor de overgang van een omslagstelsel voor militaire pensioenen naar het kapitaaldekkingsstelsel heeft het ministerie van Defensie in het verleden een financieringsconstructie met het ABP gesloten. Deze financieringsconstructie bestond uit een aantal leningen en de laatste lening is inmiddels door het ministerie van Defensie afgelost.

Infrastructuur en Waterstaat

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

16.446,70

9.545,00

10.793,50

10.077,00

10.077,50

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Doorschuiven budget urgenda/klimaat 2020

44,5

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge regeringsvliegtuig

16,2

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge 2020

19

0

0

0

0

 

Generale kasschuif deltafonds

169

21

174

27

‒ 271

 

Generale kasschuif hxii

‒ 54,2

‒ 16,4

27,2

20,2

15,4

 

Generale kasschuif if

768

290

‒ 360

‒ 476

‒ 111

 

Diversen

2,6

6,1

0

0,1

0,2

 
 

965,1

300,7

‒ 158,8

‒ 428,7

‒ 366,4

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Beschikbaarheidsvergoeding ov q1 t/m q3

1.110,00

0

0

0

0

 

Beschikbaarheidsvergoeding ov q4

370

0

0

0

0

 

Beschikbaarheidsvergoeding ov 2020

521,2

0

0

0

0

 

Beschikbaarheidsvergoeding ov 2022

0

112

28

0

0

 

Compensatiepakket zeeland - aanvullende post

46

0

0

0

0

 

Covid-gerelateerde meerkosten cbr en rws

51

0

0

0

0

 

Covid19 testen reizen

249

0

0

0

0

 

Loon- en prijsbijstelling 2021

224,4

226,7

255,5

243,3

242,2

 

Overheveling aanvullende post

36,5

10,6

8,2

8,3

8,9

 

Structurele aanpak stikstof

4

43

61,8

62,5

57,5

 

Vrijval budget srv

0

34

0

0

0

 

Diversen

‒ 7,2

28,3

25,6

21,8

24,3

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Omvorming prorail naar zbo

‒ 7.147,00

7.336,00

0

0

0

 
 

‒ 4.542,10

7.790,60

379,1

335,9

332,9

 

Extrapolatie

2.140,70

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 3.576,90

8.091,30

220,3

‒ 92,7

‒ 33,6

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

12.869,80

17.636,30

11.013,80

9.984,20

10.043,90

10.045,10

Totaal Internationale samenwerking

37,4

25,6

26,2

24,6

24,1

23,6

Stand Miljoenennota 2022

12.907,20

17.661,80

11.040,00

10.008,80

10.068,00

10.068,70

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

19,7

17,4

13,8

15,7

14,1

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0,7

0

0

0

0

 
 

0,7

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

6,9

27,6

24,5

22,8

24,4

 
 

6,9

27,6

24,5

22,8

24,4

 

Extrapolatie

38,7

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

7,6

27,6

24,5

22,8

24,4

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

27,3

45

38,4

38,5

38,5

38,7

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

27,3

45

38,4

38,5

38,5

38,7

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Doorschuiven budget Urgenda/Klimaat 2020

Mede als gevolg van de coronacrisis zijn niet alle beschikbare middelen voor Klimaat- en Urgendadoelen tot besteding gekomen in 2020. Met deze middelen kan, middels dezelfde regeling als waar het budget voor was bedoeld in 2020, de beoogde CO2-reductie worden gehaald in 2021. Daarom zijn zij bij Voorjaarsnota toegevoegd aan de IenW-begroting HXII voor 2021. Het gaat in totaal om 44,5 miljoen euro.

Eindejaarsmarge regeringsvliegtuig

De reservering voor het regeringsvliegtuig (16,2 miljoen euro) is bij Voorjaarsnota toegevoegd aan de IenW-begroting. Omdat de inklaringskosten in 2020 niet tot betaling zijn gekomen, zijn deze middelen doorgeschoven naar 2021.

Eindejaarsmarge 2020

De eindejaarsmarge 2020 is bij Voorjaarsnota toegevoegd aan de IenW-begroting.

Generale kasschuif Deltafonds

Als gevolg van het geactualiseerde programma en om tot een realistische en gecontroleerde overprogrammering te komen is er bij Voorjaarsnota een kasschuif verwerkt op de begroting van het Deltafonds. De kasschuif heeft een meerjarige doorwerking en sluit over de gehele looptijd van het fonds op nul.

Generale kasschuif HXII

Op de IenW-begroting Hoofdstuk XII zijn bij Voorjaarsnota diverse kasschuiven verwerkt. Het betreft per saldo een schuif van 2021 en 2022 naar latere jaren. De belangrijkste onderdelen zijn vertragingen op de bedrijvenregeling bodemsanering en het naar achteren schuiven van Klimaatakkoord-middelen ter aansluiting op bestedingsplannen en op de prognoses van subsidieverstrekking door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Hier tegenover staat onder andere een schuif naar voren voor contributies van het Koninklijk Nederlands Metereologisch Instituut (KNMI) aan de Europese Organisatie voor de ontwikkeling van weersatellieten (EUMETSAT).

Generale kasschuif MF

Als gevolg van het geactualiseerde programma en om tot een realistische en gecontroleerde overprogrammering te komen is er bij de Voorjaarsnota een kasschuif verwerkt op de begroting van het Mobiliteitsfonds. De kasschuif heeft een meerjarige doorwerking en sluit over de gehele looptijd van het fonds op nul.

Diversen

Deze post bestaat vrijwel geheel uit de middelen voor luchtvaartveiligheid die bij Voorjaarsnota zijn toegevoegd. Het Kabinet heeft besloten extra middelen voor de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) uit te trekken voor nieuwe wettelijke taken en ontwikkelingen die voortkomen uit het OVV-rapport inzake veiligheid Schiphol (5 miljoen euro in 2021 en 6 miljoen euro in 2022).

Technische mutaties

Beschikbaarheidsvergoeding ov Q1 t/m Q3

Dit betreft een overboeking van de aanvullende post voor verlenging van de coronamaatregel Beschikbaarheidsvergoeding openbaar vervoer (ov) tot en met het derde kwartaal van 2021. De vergoeding is bestemd voor al het openbaar vervoer onder een concessie in Nederland. Deze verlenging is verwerkt in de tweede incidentele suppletoire begroting voor de IenW begroting.

Beschikbaarheidsvergoeding ov Q4

Dit betreft de middelen die beschikbaar worden gesteld voor het ongewijzigd doortrekken van de coronamaatregel Beschikbaarheidsvergoeding openbaar vervoer (ov) naar het vierde kwartaal van 2021. Deze verlenging is verwerkt in de vierde incidentele suppletoire begroting voor de IenW begroting.

Beschikbaarheidsvergoeding ov 2020

Bij Najaarsnota is de Kamer geïnformeerd dat circa 500 miljoen euro van de beschikbaarheidsvergoeding Openbaar Vervoer niet in 2020 maar in 2021 tot betaling zou komen omdat een deel van de vergoeding achteraf wordt uitgekeerd. In 2020 is het uitgavenplafond voor dat bedrag verlaagd. Bij Voorjaarsnota is het uitgavenplafond met hetzelfde bedrag verhoogd.

Beschikbaarheidsvergoeding ov 2022

Dit betreft de verwerking van het Kabinetsbesluit tot het ongewijzigd doortrekken van de coronamaatregel beschikbaarheidsvergoeding OV naar 2022 in de Ontwerpbegroting van IenW. Op basis van de ramingen van passagiersaantallen en 20% nacalculatie is 112 miljoen euro in 2022 en 28 miljoen euro in 2023 gereserveerd.

Compensatiepakket Zeeland - Aanvullende Post

Op 26 juni 2020 is het Bestuursakkoord Compensatiepakket Marinierskazerne afgesloten tussen de Staat der Nederlanden, de provincie Zeeland, gemeente Vlissingen en het waterschap Scheldestromen. Op de Aanvullende Post is hiervoor in het kader van het pakket Wind in de Zeilen in totaal 50 miljoen euro geraamd . Hiervan was al 5 miljoen euro overgeboekt naar de begroting van IenW voor de ontwikkeling van de stationsomgeving Vlissingen. Nu word het resterende bedrag overgeboekt voor infrastructurele maatregelen die noodzakelijk zijn voor het rijden van de intercityverbinding Vlissingen-Rotterdam.

Covid-gerelateerde meerkosten CBR en RWS

Rijkswaterstaat (RWS) en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) hebben in 2020 en 2021 corona-gerelateerde tegenvallers voor onder meer preventieve maatregelen bij uitvoering van projecten en gemiste inkomsten uit examens. Hiervoor is bij Voorjaarsnota 22,5 miljoen euro voor RWS en 28,5 miljoen euro voor het CBR beschikbaar gesteld.

Covid-19 testen reizigers

Dit betreft de verwerking van het door het Kabinet beschikbaar gestelde bedrag voor de regeling voor het aanbieden van gratis coronatesten via de reisbranche en OpenHouse voor de periode 1 juli tot en met 31 augustus 2021. Van de 249 miljoen euro is 2,5 miljoen euro gereserveerd voor uitvoeringskosten.

Loon- en prijsbijstelling 2021

De tranche 2021 van de loon- en prijsbijstelling is bij Voorjaarsnota overgemaakt naar de begroting van IenW

Overheveling aanvullende post

Bij Voorjaarsnota zijn reserveringen op de aanvullende post voor onder andere de Wet Open Overheid en informatiehuishouding (in totaal ruim 37 miljoen euro), compensatie van de vuurwerkbranche (27,5 miljoen euro), de stikstof-maatregel walstroom zeevaart (in totaal 12 miljoen euro) en compensatie Zeeland (5 miljoen euro) overgeheveld naar de IenW begroting.

Structurele aanpak stikstof

Een deel van de middelen voor het treffen van maatregelen in de bouwsector binnen de structurele aanpak stikstof is overgeboekt naar de begroting van IenW. Het betreft 270 miljoen euro voor een nieuw subsidieplatform voor lage en emissieloze mobiele werktuigen en bouw logistieke voertuigen. Daarnaast is 135 miljoen euro overgemaakt voor het emissiearm aanbesteden van rijksdiensten en 20 miljoen euro voor het ondersteunen van innovatie.

Vrijval buget srv

De subsidieregeling sanering varkenshouderijen (srv) van het ministerie van LNV levert niet de verwachte stikstofruimte op omdat minder varkenshouderijen deelnemen aan de regeling. Het resterende budget van de srv valt vrij. Hiervan wordt 19 miljoen euro overgemaakt naar IenW voor het ophogen van de bronmaatregel walstroom Zeevaart. Daarnaast wordt om de woningbouw doelen te halen 15 miljoen euro naar IenW overgemaakt voor projectspecifieke mitigatie in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT).

Diversen

Dit betreft het saldo van diverse overboekingen en technische mutaties. De omvangrijkste mutaties zijn de omvorming van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) naar een dienstonderdeel op artikel 24 Handhaving en Toezicht (structureel 24,7 miljoen euro), een overboeking naar de begroting van Defensie voor de Kustwacht in het kader van Search en Rescue (-6 miljoen euro in 2022, ‒ 12 miljoen euro in 2023-2025), en overboekingen met het Provinciefonds (22,8 miljoen euro in 2022-2025) en BZK voor basisdienstverlening Haagse panden (-10,7 miljoen euro in 2021-2026).

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Omvorming ProRail naar ZBO

In 2020 is het wetsvoorstel dat ProRail omvormt tot een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) aangeboden aan de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtredingsdatum was 1 juli 2021. Omdat de omvorming tot controversieel onderwerp is verklaard, was deze streefdatum niet langer haalbaar. Vooralsnog wordt nu uitgegaan van een inwerkingtreding per 1 januari 2022. De begroting 2022 is hierop aangepast, maar de daadwerkelijke inwerkingtredingsdatum is afhankelijk van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Diversen

De niet-belastingontvangsten hangen vrijwel geheel samen met de omvorming van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT wordt per 1 januari 2022 omgevormd van agentschap met batenlastenstelsel naar regulier dienstonderdeel met een geïntegreerde verplichtingen-kasadministratie. De ontvangsten uit de agentschapsparagraaf (24,7 miljoen euro structureel) worden verwerkt op artikel 24 Handhaving en Toezicht.

Economische Zaken en Klimaat

XIII ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

7.809,50

5.956,70

6.420,60

6.337,40

6.117,90

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Herijking nucleair historisch afval

24,7

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 0,1

0

0

0

0

 
 

24,6

0

0

0

0

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Actualisatie schaderamingen uitgaven

1.292,00

704

635

377

94

 

Actualisatie van de raming immaterieel als gevolg van begroting img

‒ 65

25

0

0

0

 

Actualisatie van de raming schade herstel

44

77,6

‒ 258

‒ 133,3

‒ 25,2

 

Actualisatie van de raming waardedaling als gevolg van begroting img

‒ 100

100

0

0

0

 

Afboeken middelen stuwmeerregeling

‒ 15,2

0

0

0

0

 

Afboeking huidige reeks - aanpassing raming uitgaven immateriële schad

‒ 100

0

0

0

0

 

Afboeking huidige reeks - aanpassing raming vergoeding waardedaling

‒ 245

0

0

0

0

 

Afboeking huidige reeks - bijstelling raming schadevergoedingen

‒ 200

0

0

0

0

 

Afboeking huidige reeks - bijstelling raming uitvoeringskosten schade

‒ 150

0

0

0

0

 

Augustusbesluitvorming - aanvullende middelen woz

0

150

0

0

0

 

Btw-component uitvoeringskosten

27

26

24

13

3

 

Dekking pidi

‒ 12,5

‒ 15,5

‒ 22

‒ 11

‒ 4

 

Doorschuiven budget urgendaprojecten 2020

17

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge toekomstfonds

97

0

0

0

0

 

Inleveren dei+-middelen t.b.v. opschalingsinstrument

‒ 21,7

‒ 33,4

‒ 33,4

‒ 33,4

‒ 33,4

 

Interne problematiek

32,8

15,5

14

14,8

12,7

 

Invullen negatieve ejm

525,5

0

0

0

0

 

Inzet eindejaarsmarge

‒ 56,4

0

0

0

0

 

Kapitaalstorting ebn

0

0

397,3

387,9

317,9

 

Kasschuif actieplan energiebesparing urgenda

‒ 41

19

10

6

6

 

Kasschuif seed

‒ 40

4

4

8

12

 

Kasschuif urgendamaatregelen industrie

‒ 49,5

0

24,8

24,8

0

 

Kas/verplichtingschuif start ups / mkb

‒ 15,3

11,2

4,1

0

0

 

Negatieve ejm schadebetalingen

‒ 426,3

0

0

0

0

 

Negatieve ejm uitvoeringskosten schadebetalingen

‒ 99,2

0

0

0

0

 

Opboeken budget opschalingsinstrument waterstof

0

4

18,2

15,1

9,1

 

Opvragen reguliere eindejaarsmarge

56,4

0

0

0

0

 

Uitvoeringskosten bik

17,1

29,3

8,9

5

0

 

Uitvoeringskosten bik (afboeking t.b.v.amendement nijboer)

‒ 16,8

‒ 29,3

‒ 8,9

‒ 5

0

 

Warmtelinq

0

10

37,5

0

0

 

2021-aw2 | onderuitputting cova

‒ 15,4

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 41,3

‒ 10,2

19,2

7,3

‒ 6

 
 

398,2

1.087,20

874,7

676,2

386,1

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Aanpassing kasdekking groeifaciliteit

50

0

0

0

0

 

Actualisatie budget tvl

‒ 1.250,00

600

0

0

0

 

Actualisatie kasbuffers go-c

‒ 25

‒ 100

‒ 100

‒ 50

‒ 50

 

Ap klimaatakkoord - bovenregionale warmtenetten

35

40

0

0

0

 

Coronaoverbruggingslening (col)

33,3

0

0

0

0

 

Deep tech fonds

175

0

0

0

0

 

Fonds alternatieve financiering

50

0

0

0

0

 

Fondsversterking rom's

75

0

0

0

0

 

Kasschuif start- en scale-ups

‒ 226

41

42

41

37

 

Noodfonds bedrijven

0

81,6

0

0

0

 

Omscholing naar krapteberoepen

0

40

0

0

0

 

Onttrekking aan reserve duurzame energie

447,9

0

0

0

0

 

Overboeking budget startersregeling naar tvl

‒ 90

0

0

0

0

 

Overboeking middelen actieplan energiebesparing

50

0

0

0

0

 

Startersregeling via qredits

70

0

0

0

0

 

Steunmaatregel mobiliteitscluster

30

40

40

30

10

 

Toa krediet

20

80

100

0

0

 

Trsec

325

0

0

0

0

 

Trsec (aanvulling)

55

0

0

0

0

 

Tvl aanvulling

3.790,00

0

0

0

0

 

Tvl startersregeling

120

0

0

0

0

 

Tvl startersregeling motie

60

0

0

0

0

 

Verhoging budget tegemoetkoming vaste lasten

2.015,00

0

0

0

0

 

Verhoging subsidieplafond tegemoetkoming vaste lasten

70

0

0

0

0

 

Verhoging tvl q2

451,5

0

0

0

0

 

Verhoging uitvoeringsbudget tvl

30

0

0

0

0

 

Verlenging tvl

385

0

0

0

0

 

Verruiming tvl

560

0

0

0

0

 

Diversen

292,9

151,4

93,2

102,9

89,9

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Ngf - project quantumdeltanl

8,8

33,1

3,1

3,6

0

 

Toekenning ngf project groenvermogen van de nl economie

0,8

21,5

33,3

10,6

6,7

 

Voucherkredietfaciliteit reissector

400

0

0

0

0

 

Diversen

6,3

12,3

19,8

19,8

6,6

 
 

8.015,50

1.040,90

231,4

157,9

100,2

 

Extrapolatie

3.531,10

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

8.438,50

2.128,10

1.106,00

834

486,3

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

16.248,00

8.084,80

7.526,70

7.171,40

6.604,30

6.467,00

Totaal Internationale samenwerking

31,6

29,6

29,1

27,2

27,2

27,2

Stand Miljoenennota 2022

16.279,60

8.114,40

7.555,80

7.198,70

6.631,50

6.494,20

XIII ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

4.816,00

3.556,90

4.178,90

4.331,20

4.417,00

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Actualisatie raming immateriële schade

100

50

10

5

3

 

Actualisatie raming uitgaven schadevergoeding img

425

423

423

253

66

 

Actualisatie raming uitvoeringskosten schade

252

215

202

119

25

 

Actualisatie raming waardedaling groningen

515

16

0

0

0

 

Afboeking huidige raming - aanpassing raming ontvangsten schadeverg.

‒ 200

0

0

0

0

 

Afboeking huidige raming - aanpassing raming ontvangsten voor immateri

‒ 100

0

0

0

0

 

Afboeking huidige raming - bijstelling raming ontvangsten waardedaling

‒ 245

0

0

0

0

 

Afboeking huidige raming - bijstelling raming uitvoeringskosten

‒ 150

0

0

0

0

 

Bijstelling schaderaming ontvangsten nam

‒ 121

202,6

‒ 258

‒ 133,3

‒ 25,2

 

Btw-compensatie restant 2020

‒ 20

0

0

0

0

 

Kasschuif ontvangsten immateriële schade

‒ 25

12,5

10

1,3

0,5

 

Kasschuif ontvangsten schadevergoeding img

‒ 106,3

0,5

0

42,5

46,8

 

Kasschuif ontvangsten uitvoeringskosten schadevergoedingen

‒ 63

9,3

3,3

20,8

23,5

 

Kasschuif ontvangsten waardedaling

‒ 128,8

124,8

4

0

0

 

Kasschuif raming ontvangsten nam

30,2

‒ 80,9

115,2

‒ 31,2

‒ 27

 

Overlopende ontvangsten nam

246,8

0

0

0

0

 

Overlopende ontvangsten nam - uitvoeringskosten schade

99,2

0

0

0

0

 

Overlopende ontvangsten nam - ontvangsten 2020 nam voor waardedaling

179,5

0

0

0

0

 

Stuwmeerregeling

‒ 15,2

0

0

0

0

 

Diversen

11,6

7,1

6,8

6,3

6,4

 
 

685

979,9

516,3

283,4

119

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Actualisatie tvl

375

60

0

0

0

 

Onttrekking aan reserve duurzame energie

447,9

0

0

0

0

 

Onttrekking reserve klein krediet corona

100

0

0

0

0

 

Diversen

61,3

17,6

16,6

15,2

13,7

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Bijstelling ets-raming

530

490

410

390

330

 

Voucherkredietfaciliteit reissector

0

50

66,7

66,7

66,7

 

Diversen

‒ 25,4

0

0

0

0

 
 

1.488,80

617,6

493,3

471,9

410,4

 

Extrapolatie

1.997,50

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

2.174,00

1.597,40

1.009,50

755,2

529,4

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

6.990,00

5.154,20

5.188,40

5.086,40

4.946,40

4.339,50

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

6.990,00

5.154,20

5.188,40

5.086,40

4.946,40

4.339,50

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Herijking nucleair historisch afval

De kosten voor het opruimen van historisch nucleair afval en ontmanteling van gebouwen zijn herijkt en vallen 24,7 miljoen euro hoger uit dan eerder geraamd. Dekking is gevonden binnen de reguliere eindejaarsmarge van EZK.

Diversen

Deze post bestaat uit mutaties die onder de ondergrens van het toe te lichten bedrag vallen.

Beleidsmatige mutaties

Actualisatie schaderamingen uitgaven

De meerjarige uitgavenraming voor schadevergoedingen in Groningen als gevolg van de aardbevingsproblematiek is geactualiseerd. Deze raming is op de EZK-begroting opgenomen. De raming bestaat uit immateriële schades (100 miljoen euro in 2021), schadevergoedingen Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) (425 miljoen euro in 2021), uitvoeringskosten (252 miljoen euro in 2021) en de waardedaling (515 miljoen euro in 2021).

Actualisatie van de raming door aangepasta werkwijze IMG

In de Voorjaarsnota 2021 is een update van de kostenraming voor de schade-afhandeling en de versterkingsoperatie in Groningen verwerkt. Nadat de Voorjaarsnota was opgesteld, heeft het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) een nieuwe werkwijze voor de afhandeling van fysieke schade aangekondigd. De mutaties als gevolg van de aangepaste werkwijze zijn technisch verwerkt.

Stuwmeerregeling

De Staat heeft een betalingsovereenkomst voor de stuwmeerregeling gesloten met de NAM. De NAM betaalt 40,4 miljoen euro van de in totaal 55,6 miljoen euro aan gemaakte kosten. De 15,2 miljoen euro die de Staat bijdraagt wordt gedekt vanuit de middelen op de Aanvullende Post.

Afboeking huidige reeks schaderamingen

Met de actualisatie van de meerjarige raming voor schadevergoedingen in Groningen als gevolg van de aardbevingsproblematiek, komt de oude raming van in totaal 695 miljoen euro te vervallen. Deze is daarom afgeboekt. Dit geldt voor de ramingen immateriële schades (100 miljoen euro), vergoeding waardedaling (245 miljoen euro), schadevergoedingen (200 miljoen euro) en uitvoeringskosten schade (150 miljoen euro).

Augustusbesluitvorming - aanvullende middelen WOZ

In 2022 is binnen het SDE+-budget 150 miljoen euro gereserveerd voor de realisatie van 21GW windenergie op zee tot en met 2030. Met deze middelen wordt de voorbereiding, inpassing en uitvoering door het Rijk van de uitrol van wind op zee mogelijk gemaakt. Met de middelen in 2022 worden met name (locatie)onderzoeken gefinancierd: geotechnisch onderzoek naar de bodemcondities en onderzoek naar windsnelheden, morfologie, archeologie en ecologie.

Btw-component uitvoeringskosten

In het Akkoord op Hoofdlijnen is afgesproken dat het totaalbedrag van btw zal worden verrekend met de NAM. Dit betreft de compensatie van het btw-deel van de uitvoeringskosten van de schadeafhandeling. Dit staat sinds de voorjaarsnota op de EZK-begroting.

Dekking PIDI

In 2021 wordt het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) opgericht, zoals reeds aangekondigd in de kabinetsreactie Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie van 16 oktober 2020. De dekking voor PIDI voor de periode 2021-2025 (65 miljoen euro) is op de EZK-begroting gevonden, binnen het instrumentarium dat reeds bestemd is voor verduurzaming van de industrie.

Doorschuiven budget Urgendaprojecten 2020

Mede als gevolg van de coronacrisis zijn niet alle beschikbare middelen voor Urgendadoelen tot besteding gekomen in 2020. Omdat met deze middelen, middels dezelfde regeling als waar het budget voor was bedoeld in 2020, de beoogde CO2-reductie kan worden bewerkstelligd in 2021, zijn zij in 2021 toegevoegd aan de EZK-begroting. Het gaat in totaal om 17 miljoen euro.

Eindejaarsmarge toekomstfonds

Voor het Toekomstfonds geldt een 100% eindejaarsmarge. Conform de begrotingsregels is de eindejaarsmarge van 97 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van EZK.

Inleveren DEI+-middelen t.b.v. opschalingsinstrument

Ten behoeve van het opschalen van de Nederlandse elektrolyse capaciteit tot GW schaal in 2030 is een subsidieregeling uitgewerkt. De 252,1 miljoen euro die hiervoor beschikbaar is gesteld tot en met 2027 wordt generaal ingeleverd en vervolgens in het juiste kasritme generaal toegevoegd aan de EZK-begroting voor de jaren tot en met 2041. Deze mutatie betreft het inleveren van de middelen die binnen de DEI+ voor dit instrument beschikbaar waren gesteld.

Interne problematiek

De interne problematiek bestaat onder andere uit middelen voor de nieuwe deelneming Bonaire Brandstof Terminals om de leveringszekerheid van energie op Bonaire te borgen. Daarnaast bestaat de interne problematiek uit knelpunten in de bedrijfsvoering en diverse knelpunten bij de uitvoerende diensten.

Invulling negatieve EJM

EZK stuurt voor de schadeafhandeling elk kwartaal facturen naar de NAM. Door vertraagde betaling door de NAM is in 2020 een tekort van 525,5 miljoen euro ontstaan op de ontvangsten van de Groningenmiddelen op de EZK-begroting. Dit tekort loopt binnen de uitgaven als negatieve eindejaarsmarge door in 2021 en bestaat uit een deel schadebetalingen (426,3 miljoen euro) en uitvoeringkosten schadebetalingen (99,2 miljoen euro). Doordat de NAM-ontvangsten over het derde en vierde kwartaal van 2020 alsnog in 2021 binnenkomen, is de negatieve eindejaarsmarge in 2021 ingevuld.

Inzet eindejaarsmarge

EZK heeft 2020 afgesloten met onderuitputting op het specifieke deel van de begroting (exclusief de middelen van artikel 5, Groningen). Hieruit krijgt EZK in 2021 de reguliere eindejaarsmarge van 56,4 miljoen euro, die is ingezet voor dekking van interne problematiek.

Kapitaalstorting EBN

EBN draagt conform het gasgebouw verantwoordelijkheid voor 40% van de aardbevingskosten (schade en versterken). Met het bekend worden van de ramingen voor schade en versterken, dient EBN een afdoende voorziening voor deze kosten te treffen. Deze reeks ziet toe op de verwachte kapitalisatie van EBN om de aardbevingskosten de komende jaren te kunnen dragen.

Kasschuif actieplan energiebesparing Urgenda

De middelen op de AP voor het actieplan energiebesparing Urgenda (50 miljoen euro in 2021) zijn overgeboekt naar de begroting van EZK en worden grotendeels ingezet via de VEKI-regeling. Om deze middelen in het gewenste ritme te brengen is een kasschuif doorgevoerd.

Kasschuif SEED

Dit betreft een kasschuif voor de SEED-regeling om het kasbudget in het juiste kasritme te zetten op basis van de te verwachten liquiditeitsbehoefte van de SEED-fondsen.

Kasschuif Urgendamaatregelen industrie

Dit betreft een kasschuif op de Urgenda 2.0 middelen voor «specifieke maatregelen industrie» ten behoeve van realisatie van het project lachgasreductie op Chemelot.

Kas- en verplichtingenschuif startups / MKB

Dit betreft een kasschuif in het kader van het mkb-actieplan ten behoeve van de uitvoering van de regeling mkb-idee en digitalisering mkb.

Negatieve EJM

EZK stuurt voor de schadeafhandeling elk kwartaal facturen naar de NAM. Door vertraagde betaling door de NAM is in 2020 een tekort van 525,5 miljoen euro ontstaan op de ontvangsten van de Groningenmiddelen op de EZK-begroting. Dit tekort loopt binnen de uitgaven als negatieve eindejaarsmarge door in 2021.

Opboeken budget opschalingsinstrument waterstof

Ten behoeve van het opschalen van de Nederlandse elektrolyse capaciteit tot GW schaal in 2030 is een subsidieregeling uitgewerkt. De 252,1 miljoen euro die hiervoor beschikbaar is gesteld tot en met 2027 wordt generaal ingeleverd en vervolgens in het juiste kasritme generaal toegevoegd aan de EZK-begroting voor de jaren tot en met 2041.

Opvragen reguliere eindejaarsmarge

EZK heeft 2020 afgesloten met onderuitputting op het specifieke deel van de begroting (exclusief de middelen van artikel 5, Groningen). Conform de begrotingsregels wordt de eindejaarsmarge van 56,4 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van EZK.

Uitvoeringskosten BIK

Het voornemen bestond de uitvoering van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) te beleggen bij RVO. De uitvoeringskosten waren geraamd op 60,3 miljoen euro voor de periode 2021-2024, waarvan de meeste kosten gemaakt worden in de uitvoeringsjaren 2021 en 2022. In de 1e suppletoire begroting 2021 zijn deze kosten aan de EZK-begroting toegevoegd. Het kabinet heeft na publicatie van de 1e suppletoire begroting besloten de ontwikkeling van de BIK stop te zetten. Ter uitvoering van het aangenomen amendement Nijboer (35 850 VIII nr. 7) wordt het niet bestede deel van de uitvoeringskosten in mindering gebracht op de EZK-begroting en toegevoegd aan de begroting van OCW.

WarmteLinQ

Ten behoeve van de investering in het warmtetransportnetwerk tussen Rotterdam en Den Haag (WarmteLinQ) wordt 10 miljoen euro vrijgemaakt. Dit is in aanvulling op de 75 miljoen euro die is opgevraagd vanaf de aanvullende post. Daarnaast wordt een lening van 37,5 miljoen euro afgegeven voor de aftakking naar de regio Leiden (WarmteLinQ+).

Onderuitputting COVA

Het budget voor de COVA wordt verlaagd, omdat de prognose van de uitgaven lager uitvalt dan eerder geraamd. Deze meevaller is bij interne herschikking ingezet om de knelpunten binnen de EZK begroting op te lossen.

Diversen

Deze post bestaat uit mutaties die onder de ondergrens van het toe te lichten bedrag vallen.

Technische mutaties

Aanpassing kasdekking Groeifaciliteit

In de Kamerbrief van 28 augustus 2020 (Kamerstuk 35420, nr. 105) heeft het kabinet 300 miljoen euro gereserveerd ten behoeve van het herkapitalisatiefondsinitatief van VNO-NCW. Hiervan is 50 miljoen euro ter beschikking gesteld voor de kasbuffer voor de Groeifaciliteit. Dit is in het kader van het initiatief van de banken voor het oprichten van een Dutch Post-Covid Growth Fund, om de financiële balans van ondernemingen te versterken.

Actualisatie budget TVL

Op basis van het huidige en verwachte beroep op de TVL is het TVL-budget in 2021 en 2022 geactualiseerd. In 2022 betreft dit de vaststellingen van de openstellingen in 2021.

Actualisatie kasbuffers GO-c

Zoals aan de Tweede Kamer gemeld, worden in het voorjaar de begrotingsreserves van de corona-gerelateerde garantieregelingen herijkt. Aan de hand van de actuele inzichten in de kasbuffer in relatie tot de geraamde benutting, wordt een deel meerjarig bijgesteld.

AP klimaatakkoord - bovenregionale warmtenetten

Voor warmtenetten is geld beschikbaar op de Aanvullende Post. EZK heeft in totaal 75 miljoen euro opgevraagd voor de stimulering van het warmtetransportnetwerk van Rotterdam naar Den Haag, genaamd WarmteLinQ.

Coronaoverbruggingslening (COL)

In 2020 is 33,3 miljoen euro op de Coronaoverbruggingslening niet tot besteding gekomen. Omdat deze middelen alsnog in 2021 nodig zijn, zijn deze middelen weer toegevoegd aan de EZK-begroting voor verstrekking van COL-leningen door de ROM’s.

Deep Tech Fonds (DTF)

De bijdrage van 175 miljoen euro aan het DTF betreft de EZK bijdrage aan het nieuw op te richten co-investeringsfonds DTF. Dit fonds is gericht op de financiering van kapitaalintensieve deeptech start- en scale-ups die bijdragen aan het lange termijn verdienvermogen van Nederland. Uitgangspunt van het fonds is om onder marktconforme condities (het betrekken van een private co-financier is een vereiste) over een investeringsperiode van maximaal vijf jaar 12 tot 15 investeringen te doen in deeptech bedrijven.

Fonds Alternatieve Financiering (AltFin)

De bijdrage van 50 miljoen euro aan het Fonds Alternatieve Financiering wordt ingezet voor het verbreden van het financieringslandschap voor het MKB. De totale omvang van het fonds is voorzien op 200 miljoen euro.

Fondsversterking ROM’s

EZK heeft in 2020 75 miljoen euro ontvangen voor de fondsversterking van de ROM’s. Het was in 2020 niet mogelijk al concrete stortingen te doen, omdat de regio de benodigde cofinanciering moest organiseren. Daarom zijn de middelen doorgeschoven naar 2021 om alsnog tot de fondsversterking over te gaan. Over de fondsversterking worden met de regionale partners afspraken gemaakt.

Kasschuif start- en scale-ups

Voor start- en scale-ups heeft het kabinet 250 miljoen euro beschikbaar gesteld voor 2021. Op basis van de actuele inzichten over het gebruik van de fondsen (Dutch Future Fund, Deep Tech Fund en Alt FIN) worden de middelen in het juiste kasritme geplaatst.

Noodfonds bedrijven

In het Klimaatakkoord zijn onder de noemer ‘Noodfonds bedrijven’ middelen gereserveerd voor (de monitoring van) werkgelegenheidsverlies. Deze middelen zijn opgevraagd ten behoeve van de voortzetting van de regeling Indirecte Kostencompensatie ETS met 1 jaar. Het benodigde budget voor compensatie van bedrijven in 2022 (over in 2021 gemaakte kosten) bedraagt 81,6 miljoen euro.

Omscholing naar krapteberoepen

Voor de subsidieregeling Omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek is in de Kamerbrief van eind augustus 2021 bovenop het huidige budget in 2021 van 37,5 miljoen euro een bedrag van 40 miljoen euro in 2022 (incl. uitvoeringskosten) beschikbaar gesteld. Met dit bedrag kunnen nog eens 10.000 mensen structureel worden omgeschoold naar een kansrijk beroep.

Onttrekking aan reserve duurzame energie

Ten behoeve van de financiering van afgegeven SDE(+)-beschikkingen en het flankerend beleid wordt 447,9 miljoen euro onttrokken aan de begrotingsreserve duurzame energie. De onttrekking wordt toegevoegd aan het reeds beschikbare kasbudget van de SDE(+). Een onttrekking aan een begrotingsreserve is altijd aan zowel de ontvangsten- als uitgavenkant zichtbaaOvebroeking

Overboeking budget startersregeling naar TVL

Begin 2021 is 180 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een specifieke regeling voor starters. Vanaf het tweede kwartaal van 2021 is de TVL zodanig aangepast dat de betreffende starters hiervan gebruik kunnen maken. Het resterende budget van 90 miljoen euro voor de specifieke startersregeling is daarom toegevoegd aan het budget van de TVL.

Overboeking middelen actieplan energiebesparing

In het kader van Urgenda 2.0 zijn middelen toegekend voor het ‘actieplan energiebesparing industrie’ met als doel het versnellen van energiebesparing door het voorfinancieren van investeringen. EZK heeft de beschikbare 50 miljoen euro opgevraagd en overgeboekt gekregen vanuit de Aanvullende Post.

Startersregeling via Qredits

Het budget voor de overbruggingskredieten voor bestaande ondernemers in getroffen sectoren is met 30 miljoen euro opgehoogd. Mede naar aanleiding van de motie Dijkhoff c.s. van 9 december jl. wordt na goedkeuring door de Europese Commissie 40 miljoen euro beschikbaar gesteld om corona overbruggingskredieten aan bedrijven te verstrekken, die gestart zijn in Q1 en Q2 2020, met coulante voorwaarden.

Steunmaatregel mobiliteitscluster

Om de teruggang in R&D-investeringen binnen het mobiliteitscluster door omzetderving als gevolg van de coronacrisis te mitigeren, is een subsidieregeling aangekondigd voor bedrijven in de automotive, luchtvaart en maritieme sectoren. De subsidie is bedoeld voor R&D-projecten die op korte termijn kunnen starten en een looptijd hebben van maximaal 4 jaar. Het budget voor de regeling is vastgesteld op 150 miljoen euro.

TOA krediet

Het time-out-arrangement (TOA) ondersteunt ondernemers bij het afwenden van een faillissement. Voor 2021 is 200 miljoen euro gereserveerd op de aanvullende post voor het TOA-krediet. Deze zijn middels een kasschuif in het juiste ritme gezet en overgeheveld naar de EZK-begroting.

TRSEC

Wanneer evenementen vanwege de epidemiologische situatie worden verboden, kunnen organisatoren een vergoeding voor de gemaakte kosten ontvangen. Hiervoor is de tijdelijke regeling subsidie evenementen COVID-19 (TRSEC) vormgegeven. Het plafond van de te verlenen subsidie en leningen bedraagt 385 miljoen euro. Dit bedrag is als verplichtingenbudget opgenomen. Het kasbudget van 325 miljoen euro is de raming van het uit te betalen bedrag.

TRSEC (aanvulling)

Organisatoren van evenementen die door het abrupte kabinetsbesluit op 9 juli jl. de komende periode niet door kunnen gaan, hebben veelal kosten gemaakt in de voorbereiding van het evenement. In verband hiermee is de garantieregeling voor evenementen ('Tijdelijke regeling subsidie evenementen COVID-19') op diverse punten tijdelijk uitgebreid. In verband met deze uitbreiding wordt de kostenraming van de regeling verhoogd van 325 miljoen euro naar 380 miljoen euro.

TVL aanvulling

Het budget van de TVL is met in totaal 3,79 miljard euro verhoogd. Deze verhoging houdt verband met diverse verruimingen die zijn opgenomen in de 3de incidentele suppletoire begroting van EZK.

TVL startersregeling (incl. motie)

Voor starters is een specifieke regeling ontwikkeld binnen de TVL. De regeling gold in eerste instantie voor ondernemers die gestart waren tussen 1 januari 2020 en 30 juni 2020 en is naar aanleiding van de motie Aartsen c.s. verbreed naar ondernemers gestart tussen 30 september 2019 en 30 juni 2020. In totaal is hiervoor 180 miljoen euro beschikbaar gesteld, zoals opgenomen in de derde Incidentele Suppletoire Begroting van EZK.

Verhoging budget Tegemoetkoming Vaste Lasten

Ten behoeve van de verlenging van de TVL naar het derde kwartaal van 2021 is 1,75 miljard euro toegevaagd aan het budget. Daarnaast is 265 miljoen euro toegevoegd aan de TVL voor de referentiesystematiek, waarvan 90 miljoen euro wordt gedekt door de overboeking van de resterende middelen op de startersregeling.

Verhoging subsidieplafond Tegemoetkoming Vaste Lasten

Om de TVL meer toegankelijk te maken voor grote bedrijven wordt het maximum subsidiebedrag met 600.000 euro verhoogd naar 1,2 miljoen euro. De verwachte kosten voor het verhogen van de maximum subsidie bedragen 70 miljoen euro.

Verhoging TVL Q2

Het budget van de TVL is in verband met de verhoging van het vergoedingspercentage van de regeling voor het tweede kwartaal van 2021 van 85% naar 100% aangevuld met 450 miljoen euro. De verhoging van het vergoedingspercentage is ook doorgevoerd in Caribisch Nederland, waarvoor 1,5 miljoen euro beschikbaar is gesteld.

Verhoging uitvoeringsbudget TVL

De uitvoeringskosten RVO van de TVL wordt verhoogd met 30 miljoen euro. Dit betreffen aanvullende uitvoeringskosten voor het eerste en tweede kwartaal van 2021, en de uitvoeringskosten voor de verlenging van de TVL naar het derde kwartaal van 2021.

Verlenging TVL

Ten behoeve van de verhoging van het maximale subsidiebedrag en het verlagen van het minimale bedrag aan vaste lasten, is het budget van de TVL verhoogd met 385 miljoen euro.

Verruiming TVL

Ten behoeve van de verhoging van de omzetdervingspercentage en de verbreding van de omzetdervingsdrempel in Q1 van 2021 is 560 miljoen euro toegevoegd aan het budget van de TVL.

Diversen

Deze post bestaat uit mutaties die onder de ondergrens van het toe te lichten bedrag vallen.

Niet relevant voor het uitgavenplafond

NGF - project QuantumDeltaNL

Het project QuantumDeltaNL richt zich op het versterken van Nederlands quantum-ecosysteem, door te investeren in (1) quantumcomputing, (2) quantumnetwerken en (3) quantumsensing. Voor de uitvoering QuantumDeltaNL is 54 miljoen toegekend vanuit het Nationaal Groeifonds (NGF).

Toekenning NGF project groenvermogen van de NL economie

Aan het project Groenvermogen van de Nederlandse economie is € 73 mln toegekend. Het doel van het voorstel is om toepassingen van groene waterstof versneld mogelijk te maken door innovatie en kostenreductie.

Voucherkredietfaciliteit reissector

Het kabinet stelt een faciliteit van maximaal 400 miljoen euro aan het garantiefonds SGR beschikbaar voor de verstrekking van liquiditeitsleningen (voucherkredieten) aan reisorganisaties, die tijdelijk onvoldoende middelen hebben om vouchers terug te betalen aan consumenten.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse mutaties die onder de ondergrens vallen.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Actualisatie schaderamingen ontvangsten

De meerjarige uitgavenraming voor schadevergoedingen in Groningen als gevolg van de aardbevingsproblematiek is geactualiseerd. Deze raming is nu op de EZK-begroting opgenomen. De raming bestaat uit immateriële schades (100 miljoen euro), schadevergoedingen IMG (425 miljoen euro), uitvoeringskosten (252 miljoen euro) en de waardedaling (515 miljoen euro).

Afboeking huidige raming

Met de actualisatie van de meerjarige raming voor schadevergoedingen in Groningen als gevolg van de aardbevingsproblematiek, komt de oude ontvangstenraming van in totaal 695 miljoen euro te vervallen. Deze is daarom afgeboekt. Dit geldt voor de ontvangstenramingen immateriële schades (100 miljoen euro), vergoeding waardedaling (245 miljoen euro), schadevergoedingen (200 miljoen euro) en uitvoeringskosten schade (150 miljoen euro).

Bijstelling raming ontvangsten NAM

In de Voorjaarsnota 2021 is een update van de kostenraming voor de schade-afhandeling en de versterkingsoperatie in Groningen verwerkt. Nadat de Voorjaarsnota was opgesteld, heeft het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) een nieuwe werkwijze voor de afhandeling van fysieke schade aangekondigd. De mutaties als gevolg van de aangepaste werkwijze zijn technisch verwerkt.

Btw-compensatie restant 2020

In het Akkoord op Hoofdlijnen is afgesproken dat het totaalbedrag van btw zal worden verrekend met de NAM. Dit betreft de compensatie van het btw-deel van de uitvoeringskosten van de schadeafhandeling. Als onderdeel van de geactualiseerde schaderamingen, zijn de benodigde btw-reeksen bij VJN toegevoegd aan de EZK-begroting. De eerder geraamde ontvangsten van 20 miljoen euro zijn afgeboekt.

Kasschuif ontvangsten

De ontvangsten vanuit de NAM voor de schadebetalingen lopen in de regel achter op de uitgaven. Middels een kasschuif zijn de ontvangsten in een kasritme gezet dat beter aansluit bij de praktijk.

Kasschuif raming ontvangsten NAM

In de Voorjaarsnota 2021 is een update van de kostenraming voor de schade-afhandeling en de versterkingsoperatie in Groningen verwerkt. Nadat de Voorjaarsnota was opgesteld, heeft het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) een nieuwe werkwijze voor de afhandeling van fysieke schade aangekondigd. De mutaties als gevolg van de aangepaste werkwijze zijn technisch verwerkt.

Overlopende ontvangsten NAM

Door vertraging in de ontvangsten van NAM voor de schadeafhandeling, is in 2020 een tekort ontstaan op de Groningenmiddelen op de EZK-begroting. Doordat de NAM-ontvangsten over het derde en vierde kwartaal van 2020 alsnog in 2021 binnenkomen, wordt de negatieve eindejaarsmarge in 2021 die het gevolg is van het tekort op de ontvangsten voor Groningen ultimo 2020 ingevuld. De ontvangsten bestaan uit schadevergoedingen (246,8 miljoen euro), uitvoeringskosten (99,2 miljoen euro) en waardedaling (179,5 miljoen euro).

Stuwmeerregeling

De Staat heeft een betalingsovereenkomst voor de stuwmeerregeling gesloten met de NAM. De NAM betaalt 40,4 miljoen euro van de in totaal 55,6 miljoen euro aan gemaakte kosten. De 15,2 miljoen euro die de Staat bijdraagt wordt gedekt vanuit de risicoreservering Groningen op de Aanvullende Post.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse mutaties die onder de ondergrens van het toe te lichten bedrag vallen.

Technische mutaties

Actualisatie TVL

Te veel uitgekeerde TVL zal worden teruggevorderd. Op basis van de meest recente ramingen zijn de verwachte ontvangsten geactualiseerd.

Onttrekking aan reserve duurzame energie

Ten behoeve van de financiering van afgegeven SDE(+)-beschikkingen en het flankerend beleid wordt 447,9 miljoen euro onttrokken aan de begrotingsreserve duurzame energie. De onttrekking wordt toegevoegd aan het reeds beschikbare kasbudget van de SDE(+). Een onttrekking aan een begrotingsreserve is altijd aan zowel de ontvangsten- als uitgavenkant zichtbaar.

Onttrekking reserve Klein Krediet Corona

Zoals aan de Tweede Kamer gemeld, zijn in het voorjaar de begrotingsreserves van de corona-gerelateerde garantieregelingen herijkt. In dat kader is 100 miljoen onttrokken aan de reserve Klein Krediet Corona (KKC), wat vrijvalt ten behoeve van het generale beeld.

Diversen

Deze post bestaat uit mutaties die onder de ondergrens van het toe te lichten bedrag vallen. Zoals het toevoegen van de rente-ontvangsten van de voucherkredietfaciliteit reissector.

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Bijstelling ETS-raming

De gestegen prijs van ETS-rechten leidt tot een aanzienlijke opwaartse bijstelling van de raming. De ETS-prijzen zijn na een aanvankelijke daling tijdens de eerste lockdown van 2020 snel hersteld. Sinds halverwege december zijn de prijzen aanzienlijk gestegen tot een niveau van 50 tot 55 EUR/ton. De prijzen zijn gebaseerd op forward-prijzen.

Voucherkredietfaciliteit reissector

De aflossing op de voucherkredietfaciliteit zal in tranches plaatsvinden in de periode 2022 tot en met 2028. De raming van de ontvangsten is gebaseerd op de huidige inzichten bij een volledige benutting van de faciliteit.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse mutaties die onder de ondergrens van het toe te lichten bedrag vallen. Zoals de aanpassing van de raming ontvangsten Mijnbouwwet.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

XIV LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

2.033,10

1.391,00

1.374,60

1.262,10

1.304,20

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Diversen

‒ 18,7

8,9

‒ 1,2

‒ 1,6

‒ 1,3

 
 

‒ 18,7

8,9

‒ 1,2

‒ 1,6

‒ 1,3

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Eindejaarsmarge 2020

39,1

0

0

0

0

 

Inzet vrije ruimte

‒ 25,6

‒ 11

‒ 9,5

‒ 6,9

‒ 7,4

 

Kasschuif gerichte opkoop (stikstofmiddelen)

‒ 212,9

211,4

0,8

0,6

0,2

 

Kasschuif natuurbank (stikstofmiddelen)

‒ 110,7

10

25

35,7

40

 

Kasschuif nominaal/onvoorzien dekking

‒ 17,3

13,1

8,9

‒ 1,1

‒ 1,5

 

Kasschuif regeling versneld natuurherstel rvo (stikstofmiddelen)

‒ 68,6

22,6

22,6

20,6

2,9

 

Kasschuif subsidiebudget srv (stikstofmiddelen)

57

0

0

0

0

 

Kasschuif subsidieregeling sanering varkenshouderij (stikstofmiddelen)

‒ 100,3

100,3

0

0

0

 

Kasschuif tbv aanpassen kasritme op nominaal/onvoorzien

17,3

‒ 13,1

‒ 8,9

1,1

1,5

 

Kasschuif waterbassins mest (stikstofmiddelen)

‒ 20,1

14,9

3,6

1,6

0

 

Ontvangst middelen gerichte opkoop van artikel 22 (stikstofmiddelen)

0

249,3

0,8

0,6

0,2

 

Overboeking middelen gerichte opkoop naar artikel 21(stikstofmiddelen)

0

‒ 249,3

‒ 0,8

‒ 0,6

‒ 0,2

 

Diversen

‒ 53

33,3

25,7

30,9

37,3

 
 

‒ 495,1

381,5

68,2

82,5

73

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Doorschuif 2020 sierteelt/voedingstuinbouw

36

0

0

0

0

 

Gerichte opkoop desaldering (stikstofmiddelen)

110

0

0

0

0

 

Middelen gerichte opkoop 1e tranche (stikstofmiddelen)

99,5

0

0

0

0

 

Nadeelcompensatie pelsdierhouders vervroegd verbod

122,5

0

0

0

0

 

Natuurbank desaldering (stikstofmiddelen)

112,1

0

0

0

0

 

Steunmaatregel dierentuinen i.v.m. covid-19

39

0

0

0

0

 

Diversen

202,3

30,4

32,5

28,1

29,1

 
 

721,4

30,4

32,5

28,1

29,1

 

Extrapolatie

1.310,10

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

207,8

420,7

99,5

108,9

100,8

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

2.240,90

1.811,70

1.474,10

1.371,00

1.405,10

1.310,10

Totaal Internationale samenwerking

35,7

33,7

33,7

33,7

33,7

33,7

Stand Miljoenennota 2022

2.276,60

1.845,40

1.507,70

1.404,70

1.438,70

1.343,80

XIV LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

237,1

88,6

76,4

73,7

69,8

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Diversen

‒ 0,2

2,5

0,5

‒ 0,5

‒ 1

 
 

‒ 0,2

2,5

0,5

‒ 0,5

‒ 1

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

1,6

0

0

0

0

 
 

1,6

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Gerichte opkoop desaldering (stikstofmiddelen)

110

0

0

0

0

 

Middelen gerichte opkoop 1e tranche (stikstofmiddelen)

99,5

0

0

0

0

 

Natuurbank desaldering (stikstofmiddelen)

112,1

0

0

0

0

 

Diversen

61,8

1,2

1,5

0

0

 
 

383,4

1,2

1,5

0

0

 

Extrapolatie

66,2

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

384,9

3,7

2

‒ 0,5

‒ 1

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

622

92,3

78,4

73,2

68,8

66,2

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

622

92,3

78,4

73,2

68,8

66,2

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Diversen

Dit betreft het saldo van verschillende autonome ramingsbijstellingen op de LNV-begroting. Meevallers bestaan onder andere uit onderuitputting Brexit zbo’s (3,8 miljoen euro in 2022) en vertraagde overboeking omtrent technische bijstand (1,6 miljoen euro). De tegenvallers bestaan onder andere uit meerkosten omtrent natuurvergunningen (5 miljoen euro), meerkosten voor opslaghouders van in beslag genomen dieren (3,3 miljoen euro in 2022) en een tekort op het apparaatsbudget van DG Stikstof voor 2021 (1,6 miljoen euro). De eindejaarsmarge LNV (13,7 miljoen euro) wordt ingezet als dekking voor de tegenvallers. De voorziene onderuitputting NVWA (13,9 miljoen euro) wordt ingezet als dekking voor de retributiedemping, zie post beleidsmatige mutaties diversen.

Beleidsmatige mutaties

Eindejaarsmarge 2020

Conform de begrotingsregels wordt de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting van LNV (13,7 miljoen euro). Deze mutatie bestaat verder uit de onderuitputting op de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (17,9 miljoen euro) en de onderuitputting op de Floriade (7,5 miljoen euro).

Inzet vrije ruimte

LNV dekt enkele tegenvallers op de begroting uit de ruimte op het artikel nominaal en onvoorzien (artikel 51). Deze mutatie bestaat onder andere uit de loon- en prijsbijstelling.

Kasschuif gerichte opkoop (stikstofmiddelen)

In de zomer van 2021 wordt de eerste tranche van de gerichte opkoop geëvalueerd. De verwachting is dat de tweede en derde tranche pas leiden tot verplichtingen in 2022. Daarom worden de middelen voor deze tranches met deze kasschuif doorgeschoven. Daarnaast worden ook de uitvoeringkosten RVO van de eerste tranche in de goede jaren geplaatst.

Kasschuif natuurbank (stikstofmiddelen)

Uit de begrotingsreserve stikstof wordt 112 miljoen euro overgeheveld naar artikel 22. Omdat de begrotingsreserve eind 2021 ophoudt te bestaan, worden deze middelen in zijn geheel in 2021 naar artikel 22 overgeheveld, zie natuurbank desaldering (stikstofmiddelen). De besteding van de Natuurbank gaat de komende 5 jaar plaatsvinden. In 2021 zullen alleen uitvoeringskosten door RVO gemaakt worden. Met deze kasschuif worden de middelen doorgeschoven naar latere jaren.

Kasschuif nominaal/onvoorzien dekking

LNV dekt enkele tegenvallers op de begroting uit de ruimte op het artikel nominaal en onvoorzien (artikel 51). De problematiek en de dekking stonden niet in hetzelfde kasritme. Middels deze kasschuif wordt dit rechtgetrokken.

Kasschuif regeling versneld natuurherstel rvo (stikstofmiddelen)

In 2021 is de regeling voor versneld natuurherstel gesloten. De uitfinanciering van de tweede tranche is op dit moment nog niet bekend. In deze kasschuif is uitgegaan van het scenario dat de uitfinanciering start in het laatste kwartaal van 2021. De uitfinanciering vindt plaats in de periode 2021 tot en met 2025.

Kasschuif subsidiebudget srv (stikstofmiddelen)

De complexiteit van de Subsidieregeling sanering varkenshouderij (srv) heeft ervoor gezorgd dat er in de uitvoering door RVO vertraging is ontstaan. Deze middelen (57 miljoen euro) worden via een kasschuif meegenomen naar 2021. Deze middelen blijven, conform de daarover gemaakte afspraken, beschikbaar in 2021 voor de structurele aanpak stikstof om de programmadoelen te behalen. Deze kasschuif is gemeld bij NJN 2020.

Kasschuif subsidieregeling sanering varkenshouderij (stikstofmiddelen)

Omdat de Subsidieregeling sanering varkenshouderij (Srv) is vertraagd, is samen met RVO een nieuw kasritme opgesteld. Daarnaast wordt van het totaal beschikbare budget op de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) circa 170 miljoen euro niet uitgeput. Dit komt doordat er uiteindelijk minder varkenshouders aan de regeling deelnemen dan er in eerste instantie aanmeldingen waren. Bij Najaarsnota 2020 is afgesproken dat de niet-uitgeputte middelen van de Srv behouden blijven voor de structurele aanpak stikstof. De Kamer is 30 juni 2021 geïnformeerd over een pakket alternatieve maatregelen dat uit deze onderuitputting wordt bekostigd.14 Deze middelen zullen in 2021 niet tot besteding komen en zijn daarom doorgeschoven naar 2022, en vervolgens overgeboekt naar de juiste artikelen (zie ontvangst middelen gerichte opkoop van artikel 22, overboeking middelen gerichte opkoop naar artikel 21 en de post technische mutaties diversen). Vanuit het stikstofpakket is er 275 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de Srv in 2020. Er is nu nog 41,3 miljoen euro in 2021 en 66,3 miljoen euro in 2022 (exclusief extra middelen uit Regeerakkoord en Urgenda).

Kasschuif tbv aanpassen kasritme op nominaal en onvoorzien

LNV dekt enkele tegenvallers op de begroting uit de ruimte op het artikel nominaal en onvoorzien (artikel 51). De problematiek en de dekking stonden niet in hetzelfde kasritme. Middels deze kasschuif wordt dit rechtgetrokken.

Kasschuif waterbassins mest (stikstofmiddelen)

Oorspronkelijke openstelling van regeling waterbassins staat gepland in het 4e kwartaal van 2021. Tegen het eind van het jaar zullen alleen nog eventueel verplichtingen aangegaan kunnen worden vanwege diverse onzekerheden, zoals bijv. goedkeuring van de Europese Commissie. Om deze reden wordt alvast een groot deel van de beschikbare middelen in 2021 naar achteren geschoven.

Ontvangst middelen gerichte opkoop van artikel 22 (stikstofmiddelen)

De onderuitputting van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (totaal 170 miljoen euro) wordt deels ingezet voor het ophogen van het budget van de maatregel gerichte opkoop (133,4 miljoen euro). De middelen voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen staan op artikel 21. Om ervoor te zorgen dat de middelen voor maatregel gerichte opkoop en Subsidieregeling sanering varkenshouderijen op hetzelfde artikel komen te staan, worden de middelen van de maatregel gerichte opkoop vanaf 2022 overgeheveld van artikel 22 naar 21.

Overboeking middelen gerichte opkoop naar artikel 21 (stikstofmiddelen)

De onderuitputting van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (totaal 170 miljoen euro) wordt deels ingezet voor het ophogen van het budget van de maatregel gerichte opkoop (133,4 miljoen euro). De middelen voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen staan op artikel 21. Om ervoor te zorgen dat de middelen voor maatregel gerichte opkoop en Subsidieregeling sanering varkenshouderijen op hetzelfde artikel komen te staan, worden de middelen van de maatregel gerichte opkoop vanaf 2022 overgeheveld van artikel 22 naar 21.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse mutaties, waaronder bijvoorbeeld een kasschuif ten behoeve van pilots en onderzoek in veenweidegebieden (14,5 miljoen euro). Daarnaast bevat deze post het dempen van de retributiestijging NVWA voor het bedrijfsleven (35,5 miljoen euro over 3 jaar). De NVWA brengt kosten van verrichte werkzaamheden via retributies in rekening bij het bedrijfsleven.

Technische mutaties

Doorschuif 2020 sierteelt/voedingstuinbouw

De definitieve vaststelling en uitkering van de steunmaatregelen voor de tuinbouw en de fritesaardappelsector is over de jaargrens geschoven. Betalingen konden niet volledig plaatsvinden in 2020 en vallen daarom gedeeltelijk in 2021. De beoordeling en afronding vindt begin 2021 plaats. De definitieve vaststelling is al wel geweest, dus er zullen in 2021 alleen nog definitieve betalingen plaatsvinden.

Gerichte opkoop desaldering (stikstofmiddelen)

De begrotingsreserve stikstof houdt eind 2021 op te bestaan. In deze begrotingsreserve zit onder andere 110 miljoen euro bestemd voor de derde tranche van de regeling gerichte opkoop. Om deze middelen beschikbaar te houden is desaldering noodzakelijk. De middelen zijn met een kasschuif in het verwachte ritme geplaatst (zie kasschuif gerichte opkoop)

Middelen gerichte opkoop 1e tranche (stikstofmiddelen)

Bij Slotwet 2020 zijn de resterende middelen van de eerste tranche voor de gerichte opkoop in de begrotingsreserve stikstof gestort. Het gaat om 99,5 miljoen euro. Met deze mutatie wordt het budget uit de begrotingsreserve stikstof opgevraagd om op de LNV-begroting te plaatsen. Deze middelen zijn bestemd voor uitbetalingen uit de eerste tranche.

Nadeelcompensatie pelsdierhouders vervroegd verbod

Voor het vervroegd verbod pelsdierhouderij is er in totaal 140 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post. Hiervan wordt 122,5 miljoen euro toegevoegd aan de LNV-begroting voor de nadeelcompensatie voor pelsdierhouders. De resterende 17,5 miljoen euro dient als reservering voor zowel de nadeelcompensatie (7,5 miljoen euro) als de uitvoeringskosten (10 miljoen euro).

Natuurbank desaldering (stikstofmiddelen)

In de begrotingsreserve stikstof resteren middelen bestemd voor het oprichten van een natuurcompensatiebank. Conform het definitieve bestedingsplan worden de middelen onttrokken aan de begrotingsreserve en voor het jaar 2021 aan de LNV begroting toegevoegd. De middelen zijn vervolgens via een kasschuif in het verwachte ritme gezet, zie kasschuif natuurbank (stikstofmiddelen).

Steunmaatregel dierentuinen i.v.m. covid-19

In het derde COVID steun- en herstelpakket is 39 miljoen euro beschikbaar gesteld voor dierentuinen. De steun is bedoeld ter voorkoming van faillissementen en dierenwelzijnsproblemen, vanwege een periode van sluiting en beperkte openstelling van dierentuinen. Deze middelen zijn overgeheveld van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting.

Diversen

Onder deze diversenpost vallen onder andere de overboekingen naar de begroting van IenW met betrekking tot de onderuitputting van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen. Deze middelen zijn bestemd voor de regeling walstroom (19 miljoen euro) en projectspecifieke mitigatie MIRT projecten (15 miljoen euro). Daarnaast bestaat deze post uit middelen om middelgrote bedrijven in de land- en tuinbouw gebruik te laten maken van de hogere subsidiegrens voor de tegemoetkoming vaste lasten (20 miljoen euro). Ook bestaat deze post uit een onttrekking uit de begrotingsreserve stikstof ten behoeve van de regeling versneld natuurherstel (21,6 miljoen euro). Verder bestaat deze post uit subsidiëring van LED in de glastuinbouw (25 miljoen euro). Deze middelen zijn overgeheveld van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting. Deze maatregel hoort bij het Urgenda 2.0 pakket. Ook bestaat deze post uit een overheveling van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting voor de nadeelcompensatie van pelsdierhouders (6,6 miljoen euro).

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Diversen

Deze post bevat onder andere een huursomverlaging van de mosselpercelen, wat leidt tot een daling van de ontvangsten (2 miljoen euro in 2022).

Beleidsmatige mutaties

Diversen

Deze diversenpost bevat een correctie ten aanzien van de vertraagde overboeking voor technische bijstand door RVO (1,6 miljoen euro). Dit werd bij Voorjaarsnota 2021 als meevaller bij de uitgaven genoteerd. Dit is echter een hogere ontvangst in plaats van een lagere uitgave. Deze mutatie corrigeert dit.

Technische mutaties

Gerichte opkoop desaldering (stikstofmiddelen)

De begrotingsreserve stikstof houdt eind 2021 op te bestaan. In deze begrotingsreserve zit onder andere 110 miljoen euro bestemd voor de derde tranche van de regeling gerichte opkoop. Om deze middelen beschikbaar te houden is desaldering noodzakelijk. De middelen zijn met een kasschuif in het verwachte ritme geplaatst (zie kasschuif gerichte opkoop).

Middelen gerichte opkoop 1e tranche (stikstofmiddelen)

Bij Slotwet 2020 zijn de resterende middelen van de eerste tranche voor de gerichte opkoop in de begrotingsreserve stikstof gestort. Het gaat om 99,5 miljoen euro. Met deze mutatie wordt het budget uit de begrotingsreserve stikstof opgevraagd om op de LNV-begroting te plaatsen. Deze middelen zijn bestemd voor uitbetalingen uit de eerste tranche.

Natuurbank desaldering (stikstofmiddelen)

In de begrotingsreserve stikstof resteren middelen bestemd voor het oprichten van een natuurcompensatiebank. Conform het definitieve bestedingsplan worden de middelen onttrokken aan de begrotingsreserve en voor het jaar 2021 aan de LNV begroting toegevoegd. De middelen zijn vervolgens via een kasschuif in het verwachte ritme gezet, zie kasschuif natuurbank (stikstofmiddelen).

Diversen

Deze post bestaat onder andere uit de onttrekking begrotingsreserve stikstof (21,6 miljoen euro). Deze middelen worden ingezet voor de regeling versneld natuurherstel. Ook bevat deze post onttrekking van de begrotingsreserve landbouw ten behoeve van de sloop- en ombouwregeling pelsdierhouders (10,3 miljoen euro).

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

52.493,40

47.929,30

47.862,20

48.350,90

49.114,70

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Inburgeringsvoorzieningen

0

34,2

40,6

36,5

30,9

 

Maatschappelijke begeleiding

‒ 1,1

19,1

0

0

0

 

Diversen

‒ 0,5

‒ 0,4

‒ 0,4

‒ 0,4

‒ 0,4

 

Sociale zekerheid

      

Aio

‒ 14,3

‒ 14

‒ 11,2

‒ 13,8

‒ 20,3

 

Akw

‒ 18,2

‒ 45,4

‒ 51,6

‒ 57,8

‒ 64,3

 

Bbz: tozo-doorstroom

62,7

125,4

0

0

0

 

Bbz: uitboeken tozo-doorstroom

‒ 65,1

0

0

0

0

 

Bbz-levensonderhoud

56,5

‒ 8,4

‒ 8,4

‒ 8,4

‒ 8,4

 

Budgetneutrale schuif premie-begroting

‒ 15,1

‒ 11

‒ 10,6

‒ 10,2

‒ 12,4

 

Compensatie verdeelmodel

37,5

0

0

0

0

 

Duo leningen

‒ 4,3

34,1

24

7,5

1,3

 

Ioaw

‒ 22,3

‒ 36,2

‒ 40,1

‒ 39,7

‒ 35,2

 

Iow

8

‒ 3,5

‒ 30,7

‒ 61

‒ 72,2

 

Kot

155,2

199,5

187,9

160,9

141,2

 

Tw

‒ 20,7

‒ 37,3

‒ 24,9

‒ 11,1

‒ 2,1

 

Uitvoeringskosten uwv

24,8

‒ 2,5

‒ 2,3

‒ 2,5

‒ 2,3

 

Wajong

9,8

20,5

18,1

15

26,8

 

Wkb

‒ 99,6

‒ 127,7

‒ 112,4

‒ 87,1

‒ 63,4

 

Wtl

‒ 42,2

‒ 26,3

‒ 27,3

‒ 28,7

‒ 13,9

 

Diversen

‒ 3,9

‒ 14,6

‒ 16,8

‒ 17,4

‒ 18,4

 
 

47,2

105,5

‒ 66,1

‒ 118,2

‒ 113,1

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Inburgeringsvoorzieningen

‒ 38,2

‒ 18,2

‒ 4,6

0

0

 

Kasschuif mdieu

‒ 214,4

‒ 125,9

‒ 12,3

72,4

131,6

 

Kasschuif slim

‒ 39

16

0

0

0

 

Veranderopgave inburgering (voi)

20,2

30,1

13,7

11

11

 

Diversen

17,8

28,5

16,4

6,5

12,8

 

Sociale zekerheid

      

Akw verdelen nominaal

51,6

71,7

71,4

71,3

71,3

 

Hardheden inburgering overboeking

15,7

0

0

0

0

 

Kasschuif hardheden inburgering

‒ 15,7

5

7,5

1,4

1

 

Kot verdelen nominaal

124,5

123,2

123,2

124

125,8

 

Participatiewet verdelen nominaal

85,5

88,8

90,5

91

92,4

 

Vbvv / skd

14,3

15,3

5,8

5,8

5,8

 

Veranderopgave inburgering (voi)

‒ 32,8

‒ 10,9

2,1

2,3

0,9

 

Wajong verdelen nominaal

51,4

52,2

52,3

52,5

53,2

 

Wkb verdelen nominaal

57,8

57,5

56,2

56

55,3

 

Ww eu-verordening

0

‒ 16

‒ 16

0

0

 

Diversen

‒ 47,4

20,8

‒ 6

‒ 3,4

‒ 6,6

 
 

51,3

338,1

400,2

490,8

554,5

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Correctie r/s jeugdwerkloosheid

‒ 40

0

0

0

0

 

Diverse plafondcorrecties

‒ 175,4

‒ 13

0

0

0

 

Kasschuif nl leert door

‒ 34,6

34,6

0

0

0

 

Naar bzk-gf: gemeentelijk schuldenbeleid

‒ 30

‒ 30

0

0

0

 

Naar bzk-gf: impuls re-integratie

0

‒ 58,2

0

0

0

 

Naar bzk-gf: tonk

‒ 260

0

0

0

0

 

Naar bzk-gf: vwnw: du crisisdienstverlening

‒ 48,5

0

0

0

0

 

Tonk

260

0

0

0

0

 

Van ap: gemeentelijk schuldenbeleid

0

30

0

0

0

 

Van ap: re-integratiebudget gemeenten

0

60

0

0

0

 

Van ocw: covid 19 jeugdwerkloosheid

0

34,5

0

0

0

 

Diversen

32,6

91,5

55,4

43,8

41,1

 

Sociale zekerheid

      

Bijstand

‒ 565

‒ 969,6

‒ 729,2

‒ 435,6

‒ 209,5

 

Compensatie eigen bijdrage kinderopvang

287

0

0

0

0

 

Correctie r/s jeugdwerkloosheid

40

0

0

0

0

 

Diverse plafondcorrecties

175,4

13

0

0

0

 

Naar bzk-gemeentefonds: algemene uitkering re-integratie gemeenten

‒ 136,7

0

0

0

0

 

Tozo bijstelling 1e isb en vjn

297,3

0

0

0

0

 

Tozo-3 levensonderhoud: uitstel vermogenstoets

110

0

0

0

0

 

Tozo-3/4 terugwerkende kracht

60

0

0

0

0

 

Tozo-4: afstel vermogenstoets

110

0

0

0

0

 

Tozo-5 levensonderhoud

170

0

0

0

0

 

Tsb: uitkeringslasten bestedingsplan

0

26,3

52,5

52,5

52,5

 

Uvk now kasschuif

‒ 80

30

50

0

0

 

Van ap: crisisdienstverlening

0

75

0

0

0

 

Vrijval now middelen

‒ 40

0

0

0

0

 

Wkb: verhoging 2e kind ev

4,6

55,2

54,2

54

53,7

 

01. now kasschuif nvw

1.255,30

0

0

0

0

 

02. now 3 bijstelling 1e isb

1.458,30

0

0

0

0

 

03. now 3.2 niet afbouwen

814

0

0

0

0

 

04. now 3.1 langer openstellen loket

500

0

0

0

0

 

05. now 3.3 niet afbouwen & now 3.2 en now 3.3 naar 85%

1.350,00

0

0

0

0

 

06. now bijstelling vjn

‒ 1.400,90

2.703,50

183,1

0

0

 

07. now 4

1.600,00

400

0

0

0

 

08. uitzonderen tvl in de now

360

1.040,00

0

0

0

 

09. now 4 kmev

‒ 600

‒ 150

0

0

0

 

10. now bijstelling vaststellingen o.b.v. realisaties

‒ 659

‒ 184,3

84

0

0

 

11. now kasschuif harmoniseren vaststellingen now 3 en 4

0

‒ 459,6

459,6

0

0

 

3e isb: tegemoetkoming sw-bedrijven

35

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 140,6

88,9

53,2

55,1

57

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Bikk aow

36,8

29

35,3

29,8

32,2

 

Rijksbijdrage ouderdomsfonds

363,3

‒ 579,4

‒ 666,2

‒ 688,3

‒ 712,3

 

Diversen

38,8

‒ 2,9

‒ 0,8

2,1

3,2

 
 

5.147,70

2.264,50

‒ 368,9

‒ 886,6

‒ 682,1

 

Extrapolatie

50.049,50

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

5.246,30

2.708,20

‒ 34,7

‒ 513,9

‒ 240,5

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

57.739,70

50.637,40

47.827,60

47.837,00

48.874,20

50.049,50

Totaal Internationale samenwerking

0,6

0,8

0,8

0,8

0,5

0,5

Stand Miljoenennota 2022

57.740,30

50.638,20

47.828,40

47.837,80

48.874,80

50.050,10

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

1.837,10

1.865,30

1.985,60

2.059,40

2.075,80

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Diversen

1,1

0

0

0

0

 

Sociale zekerheid

      

Afrekening uwv 2020

62,7

0

0

0

0

 

Kot

‒ 9,2

10,3

18,8

22,2

22,6

 

Wkb

1,9

‒ 11,7

‒ 19,6

‒ 21,6

‒ 22,7

 

Diversen

12,3

‒ 3,6

‒ 10,9

‒ 12,8

‒ 14,3

 
 

68,8

‒ 5

‒ 11,7

‒ 12,2

‒ 14,4

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

0

0

0

 

Sociale zekerheid

      

Kasschuif kwijtschelden publieke schulden kot

30,3

5,3

‒ 14

‒ 14

‒ 7,4

 

Verwachte terugontvangsten svb

18

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 10,2

‒ 19,3

‒ 16,5

‒ 14,5

‒ 9,6

 
 

38,1

‒ 14

‒ 30,5

‒ 28,5

‒ 17

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

4,3

19,9

21,7

21,4

22,1

 

Sociale zekerheid

      

Derving ontvangsten kot ivm kwijtschelden publieke schulden

‒ 38,6

‒ 19,3

0

0

0

 

Tozo terugontvangsten

927,6

0

‒ 2,8

‒ 0,1

0,5

 

01. now vaststellingen

1.041,90

1.113,20

293,9

43,9

0

 

02. now juninota kasschuif

125,9

‒ 69,7

‒ 115,3

20,3

33,6

 

03. now bijstelling vaststellingen o.b.v. realisaties

657,7

178,8

74,1

22,2

9,5

 

04. now kasschuif harmoniseren vaststellingen now 3 en 4

0

‒ 247,3

238,3

0

5,2

 

Diversen

7,8

‒ 2,5

‒ 4,6

‒ 8,3

‒ 4,2

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Tozo (n)

0

0

‒ 95,1

‒ 94,4

‒ 101,5

 

Werkgeversbijdrage kinderopvang

44

41,6

32,6

24

14,8

 

Diversen

2,1

0

0

‒ 2

‒ 2

 
 

2.772,70

1.014,70

442,8

27

‒ 22

 

Extrapolatie

1.994,90

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

2.879,70

995,6

400,6

‒ 13,7

‒ 53,4

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

4.716,80

2.860,90

2.386,20

2.045,60

2.022,40

1.994,90

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

4.716,80

2.860,90

2.386,20

2.045,60

2.022,40

1.994,90

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Inburgeringsvoorzieningen

De specifieke uitkering (SPUK) voor inburgeringsvoorzieningen wordt naar boven bijgesteld als gevolg van de hogere meerjarig prognose asiel van J&V ten opzichte van de eerdere raming. Daarnaast is als gevolg van de Brexit de volumeprognose van gezinsmigranten naar boven bijgesteld, omdat Britse gezinsmigranten nu ook inburgeringsplichtig zijn.

Maatschappelijke begeleiding

De uitgaven voor maatschappelijke begeleiding worden in 2022 opwaarts bijgesteld. Dit is het gevolg van de vertraagde invoering van de Wet inburgering, waardoor er in 2021 meer trajecten zullen plaatsvinden, en van een hogere taakstelling huisvesting vergunninghouders in 2021 ten opzichte van de eerdere raming. De bijdrage voor maatschappelijke begeleiding wordt achteraf via BZK aan de gemeente gegeven, zodat de financiële gevolgen van genoemde ontwikkelingen zich in 2022 voordoen. Vanaf 2022 vervalt de bijdrage maatschappelijke begeleiding in de huidige vorm en zal deze via de uitgaven aan inburgeringsvoorzieningen gaan lopen.

Diversen

Dit betreft een neerwaartse bijstelling van de uitvoeringskosten van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) unit SZW in verband met een wisselkoersverschil.

Sociale zekerheid

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Op basis van uitvoeringsinformatie van de SVB en de CBS bevolkingsprognose worden de AIO uitkeringslasten voor alle prognosejaren binnen de begrotingshorizon neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de eerdere raming. Deze neerwaartse bijstelling wordt veroorzaakt doordat het gebruik van de AIO in 2020 lager is uitgevallen dan verwacht door zowel een lagere instroom als een iets hogere uitstroom. Dit werkt meerjarig door in het verwachte aantal huishoudens in de AIO. Voor 2021 leidt dit tot een neerwaartse bijstelling van -/- 14 miljoen euro.

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De uitgaven AKW zijn meerjarig neerwaarts bijgesteld. De bijstelling wordt vooral verklaard door een neerwaarts bijgestelde CBS-bevolkingsprognose. De onderliggende effecten zijn een lagere migratie in de corona-periode en een structureel lagere geboorteprognose. Deze neerwaartse bijstelling loopt meerjarig op. Daarnaast is de meevaller in 2021 kleiner doordat in 2021 nog een bedrag wordt nabetaald aan de SVB over 2020. Dit komt doordat de realisaties in 2020 licht hoger zijn uitgekomen dan SZW aan de SVB op voorhand had bevoorschot.

Bbz: tozo-doorstroom

De Tozo loopt per 1 oktober 2021 af, waarna een deel van de Tozo-gebruikers doorstroomt naar het Bbz. De Bbz-raming van 2021 en 2022 is hiervoor opgehoogd. De budgettaire gevolgen voor het vierde kwartaal van 2021 van 22 miljoen voor het overstappen op de maandsystematiek vallen onder de ‘diversen’ post bij de technische mutaties.

Bbz: uitboeken tozo-doorstroom

In het Bbz is eerder een effect ingeboekt voor doorstroom vanuit de Tozo na afloop per 1 juli. Daarna is de Tozo tot 1 oktober verlengd. De rest van het uitgeboekte bedrag staat toegelicht bij de ‘diversen’ post bij de technische mutaties.

Bbz: Levensonderhoud

Op basis van de bijgestelde Tozo-raming is eerder ook de doorstroom van Tozo-gebruikers naar het Bbz na afloop van de Tozo bijgesteld, ervan uitgaande dat de Tozo per 1 juli zou aflopen (+65 miljoen euro). Op basis van voorlopige realisatiecijfers van gemeenten zijn daarnaast de verwachte uitgaven aan Bbz-levensonderhoud met ‒ 8,6 miljoen euro naar beneden bijgesteld in 2021. Voor de jaren erna bedraagt deze neerwaartse bijstelling ‒ 8,4 miljoen euro.

Budgetneutrale schuif premie-begroting

Als gevolg van de jaarlijkse herijking van het ramingsmodel van de uitvoeringskosten UWV volgt een budgetneutrale schuif tussen premie- en begrotingsgefinancierd budget. De schuif is van de uitvoeringskosten Wajong (begrotingsgefinancierd) naar de uitvoeringskosten WW (premiegefinancierd).

Compensatie verdeelmodel

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft eerder geoordeeld dat verschillende gemeenten zijn benadeeld in de verdeling van het macrobudget Participatiewetuitkeringen. Enkele gemeenten hebben daarom in 2021 een compensatie ontvangen met betrekking tot het verdeelmodel 2015 en 2016. De compensatie voor één gemeente valt onder de post diversen, omdat het compensatiebedrag voor deze gemeente pas later is vastgesteld.

DUO-leningen

Als gevolg van de coronamaatregelen zijn in 2020 minder inburgeringsleningen opgenomen. De verwachting is dat er sprake is van uitstel en dat een deel van deze leningen in latere jaren alsnog zal worden opgenomen. Om die reden zijn de uitgaven aan leningen bij DUO in 2022 per saldo opwaarts bijgesteld. Daarnaast is de taakstelling huisvesting vergunninghouders (uitgangspunt berekening doelgroep) door J&V en BZK voor 2021 op een hoger niveau vastgesteld dan bij de vorige raming.

Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)

De neerwaartse bijstelling van de IOAW-raming bestaat uit een neerwaartse bijstelling vanwege de verwachte lagere doorstroom vanuit de WW naar de IOAW (-10 miljoen euro) en een neerwaartse bijstelling vanwege de verwerking van de voorlopige realisatiecijfers over 2020 (-12 miljoen euro).

Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW)

De raming van de IOW-uitgaven voor 2021 is met 8,0 miljoen naar boven bijgesteld. Dit is vooral het gevolg van hogere volumes en het feit dat de uitgaven in 2020 uiteindelijk hoger zijn uitgevallen dan bevoorschot aan UWV. Dit bedrag (+3,6 miljoen euro) wordt in 2021 nabetaald. Voor 2023 en verder zijn de geraamde uitkeringslasten flink naar beneden bijgesteld. Dit is vooral het gevolg van de naar beneden bijgestelde werkloosheidsverwachtingen van het CPB.

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Het gebruik van kinderopvang komt hoger uit dan was voorzien, als gevolg daarvan is raming van de uitgaven kinderopvangtoeslag naar boven bijgesteld. Het hogere gebruik komt grotendeels doordat het aantal uren dat kinderen gemiddeld naar de opvang gaan, zowel in de dagopvang als de buitenschoolse opvang, begin 2021 verder is gestegen. Daarnaast heeft het CPB de raming van de werkloze beroepsbevolking naar beneden bijgesteld. Ook dit leidt naar verwachting tot een hoger gebruik van kinderopvang.

Toeslagenwet (TW)

De raming van de Toeslagenwet is op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV en nieuwe werkloosheidsverwachtingen met 20,7 miljoen euro naar beneden bijgesteld in 2021. Vooral de gemiddelde uitkeringshoogte voor 2021 is naar beneden bijgesteld (-10,7 miljoen euro). Dit komt voornamelijk door een lager uitgevallen uitkeringshoogte van aanvullingen op de WW, WIA en Wajong in 2020. Het aantal toeslagen in 2021 is ook naar beneden bijgesteld (-10,0 miljoen euro). Ook voor latere jaren verwachten we minder TW-uitgaven. Dit komt voornamelijk doordat er minder mensen met een WW-uitkering zullen zijn dan eerder verwacht, en dus ook minder mensen met een TW-aanvulling op een WW-uitkering.

Uitvoeringskosten UWV

In 2021 heeft er een nabetaling plaatsgevonden na afrekening van de uitvoeringskosten Wajong, die 24,8 miljoen euro bedroeg. Daarnaast is er voor de jaren 2022 en daarna een budgettaire doorverwerking van de Wajong en IOW doorgevoerd op de uitvoeringskosten UWV.

Wajong

De uitgaven aan de Wajong zijn in alle jaren naar boven bijgesteld. Dit komt door een daling van het aandeel werkenden in de Wajong en de Wajong2010 in 2020, waardoor de gemiddelde uitkering stijgt. Daarnaast stijgen de uitkeringslasten Wajong2015 door een hogere realisatie van de instroom en wordt een lagere uitstroom verwacht. De opwaartse bijstelling wordt gedempt door de realisatie van een lagere instroom en een hogere uitstroom in de Wajong2010 dan eerder verwacht.

Wet Kindgebonden Budget (WKB)

De uitgaven WKB zijn meerjarig neerwaarts bijgesteld. Dit komt voornamelijk doordat de realisaties lager uitvallen dan aanvankelijk verwacht en doordat de geraamde ontwikkeling van de conjunctuur positiever is dan verwacht bij de Begroting 2021. De impact van de coronapandemie op de uitgaven WKB lijkt namelijk lager dan eerder geraamd. Daarentegen is er een opwaarts effect op de uitgaven WKB doordat de prognose van het aantal 0-17 jarigen opwaarts is bijgesteld en doordat Belastingdienst/Toeslagen bij het definitief toekennen steeds vaker nabetaalt dan dat het terugvordert. Per saldo resteert meerjarig een meevaller.

Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl)

De realisatiecijfers van de Wtl over 2020 (uitbetaling in 2021) laten een meevaller zien op de loonkostenvoordelen (LKV), een meevaller op het lage-inkomensvoordeel (LIV) en een tegenvaller op het jeugd-LIV. Op basis van deze realisaties zijn de verwachte uitgaven aan de LKV meerjarig neerwaarts bijgesteld.

Diversen

Deze post bevat diverse kleinere mee- en tegenvallers onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Zo zijn de verwachte uitgaven aan de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en Bbz kapitaalverstrekkingen neerwaarts bijgesteld als gevolg van de verwerking van het Beeld van de Uitvoering (BvdU) van gemeenten en nieuwe CBS-cijfers. Daarnaast zijn de uitkeringsregelingen op Caribisch Nederland ook meerjarig bijgesteld op basis van nieuwe realisatiecijfers, de CBS-bevolkingsprognose voor Caribisch Nederland (2019) en wisselkoersverschillen. In onder andere de Onderstand en Algemene ouderdomsverzekering (AOV) leidt dit tot een neerwaartse bijstelling. Ook de remigratiewet is neerwaarts bijgesteld n.a.v. de volumeprognoses van de SVB.

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Inburgeringsvoorzieningen

De specifieke uitkering (SPUK) voor inburgeringsvoorzieningen wordt naar boven bijgesteld als gevolg van de hogere meerjarig prognose asiel van JenV ten opzichte van de eerdere raming. Daarnaast is als gevolg van de Brexit de volumeprognose van gezinsmigranten naar boven bijgesteld, omdat Britse gezinsmigranten nu ook inburgeringsplichtig zijn.

Kasschuif Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU)

Voor de maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) is voor de komende vijf jaar in totaal 1 miljard beschikbaar. Deze middelen waren ten tijde van het pensioenakkoord verdeeld in 4 x 250 miljoen (vanaf 2021). Nu de regeling daadwerkelijk is vastgesteld zijn middelen verdeeld conform de laatste inzichten. In navolging van de motie Asscher is er 100 miljoen euro van de regeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden naar voren gehaald, waarmee er voor het 1e tijdvak een subsidieplafond is vastgesteld van 350 miljoen euro. Het tijdvak is eind juli 2021 gesloten. De omvang van de totale aanvragen ligt onder dit subsidieplafond. Veel sectoren hebben aangegeven dat zij meer tijd nodig hebben en in het volgende tijdvak begin 2022 een aanvraag zullen doen, zodat er vooral sprake is van verschuiving van de aanvragen in tijd. Daarnaast liggen de kasuitgaven van de subsidies die nu worden toegekend grotendeels in latere jaren, gezien de afspraken rond bevoorschotting. Om deze redenen wordt een deel van de middelen middels de voorgestelde kas- en verplichtingenschuif doorgeschoven naar latere jaren. 

Kasschuif slim

Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen voor de subsidieregeling leren en ontwikkelen in het MKB (SLIM) in 2021 doorgeschoven (16 miljoen naar 2022 en 23 miljoen naar 2026).

Veranderopgave inburgering (VOI)

Deze mutatie bestaat voor het grootste deel uit budget voor VOI dat is overgeheveld van het plafond Sociale Zekerheid naar het plafond Rijksbegroting. Daarnaast gaat het om hoger dan voorziene kosten die verband houden met de nieuwe inburgeringswet (zoals o.a. implementatie- en uitvoeringskosten). Het overige deel staat op plafond Sociale Zekerheid.

Diversen

Deze post bevat diverse kleinere beleidsmatige mutaties onder uitgavenplafond Rijksbegroting, waaronder mutaties die samenhangen met experimenten uitgevoerd door ZonMW in het kader van het pakket loondoorbetaling bij ziekte (LDBZ), een reservering voor uitvoeringskosten van de Belastingdienst in het kader van de WagWEU, kosten voor programmanagement door ICTU voor de Wet Stroomlijning keten derdenbeslag (SKD), een subsidie voor de landelijke coördinatie van sociale partners binnen de crisisdienstverlening en diverse eindejaarsmargemutaties. Bij een deel van de mutaties is dekking afkomstig van reserveringen die onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid vallen. Tot slot vallen hier kleinere kasschuiven onder, zoals een kasschuif voor CN, een kasschuif huisvesting en een kasschuif voor duurzame inzetbaarheid & leven lang ontwikkelen (DI&LLO). 

Sociale zekerheid

Akw verdelen nominaal

De uitkeringshoogte van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is gekoppeld aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutatie wordt de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) op het prijspeil van 2021 gebracht.

Hardheden inburgering overboeking

Om hardvochtigheden in het huidige inburgeringsstelsel (Wi2013) te verzachten worden verschillende verbetermaatregelen uitgewerkt. In de praktijk betekent dit dat met name DUO meer maatwerk zal toepassen. Hiertoe is budget gereserveerd, waarvoor dekking is gevonden binnen de SZW-begroting (zie ook ‘diversen’ bij beleidsmatige mutaties op zowel het hoofdstuk Sociale Zaken en Werkgelegenheid als op het hoofdstuk Sociale Verzekeringen).

Kasschuif hardheden inburgering

Om hardvochtigheden in het huidige inburgeringsstelsel (Wi2013) te verzachten worden verschillende verbetermaatregelen uitgewerkt. In de praktijk betekent dit dat met name DUO meer maatwerk zal toepassen. Hiertoe is budget gereserveerd, waarvoor dekking is gevonden binnen de SZW-begroting (zie de post ‘diversen’ op zowel het hoofdstuk Sociale Zaken en Werkgelegenheid als op het hoofdstuk Sociale Verzekeringen). Om beter aan te sluiten bij het verwachte kasritme van de uitgaven wordt budget geschoven van 2021 naar 2022 t/m 2026.

Kot verdelen nominaal

De uitkeringshoogte van de Kinderopvangtoeslag (KOT) is gekoppeld aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutatie wordt de KOT op het prijspeil van 2021 gebracht.

Participatiewet verdelen nominaal

De uitkeringshoogte van de Participatiewetuitkeringen is gekoppeld aan de ontwikkeling van het (netto) minimumloon en stijgt elk jaar. Het macrobudget Participatiewetuitkeringen is opwaarts bijgesteld om te corrigeren voor de indexatie van de uitkeringslasten.

Wet Vereenvoudiging Beslagvrije Voet (VBVV) en Stroomlijning Ketenbeslag Derdenbeslag (SKD)

Deze middelen zijn bedoeld voor de uitvoering van de wet vBVV en het daarmee samenhangende wetsvoorstel SKD. Het gaat over investeringen in ICT die gegevensuitwisseling tussen ketenpartijen onderling en met beslagleggende partijen mogelijk maakt. Dit leidt ook tot structurele beheerkosten. Verder zijn er kosten gebonden aan de oprichting van een Ketenbureau voor het programma Keten voor Derdenbeslag (KvD). Het ketenbureau moet goede governance borgen.

Veranderopgave inburgering (VOI)

De inwerkingtreding van het nieuwe inburgeringsstelsel is met een half jaar uitgesteld, naar 1 januari 2022. Dit leidt tot een besparing op de uitvoeringskosten voor gemeenten in 2021. Echter, de groep die nog onder het huidige inburgeringsstelsel valt (de zogenaamde ondertussen-groep)is daardoor groter. De begeleiding van de ondertussen- groep leidt voor gemeenten anderzijds tot extra kosten. Gemeenten ontvangen daarvoor een financiële compensatie van 30 miljoen euro, verspreid over 2021 t/m 2026. Deze compensatie geldt ook voor de kosten die gemoeid zijn met een, door het uitstel, verlengde implementatie. Daarnaast bestaat deze mutatie uit hoger dan voorziene kosten die verband houden met de nieuwe inburgeringswet (zoals o.a. uitvoeringskosten) en is voor VOI beschikbaar budget overgeheveld van plafond Sociale Zekerheid naar plafond Rijksbegroting.

Wajong verdelen nominaal

De uitkeringshoogte van de Wajong is gekoppeld aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutatie wordt de Wajong op het prijspeil van 2021 gebracht.

WKB verdelen nominaal

De uitkeringshoogte van de Wet op het Kindgebonden Budget (WKB) is gekoppeld aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutatie wordt de WKB op het prijspeil van 2021 gebracht.

Werkloosheidswet (WW) EU-verordening

Er valt tweemaal 16 miljoen euro vrij in 2022 en 2023 als gevolg van vertraging van het wetsvoorstel tot wijziging van de EU-sociale zekerheidsverordening. Deze middelen zijn ingezet binnen de SZW-begroting ter dekking van andere dossiers.

Diversen

Deze post bevat diverse kleinere beleidsmatige mutaties onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid, waaronder de verwerking van de doorwerking van de lagere zelfstandigenaftrek in de raming van de kinderopvangtoeslag (KOT) en de wet op het kindgebonden budget (WKB), dekking van de extra middelen in het Gemeentefonds voor de intensivering van het toezicht op de gastouderopvang middels een maatregel op de kinderopvangtoeslag en een kasschuif en vrijval in het macrobudget Participatiewet door uitstel van de wetsbehandeling Breed offensief. Daarnaast zijn er diverse overboekingen van artikel 99 (nog onverdeeld) naar andere artikelen op de SZW-begroting, bijvoorbeeld voor uitvoeringskosten van het UWV in het kader van crisisdienstverlening via de regionale mobiliteitsteams (RMT’s). Ook valt een deel van de dekking om hardvochtigheden in het huidige inburgeringsstelsel (Wi2013) te verzachten onder deze verzamelpost. Tot slot is er een kasschuif voor de veranderopgave inburgering (VOI) gedaan.

Technische mutaties

Rijksbegroting

Correctie r/s jeugdwerkloosheid

De middelen voor de Aanpak Jeugdwerkloosheid voor 2021 zijn afgeboekt van het plafond Sociale Zekerheid, terwijl dit het plafond Rijksbegroting had moeten zijn. Deze post corrigeert dit.

Diverse plafondcorrecties

Diverse reserveringen op artikel 99 zijn middels een plafondcorrectie overgeboekt van uitgavenplafond Rijksbegroting naar uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Het gaat onder andere om de (resterende) reserveringen voor de aanvullende crisisdienstverlening en de impuls banenafspraak. Reden voor deze plafondcorrectie is dat deze uitgaven voor het grootste deel onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid vallen, waardoor het logisch is deze reserveringen onder datzelfde plafond te scharen. Zie ook ‘diverse plafondcorrecties’ onder kopje Sociale Zekerheid.

Kasschuif NL leert door

De middelen voor NL leert door worden in een nieuw kasritme geplaatst om beter aan te sluiten bij het jaar waarin de subsidieregeling tot betalingen leidt. Dit heeft te maken met het feit dat er een voorschot bij de start van een subsidiebeschikking wordt gegeven en de eindafrekening plaatsvindt na afloop van de subsidieperiode. De mutatie is de som van de kasschuif NL leert door met inzet van scholing 2020 (€ 13,6 miljoen), NL leert door met inzet van scholing 2021 (€ 3 miljoen) en NL leert door sectoraal maatwerk (€ 18 miljoen).

Naar BZK-gemeentefonds: gemeentelijk schuldenbeleid

Als onderdeel van het steun- en herstelpakket stelt het kabinet in 2021 en 2022 extra middelen beschikbaar voor het gemeentelijk schuldenbeleid, gelet op de voorziene toename van de schuldenproblematiek.

Naar BZK-gemeentefonds: impuls re-integratie gemeentefonds

Het re-integratiebudget van gemeenten wordt in het kader van het aanvullend sociaal pakket in 2022 tijdelijk verhoogd in lijn met de verhoogde instroom in de bijstand (ruim 14 miljoen euro). Tevens is er sprake van een additionele verhoging van de middelen voor re-integratie (ruim 43 miljoen euro), deze stelt gemeenten in 2022 in staat om de dienstverlening aan mensen die nu als gevolg van de crisis de bijstand instromen, te intensiveren. Gemeenten gebruiken dit budget om bijstandsgerechtigden te helpen bij het vinden van een nieuwe baan. De middelen zijn, na afdracht aan het BCF à circa 1,8 miljoen euro, toegevoegd aan het GF.

Naar BZK-gemeentefonds: Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)

De Tijdelijke Ondersteuning voor Noodzakelijke Kosten (TONK) beoogt dat gemeenten huishoudens tegemoet kunnen komen die door de coronacrisis een sterke terugval in inkomsten hebben en daardoor hun noodzakelijke (woon)kosten niet meer kunnen betalen. Deze boeking betreft de overboeking naar het Gemeentefonds.

Naar BZK-gemeentefonds: van-werk-naar-werk: decentrale uitkering crisisdienstverlening

Uit het steun- en herstelpakket worden middelen aan de 35 arbeidsmarktregio’s beschikbaar gesteld. Hiervan wordt 48,46 miljoen in 2021 overgeboekt vanuit SZW naar BZK ten behoeve van de DU crisisdienstverlening. Deze middelen worden overgemaakt naar de 35 centrumgemeenten. De uitkering is samengesteld uit middelen voor crisisdienstverlening (10,1 miljoen euro) en de aanpak jeugdwerkloosheid (38,4 miljoen euro).

Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)

De Tijdelijke Ondersteuning voor Noodzakelijke Kosten (TONK) beoogt dat gemeenten huishoudens tegemoet kunnen komen die door de coronacrisis een sterke terugval in inkomsten hebben en daardoor hun noodzakelijke (woon)kosten niet meer kunnen betalen. Met deze mutatie is het budget voor de TONK overgemaakt naar de begroting van SZW. Daarna is dit toegevoegd aan het gemeentefonds (zie hierboven).

Van Aanvullende Post: gemeentelijk schuldenbeleid

Als onderdeel van het steun- en herstelpakket stelt het kabinet in 2022 extra middelen beschikbaar voor het gemeentelijk schuldenbeleid, gelet op de voorziene toename van de schuldenproblematiek. De middelen voor 2022 stonden gereserveerd op de Aanvullende Post van Financiën. Met deze mutatie is het budget overgemaakt naar de begroting van SZW. Vervolgens zijn de middelen toegevoegd aan het Gemeentefonds.

Van Aanvullende Post: re-integratiebudget gemeenten

Het kabinet stelt in het kader van het aanvullend sociaal pakket in 2022 middelen beschikbaar voor dienstverlening aan bijstandsgerechtigden. Er komt 15 miljoen euro beschikbaar om de hogere instroom in de bijstand op te vangen en additioneel 45 miljoen euro om de dienstverlening te intensiveren. De middelen zijn, na afdracht aan het BCF à circa 1,8 miljoen euro, toegevoegd aan het GF.

Van OCW: COVID 19 jeugdwerkloosheid

In het Nationaal Plan Onderwijs zijn middelen gereserveerd voor het verlengen van de Aanpak Jeugdwerkloosheid tot 2022. De middelen voor begeleiding en coördinatie door centrumgemeenten à €34,5 miljoen zijn overgeboekt van de OCW begroting naar de SZW begroting.

Diversen

Deze post bevat diverse kleinere technische mutaties onder uitgavenplafond Rijksbegroting, zoals een overboeking van Financiën voor de loon- en prijsbijstelling. Daarnaast is er onder andere de mutatie samenhangend met de tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van inburgeringslessen aan inburgeringsplichtigen (NOI), welke voorziet in de ondersteuning van bepaalde mbo-scholen inburgering. De ondersteuning is bedoeld om de gevolgen van de omzetderving als gevolg van de coronamaatregelen op te kunnen vangen. Als onderdeel van het flankerend beleid is er daarnaast ook een subsidie voor werkgevers die een praktijkleerplek aanbieden, de subsidie bedraagt 25,5 miljoen euro in 2022. Ook zijn er andere kleinere overboekingen met andere departementen (Financiën, EZK, OCW, BZK en J&V) voor bijvoorbeeld middelen bijzondere bijstand en apparaat POC-KOT. Tot slot is er een meerjarige reservering voor de bodemstorting waarborgfonds van maximaal 6 miljoen per jaar tot en met 2025.

Sociale zekerheid

Bijstand

Deze bijstelling heeft betrekking op het deelbudget voor bijstand en LKS van het Macrobudget Participatiewetuitkeringen. De mutatie is het gevolg van een neerwaartse bijstelling vanwege de verbeterde conjunctuur (-510 miljoen euro) en verwerking van de voorlopige realisaties uit 2020 (-55 miljoen euro).

Compensatie eigen bijdrage kinderopvang

De kinderopvang is voor een tweede maal (deels) gesloten geweest van 16 december 2020 tot en met 18 april 2021 i.v.m. COVID-19. Ouders ontvangen over deze periode een tegemoetkoming voor de eigen bijdrage. Het bedrag van 287 miljoen euro bestaat uit de tegemoetkoming voor zowel ouders met kinderopvangtoeslag (TTKO-regeling) als voor personen die facturen van de kinderopvang betalen zonder aanvullende overheidsbijdrage (TTKZO-regeling). Daarnaast is rekening gehouden met uitvoeringskosten.

Correctie r/s jeugdwerkloosheid

De middelen voor de Aanpak Jeugdwerkloosheid voor 2021 zijn afgeboekt van het plafond Sociale Zekerheid, terwijl dit het plafond Rijksbegroting had moeten zijn. Deze post corrigeert dit.

Diverse plafondcorrecties

Er zijn een aantal correcties gedaan op het gebied van bijvoorbeeld de banenafspraak en dienstverlening die leiden tot een per saldo opboeking onder het plafond Sociale Zekerheid.

Naar BZK-gemeentefonds: algemene uitkering re-integratie gemeenten

Het re-integratiebudget van gemeenten wordt in het kader van het aanvullend sociaal pakket tijdelijk verhoogd in lijn met de verhoogde instroom in de bijstand (ruim 88 miljoen euro). Tevens is er sprake van een additionele verhoging van de middelen voor re-integratie (ruim 48 miljoen euro), deze stelt gemeenten in 2021 in staat om de dienstverlening aan mensen die nu als gevolg van de crisis de bijstand instromen, te intensiveren. Gemeenten gebruiken dit budget om bijstandsgerechtigden te helpen bij het vinden van een nieuwe baan. De middelen zijn, na afdracht aan het BCF à circa 3,3 miljoen euro, toegevoegd aan het GF.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) bijstellingen 1e ISB en Voorjaarsnota

Het beroep op de Tozo valt hoger uit dan oorspronkelijk geraamd als gevolg van het uitbreken van de tweede corona uitbraak. Op basis van signalen over het beroep in de laatste maanden van 2020 is de raming van de Tozo-uitgaven in 2021 opwaarts bijgesteld (+102 miljoen euro). Op basis van voorlopige realisatiegegevens van gemeenten over 2020 is de raming van de Tozo-uitgaven in 2021 daarna naar beneden bijgesteld (-30 miljoen euro). In 2021 vindt een voorlopige verrekening met gemeenten plaats over de Tozo-uitgaven in 2020. In totaal wordt er 225 miljoen euro aan gemeenten nabetaald. De terugvorderingen zijn onder ontvangsten opgenomen.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)-3 levensonderhoud: uitstel vermogenstoets

Als gevolg van uitstel van invoering van de vermogenstoets in de Tozo naar 1 april 2021 (Tozo-4), vallen de Tozo-uitgaven hoger uit. De raming is daarom met 110 miljoen euro opwaarts bijgesteld.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)-3/4 terugwerkende kracht

Doordat zelfstandigen de mogelijkheid krijgen om Tozo met terugwerkende kracht aan te vragen, zullen zelfstandigen langer een uitkering krijgen. De raming van de Tozo-uitgaven is daarom met 60 miljoen euro opwaarts bijgesteld.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)-4: afstel vermogenstoets

Als gevolg van afstel van invoering van de vermogenstoets in Tozo-4, vallen de Tozo-uitgaven hoger uit. De raming is daarom met 110 miljoen euro opwaarts bijgesteld.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)-5: levensonderhoud

De Tozo wordt verlengd tot 1 oktober 2021. Zelfstandigen kunnen tot 1 oktober 2021 een uitkering voor levensonderhoud ontvangen. De budgettaire gevolgen van de verlenging worden geraamd op circa 170 miljoen euro.

Tsb: uitkeringslasten bestedingsplan

Het streven is dat de nieuwe regeling voor een financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van beroepsziekten veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen (TSB) per juli 2022 wordt ingevoerd. Hierdoor zijn de uitgaven in 2022 lager dan de jaren daarna.

Uvk: now kasschuif

Vanuit een reservering op artikel 99 worden middelen doorgeschoven voor voorziene uitvoeringskosten NOW in 2022 en 2023.

Van aanvullende post: middelen crisisdienstverlening

Als onderdeel van het aanvullend sociaal pakket omtrent corona is er 75 miljoen van de aanvullende post overgeboekt om in 2022 in te zetten voor crisisdienstverlening.

Vrijval now middelen

De uitvoeringskosten NOW bij UWV vallen in 2021 lager uit dan begroot op artikel 11. Deze middelen vallen nu vrij.

Kindgebonden budget (WKB): verhoging bedragen per kind vanaf het 2e kind

De bedragen per kind in het kindgebonden budget worden per 1 januari 2022 vanaf het 2e kind met 70 euro op jaarbasis verhoogd. Omdat het eerste voorschot in december wordt uitbetaald, is er ook in 2021 sprake van uitgaven.

01. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) kasschuif Nota van Wijziging

In de verdere uitwerking van de NOW 3 is besloten om de derde tranche NOW (NOW 3.1.) in drie maandelijkse termijnen uit te keren aan werkgevers. Hierdoor vindt achteraf gezien het merendeel van de betalingen aan werkgevers in 2021 plaats, in plaats van in 2020. Dit resulteert in een kasschuif van 1.220 miljoen euro van 2020 naar 2021. Vanwege de grote administratieve druk bij UWV is de opening van het vaststellingsloket van de tweede tranche NOW (NOW 2) verschoven naar 2021. Dat leidt tot een kasschuif van 35 miljoen euro aan nabetalingen naar 2021. Het gaat hier om middelen waarvan eerder verwacht werd dat deze bij de subsidievaststelling nog aan werkgevers zouden worden overgemaakt in 2020.

02. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) 3 bijstelling 1e Incidentele Suppletoire Begroting

Op basis van realisatiecijfers is het gebruik in de derde tranche NOW (3.1.) opwaarts bijgesteld, mede door de impact van de tweede golf coronabesmettingen afgelopen winter en voorjaar ligt het gebruik in de derde tranche hoger dan verwacht. Hierdoor is ook de raming van het beroep op de vierde en vijfde tranche opwaarts bijgesteld. Deze bijstellingen leiden tot 1.802 miljoen euro hogere subsidie-uitgaven over een periode van 9 maanden (oktober 2020 juli 2021), waarvan 1.458 miljoen euro ten laste komt van 2021.

03. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) 3.2 Niet afbouwen

Het kabinet heeft ervoor gekozen de NOW in de vierde tranche (NOW 3.2.) niet af te bouwen ten opzichte van de derde tranche (NOW 3.1).15 Het vergoedingspercentage blijft 80% (in plaats van 70%) en de omzetdrempel blijft op 20% staan (in plaats van 30%). De meerkosten van het uitbreiden van de compensatie voor loonkosten bedragen 814 miljoen euro. Overigens is het vergoedingspercentage later verder verhoogd naar 85%, zie toelichting 5).

04. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) 3.1 langer openstellen loket

Het kabinet heeft vanwege de aangescherpte contactbeperkende maatregelen besloten het loket voor aanvragen van de derde tranche NOW (3.1) langer open te stellen t/m 27 december i.p.v. 13 december 202016. Hierdoor zijn de subsidie-uitgaven in 2021 500 miljoen euro hoger uitgevallen.

05. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) 3.3 Niet afbouwen

Het kabinet heeft ervoor gekozen de NOW in de vijfde tranche (NOW 3.3) niet af te bouwen ten opzichte van de derde tranche (NOW 3.1)%). De meerkosten van het uitbreiden van de compensatie voor loonkosten bedragen 1.000 miljoen euro. Daarnaast heeft kabinet besloten om de NOW-subsidie waarmee werkgevers hun personeel kunnen doorbetalen te verhogen van 80% naar 85% van de loonsom in het eerste en tweede kwartaal van 202117. Het verhogen van het subsidiepercentage voor de vierde en vijfde tranche NOW leidt tot 350 miljoen euro aan meerkosten.

06. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) bijstelling Voorjaarsnota

Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV zijn de subsidie-uitgaven voor de NOW 1 en NOW 2 verlaagd met respectievelijk 1.383 miljoen euro en 773 miljoen euro. Van de NOW1 en de NOW2 blijkt op basis van de eerste vaststellingen minder gebruik gemaakt dan verwacht, omdat onder andere het omzetverlies bij veel werkgevers lager blijkt te zijn dan vooraf werd ingeschat in de eerste periode van de pandemie. Dit leidt ook tot terugbetalingen van werkgevers (zie verderop toelichting aan ontvangstenkant). Het werkelijke omzetverlies van werkgevers is voorlopig nog onzeker, omdat het merendeel van de vaststellingsverzoeken nog niet binnen is. Ook de uitgaven aan de derde tranche NOW (NOW 3.1.) zijn met 306 miljoen euro verlaagd, omdat achteraf het gemiddelde subsidiebedrag dat werkgevers hebben aangevraagd lager is uitgevallen dan van tevoren werd verwacht.

07. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) 4 

Het kabinet heeft besloten de tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) te verlengen tot 1 oktober 2021. De verwachte subsidie-uitgaven van de verlenging van 1 juli tot en met 30 september bedragen 2.250 miljoen euro. Vanwege de bevoorschottingsystematiek vindt een deel van de uitgaven plaats na 2021, omdat er dan nog eindafrekeningen zullen plaatsvinden die kunnen leiden tot een nabetaling of terugvordering.

08. Uitzonderen TVL in de NOW

Het kabinet heeft besloten om de TVL-subsidie uit te zonderen van het omzetbegrip binnen de NOW-regeling (dit geldt vanaf de NOW 3). Werkgevers die beide tegemoetkomingen ontvangen, ontvangen hierdoor een hogere NOW-subsidie. De totale budgettaire effecten worden ingeschat op 1.400 miljoen euro voor een periode van 12 maanden (vierde kwartaal 2020 tot en met het derde kwartaal 2021). Omdat een groot deel van de voorschotten al zijn verstrekt voordat deze aanpassing van kracht werd, zal het overgrote deel van het effect pas neerlaan bij eindafrekening van de subsidies na 2021

09. Now 4 kMEV

Op basis van de kMEV wordt de prognose van de NOW 4.0 naar beneden bijgesteld met 750 miljoen euro, waarvan 600 miljoen euro in 2021 neerslaat. Door de gunstigere economische vooruitzichten wordt minder gebruik verwacht van de NOW 4.0 dan waar eerder van werd uitgegaan. De totale subsidie-uitgaven aan de NOW 4 worden op basis van deze nieuwe inzichten geraamd op 1.500 miljoen.

10. NOW bijstelling vaststellingen o.b.v. realisaties

Op basis van de meest recente informatie van UWV over de vaststellingen NOW is de raming van het aantal nabetalingen opwaarts bijgesteld voor de NOW 1 en neerwaarts bijgesteld voor de NOW 2. Per saldo leidt dit tot een meevaller van 95,2 miljoen in 2021 (cumulatief -/- 150,6 miljoen). Daarnaast blijkt uit realisatiecijfers van UWV dat de totaal ingediende subsidieaanvraag voor de NOW 3.3 lager is uitgevallen dan waar eerder rekening mee werd gehouden. Dit leidt tot een meevaller van 563,8 miljoen in 2021 (cumulatief -/- 755,2 miljoen). Tot slot, zijn ook de vaststellingen voor de NOW 4 geraamd nu de data van het vaststellingenloket bekend zijn. Dit leidt tot nabetalingen in 2022 en 2023 (cumulatief +/+ 146,5 miljoen). In totaal is sprake van een meevaller van 659,0 miljoen in 2021 (cumulatief -/- 759,3 miljoen).

11. NOW kasschuif harmoniseren vaststellingen NOW 3 en 4

Door het harmoniseren van de loketten NOW 3 en 418 hebben werkgevers meer tijd om hun vaststellingsaanvraag te bundelen. Dit scheelt administratieve lasten. Hierdoor schuiven nabetalingen door van 2022 naar 2023.

3e ISB: tegemoetkoming SW-bedrijven

Omdat SW-bedrijven geen aanspraak kunnen maken op NOW-steun, is in 2020 besloten tot een tegemoetkoming aan gemeenten voor de loonkosten van SW-personeel. Ook in 2021 is er naar verwachting nog sprake van omzetverlies bij SW-bedrijven als gevolg van de coronamaatregelen. Het kabinet heeft daarom besloten om 35 miljoen beschikbaar te stellen voor de periode 1 januari tot 1 juli 2021. Het bedrag zal bij de decembercirculaire worden toegevoegd aan de integratie-uitkering Participatie van het Gemeente Fonds via een verhoging van de Rijksbijdrage Wsw in 2021. Daarnaast wordt een bedrag van 10 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post op de Begroting van Financiën voor een eventuele aanvullende tegemoetkoming voor de periode 1 juli tot 1 oktober 2021. 

Diversen

Deze post bevat diverse kleinere technische boekingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid, waaronder een overboeking van Financiën in verband met het kwijtschelden van publieke schulden van KOT-gedupeerden en overboekingen vanuit en naar het gemeentefonds als gevolg van het verschuiven van de inwerkingtredingsdatum van de nieuwe Wet inburgering van 1 juli 2021 naar 1 januari 2022 en de implementatie en uitvoering van breed offensief. Ook is er een kleine neerwaartse bijstelling in de NOW, naar aanleiding van het invoeren van een omzetsverliesgrens van 80% in de NOW 4. Ook valt de opwaartse bijstelling van 22 miljoen euro bij de Bbz: Tozo uitstroom voor het overstappen op de maandsystematiek hieronder. Daartegenover worden eerdere middelen van 27,4 miljoen euro voor de Tozo doorstroom juist uitgeboekt (de andere boekingen van de Bbz: Tozo doorstroom zijn toegelicht bij de mee- en tegenvallers). Ook zijn er twee kasschuiven gedaan van 2021 naar 2022 in het kader van MBO-praktijkleren. Tot slot zijn er meerdere overboekingen naar andere departementen voor bijvoorbeeld toezicht gastouderopvang en de VOI, en zijn er ook middelen overgeboekt naar SZW door andere departementen voor bijvoorbeeld dienstverlening en informatiehuishouding POC-KOT.

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Bikk AOW

De rijksbijdrage in de kosten van de heffingskortingen (BIKK) compenseert het Ouderdomsfonds voor de groei in de omvang van de heffingskortingen, zoals bijvoorbeeld de algemene heffingskortingen en de arbeidskorting. Heffingskortingen zorgen voor een vermindering van de te betalen belasting in de eerste schijf, die op zijn beurt bestaat uit een deel inkomstenbelasting en een deel premies voor de volksverzekeringen (waaronder de AOW). Het CPB raamt, vergeleken met vorig jaar, nu een licht hogere inkomstenderving als gevolg van de heffingskortingen. Daardoor stijgt ook de bijdrage vanuit de begroting van SZW aan het Ouderdomsfonds, dat wordt beheerd door de SVB.

Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

De Rijksbijdrage aan het ouderdomsfonds is bedoeld om het geraamde tekort in dat fonds aan te vullen. De inkomsten van het fonds (voornamelijk AOW-premies, maar ook de BIKK) zijn namelijk niet hoog genoeg om de uitgaven (aan Aow-uitkeringen en de inkomensondersteuning AOW) te betalen. De rijksbijdrage wordt geraamd op basis van de meest recente raming van het CPB. Vergeleken met een jaar eerder raamt het CPB nu hogere premie-inkomsten. Dat betekent dat de bijdrage vanuit de SZW begroting lager wordt vastgesteld. In 2021 is er juist sprake van een hogere bijdrage omdat het ouderdomsfonds in 2020 een tekort heeft gerealiseerd. Dat tekort is via de rijksbijdrage van 2021 aangevuld vanuit de Rijksbegroting.

Diversen

De post bevat kleine opwaartse bijstellingen voor de rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten en de rijksbijdrage zelfstandig en zwanger (ZEZ). De rijksbijdrage transitievergoeding is vanaf 2022 komen te vervallen. Dit zorgt voor een structurele neerwaartse bijstelling.

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Sociale Zekerheid

Afrekening UWV 2020

Dit betreft terugontvangen van betalingen aan het UWV naar aanleiding van de UWV jaarrekening 2020, onder andere op het gebied van re-integratie Wajong.

KOT

De ontvangsten KOT volgen met enige jaren vertraging de uitgaven kinderopvangtoeslag. Ten opzichte van de begroting 2021 zijn de ontvangsten in 2021 neerwaarts bijgesteld op grond van realisaties. Dit hangt vooral samen met lagere ontvangsten over de toeslagjaren 2018 en 2019. Voor latere jaren zijn de ontvangsten opwaarts bijgesteld. Doordat de uitgaven naar boven zijn bijgesteld, zijn er met vertraging ook meer ontvangsten.

WKB

De ontvangsten uit terugvorderingen volgen met enige jaren vertraging de ontwikkeling in de uitgaven WKB. Voor 2021 zijn de ontvangsten nauwelijks bijgesteld. Voor latere jaren zijn de ontvangsten neerwaarts aangepast. Doordat de uitgaven naar beneden zijn bijgesteld, zijn er met vertraging ook minder ontvangsten. Tevens is, net als bij de nabetalingen, op grond van uitvoeringsinformatie het niveau van ontvangsten neerwaarts aangepast.

Diversen

Deze post bevat diverse kleinere ontvangstenmutaties onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid, waaronder een neerwaartse bijstelling van de boeteontvangsten van de Inspectie SZW en de Bbz-kapitaalverstrekkingen. Ook heeft er een afrekening voor 2020 op de TW plaatsgevonden, waardoor de ontvangsten in 2021 opwaarts zijn bijgesteld. 

Beleidsmatige mutaties

Sociale Zekerheid

Kasschuif kwijtschelden publieke schulden Kinderopvangtoeslag (KOT)

Deze bijstelling treedt in samenhang op met de bijstelling Derving ontvangsten KOT ivm kwijtschelden publieke schulden en Diversen. Om de ontvangstenderving uit voornoemde bijstelling in het verwachte ritme over de jaren 2021-2025 te verdelen, is een kasschuif uitgevoerd.

Verwachte terugontvangsten SVB

Dit houdt verband met de terugontvangsten die SZW kan verwachten op grond van de geregistreerde exploitatiesaldi in de SVB-jaarrekening over 2020.

Diversen

Deze post bevat diverse kleinere beleidsmatige ontvangstenmutaties onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Hieronder valt onder meer een mutatie voor het verwerken van het restant aan verwachte derving op ontvangsten uit openstaande terugvorderingen kinderopvangtoeslag in verband met het kwijtschelden van publieke schulden. Deze bijstelling treedt in samenhang op met de bijstellingen ‘Derving ontvangsten KOT ivm kwijtschelden publieke schulden’ en ‘Kasschuif kwijtschelden publieke schulden Kinderopvangtoeslag (KOT)’.

Technische mutaties

Rijksbegroting

Diversen

Deze post bevat diverse kleinere technische ontvangstenmutaties onder uitgavenplafond Rijksbegroting, waarvan de grootste een desaldering in verband met de begroting van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) is. Per 2021 werkt de RSO volgens een gestandaardiseerde dienstverlening die leidt tot een hogere kostprijs (uitgaven, onderdeel van uitgavenpost ‘diversen’ onder uitgavenplafond Rijksbegroting). Dit is verwerkt in de tarieven waardoor de ontvangsten meestijgen met uitgaven.

Sociale zekerheid

Derving ontvangsten Kinderopvangtoeslag (KOT) in verband met kwijtschelden publieke schulden

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) scheldt, als onderdeel van het kwijtschelden van publieke schulden, de openstaande Kinderopvangtoeslagschulden van KOT-gedupeerden en hun huidige partner kwijt. Dit leidt tot in totaal naar inschatting 81 miljoen euro minder ontvangsten. De eerder beschikbaar gestelde middelen voor de Toeslagenhersteloperatie bevatten reeds cumulatief 58 miljoen euro ter dekking van derving op openstaande terugvorderingen kinderopvangtoeslag. Deze middelen worden nu overgeboekt van de begroting van FIN. Deze bijstelling treedt in samenhang op de bijstellingen Kasschuif kwijtschelden publieke schulden Kinderopvangtoeslag (KOT) en Diversen onder de beleidsmatige mutaties Ontvangsten Sociale zekerheid.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) terugontvangsten

Op basis van voorlopige realisatiegegevens van gemeenten over de Tozo-uitgaven in 2020 vindt een voorlopige verrekening met gemeenten plaats. In totaal wordt er 928 miljoen euro van gemeenten teruggevorderd. De nabetalingen zijn onder uitgaven opgenomen.

01. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) vaststellingen

Vanwege de bevoorschottingssystematiek van de NOW is het inherent dat bij de subsidievaststelling na- en terugbetalingen van werkgevers plaatsvinden. Als het voorschot te hoog is geweest, omdat bijvoorbeeld het omzetverlies lager is uitgevallen dan verwacht, moet het te veel ontvangen bedrag terug worden betaald door de werkgever aan het UWV. Op basis van de openings- en sluitingsdata van de vaststellingsloketten en betaaltermijnen zijn de te verwachten terugbetalingen van bedrijven voor alle vijf tranches van de NOW geraamd. Het werkelijke omzetverlies en de loonsomontwikkeling zijn voorlopig nog onzeker, omdat het merendeel van de vaststellingsverzoeken van de NOW 1 en NOW 2 nog niet binnen zijn en de vaststellingsloketten voor de derde, vierde en vijfde tranche nog niet zijn gestart.

02. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) juninota kasschuif

Op basis uitvoeringsinformatie van UVW blijkt dat relatief minder bedrijven een betalingsregeling treffen met UWV dan verwacht, maar bedrijven die een betalingsregeling treffen, kiezen voor een langere terugbetaalperiode. Dit leidt enerzijds tot meer ontvangsten in 2021 en anderzijds dat een deel van de ontvangsten die voorzien werden tot en met 2023 juist worden doorgeschoven naar latere jaren.

03. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) bijstelling vaststellingen o.b.v. realisaties 

Op basis van de meest recente informatie van UWV over de subsidie-aanvragen en vaststellingen NOW is de raming van de terugontvangsten NOW 1 tot en met 4 (eerste tot en met zesde tranche) bijgesteld. Dit leidt per saldo tot 656,7 miljoen euro hogere ontvangsten in 2021 (cumulatief +/+ 847,6 miljoen).

04. Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) kasschuif harmoniseren vaststellingen NOW 3 en 4

Door het harmoniseren van de loketten NOW 3 en 4 (TK 2020-2021, kamerstuk 35420, nr. 357) hebben werkgevers meer tijd om een vaststellingsverzoek in te dienen. Hierdoor schuiven ontvangsten van 2022 door naar latere jaren.

Diversen

Deze post bevat diverse kleinere technische ontvangstenmutaties onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid, waaronder terugontvangsten van het UWV in verband met lager dan bevoorschotte uitvoeringskosten van crisismaatregelen. Ook zijn er kleine bijstellingen gedaan op de verschillende Tozo tranches, aan de hand van realisatie cijfers. Tot slot bevat het terugontvangsten over 2020 voor de NOW 1, 2 en 3.1.

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) (n)

Als gevolg van neerwaartse bijstellingen op de uitgegeven kapitaalverstrekkingen veranderen ook de verwachte terugontvangsten in latere jaren. Doordat er minder leningen worden uitgegeven, komt er ook minder aan rente en aflossing terug. Daarnaast zijn er enkele kasschuiven verwerkt; uitstel van aflossing voor zelfstandigen van 1 januari 2021 naar 1 januari 2022, langere terugbetaaltermijn en snellere verrekening met gemeenten die de Tozo via een samenwerkingsverband uitvoeren.

Werkgeversbijdrage kinderopvang

De werkgeversbijdrage kinderopvang is een vast percentage van de totale loonsom. De totale loonsom is naar boven bijgesteld. Dit leidt tot hogere ontvangsten werkgeversbijdrage.

Diversen

De post bevat diverse kleinere technische niet-plafondrelevante ontvangstenmutaties, waaronder kleine terugontvangsten op de Rijksbijdrage Zwanger en Zelfstandig (ZEZ) en op de Rijksbijdrage voor de AO-tegemoetkoming.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

25.879,50

26.354,00

27.615,60

29.151,90

30.411,50

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Diversen

‒ 2,5

0

0

0

0

 
 

‒ 2,5

0

0

0

0

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Bijstelling maatschappelijke diensttijd

‒ 25

0

0

0

0

 

Bijstellingen vws-breed

‒ 32,1

‒ 34,1

‒ 32,1

‒ 25,1

‒ 21,1

 

De doorbraakaanpak en de pilots vereenvoudiging jeugdbescherming

15

0

0

0

0

 

Inkoop griepvaccins

25,6

0

0

0

0

 

Inzet prijsbijstelling

‒ 16,4

‒ 15,1

‒ 13,8

‒ 14

‒ 14,5

 

Kasschuif maatschappelijke diensttijd

‒ 45,3

39,2

5,6

0,5

0

 

Kasschuif middelen continuïteit cruciale jeugdzorg

20

0

0

0

0

 

Kasschuif planontwikkelfase stimuleringsregeling wonen en zorg

‒ 20,8

20,8

0

0

0

 

Kasschuif sectorplanplus

‒ 156

‒ 74,3

230,3

0

0

 

Kasschuiven voorjaarsbesluitvorming

‒ 122,4

31

55,2

21,4

14,8

 

Kleinere leefgroepen door passend maken van accommodaties

50

0

0

0

0

 

Korting op beleidsartikelen

‒ 36

‒ 36

‒ 36

‒ 36

‒ 36

 

Pandemische paraatheid

7,8

18

13,2

13

13

 

Personeel en materieel vws

14,8

17,3

17,9

13,7

13,7

 

Pgb 2.0 en beheer

33,5

37,6

13,1

11,8

11,8

 

Tekort flo/vut

11,1

15,7

13,5

12

10,7

 

Tijdelijke uitbreiding (ambulante en klinische) crisiscapaciteit

50

0

0

0

0

 

Diversen

88,8

114,5

53,2

35,7

28,9

 

Zorg

      

Diversen

‒ 2,1

0

0,6

1,6

‒ 0,1

 
 

‒ 139,5

134,6

320,7

34,6

21,2

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Aanschaf anti-lichamen uitgaven (covid-19)

40

0

0

0

0

 

Aanschaf en distributie medische hulpmiddelen (covid-19)

93

0

0

0

0

 

Aanschaf en distributie sneltests (covid-19)

652

0

0

0

0

 

Aanschaf vaccins (covid-19)

‒ 200

425

400

0

0

 

Amateursport en ijsbanen/zwembanen (covid-19)

340

0

0

0

0

 

Arbeidsvoorwaardemiddelen

29

63,5

0

0

0

 

Benodigd budget bonusregeling 2020 in 2021 (covid-19)

64,4

0

0

0

0

 

Beveiliging vaccins (covid-19)

38,7

0

0

0

0

 

Bonus zorgpersoneel (covid-19)

126

0

0

0

0

 

Brede aanpak dak- en thuislozen extra middelen 2021

‒ 45,5

0

0

0

0

 

Desaldering resceu (covid-19)

30

5

2,4

0

0

 

Dienst testen (covid-19)

162,3

750,8

0

0

0

 

Ggd ghor bron en contactonderzoek (covid-19)

260,5

0

0

0

0

 

Ggd ghor (covid-19)

546,3

0

0

0

0

 

Ggd ghor: landelijk serviceloket teststraten (covid-19)

76,7

0

0

0

0

 

Ggd ghor spoor 1 (covid-19)

0

195

0

0

0

 

Ggd meerkosten (covid-19)

671,7

0

0

0

0

 

Ic-bedden en klinische bedden (covid-19)

40,3

134,2

0

0

0

 

Inkoop persoonlijke beschermingsmiddelen lch (covid-19)

71

0

0

0

0

 

Inkoop persoonlijke beschermingsmiddelen vws (covid-19)

60,5

0

0

0

0

 

Kasschuif zonmw onderzoekprogramma (covid-19)

‒ 31,9

16,1

11,5

4,3

0

 

Kosten cibg inzake lch (covid-19)

40,3

0

0

0

0

 

Leveringszekerheid (covid-19)

‒ 46,2

57,6

28,3

0

0

 

Loonbijstelling

65,4

55,7

53,3

52,5

51,3

 

Medische noodvoorraden (resceu) (covid-19)

56,5

0

0

0

0

 

Meerkosten ggd'en spoor 1 (covid-19)

332,8

200,7

0

0

0

 

Meerkosten sociaal domein (covid-19)

141

0

0

0

0

 

Ondersteuning sport-sector (covid-19)

60

0

0

0

0

 

Ophogen budget vaccins (covid-19)

430

0

0

0

0

 

Opleidingen ic-capaciteit (covid-19)

‒ 33,4

‒ 0,2

0

0

0

 

Overloop 2020-2021 (covid-19)

187,2

0

0

0

0

 

Realisatie digitale ondersteuning (covid-19)

32,7

0

0

0

0

 

Rivm programma (covid-19)

54

55

0

0

0

 

Steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl (covid-19)

63

0

0

0

0

 

Testcapaciteit (covid-19)

405,2

0

0

0

0

 

Testen (covid-19)

2.594,20

0

0

0

0

 

Testen via werkgevers (spoor 2) (covid-19)

544,5

0

0

0

0

 

Testen voor toegang: middelen spoor 2a fase 1 (covid-19)

71,4

0

0

0

0

 

Testen voor toegang: middelen spoor 2a fase 2 (covid-19)

151,6

0

0

0

0

 

Testen voor toegang: spoor 2a fase 3b en 3c (covid-19)

216,7

0

0

0

0

 

Testen voor toegang: spoor 2a fase 3d en 3e (covid-19)

200,9

0

0

0

0

 

Testen voor toegang: toegangstesten fase 3a (covid-19)

107,8

0

0

0

0

 

Tijdelijke extra banen ondersteunende functie (covid-19)

80

0

0

0

0

 

Uitbreiding testcapaciteit (covid-19)

264

0

0

0

0

 

Vaccinimplementatie (covid-19)

1.041,40

134

0

0

0

 

Vaccinontwikkeling (covid-19)

335

0

0

0

0

 

Verlengen steun caribisch nederland (covid-19)

33

0

0

0

0

 

Diversen

412,9

216

75,4

54

40,7

 

Zorg

      

Diversen

23,9

7

5

4,7

4,7

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Bikk wlz

62,5

45,4

57,6

49,2

53,3

 

Rijksbijdrage wlz

700

‒ 100

‒ 450

850

500

 

Rijksbijdrage 18-

0

‒ 39,8

14,9

30,5

83,4

 

Zorgtoeslag

‒ 139,2

‒ 258

‒ 63,4

34

251,5

 

Diversen

20,5

27,5

27,5

27,5

27,5

 
 

11.534,60

1.990,50

162,5

1.106,70

1.012,40

 

Extrapolatie

33.138,20

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

11.392,60

2.125,00

483,2

1.141,10

1.033,60

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

37.272,10

28.479,00

28.098,80

30.293,10

31.445,10

33.138,20

Totaal Internationale samenwerking

8,7

5,8

5,1

5,1

5,1

5,1

Stand Miljoenennota 2022

37.280,70

28.484,80

28.103,90

30.298,20

31.450,20

33.143,30

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

204,7

113,1

113,1

113,1

113,1

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Afrekening spuk

63

15

15

15

15

 

Bijstellingen vws-breed

16,9

17

17

17

17

 

Ramingsbijstelling ontvangsten cak

0

43,2

0

0

0

 

Diversen

4,4

0

0

0

0

 
 

84,3

75,2

32

32

32

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Aanschaf anti-lichamen ontvangsten (covid-19)

30

10

0

0

0

 

Aanschaf remdesivir (covid-19)

33,8

11,3

0

0

0

 

Desaldering resceu (covid-19)

30

5

2,4

0

0

 

Medische noodvoorraden (resceu) (covid-19)

47

0

0

0

0

 

Ontvangsten bevoorschotting lch (covid-19)

165

0

0

0

0

 

Diversen

1,5

‒ 4,4

0

0

0

 
 

307,3

21,9

2,4

0

0

 

Extrapolatie

154,5

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

391,7

97,1

34,4

32

32

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

596,4

210,3

147,5

145,1

145,1

154,5

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

596,4

210,3

147,5

145,1

145,1

154,5

De verticale toelichting omvat alle mutaties sinds Miljoenennota 2021. Dit is inclusief de elfde incidentele suppletoire begrotingen van VWS in 2021.

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Diversen

Dit betreft een klein deel van de dekking voor de middelen voor jeugd in coronatijd. Het kabinet heeft in totaal 58,5 miljoen euro vrijgemaakt ter ondersteuning van jongeren in coronatijd om de dialoog met jongeren te starten, activiteiten te organiseren, voor jongerenwerk en om extra aandacht te geven aan de mentale weerbaarheid van jongeren.

Beleidsmatige mutaties

Bijstelling maatschappelijke diensttijd

Een deel van het budget voor de maatschappelijke diensttijd wordt niet uitgegeven dit jaar, onder andere doordat vanwege Covid-19 niet zoveel trajecten konden starten als voorzien.

Bijstellingen VWS-breed

Het ministerie van VWS voert diverse ramingsbijstellingen door, waaronder een bijstelling op de subsidieregeling veelbelovende zorg en een incidentele bijstelling op de subsidie onverzekerde (verwarde) personen.

De doorbraakaanpak en de pilots vereenvoudiging jeugdbescherming

Het Rijk stelt in totaal 613 miljoen euro in 2021 beschikbaar voor acute problematiek in de jeugdzorg. 493 miljoen euro is beschikbaar gesteld via het Gemeentefonds, de resterende 120 miljoen euro vanaf de VWS- begroting. Van dit bedrag is:

  • 1. 50 miljoen euro voor het passend maken van accommodaties om de leefomstandigheden van kwetsbare jeugdigen te verbeteren;

  • 2. 50 miljoen euro voor de tijdelijke uitbreiding van de (ambulante en klinische) crisiscapaciteit jeugd-GGZ, zodat aan de grote zorgvraag mede als gevolg van corona tegemoet gekomen wordt;

  • 3. 15 miljoen euro voor de verbreding en regionale uitrol van de doorbraak- aanpak en pilots vereenvoudiging Jeugdbescherming;

  • 4. 5 miljoen euro voor het ombouwen van gesloten instellingen om separate diensten gezamenlijk aan te kunnen bieden (deze mutatie valt in de post ‘Diversen’).

Inkoop griepvaccins

Het ministerie van VWS heeft om een tekort te voorkomen voor 25,6 miljoen euro extra griepvaccins ingekocht voor het griepseizoen 2021/2022. De verwachting is dat ook in 2021 de opkomst voor het griepvaccin hoger is dan in voorgaande jaren.

Inzet prijsbijstelling

De prijsbijstelling is ingezet om de problematiek op de begroting van het ministerie van VWS te dekken.

Kasschuif maatschappelijke diensttijd

In verband met het kasritme van de subsidie voor maatschappelijke diensttijd vinden de kasuitgaven (trajecten gestart in 2021) deels plaats in 2022. Derhalve is een schuif nodig van deze middelen.

Kasschuif middelen continuïteit cruciale jeugdzorg

In het voorjaar van 2019 is afgesproken om 20 miljoen euro bij de Jeugd­ autoriteit te positioneren voor de periode 2019-2021. Hierdoor bestaat de mogelijkheid om tijdelijke liquiditeitssteun aan jeugdzorgaanbieders toe te kennen, als de zorgcontinuïteit in gevaar komt. Deze afspraak was onderdeel van de totaaldeal die in het voorjaar van 2019 is gemaakt met de VNG. In 2019 en 2020 bleken deze middelen niet benodigd. Middels een kasschuif blijven deze middelen ook voor 2021 beschikbaar zoals is afgesproken.

Kasschuif planontwikkelfase stimuleringsregeling wonen en zorg

De middelen voor de plan- en ontwikkelfase van de Stimuleringsregeling Wonen en Zorg worden middels deze kasschuif in het juiste kasritme gezet.

Kasschuif sectorplanplus

SectorplanPlus is een meerjarige subsidie die beschikbaar is in de periode 2017-2022. Regionale werkgeversorganisaties die aangesloten zijn bij RegioPlus kunnen aanspraak maken op deze subsidie. Door middel van deze kasschuif worden de middelen in het juiste kasritme gezet, zodat dit aansluit bij de liquiditeitsbehoefte van individuele zorginstellingen waarvoor RegioPlus de aanvragen en verantwoording verzorgt.

Kasschuiven voorjaarsbesluitvorming

Op de VWS-begroting zijn meerdere kasschuiven ingepast. Zo vindt een herschikking plaats bij de (subsidieregeling) wijkverpleging. Ook zijn middelen voor de inhaalcampagne HPV-vaccinatie naar achteren geschoven. Verder zijn kasschuiven voor Pallas, Versnellingsprogramma informatie-uitwisseling patiënt en professional (VIPP) Farmacie, amendement 50+ Mantelzorg/dementie, Collectieve Erkenning Indisch- Molukse Gemeenschap en voor de subsidieregeling OnlinePatiëntinzage in de Eerstelijns Zorg (OPEN) ingepast.

Kleinere leefgroepen door passend maken van accommodaties

Het Rijk stelt in totaal 613 miljoen euro in 2021 beschikbaar voor acute problematiek in de jeugdzorg. 493 miljoen euro is beschikbaar gesteld via het Gemeentefonds, de resterende 120 miljoen euro vanaf de VWS- begroting. Van dit bedrag is:

  • 1. 50 miljoen euro voor het passend maken van accommodaties om de leefomstandigheden van kwetsbare jeugdigen te verbeteren;

  • 2. 50 miljoen euro voor de tijdelijke uitbreiding van de (ambulante en klinische) crisiscapaciteit jeugd-GGZ, zodat aan de grote zorgvraag mede als gevolg van corona tegemoet gekomen wordt;

  • 3. 15 miljoen euro voor de verbreding en regionale uitrol van de doorbraak- aanpak en pilots vereenvoudiging Jeugdbescherming;

  • 4. 5 miljoen euro voor het ombouwen van gesloten instellingen om separate diensten gezamenlijk aan te kunnen bieden (deze mutatie valt in de post ‘Diversen’).

Korting op beleidsartikelen

Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting is, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting, reeds een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen.

Pandemische paraatheid

Dit betreft de voorbereidings- en onderzoekskosten voor de (herstel)opgaven en transitie naar de versterking van pandemische paraatheid. Dit betreft middelen voor pandemische paraatheid volksgezondheid, zorgreservisten, leveringszekerheid en versterken langdurige zorg.

Personeel en materieel VWS

Binnen verschillende directies van het kerndepartement heeft het ministerie van VWS personele en materiële uitbreiding getroffen of aanvullend budget beschikbaar gesteld om doelstellingen van het ministerie van VWS te realiseren.

PGB 2.0 en beheer

Deze post bestaat uit meerdere onderdelen die samenhangen met de implementatie van PGB 2.0 en het structureel beheer hiervan. De kosten voor implementatie PGB 2.0 zijn hoger dan geraamd. Het merendeel van de extra middelen voor 2021 en 2022 betreft de (door)ontwikkelingskosten van PGB 2.0. Het resterende deel van de middelen voor 2021 en 2022 betreft subsidies voor gemeenten en zorgverleners ten behoeve van de implementatie van PGB 2.0 en tijdelijke extra inzet voor de doorontwikkeling en implementatie van PGB 2.0. Voor het structureel beheer komen middelen beschikbaar vanaf 2023 voor de eigen regie-organisatie en voor opdrachten aan uitvoerders van het structureel beheer.

Tekort FLO/VUT

Bij de afschaffing van de regelingen rond Functioneel Leeftijdsontslag/ Vervoegde Uittreding (FLO/VUT) zijn afspraken gemaakt over de vergoeding van het overgangsrecht ouderenregelingen voor de verschillende ambulancediensten. De beschikbare middelen bij het ministerie van VWS zijn niet toereikend, waardoor het budget structureel met 10,6 miljoen euro is verhoogd. 

Tijdelijke uitbreiding (ambulante en klinische) crisiscapaciteit

Het Rijk stelt in totaal 613 miljoen euro in 2021 beschikbaar voor acute problematiek in de jeugdzorg. 493 miljoen euro is beschikbaar gesteld via het Gemeentefonds, de resterende 120 miljoen euro vanaf de VWS- begroting. Van dit bedrag is:

  • 1. 50 miljoen euro voor het passend maken van accommodaties om de leefomstandigheden van kwetsbare jeugdigen te verbeteren;

  • 2. 50 miljoen euro voor de tijdelijke uitbreiding van de (ambulante en klinische) crisiscapaciteit jeugd-GGZ, zodat aan de grotezorgvraag mede als gevolg van corona tegemoet gekomen wordt;

  • 3. 15 miljoeneuro voor de verbreding en regionale uitrolvan de doorbraak- aanpak en pilots vereenvoudiging Jeugdbescherming;

  • 4. 5 miljoen euro voor het ombouwen van gesloten instellingen om separate diensten gezamenlijk aan te kunnen bieden (deze mutatie valt in de post ‘Diversen’).

Diversen

Er worden onder meer middelen beschikbaar gesteld voor de herfinanciering Basis Essentiële Infrastructuur (BEI) RIVM (13,6 miljoen euro structureel vanaf2022), stimuleringsregeling wonen en zorg (14,3 miljoen euro), de regeling onverzekerbare vreemdelingen (12,3 miljoen euro in 2021), Programma toegang voor Toegangs Verleningsservice (TVS) (8 miljoen euro in 2021 en 7,5 miljoen euro in 2022). TVS faciliteert de digitale dienstverlening voor de identificatie en authenticatie van patiënten. Verder is er een tegenvaller bij Centraal Administratie Kantoor (CAK) van 6,4 miljoen euro, 5 miljoen euro voor informatiehuishouding VWS, aanvulling regeling kunstmatige inseminatie met donorsemen (KID) (3,5 miljoen euro structureel), centrum indicatiestelling zorg (CIZ) jeugdigen onder de 18 jaar (3,5 miljoen euro in 2021 en 3,9 miljoen euro in 2022), hogere kosten implementatie Romero (ICT) (2,8 miljoen euro in 2021) en voor de herziening subsidie stichting nationaal programma grieppreventie (SNPG) 2020/2021 (4,3 miljoen euro in 2021). Tenslotte is 5 miljoen euro voor het ombouwen van gesloten instellingen opgenomen (onderdeel van de incidentele jeugdmiddelen).

Technische mutaties

Aanschaf anti-lichamen uitgaven (covid-19)

De uitgaven aan de inkoop van maximaal 20.000 behandelingen bedragen circa 40 miljoen euro. De overheid financiert de aankoop van deze behandelingen. De aankoopverplichtingen gaan pas in na noodtoelating of markt­ toelating. De overheid draagt het financiële risico in het geval dat de behandeling uiteindelijk in de praktijk niet ingezet wordt door artsen. Als het wel wordt ingezet dan zijn de kosten voor de zorgverzekeraars. Hiervoor worden 30 miljoen euro ontvangsten geraamd in 2021 en 10 miljoen euro in 2022.

Aanschaf en distributie medische hulpmiddelen (covid-19)

Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) ontvangt in 2021 aanvullende bevoorschotting van 93 miljoen euro om voldoende medische beschermingsmiddelen aan te schaffenen te distribueren. Deze raming is gebaseerd op bestellingen voor de periode tot en met juni 2021.

Aanschaf en distributie sneltests (covid-19)

Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) ontvangt in 2021 additionele bevoorschotting vanuit VWS om voldoende (snel)testen aan te schaffen en te distribueren. Het betreft voor 2021 een bedrag van 652 miljoen euro voor (snel)testen. Deze raming is gebaseerd op bestellingen voor de periode tot en met juni 2021.

Aanschaf vaccins (covid-19)

De raming voor de aankoop van vaccins is geactualiseerd in de zevende incidentele suppletoire begroting. Daarin zijn de aanvullende afspraken verwerkt zoals die zijn gemaakt via de Europese Unie met producenten van vaccins en waarover uw Kamer is geïnformeerd (Kamerstukken II, 2020/2021, 25295 nr. 1179 en 2595 nr. 1183). Deze afspraken sluiten aan bij de vaccinbehoefte. Tevens is, in overeenstemming met de verwachte leveringen,het kasritme hierop aangepast voor de jaren 2021, 2022 en 2023. Tot deze incidentele suppletoire begroting waren alleen kasmiddelen 2020 beschikbaar, terwijl leveringen ook in de komende jaren zullen plaatsvinden en dan tot betaling leiden. Met deze 625 miljoen euro kan aan de aangegane verplichtingen worden voldaan en is in de afronding van bedragen en mogelijke behoefte in de latere jaren enige ruimte meegenomen voor eventuele afspraken volgend uit nieuwe onderhandelingen.

Amateursport en ijsbanen/zwembanen (covid-19)

Het steunpakket voor amateursportverenigingen (TASO) is voortgezet in het eerste half jaar van 2021. Hiervoor is 91,4 miljoen euro beschikbaar. Tevens is het steunpakket voor verhuurders van sportaccommodaties (TVS) doorgetrokken in het eerste half jaar van 2021 (28,8 miljoen euro). Ook is het steunpakket voor verhuurders van sportaccommodaties verlengd in het eerste half jaar van 2021 (39,8 miljoen euro). Tot slot is de steun­ maatregel voor zwembaden en ijsbanen gecontinueerd in 2021 (80 miljoen euro).

Arbeidsvoorwaardemiddelen

Op de aanvullende post bij het ministerie van Financiën stond 92,5 miljoen euro gereserveerd voor arbeidsvoorwaarden in de zorg. Deze middelen betreffen het VWS-deel van de in 2021 vrijvallende 200 miljoen euro ter compensatie van het afschaffen van de doorsneesystematiek in de pensioendeal (de pensioendeal gaat een jaar later in, waardoor de middelen incidenteel vrijvallen in 2021). Middels een kasschuif wordt de € 92,5 miljoen euro verdeeld (29 miljoen euro in 2021 en 63,5 miljoen euro in 2022), en overgeheveld naar de VWS-begroting. VWS zet deze middelen in om stageproblematiek in de zorg aan te pakken en ter financiering van extra coronabanen in de zorg.

Benodigd budget bonusregeling 2020 in 2021 (covid-19)

Alle aanvragen voor de subsidieregeling bonus zorgprofessionals in 2020 zijn behandeld en - indien voldaan aan de voorwaarden - uitbetaald. Een beperkt deel (5%) is in januari 2021 afgehandeld en belast daarmee de uitgaven in 2021.

Beveiliging vaccins (covid-19)

Er zijn middelen beschikbaar gesteld om de opslag en distributie van vaccins te beveiligen (38,7 miljoen euro).

Bonus zorgpersoneel (covid-19)

De zorgbonus 2020 (een netto-uitkering van 1.000 euro) is ook voor zorgverleners van pgb-budgethouders beschikbaar gesteld. De uitvoering van deze specifieke regeling is geraamd op 126 miljoen euro in 2021. De met deze regeling geraamde kosten zijn naar 2021 verschoven vanuit de in 2020 beschikbaar gestelde 1,44 miljard euro.

Brede aanpak dak- en thuislozen extra middelen 2021

In het kader van de brede aanpak van dak- en thuisloosheid zijn voor 2021 extra middelen toegekend aan 21 centrum- en regiogemeenten. Deze middelen zijn verwerkt in het Gemeentefonds.

Desaldering rescEU (covid-19)

Op 19 maart 2020 heeft de Europese Commissie een gemeenschappelijke strategische capaciteit opgezet (een zogenaamde rescEU-voorraad) van medische apparatuur en middelen. Door de Europese Unie wordt subsidie gegeven voor het Nederlandse aandeel in strategische voorraden. Deze desaldering maakt het mogelijk hiervoor uitgaven te doen. Bij desalderingen stijgen zowel de niet-belastingontvangsten als de uitgaven met eenzelfde bedrag, waardoor de netto uitgaven dus niet stijgen.

Dienst testen (covid-19)

De middelen 2021 bestaan uit de verwachte verschuldigde BTW op de eerder begrote inkoop van testen in Q4 (gezien de afschaffing van het nultarief in Q4). De middelen 2021 zijn tevens gecorrigeerd voor een dubbeltelling in eerder toegekende middelen. De middelen 2022 zijn voor aankoop van testen en labcapaciteit in spoor 1 (GGD’en) voor begin 2022, en personele middelen voor de Dienst Testen.

Ggd ghor bron en contactonderzoek (covid-19)

De Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) en Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio (GHOR) ontvangen middelen voor bron- en contactonderzoek ter bestrijding van het coronavirus. Deze middelen zijn toegevoegd bij de vierde incidentele suppletoire begroting (143,8 miljoen euro) en bij de zesde incidentele suppletoire begroting (116,7 miljoen euro).

Ggd ghor (covid-19)

In de negende incidentele suppletoire begroting zijn middelen beschikbaar gesteld voor de GGD-GHOR in 2021. Het gaat onder andere om de kosten om het klant- en contactcentrum operationeel te houden en bron- en contactonderzoek en kosten die horen bij het inplannen van vaccinaties.

Ggd ghor: landelijk serviceloket teststraten (covid-19)

Met het inrichten van een landelijk serviceloket teststraten kan de testcapa­ citeit vanuit de GGD’en ondersteund worden en is het mogelijk gemaakt om mobile test units in te blijven zetten (76,7 miljoeneuro).

Ggd ghor spoor 1 (covid-19)

Dit betreft budget om uitvoering te geven aan het corona-beleid van testen en traceren via de GGD-GHOR. Dit is bijvoorbeeld het testen bij klachten en het maken van afspraken daarvoor, bron- en contactonderzoek en de benodigde ICT programma’s tot begin 2022. Dit is beschikbaar gesteld in de elfde incidentele suppletoire begroting van VWS.

Ggd meerkosten (covid-19)

De GGD’en maken meerkosten voor o.a. het opzetten van teststraten en bemensing hiervan, bron- en contactonderzoek en het vaccineren. In de achtste incidentele suppletoire begroting van VWS is hiervoor 671,7 miljoen euro beschikbaar gesteld.

IC-bedden en klinische bedden (covid-19)

Op basis van het opschalingplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg zijn middelen gereserveerd in 2021 en 2022 voor de opschaling van ic-bedden en klinische bedden. Deze mutatie betreft de bijstelling van het budget (40 miljoen euro in 2021 en 134 miljoen euro in 2022) ten opzichte van het eerder beschikbaar gestelde budget (94 miljoen euro in 2021). In totaal is daarmee 134 miljoen euro beschikbaar in beide jaren voor de opschaling van ic-bedden en klinische bedden (exclusief opleidingen, dit budget van 39,6 miljoen euro is separaat geregeld).

Inkoop persoonlijke beschermingsmiddelen LCH (covid-19)

Voor de inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen door het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) is in 2021 een aanvullend incidenteel budget van 71 miljoen euro nodig. Met de verkregen voorschotten kan het LCH onder meer de additionele inkoop van FFP2-maskers, de afwikkeling van inkooporders uit 2020 en inkopen vanuit ProductieNL voortzetten.

Inkoop persoonlijke beschermingsmiddelen VWS (covid-19)

Een aanvullend budget van 60,5 miljoen euro is nodig om aan de betalingsverplichting te kunnen voldoen van de eerdere inkoop van medische mondmaskers door het ministerie van VWS. Het gaat hierbij om overlopende verplichtingen uit 2020, die tot betaling en levering leiden in 2021.

Kasschuif ZonMw onderzoekprogramma (covid-19)

Voor de ZonMw-onderzoeken naar de verbetering van de preventieve/profylactische behandeling ter voorkoming van COVID-19, de therapeutische behandeling van COVID-19 patiënten, en vaccins is 31,9 miljoen euro herverdeeld over de aankomende jaren.

Kosten CIBG inzake LCH (covid-19)

Dit betreft de kosten voor het projectbureau LCH binnen het CIBG en de transportkosten en facilitaire kosten van het landelijk consortium hulpmiddelen (LCH).

Leveringszekerheid (covid-19)

Voor het beheer en afbouw van de noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen door het CIBG zijn extra middelen benodigd.

Loonbijstelling

De tranche 2021 van de loonbijstelling is toegevoegd aan de begroting van VWS.

Medische noodvoorraden (rescEU) (covid-19)

De Europese Commissie heeft goedkeuring verleend om als onderdeel van het rescEU-programma een medische noodvoorraad aan te trekken ter waarde van 47 miljoen euro. Daarmee vergoedt de Europese Commissie de kosten voor de aankoop, opslag en het beheer van de medische producten met uitzondering van de bijbehorende belastingen. Deze vergoeding van de Europese Commissie staat geboekt bij de ontvangsten. Aan de uitgavenkant is het bedrag van 47 miljoen euro geboekt en de nationale bijdrage van 9,5 miljoen euro, dat is toegevoegd aan de VWS- begroting om deze kosten te vergoeden. In totaliteit is 56,5 miljoen euro beschikbaar.

Meerkosten ggd'en spoor 1 (covid-19)

Voor de meerkosten voor GGD’en zijn in de elfde incidentele suppletoire begroting van VWS extra middelen beschikbaar gesteld. Het gaat om 332,8 miljoen euro voor het laatste kwartaal van 2021 en 200,7 miljoen euro voor 2022. De middelen voor 2022 zijn benodigd voor het voortzetten van huidig beleid tot begin 2022, namelijk testen bij klachten, het bron- en contactonderzoek en het voortzetten van de huidige vaccinatiestrategie.

Meerkosten sociaal domein (covid-19)

In 2021 is de staande afspraak dat meerkosten die direct voortvloeien uit de coronamaatregelen van het kabinet en het volgen van de RIVM- maatregelen door het Rijk worden vergoed richting gemeenten. Deze post betreft meerkosten vanuit de Jeugdwet en de Wmo 2015. In 2021 worden meerkosten verwacht van 141 miljoen euro. Bij najaarsnota wordt de definitieve compensatie voor de meerkosten in het sociaal domein vastgesteld op basis van een onderzoek. Vervolgens worden de middelen overgeheveld naar het gemeentefonds.

Ondersteuning sportsector (covid-19)

Voor de amateursport is een ondersteuningsregeling getroffen waarbij een deel van de omzet derving is gecompenseerd. Er is besloten om deze regeling ook voor de laatste maanden van 2020 open te stellen. Uitvoering vindt plaats in 2021 (37,8 miljoen euro). Ook kunnen verhuurders van sport­ accommodaties gebruik maken van een regeling om de huursom gecompenseerd te krijgen. Er is besloten om de compensatie voort te zetten met een nieuwe regeling. Uitvoering van deze regeling, die betrekking heeft op 2020,vindt plaats in 2021 (22,2 miljoen euro).

Ophogen budget vaccins (covid-19)

Er zijn aanvullende afspraken gemaakt via de Europese Unie met producenten van vaccins. Met deze 430 miljoen euro kan aan de aangegane verplichtingen en eventuele afspraken volgend uit lopende onderhandelingen worden voldaan.

Opleidingen ic-capaciteit (covid-19)

De kosten van opleidingen die samenhangen met het opschalen van de ic- en klinische bedden in 2021 en 2022 vallen lager uit dan eerder geraamd.

Overloop 2020-2021 (covid-19)

Dit betreft onder meer de vergoeding aan GGD’en voor de meerkosten van 157 miljoen euro voor bron- en contactonderzoek en bemonstering. Deze kosten zijn in 2020 gemaakt, maar betaling heeft in 2021 plaatsgevonden.

Realisatie digitale ondersteuning (covid-19)

Voor het realiseren van digitale oplossingen die kunnen bijdragen aan de bestrijding van het coronavirus worden middelen beschikbaar gesteld. Het budget is onder meer aangewend voor de doorontwikkeling en inbeheername van de CoronaMelder, de realisatie en inbeheername van GGDContact, de voorbereidingen voor de digitale ondersteuning van een testbewijs en de ontwikkeling en inbeheername van de invoerapplicatie Beveiligde Registraties Bijzondere Assets (BRBA).Tevens is gekeken naar inzet van technologie om gegevensuitwisseling tussen GGD Contact (de app) en de GGD mogelijk te maken en op welke wijze evaluatie onderzoeken kunnen worden begeleid.

RIVM programma (covid-19)

Het RIVM ontvangt een aanvullende bijdrage om uitvoering te geven aan hun taken in het kader van de bestrijding van COVID-19 (54 miljoen euro).

Steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl (covid-19)

Het kabinet heeft in 2021 200 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor het steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl in coronatijd. Hiervan loopt 63 miljoen euro via de VWS-begroting, 117 miljoen euro via het Gemeentefonds, 10 miljoen euro via de OCW-begroting, 5 miljoen euro via de SZW-begroting en 5 miljoen euro is gereserveerd voor EZK.

Testcapaciteit (covid-19)

Voor de eerste maanden van 2021 is 405,2 miljoen euro beschikbaar gesteld om de laboratoriumcapaciteit te vergroten op basis van de verwachte testen in deze periode.

Testen (covid-19)

Het grootschalig testenis met deze middelen mogelijk gemaakt (2.594 miljoen euro). Met deze middelen is laboratoriumcapaciteit voor PCR-testanalyses beschikbaar gesteld en is de inkoop van antigeen sneltesten, PCR-afname swaps, ademtesten en andere testenen labdisposables door het Landelijk Consortium Hulpmiddelen mogelijk.

Testen via werkgevers (spoor 2) (covid-19)

Met VNO-NCW is (in het kader van spoor 2) afgesproken dat werkgevers tegemoet worden gekomen in kosten die door hen worden gemaakt voor het afnemen van antigeentesten bij hun werknemers. Met bedrijfsartsen en arbodiensten heeft VWS afgesproken dat zij op aanvraag van de werkgevers sneltesten kunnen uitvoeren. Zij ontvangen op maandelijkse declaratiebasis een vaste vergoeding per test. In totaal is hiervoor een bedrag van 544,5 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Testen voor toegang: middelen spoor 2a fase 1 & 2 (covid-19)

Voor deelname aan onder meer sport- en jeugdactiviteiten, culturele instellingen, evenementen, restaurants en overige horeca- en doorstroomlocatiesis laagdrempelig testen mogelijk gemaakt (223 miljoen euro). Dit betreft fase 1 en 2 van spoor 2a.

Testen voor toegang: spoor 2a fase 3b en 3c (covid-19)

Voor deelname aan onder meer sport- en jeugdactiviteiten, culturele instellingen, evenementen, restaurants en overige horeca- en doorstroomlocaties is laagdrempelig testen mogelijk gemaakt (216,7 miljoen euro). Het betreft hier fase 3b en 3c van testen spoor 2a.

Testen voor toegang: spoor 2a fase 3d en 3e (covid-19)

Voor deelname aan onder meer sport- en jeugdactiviteiten, culturele instellingen, evenementen, restaurants en overige horeca- en doorstroomlocaties is laagdrempelig testen mogelijk gemaakt (118,4 miljoen euro). Dit betreft de maand september in spoor 2a. In de elfde incidentele suppletoire begroting van VWS is dit budget opgehoogd (82,5 miljoen euro), omdat laagdrempelig testen wordt doorgezet in oktober.

Testen voor toegang: toegangstesten fase 3a (covid-19)

Voor deelname aan onder meer sport- en jeugdactiviteiten, culturele instellingen, evenementen, restaurants en overige horeca- en doorstroomlocatiesis laagdrempelig testen mogelijk gemaakt. In fase 3a is de capaciteit opgeschaald (107,8 miljoen euro).

Tijdelijke extra banen ondersteunende functie (covid-19)

Via een subsidieregeling stelt het kabinet 80 miljoen euro beschikbaar om werkgevers in de zorg in staat te stellen om boven op de bestaande initia­tieven ongeveer 5.000 voltijds fte aan extra tijdelijke banen in ondersteu­nende functies te creëren. In de zorgsector wordt voor de financiering aangesloten bij door de zorgbranche zelfbepaalde ondersteunende functies die ontwikkeld zijn vanuit de Nationale Zorgklas, zoals voor de functies van crisishulp en de functie van gastvrouw/gastheer. De subsidieregeling is zodanig ingericht dat deze dubbele bekostiging voorkomt en een doelmatige uitvoering borgt.

Uitbreiding testcapaciteit (covid-19)

De Stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk is in staatgesteld om sneltesten aan te schaffenvia het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) en mensen vervolgens snel te testen. Het gaat om 264 miljoen euro in 2021. Het betreft hier een raming voor de periode tot en met juni 2021.

Vaccinimplementatie (covid-19)

Er zijn additionele middelen beschikbaar gesteld voor de vaccinimplementatie-entvergoedingen. De middelen voor entvergoedingen die het ministerie van VWS uitkeert aan uitvoerders zoals de GGD-GHOR en huisartsen zijn verhoogd met 184,7 miljoen euro bovenop de 714 miljoen euro die VWS heeft ontvangen voor de uitvoerders die zorgdragen voor de vaccinimplementatie. Ook zijn middelen beschikbaar gesteld voor onderzoeken naar de effectiviteit van vaccins en aanschaf van spuiten en naalden (59,2 miljoen euro). Tot slot ontving het RIVM middelen voor de vaccinimplementatie (totaal 103 miljoen euro, waarvan 19,5 miljoen onder de post Diversen valt). Voor de vaccinimplementatie zijn in de elfde incidentele suppletoire begroting van VWS extra middelen beschikbaar gesteld (134 miljoen euro in 2022). Het betreft middelen voor het voortzetten van het huidige vaccinatiebeleid. De kosten van een eventuele derde prik zijn hierin nog niet meegenomen, maar deze zijn gereserveerd op de Aanvullende Post van het ministerie van Financiën.

Vaccinontwikkeling (covid-19)

De reeds beschikbaar gestelde 700 miljoen euro voor de vaccinontwikkeling komt grotendeels in 2021 tot besteding. Daarom is in de vierde incidentele suppletoire begroting 335 miljoeneuro van 2020 naar 2021 doorgeschoven. Het budget wordt benut om de financiële verplichtingen na te komen die voortvloeien uit de door de EU afgesloten overeenkomsten. Het kan gaan om zowel de aanschaf- als productie en ontwikkelkosten.

Verlengen steun Caribisch Nederland (covid-19)

Er is 33 miljoen euro beschikbaar gesteld om zorg in verband met COVID-19 te kunnen verlenen in het Caribisch deel van Nederland.

Diversen – Rijksbegroting

De post diversen op de Rijksbegroting (386,7 miljoeneuro) is onder andere opgebouwd uit de aanschaf remdesivir (11,3 miljoen euro), Beheer- en ontwikkelingskosten Landelijk Consortium Hulpmiddelen (8,5 miljoen euro), extrakosten ic-opschaling (17 miljoen euro in 2021),GGD GHOR voor corona divers (12,4 miljoen euro), corona unit (20,7 miljoen euro) en het GGD klant contactcenter (9 miljoeneuro). Ook zijn middelen toegevoegd voor de landelijke functies opvang (7,7, miljoen euro), ondersteuning defensie bij teststraten en vaccineren (7 miljoen euro), het overboeken van coronabudget vanaf plafond Zorg (12,9 miljoen euro), personeelsbudget dienst testen(14,1 miljoen euro), rioolsurveillance programma (15 miljoen euro in 2021 en 2022), tekort SectorplanPlus (14 miljoen euro) en uitvoeringskosten bonus zorgpersoneel (10 miljoen euro). De aankoop van spuiten en naalden (8,6 miljoen euro), brede inzet voor zelftesten (20 miljoen euro), Covid-zorg voor Caribisch Nederland (27,4 miljoen euro), verhoging van het budget aan RIVM voor vaccinimplementatie (19,5 miljoen euro) en 28,5 miljoen euro voor het realiseren van digitale oplossingen die kunnen bijdragen aan de bestrijding van het Coronavirus. Tenslotte is hier de desaldering van een specifieke uitkering sport (8 miljoeneuro) opgenomen. Bij een desaldering worden de uitgaven en ontvangsten met eenzelfde bedrag verhoogd.

Diversen - Zorg

De post diversen op het plafond Zorg is opgebouwd uit het overboeken van coronabudget naar plafond Rijksbegroting (-12,9 miljoen euro) in 2021, 29,9 miljoen euro voor de PGB niet-geleverde zorg en de loon- en prijsbijstelling.

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Rijksbijdrage 18-, Bijdrage Kosten korting (BIKK) Wlz, Rijksbijdrage Wlz, Zorgtoeslag

De ramingen van de Rijksbijdrage 18-, BIKK Wlz, Rijksbijdrage Wlz en de Zorgtoeslag zijn aangepast op basis van de MEV-raming van het CPB.

Diversen

De diversenpost bestaat uit 7 miljoen euro hogere uitgaven aan de zorgtoeslag, in verband met het kwijtschelden van schulden van gedupeerde ouders en een structurele ophoging van het budget tegemoetkoming specifieke zorgkosten (13,5 miljoen euro). 

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Afrekening SPUK

De SPUK Stimulering Sport uit 2019 is definitief vastgesteld. In 2021 zijn de terugontvangsten hiervan 63 miljoen euro. Verder is vanaf 2022 een structurele ramingsbijstelling van 15 miljoen euro op de ontvangsten verwerkt. De regeling blijft van kracht met behoud van evaluatie van de uitkeringsvorm na drie vaststellingsjaren.

Bijstellingen VWS-breed

Het ministerie van VWS voert diverse ramingsbijstellingen door op ontvangsten (17 miljoen euro structureel).

Ramingsbijstelling ontvangsten CAK

Dit betreft een extra ontvangst van het CAK als gevolg van het vervallen van een tussenrekening van het CJIB waarop ontvangsten in het kader van de regelingen wanbetalers en onverzekerden voorlopig geparkeerd zijn.

Diversen

Dit betreft de afroming van het overschot op het eigenvermogen van CIBG (2,2 miljoen euro) en betreft een terugontvangst van het CIBG n.a.v. de eindafrekening dienstverleningsovereenkomst (DVO) 2019 (2,2 miljoen euro).

Technische mutaties

Aanschaf anti-lichamen ontvangsten (covid-19)

De uitgaven aan de inkoop van maximaal 20.000 behandelingen bedragen circa 40 miljoen euro. De overheid financiert de aankoop van deze behandelingen. De aankoopverplichtingen gaan pas in na noodtoelating of markt­ toelating. De overheid draagt het financiële risico in het geval dat de behandeling uiteindelijk in de praktijk niet ingezet wordt door artsen. Als het wel wordt ingezet dan zijn de kosten voor de zorgverzekeraars. Hiervoor is 30 miljoen euro aan ontvangsten geraamd in 2021 en 10 miljoen euro in 2022.

Aanschaf remdesivir (covid-19)

Er is in 2021 11,3 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het RIVM voor de aanschaf van het medicijn Remdesivir. Het middel remt de aanmaak van nieuwe virusdeeltjes in het lichaam en wordt ingezet bij corona patiënten. Het RIVM schaft de medicijnen aan en ziekenhuizen kunnen het vervolgens afnemen. Voor de verkoop van de medicijnen worden ook ontvangsten geboekt in 2021 (33,8 miljoen euro) en 2022 (11,3 miljoen euro).

Desaldering rescEU (covid-19)

Op 19 maart 2020 heeft de Europese Commissie een gemeenschappelijke strategische capaciteit opgezet (een zogenaamde rescEU-voorraad) van medische apparatuur en middelen. Door de Europese Unie wordt subsidie gegeven voor het Nederlandse aandeel in strategische voorraden. Deze desaldering maakt het mogelijk hiervoor uitgaven te doen. Bij desalderingen stijgen zowel de niet-belastingontvangsten als de uitgaven met eenzelfde bedrag, waardoor de netto uitgaven dus niet stijgen.

Medische noodvoorraden (rescEU) (covid-19)

Nederland ontvangt in 2021 een bijdrage van 47 miljoen euro van de Europese Commissie voor een medische noodvoorraad. Daarmee vergoedt de Europese Commissie de kosten voor de aankoop,opslag en het beheer van de medische producten.

Ontvangsten bevoorschotting LCH (covid-19)

Er wordt in de bevoorschotting en afrekening met het LandelijkConsortium Hulpmiddelen (LCH) rekening gehouden met de verkoop opbrengsten van de(sneltesten) aan de Stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk. In totaal is in 2021 165 miljoeneuro geraamd.

Diversen

Deze post is onder andere opgebouwd uit de desaldering van een specifieke uitkering sport (8 miljoen euro). Bij een desaldering worden de uitgaven en ontvangsten met eenzelfde bedrag verhoogd.

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

XVII BUITENLANDSE HANDEL & ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

       

Extrapolatie

 
       
       
       

Totaal Internationale samenwerking

3.186,00

3.265,80

3.494,10

3.639,80

3.837,50

4.049,20

Stand Miljoenennota 2022

3.186,00

3.265,80

3.494,10

3.639,80

3.837,50

4.049,20

XVII BUITENLANDSE HANDEL & ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

       

Extrapolatie

 
       
       
       

Totaal Internationale samenwerking

52,1

51,6

48,4

46,9

42,4

39,2

Stand Miljoenennota 2022

52,1

51,6

48,4

46,9

42,4

39,2

       

Nationaal Groeifonds

Nationaal Groeifonds
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

1.000,00

2.000,00

3.000,00

4.000,00

4.000,00

 

Technische mutaties

      

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Doorschuiven budget onverdeeld

‒ 924,8

185

185

185

185

 

Ngf - project quantum bijdrage ezk

‒ 14,2

‒ 33,1

‒ 3,1

‒ 3,6

0

 

Prijsbijstelling ngf

8,7

17,3

26

34,7

34,7

 

Toekenning project groenvermogen van de nl economie

‒ 0,8

‒ 21,5

‒ 33,3

‒ 10,6

‒ 6,7

 

Diversen

‒ 13,6

‒ 11

2,6

10,1

23,3

 
 

‒ 944,7

136,7

177,2

215,6

236,3

 

Extrapolatie

233,4

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 944,8

136,6

177,2

215,6

236,2

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

55,3

2.136,60

3.177,20

4.215,60

4.236,20

3.233,40

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

55,3

2.136,60

3.177,20

4.215,60

4.236,20

3.233,40

Nationaal Groeifonds

Doorschuiven budget onverdeeld

Op het Nationaal Groeifonds (NGF) heeft een eerste ronde met toekenningen plaatsgevonden. Dit jaar vinden er verder geen toekenningen meer plaats. De resterende middelen zijn daarom doorgeschoven naar komende jaren.

NGF - project Quantum bijdrage EZK

Het project QuantumDeltaNL richt zich op het versterken van Nederlands quantum-ecosysteem, door te investeren in (1) quantumcomputing, (2) quantumnetwerken en (3) quantumsensing. Voor de uitvoering QuantumDeltaNL is 54 miljoen toegekend vanuit het Nationaal Groeifonds (NGF).

Prijsbijstelling NGF

De tranche 2021 van de prijsbijstelling is overgemaakt naar de begroting van het Nationaal Groeifonds.

Toekenning project Groenvermogen van de NL economie

Aan het project Groenvermogen van de Nederlandse economie is € 73 mln toegekend. Het doel van het voorstel is om toepassingen van groene waterstof versneld mogelijk te maken door innovatie en kostenreductie.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse mutaties die onder de ondergrens vallen. Dit betreft de overboeking van middelen naar de EZK-begroting voor de uitvoering van de projecten AINed en Regmed. Ook zijn de apparaatsbudgetten overgeboekt naar EZK, gezien de apparaatsuitgaven vanaf de EZK-begroting worden gerealiseerd.

Sociale Verzekeringen

SOCIALE VERZEKERINGEN: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

66.590,40

68.388,80

69.585,60

70.968,70

73.175,50

 

Mee- en tegenvallers

      

Sociale zekerheid

      

Aow

‒ 218,2

‒ 187,1

‒ 162,6

‒ 147,1

‒ 133,1

 

Ctvlao

319,8

208,9

214,6

220,3

226,1

 

Iva

‒ 91,3

‒ 98,5

‒ 111,9

‒ 124,9

‒ 136,8

 

Verlofregelingen

26,4

‒ 0,9

‒ 8,9

‒ 0,4

11,7

 

Wga

78

139,7

205,5

244,8

251,9

 

Zw

138,8

74,1

86,4

109,6

132,4

 

Diversen

‒ 17,1

‒ 20,8

‒ 14,6

‒ 22,5

‒ 28,5

 
 

236,4

115,4

208,5

279,8

323,7

 

Beleidsmatige mutaties

      

Sociale zekerheid

      

Aow-inconsistenties

0

34,6

‒ 0,7

‒ 1,1

‒ 1,5

 

Diversen

‒ 25,1

17,4

7,5

4,5

3

 
 

‒ 25,1

52

6,8

3,4

1,5

 

Technische mutaties

      

Sociale zekerheid

      

Nominale ontwikkeling

97,7

380,3

903,2

1.367,20

1.805,90

 

Pok dienstverlening/informatiehuishouding uwv

4

88

120

120

120

 

Uitvoeringskosten ww

0

‒ 134,4

‒ 97,1

‒ 53,4

‒ 25,8

 

Ww

‒ 2.526,30

‒ 2.648,60

‒ 1.934,60

‒ 1.085,20

‒ 495,3

 

Diversen

‒ 28,2

8

11,5

14,5

17,8

 
 

‒ 2.452,80

‒ 2.306,70

‒ 997

363,1

1.422,60

 

Extrapolatie

78.118,60

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 2.241,50

‒ 2.139,30

‒ 781,8

646,3

1.747,70

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

64.348,90

66.249,50

68.803,90

71.615,10

74.923,20

78.118,60

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

64.348,90

66.249,50

68.803,90

71.615,10

74.923,20

78.118,60

SOCIALE VERZEKERINGEN: NIET-BELASTING ONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

309,4

321,4

328,7

335

342

 

Beleidsmatige mutaties

      

Sociale zekerheid

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Sociale zekerheid

      

Ww

‒ 117,5

‒ 82,5

‒ 82,5

‒ 82,5

‒ 82,5

 

Diversen

0,1

1,2

1,8

2

1,6

 
 

‒ 117,4

‒ 81,3

‒ 80,7

‒ 80,5

‒ 80,9

 

Extrapolatie

261,9

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 117,4

‒ 81,3

‒ 80,7

‒ 80,5

‒ 80,9

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

192

240,2

248

254,5

261,1

261,9

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

192

240,2

248

254,5

261,1

261,9

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Sociale zekerheid

Algemene Ouderdomswet (AOW)

Ten opzichte van de voorgaande Miljoenennota zijn de begrote uitgaven aan de AOW-neerwaarts bijgesteld. De voornaamste reden hiervoor is de verhoogde sterfte onder AOW-gerechtigden door corona. Door de oversterfte ligt het verwachte aantal AOW-gerechtigden de komende jaren lager dan eerder geraamd. Daarnaast leidt ook een iets lagere instroom van AOW-gerechtigden in het buitenland tot een neerwaartse bijstelling van de verwachtingen.

Compensatie Transitievergoeding bij Langdurige Arbeidsongeschiktheid (CTVLAO)

De regeling compensatie transitievergoeding bij ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid is per april 2020 in werking getreden. De raming is op basis van realisaties meerjarig bijgesteld ten opzichte van de inschatting bij Begroting 2021. Oorzaak van de tegenvaller is een hogere compensatie (langere dienstverbanden) en meer werkgevers die in aanmerking komen dan eerder werd verwacht. Daarnaast vinden er compensaties met terugwerkende kracht tot 2015 plaats. Ook hiervoor komen de aantallen en de hoogte van de compensatie hoger uit, waardoor de tegenvaller in 2021 hoger uitkomt. Dit komt ook doordat er minder compensaties in 2020 tot uitbetaling zijn gekomen dan eerder verwacht. Uitbetaling hiervan schuift door naar 2021.

Inkomensvoorziening Volledig duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA)

Het aantal uitkeringen in de IVA in 2020 is lager uitgekomen dan eerder verwacht. Dit lagere aantal uitkeringen werkt door naar latere jaren, zodat meerjarig een meevaller ontstaat. Daarnaast komt de doorstroom vanuit de WGA naar verwachting lager uit dan eerder gedacht.

Verlofregelingen

De raming van de verlofregelingen is bijgesteld op basis van nieuwe uitvoeringsinformatie en de verwachte ontwikkeling met betrekking tot het aantal geboortes. De verlofregelingen bestaan uit de WAZO werknemers (zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptieverlof en pleegzorgverlof), de ZEZ (zwangerschaps- en bevallingsverlof zelfstandigen), aanvullend geboorteverlof (WIEG) en ouderschapsverlof.

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)

Het aantal uitkeringen in de WGA ligt meerjarig hoger dan eerder verwacht. Dit komt door conjuncturele effecten op de instroom. In een aantrekkende conjunctuur is er minder instroom van zieke werklozen en meer instroom van zieke werknemers (want er werken meer mensen). Dit laatste effect blijkt sterker dan tot nu toe verwacht werd. Daarom is de instroom opwaarts bijgesteld, wat leidt tot een tegenvaller. Daarnaast stromen er naar verwachting minder mensen door naar de IVA dan eerder gedacht.

Ziektewet (ZW)

De raming van de Ziektewet is op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV en nieuwe werkloosheidsverwachtingen van het CPB met 138,8 miljoen opwaarts bijgesteld. De tegenvaller op de Ziektewet wordt vooral veroorzaakt door een opwaartse bijstelling van het aantal uitkeringen in de ZW. Vooral het aantal vrouwen dat een beroep doet op een ZW-uitkering door ziekte bij zwangerschap is toegenomen (+/+ 70 miljoen). Daarnaast valt in verband met corona het beroep van uitzendkrachten (+/+ 47 miljoen) en zieke werklozen (+/+ 21 miljoen) hoger uit. Ook het beroep van personen met een no-riskpolis en vrijwillig verzekerden in de ZW is toegenomen (+/+ 11 miljoen). Het beroep van eindedienstverbanders op de ZW blijft juist achter op de raming (-/- 10 miljoen). Meerjarig worden de ZW-uitgaven ook opwaarts bijgesteld. Hoofdzakelijk vanwege ontwikkelingen in de demografie en werkzame beroepsbevolking, wat naar verwachting leidt tot een hoger gebruik van ziekte bij zwangerschap.

Diversen

Dit betreft meerdere kleine mee- en tegenvallers onder het plafond Sociale Zekerheid op het gebied van de IOAOW en de uitvoeringskosten UWV. De per saldo meevaller wordt voor het grootste deel veroorzaakt door een bijstelling op de WAO naar aanleiding van zowel een lagere prijs als een lager volume.

Beleidsmatige mutaties

Sociale Zekerheid

Aow inconsistenties

Zoals in de brief over de stand van de uitvoering vermeld (Kamerstukken II, 2020/2021, 6448 nr 652), is uit onderzoek van de SVB gebleken dat voor een aantal AOW-gerechtigden de hoogte van de AOW-uitkering onjuist is vastgesteld. Op dit moment worden nadere analyses gemaakt en wordt er verder nagedacht over de verdere vormgeving van de herstelactie. In de begroting voor 2022 wordt rekening gehouden met circa 35 miljoen euro aan extra uitgaven als gevolg van deze herstelactie.

Diversen

Betreft diverse beleidsmatige mutaties onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Hieronder vallen onder andere mutaties op het gebied van crisisdienstverlening, de arbeidsongeschiktheidsregelingen, het re-integratiebudget en de transitievergoeding voor het MKB. Verder betreft dit onder andere een mutatie ter dekking van maatregelen om hardheden in de huidige Inburgeringswet te verzachten (zie ook de ‘kasschuif hardheden inburgering’ op het hoofdstuk Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Ook is er een herschikking gedaan van het hoofdstuk Sociale Zaken en Werkgelegenheid (H15) naar het hoofdstuk Sociale Verzekeringen (H40), zodat de POC-KOT middelen aansluiten op de begroting van de SVB.

Technische mutaties

Sociale Zekerheid

Nominale ontwikkeling

Deze mutatie betreft een aanpassing in de geraamde nominale ontwikkeling (de geraamde aanpassing toekomstige uitkeringshoogten aan verwachte loon- en prijsontwikkeling) onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid als gevolg van de ramingen van het CPB van loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van mutaties in uitgavenramingen binnen de Sociale Zekerheid.

Pok dienstverlening/ informatiehuishouding UWV

Het rapport van de POK (Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag) maakt duidelijk dat er veranderingen in de uitvoering nodig zijn. Dit rapport heeft, samen met de rapporten Werk aan Uitvoering, en het rapport van de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU) een aantal samenhangende uitgangspunten om de uitvoering meer prioriteit te geven. Om dit te bewerkstelligen worden er middelen vrijgemaakt ter verbetering van de dienstverlening en de informatiehuishouding van het UWV.

Uitvoeringskosten Werkloosheidswet (WW)

De neerwaartse bijstelling van het aantal WW-gerechtigden leidt ook tot lagere uitvoeringskosten WW. Voor verdere toelichting zie Werkloosheidswet (WW). 

Werkloosheidswet (WW)

In 2022 nemen de uitgaven op artikel 5 toe ten opzichte van 2021. Dit komt doordat er voor 2022 meer budget beschikbaar is gesteld voor crisisdienstverlening en er budget beschikbaar is gekomen voor de subsidieregeling Praktijkleren. In latere jaren zorgt vooral de IOW voor de ontwikkeling van de uitgaven op het artikel Werkloosheid. Vanaf 2026 vindt geen nieuwe instroom meer plaats in de IOW, omdat de tijdelijke inkomensvoorziening voor oudere werklozen afloopt. De uitgaven op artikel 5 dalen dan ook in 2026.

Diversen

Deze post omvat meerdere kleine technische mutaties onder het plafond Sociale Zekerheid. Hieronder vallen bijvoorbeeld een bijstelling van het financieel kader van het UWV en een kasschuif bij de crisisdienstverlening.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Sociale zekerheid

UFO-ontvangsten Werkloosheidswet (WW)

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. Het UWV verstrekt WW-uitkeringen aan voormalige overheidswerknemers en verhaalt deze uitkeringen vervolgens op de betrokken overheidswerkgever. Op grond van uitvoeringsinformatie van UWV is de ontvangstenraming in 2021 eenmalig met 117,5 miljoen verlaagd en vanaf 2022 structureel met 82,5 miljoen euro naar beneden bijgesteld. 

Diversen

Dit is een kleine naar beneden gestelde mutatie op de geraamde nominale ontwikkeling bij de ontvangsten, onder het plafond Sociale Zekerheid.

Zorg

ZORG: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021

80.606,50

84.520,80

87.444,80

90.703,60

94.299,60

 

Mee- en tegenvallers

      

Zorg

      

Actualisatie q2 zvw

‒ 124,4

0

0

0

0

 

Actualisatie wlz-uitgaven

‒ 63

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

 

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen zvw

50

50

50

50

50

 
 

‒ 137,4

45

45

45

45

 

Beleidsmatige mutaties

      

Zorg

      

Eigen risico 2022

0

80

80

80

80

 

Inzet resterende groeiruimte zvw 2022

0

‒ 41

‒ 41

‒ 41

‒ 41

 

Meerkosten wet zorg en dwang

0

102,6

102,6

102,6

102,6

 

Nacalculatie overheveling ggz naar wlz

324

342

333

325

318

 

Structurele deel groeiruimte 2018 na kwk-periode

0

0

‒ 75

‒ 75

‒ 75

 

Tegenvaller taakstelling verantwoordingseisen zvw

0

0

50

0

0

 

Tegenvaller wlz

157

142,8

218,6

297,6

360,6

 

Uitstel gvs modernisering

0

140

0

0

0

 

Diversen

5,8

16,7

21,5

20,2

12,1

 
 

486,8

783,1

689,7

709,4

757,3

 

Technische mutaties

      

Zorg

      

Grensoverschrijdende zorg (kas-trans)

0

270

0

0

0

 

Loon- en prijsbijstelling

‒ 26,2

144,5

242,5

203,7

154,4

 

Meerkosten wlz

150

0

0

0

0

 

Verwerking mlt 2022-2025

4,5

875,1

1.707,40

2.699,80

3.455,80

 

Diversen

41

29,8

‒ 7,9

‒ 7,9

‒ 1,2

 
 

169,3

1.319,40

1.942,00

2.895,60

3.609,00

 

Extrapolatie

     

103.322,40

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

518,7

2.147,50

2.676,70

3.649,90

4.411,40

 

Stand Miljoenennota 2022

81.125,20

86.668,30

90.121,50

94.353,50

98.711,00

 
ZORG: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021

5.282,30

5.357,10

5.497,70

5.645,40

5.836,70

 

Mee- en tegenvallers

      

Zorg

      

Eigen bijdragen wlz

‒ 63,2

‒ 30,3

‒ 30,6

‒ 31,2

‒ 31,9

 

Raming eigen risico

‒ 125,7

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 0,9

‒ 20,7

‒ 28,2

‒ 28,4

‒ 29,8

 
 

‒ 189,8

‒ 51

‒ 58,8

‒ 59,6

‒ 61,7

 

Beleidsmatige mutaties

      

Zorg

      

Eigen risico 2022

0

‒ 68

‒ 68

‒ 69

‒ 69

 

Diversen

12

19

19

19

19

 
 

12

‒ 49

‒ 49

‒ 50

‒ 50

 

Technische mutaties

      

Zorg

      

Verwerking mlt 2022-2025

0,3

53

101,9

175,3

201,5

 

Diversen

‒ 11,7

0

0

0

0

 
 

‒ 11,4

53

101,9

175,3

201,5

 

Extrapolatie

     

6.149,60

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 189,2

‒ 47,1

‒ 5,8

65,7

89,8

 

Stand Miljoenennota 2022

5.093,10

5.310,10

5.491,80

5.711,10

5.926,50

 

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Actualisatie q2 Zvw

Op basis van de meest recente inschatting van zorgverzekeraars van de verwachte uitgaven inclusief de effecten van Covid-19 zijn de Zvw-uitgaven geactualiseerd.

Actualisatie Wlz-uitgaven

Op basis van het februari-advies van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de benutting van het Wlz-kader doet zich een incidentele meevaller voor van 58 miljoen euro in 2021. Daarnaast is in de tandheelkundige zorg sprake van een meevaller van 5 miljoen euro structureel.

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw

De beschikbare opleidingscapaciteit wordt beter benut dan waarmee eerder in de raming rekening is gehouden. De vermoedelijke oorzaken van de stijging in instroom zijn betere voorlichting over opleidingsaanvragen en vereenvoudiging van het aanvraagproces. Als gevolg hiervan wordt de raming met 50 miljoen euro structureel verhoogd.

Beleidsmatige mutaties

Eigen risico 2022

Het kabinet heeft besloten het verplicht eigen risico voor het jaar 2022 te bevriezen op € 385. Naast het directe effect van het ontvangen van minder eigen risico (69 miljoen euro) leidt dit tot een hoger zorggebruik en hogere zorguitgaven van 80 miljoen euro.

Inzet resterende groeiruimte Zvw 2022

Dit betreft de inzet van groeiruimte in de Zvw die resteert na verwerken van de financiële afspraken in de hoofdlijnenakkoorden voor de periode 2019-2022 (41 miljoen euro vanaf 2022).

Meerkosten wet zorg en dwang

De NZa heeft een rapportage opgeleverd van de financiële impact van de Wet zorg en dwang (Wzd). Hieruit blijkt dat de geraamde meerkosten van de in- en uitvoering van de Wzd, na correctie voor veronderstelde overlap met Kwaliteitskader verpleeghuiszorg, uitkomen op 103 miljoen euro vanaf 2022. De Wet zorg en dwang regelt sinds januari 2020 de rechten bij onvrijwillige zorg of onvrijwillige opname van mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een psychogeriatrische aandoening.

Nacalculatie overheveling ggz naar Wlz

Dit betreft een verschuiving van ggz-cliënten van de Wmo naar de Wlz, waartoe besloten is in het Regeerakkoord 2017-2021. De verrekening met de Wmo vindt plaats bij septembercirculaire, wanneer de nacalculatie volledig is afgerond en de verdeling over gemeenten bekend is. Er is sprake van een tekort oplopend tot 296,6 miljoen euro vanaf 2026 (waarvan 310 miljoen euro uitgaven en 13,4 miljoen euro ontvangsten vanwege het effect op de eigen bijdragen). Dit tekort is ontstaan doordat meer cliënten zijn overgeheveld dan eerder voorzien en de prijs per cliënt hoger is in de Wlz.

Structurele deel groeiruimte 2018 na Kwk-periode

Op basis van middellange termijnraming (MLT) van het CPB wordt groeiruimte, als gevolg van demografische groei en inkomensontwikkeling, beschikbaar gesteld. In 2018 was de daadwerkelijke groei lager dan de groeiruimte die beschikbaar was gesteld. Een deel van de groeiruimte 2018 is daarom incidenteel (t/m 2022) ingezet als dekking van de eerste tranche Kwaliteitskader verpleeghuiszorg (2018). Het resterende deel van deze tranche (75 miljoen euro) is vanaf 2023 nog structureel beschikbaar. Dit bedrag komt bovenop de reeds beschikbaar gestelde groeiruimte op basis van de MLT. Deze bijstelling op de begroting leidt daarom niet tot een bijstelling van het Wlz-kader.

Tegenvaller taakstelling verantwoordingseisen Zvw

Bij de begrotingsvoorbereiding 2021 is besloten in een aantal sectoren de inkoop- en verantwoordingseisen te standaardiseren. Hierdoor zijn zorgaanbieders minder tijd kwijt aan administratieve lasten. De besparing (100 miljoen euro vanaf 2023) is verwerkt als taakstelling op de Zvw. Het ministerie van VWS is in gesprek met zorgverzekeraars over een gezamenlijk onderzoek naar mogelijkheden om deze besparing te realiseren. Afronding van dit onderzoek wordt verwacht in de zomer van 2022 waardoor het traject niet kan worden afgerond voor het zorginkoopbeleid voor 2023 is vastgesteld. In 2023 is daardoor sprake van een besparingsverlies van 50 miljoen euro.

Tegenvaller Wlz

De NZa raamt in haar augustusadvies over de benutting van het budgettair Wlz-kader extra uitgaven van 157 mln. in 2021 en 478 mln. vanaf 2022. Het gaat om extra uitgaven in de sectoren Verpleging en Verzorging en de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in de Wlz. De overschrijding in de ggz wordt veroorzaakt door een fors hogere instroom - gegeven het openstellen van de Wlz voor mensen met een psychische stoornis - dan verwacht. Om te waarborgen dat zorgkantoren voldoende zorg kunnen blijven contracteren voor alle cliënten die daar op grond van de Wlz recht op hebben wordt het kader opgehoogd.

Uitstel GVS modernisering

Eind vorig jaar is de Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 29477-684) dat de inwerkingtreding van de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) één jaar wordt uitgesteld (ingangsdatum wordt 1 januari 2023). Dit levert een besparingsverlies op van 140 miljoen euro in 2022.

Beleidsmatige mutaties - Diversen

Dit betreft onder meer een bijstelling bij de ambulancezorg. Uit kostenonderzoek van de NZa in verband met de herijking van de loonnormbedragen in de sector ambulancevervoer komen meerkosten naar voren. Aangezien de meerkosten niet volledig binnen het beschikbare budget kunnen worden ingepast, wordt de raming voor deze sector met 12,5 miljoen euro verhoogd. Daarnaast is er een tegenvaller van cumulatief 43 miljoen euro (2021 t/m 2025) voor de implementatie van PGB 2.0. Dit betreft onder andere de door ketenpartijen in beeld gebrachte te ontwikkelen functionaliteiten. Ook is er een tegenvaller van 1,8 miljoen euro structureel, omdat er voor cliëntvertrouwenspersonen 21% BTW moet worden afgedragen. Binnen de Wet Zorg en Dwang is een belangrijke rol voorzien voor de cliëntvertrouwenspersonen; deze borgen dat er op een verantwoorde wijze wordt omgegaan met de inzet van verplichte zorg door zorgaanbieders bij cliënten.

Technische mutaties

Grensoverschrijdende zorg (kas-trans)

De verantwoordingssystematiek voor Grensoverschrijdende zorg wordt aangepast (van kas- naar transactiebasis). Deze verandering leidt tot een technische mutatie van 270 miljoen euro. Dit werkt niet door in de premie en heeft geen effect op het EMU-saldo.

Loon- en prijsbijstelling

Ten opzichte van de CPB-raming bij afgelopen Miljoenennota (MEV) is de raming van de loon- en prijsontwikkeling in de zorg op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) 2022 bijgesteld.

Meerkosten Wlz

Zorgaanbieders maken extra personele en materiële kosten in verband met het Covid-19 virus. In de beleidsregel SARS-CoV-2 virus van de NZa is geregeld dat deze kosten buiten de contracteerruimte vergoed worden. Voor 2021 wordt het financiële effect geraamd op 150 miljoen euro.

Verwerking MLT 2022-2025

Deze bijstelling betreft de technische verwerking van de middellange termijnverkenning (MLT) 2022–2025 van het CPB. Zie voor de achtergronden: CPB, Juniraming 2021 of de CPB Notitie over de middellangetermijnraming van de zorguitgaven van november 2019.

Technische mutaties - Diversen

Dit betreft onder meer de grondslagmutatie als gevolg van de verwerking van de nieuwe grondslagen uit de Miljoenennota 2021. Daarnaast worden de mobiliteitshulpmiddelen overgeheveld van de Wmo naar de Wlz (15,5 miljoen euro). Per 1 januari 2020 worden nieuw aan te vragen mobiliteitshulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen voor bewoners van Wlz-instellingen niet meer vergoed vanuit de Wmo. Daarom worden deze middelen structureel overgeheveld van de Wmo naar de Wlz.

Niet-belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

Eigen bijdragen Wlz

Dit betreft de actualisering van de opbrengst eigen bijdragen op basis van cijfers van het Zorginstituut.

Raming eigen risico

Op basis van de meest recente inschatting van zorgverzekeraars van de verwachte uitgaven inclusief de effecten van Covid-19 zijn de Zvw-uitgaven geactualiseerd. Op basis hiervan is ook de raming van het eigen risico aangepast.

Mee- en tegenvallers - Diversen

Er is een structurele neerwaartse bijstelling van de verwachte opbrengsten van het eigen risico. Dit komt grotendeels door de jaarlijkse actualisatie van het eigen risico op basis van de data van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ook is in de neerwaartse bijstelling de actualisatie van de opbrengstenraming van het eigen risico door de voorjaarbesluitvorming meegenomen.

Beleidsmatige mutaties

Eigen risico 2022

Het kabinet heeft besloten het verplicht eigen risico voor het jaar 2022 te bevriezen op € 385. Dit leidt tot structureel lager dan eerder geraamde opbrengsten eigen risico in de jaren vanaf 2022.

Beleidsmatige mutaties - Diversen

Deze post maakt deel uit van de ‘Nacalculatie overheveling ggz naar Wlz’; dit betreft het effect op de eigen bijdragen van deze overheveling.

Technische mutaties

Verwerking MLT 2022-2025

Deze bijstelling betreft de technische verwerking van de middellange termijnverkenning (MLT) 2022–2025 van het CPB. Zie voor de achtergronden: CPB, Juniraming 2021 of de CPB Notitie over de middellangetermijnraming van de zorguitgaven van november 2019.

Technische mutaties – Diversen

De ontvangsten uit eigen bijdragen Wlz zullen lager uitvallen dan oorspronkelijk geraamd. De inschatting is dat dit voor 11,7 miljoen euro wordt veroorzaakt door ontwikkelingen die samenhangen met het coronavirus.

Gemeentefonds

GEMEENTEFONDS: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

32.819,00

32.418,90

31.864,10

31.672,40

31.465,80

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Incidenteel schrappen opschalingskorting

0

270

0

0

0

 

Jeugd in coronatijd (covid-19)

19

0

0

0

0

 

Jeugdzorgmiddelen

0

1.314,00

0

0

0

 

Verdringing + (lichte) jeugdzorgproblematiek

228

0

0

0

0

 

Wachtlijsten specialistische jeugdzorg

255

0

0

0

0

 

Wijziging betalingsverloop alg. uitk. 2020

136

0

0

0

0

 

Diversen

20,1

0

0

0

0

 

Sociale zekerheid

      

Diversen

0

0

0

0

0

 

Zorg

      

Nacalculatie overheveling ggz naar wlz

54

0

0

0

0

 

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

712,1

1.584,00

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Accrestranche 2022

0

1.493,10

1.493,10

1.493,10

1.493,10

 

Additionale impuls re-integratie (covid-19)

48,3

0

0

0

0

 

Additionele impuls re-integratie (covid-19)

0

43,4

0

0

0

 

Afekening ruimte onder plafond bcf 2020

96

0

0

0

0

 

Bestrijden eenzaamheid ouderen (covid-19)

36,5

0

0

0

0

 

Brede aanpak dak- en thuisloosheid

45,5

0

0

0

0

 

Crisisdienstverlening (covid-19)

48,5

0

0

0

0

 

Extra begeleiding kwetsbare groepen (covid-19)

37

0

0

0

0

 

Gemeentelijk schuldenbeleid (covid-19)

30

30

0

0

0

 

Lokale culturele infrastructuur (covid-19)

60

0

0

0

0

 

Ondersteuning lokale culturele instell. (covid-19)

149,7

0

0

0

0

 

Re-integratie (covid-19)

88,4

14,7

0

0

0

 

Tonk regeling (covid-19)

195

0

0

0

0

 

Tonk-regeling (covid-19)

65

0

0

0

0

 

Voorlopige ruimte onder plafond bcf 2021

216

0

0

0

0

 

Wet open overheid (structureel)

0

21

26,3

31,5

36,8

 

Diversen

200,1

46,4

45,6

44,9

41,9

 

Sociale zekerheid

      

Loonbijstelling 2021 participatie

39,7

38,6

37,5

36,5

35,4

 

Diversen

‒ 5,3

‒ 5,2

‒ 8,2

‒ 11,2

‒ 14,4

 

Zorg

      

Loon- en prijsbijstelling 2021 beschermd wonen

29,6

26,3

33,4

34,3

34,2

 

Nacalculatie overheveling ggz naar wlz

‒ 127

‒ 167

‒ 167

‒ 167

‒ 167

 

Volume-indexatie 2022 beschermd wonen

0

30,8

30,8

30,8

30,8

 

Diversen

23

22

15,5

15,1

15,8

 
 

1.276,00

1.594,10

1.507,00

1.508,00

1.506,60

 

Extrapolatie

32.916,80

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

1.988,00

3.178,30

1.507,00

1.508,00

1.506,60

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

34.807,00

35.597,10

33.371,10

33.180,40

32.972,40

32.916,80

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Incidenteel schrappen opschalingskorting

De opschalingskorting voor gemeenten wordt in 2022 (evenals afgelopen jaren) bevroren. De kosten hiervan bedragen incidenteel 270 miljoen euro.

Jeugd in coronatijd (covid-19)Dit betreft een ophoging van het gemeentefonds om gemeenten te compenseren voor de kosten die ze maken voor jeugd in coronatijd.

Jeugdzorgmiddelen Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek naar de middelen voor jeugdzorg die gemeenten via het gemeentefonds ontvangen, heeft het kabinet besloten voor 2022 aanvullend 1,3 mld. aan middelen beschikbaar te stellen.

Verdringing + (lichte) jeugdzorgproblematiekHet kabinet is met de VNG overeengekomen om voor 2021 incidenteel extra middelen voor jeugdzorg beschikbaar te stellen. Dit betreft middelen om verdringing van andere uitgaven tegen te gaan en een bijdrage voor de wachtlijstproblematiek (lichte) jeugdzorg.

Wachtlijsten specialistische jeugdzorg Dit betreft incidentele middelen voor 2021 voor de aanpak van wachttijden voor regionaal ingekochte specialistische jeugdzorg. Deze zullen via de algemene uitkering aan gemeenten worden toegekend.

Wijziging betalingsverloop Algemene Uitkering en diversen 2020Dit betreft de wijziging van het betalingsverloop voor de algemene uitkering en decentralisatie-uitkeringen 2020. Een beperkt deel van de uitkeringen kon in 2020 niet meer tot betaling komen. Omdat gemeenten recht hebben op deze bedragen wordt het kasbudget 2021 met dit bedrag opgehoogd. Dat maakt het mogelijk om de uitkeringen in 2021 alsnog tot betaling te laten komen.

Diversen

Dit betreft een som van meerdere mutaties die onder de ondergrens vallen.

Nacalculatie overheveling ggz naar Wlz (plafond zorg)Als gevolg van het hogere aantal cliënten dan oorspronkelijk geraamd dat overgaat van Wmo beschermd wonen naar de Wet langdurige zorg (Wlz), kent het indicatieproces tijdelijk een langere doorlooptijd. Hierdoor vindt in 2021 de zorg langer plaats onder verantwoordelijkheid van gemeenten. De uitname Wmo beschermd wonen wordt hiervoor in 2021 incidenteel gecorrigeerd.

Technische Mutaties

Accrestranche 2022De omvang van het gemeentefonds voor 2022 en verder ademt mee met de Rijksbegroting. Op basis van de geactualiseerde begroting van het Rijk voor 2022 wordt de accrestranche 2022 toegevoegd aan het gemeentefonds.

Additionele impuls re-integratie (covid-19)Dit betreft een bijdrage vanuit het ministerie van SZW ter compensatie van de extra uitgaven van gemeenten voor de additionele impuls re-integratie naar aanleiding van de coronacrisis.

Afrekening ruimte onder plafond BCF 2020Dit betreft de definitieve afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW-compensatiefonds (BCF) voor 2020.

Bestrijden eenzaamheid ouderen (covid-19)Het kabinet heeft extra maatregelen genomen ter verbetering van het sociaal en mentaal welzijn van kwetsbare groepen tijdens de coronacrisis. Een deel van deze maatregelen wordt uitgevoerd door gemeenten, waaronder het bestrijden van eenzaamheid bij ouderen.

Brede aanpak dak- en thuisloosheidDit betreft een aanvullende overboeking vanuit het ministerie van VWS voor het programma Brede aanpak dak- en thuisloosheid.

Crisisdienstverlening (covid-19)  Dit betreft een bijdrage vanuit het ministerie van SZW ter compensatie van de financiële gevolgen van de coronacrisis voor gemeenten. Deze maatregel betreft de compensatie van extra uitgaven in het kader van crisisdienstverlening.

Extra begeleiding kwetsbare groepen (covid-19)Het kabinet heeft extra maatregelen genomen ter verbetering van het sociaal en mentaal welzijn van kwetsbare groepen tijdens de coronacrisis. Een deel van deze maatregelen wordt uitgevoerd door gemeenten, waaronder het organiseren van extra begeleiding en ondersteuning van kwetsbare groepen.

Gemeentelijk schuldenbeleid (covid-19)

Dit betreft een bijdrage vanuit het ministerie van SZW ter compensatie van de financiële gevolgen van de coronacrisis voor gemeenten. Deze maatregel betreft het gemeentelijk schuldenbeleid.

Lokale culturele infrastructuur (covid-19)Dit betreft een overheveling vanaf de Aanvullende post ter compensatie van de financiële gevolgen van de coronacrisis voor gemeenten. Deze middelen zijn bestemd voor de compensatie van de extra uitgaven door gemeenten aan lokale culturele instellingen en buurt- en dorpshuizen.

Ondersteuning lokale culturele instellingen (covid-19)Dit betreft een overheveling vanaf de Aanvullende post ter compensatie van de financiële gevolgen van de coronacrisis voor gemeenten. Deze middelen zijn bestemd voor ondersteuning van de lokale culturele infrastructuur.

Re-integratie (covid-19)Dit betreft een bijdrage vanuit het ministerie van SZW ter compensatie van de financiële gevolgen van de coronacrisis voor gemeenten. Deze maatregel betreft de compensatie van extra uitgaven op het vlak van re-integratie.

TONK regeling (covid-19)Dit betreft de tweede tranche van de generale financiering van de regeling Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten (TONK).

TONK-regeling (covid-19)Deze middelen zijn bestemd als eerste tranche voor het eerste kwartaal 2021 voor de regeling Tegemoetkoming Overbrugging Noodzakelijke Kosten (TONK) in het kader van de Bijzondere Bijstand. Dit betreft een regeling die is afgekondigd in het steunpakket maatregelen vanwege de coronacrisis. De middelen worden overgeboekt vanuit de begroting van het ministerie van SZW.

Voorlopige ruimte onder plafond bcf 2021Gemeenten kunnen uitgaven aan btw terugvragen via het BTW-compensatiefonds (BCF). Wanneer er ruimte overblijft onder het plafond van het BCF wordt dit aan het gemeentefonds toegevoegd. Een tekort wordt aan het gemeentefonds onttrokken. Bij de Miljoenennota vindt een voorlopige afrekening plaats tussen BCF en het gemeentefonds voor het lopende uitvoeringsjaar.

Wet open overheid (structureel)De invoering van de Wet Open Overheid brengt extra kosten met zich mee voor gemeenten. Deze kosten worden generaal gecompenseerd door het Rijk. Deze mutatie heeft betrekking op de structurele kosten. Het structurele bedrag (42,1 mln.) wordt bereikt in 2026.

Diversen (Rijksbegroting) Er zijn diverse bedragen overgeboekt naar het gemeentefonds voor uiteenlopende onderwerpen. Deze vallen onder de ondergrens.

Loonbijstelling 2021 participatie (plafond sociale zekerheid)Dit betreft de toedeling van de loonbijstelling 2021 voor de integratie-uitkering Participatie.

Diversen (plafond sociale zekerheid)

Er zijn diverse bedragen overgeboekt naar het gemeentefonds voor uiteenlopende onderwerpen. Deze vallen onder de ondergrens.

Loon- en prijsbijstelling 2021 beschermd wonen (plafond zorg)Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling 2021 van de integratie-uitkering Beschermd Wonen.

Nacalculatie overheveling ggz naar Wlz (plafond zorg)Dit betreft de nacalculatie van de overheveling vanuit Wmo beschermd wonen naar de Wlz als gevolg van het openstellen van de Wlz voor mensen met een psychische stoornis per 2021. Omdat er meer cliënten dan oorspronkelijk geraamd overgaan van Wmo beschermd wonen naar de Wlz vindt er een aanvullende uitname plaats.

Volume-Indexatie 2022 Beschermd wonen (plafond zorg)Dit betreft de toekenning van de volume-indexatie voor de integratie-uitkering voor 2022 en verder.

Diversen (Zorg)

Dit betreft diverse mutaties onder het plafond Zorg die onder de ondergrens vallen.

Provinciefonds

PROVINCIEFONDS: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

2.483,40

2.432,50

2.422,50

2.412,30

2.401,70

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Accrestranche 2022

0

127

127

127

127

 

Afekening ruimte onder plafond bcf 2020

11,7

0

0

0

0

 

Projecten verkeer en vervoer

‒ 22,8

‒ 22,8

‒ 22,8

‒ 22,8

‒ 22,8

 

Voorlopige ruimte onder plafond bcf 2021

27,2

0

0

0

0

 

Diversen

20,6

4

4,9

5,5

5,2

 
 

36,7

108,2

109,1

109,7

109,4

 

Extrapolatie

2.511,70

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

36,7

108,2

109,1

109,7

109,4

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

2.520,10

2.540,70

2.531,50

2.522,00

2.511,00

2.511,70

Uitgaven

Accrestranche 2022De omvang van het provinciefonds voor 2022 en verder ademt mee met de Rijksbegroting. Op basis van de geactualiseerde begroting van het Rijk voor 2022 wordt de accrestranche 2022 toegevoegd aan het provinciefonds.

Afrekening ruimte onder plafond BCF 2020 Dit betreft de definitieve afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW-compensatiefonds (BCF) over 2020.

Projecten verkeer en vervoer Met ingang van 2021 is de decentralisatie-uitkering Projecten verkeer en vervoer omgezet naar een specifieke uitkering. Dit om de rechtmatigheid van de uitkering te waarborgen. Met deze mutatie wordt het bijbehorende budget overgeboekt naar de begroting van IenW.

Voorlopige ruimte onder plafond BCF 2021Provincies kunnen uitgaven aan btw terugvragen via het BTW-compensatiefonds (BCF). Wanneer er ruimte overblijft onder het plafond van het BCF wordt dit aan het provinciefonds toegevoegd. Een tekort wordt aan het provinciefonds onttrokken. Bij de Miljoenennota vindt een voorlopige afrekening plaats tussen BCF en het provinciefonds voor het lopende uitvoeringsjaar.

Diversen (Rijksbegroting) Er zijn diverse bedragen overgeboekt naar het provinciefonds voor uiteenlopende onderwerpen. Deze vallen onder de ondergrens. Dit betreft onder andere een mutatie voor het programma bodembescherming in 2021.

Mobiliteitsfonds

Mobiliteitsfonds: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

13.804,40

6.714,30

7.694,30

7.258,50

7.110,00

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Kasschuiven 2021 tolontvangsten hoofdwegennet

0

0

0

‒ 19,5

‒ 19,5

 

Nadelig saldo mf 2020

‒ 23,4

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 0,5

0

0,5

0

0

 
 

‒ 23,9

0

0,5

‒ 19,5

‒ 19,5

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Actualisaties ontvangsten

‒ 99,6

‒ 0,3

7,3

‒ 10

‒ 7,9

 

Afrekening t3 2020 prorail

43,3

0

0

0

0

 

Bijdrage derden 17.10 spoor 2021

0

0

0

‒ 130,6

0

 

Bijdragen derden hoofdwegennet

122

13,3

0

0

0

 

Compensatiepakket zeeland

51

0

0

0

0

 

Generale kasschuif mf

768

290

‒ 360

‒ 476

‒ 111

 

Loon- en prijsbijstelling 2021

135,8

109,4

164,8

162,8

138,2

 

Plafondcorrectie mf

‒ 186,7

0

0

0

0

 

Structurele aanpak stikstof

8

63

28,8

22,5

22,5

 

Diversen

‒ 44,8

‒ 28,4

‒ 9,6

2,2

14,1

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Omvorming prorail

‒ 7.147,00

7.336,00

0

0

0

 
 

‒ 6.350,00

7.783,00

‒ 168,7

‒ 429,1

55,9

 
       
       

Stand miljoenennota

      
 

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

7.111,20

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 6.373,80

7.783,00

‒ 168,2

‒ 448,6

36,4

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

7.430,60

14.497,30

7.526,10

6.809,90

7.146,40

14.102,70

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

7.430,60

14.497,30

7.526,10

6.809,90

7.146,40

14.102,70

Mobiliteitsfonds: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

13.804,40

6.714,30

7.694,30

7.258,50

7.110,00

Beleidsmatige mutaties

     

Rijksbegroting

     

Kasschuiven 2021 ontvangsten hwn puv

0

0

0

‒ 19,5

‒ 19,5

Nadelig saldo if 2020

18,6

0

0

0

0

Diversen

‒ 0,5

0

0,5

0

0

 

18,1

0

0,5

‒ 19,5

‒ 19,5

Technische mutaties

     

Rijksbegroting

     

Actualisaties ontvangsten

‒ 99,6

‒ 0,3

7,3

‒ 10

‒ 7,9

Afrekening t3 2020 prorail

43,3

0

0

0

0

Bijdrage derden 17.10 spoor 2021

0

0

0

‒ 130,6

0

Bijdragen derden hoofdwegennet

122

13,3

0

0

0

Compensatiepakket zeeland - aanvullende post

46

0

0

0

0

Generale kasschuif if

768

290

‒ 360

‒ 476

‒ 111

Plafondcorrectie if

51,2

0

0

0

0

Toevoeging prijsbijstelling 2021

120,9

94,5

149,9

148,1

123,5

Diversen

‒ 24,1

49,5

34

39,4

51,2

Niet relevant voor het uitgavenplafond

     

Omvorming prorail naar zbo

‒ 7.147,00

7.336,00

0

0

0

Saldo 2020 if

‒ 279,9

0

0

0

0

 

‒ 6.399,20

7.783,00

‒ 168,8

‒ 429,1

55,8

      
      

Stand miljoenennota

     
 

0

0

0

0

0

Extrapolatie

7.111,20

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 6.381,10

7.783,00

‒ 168,2

‒ 448,6

36,4

      

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

7.423,30

14.497,30

7.526,10

6.809,90

7.146,40

Totaal Internationale samenwerking

     

Stand Miljoenennota 2022

7.423,30

14.497,30

7.526,10

6.809,90

7.146,40

      

Uitgaven en niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Kasschuiven 2021 tolontvangsten hoofdwegennet

De geraamde ontvangsten uit tolheffing zijn geactualiseerd aan de hand van het actuele beeld op het uitvoerings- en handhavingsplan voor tolheffing op de A24 Blankenburgverbinding en de ViA15. In totaal schuift € 39 miljoen aan tolontvangsten door naar latere jaren.

Nadelig saldo MF 2020

Het nadelig saldo Mobiliteitsfonds 2020 bedroeg 42 miljoen euro (waarvan 23,4 miljoen euro hogere uitgaven, 18,6 miljoen euro lagere niet belastingontvangsten). Dit nadelig saldo bestaat uit de tegenvaller op het budget voor beheer en onderhoud bij Najaarsnota (103 miljoen euro) en de onderuitputting die bij Slotwet is opgetreden (-61 miljoen euro). Conform reguliere systematiek op de fondsen is het negatief saldo van het vorige begrotingsjaar toegevoegd bij Voorjaarsnota 2021.

Technische mutaties

Actualisaties ontvangsten

Als gevolg van het geactualiseerde programma en om een realistische en gecontroleerde overprogrammering te creëren op het Mobiliteitsfonds is bij Voorjaarsnota een kasschuif verwerkt op de begroting van het Mobiliteitsfonds. De kasschuif heeft een meerjarige doorwerking en sluit over de looptijd van het fonds op nul.

Afrekening t3 2020 ProRail

Per tertaal verstrekt IenW een subsidievoorschot aan ProRail op basis van de door ProRail ingeschatte uit te voeren werkzaamheden in dat tertaal. Vervolgens wordt op basis van de werkelijke uitgaven het voorschot van het tertaal ervoor afgerekend. In het derde tertaal was het voorschot hoger dan de afrekening. Dit verschil wordt als ontvangst geboekt.

Bijdrage derden 17.10 spoor 2021

De provincie Noord-Brabant en de gemeente Vught maken hun bijdrage aan de realisatie van de verdiepte spoorligging in Vught direct over aan ProRail, in plaats van deze bijdrage via het Mobiliteitsfonds te laten lopen. De in 2024 geraamde ontvangsten en uitgaven op het fonds worden daarom naar beneden bijgesteld.

Bijdragen derden hoofdwegennet

Dit betreft bijdragen van derden van circa 122 miljoen euro in 2021 en 13 miljoen euro in 2022 voor diverse projecten op het hoofdwegennet. De grootste bijdragen zijn die van de Provincie Groningen (78,1 miljoen euro), de Provincie Brabant (38,6 miljoen euro) en de Nederlandse Aardolie Maatschappij NAM (13,2 miljoen euro).

Compensatiepakket Zeeland - aanvullende post

Dit betreft de middelen voor infrastructurele maatregelen die noodzakelijk zijn voor de intercityverbinding Vlissingen-Rotterdam. De middelen zijn overgeheveld van de aanvullende post naar de IenW begroting en worden met deze mutatie overgeheveld naar het Mobiliteitsfonds.

Generale kasschuif MF

Als gevolg van het geactualiseerde programma en om een realistische en gecontroleerde overprogrammering te creëren op het Mobiliteitsfonds (MF) is er bij Voorjaarsnota een kasschuif verwerkt op de begroting van het Mobiliteitsfonds. De kasschuif heeft een meerjarige doorwerking en sluit over de looptijd van het fonds op nul.

Plafondcorrectie MF

Voor het deel van de overschrijding op het Mobiliteitsfonds in 2020 dat samenhing met versnelde uitgaven is bij Najaarsnota 2020 het uitgaven plafond verhoogd. Bij Voorjaarsnota is het uitgavenplafond daarom evenredig naar beneden bijgesteld met 237,9 miljoen euro (-186,7 miljoen euro uitgaven en 51,2 miljoen euro niet-belastingontvangsten).

Loon- en prijsbijstelling 2021

De tranche 2021 van de loon- en prijsbijstelling is overgemaakt van de IenW-begroting naar de begroting van het Mobiliteitsfonds.

Structurele aanpak stikstof

Dit betreft de overheveling van diverse stikstofmiddelen van de IenW-begroting naar het Mobiliteitsfonds. Het betreft budget in het kader van walstroom voor de binnenvaart, middelen voor de structurele aanpak stikstof bouwsector (emissiearm aanbesteden van rijksdiensten en het ondersteunen van innovatie) en de herbestemming van LNV-middelen uit de subsidieregeling varkenssanering.

Diversen

Deze post is het saldo van overboekingen met andere begrotingen, met name de IenW-begroting HXII. De omvangrijkste posten van 2021 zijn een afdracht aan het btw compensatiefonds voor het strategisch plan verkeersveiligheid (-10,8 miljoen euro), een bijdrage aan BZK voor no-regretmaatregelen door U-ned (-8,1 miljoen euro), overboekingen naar HXII voor CO2-reducerende maatregelen circulaire economie (7,5 miljoen euro), Smartwayz (-7,3 miljoen euro), Topsector logistiek (-6,4 miljoen euro) en storting Valburg (-12 miljoen euro).

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Omvorming ProRail

In 2020 is het wetsvoorstel dat ProRail omvormt tot een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) aangeboden aan de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtredingsdatum was 1 juli 2021. Omdat de omvorming tot controversieel onderwerp is verklaard, was deze streefdatum niet langer haalbaar. Vooralsnog wordt nu uitgegaan van een inwerkingtreding per 1 januari 2022. De begroting 2022 is hierop aangepast, maar de daadwerkelijke inwerkingtredingsdatum is afhankelijk van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel. Het uitstel leidt tot het doorschuiven van uitgaven voor de afrekening van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting naar 2022. Voor alle kostenverhogingen of verlagingen die als gevolg van deze genoemde fiscale effecten optreden, geldt dat even grote verhogingen of verlagingen voor de belastingopbrengsten ontstaan, waarmee deze kosten niet relevant zijn voor het uitgavenplafond. De Omvorming zorgt vanaf 2022 voor lagere uitgaven die wel relevant zijn voor het uitgavenplafond.

Diergezondheidsfonds

DIERGEZONDHEIDSFONDS: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

34,3

34,3

34,3

34,3

34,3

 

Technische mutaties

      

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Verhoging raming uitgaven bestrijding in 2021

10,2

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 1,7

0,7

‒ 0,6

‒ 0,6

‒ 0,6

 
 

8,5

0,7

‒ 0,6

‒ 0,6

‒ 0,6

 

Extrapolatie

33,7

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

8,5

0,7

‒ 0,6

‒ 0,6

‒ 0,6

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

42,9

35

33,7

33,7

33,7

33,7

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

42,9

35

33,7

33,7

33,7

33,7

DIERGEZONDHEIDSFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

34

34,3

34,3

34,3

34,3

 

Technische mutaties

      

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Toevoeging eindsaldo dgf 2020 aan 2021

49,2

0

0

0

0

 

Diversen

0,4

‒ 7,2

‒ 0,6

‒ 0,6

‒ 0,6

 
 

49,6

‒ 7,2

‒ 0,6

‒ 0,6

‒ 0,6

 

Extrapolatie

33,7

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

49,6

‒ 7,2

‒ 0,6

‒ 0,6

‒ 0,6

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

83,6

27,2

33,7

33,7

33,7

33,7

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

83,6

27,2

33,7

33,7

33,7

33,7

Uitgaven

Technische mutaties

Verhoging raming uitgaven bestrijding in 2021

Dit betreft een verschuiving van de uitgaven 2020 naar 2021 voor onder andere de afwikkeling ruiming nertsen, uitbraken vogelgriep en calamiteitenreserve destructie 2020.

Diversen

Onder deze diversenpost vallen onder andere een bijstelling van de uitgaven salmonella vaccinatie en verlaging van de uitgaven voor bewaking van dierziekten.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Toevoeging eindsaldo dgf 2020 aan 2021

De mutatie van 49,2 miljoen euro betreft de toevoeging van het eindsaldo van 2020 aan het beginsaldo van 2021. Dit is volgens de reguliere systematiek van het diergezondheidsfonds.

Diversen

Onder deze diversenpost valt onder andere een verlaging van de ontvangsten uit de sector in 2022 (6,7 miljoen euro). Deze verlaging heeft met name betrekking op een heffingverlaging voor de pluimvee- en varkenssector. Daarnaast bevat deze diversenpost een bijstelling van de jaarlijkse EU-bijdrage naar beneden (1,0 miljoen euro in 2022).

Accres Gemeentefonds

ACCRES GEMEENTEFONDS: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

209,5

1.370,20

2.267,60

3.173,80

4.239,60

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Accres tranche 2022

0

424,2

424,2

424,2

424,2

 

Accres tranche 2023

0

0

‒ 106,6

‒ 106,6

‒ 106,6

 

Accres tranche 2024

0

0

0

‒ 165,9

‒ 165,9

 

Accres tranche 2025

0

0

0

0

‒ 32

 

Afrekening bcf

76,5

0

0

0

0

 

Bijstelling bcf

1,9

‒ 39,7

‒ 57,8

‒ 81,2

‒ 85,5

 

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

78,4

384,5

259,8

70,5

34,2

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Accres gemeentefonds

0

‒ 1.493,10

‒ 1.493,10

‒ 1.493,10

‒ 1.493,10

 

Accres tranche 2024

0

0

0

70,8

70,8

 

Accres tranche 2025

0

0

0

0

91,9

 

Afrekening bcf

‒ 312

0

0

0

0

 

Diversen

24,1

34,2

86

98

109,6

 
 

‒ 287,9

‒ 1.458,90

‒ 1.407,10

‒ 1.324,30

‒ 1.220,80

 

Extrapolatie

4.204,90

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 209,5

‒ 1.074,30

‒ 1.147,10

‒ 1.253,70

‒ 1.186,60

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

0

295,8

1.120,50

1.920,10

3.053,00

4.204,90

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

0

295,8

1.120,50

1.920,10

3.053,00

4.204,90

Uitgaven

Tranche 2022-2026

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Na het uitbreken van de coronacrisis is in overleg met de VNG en het IPO besloten om het accres voor de jaren 2020 en 2021 vast te zetten op de standen uit de Voorjaarsnota 2020. De accressen voor de jaren 2022 en verder zijn conform afspraken geactualiseerd op basis van de bestaande normeringssystematiek. Deze accrestranches zijn dus gebaseerd op de actuele groei van de accresrelevante uitgaven en grondslag in de betreffende jaren. Daarnaast is de tranche 2022 overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en het provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds en het provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het gemeentefonds en het provinciefonds verdeeld conform de aandelen gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

Accres Provinciefonds

ACCRES PROVINCIEFONDS: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

31,5

138,3

221

304,9

403,5

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Accres tranche 2022

0

34,8

34,8

34,8

34,8

 

Afrekening bcf

31,2

0

0

0

0

 

Diversen

0,2

‒ 6,1

‒ 21

‒ 42,3

‒ 47,8

 
 

31,4

28,7

13,8

‒ 7,5

‒ 13

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Accres provinciefonds

0

‒ 127

‒ 127

‒ 127

‒ 127

 

Diversen

‒ 63

2,4

4,9

14,8

24,1

 
 

‒ 63

‒ 124,6

‒ 122,1

‒ 112,2

‒ 102,9

 

Extrapolatie

392

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 31,5

‒ 95,9

‒ 108,3

‒ 119,7

‒ 115,8

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

0

42,4

112,7

185,2

287,7

392

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

0

42,4

112,7

185,2

287,7

392

Uitgaven

Tranche 2022-2026

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Na het uitbreken van de coronacrisis is in overleg met de VNG en het IPO besloten om het accres voor de jaren 2020 en 2021 vast te zetten op de standen uit de Voorjaarsnota 2020. De accressen voor de jaren 2022 en verder zijn conform afspraken geactualiseerd op basis van de bestaande normeringssystematiek. Deze accrestranches zijn dus gebaseerd op de actuele groei van de accresrelevante uitgaven en grondslag in de betreffende jaren. Daarnaast is de tranche 2022 overgeboekt naar het Provinciefonds.

Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en het provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds en het provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het gemeentefonds en het provinciefonds verdeeld conform de aandelen gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

BES-fonds

BES-FONDS: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

47,4

35,4

35,4

35,4

35,4

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0,3

0

0

0

0

 
 

0,3

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

9,9

7

‒ 0,1

‒ 0,1

‒ 0,1

 
 

9,9

7

‒ 0,1

‒ 0,1

‒ 0,1

 

Extrapolatie

35,3

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

10,1

7

‒ 0,1

‒ 0,1

‒ 0,1

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

57,5

42,4

35,3

35,3

35,3

35,3

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

57,5

42,4

35,3

35,3

35,3

35,3

Uitgaven

Technische mutaties

Wisselkoersmutatie 2021

Dit betreft de compensatie voor de verwachte wisselkoerseffecten in 2021 vanuit de wisselkoersreserve op H4 Koninkrijksrelaties.

Diversen

De tranche 2020 van de loon- en prijsbijstelling is overgemaakt naar het BES-fonds. Verder worden middelen vanuit de wisselkoersreserve geboekt om de wisselkoerseffecten op het BES-fonds in 2020 te compenseren. Daarnaast zijn in het kader van de Coronacrisis door het Kabinet extra middelen beschikbaar gesteld aan de Openbare Lichamen voor eilandelijk beleid. Het gaat om vrij besteedbare middelen, daarom worden deze middelen toegevoegd aan het BES-fonds. In lijn met besluitvorming voor Europees Nederlandse gemeenten ontvangen de openbare lichamen compensatie t.b.v. inkomstenderving over 2020 en voor de extra kosten bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2021 en de eilandraadsverkiezingen op Sint Eustatius in 2020.

Deltafonds

DELTAFONDS: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

1.218,70

1.271,80

1.511,50

1.429,80

1.570,60

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Voordelig saldo 2020 df

41

0

0

0

0

 

Diversen

‒ 0,6

0,9

0

0

0

 
 

40,4

0,9

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Generale kasschuif df

169

21

174

27

‒ 271

 

Plafondcorrectie df

‒ 51,9

0

0

0

0

 

Prijsbijstelling 2021

27,2

27

38,8

36,8

61,3

 

Diversen

2,2

7,8

‒ 12,3

‒ 9

‒ 4,4

 
 

146,5

55,8

200,5

54,8

‒ 214,1

 
       
       

Stand miljoenennota

      
 

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

1.374,00

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

186,9

56,7

200,5

54,8

‒ 214,1

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

1.405,60

1.328,40

1.711,90

1.484,60

1.356,60

2.711,50

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

1.405,60

1.328,40

1.711,90

1.484,60

1.356,60

2.711,50

DELTAFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

1.218,70

1.271,80

1.511,50

1.429,80

1.570,60

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

‒ 7,7

0,9

0

0

0

 
 

‒ 7,7

0,9

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Generale kasschuif df

169

21

174

27

‒ 271

 

Prijsbijstelling 2021

27,2

27

38,8

36,8

61,3

 

Diversen

3,7

7,8

‒ 12,3

‒ 9

‒ 4,4

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Diversen

‒ 5,2

0

0

0

0

 
 

194,7

55,8

200,5

54,8

‒ 214,1

 
       
       

Stand miljoenennota

      
 

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

1.374,00

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

186,9

56,7

200,5

54,8

‒ 214,1

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

1.405,60

1.328,40

1.711,90

1.484,60

1.356,60

2.711,50

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

1.405,60

1.328,40

1.711,90

1.484,60

1.356,60

2.711,50

Uitgaven en niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Voordelig saldo 2020 DF

Voor versnellingen op het Deltafonds is bij Najaarsnota 2020 het uitgavenplafond verhoogd met 53,4 miljoen euro . Na Najaarsnota heeft er echter nog 48,2 miljoen euro aan onderuitputting plaatsgevonden (waarvan 41 miljoen euro lagere uitgaven, 7,2 miljoen euro hogere niet belastingontvangsten). Het salderen van deze onderuitputting met het verhoogde uitgavenplafond leidt tot een negatief saldo 2020 van ‒ 5,2 miljoen euro op het Deltafonds. Conform reguliere systematiek op de fondsen is dit nadelig saldo uit het vorige begrotingsjaar toegevoegd bij Voorjaarsnota 2021.

Technische mutaties

Generale kasschuif DF

Als gevolg van het geactualiseerde programma is er een kasschuif met het generale beeld verwerkt op de begroting van het Deltafonds, hoofdzakelijk voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en project Afsluitdijk. De kasschuif heeft een meerjarige doorwerking en sluit over de looptijd van het fonds op nul.

Plafondcorrectie DF

Voor het deel van de overschrijding op het Deltafonds in 2020 dat samenhing met versnelde uitgaven is bij Najaarsnota 2020 het uitgaven plafond verhoogd. Bij Voorjaarsnota is het plafond daarom verlaagd met 53,4 miljoen euro (waarvan 51,9 miljoen euro lagere uitgaven, 1,5 miljoen euro hogere niet-belastingontvangsten)

Prijsbijstelling 2021

Dit betreft de toevoeging van de tranche 2021 van de prijsbijstelling aan de begroting van het Deltafonds.

Diversen

Deze post bestaat uit diverse desalderingen, waarvan de desaldering voor de bijdrage van het ministerie van Landbouw, Natuur, en Voedselveiligheid (LNV) voor de Markerwadden het omvangrijkst is (5,9 miljoen euro).

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Diversen

Het negatieve saldo op het Deltafonds bedroeg in 2020 ‒ 5,2 miljoen euro. Dit bedrag omvat de versnellingen waarvoor bij Najaarsnota 2020 het plafond is aangepast (-53,4 miljoen euro) en het voordelig saldo (48,2 miljoen euro). Het nadelig saldo is bij Voorjaarsnota toegevoegd aan de begroting van het Deltafonds.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

K DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

4.610,30

4.946,60

4.773,70

4.827,60

4.416,80

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Afbouw personeel f16 tbv bijstelling budgettair kader f35

0

0

0

0

28,3

 

Eindejaarsmarge dmf

166,5

0

0

0

0

 

Diversen

11,7

0

0

0

0

 
 

178,2

0

0

0

28,3

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Bijstellen valuta in dollars

‒ 44,4

‒ 69,6

‒ 85,1

‒ 57,2

‒ 71,6

 

Budget t.b.v. munitie, opleiding en training

60

60

60

60

60

 

Digitale veiligheid

45

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge dmf (herverdeling)

62,4

0

0

0

0

 

Kasschuif ivm over en onderprogrammering

0

0

0

‒ 200

200

 

Kasschuiven verwerking toeslagen tijdelijk loongebouw

‒ 36,1

0

0

0

15,1

 

Prijsbijstelling defensiematerieelbegrotingsfonds

104,9

113,5

109,5

110,7

101,1

 

Diversen

92,3

14,8

13,7

67,8

58

 
 

284,1

118,7

98,1

‒ 18,7

362,6

 
       
       

Stand miljoenennota

      
 

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

4.597,00

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

462,1

118,7

98,1

‒ 18,7

390,8

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

5.072,40

5.065,40

4.871,80

4.808,90

4.807,60

9.003,20

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

5.072,40

5.065,40

4.871,80

4.808,90

4.807,60

9.003,20

K DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

4.610,30

4.946,60

4.773,70

4.827,60

4.416,80

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Afbouw personeel f16 tbv bijstelling budgettair kader f35

0

0

0

0

28,3

 

Diversen

11,7

0

0

0

0

 
 

11,7

0

0

0

28,3

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Bijstellen valuta in dollars

‒ 44,4

‒ 69,6

‒ 85,1

‒ 57,2

‒ 71,6

 

Budget t.b.v. munitie, opleiding en training

60

60

60

60

60

 

Digitale veiligheid

45

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge dmf (herverdeling)

62,4

0

0

0

0

 

Kasschuif ivm over en onderprogrammering

0

0

0

‒ 200

200

 

Kasschuiven verwerking toeslagen tijdelijk loongebouw

‒ 36,1

0

0

0

15,1

 

Prijsbijstelling defensiematerieelbegrotingsfonds

104,9

113,5

109,5

110,7

101,1

 

Diversen

92,3

14,8

13,7

67,8

58

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Eindejaarsmarge dmf

166,5

0

0

0

0

 
 

450,6

118,7

98,1

‒ 18,7

362,6

 
       
       

Stand miljoenennota

      
 

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

4.597,00

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

462,1

118,7

98,1

‒ 18,7

390,8

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

5.072,40

5.065,40

4.871,80

4.808,90

4.807,60

9.003,20

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

5.072,40

5.065,40

4.871,80

4.808,90

4.807,60

9.003,20

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Afbouw Personeel F16 tbv bijstelling budgettair kader F35

Door de transitie van de F16 naar de F35 vindt er een personeelsreductie plaats per 2025. De vrijgevallen budgetten worden toegevoegd aan het instandhoudingsbudget van de F35. Deze middelen worden vanuit de Defensiebegroting naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF) overgeheveld. Overboekingen naar het DMF worden op het voedingsartikel op de reguliere begroting geboekt, en worden via het ontvangstenartikel toegevoegd aan het DMF. Vanuit de ontvangsten worden deze verdeeld naar de betreffende uitgavenartikelen waar deze betrekking op heeft.

Eindejaarsmarge DMF

De eindejaarsmarge is toegevoegd aan het DMF.

Diversen

Deze post betreft o.a. de toevoeging aan het DMF van de incidentele nood- en steunmaatregelen als gevolg van COVID-19 (6,7 miljoen). Het gaat hier o.a. verwerving van beschermingsmiddelen. Daarnaast betreft dit een bijdrage vanuit de Landmacht voor kleine herstelwerkzaamheden aan vastgoed.

Technische mutaties

Bijstellen valuta in dollars

De meevaller vanwege een gunstiger wisselkoers is verwerkt op het DMF. Conform kabinetsafspraak komen mee- en tegenvallers als gevolg van valutaschommelingen direct ten gunste of ten laste van het generale beeld. Alvorens de doorverdeling kan plaatsvinden op het DMF wordt deze geboekt op het ontvangstenartikel van het DMF om het voedingsartikel op de reguliere Defensiebegroting en het ontvangstenartikel van het DMF in balans te houden.

Budget t.b.v. munitie, opleiding en training

Het kabinet stelt extra middelen beschikbaar voor munitie, opleiding en training van militairen. Hiermee investeert dit kabinet in een toename van de gereedheid van Defensie.

Digitale veiligheid

De middelen voor de digitale veiligheid zijn van de aanvullende post naar de Defensiebegroting overgeheveld (45 miljoen) om de betrouwbaarheid en continuïteit van de digitale veiligheid te waarborgen. Zie hiervoor ook de post Digitale veiligheid op de reguliere Defensiebegroting en bij de ontvangsten van het DMF.

Eindejaarsmarge DMF (herverdeling)

De eindejaarsmarge is doorverdeeld binnen het DMF. In het DMF zitten naast de investeringen (voorheen artikel 6 in de reguliere Defensiebegroting) ook de instandhoudingskosten waardoor de eindejaarsmarge in het DMF hoger uitvalt dan het voormalige artikel 6. Middels deze muatatie wordt het resterende deel van de eindejaarsmarge aan het DMF toegevoegd.

Kasschuif ivm over en onderprogrammering

Met deze kasschuif van 2024 naar 2025 wordt de overprogrammering op het DMF teruggebracht tot maximaal 30% en het kasritme tussen de jaren verbeterd.

Kasschuiven verwerking toeslagen tijdelijk loongebouw

Defensie heeft besloten om de Tijdelijke Toelage Loongebouw te verlengen tot eind 2021. Het ministerie heeft daarmee voorkomen dat militairen er op 1 april 2021 financieel op achteruit zouden gaan, omdat de Tijdelijke Toelage Loongebouw anders op die datum eindigt. Het kasritme van het beschikbare budget en de uitgaven voor de verlenging van de Tijdelijke Toelage Loongebouw (TTL) lopen niet synchroon. Dit is ingepast door middel van een kasschuif op het DMF met doorwerking op de reguliere Defensiebegroting.

Prijsbijstelling

De tranche 2021 van de prijsbijstelling is overgemaakt naar de fondsbegroting.

Diversen

Deze post is het saldo van verschillende mutaties waaronder een tegenvaller op de uitgaven als gevolg van duurdere Zweedse Kronen (13,5 mln.), en het toekennen van het budget voor de Very Joint Task Force (VJTF) (8,6 mln.) voor de benodigde reservedelen en multicam-gevechtskleding. Daarnaast betreft dit o.a. het herschikken van een meevaller op het brandstofbudget t.b.v. tekorten bij munitie (19,2 mln.) en een verhoging van het budget voor het Nationaal Fonds Ereschuld (16,6 mln.) vanuit een meevaller bij de personele kosten van het Defensie Ondersteuningscommand (DOSCO) . De uitgaven voor het Nationaal Fonds Ereschuld zijn hoger uitgevallen wegens o.a. een herberekening van de uitkeringen. Daarnaast is er 20 mln. vanuit brandstof meevallers en vanuit nominaal en onvoorzien overgeheveld naar het DMF t.b.v. tekorten op het instandhoudingsbudget. Verder betreft dit het overhevelen van een meevaller van 15 mln. bij de personele kosten van de Landmacht naar knelpunten in de instandhouding.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Afbouw Personeel F16 tbv bijstelling budgettair kader F35

Door de transitie van de F16 naar de F35 vindt er een personeelsreductie plaats per 2025. De vrijgevallen budgetten worden toegevoegd aan het instandhoudingsbudget van de F35. Deze middelen worden vanuit de Defensiebegroting naar het DMF overgeheveld. Overboekingen naar het DMF lopen worden op het voedingsartikel op de reguliere begroting geboekt, en worden via het ontvangstenartikel toegevoegd aan het DMF. Vanuit de ontvangsten worden deze verdeeld naar de betreffende uitgavenartikelen waar deze betrekking op heeft.

Diversen

Deze post betreft o.a. de doorverdeling naar het DMF van de incidentele nood- en steunmaatregelen voor Defensie als gevolg van COVID-19 (6,7 miljoen). Deze middelen worden geboekt op het ontvangstenartikel in het fonds waarna ze verdeeld worden naar de uitgavenartikelen.

Technische mutaties

Bijstellen valuta in dollars

De meevaller als gevolg van valutaontwikkelingen wordt verwerkt op het ontvangstenartikel van het DMF om deze gelijk te laten lopen met het voedingsartikel op de reguliere Defensiebegroting. Zie hiervoor ook de post bijstellen valuta op de reguliere begroting en bij uitgaven DMF.

Budget t.b.v. munitie, opleiding en training

Het kabinet stelt extra middelen beschikbaar voor munitie, opleiding en training van militairen. Hiermee investeert dit kabinet in een toename van de gereedheid van Defensie. Deze middelen zijn worden verwerkt op het ontvangstenartikel van het DMF om deze gelijk te laten lopen met het voedingsartikel op de regulier Defensiebegroting.

Digitale veiligheid

Deze post betreft een overheveling van middelen voor de digitale veiligheid van de aanvullende post. Op de Defensiebegroting is 45 miljoen toegevoegd om de betrouwbaarheid en continuïteit van de digitale veiligheid te waarborgen. Overboekingen naar het DMF lopen worden op het voedingsartikel op de reguliere begroting geboekt, en worden via het ontvangstenartikel toegevoegd aan het DMF. Vanuit de ontvangsten worden deze verdeeld naar de betreffende uitgavenartikelen waar deze betrekking op heeft.

Eindejaarsmarge DMF (herverdeling)

Deze post betreft de doorverdeling van de eindejaarsmarge voor het DMF naar de artikelen waar de uitgaven op het plaats vinden. In het DMF zitten naast de investeringen (voorheen artikel 6 in de reguliere Defensiebegroting) ook de instandhoudingskosten waardoor de eindejaarsmarge in het DMF hoger uitvalt dan het voormalige artikel 6. Middels deze muatatie wordt het resterende deel van de eindejaarsmarge aan het DMF toegevoegd.

Kasschuiven verwerking toeslagen tijdelijk loongebouw

Defensie heeft besloten om de Tijdelijke Toelage Loongebouw te verlengen tot eind 2021. Het ministerie heeft daarmee voorkomen dat militairen er op 1 april 2021 financieel op achteruit zouden gaan, omdat de Tijdelijke Toelage Loongebouw anders op die datum eindigt. Het kasritme van het beschikbare budget en de uitgaven voor de verlenging van de Tijdelijke Toelage Loongebouw (TTL) lopen niet synchroon. Dit is ingepast door middel van een kasschuif op het DMF met doorwerking op de reguliere Defensiebegroting.

Prijsbijstelling

De tranche 2021 van de prijsbijstelling is overgemaakt naar de departementale begroting. Deze middelen zijn geboekt op het ontvangstenartikel in het fonds waarna ze verdeeld zijn naar de uitgavenartikelen.

Diversen

De technische mutaties bij de niet-belastingontvangsten bestaan uit een saldo van diverse mutaties waaronder een tegenvaller op de uitgaven als gevolg van duurdere Zweedse Kronen (13,5 mln.), en het toekennen van het budget voor de Very Joint Task Force (VJTF) (8,6 mln.) voor de benodigde reservedelen en multicam-gevechtskleding. Daarnaast betreft dit o.a. het herschikken van een meevaller op het brandstofbudget t.b.v. tekorten bij munitie (19,2 mln.) en een verhoging van het budget voor het Nationaal Fonds Ereschuld (16,6 mln.) vanuit een meevaller bij de personele kosten van het DOSCO. De uitgaven voor het Nationaal Fonds Ereschuld zijn hoger uitgevallen wegens o.a. een herberekening van de uitkeringen. Daarnaast is er 20 mln. vanuit brandstof meevallers en vanuit nominaal en onvoorzien overgeheveld naar het DMF t.b.v. tekorten op het instandhoudingsbudget. Verder betreft dit het overhevelen van een meevaller van 15 mln. bij de personele kosten van de Landmacht naar knelpunten in de instandhouding.

Niet relevant voor het uitgavenplafond

Eindejaarsmarge DMF

Dit betreft de toevoeging van de eindejaarsmarge voor het DMF.

Prijsbijstelling

PRIJSBIJSTELLING. : UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

549,3

1.122,00

1.679,00

2.231,10

2.731,70

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

0

0

0

 

Sociale zekerheid

      

Diversen

0

0

0

0

0

 

Zorg

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Grondslagmutatie

108,9

119,4

191,5

173,8

208,8

 

Prijsbijstelling

0

11,4

84,2

156,9

221,8

 

Prijsontwikkeling

129,5

372,9

367,5

367,8

368,4

 

Uitkeren prijsbijstelling

‒ 716,2

‒ 715,1

‒ 730

‒ 710,9

‒ 697,8

 

Diversen

0

0

0

0

0

 

Sociale zekerheid

      

Diversen

‒ 3,8

‒ 5,5

‒ 7,5

‒ 9,6

‒ 5,6

 

Zorg

      

Diversen

‒ 1,8

‒ 1,2

‒ 1

‒ 1

‒ 1

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Grondslagmutatie

9,5

25,2

46,8

81,4

99,6

 

Prijsontwikkeling

‒ 14,2

8,1

24,3

38,2

47,8

 

Uitkeren prijsbijstelling

‒ 61,2

‒ 70,3

‒ 79,1

‒ 88,2

‒ 88,6

 

Diversen

0

‒ 1,9

3,6

18,1

29,4

 
 

‒ 549,3

‒ 257

‒ 99,7

26,5

182,8

 

Extrapolatie

3.540,30

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 549,3

‒ 256,9

‒ 99,7

26,3

182,8

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

0

865,1

1.579,30

2.257,40

2.914,50

3.540,30

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

0

865,1

1.579,30

2.257,40

2.914,50

3.540,30

Uitgaven

Grondslagmutatie

Elk jaar worden bij Voorjaarsnota de grondslagen geactualiseerd naar de standen van de laatste Miljoenennota. De prijsbijstelling is dit jaar omhoog bijgesteld als gevolg van de verwerking van de grondslagen uit de Miljoenennota 2021. Vanwege de kleine omvang van de grondslagmutaties valt deze bij de plafonds Sociale Zekerheid en Zorg onder de post Diversen.

Prijsbijstelling

De prijsbijstelling wordt berekend door de grondslag (de prijsgevoelige gedeelten van de departementale begrotingen) te vermenigvuldigen met de betreffende prijsontwikkeling. De prijsontwikkeling wordt geactualiseerd op basis van de ramingen van het CPB. Vanwege de kleine omvang van de mutaties valt deze bij de plafonds Sociale Zekerheid en Zorg onder de post Diversen.

Uitkeren prijsbijstelling

De prijsbijstelling tranche 2021 is uitgekeerd aan de departementen. Ook hier valt deze vanwege de kleine omvang van de mutaties bij de plafonds Sociale Zekerheid en Zorg onder de post Diversen.

Arbeidsvoorwaarden

ARBEIDSVOORWAARDEN: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

1.169,80

2.035,80

3.254,10

4.468,00

5.825,40

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

0

0

0

 

Sociale zekerheid

      

Diversen

0

0

0

0

0

 

Zorg

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Correctie groeifonds van r naar n

‒ 6,3

‒ 22,5

‒ 54,5

‒ 100,7

‒ 131,1

 

Grondslagmutatie

54,6

71

104,3

168,9

227

 

Loon- en prijsontwikkeling

157,4

737,6

1.001,00

1.434,80

1.779,00

 

Loonbijstelling tranche 2021

‒ 1.324,10

‒ 1.305,70

‒ 1.295,40

‒ 1.284,90

‒ 1.287,70

 

Diversen

0

0

0

0

0

 

Sociale zekerheid

      

Loon- en prijsontwikkeling

7

33,2

49,7

63,3

73,8

 

Loonbijstelling tranche 2021

‒ 49,5

‒ 48,1

‒ 47

‒ 46,1

‒ 44,9

 

Diversen

‒ 1,7

‒ 0,9

‒ 3,2

‒ 4,5

6,7

 

Zorg

      

Diversen

‒ 7,2

‒ 4

‒ 4,4

‒ 6,1

‒ 7,8

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Correctie groeifonds van r naar n

6,3

22,5

54,5

100,7

131,1

 

Loon- en prijsontwikkeling

1,2

9,1

18,6

35,2

43,7

 

Diversen

‒ 7,5

‒ 14,9

‒ 22,4

‒ 29,8

‒ 29,8

 
 

‒ 1.169,80

‒ 522,7

‒ 198,8

330,8

760

 

Extrapolatie

8.285,90

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 1.169,80

‒ 522,7

‒ 198,8

330,8

760

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

0

1.513,10

3.055,30

4.798,80

6.585,40

8.285,90

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

0

1.513,10

3.055,30

4.798,80

6.585,40

8.285,90

Uitgaven

Correctie groeifonds van r naar n

De middelen op het Nationaal Groeifonds (NGF) zijn geïndexeerd voor loon- en prijsontwikkeling. Voor de indexering waren middelen gereserveerd onder plafond Rijksbegroting. Omdat is afgesproken dat deze middelen niet-plafondrelevant zijn, is een correctie doorgevoerd.

Grondslagmutatie

Als gevolg van de nieuwe begrotingsgrondslagen zoals vastgesteld in Miljoenennota 2021, zijn de loongrondslagen per uitgavenplafond aangepast.

Loon- en prijsontwikkeling

De loonontwikkeling voor de komende jaren is naar boven bijgesteld ten opzichte van de vorige Miljoenennota. Deze bijstelling volgt uit de ramingen van het Centraal Planbureau voor de ontwikkeling in de lonen en de sociale werkgeverslasten.

Loonbijstelling tranche 2021

De loonbijstelling tranche 2021 is overgemaakt naar de departementale begrotingen per uitgavenplafond.

Koppeling Uitkeringen

KOPPELING UITKERINGEN: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

384,5

540,1

739,9

1.038,70

1.388,10

 

Beleidsmatige mutaties

      

Sociale zekerheid

      

Akw verdelen nominaal

‒ 51,6

‒ 71,7

‒ 71,4

‒ 71,3

‒ 71,3

 

Kot verdelen nominaal

‒ 124,5

‒ 123,2

‒ 123,2

‒ 124

‒ 125,8

 

Participatiewet verdelen nominaal

‒ 85,5

‒ 88,8

‒ 90,5

‒ 91

‒ 92,4

 

Wajong verdelen nominaal

‒ 51,4

‒ 52,2

‒ 52,3

‒ 52,5

‒ 53,2

 

Wkb verdelen nominaal

‒ 57,8

‒ 57,5

‒ 56,2

‒ 56

‒ 55,3

 

Diversen

‒ 16,7

‒ 17,2

‒ 17,8

‒ 18,3

‒ 18,7

 
 

‒ 387,5

‒ 410,6

‒ 411,4

‒ 413,1

‒ 416,7

 

Technische mutaties

      

Sociale zekerheid

      

Nominale ontwikkeling

3

105,9

231,6

349,6

456,4

 

Diversen

0

13,7

19,4

19,4

20,4

 
 

3

119,6

251

369

476,8

 

Extrapolatie

1.907,10

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 384,5

‒ 290,9

‒ 160,5

‒ 44,1

60,1

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

0

249,1

579,4

994,5

1.448,20

1.907,10

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

0

249,1

579,4

994,5

1.448,20

1.907,10

KOPPELING UITKERINGEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

59,6

92,2

90,8

91,4

91,4

 

Beleidsmatige mutaties

      

Sociale zekerheid

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

      

Sociale zekerheid

      

Diversen

0

‒ 0,6

0,8

0,3

0,3

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Nominale ontwikkeling

‒ 59,6

‒ 91,6

‒ 91,7

‒ 91,7

‒ 91,7

 

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

‒ 59,6

‒ 92,2

‒ 90,9

‒ 91,4

‒ 91,4

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 59,6

‒ 92,2

‒ 90,8

‒ 91,4

‒ 91,4

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

0

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

0

0

0

0

0

0

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Sociale zekerheid

AKW verdelen nominaal

Dit betreft de mutaties als gevolg van de toegekende loon- en prijsindexatie. Hiermee wordt de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) op het prijspeil van 2021 gebracht. Deze mutatie hangt samen met de mutatie ‘AKW verdelen nominaal’ op H15.

KOT verdelen nominaal

Dit betreft de mutaties als gevolg van de toegekende loon- en prijsindexatie. Hiermee wordt de Kinderopvangtoeslag (KOT) op het prijspeil van 2021 gebracht. Deze mutatie hangt samen met de mutatie ‘KOT verdelen nominaal’ op H15.

Participatiewet verdelen nominaal

Dit betreft de mutaties als gevolg van de toegekende loon- en prijsindexatie. Hiermee wordt de Participatiewet op het prijspeil van 2021 gebracht. Deze mutatie hangt samen met de mutatie ‘Participatiewet verdelen nominaal’ op H15.

Wajong verdelen nominaal

Dit betreft de mutaties als gevolg van de toegekende loon- en prijsindexatie. Hiermee wordt de Wajong op het prijspeil van 2021 gebracht. Deze mutatie hangt samen met de mutatie ‘Wajong verdelen nominaal’ op H15.

WKB verdelen nominaal

Dit betreft de mutaties als gevolg van de toegekende loon- en prijsindexatie. Hiermee wordt de Wet op het Kindgebonden Budget (WKB) op het prijspeil van 2021 gebracht. Deze mutatie hangt samen met de mutatie ‘WKB verdelen nominaal’ op H15.

Diversen

Dit betreft diverse mutaties als gevolg van de toegekende loon- en prijsindexatie. Hiermee worden onder andere de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO), Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW) en Toeslagenwet (TW) op het prijspeil van 2021 gebracht.

Technische mutaties

Sociale zekerheid

Nominale ontwikkeling

Dit betreft het saldo van de aanpassingen in de geraamde nominale ontwikkeling van de begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen van SZW sinds Miljoenennota 2021. Met nominale ontwikkeling wordt bedoeld de aanpassing van de uitkeringshoogtes aan toekomstige loon- en prijsontwikkeling. De nominale ontwikkeling van de SZW-regelingen wordt meerdere keren per jaar bijgesteld, in elk geval bij het verschijnen van nieuwe macro-economische cijfers van het CPB.

Niet-belastingontvangsten

Technische mutaties

Sociale zekerheid

Diversen

Dit betreft onder andere een correctieboeking met betrekking tot de geraamde nominale ontwikkeling van de terugontvangsten kindgebondenbudget (WKB). De terugontvangsten WKB hebben voor het overgrote deel betrekking op terugvordering van voorschotten over toeslagjaren uit het verleden. Het prijspeil van deze voorschotten staat daarmee reeds vast. Middels deze correctieboeking is deze post in zijn geheel op nul gezet. Dit betekent dat er vanaf dit moment geen nominale ontwikkeling meer wordt geraamd voor de terugontvangsten WKB.

Niet relevant voor het uitgaven plafond

Nominale ontwikkeling

Dit betreft een correctieboeking op de geraamde nominale ontwikkeling van de werkgeversbijdrage Kinderopvangtoeslag (KOT). Middels deze correctieboeking is deze post in zijn geheel op nul gezet. Dit betekent dat er vanaf dit moment geen nominale ontwikkeling meer wordt geraamd voor de terugontvangsten KOT.

Algemeen

ALGEMEEN: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

1.861,80

1.717,30

1.057,60

824,3

990,7

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Bestuurlijke afspraken versterking groningen

67

144

198

298

220

 

Bestuursakkoord kasschuif

318,6

380,8

136,9

‒ 136

‒ 133,9

 

Eindejaarsmarge ap compensatie zeeland

70,9

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge ap digitale veiligheid

201

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge ap groningen

19

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge ap l105 regionale knelpunten

20

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge ap l108 gasfonds groningen

55,6

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge ap sint maarten

101,1

0

0

0

0

 

Eindejaarsmarge ap urgenda middelen

30

0

0

0

0

 

In=uit 2021

‒ 956,2

‒ 19,2

‒ 1,1

0

0

 

Kasschuif ap herstructurering winkelgebieden en binnenstedendelen vr

‒ 91

11,2

15,6

19,6

18,6

 

Kasschuif a4 reservering transitie werkgevers zorg en overheid

‒ 80

80

0

0

0

 

Kasschuif digitale veiligheid

‒ 105

105

0

0

0

 

Kasschuif groningen actualisatie ap-reservering

120,3

174,5

110,5

78,7

4

 

Kasschuif klimaatakkoord - bovenregionale warmtenetten

35

40

0

0

0

 

Kasschuif klimaatakkoord - industrie (noodfonds bedrijven)

0

50,3

‒ 25

‒ 25,3

0

 

Kasschuif kwijtschelden private schulden

‒ 49

49

0

0

0

 

Kasschuif l107 stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch

‒ 10

‒ 45

55

0

0

 

Kasschuif stikstof bouw

‒ 75

75

0

0

0

 

Kasschuif stikstof lbv

‒ 75

‒ 395

195

205

‒ 80

 

Kasschuif stikstof maatwerk piekbelasters

‒ 15

10

5

0

0

 

Kasschuif stikstof omschakelfonds

‒ 60

60

0

0

0

 

Kilmaat: waterstofopslag

0

0

0

35

0

 

Klimaat: ipcei waterstof

0

3

15

15

2

 

Klimaat: nationaal isolatieprogramma

0

157

177

180

0

 

Klimaat: stimuleren hybride warmtepompen

0

64

96

128

0

 

Klimaat: stimulering ev particulier (uitgavendeel)

0

42

35

4

‒ 18

 

Klimaat: verduurzaming maatschappelijk vastgoed.

0

105

210

210

0

 

Klimaat: walstroom uitrollen voor zeeschepen in havens

0

50

50

50

0

 

Klimaat: warmtetransportnetwerk zuid-holland

0

427

0

0

0

 

Klimaatakkoord: waterstofbackbone gasunie

0

135

100

100

100

 

Pok - dienstverlening belastingdienst

42

112

137

139

139

 

Pok - dienstverlening multiproblematiek, uitvoering stelselherziening

10

15

15

15

15

 

Pok - dienstverlening uwv/svb

0

100

140

140

140

 

Pok - dienstverlening 1overheid

150

150

150

150

150

 

Pok - implementatie woo medeoverheden

0

52

61

66

74

 

Pok - implementatie woo rijk

0

29

39

53

57

 

Pok - informatiehuishouding belastingdienst

52

54

55

58

58

 

Pok - informatiehuishouding en actieve openbaarmaking

104

151

152

127

127

 

Pok - overige verbeteringen dienstverlening rijk/zbo's

42

38

36

34

34

 

Reservering ipcei (ezk)

0

40

70

85

105

 

Reservering kwijtschelding private schulden toeslagengedupeerden

185

185

0

0

0

 

Reservering stikstof cie hordijk

0

20

45

70

15

 

Reservering toeslagen: actualisatie raming

315

475

280

0

0

 

Reservering toeslagen ex-partners

0

390

200

0

0

 

Reservering toeslagen kindregeling

0

240

220

0

0

 

Reservering toeslagen niet-kot

0

40

50

0

0

 

Reservering ventilatie scholen

0

130

130

0

0

 

Reservering ventilatie scholen correctie

0

0

‒ 100

0

0

 

Diversen

‒ 21,9

140,6

115,3

101,9

93,5

 

Sociale zekerheid

      

Diversen

0

0

0

0

0

 

Zorg

      

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

400,4

4.065,20

3.168,20

2.200,90

1.120,20

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Ap klimaatakkoord - bovenregionale warmtenetten

‒ 35

‒ 40

0

0

0

 

Arbeidsvoorwaardenmiddelen

‒ 29

‒ 63,5

0

0

0

 

Bestuursakkoord groningen 2022

0

‒ 309,9

‒ 39,5

0

0

 

Compensatiepakket zeeland

‒ 45

0

0

0

0

 

Crisisdienstverlening via regionale mobilitietsteams

75

‒ 75

0

0

0

 

Crisisdienstverlening via regionale mobilitietsteams

‒ 75

0

0

0

0

 

Dienstverlening uwv/svb

0

‒ 80

‒ 112

‒ 112

‒ 112

 

Eindejaarsmarge reservering tegemoetkoming dierentuinen

39

0

0

0

0

 

Fin subs bouwwerktuigen (stikstof)

0

‒ 20

‒ 35

‒ 40

‒ 35

 

Gemeentelijk schuldenbeleid

0

‒ 30

0

0

0

 

Groeifaciliteit

‒ 50

0

0

0

0

 

Kasschuif toa-krediet

‒ 180

80

100

0

0

 

Kasschuif ventilatie scholen

85

15

‒ 100

0

0

 

Kwijtschelding private schulden toeslagengedupeerden

‒ 80

‒ 233,6

0

0

0

 

Kwijtschelding private schulden toeslagengedupeerden in wsnp/msnp

‒ 56,4

0

0

0

0

 

Lokale culturele infrastructuur (covid-19)

‒ 60

0

0

0

0

 

Nationaal programma onderwijsachterstanden

1.538,50

3.529,90

1.252,30

0

0

 

Noodfonds bedrijven

0

‒ 81,6

0

0

0

 

Overboeken beschikbaarheidsvergoeding ov h1 en q3

‒ 1.110,00

0

0

0

0

 

Overboeken garantiefonds evenementen ezk

‒ 300

0

0

0

0

 

Overboeken middelen npoa

‒ 1.546,60

‒ 3.172,00

‒ 892,6

0

0

 

Overboeken middelen steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstij

‒ 195

0

0

0

0

 

Overboeken ventilatie scholen naar bzk

‒ 85

‒ 15

0

0

0

 

Overboeking bestuursakkoord

‒ 385,6

0

0

0

0

 

Overboeking dierentuinen reservering

‒ 39

0

0

0

0

 

Overboeking digitale veiligheid

‒ 45

0

0

0

0

 

Overboeking lokale cultuur

‒ 149,7

0

0

0

0

 

Overboeking middelen actieplan energiebesparing

‒ 50

0

0

0

0

 

Overboeking ondersteuning start- en scale-ups

‒ 225

0

0

0

0

 

Overboeking pok - dienstverlening vergroten menselijke maat

‒ 42

‒ 112

‒ 137

‒ 23,3

‒ 23,4

 

Overboeking qredits budgetverhoging en roms col

‒ 70

0

0

0

0

 

Overboeking stoppersregeling nertsen

‒ 122,5

0

0

0

0

 

Overboeking toa krediet

‒ 20

‒ 80

‒ 100

0

0

 

Overboeking voucherbank ezk

‒ 400

0

0

0

0

 

Overboeking woningbouwimpuls derde tranche

0

‒ 100

‒ 100

0

0

 

Overhevelen werkdrukmiddelen ra

0

0

0

‒ 40,5

‒ 96,5

 

Overhevelen woo medeoverheden

0

‒ 46

‒ 51,3

‒ 56,5

‒ 61,8

 

Overige verbeteringen dienstverlening rijk/zbo¿s

‒ 11,3

‒ 36

‒ 34

‒ 31,6

‒ 31,7

 

Pok: informatiehuishouding belastingdienst

‒ 52

‒ 54

‒ 55

‒ 58

‒ 58

 

Pok informatiehuishouding middelen actieve openbaarmaking

‒ 104

‒ 151

‒ 152

‒ 127

‒ 127

 

Re-integratiebudget bijstand gemeenten

60

‒ 60

0

0

0

 

Re-integratiebudget bijstand gemeenten

‒ 60

0

0

0

0

 

Reservering aanvullende tegemoetkoming evenementen

80

0

0

0

0

 

Reservering amateursport q3

0

40

0

0

0

 

Reservering ap steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl

200

0

0

0

0

 

Reservering extra woningbouw

0

100

100

100

100

 

Reservering garantieregeling evenementen

300

0

0

0

0

 

Reservering inkomstenderving gemeenten 2020

400

0

0

0

0

 

Reservering inkomstenderving gemeenten 2021

200

0

0

0

0

 

Reservering medeoverheden weggevallen huur lokale cultuur, buurt en do

60

0

0

0

0

 

Reservering medeoverheden weggevallen huur lokale cultuur q3

51,5

0

0

0

0

 

Reservering q3 ov beschikbaarheidsvergoeding

370

0

0

0

0

 

Reservering rivm coronaprogramma

0

60

7,1

0

0

 

Reservering rom's coronaoverbruggingslening ezk

50

0

0

0

0

 

Reservering sneltesten ocw

63,5

0

0

0

0

 

Reservering solvabiliteitsfonds

50

0

0

0

0

 

Reservering tegemoetkoming dierentuinen

72,5

0

0

0

0

 

Reservering uitvoering coronabeleid ggd-ghor

0

245

0

0

0

 

Reservering vaccinimplementatie

0

166

0

0

0

 

Reservering ventilatie scholen correctie

0

0

100

0

0

 

Reservering vergoeding meerkosten ggd¿en

0

303,3

0

0

0

 

Reservering voor toa-krediet (ezk)

200

0

0

0

0

 

Reservering voucherbanklening ezk

440

0

0

0

0

 

Tweede coronasteunpakket cultuur

‒ 249

0

0

0

0

 

Versterkingsoperatie groningen batch 1588 tweede tranche

‒ 44

0

0

0

0

 

Vrijval ap reservering bekostiging uit jeugdwerkloosheid reeks

‒ 23,4

‒ 70,3

‒ 62

‒ 30,1

0

 

Diversen

‒ 273,4

‒ 323,4

‒ 285,8

‒ 272,9

‒ 233,9

 

Sociale zekerheid

      

Middelen n.a.v. aanbevelingen rapport commissie heerts

0

‒ 37,8

‒ 68,5

‒ 68,5

‒ 68,5

 

Diversen

0

‒ 1

‒ 1,9

‒ 1,9

‒ 1,9

 

Zorg

      

Diversen

0

0

0

0

0

 

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Klimaat: ophogen sde++ budget 2022

0

200

200

200

200

 
 

‒ 1.877,90

‒ 452,9

‒ 467,2

‒ 562,3

‒ 549,7

 

Extrapolatie

1.502,20

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 1.477,50

3.612,30

2.701,10

1.638,50

570,7

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

384,4

5.329,60

3.758,70

2.462,80

1.561,40

1.502,20

Totaal Internationale samenwerking

0

0

53

0

0

0

Stand Miljoenennota 2022

384,4

5.329,60

3.811,70

2.462,80

1.561,40

1.502,20

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting

Bestuurlijke afspraken versterking groningen

Dit betreft de middelen voor het Bestuursakkoord Groningen in het originele ritme. De middelen voor 2021 zijn in een aangepast ritme op de begroting van BZK gezet. De middelen voor de jaren 2022 e.v. zijn op de aanvullende post geboekt.

Bestuursakkoord kasschuif

Om de middelen voor het Bestuursakkoord Groningen in het juiste ritme te plaatsen heeft er een kasschuif plaatsgevonden. Deze sluit binnen de meerjarenperiode, maar daarbuiten wel. Zie ook de tabel hiervoor in de hoofdtekst

Eindejaarsmarge AP compensatie zeeland

In 2020 zijn er middelen op de Aanvullende Post geplaatst voor de compensatie Zeeland. Deze middelen zijn niet volledig tot besteding gekomen. De middelen zijn bij Financieel Jaarverslag Rijk 2020 afgeboekt en zijn nu weer toegevoegd aan de begroting van de aanvullende post voor 2021

Eindejaarsmarge AP digitale veiligheid

De middelen voor digitale veiligheid zijn in 2020 niet volledig tot besteding gekomen. De middelen zijn bij Financieel Jaarverslag Rijk 2020 afgeboekt en zijn nu weer toegevoegd aan de aanvullende post voor 2021.

Eindejaarsmarge AP Groningen

In 2020 zijn er middelen op de Aanvullende Post geplaatst voor de Groningen. Deze middelen zijn niet volledig tot besteding gekomen. De middelen zijn bij Financieel Jaarverslag Rijk 2020 afgeboekt en zijn nu weer toegevoegd aan de aanvullende post voor 2021.

Eindejaarsmarge AP L105 regionale knelpunten

De Regeerakkoordmiddelen voor regionale knelpunten zijn in 2020 niet volledig tot besteding gekomen. De middelen zijn bij Financieel Jaarverslag Rijk 2020 afgeboekt en zijn nu weer toegevoegd aan de aanvullende post voor 2021.

Eindejaarsmarge AP L108 gasfonds Groningen

De regeerakkoordmiddelen voor Gasfonds Groningen zijn in 2020 niet volledig tot besteding gekomen. De middelen zijn bij Financieel Jaarverslag Rijk 2020 afgeboekt en zijn nu weer toegevoegd aan de aanvullende post voor 2021

Eindejaarsmarge AP Sint Maarten

De middelen voor de wederopbouw van Sint Maarten zijn in 2020 niet volledig tot besteding gekomen. De middelen zijn bij Financieel Jaarverslag Rijk 2020 afgeboekt en zijn nu weer toegevoegd aan de aanvullende post voor 2021.

Eindejaarsmarge AP urgenda middelen

De middelen voor Urgenda zijn in 2020 niet volledig tot besteding gekomen. De middelen zijn bij Financieel Jaarverslag Rijk 2020 afgeboekt en zijn nu weer toegevoegd aan de aanvullende post voor 2021.

In=uit 2021

De in=uittaakstelling voor 2021 op de aanvullende post wordt met hetzelfde bedrag dat aan de departementale begrotingen is uitgekeerd aan eindejaarsmarges. De in=uittaakstelling is de boekhoudkundige tegenhanger van de eindejaarsmarge.

Kasschuif AP herstructurering winkelgebieden en binnenstedendelen

Voor 2021 is 300 miljoen euro gereserveerd voor de herstructurering van winkelgebieden en bedrijventerreinen. Op basis van de nadere uitwerking zijn de middelen via een kasschuif in een ritme gezet wat aansluit op het verwachte ritme van uitgaven.

Kasschuif a4 reservering transitie werkgevers zorg en overheid

De op de Aanvullende Post gereserveerde middelen voor de transitie werkgevers zorg en overheid in 2021à 80 miljoen euro worden doorgeschoven naar 2022.

Kasschuif digitale veiligheid

Dit betreft een kasschuif om de middelen voor digitale veiligheid in een passender kasritme te zetten.

Kasschuif Groningen actualisatie AP-reservering

Dit betreft een kasschuif om de Groningenmiddelen op de aanvullende post in het actuele ritme te zetten.

Kasschuif klimaatakkoord - bovenregionale warmtenetten

Voor warmtenetten is geld beschikbaar op de Aanvullende Post in de periode 2026 tot en met 2030. EZK heeft in totaal 75 miljoen euro opgevraagd voor 2021 en 2022 ter stimulering van het warmtetransportnetwerk van Rotterdam naar Den Haag, genaamd WarmteLinQ. Hiervoor zijn middelen vanuit de periode 2026 tot en met 2030 naar voren geschoven.

Kasschuif klimaatakkoord - industrie (noodfonds bedrijven)

De middelen die als onderdeel van het klimaatakkoord gereserveerd staan voor het noodfonds bedrijven zijn naar voren geschoven ten behoeve van een mogelijke versnelling van het uitgaveritme.

Kasschuif kwijtschelden private schulden

De middelen voor de reservering voor de kwijtschelding van private schulden wordt middels deze kasschuif in het juiste ritme verwerkt.

Kasschuif L107 stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch

Vanwege een verbod voor industriële grootverbruikers op het onttrekken van laagcalorisch gas aan het landelijk gastransportnet, zullen enkele bedrijven moeten ombouwen voor gebruik van hoogcalorisch gas. Hiervoor is een nadeelcompensatieregeling vormgegeven, waarbij compensatie plaatsvindt na het omschakelen of afsluiten van een aansluiting. Middels deze kasschuif worden de gereserveerde middelen in een actueel kasritme gezet.

Kasschuif stikstof bouw

Kasschuif van 75 miljoen euro naar 2022 omdat nog wordt gewerkt aan de vormgeving van de maatregelen in de bouw. Deze reeks is onderdeel van de AP-reservering voor de structurele stikstofaanpak.

Kasschuif stikstof lbv

Voor de landelijke beëindigingsregeling veehouderijen (lbv), die op dit moment door LNV wordt uitgewerkt, is een kasschuif doorgevoerd om ervoor te zorgen dat het kasritme beter aansluit bij het verwachte bestedingsritme. Deze reeks is onderdeel van de AP-reservering voor de structurele stikstofaanpak.

Kasschuif maatwerk piekbelasters

Voor maatwerk piekbelasters was 20 miljoen euro begroot voor 2021. Dit wordt doorgeschoven naar 2022 en 2023 omdat er nog wordt gewerkt aan de vormgeving van de maatregel. Deze reeks is onderdeel van de AP-reservering voor de structurele stikstofaanpak.

Kasschuif stikstof omschakelfonds

Er was 65 miljoen euro begroot voor 2021. Hiervan wordt 60 miljoen euro doorgeschoven naar 2022 omdat in 2021 eerst wordt gestart met een pilot. Deze reeks is onderdeel van de AP-reservering voor de structurele stikstofaanpak.

Klimaat: waterstofopslag

Door de ontwikkeling richting 3-4 GW elektrolysevermogen in 2030 en de aanleg van een landelijk transportnetwerk voor waterstof, ontstaat de behoefte aan de opslag van waterstof. Dit kan in ondergrondse zoutcavernes. Om 3-4 GW waterstof van voldoende opslagcapaciteit te voorzien, zijn vier zoutcavernes nodig, inclusief bovengrondse opslag installatie. Dit kan worden aangelegd voor 511 miljoen euro. De onrendabele top bedraagt 145 miljoen euro, waarvan 35 miljoen euro in 2024. In afwachting op verdere uitwerking is de 35 miljoen euro op de Aanvullende Post geplaatst.

Klimaat: ipcei waterstof

De bijdrage voor de Important Project of Common European Interest (IPCEI) waterstof is ten behoeve van cofinanciering voor een aantal Nederlandse projecten dat meedoet aan de eerste twee golven van de IPCEI waterstof (‘technology’ en ‘decarbonisation’). Deze projecten richten zich op de verdere ontwikkeling van de waterstoftechnologie en de opschaling van elektrolysecapaciteit. Daar de prenotificatie voor goedkeuring door de Europese Commissie op 1 september begonnen is, wordt nu 35 miljoen euro op de Aanvullende Post gereserveerd om deze eerste projecten te ondersteunen.

Klimaat: nationaal isolatieprogramma

Om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis en het realiseren van de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 wordt op de Aanvullende Post cumulatief 514 miljoen euro gereserveerd voor de start van een Nationaal Isolatieprogramma voor huur- en koopwoningen.

Klimaat: stimuleren hybride warmtepompen

Om de aanschaf van hybride warmtepompen te stimuleren wordt een investeringssubsidie uitgewerkt. Hiermee wordt een snelle opschaling van een techniek die op korte termijn het gebruik van aardgas voor de verwarming van woningen kan terugdringen, en daarmee CO2-emissies kan reduceren, mogelijk gemaakt. In afwachting op verdere uitwerking zijn deze middelen nu op de Aanvullende Post geplaatst.

Klimaat: stimulering EV particulier (uitgavendeel)

Het kabinet reserveert budget voor aanschafsubsidies voor elektrische particuliere auto’s en bestelauto’s.

Klimaat: verduurzaming maatschappelijk vastgoed

Om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis en het realiseren van de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 wordt op de Aanvullende Post cumulatief 525 miljoen euro gereserveerd ten behoeve van een versnelde aanpak van verduurzaming van maatschappelijk vastgoed.

Klimaat: walstroom uitrollen voor zeeschepen in haven

Het kabinet reserveert budget voor de aanleg van walstroom voor CO2-reductie in de scheepvaart.

Klimaat: warmtetranspornetwerk Zuid-Holland

Ten behoeve van de stimulering van het restwarmteproject WarmteLinQ worden op de Aanvullende Post middelen gereserveerd voor een investeringssubsidie. De subsidie beoogt de onrendabele top van de techniek te subsidiëren.

Klimaat: waterstofbackbone Gasunie

In het rapport HyWay27 is aangetoond dat de investeringskosten van een landelijk transportnet voor waterstof (dat vraag, aanbod en opslag verbindt), naar huidige inschatting circa 1,5 miljard euro bedragen. Deze investering kent grote vollooprisico’s. Om deze risico’s te beperken en ter ondersteuning van een sluitende business case is in totaal 750 miljoen euro op de Aanvullende Post gereserveerd.

Pok - dienstverlening Belastingdienst

Het kabinet heeft, in de kabinetsreactie op het rapport Ongekend onrecht van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, structureel 0,8 miljard euro gereserveerd voor Rijksbrede maatregelen om de menselijke maat te verhogen en verbeteringen door te voeren in de informatiehuishouding en dienstverlening. De middelen voor dienstverlening zijn gereserveerd op de aanvullende post van het ministerie van Financiën en worden vrijgegeven op basis van bestedingsplannen.

Pok - dienstverlening multiproblematiek, uitvoering stelselherziening en versterken opdrachtgeverschap van SZW

Naar aanleiding van het rapport ‘Ongekend onrecht’ zijn voor de dienstverlening in de uitvoering middelen gereserveerd. De gereserveerde middelen bij deze reeks zijn bedoeld voor de aanpak van multiproblematiek, uitvoering van de stelselherziening en versterken opdrachtgeverschap van SZW.

Pok - dienstverlening UWV/SVB

Naar aanleiding van het rapport ‘Ongekend onrecht’ zijn voor de dienstverlening in de uitvoering middelen gereserveerd. De gereserveerde middelen bij deze reeks zijn bedoeld voor dienstverlening bij UWV/SVB.

Pok - dienstverlening 1Overheid

Het kabinet heeft, in de kabinetsreactie op het rapport Ongekend onrecht van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, structureel 0,8 mld. gereserveerd voor maatregelen om getroffen ouders te compenseren en verbeteringen door te voeren in de informatiehuishouding en dienstverlening. De middelen voor dienstverlening zijn gereserveerd op de aanvullende post van het ministerie van Financiën en worden vrijgegeven op basis van bestedingsplannen. Voor dienstverlening gaat het om 0,5 miljard structureel. Dit betreft een verbetering in de dienstverlening als overheid richting de burger.

Pok - implementatie woo medeoverheden

De middelen voor gemeenten en provincies voor de invoering van de Wet open overheid uit de Pok-reservering voor informatiehuishouding worden overgeheveld naar het gemeentefonds en het provinciefonds.

Pok - implementatie woo rijk

De middelen voor het Rijk voor de invoering van de Wet open overheid uit de Pok-reservering voor informatiehuishouding worden overgeheveld naar de departementale begrotingen.

Pok - informatiehuishouding belastingdienst

Het kabinet heeft, in de kabinetsreactie op het rapport Ongekend onrecht van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, structureel 0,8 miljard euro gereserveerd voor Rijksbrede maatregelen om de menselijke maat te verhogen en verbeteringen door te voeren in de informatiehuishouding en dienstverlening. Voor informatiehuishouding gaat het om 0,3 miljard euro structureel, waarvan 58 miljoen euro voor de Belastingdienst.

Pok - informatiehuishouding en actieve openbaarmaking

Het kabinet heeft, in de kabinetsreactie op het rapport Ongekend onrecht van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, structureel 0,8 mld. gereserveerd voor maatregelen om getroffen ouders te compenseren en verbeteringen door te voeren in de informatiehuishouding en dienstverlening. Voor informatiehuishouding en actieve openbaarmaking, inclusief invoering van de Wet open overheid, gaat het om 0,3 mld. struc. De middelen voor de Wet open overheid worden rechtstreeks overgeheveld naar andere ministeries, het gemeentefonds en het provinciefonds. De overige middelen voor informatiehuishouding en actieve openbaarmaking worden overgemaakt naar BZK, die dit op basis van bestedingsplannen zal doorverdelen naar alle ministeries.

Pok - overige verbeteringen dienstverlening rijk/zbo's

Het kabinet heeft, in de kabinetsreactie op het rapport Ongekend onrecht van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, structureel 0,8 mld. gereserveerd voor maatregelen om getroffen ouders te compenseren en verbeteringen door te voeren in de informatiehuishouding en dienstverlening.

Reservering IPCEI (Important Project of Common European Interest)

Het kabinet heeft op 2 juli jl. steun uitgesproken voor verdere verkenning van deelname aan de IPCEI Microelektronica II (ME2) en de IPCEI Cloud (CIS), onder voorwaarde van verdere concretisering en uitwerking van het financieel beslag. Voor de prenotificiatieperiode (ME2: september, CIS: oktober) moet Nederland aan DG Competition aangeven wat de verwachte overheidsbijdrage is aan deze IPCEIs. Pas als de definitieve samenstelling van de IPCEIs bekend is, is de precieze financieringsbehoefte van de Nederlandse deelnemers bekend. Daarom wordt nu een bedrag op de aanvullende post gereserveerd: 300 miljoen euro voor de IPCEIs ME2 (230 miljoen euro) en CIS (70 miljoen euro), waarbij 30 miljoen euro vanuit de EZK-begroting beschikbaar wordt gesteld.

Reservering kwijtschelding private schulden Toeslagengedupeerden

Op 26 januari jl. is de motie van Kamerlid Wilders aangenomen waarin het kabinet wordt verzocht om, indien nodig, de private schulden van de slachtoffers kinderopvangtoeslagen over te nemen, zodat ze de 30.000 euro kunnen behouden. Het kabinet heeft ingestemd met een mandaat van 370 miljoen euro voor de staatssecretaris van Financiën om te starten met de onderhandeling met de private schuldeisers. Hiervoor zijn middelen gereserveerd op de aanvullende post. Hiervan is middels de 3e incidentele suppletoire begroting 2021 van het ministerie van Financiën reeds 56 miljoen voor ouders in de WSNP en MSNP al overgeheveld naar de Financiënbegroting.

Reservering stikstof commissie Hordijk

Als follow-up van de kabinetsreactie op de commissie Hordijk komt er een afstandsgrens van 25 km voor project specifieke berekeningen van stikstofuitstoot. Minister Schouten informeerde de Kamer hierover op 9 juli jl. Hiertoe wordt een bedrag van 150 miljoen euro op de Aanvullende Post gereserveerd.

Reservering toeslagen: actualisatie raming

De budgetten voor de herstelorganisatie zijn herijkt op basis van de recente instroomcijfers en toekenningspercentages. Dit werkt door in het budget voor de Catshuisregeling en de integrale beoordelingen (550 miljoen euro), het kwijtschelden van publieke schulden (250 miljoen euro rijksbreed) en private schulden (170 miljoen euro) en het apparaatsbudget (100 miljoen euro). Tezamen wordt 1.070 miljoen euro aanvullend gereserveerd op de Aanvullende Post.

Reservering toeslagen ex-partners

In de Kamerbrief van 22 juni 2021 bij de 7e voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslagen heeft het kabinet richtingen gedeeld voor gedupeerden waarin nog geen aanpak was voorzien: kinderen, ex-partners van gedupeerde ouders en gedupeerden van vergelijkbare fouten bij andere toeslagen (niet-KOT). In afwachting van de definitieve besluitvorming op deze dossiers wordt op de Aanvullende Post een reservering opgenomen.

Bij de ex-partner regeling is de voorgestelde richting een forfaitair bedrag van €10.000 euro, het kwijtschelden van zowel publieke als private schulden, en toegang tot bredere hulpverlening bij gemeentes. Hiervoor is 590 miljoen euro nodig, waarvan 375 miljoen euro bestemd is voor het kwijtschelden van schulden. Aan forfaitaire compensatie en toegang tot Commissie Werkelijke Schade (CWS) wordt 165 miljoen euro geraamd. Tot slot is er nog sprake een uitvoeringslast bij FIN en de gemeentes van tezamen ca. 50 miljoen euro.

Reservering toeslagen kindregeling

Na verdere uitwerking van de Kindregeling in samenspraak met kinderen, jongeren, ouders en de Kamer, is besloten om het advies van kinderen en jongeren voor een financiële steun als leidend te nemen. Op basis van de laatste inschattingen is in totaal 660 miljoen euro nodig voor Kindregeling, dit is 460 miljoen euro aanvullend op de reservering uit januari 2021.

Reservering toeslagen niet-kot

Voor gedupeerden van vergelijkbare fouten bij andere toeslagen (niet-KOT) wordt additioneel 90 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post. Dit is gebaseerd op de raming voor de 130% variant voor zowel de Opzet/Grove schuld (O/GS) populatie als de CAF (vergelijkbaar)populatie zoals opgenomen in de Kamerbrief bij de 7e voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag.

Reservering ventilatie scholen

Het kabinet heeft middelen beschikbaar gesteld voor het verbeteren van de ventilatie op schoolgebouwen. Daarvan kan 100 miljoen euro via de specifieke uitkering ventilatie in scholen (SUVIS) al in 2021 opgevraagd worden. De overige 260 miljoen euro is gereserveerd op de aanvullende post.

Reservering ventilatie scholen correctie

In augustus 2020 is in totaal op de Aanvullende Post 260 miljoen euro (130 miljoen in 2022 en 2023) gereserveerd voor ventilatie in schoolgebouwen. Naar aanleiding van de motie Westerveld/Kuiken wordt 100 miljoen euro van 2023 naar 2021 en 2022 geschoven. Na deze schuif resteert er nog een bedrag van 130 miljoen euro in 2022 en 30 miljoen euro in 2023 op de Aanvullende Post.

Diversen

Dit betreft verschillende kleine overboekingen naar departementale begrotingen voor de middelen van de Woo, en reserveringen voor bedrijfsvoering bij de Raad van State. Daarnaast zijn er middelen op de AP gereserveerd voor de Algemene Rekenkamer. Het pand waarin de Algemene Rekenkamer (AR) nu is gevestigd is aan renovatie toe. Daarnaast is de huisvestingsbehoefte van de Algemene Rekenkamer in de afgelopen jaren veranderd. Het kabinet heeft in 2020 besloten om de ontwerpfase van de renovatie van de huisvesting van de Algemene Rekenkamer te starten. Momenteel worden de mogelijkheden hiervoor nogmaals bezien en wordt er gesproken over de meest doelmatige oplossing van de voor alle partijen aanvaardbare en beschikbare alternatieven. Hierna wordt een besluit over huisvesting en de eventuele vrijgave van de AP-reservering voorgelegd. Ook de gereserveerde middelen voor de voortzetting van DG Stikstof (programma- en apparaatskosten) na 2021 vallen onder deze post. st. Daarnaast bevat deze post gereserveerde middelen voor het project Warmtesysteem Westland (15,4 miljoen euro). Dit betreft een solitair project, over aanvullende trajecten heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. 

Sociale Zekerheid

Diversen

Dit betreft de in=uit voor plafond Sociale Zekerheid.

Technische mutaties

Rijksbegroting

AP klimaatakkoord - bovenregionale warmtenetten

Voor warmtenetten is geld beschikbaar op de Aanvullende Post in de periode 2026 tot en met 2030. EZK heeft in totaal 75 miljoen euro opgevraagd voor 2021 en 2022 ter stimulering van het warmtetransportnetwerk van Rotterdam naar Den Haag, genaamd WarmteLinQ. Hiervoor zijn middelen vanuit de periode 2026 tot en met 2030 naar voren geschoven en overgeheveld naar de EZK-begroting.

Arbeidsvoorwaardenmiddelen

Op de Aanvullende Post bij het ministerie van Financiën stond 92,5 miljoen euro gereserveerd voor arbeidsvoorwaarden in de zorg. Deze middelen betreffen het VWS-deel van de in 2021 vrijvallende 200 miljoen euro ter compensatie van het afschaffen van de doorsneesystematiek in de pensioendeal (de pensioendeal gaat een jaar later in, waardoor de middelen incidenteel vrijvallen in 2021). Middels een kasschuif wordt de 92,5 miljoen euro verdeeld (29 miljoen euro in 2021 en 63,5 miljoen euro in 2022), en overgeheveld naar de VWS-begroting. VWS zet deze middelen in om stageproblematiek in de zorg aan te pakken en ter financiering van extra coronabanen in de zorg.

Bestuursakkoord Groningen 2022

Vanaf de aanvullende post wordt een deel van de middelen voor 2022 e.v. in het kader van het Bestuursakkoord Groningen overgeheveld naar de BZK-begroting zodat de versterkingsoperatie Groningen onverminderd doorgang vindt. Dit betreft middelen voor het gebiedsfonds (blok B, 86,2 mln.), inpassingskosten uit blok D (49,8 mln.), de regeling woningverbetering particulieren (blok A, C en E) (134,5 mln.) en de regeling woningverbetering Woningcorporaties (39,5 mln. per jaar in 2022 en 2023) uit het Bestuursakkoord. Daarnaast gaat het om middelen voor de knelpuntenpot van de Nationaal Coördinator Groningen (11,25 mln.) en middelen voor schrijnende situaties (12,5 mln.). Tot slot betreft het middelen voor de specials Agro (LNV), MKB (EZK), Erfgoed (OCW) en sociaal-emotioneel (BZK) van in totaal 42,7 mln. voor de periode 2022-2026.

Compensatiepakket Zeeland

Op 26 juni 2020 is het Bestuursakkoord Compensatiepakket Marinierskazerne afgesloten tussen de Staat der Nederlanden, de provincie Zeeland, gemeente Vlissingen en het waterschap Scheldestromen. Op de Aanvullende Post is hiervoor in het kader van het pakket Wind in de Zeilen in totaal 50 miljoen euro geraamd . Hiervan was al 5 miljoen euro overgeboekt naar de begroting van IenW voor de ontwikkeling van de stationsomgeving Vlissingen. Nu wordt de resterende 46 miljoen euro (inclusief prijsindexatie 2021 ad 1 miljoen euro.) overgeboekt voor infrastructurele maatregelen die noodzakelijk zijn voor het rijden van de intercityverbinding Vlissingen-Rotterdam.

Crisisdienstverlening via regionale mobiliteitsteams

Als onderdeel van het aanvullend sociaal pakket omtrent corona is er 75 miljoen euro van de aanvullende post overgeboekt om in 2022 in te zetten voor crisisdienstverlening.

Dienstverlening UWV/SVB

Het rapport ‘Ongekend Onrecht’ van de POK (Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag) maakt duidelijk dat er veranderingen in de uitvoering nodig zijn. Dit rapport heeft, samen met de rapporten Werk aan Uitvoering en het rapport van de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU), een aantal samenhangende uitgangspunten om de uitvoering meer prioriteit te geven. Om dit te bewerkstelligen zijn er middelen gereserveerd op de Aanvullende Post ter verbetering van de dienstverlening en de informatiehuishouding van het UWV en de SVB. Met deze overboeking worden de middelen voor dienstverlening overgemaakt van de Aanvullende Post naar de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De overboeking van middelen voor informatiehuishouding is onderdeel van de post ‘diversen’.

Eindejaarsmarge reservering tegemoetkoming dierentuinen

Dit betreft de onderuitputting op de reservering voor de tegemoetkoming voor dierentuinen in 2020. Deze middelen zijn in 2020 afgeboekt en worden nu weer opgeboekt. Deze middelen zijn inmiddels ook overgeheveld naar de begroting van LNV.

Financiële subsidies bouwerktuigen bouwwerktuigen (stikstof)

Een deel van het gereserveerde budget op de aanvullende post voor het treffen van maatregelen in de bouwsector binnen de structurele aanpak stikstof is overgeboekt naar de begroting van IenW. Het betreft in totaal 425 miljoen euro, waarvan 270 miljoen euro (deze mutatie) voor een nieuw subsidieplatform voor lage en emissieloze mobiele werktuigen en bouw logistieke voertuigen. Daarnaast is 135 miljoen euro en 20 miljoen euro overgemaakt voor emissiearm aanbesteden van rijksdiensten resp. ondersteunen van innovatie. Deze mutaties zijn opgenomen onder het kopje ‘diversen’.

Gemeentelijk schuldenbeleid

Als onderdeel van het steun- en herstelpakket stelt het kabinet in 2022 extra middelen beschikbaar voor het gemeentelijk schuldenbeleid, gelet op de voorziene toename van de schuldenproblematiek. De middelen voor 2022 stonden gereserveerd op de Aanvullende Post van Financiën. Met deze mutatie is het budget overgemaakt naar de begroting van SZW. Vervolgens zijn de middelen toegevoegd aan het Gemeentefonds.

Groeifaciliteit

In de Kamerbrief van 28 augustus 2020 (CE-AEP / 20223516) heeft het kabinet 300 miljoen euro gereserveerd ten behoeve van een herkapitalisatiefonds. Hiervan is 50 miljoen euro ter beschikking gesteld voor de kasbuffer voor de Groeifaciliteit. Dit is in het kader van het initiatief van de banken voor het oprichten van een Dutch Post-Covid Growth Fund, om de financiëlebalans van ondernemingen te versterken.

Kasschuif TOA-krediet

Het time-out-arrangement (TOA) ondersteunt ondernemers bij het afwenden van een faillissement. Voor 2021 is 200 miljoen euro gereserveerd op de aanvullende post voor het TOA-krediet. Deze middelen zijn middels een kasschuif in het juiste ritme gezet en overgeheveld naar de EZK-begroting.

Kwijtschelding private schulden Toeslagengedupeerden

Ten behoeve van de voorgenomen kwijtschelding van private schulden van Toeslagengedupeerden wordt additioneel meerjarig 313,6 miljoen euro beschikbaar gesteld bij de vierde incidentele suppletoire begroting inzake Kwijtschelding private schulden Toeslagengedupeerden. Bij de derde incidentele suppletoire begroting is voor de compensatie van WSNP- en MSNP-schulden (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen/Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen) en de uitvoering reeds 56,4 miljoen euro beschikbaar gesteld. In totaal is voor de compensatie en uitvoering van private schulden 370 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit betreft de overboeking vanaf de aanvullende post naar de Financiën-begroting.

Kwijtschelding private schulden Toeslagengedupeerden in WSNP/MSNP-trajecten

Voor Toeslagengedupeerden in WSNP/MSNP-trajecten en de uitvoering is 56,4 miljoen euro beschikbaar gesteld bij de derde incidentele suppletoire begroting van het ministerie van Financiën inzake Kwijtschelding private schulden Toeslagengedupeerden in WSNP/MSNP-trajecten. Dit betreft de overboeking vanaf de aanvullende post naar de Financiën-begroting.

Lokale culturele infrastructuur (covid-19)

Betreft een bijdrage vanuit de Aanvullende post ter compensatie van de financiële gevolgen van de coronacrisis voor gemeenten. Deze middelen zijn bestemd voor de compensatie van de extra uitgaven door gemeenten aan lokale culturele instellingen en buurt- en dorpshuizen.

Nationaal Programma Onderwijsachterstanden

Een deel van de middelen is in de 1e suppletoire Begroting 2021 van OCW verwerkt. Het overige budget blijft gereserveerd op de AP. Begin 2022 wordt op basis van actuele inzichten over de voortgang van het NPO besloten over de inzet van de middelen voor het schooljaar 2022/2023.

Noodfonds Bedrijven

In het Klimaatakkoord zijn middelen gereserveerd voor het Noodfonds bedrijf. Deze middelen zijn opgevraagd ten behoeve van de voortzetting van de regeling Indirecte Kostencompensatie ETS met 1 jaar. Het benodigde budget voor compensatie van bedrijven in 2022 (over in 2021 gemaakte kosten) bedraagt 81,6 miljoen euro.

Overboeken beschikbaarheidsvergoeding OV h1 en q3

Dit betreft een overboeking van de aanvullende post voor verlenging van de Beschikbaarheidsvergoeding openbaar vervoer (ov) tot en met het derde kwartaal van 2021. De vergoeding is bestemd voor al het openbaar vervoer onder een concessie in Nederland. Deze verlenging is verwerkt in de tweede incidentele suppletoire begroting voor de IenW begroting Hoofdstuk XII.

Overboeken garantiefonds evenementen EZK

Wanneer evenementen vanwege de epidemiologische situatie worden verboden, kunnen organisatoren een vergoeding voor de gemaakte kosten ontvangen. Hiervoor is de tijdelijke regeling subsidie evenementen COVID-19 (TRSEC) vormgegeven. De hiervoor gereserveerde middelen zijn vanaf de aanvullende post overgeheveld naar de EZK-begroting.

Overboeken middelen Nationaal Programma Onderwijs

Het grootste deel van de middelen is in de begroting van OCW verwerkt. Het overige budget, 40% voor de intensivering voor scholen in het po en vo voor schooljaar 2022/2023, blijft gereserveerd op de AP. Begin 2022 wordt op basis van actuele inzichten over de voortgang van het Nationaal Programma Onderwijs besloten over de verdeling en inzet van de middelen voor het schooljaar 2022/2023.

Overboeken middelen steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl

Het Kabinet heeft 200 miljoen euro in 2021 extra beschikbaar gesteld voor het steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl in coronatijd. Hiervan loopt 63 miljoen euro via de VWS begroting, 117 miljoen euro via het Gemeentefonds, 10 miljoen euro via de OCW begroting, 5 miljoen euro via de SZW begroting en 5 miljoen euro is gereserveerd voor EZK. Voor deze laatste 5 miljoen euro wordt nog gewerkt aan een plan, tot die tijd staat het op de AP.

Overboeken ventilatie scholen naar bzk

Naar aanleiding van de motie Westerveld/Kuiken wordt 85 miljoen euro in 2021 en 15 miljoen euro in 2022 vanaf de Aanvullende Post overgeboekt naar de begroting van BZK t.b.v. de aanpak van ventilatie in schoolgebouwen.

Overboeking bestuursakkoord

Voor de uitvoering van het Bestuursakkoord Groningen in 2021 worden middelen vanaf de aanvullende post overgeheveld naar de begroting van BZK.

Overboeking dierentuinen reservering

In het derde steun- en herstelpakket in verband met Corona is 39 miljoen euro beschikbaar gesteld voor dierentuinen. De steun is bedoeld ter voorkoming van faillissementen en dierenwelzijnsproblemen, vanwege een periode van sluiting en beperkte openstelling van dierentuinen. Deze middelen zijn overgeheveld van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting.

Overboeking digitale veiligheid

Dit betreft een overheveling van middelen voor de digitale veiligheid van de aanvullende post. Aan de Defensiebegroting is 45 mln. toegevoegd om de betrouwbaarheid en continuïteit van de digitale veiligheid te waarborgen.

Overboeking lokale cultuur

Deze middelen stelt gemeenten in staat om de cruciale lokale culturele infrastructuur te ondersteunen.

Overboeking middelen actieplan energiebesparing

In het kader van Urgenda 2.0 zijn middelen toegekend voor het ‘actieplan energiebesparing industrie’ met als doel het versnellen van energiebesparing door het voorfinancierenvan investeringen. EZK heeft de beschikbare 50 miljoen euro opgevraagd en overgeboekt gekregen vanuit de Aanvullende Post.

Overboeking ondersteuning Start- en Scale-ups

Als onderdeel van het steun- en herstelpakket heeft het kabinet een pakket van 250 miljoen euro aan maatregelen aangekondigd voor de verdere ondersteuning van Start- en Scale-ups. Hieraan is invulling gegeven middels een bijdrage van 50 miljoen euro aan het Fonds Alternatieve Financiering (AltFin) wordt ingezet voor het verbreden van het financieringslandschapvoor het MKB, een bijdrage van 175 miljoen euro aan het Deep Tech Fund (DTF) en een bijdrage van 25 miljoen euro aan het Dutch Future Fund (DFD).

Overboeking Pok - dienstverlening Vergroten Menselijke Maat

In de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van 15 januari 2021 heeft het kabinet maatregelen aangekondigd om de Rijksbrede dienstverlening op orde te brengen. Hiervoor is structureel 139 miljoen euro voor de Belastingdienst (en Toeslagen) beschikbaar gesteld. De verdeling van de middelen wordt in de VT van Financiën nader toegelicht.

Overboeking Qredits budgetverhoging en roms col

Aan Qredits zijn in het kader van een startersregeling middelen beschikbaar gesteld om het buffervermogen van startende bedrijven te versterken (40 miljoen euro), en om overbruggingskredieten voor ondernemers in getroffen sectoren te verstrekken (30 miljoen euro).

Overboeking stoppersregeling nertsen

Voor het vervroegd verbod pelsdierhouderij is in totaal 140 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post. Hiervan is 122,5 miljoen euro met de eerste incidentele suppletoire begroting 2021 overgeheveld naar de LNV-begroting voor de nadeelcompensatie. De resterende 17,5 miljoen euro dient als reservering voor de nadeelcompensatie (7,5 miljoen euro) en de uitvoering(10 miljoen euro).

Overboeking TOA-krediet

Het time-out-arrangement (TOA) ondersteunt ondernemers bij het afwenden van een faillissement. Voor 2021 is 200 miljoen euro gereserveerd op de aanvullende post voor het TOA-krediet. Deze zijn middels een kasschuif in het juiste ritme gezet en overgeheveld naar de EZK-begroting.

Overboeking voucherbank

Het kabinet stelt een faciliteit van maximaal 400 miljoen euro aan het garantiefonds SGR beschikbaar voor de verstrekking van liquiditeitsleningen (voucherkredieten) aan reisorganisaties, die tijdelijk onvoldoende middelen hebben om vouchers terug te betalen aan consumenten.

Overboeking woningbouwimpuls derde tranche

Dit betreffen de middelen voor de derde tranche van de woningbouwimpuls. De middelen worden overgeboekt naar de begroting van BZK en dan via een kasschuif in het juiste ritme gezet.

Overhevelen werkdrukmiddelen Regeerakkoord

Met deze overboeking is de laatste tranche van de regeerakkoordreeks voor werkdruk overgeboekt naar de OCW-begroting.

Overhevelen Woo decentrale overheden

De middelen voor gemeenten en provincies voor de invoering van de Wet open overheid uit de Pok-reservering voor informatiehuishouding worden overgeheveld naar het gemeentefonds en het provinciefonds.

Overige verbeteringen dienstverlening rijk/zbo's

Het kabinet heeft, in de kabinetsreactie op het rapport Ongekend onrecht van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, structureel 0,8 mld. gereserveerd voor maatregelen om getroffen ouders te compenseren en verbeteringen door te voeren in de informatiehuishouding en dienstverlening. Voor diverse maatregelen om dienstverbetering bij het rijk en zbo’s te verbeteren worden middelen overgeheveld naar BZK.

Pok: informatiehuishouding Belastingdienst

Het kabinet heeft, in de kabinetsreactie op het rapport Ongekend onrecht van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, structureel 0,8 miljard euro gereserveerd voor Rijksbrede maatregelen om de menselijke maat te verhogen en verbeteringen door te voeren in de informatiehuishouding en dienstverlening. Voor informatiehuishouding gaat het om 0,3 miljard euro structureel, waarvan 58 miljoen euro voor de Belastingdienst. Dit betreft de overboeking vanaf de Aanvullende Post naar de Financiën-begroting.

Pok informatiehuishouding middelen actieve openbaarmaking

Het kabinet heeft, in de kabinetsreactie op het rapport Ongekend onrecht van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, structureel 0,8 mld. gereserveerd voor maatregelen om getroffen ouders te compenseren en verbeteringen door te voeren in de informatiehuishouding en dienstverlening. Voor informatiehuishouding en actieve openbaarmaking, inclusief invoering van de Wet open overheid, gaat het om 0,3 mld. struc. De middelen voor de Wet open overheid worden rechtstreeks overgeheveld naar andere ministeries, het gemeentefonds en het provinciefonds. De overige middelen voor informatiehuishouding en actieve openbaarmaking worden overgemaakt naar BZK, die dit op basis van bestedingsplannen zal doorverdelen naar alle ministeries.

Re-integratiebudget bijstand gemeenten

Het kabinet stelt in het kader van het aanvullend sociaal pakket in 2022 middelen beschikbaar voor dienstverlening aan bijstandsgerechtigden. Er komt 15 miljoen euro beschikbaar om de hogere instroom in de bijstand op te vangen en additioneel 45 miljoen euro om de dienstverlening te intensiveren. De middelen zijn, na afdracht aan het Btw-compensatiefonds à circa 1,8 miljoen euro, toegevoegd aan het Gemeentefonds.

Reservering aanvullende tegemoetkoming evenementen

Voor evenementen die geen gebruik kunnen maken van de ‘Tijdelijke regeling subsidie evenementen COVID-19' is het kabinet voornemens een aanvullende tegemoetkoming evenementen in te richten. Het kabinet beoogt hiermee organisatoren van (veelal kleinere) evenementen in de periode tussen 10 juli en 13 augustus tegemoet te komen. Vooruitlopend op verdere uitwerking van de regeling is het beoogde budget van 80 miljoen euro gereserveerd op de AP.

Reservering steun amateursport Q3

Er wordt een reservering gemaakt voor de steun voor Q3 voor de amateursport (40 miljoen euro). Dit steunpakket wordt in principe voortgezet als eind Q3 blijkt dat dit noodzakelijk is. Eventuele uitbetaling vindt plaats in 2022.

Reservering ap steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl

Deze middelen zijn onderdeel van de 200 miljoen euro die het kabinet in 2021 beschikbaar heeft gesteld voor dit doel. Omdat met EZK nog gewerkt wordt aan een plan voor de besteding hiervan, staan deze middelen tijdelijk op de AP. De overige 195 miljoen euro is al uitgekeerd naar de departementale begrotingen van VWS, SZW en OCW en het Gemeentefonds.

Reservering extra woningbouw

Er komt incidenteel 1 miljard euro beschikbaar voor additionele woningbouw, in tranches van 100 miljoen euro per jaar vanaf 2022. Deze middelen worden op de aanvullende post gezet met het oog op een zo kosteneffectief mogelijke aanwending op basis van de meest recente onderzoeken.

Reservering garantieregeling evenementen

Wanneer evenementen vanwege de epidemiologische situatie worden verboden, kunnen organisatoren een vergoeding voor de gemaakte kosten ontvangen. Hiervoor is de tijdelijke regeling subsidie evenementen COVID-19 (TRSEC) vormgegeven. De hiervoor gereserveerde middelen zijn vanaf de aanvullende post overgeheveld naar de EZK-begroting.

Reservering Uitvoering coronabeleid GGD-GHOR

Er is reeds budget beschikbaar op de VWS begroting om de uitvoering van het coronabeleid via de GGD-GHOR mogelijk te maken. Dit is bijvoorbeeld het testen bij klachten, bron- en contactonderzoek en de ICT programma’s. Indien wordt besloten om het beleid van testen bij klachten te verlengen na begin 2022, dan kan (een deel van) dit budget worden overgeheveld naar de VWS-begroting. De beoordeling van het budget vindt plaats op basis van de benodigde capaciteit, in samenspraak met het ministerie van Financiën.

Reservering inkomstenderving gemeenten 2020

Dit betreft een reservering met betrekking tot de reële compensatie van de inkomstenderving met betrekking tot corona voor 2020.

Reservering inkomstenderving gemeenten 2021

Dit betreft een reservering met betrekking tot de reële compensatie van de inkomstenderving met betrekking tot corona voor 2021.

Reservering medeoverheden weggevallen huur lokale cultuur, buurt en dorpshuizen

Betreft een reservering met als oogmerk de borging van de lokale en regionale culturele infrastructuur in coronatijd. De afspraken lopen tot en met het tweede kwartaal 2021.

Reservering medeoverheden weggevallen huur lokale cultuur q3

Betreft een reservering met als oogmerk de compensatie van het kwijtschelden van huren door decentrale overheden aan lokale en regionale culturele instellingen.

Reservering Q4 OV beschikbaarheidsvergoeding

Dit betreft de middelen die beschikbaar worden gesteld voor het ongewijzigd doortrekken van de Beschikbaarheidsvergoeding openbaar vervoer (ov) naar het vierde kwartaal van 2021. Deze verlenging is verwerkt in de vierde incidentele suppletoire begroting voor de IenW begroting Hoofdstuk XII.

Reservering RIVM coronaprogramma

Er is reeds budget beschikbaar op de VWS begroting voor 2022 en 2023 voor het RIVM voor het uitvoeren van rioolsurveillance. Indien nodig wordt het budget verhoogd zodat het RIVM in 2022 en 2023 aanvullende taken kan vervullen in het kader van de directe pandemiebestrijding. De beoordeling van het budget vindt plaats in samenspraak met het ministerie van Financiën.

Reservering ROM’s coronaoverbruggingslening (COL)

Ten behoeve van verstrekking van Coronaoverbruggingsleningen (COL) door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen is 50 miljoen euro gereserveerd.

Reservering sneltesten ocw

Het kabinet heeft ten behoeve van de distributie van de zelftesten en daaraan gelieerde activiteiten zoals communicatie middelen toegekend. Op basis van de meest actuele gegevens is de inschatting dat de benodigde inzet voor het mbo en ho 71,5 miljoen euro bedraagt. De overige 63,5 miljoen euro is gereserveerd op de Aanvullende Post en blijft beschikbaar voor zelftesten in het mbo en ho.

Reservering solvabiliteitsfonds

In de Kamerbrief van 28 augustus 2020 (Kamerstuk 35420, nr. 105) heeft het kabinet 300 miljoen euro gereserveerd ten behoeve van een herkapitalisatiefonds. Hiervan is 50 miljoen euro ter beschikking gesteld voor de kasbuffer voor de Groeifaciliteit.

Reservering tegemoetkoming dierentuinen

Het kabinet verlengt de steunmaatregel voor dierentuinen en trekt daarvoor additioneel maximaal 55,5 miljoen euro uit voor Q1 en Q2 2021. Dierentuinen zijn sinds 15 december jl. wederom gesloten. Om deze reden treft het Kabinet aanvullend op de eerdere steunmaatregelen, een reservering op de Aanvullende Post om dierenwelzijn te waarborgen. De meeste dierentuinen mogen vanaf 19 mei weer (gedeeltelijk) open. Het bedrag dat daadwerkelijk beschikbaar komt voor de steunmaatregel wordt op deze openstelling aangepast.

Reservering vaccinatieimplementatie

Er is reeds budget beschikbaar op de VWS begroting om het huidige vaccinatiebeleid voor te zetten. Hiermee wordt iedereen in de gelegenheid gesteld om twee prikken te krijgen. Indien wordt besloten tot een derde prik en daarmee het vaccinatiebeleid wordt verbreed, dan kan (een deel van) dit budget worden overgeheveld naar de VWS-begroting voor de uitvoering hiervan. De beoordeling van het budget vindt plaats op basis van de doelgroep die een derde prik zal ontvangen, in samenspraak met het ministerie van Financiën.

Reservering ventilatie scholen correctie

In augustus 2020 is in totaal op de AP 260 mln. (130 mln. in 2022 en 2023) gereserveerd voor ventilatie in schoolgebouwen. Naar aanleiding van de motie Westerveld/Kuiken wordt 100 miljoen van 2023 naar 2021 en 2022 geschoven. Na deze schuif resteert er nog een bedrag van 130 mln. in 2022 en 30 mln. in 2023 op de AP.

Reservering vergoeding meerkosten GGD'en

Er is reeds budget beschikbaar op de VWS begroting om te testen bij klachten bij de GGD’en te kunnen continueren begin 2022, en om het huidige vaccinatiebeleid voor te zetten zodat iedereen in de gelegenheid wordt gesteld om twee prikken te krijgen. Indien wordt besloten om testen bij klachten te verlengen en/of om (bepaalde groepen) een derde prik te geven, dan kan (een deel van) dit budget worden overgeheveld naar de VWS-begroting. De beoordeling van het budget vindt plaats op basis van de benodigde capaciteit, in samenspraak met het ministerie van Financiën.

Reservering voor TOA-krediet (EZK)

Het time-out-arrangement (TOA) ondersteunt ondernemers bij het afwenden van een faillissement. Voor 2021 is 200 miljoen euro gereserveerd op de aanvullende post voor het TOA-krediet.

Reservering voucherbanklening EZK

Ten behoeve van de voucherkredietfaciliteit is 440 miljoen euro gereserveerd. Voor het voucherkrediet is naar verwachting 400 miljoen euro nodig ten behoeve van een lening aan SGR en aanvullend 40 miljoen euro voor leningen aan kleinere fondsen.

Tweede coronasteunpakket cultuur

Het tweede steunpakket voor de culturele en creatieve sector is bedoeld om makers en artiesten aan het werk te houden. Dit steunpakket is een vervolg op het eerste steunpakket van 300 miljoen euro voor cultuur voor 2020. Het tweede steunpakket zal ingezet worden in de eerste helft van 2021.

Versterkingsoperatie Groningen Batch 1588 tweede tranche

Vanaf de aanvullende post worden middelen naar de begroting van BZK overgeboekt voor de tweede tranche van de versterking van 1588 adressen in Groningen.

Vrijval ap reservering bekostiging uit jeugdwerkloosheid reeks

Deze reservering valt vrij, aangezien hiervoor middelen zijn gereserveerd in het NPOa.

Diversen

Dit betreft o.a. de loon- en prijsbijstelling die aan de Aanvullende Post wordt toegevoegd voor plafond Rijksbegroting, kleine overboekingen naar departementale begrotingen voor bijvoorbeeld compensatie van de lokale cultuur op de BES eilanden, de compensatie vuurwerk en verschillende overboekingen voor de Wet open overheid (Woo).

Sociale Zekerheid

Middelen n.a.v. aanbevelingen rapport commissie Heerts

Vanaf de aanvullende post worden middelen naar de begroting van SZW overgeboekt om uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de Commissie Heerts. Dit betreft ten eerste een tegemoetkomingsregeling (TSB) voor slachtoffers van ernstige stoffengerelateerde beroepsziekten, waarvan het streven is dat deze 1 juli 2022 van start gaat. Het doel van de regeling is een maatschappelijke erkenning van (ex)werkenden die ziek zijn geworden door hun werk als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Ten tweede betreft het middelen voor de oprichting van een onafhankelijke geneeskundige organisatie/kennisinfrastructuur, het landelijk expertisecentrum voor stoffengerelateerde beroepsziekten (LEC-SB).

Diversen

Dit betreft de loon- en prijsbijstelling die aan de Aanvullende Post wordt toegevoegd voor plafond Sociale Zekerheid.

Zorg

Diversen

Dit betreft de loon- en prijsbijstelling die aan de Aanvullende Post wordt toegevoegd voor plafond Zorg

Niet relevant voor uitgavenplafond

Klimaat: ophogen sde++ budget 2022

Het openstellingsbudget van de SDE++ wordt in 2022 met maximaal 6 miljard euro verhoogd tot maximaal 11 miljard euro. Naar verwachting zal de aanvullende openstelling resulteren in cumulatief 3 miljard euro aan extra kasuitgaven. Deze kasmiddelen worden in afwachting van verdere uitwerking gereserveerd op de aanvullende post.

Consolidatie

CONSOLIDATIE: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

‒ 7.062,00

‒ 7.104,80

‒ 8.191,40

‒ 7.990,40

‒ 8.048,00

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Consolidatie

‒ 6.022,10

‒ 13.143,10

‒ 5.279,70

‒ 4.426,30

‒ 4.508,50

 
 

‒ 6.022,10

‒ 13.143,10

‒ 5.279,70

‒ 4.426,30

‒ 4.508,50

 

Extrapolatie

‒ 12.437,60

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 6.022,10

‒ 13.143,10

‒ 5.279,70

‒ 4.426,30

‒ 4.508,50

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

‒ 13.084,00

‒ 20.247,90

‒ 13.471,10

‒ 12.416,60

‒ 12.556,50

‒ 12.437,60

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

‒ 13.084,00

‒ 20.247,90

‒ 13.471,10

‒ 12.416,60

‒ 12.556,50

‒ 12.437,60

CONSOLIDATIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021 (excl. IS)

‒ 7.062,00

‒ 7.104,80

‒ 8.191,40

‒ 7.990,40

‒ 8.048,00

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Consolidatie

‒ 6.022,10

‒ 13.143,10

‒ 5.279,70

‒ 4.426,30

‒ 4.508,50

 
 

‒ 6.022,10

‒ 13.143,10

‒ 5.279,70

‒ 4.426,30

‒ 4.508,50

 

Extrapolatie

‒ 12.437,60

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 6.022,10

‒ 13.143,10

‒ 5.279,70

‒ 4.426,30

‒ 4.508,50

 
       

Stand Miljoenennota 2022 (subtotaal)

‒ 13.084,00

‒ 20.247,90

‒ 13.471,10

‒ 12.416,60

‒ 12.556,50

‒ 12.437,60

Totaal Internationale samenwerking

      

Stand Miljoenennota 2022

‒ 13.084,00

‒ 20.247,90

‒ 13.471,10

‒ 12.416,60

‒ 12.556,50

‒ 12.437,60

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen die ontstaan door het brutoboeken van bijdragen. Het brutoboeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt daarnaast de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundig niveau van de totale rijksuitgaven en de rijksontvangsten hoger dan het feitelijk niveau. Op de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd. De hoogte van de post wordt in belangrijke mate bepaald door de bijdragen van de begroting van Infrastructuur en Waterstaat aan het Infrastructuurfonds.

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HOMOGENE GROEP INTERNATIONALE SAMENWERKING: UITGAVEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021

5.114,11

5.313,50

5.259,34

5.319,72

5.437,70

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

‒ 0,1

0

0

 
 

0

0

‒ 0,1

0

0

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Apparaat eindejaarsmarge non-oda

26,1

18,1

0,1

0

0

 

Bsb beveiliging hoog-risico posten (naar def)

‒ 25,2

0

0

0

0

 

Diverse ondersteunende activiteiten

13,6

18

0

0

0

 

Eindejaarsmarge

175,2

19,2

1,1

0

0

 

Eindejaarsmarge bz

‒ 40,4

‒ 18,1

‒ 0,1

0

0

 

Financiële sector ontwikkeling

5

15

0

0

0

 

Hgis-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021

74,1

74,1

74,1

74,1

74,1

 

Hgis-categorisering eu-toerekening

0

469,1

512,1

512,4

537,4

 

Intensivering covid-19

72

0

0

0

0

 

Intensivering covid-19: dekking

‒ 48,5

0

0

0

0

 

Kasschuif middelen vredespaleis

0

‒ 53

53

0

0

 

Kasschuif oda

‒ 272

‒ 192

46

164

254

 

Klimaat algemeen

17,1

40

‒ 6,5

‒ 5,7

0,9

 

Materiële uitgaven

‒ 43,6

‒ 37,3

‒ 26,2

‒ 5,6

0

 

Nieuwkomers oda middelen labelen als hgis

41,2

37,4

35,4

34,5

34,5

 

Nog te verdelen

71,8

77,3

96,3

86,3

1,3

 

Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen bni en/of toerekeningen

‒ 91,6

‒ 273

‒ 0,1

0

‒ 1,3

 

Noodhulpprogramma's

17

68

0

0

0

 

Oda toerekening

463

391,4

365,3

366,3

364,3

 

Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen

‒ 12,6

‒ 15,6

‒ 16,5

‒ 14,3

‒ 7,7

 

Srgr en hiv/aids

16,6

70,2

‒ 2,3

0

19,9

 

Unfpa

0

15

0

0

0

 

Versterking maatschappelijk middenveld

‒ 54,2

‒ 22,3

‒ 22,7

‒ 22,5

‒ 20,7

 

Vrouwenrechten en keuzevrijheid

10

20

0

0

0

 

Diversen

‒ 18,8

‒ 30,6

‒ 51,9

‒ 41,8

16,3

 
 

395,8

690,9

1.057,10

1.147,70

1.273,00

 

Technische mutaties

      

Rijksbegroting

      

Hgis-bijstelling a.g.v. bni-prijs

88,7

125,6

169,8

209,5

236,3

 

Hgis-bijstelling a.g.v. bni-volume na 2021

0

121,3

113,4

104,6

101,2

 

Materiële uitgaven (desaldering)

42,4

31,4

0,5

0,5

0,5

 

Diversen

29

5,7

9,5

12,5

6,2

 
 

160,1

284

293,2

327,1

344,2

 
       

Extrapolatie

7.074,80

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

556

975,1

1.350,40

1.474,90

1.617,30

 

Stand Miljoenennota 2022

5.669,00

6.286,80

6.607,60

6.792,40

7.052,80

7.285,00

HOMOGENE GROEP INTERNATIONALE SAMENWERKING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand Miljoenennota 2021

164,6

160

155

152,6

152,1

 

Mee- en tegenvallers

      

Rijksbegroting

      

Diversen

0

0

‒ 0,1

0

0

 
 

0

0

‒ 0,1

0

0

 

Beleidsmatige mutaties

      

Rijksbegroting

      

Consulaire dienstverlening aan vreemdelingen

‒ 41,9

‒ 39,8

‒ 28,7

‒ 17,4

‒ 11,5

 

Diversen

2,4

2,4

2,4

11,5

11,5

 
 

‒ 39,5

‒ 37,4

‒ 26,3

‒ 5,9

0

 

Technische mutaties

      

Niet relevant voor het uitgavenplafond

      

Diversen

‒ 4,6

‒ 0,7

1,1

1,2

0,3

 

Rijksbegroting

      

Diverse ontvangsten (desaldering)

42,4

31,4

0,5

0,5

0,5

 

Diversen

‒ 1,2

‒ 1,2

‒ 1,2

3

0

 
 

36,6

29,5

0,4

4,7

0,8

 
       

Extrapolatie

148,1

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2021

‒ 2,9

‒ 7,9

‒ 26

‒ 1,2

0,8

 

Stand Miljoenennota 2022

161,7

152,1

129,1

151,4

152,9

149,5

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Apparaat eindejaarsmarge non-ODA Deze eindejaarsmarge betreft voornamelijk uitgaven aan de veiligheid van hoogrisicoposten, het regulier onderhoud huisvesting buitenland en uitgaven met betrekking tot MH17.

BSB beveiliging hoogrisicoposten (naar DEF) Defensie voert in opdracht van BZ de beveiliging van diplomaten en een aantal hoogrisicoposten uit. Vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) worden middelen voor de financiering van de beveiligingswerkzaamheden door de Brigade Speciale Beveiliging (BSB) van hoogrisicoposten in het buitenland overgeheveld naar de begroting van Defensie.

Diverse ondersteunende activiteitenIn het licht van het AIV-advies (Sociale Bescherming in Afrika) wordt in totaal 20 miljoen euro ingezet om een meer gestructureerd en minder incidenteel programma voor cash transfers mogelijk te maken.

Eindejaarsmarge De HGIS-eindejaarsmarge wordt in de jaren 2021, 2022 en 2023 toegevoegd aan de begroting van Buitenlandse Zaken en conform HGIS-besluitvorming doorverdeeld naar de betreffende departementen. Conform de middelenafspraak huisvesting wordt bovenop de maximale eindejaarsmarge in totaal 14 miljoen euro aan onderuitputting vanuit 2020 toegevoegd aan de begroting in 2021.

Eindejaarsmarge BZ De eindejaarsmarge Buitenlandse Zaken wordt onder meer ingezet ten behoeve van de beveiliging van hoogrisicoposten, regulier onderhoud van de buitenlandse huisvesting, uitgaven ten behoeve van MH17 en enkele uitgestelde betalingen op programmabudgetten.

Financiële sector ontwikkeling Dit betreft extra bijdragen aan het Dutch Good Growth Fund (15 miljoen euro), het Health Insurance Fund voor Carepay (5 miljoen euro) en een noodloket voor microbedrijven (8 miljoen euro). Doel is groen herstel van het mkb in ontwikkelingslanden in het kader van de COVID-19-crisis.

HGIS-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021 Naar aanleiding van de CEP- en MEV-ramingen van het Centraal Planbureau wordt het ODA-budget bijgesteld op basis van de verhoogde groeiverwachting van het bni.

HGIS-categorisering EU-toerekening In het administratiesysteem van het Ministerie van Financiën was het tot voor kort niet zichtbaar of een HGIS-budget als ODA of non-ODA gecategoriseerd is. Door een recente innovatie is dat nu wel mogelijk. Een deel van de EU-afdrachten wordt toegerekend aan HGIS-ODA/non-ODA. Met deze mutatie wordt deze toerekening ook inzichtelijk gemaakt in het administratiesysteem. Omdat de toerekening nu als een HGIS-budget gecategoriseerd staat, wordt de toerekening nu niet langer in het BZ-hoofdstuk verantwoord, maar onder de HGIS. Dit is enkel een administratieve handeling. Er verandert er niets aan de omvang of bestemming van de EU-afdrachten. De negatieve reeks onder de VT’s van Buitenlandse Zaken correspondeert met de positieve reeks bij de HGIS VT’s.

Intensivering COVID-19 Deze post bevat enkele extra bijdrages ter bestrijding van de impact van COVID-19 in ontwikkelingslanden. In het kader van The Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) wordt 52 miljoen euro gedoneerd aan COVAX en het Global Fund to Fight AIDS, TB en Malaria (GFATM). Een bedrag van 20 miljoen euro wordt bijgedragen aan het Poverty Reduction Growth and Trustfund (PRGT) van het IMF.

Intensivering COVID-19: dekking De bijdrages ter bestrijding van de impact van COVID-19 in ontwikkelingslanden zijn gedekt binnen de BHOS-begroting.

Kasschuif middelen Vredespaleis De renovatie van het Vredespaleis heeft vertraging opgelopen. Het deel van de gereserveerde middelen voor de renovatie dat op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën staat (53 miljoen euro) wordt doorgeschoven van 2022 naar 2023.

Kasschuif ODA Het Centraal Economisch Plan (CEP) van het CPB laat ten opzichte van eerdere ramingen een positieve macro-economische ontwikkeling zien. De verhoging van het ODA-budget die hieruit volgt, maakt het mogelijk om de bij Miljoenennota 2021 doorgevoerde kasschuif terug te draaien in de jaren 2021 tot en met 2025.

Klimaat algemeen Met bijdragen aan het Central-African Forest Initiative (10 miljoen euro), het Climate Investment Fund (23 miljoen euro), de Global Environment Facility (10 miljoen euro) en het Least-Developed Countries Fund (25 miljoen euro) zet Nederland in op de bestrijding van klimaatverandering in ontwikkelingslanden.

Materiële uitgaven Vanwege de tegenvallende consulaire ontvangsten als gevolg van COVID-19 neemt de kostendekkendheid van de consulaire dienstverlening af. Het kabinet compenseert in 2021 de tegenvaller deels door incidenteel middelen beschikbaar te stellen. Daarnaast wordt verwacht dat overige materiële kosten, zoals representatiekosten en reiskosten, lager zullen uitvallen vanwege COVID-19.

Nieuwkomers ODA-middelen labelen als HGIS Er is sprake van een technische aanpassing waardoor ODA-middelen op de OCW-begroting voortaan direct zichtbaar zijn binnen de HGIS. Het betreft onderwijskosten voor asielzoekers uit DAC-landen.

Nog te verdelen Als gevolg van de geraamde bni-krimp door COVID-19 was de ODA-bijstelling in 2020 fors negatief. Dit is in 2020 voor een deel met incidentele, generale middelen gedekt. Een ander deel is in de begroting ingepast met een kasschuif, het aanspreken van de buffer op 5.4, en een korting die is geboekt op de post ‘nog te verdelen’. Bij Voorjaarsnota is deze korting verwerkt op instrumentniveau, waarbij het saldo op ‘nog te verdelen’ is tegengeboekt.

Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen bni en/of toerekeningenMet deze mutatie wordt zoals gebruikelijk het saldo op het bufferartikel in 2021 en 2022 herverdeeld over de beleidsartikelen.

Noodhulpprogramma’s Een deel van de positieve ODA-bijstelling door een hoger BNI a.g.v. kMEV wordt ingezet voor noodhulp. De bijdragen zijn voor het Internationaal Comité van het Rode Kruis (10 miljoen euro), humanitaire hulp in de Sahel (5 miljoen euro), een flexibel inzetbaar VN-noodhulpfonds (9 miljoen euro), een Nederlandse alliantie van 14 noodhulporganisaties (13 miljoen euro) en voor een bijdrage aan een Nederlandse hulporganisatie (NRK) die onderdeel is van het internationale Rode Kruis.

ODA-toerekening Een deel van de kosten van de opvang van eerstejaars asielzoekers uit ontwikkelingslanden wordt toegerekend aan ODA. Er is sprake van een technische aanpassing, waardoor de toerekening aan ODA voortaan direct zichtbaar wordt binnen de HGIS.

Realiseren ecologische voedselsystemen Binnen de sub-thema’s van het artikel Voedselzekerheid (2.1) hebben enkele meerjarige, budget-neutrale overhevelingen op instrumentniveau plaatsgevonden. Dit gaat o.a. om een bijdrage aan de Consultative Group for International Agricultural Research (CGIAR) bedoeld voor kennis- en capaciteitsopbouw en een bijdrage aan het UNICEF-programma dat gericht is op de bestrijding van honger en ondervoeding.

SRGR en HIV/AIDS Binnen artikel 3 vinden enkele overhevelingen plaats. De belangrijkste hiervan zijn 20 miljoen euro jaarlijks voor nieuwe SRGR-partnerschappen en 25 miljoen euro eenmalig voor een extra bijdrage aan COVAX. Hiernaast gaat een deel van de ODA-bijstelling naar COVID-19-bestrijding via The Global Funds to fight Aids, Tuberculosis and Malaria (15 miljoen euro), de World Health Organisation (30 miljoen euro), COVAX (20 miljoen euro) en via publiek-private partnerschappen (15 miljoen euro).

UNFPA Een deel van het naar boven bijgestelde ODA-budget (15 miljoen euro) wordt in 2022 via het United Nations Population Fund (UNFPA) aangewend voor de bevordering van reproductieve gezondheid in ontwikkelingslanden.

Versterking maatschappelijk middenveld Binnen artikel 3 vinden enkele overhevelingen plaats. De belangrijkste hiervan zijn 20 miljoen euro jaarlijks voor nieuwe SRGR-partnerschappen en 25 miljoen euro eenmalig voor een extra bijdrage aan COVAX.

Vrouwenrechten en keuzevrijheidVia de Global Financing Facility (GFF) wordt in het kader van de COVID-19 respons ingezet op de voorbereiding van ontwikkelingslanden op de COVID-19 pandemie en op de versterking van de gezondheidssystemen.

Diversen Onder de post diversen vallen onder andere een technische correctie van de Nederlandse bijdrage aan de Europese Vredesfaciliteit (EPF) en een bijstelling van het ODA-budget op basis van de verwachte bni-ontwikkeling zoals geraamd in CEP.

Technische mutaties

HGIS-bijstelling a.g.v. bni-prijs Naar aanleiding van de CEP- en MEV-ramingen van het Centraal Planbureau wordt het ODA-budget bijgesteld op basis van de verhoogde groeiverwachting van het bni.

HGIS-bijstelling a.g.v. bni-volume na 2021 Naar aanleiding van de CEP- en MEV-ramingen van het Centraal Planbureau wordt het ODA-budget bijgesteld op basis van de verhoogde groeiverwachting van het bni.

Materiële uitgaven (desaldering) Conform de middelenafspraak huisvesting zijn enkele panden verkocht en blijven de middelen beschikbaar om in de toekomst nieuwe panden aan te kunnen schaffen.

Diversen De belangrijkste technische mutatie onder de post diversen is een eenmalige, aan COVID-19 gerelateerde plafondcorrectie naar aanleiding van tegenvallende consulaire ontvangsten. Daarnaast is naar aanleiding van de CEP- en MEV-ramingen het non-ODA-budget bijgesteld op basis van de verwachte prijsontwikkeling van het bbp.

Niet-belastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties

Consulaire dienstverlening aan vreemdelingen

Als gevolg van COVID-19 is het aantal reisbewegingen en daarmee de consulaire ontvangsten gedaald. Door de reisbeperkingen vinden minder reisbewegingen plaats, waardoor er ook minder visa en andere consulaire documenten worden afgenomen.

Technische mutaties

Diverse ontvangsten

Er worden ontvangsten verwacht door de verkoop van vastgoed. Een deel van deze extra ontvangsten kunnen in hetzelfde jaar opnieuw worden ingezet om investeringen te doen binnen de kaders van de huisvestingsstrategie. Deze ontvangsten zijn onderdeel van de middelenafspraak huisvesting.

18 TAAKOPDRACHTEN IBO'S

Bijlage taakopdrachten Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO’s) 2021/2022

Er start dit jaar weer een nieuwe ronde IBO's. IBO's ontwikkelen alternatieven voor bestaand beleid en gaan over brede beleidsterreinen. Ze vinden plaats in opdracht van het kabinet en worden uitgevoerd door interdepartementale werkgroepen. In de ronde 2021/2022 vinden IBO's plaats naar de volgende onderwerpen:

  • Publieke investeringen in een politiek bestuurlijke context

  • Vermogensverdeling

  • Ouderenzorg

  • Vereenvoudiging sociale zekerheid

  • Governance en/of sturing op onderwijskwaliteit

  • Jeugdcriminaliteit

Deze bijlage bevat de taakopdrachten van het IBO Publieke investeringen in een politiek bestuurlijke context, het IBO Vermogensverdeling en het IBO Ouderenzorg. Deze onderzoeken starten in september of oktober 2021. De taakopdrachten van de overige IBO's worden in principe bij de Najaarsnota gepubliceerd. Deze IBO's starten later, naar verwachting uiterlijk begin 2022. Voor deze IBO's bevat deze bijlage een beknopte inhoudelijke toelichting op het voorgenomen onderzoek.

Taakopdracht IBO Publieke investeringen in een politiek bestuurlijke context

InleidingPublieke investeringen kunnen bijdragen aan economisch beleid, het oplossen van maatschappelijke uitdagingen of het behalen van politieke ambities. De ‘crisis uit investeren’ is in die context een veelgehoord en populair idee van politici en economen, zowel in economische als in maatschappelijke crises (woningmarkt, stikstof, Groningen). Maar investeren is geen doel op zich. En (hoe) werkt dat eigenlijk; hoe kan het rijk doeltreffend en doelmatig investeren en zo maatschappelijke en economische meerwaarde realiseren?

Publieke investeringen kunnen helpen bij het oplossen van maatschappelijke problemen en in specifieke omstandigheden een economische neergang enigszins dempen. Niettemin is doelmatig en doeltreffend investeren uitdagender dan men vaak voorziet – zeker op korte termijn. Dat begint al bij het identificeren van goede investeringen met de beschikbare middelen. Daarbij zijn de processen bij het Rijk met name ingericht om structureel te investeren, zijn uitvoeringsorganisaties hier ook bij gebaat en kennen grote investeringen nou eenmaal een relatief lange doorlooptijd, langer dan een kabinetsperiode.

In de uitvoering van projecten hebben politici vooral te maken met een erfenis van eerdere kabinetten. En ook grote investeringen die zij plannen worden vanwege de doorlooptijd grotendeels uitgevoerd door latere kabinetten. Tijdens de regeerperiode beheerst men met name de uitvoering van investeringen waarbij de mogelijkheid tot versnellingen en bijsturing beperkt is. Bovendien kennen het rijk, de lagere overheden en ook de markt schaarste in zowel middelen, capaciteit als deskundigheid. Op deze schaarse middelen en capaciteit wordt daarbij in toenemende mate beslag gelegd door een grotere behoefte aan beheer, onderhoud en vervanging van huidig areaal en materieel. De vraag die steeds voorligt is hoe deze schaarse middelen zo doeltreffend en doelmatig mogelijk te alloceren met het oog op de doelen die de politiek nastreeft.

Kortom, investeringen kunnen van groot belang zijn bij het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en voor effectief economisch bijsturen. Het is echter complex en veelomvattend om met de beschikbare middelen op voorhand goede beleidsmatige ideeën om te zetten tot doeltreffende en doelmatige investeringen.

Opdracht aan de werkgroep

Doel van het IBOHet IBO focust op het investeren in een politiek bestuurlijke context. Het biedt inzichten in welke structuren er binnen het rijk zijn om te investeren, zowel op korte als op lange termijn. Het moet een kabinet duidelijkheid verschaffen hoe een kabinet schaarse investeringsmiddelen zo doeltreffend en doelmatig mogelijk kan alloceren met het oog op de doelen die de politiek nastreeft en welke (on)mogelijkheden er zijn om doelmatiger en doeltreffender te investeren, gegeven de economische situatie of de maatschappelijke uitdaging.

Opdracht aan de werkgroep en centrale vraagstellingGrote publieke investeringen vragen doorgaans vanwege de omvang en complexiteit veel bestuurlijk commitment en worden daarmee in een relatief vroeg stadium moeilijk omkeerbaar. Bij dit soort investeringen past een zorgvuldige besluitvormingsprocedure dat tijd kost. De concreet beoogde doelen van een kabinet lopen daarmee echter vertraging op waardoor deze zorgvuldigheid (onbedoeld) onder druk kan komen te staan. Zodra er (bestuurlijke) commitment op scope en planning afgegeven wordt is de ruimte beperkt om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en bij te sturen. Politici geven uitvoering aan investeringsbeslissingen die door hun voorganger genomen zijn. De opdracht aan de werkgroep is om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor een kabinet om met beschikbare middelen effectief te investeren in ambities, maatschappelijke vraagstukken of economisch beleid? En welke mogelijkheden zijn er om tussentijds bij te sturen? Zijn de procedures in voldoende mate op orde om de zorgvuldigheid te borgen en zo ja worden deze consequent nageleefd?

HoofdvragenHoe kan een kabinet schaarse investeringsmiddelen zo doeltreffend en doelmatig alloceren met het oog op de doelen die de politiek nastreeft en hoe kunnen op een doelmatige en doeltreffende manier incidentele publieke investeringen gedaan worden, op korte en langere termijn?

Deelvragen

  • 1. Wat verstaan we onder publieke investeringen?

  • 2. Welke instrumenten hebben we tot onze beschikking om tot een keuze te komen en werken deze ook (bv MKBA’s)? Zijn er – bijvoorbeeld uit recente ontwikkelingen omtrent het Nationaal Groeifonds of private investeringsinstrumenten – lessen te trekken over hoe te komen tot de beste investeringen?

  • 3. Hoe komt besluitvorming over publieke investeringen tot stand? Welke mogelijkheden zijn er voor de politiek om (bij) te sturen op de inzet van beschikbare middelen, zoals bij tegenvallers op lopende investeringen of staand beleid? Worden investeringen voldoende in samenhang met andere uitgaven bezien?

  • 4. Welke doelen en ambities ten aanzien van publieke investeringen hebben de verschillende kabinetten in de laatste decennia gehad (o.a. welke incidentele en structurele intensiveringen/bezuinigingen zijn doorgevoerd)? Wat zijn hiervan de resultaten geweest? En wat bepaalt of een investering is geslaagd en welke factoren dragen hier aan bij? En welke rol spelen investeringsdepartementen hierbij?

  • 5. In hoeverre zijn uitvoeringsorganisaties, decentrale overheden of marktpartijen in staat investeringen tot realisatie te brengen? Hoe wordt de synergie tussen beleid en uitvoering bewaakt bij deze investeringen?

  • 6. Hoe kunnen deze lessen bijdragen aan goede (politieke) besluitvorming in de toekomst over publieke investeringen?

Organisatie van het onderzoekDe werkgroep bestaat uit leden van FIN, IenW, BZK, DEF, EZK en SZW. Ook wordt het CPB verzocht deel te nemen aan de werkgroep. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN, IenW en EZK.

GrondslagOnder de investeringen rekent dit IBO forse uitgaven aan materiële activa. Het gaat nadrukkelijk om aanzienlijke investeringen in zaken die voor een langere termijn meegaan en veelal een incidenteel karakter hebben. De overheid investeert met name via de investeringsfondsen in infrastructuur, defensiematerieel en bij bij verschillende departementen in grote ICT-systemen. Toekomstige investeringen zoals in woningbouw en klimaat worden mogelijk ook aan deze lijst toegevoegd. Uitgaven in onderwijs of op het gebied van sociale zaken vallen niet onder de grondslag van dit IBO. Uitgaven voor programma's of directe en eenmalige consumptiekosten - zoals uitkeringen of bonussen - vallen niet onder de grondslag van dit IBO.

OverigOm goed inzicht te krijgen in de dagelijkse praktijk worden uitvoeringsorganisaties, decentrale overheden en marktpartijen op gepaste wijze betrokken bij het IBO. De werkgroep dient haar eindrapport uiterlijk juni 2022 in. Het IBO start in september 2021. De ambitie is om voor de indiening van de begroting van 2023 resultaten te delen. De omvang van het rapport is niet groter dan dertig bladzijden plus een samenvatting van maximaal vijf bladzijden.

Taakopdracht IBO Vermogensverdeling

InleidingVanuit de maatschappij en de politiek is er steeds breder aandacht voor de verdeling van vermogens over huishoudens. Dit is ook niet zonder reden. Zo zijn de vermogens in Nederland veel ongelijker verdeeld dan de inkomens, en wordt de financiële positie van een huishouden ook voor een groot deel bepaald door de aanwezige vermogens. Doordat vermogensvraagstukken aan verschillende beleidsterreinen raken, wordt telkens maar een gedeelte van het vraagstuk belicht en ontbreekt het voor departementen aan een integraal beeld. Zo wordt er in het BMH Ruimte voor wonen aandacht besteed aan de opbouw van vermogen via het eigen huis en raken discussies over het pensioenstelsel aan beleid rondom pensioenvermogens. Bij de Bouwstenen voor een beter belastingstelsel is onder andere aandacht besteed aan de wijze waarop (inkomen uit) vermogen en vermogensoverdrachten (verschillend) worden belast in de schenk- en erfbelasting en box 1, box 2 en box 3 van de inkomstenbelasting en hoe dat van invloed kan zijn op de vermogensverdeling. De wijze waarop verschillende soorten vermogens(overdrachten) in NL worden belast maar ook de rol die vermogens al dan niet spelen bij toegang tot toeslagen en andere subsidies zijn illustraties van het ontbreken van integraal beleid op dit onderwerp. Om tot zinvol integraal beleid ten aanzien van vermogens(verdeling) te komen is een integrale analyse noodzakelijk. Deze ontbreekt tot nog toe.19

De laatste jaren en zeker het afgelopen (corona)jaar zijn er veel Kamervragen en moties geweest om meer te doen met vermogensongelijkheid in de besluitvorming. In de discussie over wie de rekening straks moet betalen van de coronaschulden wordt er steeds nadrukkelijker gekeken naar vermogende particulieren naast grote winstmakende bedrijven, zowel in Nederland als internationaal. Tegelijkertijd is de discussie over vermogensverdeling nog richtingloos. Er is geen eenduidig begrip over wat we precies onder vermogensongelijkheid verstaan en welk vermogen hierbij relevant is. Onbekend is waar we in het overheidsbeleid hiermee naar toe willen. Dit in schril contrast als het gaat over inkomensbeleid. Hierbij speelt dat data over vermogen van particulieren (vermogensstatistieken) en vermogensongelijkheid wel steeds beter worden, maar nog steeds grote lacunes en andere beperkingen kennen. Het CBS heeft bijvoorbeeld pas recent cijfers over (2e pijler) pensioenvermogen toegevoegd aan cijfers over vermogensverdeling van particulieren. Wat betreft het vermogen in box 2 geeft CBS weliswaar aan binnenkort met een verbeterde statistiek te komen, maar een deel is nog niet in beeld. Wel bieden internationale richtlijnen vanuit OESO en EU over internationale gegevensuitwisseling, mede in het kader van belastingontwijking, goede hoop voor de toekomst.

Opdracht aan de werkgroepHet doel van dit IBO is om in kaart te brengen hoe we naar de vermogensverdeling en –ongelijkheid moeten kijken en of een maatstaf hiervoor een rol moet spelen in het besluitvormingsproces en zo ja, welke dan. Ten slotte worden beleidsopties geïdentificeerd die de vermogensverdeling beïnvloeden. De werkgroep wordt hiervoor gevraagd de volgende zaken te onderzoeken:

  • 1. Wat zijn goede maatstaven van vermogensverdeling? Welke vermogensonderdelen moeten worden meegenomen en welk doel dienen verschillende vermogens? Welke data is er hiervoor beschikbaar en bruikbaar, en wat zijn de mogelijkheden om de data te verbeteren? Hoe zijn de vermogens verdeeld in Nederland? Welke vermogensvergelijking kunnen we juist wel/niet maken met het buitenland? Welke voor- en nadelen zitten er aan de weergave van de verschillende vermogensstatistieken? Hoe wordt er rekening gehouden met levensloop (gemiddelde oudere per definitie rijker dan gemiddeld jongere)? En tot slot: hoe ontwikkelen vermogens zich over de jaren heen?

  • 2. Welke rol kan en dient vermogensverdeling te spelen in de besluitvorming? Volstaat het om en kan de ontwikkeling eens per jaar in kaart gebracht en aangesloten bij een monitor a la Brede Welvaart? Is het mogelijk en zinvol om de effecten van kabinetsplannen (of zelfs individuele beleidsmaatregelen) op de vermogensverdeling te publiceren? En met welk doel?

  • 3. Wat zijn mogelijke richtingen met betrekking tot de vermogensverdeling? Welke beleidsmaatregelen zijn hierbij passend? Welke gevolgen hebben deze maatregelen voor de verschillende beleidsterreinen? Gegeven het IBO-instrument wordt er in ieder geval ook naar besparingen voor de schatkist gekeken.

Organisatie van het onderzoekDe werkgroep bestaat uit leden van FIN, SZW, EZK, BZK, OCW en eventueel andere departementen. Daarnaast worden ook het CPB, CBS, DNB en SCP verzocht deel te nemen aan de werkgroep. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN en SZW. Het onderzoek start in september 2021. Het secretariaat rondt haar eindrapport uiterlijk voorjaar 2022 af. De omvang van het rapport is niet groter dan dertig bladzijden plus een samenvatting van maximaal vijf bladzijden.

Taakopdracht IBO Ouderenzorg

InleidingNederland is aan het vergrijzen. De komende jaren neemt het aantal ouderen sterk toe; zo neemt het aantal 65-plussers tot 2040 toe met circa 40% en het aantal 80-plussers verdubbelt bijna20. Ook zullen er in de toekomst steeds meer mensen met één of meerdere chronische aandoeningen zijn. Dit leidt ertoe dat tussen 2020 en 2040 de uitgaven aan intramurale ouderenzorg (Wlz) bij ongewijzigd beleid fors stijgen en dat de vraag naar personeel verdubbelt terwijl de arbeidsmarkt steeds krapper wordt en het aantal mantelzorgers daalt. In internationaal vergelijkend perspectief zijn uitgaven aan de ouderenzorg in Nederland relatief hoog21. De zorgvraag zal de komende jaren toenemen en ook complexer zijn. De oplopende zorgvraag gaat gepaard met een toenemende druk op de bemensbaarheid en betaalbaarheid van de ouderenzorg, maar vraagt ook om meer en geschikt woonaanbod voor ouderen, in het belang van henzelf, maar ook van anderen op de woningmarkt.

In februari van dit jaar heeft het demissionaire kabinet de Dialoognota ouderen uitgebracht met als doel een brede maatschappelijke dialoog te voeren over hoe de zorg voor ouderen toekomstbestendig is te houden. Het gaat daarbij om de drieslag: (i) wat kunnen en willen ouderen zelf; (ii) welke zorg en ondersteuning hebben ze nodig; (iii) waar en hoe wonen ze? Om de zorg ook op de lange termijn betaalbaar, toegankelijk en kwalitatief goed te houden, zijn ingrijpende (en soms pijnlijke) keuzes nodig die in samenhang met elkaar gemaakt moeten worden; geen keuzes maken betekent impliciet dat er ook keuzes gemaakt worden. Op het gebied van de toekomst van de langdurige zorg zijn inmiddels de nodige studies verricht, en is een breed scala van beleidsopties en ideeën beschikbaar. Zo werkt het rapport ‘Naar een toekomstbestendig zorgstelsel – brede maatschappelijke heroverweging’ twee benaderingen uit (versterking gereguleerde concurrentie en versterking gereguleerde samenwerking) en zijn in de rapportage ‘Zorgkeuzes in Kaart’ specifieke beleidsopties doorgerekend, waaronder opties voor scheiden van wonen en zorg22. De commissie Toekomst Zorg Thuiswonende Ouderen (TZTO)23 concludeerde in haar rapport dat de fysieke woon- en leefomgeving cruciaal is voor ouderen om zelfstandig te kunnen (blijven) wonen en zo min mogelijk afhankelijk te worden van zorg, maar dat hier nog onvoldoende op ingespeeld wordt. Arbeidsbesparende en digitale technologieën kunnen hierbij in potentie een bijdrage leveren aan het bemensbaar en betaalbaar houden van de zorg. Recent zijn hierover ook bestuurlijke afspraken gemaakt24. De WRR heeft de ervaringen en lessen uit Duitsland, Denemarken, Engeland en Japan op het punt van ouderenzorg in beeld gebracht.25

De geïnventariseerde beleidsopties voor de ouderenzorg richten zich op drie hoofdlijnen:

  • 1. het vergroten van de zelfredzaamheid/verantwoordelijkheid van de ouderen zelf, het verkleinen van het verzekerd pakket of het verhogen van eigen betalingen (inclusief scheiden wonen en zorg);

  • 2. het verhogen van de toegangscriteria van de Wlz waardoor ouderen niet of later gebruik kunnen maken van relatief dure intramurale ouderenzorg en langer zijn aangewezen op zorg en ondersteuning in de wijk;

  • 3. het vergroten van de doelmatigheid, bijvoorbeeld via scherpere prikkels voor inkopende partijen, betere samenwerking van de zorg en ondersteuning voor ouderen.

Het IBO maakt gebruikt van dit materiaal en beoogt het keuzeproces om tot toekomstbestendige ouderenzorg te komen te ondersteunen door de beschikbare kennis over deze beleidsopties gestructureerd aan te bieden, en waar nodig aan te vullen met concrete maatregelen.

De geïnventariseerde beleidsopties kunnen in potentie een forse bijdrage leveren aan de houdbaarheid. Terwijl al veel in beeld is gebracht over het «wat» van mogelijke beleidsaanpassingen, is er tot nu toe relatief weinig aandacht besteed aan het «hoe» van de verandering. Veel opties zijn immers ingrijpend, vragen om een doordachte fasering en vereisen dat de randvoorwaarden op orde te zijn om het in de praktijk uitvoerbaar te maken. Als bijvoorbeeld meer van ouderen en hun omgeving wordt gevraagd en de toegang tot intramurale zorg wordt verhoogd, dan vraagt dit om meer aandacht voor het wonen en de zorg en ondersteuning van mensen in hun oorspronkelijke of mogelijk andere thuissituatie. Het IBO heeft nadrukkelijk aandacht voor deze randvoorwaarden, inclusief woningmarktaspecten.

DoelstellingDit IBO heeft als doel om de beleidsopties gericht op een houdbare ouderenzorg - die met name zien op de eigen verantwoordelijkheid van ouderen en het verhogen van de toegangsgrens - gestructureerd in beeld te brengen samen met de randvoorwaarden om deze uitvoerbaar te laten zijn alsook maatregelen in kaart te brengen die het beroep op zwaardere, i.e. duurdere ouderenzorg kunnen voorkomen of uitstellen en wat daar randvoorwaardelijk voor nodig is. Het is van belang wonen en zorg voor ouderen in samenhang te bezien.

Opdracht aan de werkgroepGegeven de doelstelling van dit IBO zijn de volgende vragen aan de orde:

Het basispad bij ongewijzigd beleid en de knelpunten die zich daarbij voordoen

  • Welke kwantitatieve opgaven liggen er om de zorgvraag van een groeiende groep ouderen op een toekomstbestendig pad te krijgen? Het basispad bij ongewijzigd beleid geeft inzicht in knelpunten op het gebied van de arbeidsmarkt, de woningmarkt, en de budgettaire opgave. Gegeven dit basispad kunnen vervolgens de bijdragen van de geïdentificeerde beleidsopties op dit pad in beeld worden gebracht. De planbureaus zullen hiervoor worden benaderd.

Synthese bestaande onderzoeken

  • Breng in kaart welke beleidsopties significant bijdragen aan houdbare ouderenzorg langs de drie bovengenoemde hoofdlijnen. Put daarbij uit bestaande beleidsopties zoals opgenomen in de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen, Zorgkeuzes in Kaart, de Dialoognota Ouderenzorg en de commissie Toekomst Zorg Thuiswonende Ouderen (TZTO) en internationale inzichten.

Randvoorwaarden waaronder de geschetste beleidsopties kunnen slagen

  • Breng concrete randvoorwaarden in kaart waaronder de geschetste beleidsopties uitvoerbaar kunnen worden. Dit betekent dat, bijvoorbeeld bij een versobering van het verzekerd pakket en/of verhoging van de toegangscriteria en/of van de eigen betalingen, ouderen de zorg en ondersteuning kunnen blijven ontvangen die nodig is. Denk bijvoorbeeld aan voldoende passende woon-zorgvormen, een goed georganiseerde eerste lijn, effectieve inzet van mantelzorg, de samenwerking tussen het sociale en het medische domein. Welke maatregelen zijn nodig om aan deze randvoorwaarden te gaan voldoen, met het meest positieve effect op de toegankelijkheid, bemensbaarheid en betaalbaarheid van de ouderenzorg?

  • Welke maatregelen zijn nodig om langer thuis wonen te ondersteunen en zodoende dure instellingszorg te voorkomen of uit te stellen? Bijvoorbeeld het wegnemen van prikkels voor gemeenten/zorgverzekeraars om zwaardere zorg af te wentelen, ouderen voorbereiden op hun eigen verantwoordelijkheid, een goede uitvoering van de Wmo door gemeenten in samenwerking met zorgverzekeraars, etc.

Bij de uitwerking van beleidsopties wordt gekeken naar de gevolgen voor ouderen en andere relevante stakeholders en wordt scherp gemaakt waar de te onderscheiden verantwoordelijkheden liggen. Ook wordt er gekeken naar de doorlooptijd van de verschillende opties. Alle opties dienen te leiden tot houdbare zorg, en in één variant wordt een 20% besparingsvariant uitgewerkt t.o.v. het basispad. De uitgaven aan intramurale ouderenzorg zijn hiervoor de grondslag, circa 14,5 mld. in 2022.

Organisatie van het onderzoekDe werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van VWS, FIN, EZK, BZK, SZW, AZ. Ook worden experts van het CPB en SCP verzocht deel te nemen in de werkgroep. Er zal ook een consultatie plaatsvinden met experts en relevante organisaties. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN en VWS. Het IBO start in oktober 2021. De werkgroep dient haar eindrapport uiterlijk maart 2022 in. De omvang van het rapport is niet groter dan dertig bladzijden plus een samenvatting van maximaal vijf bladzijden.

Toelichting overige IBO's

IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid ↵SZW en FIN werken momenteel aan een verkenning voor een IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid. Eindproduct van deze verkenning (verwacht eind 2021) is een taakopdracht voor het IBO dat na besluitvorming begin 2022 start. Voor de verkenning wordt in beeld gebracht welke vereenvoudigingstrajecten er al lopen binnen SZW, welke probleemanalyse hierachter schuilgaat en welke knelpunten er liggen op het niveau van dienstverlening, materiewetten en stelsel(s). De verkenning heeft als doel inzicht te krijgen in welke dilemma’s er met betrekking tot vereenvoudigen spelen en welke verdere mogelijkheden er zijn tot vereenvoudiging. Deze inzichten worden als onderdeel van de verkenning vervolgens ook aan relevante uitvoerders en stakeholders ter toetsing voorgelegd. Op basis van deze inventarisatie worden de meest veelbelovende mogelijkheden in het IBO verder interdepartementaal uitgewerkt en vertaald naar concrete beleidsopties.

IBO Governance en/of sturing op onderwijskwaliteit ↵De kwaliteit van het funderend onderwijs staat de laatste jaren onder druk (zoals onder andere blijkt uit internationale toetsen als PISA), terwijl goed onderwijs voor alle kinderen een vereiste is voor gelijke kansen en voor de economische groei van de toekomst. Hierdoor rijst de vraag hoe er effectief gestuurd kan worden op onderwijskwaliteit. Er wordt daarom een IBO naar beleidsopties op het gebied van governance en sturing op onderwijskwaliteit uitgevoerd.

Het IBO start naar verwachting in januari 2022. Voorafgaand aan het IBO wordt een vooronderzoek uitgevoerd. Dit vooronderzoek levert inhoudelijke input voor het IBO en moet leiden tot een gemeenschappelijke feitenbasis ten aanzien van sturing binnen het onderwijs. Het IBO gaat over sturing (door het Rijk) in brede zin en daarbinnen in ieder geval over doelmatige en doeltreffende sturing op onderwijskwaliteit, waarbij ook bekostiging als sturingsinstrument wordt meegenomen. Het IBO levert concrete beleidsopties die de komende jaren geïmplementeerd kunnen worden. Aan de hand van het vooronderzoek wordt de scope van het IBO nader bepaald waarbij bijvoorbeeld gekeken wordt welke onderwijssectoren in het IBO mee worden meegenomen en welke onderwijssectoren mogelijk in een volgend IBO meegenomen kunnen worden.

IBO Jeugdcriminaliteit ↵ Na jarenlange daling en uiteindelijke stabilisatie van de capaciteitsbehoefte van justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) laat het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) vanaf 2021 een stijging in capaciteitsbehoefte zien. Hoewel PMJ de toegenomen capaciteitsbehoefte raamt, verklaart deze de toegenomen capaciteitsbehoefte niet. Om meer inzicht te krijgen op de feiten rondom de toegenomen bezetting in de JJI’s zal daarom in de eerste plaats een vooronderzoek worden uitgevoerd met een analyse naar de ontwikkelingen in jeugddetentie. Dit vooronderzoek zal zich onder andere richten op de ontwikkeling van de gemiddelde bezetting, de instroom en de uitstroom van de JJI’s. De resultaten van dit vooronderzoek worden de basis waarop mogelijke veranderingen, knelpunten en oplossingsrichtingen voor dit onderwerp verder onderzocht zullen worden in een IBO. Deze uitkomsten kunnen een indicatie geven die wijst naar een beleidsterrein buiten JenV, waarvoor mogelijk betrokkenheid vanuit OCW, VWS en BZK gewenst is. De definitieve richting van het IBO wordt gezamenlijk vastgesteld na het vooronderzoek, waarna het IBO start in januari 2022.

19 UITGAVENOVERZICHT STIKSTOF EN KLIMAAT

Deze bijlage geeft een uitgavenoverzicht voor stikstof en klimaat. De bijlage is opgesteld ter invulling van toezeggingen aan D66 en BBB. In tabel 19.1 is een uitgavenoverzicht tot en met 2030 voor stikstof opgenomen. Dit is gelijk aan de looptijd van het vastgestelde stikstofpakket. De klimaatmiddelen zijn in tabel 19.2 conform reguliere systematiek tot en met 2026 weergegeven, omdat dit een combinatie is van reguliere middelen voor klimaatbeleid, maatregelpakketten voor Urgenda en maatregelen uit het klimaatakkoord.

De verschillende regelingen worden op de betreffende departementale begrotingen toegelicht. Een deel van de middelen staat nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

Tabel 19.1 Uitgavenoverzicht Stikstof (bedragen in duizenden euro)
  

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

  

Totaal beschibare middelen stikstof 1*

 

68.718

605.400

1.231.500

1.050.700

857.590

632.000

669.900

467.900

464.900

464.900

462.900

Totale reeks op departementale begrotingen

 

68.718

578.400

820.000

500.950

452.590

420.000

365.650

347.900

338.400

338.400

341.400

Totale reeks reservering Aanvullende Post (AP)

 

0

27.000

411.500

549.750

405.000

212.000

304.250

120.000

126.500

126.500

121.500

             

Maatregelen volledig overgeboekt naar departementale begrotingen

 

49.018

526.700

780.600

480.450

440.790

415.200

362.750

345.000

335.500

335.500

338.500

Programma Natuur (LNV art. 22)

LNV

 

200.000

250.000

300.000

300.000

300.000

300.000

300.000

300.000

300.000

300.000

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (srv, stikstofdeel) (LNV art. 21/24)

LNV

 

41.300

66.300

        

Verdunnen mest (LNV art. 21/23)

LNV

 

900

56.900

45.600

1.600

      

Vegroten aantal uren weidegang (totaal) (LNV art. 21)

LNV

500

500

1.000

500

500

      

Mestverwerking (stikstofdeel) (LNV art. 21)

LNV

   

2.000

2.000

2.000

5.000

1.000

1.000

1.000

1.000

PAS-melders (financiering uit reservering handhaving) (LNV art. 22)

LNV

 

4.800

         

Gerichte opkoop (LNV art. 21/22)

LNV

 

230.500

249.300

800

600

200

     

w.v. financiering uit onderuitputting srv

  

133.400

         

w.v. financiering uit begrotingsreserve

  

97.100

249.300

800

600

200

     

Natuurbank (uit begrotingsreserve) (LNV art. 22)

LNV

6.318

8.020

10.000

25.000

35.670

40.000

     

Natuurimpuls (uit begrotingsreserve) (LNV art. 22)

LNV

38.400

9.480

20.900

23.800

21.920

10.500

     

Voortzetting 6e Actieprogramma Nitraat 2022 (financiering uit reservering handhaving)

LNV

  

18.200

        

Retrofit binnenvaart (IenW art. 18)

IenW

 

16.000

14.000

16.000

16.000

5.000

4.000

4.000

2.000

2.000

 

Walstroom zeevaart (IenW art. 26)

IenW

  

26.000

5.000

       

w.v. financiering uit onderuitputting srv

   

19.000

        

Innovatieregeling bouw en GWW (IenW art. 26)

IenW

3.800

11.200

10.000

        

Maatregelen bouw (IenW art. 14/26)

IenW

 

4.000

43.000

61.750

62.500

57.500

53.750

40.000

32.500

32.500

37.500

w.v. subsidieregeling bouwwerktuigen

   

20.000

35.000

40.000

35.000

35.000

25.000

25.000

25.000

30.000

w.v. regeling rijksdiensten

   

15.000

18.750

22.500

22.500

18.750

15.000

7.500

7.500

7.500

w.v. regeling innovatie

  

4.000

8.000

8.000

       

Projectspecifieke mitigerende maatregelen voor MIRT projecten (financiering uit onderuitputting srv) (IenW art. 26)

IenW

  

15.000

        
             

Middelen deels overgeboekt naar begroting, deels op AP

 

19.700

52.700

158.900

96.000

31.300

21.300

16.900

16.900

16.900

16.900

16.900

w.v. op begroting departementen

 

19.700

51.700

39.400

20.500

11.800

4.800

2.900

2.900

2.900

2.900

2.900

w.v. resterend op AP

 

0

1.000

119.500

75.500

19.500

16.500

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

Verlagen ruw eiwitgehalte veevoer (LNV art. 21/23)

LNV

2.000

14.200

25.400

22.500

8.000

900

     

w.v. op begroting LNV

 

2.000

14.200

16.400

13.500

5.000

900

     

w.v. resterend op AP (art. 55)

   

9.000

9.000

3.000

      

Omschakelprogramma (LNV art. 21)

LNV

 

15.000

110.000

50.000

       

w.v. op begroting LNV

  

15.000

         

w.v. resterend op AP (art. 55)

   

110.000

50.000

       

Programmakosten DGS (LNV art. 22/50)

LNV

17.700

21.500

21.500

21.500

21.300

18.400

14.900

14.900

14.900

14.900

14.900

w.v. op begroting LNV

 

17.700

21.500

21.500

7.000

6.800

3.900

2.900

2.900

2.900

2.900

2.900

w.v. resterend op AP (intensivering) (art. 55)

    

14.500

14.500

14.500

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

Gerichte handhaving Adblue (IenW art. 14)

IenW

 

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

w.v. op begroting IenW

  

1.000

1.500

        

w.v. resterend op AP (art. 55)

  

1.000

500

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

             

Reservering voor maatregelen op AP (art. 55)

 

0

26.000

292.000

474.250

385.500

195.500

290.250

106.000

112.500

112.500

107.500

Landelijke beeïndigingsregeling (lbv)

LNV

  

100.000

345.000

230.000

95.000

200.000

    

Reservering pilot grondfonds (financiering uit middelen lbv)

LNV

  

30.000

        

Stalmaatregelen

LNV

   

35.000

35.000

35.000

35.000

35.000

35.000

35.000

35.000

Elektrisch taxiën

IenW

    

7.000

1.000

1.000

1.000

   

Piekbelasters industrie

EZK

 

5.000

10.000

5.000

       

Maatregelen bouw BZK

BZK

 

4.000

19.000

18.250

7.500

7.500

6.250

5.000

2.500

2.500

2.500

w.v. regeling rijksdiensten

   

5.000

6.250

7.500

7.500

6.250

5.000

2.500

2.500

2.500

w.v. regeling innovatie

  

4.000

14.000

12.000

       

Reservering borging structureel pakket

  

17.000

113.000

20.000

30.000

35.000

40.000

55.000

65.000

65.000

60.000

Handhaving

    

6.000

6.000

7.000

8.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Reservering extra bronmaatregelen Hordijk

   

20.000

45.000

70.000

15.000

     
X Noot
1

dit bedrag bestaat uit: 24 april brief (5,2 mld.), reservering bouw (1 mld.), reserve (600 mln.), intensivering tbv Hordijk (150 mln.)

Tabel 19.2 Uitgavenoverzicht Klimaat (bedragen in duizenden euro)
  

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

  

Totaal uitgavenkant

 

4.104.571

4.290.391

5.970.819

5.735.036

5.819.100

4.954.976

4.765.510

         

ELEKTRICITEIT

 

3.278.681

3.320.077

3.602.623

4.146.417

4.199.503

4.054.236

3.963.998

MEP

EZK

429

0

0

0

0

0

0

SDE

EZK

587.388

623.000

687.400

648.200

559.800

515.500

492.500

SDE+ incl. flankerend beleid en Net op Zee

EZK

1.192.654

1.859.096

2.435.508

3.077.956

3.117.976

2.819.219

2.634.347

SDE++

EZK

0

471.000

68.000

55.000

171.000

396.000

538.000

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking

EZK

0

418

10.519

13.096

15.385

17.428

18.877

Storting in begrotingsreserve duurzame energie

EZK

1.253.716

66.333

66.333

66.333

66.333

66.333

66.333

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie

EZK

101.383

130.250

130.000

100.000

100.000

100.000

100.000

Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

EZK

40.675

55.437

60.135

58.524

54.015

48.735

43.700

Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+)

EZK

33.605

52.715

75.963

55.143

46.369

38.856

45.576

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

EZK

38.427

32.426

42.140

45.540

42.000

25.540

0

Maatregelen CO2-reductie

EZK

303

0

0

0

0

0

0

Retourpremie koel- en vrieskasten

IenW

0

1.000

0

0

0

0

0

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten MEP/SDE/SDE+/SDE++/ISDE/HER+

EZK

30.101

28.402

26.625

26.625

26.625

26.625

24.665

         

INDUSTRIE

 

153.927

275.968

256.579

140.224

171.589

125.985

113.780

Compensatie indirecte kosten ETS

EZK

0

0

81.600

0

0

0

0

Compensatie indirecte kosten ETS

EZK

110.083

179.542

0

0

0

0

0

Verduurzaming industrie

EZK

4.844

15.104

23.936

45.744

60.429

72.725

78.700

Urgendamaatregelen industrie

EZK

9.982

34.983

35.300

43.150

36.350

10.200

2.100

Opschalingsinstrument Waterstof

EZK

0

0

4.000

18.150

15.130

9.080

12.500

Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI)

EZK

0

10.410

13.500

13.500

13.500

13.500

0

Stimulering van CO2-reducerende maatregelen Circulaire Economie en Recycling en biobase kunsstoffen en textiel

IenW

17.733

7.523

10.763

0

0

0

0

Chemische recycling

IenW

0

2.700

0

0

0

0

0

Circulaire maatregelen in de Grond, Weg en Waterbouw

IenW

0

7.500

0

0

0

0

0

Maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW)

IenW

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Ketenaanpak

IenW

3.000

3.000

3.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden

IenW

1.000

2.000

2.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Kunststof- en textielrecycling

IenW

0

3.000

3.000

4.000

4.000

4.000

4.000

Ophoging budget subsidieregeling circulaire ketenprojecten

IenW

0

3.000

0

0

0

0

0

CCS, leningdeel

EZK

0

0

53.400

0

0

0

0

CCS, subsidiedeel

EZK

6.285

5.206

4.080

4.680

6.480

5.480

5.480

Reservering Noodfonds Bedrijven

AP

0

0

20.000

0

24.700

0

0

         

GEBOUWDE OMGEVING

 

430.278

357.701

328.186

229.218

174.409

162.533

161.075

Aardwarmte (SCAN-programma EBN)

EZK

15.000

15.000

17.500

17.500

25.000

0

0

Expertisecentrum Warmte

EZK

4.012

2.101

0

0

0

0

0

WarmtelinQ, subsidiedeel

EZK

0

35.000

50.000

0

0

0

0

WarmtelinQ, leningdeel

EZK

0

0

0

37.500

0

0

0

Storting in begrotingsreserve aardwarmte

EZK

0

774

0

0

0

0

0

Garantieregeling Aardwarmte

EZK

4.475

0

0

0

0

0

0

Bijdragen aan agentschappen

BZK

6.336

3.982

5.012

682

523

523

523

Energiebesparing huursector STEP

BZK

101.506

35.800

18.951

0

0

0

0

Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten)

BZK

15.701

13.415

10.598

8.275

8.152

2.700

6.552

Energiebesparing Koopsector SEEH

BZK

2.490

15.500

4.990

810

3.400

800

1.500

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken Innovatieprogamma CO2

BZK

0

38

9.135

11.201

13.584

13.760

30.000

GF aardgasvrije wijken (PAW)

BZK

0

0

55.000

0

0

0

0

Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH)

BZK

28.796

21.000

26.000

32.500

20.000

28.000

38.000

Renovatieversneller klimaatakkoord

BZK

0

0

9.000

18.750

29.750

39.750

0

Verduurzaming en ontzorging maatschappelijk vastgoed

BZK

8.000

15.317

0

0

0

0

0

Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE)

BZK

146.898

77.400

7.800

4.600

0

0

0

Programma reductie energieverbruik (PRE) ( koop en huur)

BZK

30.064

94.974

0

0

0

0

0

Warmtefonds

BZK

67.000

27.400

114.200

97.400

74.000

77.000

77.000

Reservering opschaling aardgasvrije wijken

AP

0

0

0

0

0

0

7.500

         

MOBILITEIT

 

86.513

124.797

122.775

184.316

209.526

164.596

95.456

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw

EZK

2.834

3.372

7.075

5.296

1.696

1.696

1.696

Demonstratieregeling Klimaattechnologie - Klimaatenveloppe 2019

IenW

13.700

8.000

0

0

0

0

0

Laadinfrastructuur - Klimaatenveloppe 2019

IenW

15.000

0

0

0

0

0

0

Duurzame energiedragers zero-emissiebussen

IenW

2.146

2.900

11.700

14.200

14.700

12.200

12.200

Duurzame energiedragers tankinfra

IenW

1.140

3.500

5.000

6.500

8.700

5.000

5.000

Duurzame logistiek

IenW

4.885

13.000

15.000

20.000

20.000

15.000

15.000

Verduurzaming personenmobiliteit

IenW

7.800

10.000

10.000

11.000

11.500

10.000

10.000

Klimaatakkoord: Elektrisch Vervoer

IenW

3.699

6.000

6.000

6.000

6.940

6.820

0

Klimaatakkoord: nieuwe elektrische auto's

IenW

7.261

18.250

9.000

24.870

41.750

46.750

0

Klimaatakkoord: 2e hands elektrische auto's

IenW

6.168

15.000

9.000

32.750

37.750

2.750

2.750

Klimaatakkoord: Bestel en Vracht

IenW

120

17.300

25.000

38.700

41.490

44.380

33.810

Aavulling klimaatakkoord: Fietsparkeren

IenW

0

25.000

25.000

25.000

0

0

0

Maatregelen in de Grond-Weg- en Waterbouw

IenW

16.500

0

0

0

0

0

0

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning

IenW

514

775

0

0

0

0

0

Campagne het nieuwe rijden

IenW

200

1.700

0

0

0

0

0

Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie

IenW

2.046

0

0

0

0

0

0

Bijdrage RWS

IenW

2.500

0

0

0

0

0

0

Reservering duurzame logistiek

AP

0

0

0

0

25.000

20.000

15.000

         

LANDBOUW EN LANDGEBRUIK

 

147.341

194.724

175.755

99.693

103.205

133.758

118.133

Innovatieagenda Energie

LNV

5.761

12.095

8.503

11.788

11.909

11.909

14.909

Marktintroductie energie innovaties (MEI)

LNV

3.764

6.039

5.889

5.789

5.539

5.539

5.539

Energie-efficiency glastuinbouw (EG)

LNV

9.367

22.737

16.275

17.275

18.356

27.854

52.561

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (klimaat)

LNV

25.137

41.863

3.000

0

0

0

0

Energiebesparingsmaatregelen warmtenetten (restwarmte CO2 project )

LNV

0

0

0

0

0

0

0

Subsidieregeling brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen

LNV

2.049

13.748

15.853

19.820

18.518

51.637

10.000

Geïntegreerde aanpak methaan en ammoniak via voer- en dierspoor pilots en demo's en randvoorwaarden voor verdienmodel klimaatvriendelijke producten1

LNV

12.355

2.034

7.580

8.678

8.609

8.805

8.805

Bodem (bodemkoolstof) en klimaatadaptatie

LNV

1.378

3.599

4.428

3.036

1.917

2.017

1.092

Kunstmestvervanging (klimaat)

LNV

0

500

3.000

4.000

4.000

3.500

6.000

Advisering ondernemers ikv kringlooplandbouw en tegengaan voedselverspilling2

LNV

5.235

4.109

4.227

4.227

4.227

4.227

4.227

Versterken bomen, bos, natuur

LNV

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

3.500

3.500

Aanpak veenweideproblematiek en impuls veenweidegebieden

LNV

76.295

62.000

10.500

8.580

7.630

3.770

1.500

Minder intensief landgebruik veehouderijen nabij Natura 2000-gebieden

LNV

0

20.000

80.000

0

0

0

0

Reservering veenweidegebieden

AP

0

0

10.500

10.500

16.500

11.000

10.000

         

Sectoroverstijgende en overige maatregelen

 

7.831

17.124

28.001

2.368

2.368

2.368

2.368

MJA3 / MEE / Uitvoeringsprogramma Energiebesparing

EZK

2.249

1.860

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

MKB-vouchers

EZK

0

3.392

25.633

0

0

0

0

Uitvoeringkosten voor RVO.nl voor de ophoging van de MIA en de VAMIL

IenW

300

0

0

0

0

0

0

Verbetering en optimalisatie industriele wasproces van plastic verpakkingen

IenW

0

1.872

0

0

0

0

0

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties

EZK

32

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord/Klimaatakkoord

EZK

5.250

10.000

0

0

0

0

0

         

Aanvullende uitgavenmaatregelen per Miljoenennota 2022

 

0

0

1.456.900

932.800

958.500

311.500

310.700

Onderzoeken gebieden Wind op Zee

EZK

0

0

150.000

0

0

0

0

Reservering ophoging SDE++ toekenningsbudget 20223

AP

0

0

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

Reservering Handhaving energiebesparingsplicht

AP

0

0

9.200

9.200

9.200

9.200

9.200

Reservering Verbreding energiebesparingsplicht naar ETS-bedrijven

AP

0

0

5.000

5.000

0

0

0

Reservering IPCEI Waterstof

AP

0

0

3.000

15.000

15.000

2.000

0

Reservering Waterstofopslag

AP

0

0

0

0

35.000

0

0

Reservering Waterstofbackbone

AP

0

0

135.000

100.000

100.000

100.000

100.000

Uitvoeringskosten decentrale overheden

BZK

0

0

72.500

0

0

0

0

Reservering Warmtetransportnetwerk Zuid-Holland

AP

0

0

427.000

0

0

0

0

Reservering Stimuleren hybride warmtepompen

AP

0

0

64.000

96.000

128.000

0

0

Reservering Nationaal isolatieprogramma

AP

0

0

157.000

177.000

180.000

0

0

Reservering verduurzaming maatschappelijk vastgoed

AP

0

0

105.000

210.000

210.000

0

0

Reservering communicatie en gedragsmaatregelen duurzame mobiliteit

AP

0

0

11.500

5.500

5.500

0

0

Reservering Walstroom

AP

0

0

50.000

50.000

50.000

0

0

Reservering Subsidieregeling circulaire ketenprojecten

AP

0

0

6.000

10.500

4.500

4.500

1.500

Reservering stimulering EV particulier (uitgavendeel)

AP

0

0

42.000

35.000

4.000

‒ 18.000

0

Reservering stimulering EV emissieloze bestelbusjes

AP

0

0

2.000

4.000

9.000

13.000

0

Reservering subsidieregeling CO2-levering glastuinbouw

AP

0

0

9.200

9.200

4.600

0

0

Reservering Warmtesysteem Westland

AP

0

0

6.500

5.400

2.700

800

0

Reservering uitvoeringskosten MIA/VAMIL

AP

0

0

1.000

1.000

1.000

0

0

Reservering reductie narcosegassen

AP

0

0

1.000

0

0

0

0

         

Totaal lastenkant

 

571.000

954.000

1.091.000

1.242.000

1.370.000

1.425.000

622.000

EIA

FIN

147.000

149.000

149.000

149.000

149.000

149.000

149.000

MIA/VAMIL

FIN

149.000

139.000

139.000

139.000

139.000

139.000

139.000

Fiscale stimulering EV (KA-pakket)

FIN

‒ 38.000

332.000

390.000

378.000

483.000

730.000

32.000

EB - salderingsregeling4

FIN

303.000

330.000

355.000

344.000

345.000

333.000

302.000

EB - verlaagd tarief laadpalen5

FIN

3.000

4.000

5.000

0

0

0

0

EB - verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

FIN

7.000

0

0

0

0

0

0

Aanvullende maatregelen

        

Derving nieuwe raming aantal Evs (niet toepassen HADK)

FIN

0

0

‒ 18.000

183.000

251.000

159.000

0

Fiscale opbrengst verlagen cap bijtelling Evs

FIN

0

0

‒ 36.000

‒ 72.000

‒ 105.000

‒ 117.000

0

Huidige invulling aanschafsubsidie particuliere Evs

FIN

0

0

77.000

91.000

78.000

32.000

0

Uitbreiding MIA/VAMIL

FIN

0

0

30.000

30.000

30.000

0

0

X Noot
1

De enveloppegelden voor Integrale aanpak methaan en ammoniak, brongerichte maatregelen pilots en demo's en randvoorwaarden voor verdienmodellen klimaatvriendelijke producten zijn samengevoegd binnen één begrotingsinstrument. De budgetten voor 2021 en verder voor klimaat op dit instrument - gecorrigeerd voor stikstofmiddelen voor extra uren weidegang - zijn weergegeven op stand julibrief 2021; 2020 betreft hoofdzakelijk realisatie middels overboekingen naar andere (kennis- en innovatie-)instrumenten. Ook voor 2021 en 2022 zijn overboekingen verwerkt in het kader van de uitvoering van bestedingenplannen, waardoor het budget lager is. Bij de realisatie zullen telkens de gerealiseerde overboekingen worden weergegeven naast de belasting van het begrotingsinstrument om een goed beeld te geven van de uitgaven.

X Noot
2

Reguliere LNV-middelen, die bijvoorbeeld ook al voor het Voedingscentrum waren bestemd, zijn ook in de reeks opgenomen. Dit omdat bij het desbetreffende begrotingsinstrument ook met reguliere uitgaven onder andere verspilling wordt tegengegaan.

X Noot
3

Het openstellingsbudget van de SDE++ wordt in in 2022 met maximaal 6 miljard euro verhoogd, wat naar verwachting leidt tot cumulatief 3 miljard euro aan extra kasuitgaven.

X Noot
4

De salderingsregeling wordt vanaf 1 januari 2023 geleidelijk fiscaal afgebouwd naar nihil. Met deze afbouw is rekening gehouden in de gepresenteerde reeks voor het budgettaire belang van de regeling.

X Noot
5

Deze regeling kent een horizonbepaling. Vandaar dat in Tabel 1 alleen het budgettaire belang van de regeling in de jaren tot en met het jaar 2022 is gepresenteerd.

20 UPDATE VOORJAARSNOTA INZAKE HERSTEL TOESLAGEN EN GRONINGEN: SCHADE EN VERSTERKEN

In de Voorjaarsnota 2021 heeft het demissionaire kabinet middelen voor een aantal maatschappelijke opgaven waarvan de besluitvorming niet kan wachten op een nieuw kabinet ter beschikking gesteld. In deze bijlage wordt een update van de twee van de maatschappelijke opgaven uitgelicht: herstel Toeslagen en schade en versterken Groningen.

20.1 Herstel Toeslagen

Het afgelopen jaar heeft het kabinet op verschillende momenten extra middelen beschikbaar gesteld voor herstel toeslagengedupeerden. Deze middelen zijn onder andere voor de Catshuisregeling, de integrale beoordelingen, het kwijtschelden van publieke schulden en private schulden en het apparaatsbudget. In aanvulling hierop zijn, in afwachting van definitieve besluitvorming, reserveringen opgenomen op de aanvullende post. Deze reserveringen zijn bestemd voor de herijking van de aanpak, programma- en apparaatskosten, en voor gedupeerden waarvoor (nog) geen aanpak was voorzien (kinderen, ex-partners en niet-kinderopvangtoeslag). In totaal is cumulatief 5,2 miljard euro geraamd voor herstel toeslagengedupeerden. In onderstaande tabel zijn de laatste ramingen opgenomen per regeling, dit is verwerkt op de Financiën begroting tenzij anders vermeld. In de 8e voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag wordt u verder over de hersteloperatie geïnformeerd.

Tabel 20.1 Budgettaire effecten herstel toeslagen en rijksbrede maatregelen n.a.v. POK
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Cum.

(bedragen in miljoenen euro's)

       

Totaal Herstel Toeslagen

93

1.734

2.469

880

18

5

5.198

Compensatie toeslagengedupeerden

93

1.242

753

140

  

2.228

w.v. begroting en realisatie 2020

93

288

169

   

549

w.v. verwerkt in ISB1

 

676

353

   

1.029

w.v. kasschuif OB'22

 

‒ 36

36

   

w.v. reservering op aanvullende post

 

315

195

140

  

650

Kindregeling

 

440

220

  

660

w.v. verwerkt in ISB1

 

200

    

200

w.v. kasschuif OB'22

 

‒ 200

200

   

w.v. reservering op aanvullende post

  

240

220

  

460

Kwijtschelden publieke schulden (rijksbreed)

 

336

398

173

18

5

930

w.v. Ministerie van Financiën

 

14

12

   

25

w.v. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

 

18

26

23

22

10

99

w.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid

 

14

2

2

  

19

w.v. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

 

14

168

72

1

 

255

w.v Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschaanvullende post

 

253

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

233

w.v. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

 

1

    

1

w.v. overboeking van Fin naar SZW (reeds beschikbaar)

 

‒ 39

‒ 19

   

‒ 58

w.v. inkomstenkader Begroting IXB MinFin

 

42

42

   

83

w.v. inkomstenkader Begroting XVI MinVWS

 

20

4

   

23

w.v. reservering op aanvullende post (rijksbreed)

  

170

80

  

250

Kwijtschelden private schulden

 

136

343

60

  

540

w.v. verwerkt in ISB3

 

56

    

56

w.v. verwerkt in ISB4

 

80

234

   

314

w.v. reservering op aanvullende post

  

110

60

  

170

Commissies

 

19

37

37

  

93

w.v. verwerkt in ISB4

 

19

37

37

  

93

Niet-KOT

 

107

50

  

157

w.v. vewerkt in begroting (VJN 2021)

 

11

56

   

67

w.v. kasschuif OB'22

 

‒ 11

11

   

w.v. reservering op aanvullende post

  

40

50

  

90

Ex-partnerregeling

  

390

200

  

590

w.v. reservering op aanvullende post

  

390

200

  

590

        

Totaal rijksbrede maatregelen n.a.v. POK

 

427

733

817

814

826

3.617

POK Informatiehuishouding (rijksbreed)

 

161

296

317

314

326

1.414

POK Dienstverlening (rijksbreed)

 

266

437

500

500

500

2.203

20.2 Groningen: schade en versterken

In de Voorjaarsnota 2021 is tot en met 2027 een bedrag van 8,8 miljard euro geraamd voor de uitgaven aan schadeherstel, versterking en uitvoeringskosten. In mei 2021 heeft het Instituut Mijnbouwschade Groningen de werkwijze voor de afhandeling van fysieke schade aangepast. Deze aanpassing wordt in deze Miljoenennota verwerkt.

Op basis van de huidige kennis over de schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie worden de uitgaven aan schadeherstel, versterking en de bijbehorende uitvoeringskosten geraamd op 8,4 miljard euro. Dit betreft een inschatting van de totale kosten van de versterkingsoperatie vanaf 2021 en de kosten voor de schadeafhandeling van 2021 tot en met 2027. Deze kosten worden grotendeels doorbelast aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) die namens de Maatschap (NAM en EBN) verantwoordelijk is voor het betalen van de kosten voor bijvoorbeeld schade en versterken. Zoals in de Voorjaarsnota 2021 is uitgelegd, leidt dit door de werking van het gasgebouw tot een bijstelling tot een geraamde kapitaalstorting van circa 1,7 miljard euro voor EBN.

De raming voor schade en versterken is uit te splitsen in 3 miljard euro voor schade (tabel 1, regel 1) en 5,4 miljard euro voor versterken (tabel 1, regel 4). Bij het opstellen van de ramingen zijn verschillende aannames gehanteerd, o.a. over het gemiddelde schadebedrag, de scope van de opgave, het gebruik en effect van de typologiebenadering en het verwachte aantal bewoners dat gebruik wil maken van herbeoordelingen. Dit blijft een raming met onzekerheden. Effecten van eventuele nieuwe aardbevingen zijn bijvoorbeeld niet in deze raming meegenomen. De uitsplitsing van de raming is te zien in tabel 1, waarbij onderscheid is gemaakt tussen directe kosten en btw.

De raming van 8,4 miljard euro is exclusief de middelen voor de Bestuurlijke Afspraken uit 2020 (1,5 miljard euro) en de 1,15 miljard euro voor het Nationaal Programma Groningen (NPG). De middelen voor de Bestuurlijke Afspraken en het NPG zijn respectievelijk bij de Voorjaarsnota 2021 en 2018 toegevoegd aan de Rijksbegroting. In totaal is daarmee voor Groningen circa 11 miljard euro aan uitgaven geraamd.

Tabel 1 Raming totale kosten schade en versterken (t/m 2027; bedragen x 1 mln. euro, - = saldoverbeterend)

#

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Cumulatief

1

Raming schade (2+3)

1.199

929

388

248

71

70

69

2.973

2

Waarvan excl. btw

1.171

907

377

244

69

68

67

2.902

3

Waarvan btw

28

22

11

4

2

2

2

71

          

4

Raming versterken (5+6)

400

831

831

831

831

831

831

5.386

5

Waarvan excl. btw

344

726

726

726

726

726

726

4.700

6

Waarvan btw

56

105

105

105

105

105

105

686

          

7

Totale raming schade en versterken (1+4)

1.599

1.760

1.219

1.079

902

901

900

8.359

8

Totale raming excl. btw (2+5)

1.515

1.633

1.103

970

795

794

793

7.602

9

Totale btw schade en versterken (3+6)

84

127

116

109

107

107

107

757

Tabel 2 Geraamde benodigde aanvullende middelen schade en versterken (t/m 2027; bedragen x 1 mln. euro, - = saldoverbeterend)

#

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Cumulatief

1

Totale raming schade en versterken (tabel 1, r.7)

1.599

1.760

1.219

1.079

902

901

900

8.359

          

2

Totale raming excl. btw: doorbelasting kosten (tabel 1, r.8)

1.515

1.633

1.103

970

795

794

793

7.602

3

Waarvan te betalen door NAM (60% van 2)

909

980

662

582

477

476

476

4.561

4

Waarvan te betalen door EBN (40% van 2)

606

653

441

388

318

318

317

3.041

          

5

Uitputting bestaande voorziening EBN (1,3 mld.)

‒ 606

‒ 653

‒ 44

‒ 1.303

6

Benodigde kapitalisatie EBN (4-5)

0

0

397

388

318

318

317

1.738

          

7

Totale btw schade en versterken (tabel 1, r.9)

84

127

116

109

107

107

107

757

Norg Akkoord

In het Norg Akkoord is afgesproken dat de Staat een marktconforme vergoeding zal betalen voor de gewijzigde inzet van Norg. Het Norg Akkoord regelt dat in de gasopslag Norg niet langer Groningengas wordt opgeslagen, maar geconverteerd hoogcalorisch gas. Dat leidt tot een verdere besparing van de gaswinning in Groningen van in totaal 11,9 miljard m³. Op 11 februari 2021 is uw Kamer over het belang van Norg, de versnelde sluiting van het Groningerveld en de werkwijze van het arbitrageproces vertrouwelijk geïnformeerd. De vergoeding bestaat uit vier elementen: de extra inkoopkosten van GasTerra voor het pseudo-Groningengas dat opgeslagen wordt in de gasopslag Norg, de extra transportkosten, de extra kosten door het wegvallen van flexibele inzet van Norg, en gederfde inkomsten door het wegvallen van optimalisatiemogelijkheden bij de verkoop van gas door GasTerra. GasTerra heeft hiervoor een berekeningswijze opgesteld. Een arbitragepanel zal een uitspraak doen over de berekeningswijze voor de vergoeding en deze vastleggen in een arbitraal vonnis. Wanneer de berekeningswijze door het arbitragepanel is vastgesteld, zal GasTerra jaarlijks aan het eind van het gasjaar aan de hand van deze berekeningswijze de door de Staat te betalen marktconforme vergoeding vaststellen. De Staat zal in de jaren 2022, 2023 en 2024 deze vastgestelde vergoeding aan NAM betalen.

De eerste vergoeding op basis van het arbitrageproces wordt in het eerste kwartaal van 2022 verwacht. Wanneer meer duidelijk is over de marktconforme vergoeding zal deze meerjarig budgettair worden verwerkt.


X Noot
1

Behalve nog de € 200 mln derving vanaf 2021 door een lagere zorgpremieraming bij de MEV2021, welke in december 2020 is gedekt met de opbrengst uit de herijking van het Sofina arrest.

X Noot
2

De belasting en premies volksverzekeringen op EMU-basis zijn voor de meeste ontvangstensoorten gelijk aan de kasontvangsten van februari van dat jaar tot en met januari van het daaropvolgende jaar, de zogenoemde 1-maands- verschoven-kas. Omdat deze belastingen binnen een maand na afloop van de periode waarop de belastingaangifte betrekking heeft moeten worden betaald, wordt zo goed mogelijk de opbrengst benaderd die samenhangt met de economische transacties uit het lopende jaar. Voor de schenk- en erfbelasting, de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de inkomensheffing geldt dat EMU-basis gelijk is aan kasbasis, omdat voor deze belastingsoorten de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis geen betere aansluiting vormt met de onderliggende economische transacties van het betreffende belastingjaar. Tot slot wordt voor de btw het werkelijke transactiebegrip als uitgangspunt genomen voor de ontvangsten op EMU-basis. Dat betekent dat een deel van de ontvangsten en teruggaven in de kas van een bepaald jaar worden toegerekend aan het voorgaande jaar.

X Noot
3

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. Inhoudingsplichtigen dragen voor hun werknemers/uitkeringsgerechtigden maandelijks loonheffing af op basis van het inkomen uit arbeid. Op basis van de belastingaangifte na afloop van het jaar wordt bepaald hoeveel belasting en premies volksverzekeringen een belastingplichtige in totaal verschuldigd is. Bij de inkomensheffing voor belastingplichtigen waarvoor al loonheffing is afgedragen hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij zelfstandigen wordt de ontwikkeling van de inkomensheffing daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.

X Noot
4

De belasting en premie volksverzekeringen op EMU-basis zijn voor de meeste ontvangstensoorten gelijk aan de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis. Dit betekent dat de ontvangsten op EMU-basis voor een bepaald jaar worden bepaald door de kasontvangsten van februari van dat jaar tot en met januari van het daaropvolgende jaar. Op deze wijze wordt zo goed mogelijk de opbrengst benaderd die samenhangt met de economische transacties uit het lopende jaar. Voor de erf- en schenkbelasting, de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de inkomensheffing geldt dat EMU-basis gelijk is aan kasbasis, omdat voor deze belastingsoorten de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis geen betere aansluiting vormt met de onderliggende economische transacties. Tot slot wordt voor de btw vanaf de CBS-revisie nationale rekeningen in 2018 het werkelijke transactiebegrip als uitgangspunt genomen voor de ontvangsten op EMU-basis. Dat betekent dat een deel van de ontvangsten en teruggaven in de kas van een bepaald jaar worden toegerekend aan het voorgaande jaar.

X Noot
5

Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten ten behoeve van het EMU-saldo voor 2021 zijn de kasontvangsten van februari 2021 tot en met januari 2022 relevant. De inkomensheffing, de vennootschapsbelasting, erf- en schenkbelasting en de dividendbelasting zijn uitzonderingen. Van deze belastingsoorten is de EMU-definitie gelijk aan de ontvangst op kasbasis. Ook de btw is een uitzondering. De EMU-definitie voor deze belastingsoort is gelijk aan de ontvangst op transactiebasis.

X Noot
6

De inkomensheffing neemt aanvullend daarop een aparte positie in: de verschillende onderdelen van de IH (box 1 ondernemers, box 2, box 3, hypotheekrenteaftrek, overig (voornamelijk verrekende heffingskortingen en dividendbelasting)) worden apart op transactiebasis geraamd, mede op basis van de meest recente aanslaggegevens.

X Noot
7

Kamerstukken II, vergaderjaar 2019-2020, 35 300 nr. 2

X Noot
8

Er zijn ook enkele regelingen opgenomen die de belastingopbrengst verhogen, als deze de keerzijde zijn van een belastingverminderende regeling. Bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen worden zowel de niet-belaste premie als de belaste uitkering gekwantificeerd, om een compleet beeld van de fiscale regelingen op dit gebied te geven.

X Noot
9

Als voor twee regelingen afzonderlijk het verschil in belastingheffing wordt berekend met en zonder deze aftrekposten, is het berekende budgettaire belang kleiner dan als voor de twee samen het budgettaire belang wordt berekend, omdat in het tweede geval de aftrek groter is en daardoor een groter deel van de aftrek aan een hogere schijf wordt toegerekend.

X Noot
10

Als voor twee regelingen afzonderlijk het verschil in belastingheffing wordt berekend met en zonder deze aftrekposten, is het berekende budgettaire belang kleiner dan als voor de twee samen het budgettaire belang wordt berekend, omdat in het tweede geval de aftrek groter is en daardoor een groter deel van de aftrek aan een hogere schijf wordt toegerekend.

X Noot
11

Kamerstukken II, vergaderjaar 2020-2021, 23 234 nr. 254

X Noot
12

Kamerstukken II, vergaderjaar 2017-2018, 34 775 nr. 54 bijlage 1

X Noot
15

Kamerstukken 2020-2021, 35 420 nr. 5

X Noot
16

Kamerstukken 2020-2021, 35 420 nr. 214

X Noot
17

Kamerstukken 2020-2021, 35 420 nr. 217

X Noot
18

TK 2020-2021, kamerstuk 35420, nr. 357

X Noot
19

Dit is weer het gevolg van gebrek aan data. Omdat er geen vermogensbeleid wordt gevoerd, wordt er weinig data over vermogen verzameld, wat weer noodzakelijk is voor analyses.

X Noot
20

https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/84872NED/table?dl=538AA.

X Noot
21

OESO health at a glance 2019.

X Noot
22

Ministerie van Financiën (2020), ‘Naar een toekomstbestendig zorgstelsel – brede maatschappelijke heroverweging’, CPB (2020): Zorgkeuzes in Kaart.

X Noot
23

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/06/30/oud-en-zelfstandig-in-2030-aangepast-reisadvies.

X Noot
24

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/06/02/kamerbrief-over-bestuurlijke-afspraken-wonen-en-zorg.

X Noot
25

WRR (2021), Houdbare ouderenzorg, Ervaringen en lessen uit andere landen, Working Paper. 

Naar boven