5 Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de stemmingslijst van hedenavond:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Gemeentewet in verband met het onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften brengen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en enkele technische verbeteringen (32438).

Op verzoek van de aanvrager stel ik voor om het spoeddebat over het bericht dat het Nederlandse kabinet heeft ingezet op het vrijgeven van de Europese markt voor gengewassen, van de lijst met spoeddebatten af te voeren.

Op verzoek van de desbetreffende commissies stel ik voor om het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (32252) en het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van onderwijs (32396) van de agenda van de Kamer af te voeren.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, nog heden aan de agenda toe te voegen het VAO pgb, met als eerste spreker het lid Voortman.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. We hebben gisteren dat AO gehad. Daarin is een aantal vragen gesteld aan de staatssecretaris. Daarover komen nog brieven. Die zijn voor de VVD-fractie bepalend om te beslissen of er nog moties moeten worden ingediend. Daarom verzoek ik, het VAO te plannen nadat die brieven zijn binnengekomen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil graag een motie indienen over de uitvoering van de motie-Uitslag. Het gaat me dus helemaal niet om de pgb-visie; ik wil alleen dat er duidelijkheid wordt verschaft op dit punt. Ik dring er dus op aan om dit VAO door te laten gaan.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van mevrouw Voortman.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voorzitter. Ik steun de opmerking van mijn collega Venrooy van de VVD. Naar mijn idee is het dictum van mijn motie heel duidelijk.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik steun het voorstel van mevrouw Venrooy.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik steun het verzoek van mevrouw Voortman. Zo zien we maar weer dat dus de meerderheid met een of twee zetels het onmogelijk maakt om een motie in te dienen.

De voorzitter:

Zo ver zijn we nog niet.

Mevrouw Leijten (SP):

Nee, maar dit wordt wel bij meerderheid bepaald. Het lijkt mij heel erg goed om dit onderwerp vandaag af te handelen. Als de brief van de staatssecretaris met de antwoorden op de vragen van mevrouw Venrooy er is, kunnen we altijd nog opnieuw een debat aangaan en dit opnieuw plenair afronden.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. De beloofde brief gaat over iets heel anders. Ik steun dus het voorstel om het VAO door te laten gaan.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Venrooy "nee" schudden. Ik wijs erop dat we hier een uitgebreide discussie hebben gehad. Ik herinner me nog dat ik in de commissie voor de Werkwijze der Kamer vooral met de heer Aptroot ongeveer aan schriftlezing heb moeten doen om vast te houden aan het feit dat er een recht is, zo werd gezegd, en ik zie de heer Aptroot instemmend knikken ...

De heer Aptroot (VVD):

Nee, ik houd mijn hoofd stil.

De voorzitter:

U houdt uw hoofd stil. Dat lijkt me ook goed. In ieder geval hebben we toen gezegd dat het feit dat de voorzitter een VAO aankondigt, op geen enkele manier treedt in het recht van een Kamerlid om een VAO aan te vragen. Volgens mij is dat hier het geval. Er kan natuurlijk altijd nog een ander VAO worden aangevraagd.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Ik wil niemand het recht ontnemen om een VAO aan te vragen, maar een VAO is de afronding van een debat. Het debat is nog niet afgerond. De brief waarop mevrouw Wolbert doelt, is een visiebrief die we in het voorjaar krijgen. We hebben in het AO toezeggingen gekregen en die hebben direct een relatie met de vraag of de VVD-fractie een motie wil indienen. Het gaat mij om de afronding van het AO dat gisteren is gevoerd. Het VAO mag van mij doorgaan; graag zelfs, maar wel in de goede volgorde.

De voorzitter:

Ik was juist van plan om dat voor te stellen. Het AO is namelijk afgerond. Gisteren is de vergadering gesloten. Laten we een beetje reëel zijn. We leven hier in een aaneenschakeling van debatten. Je kunt op elk debat altijd weer een nieuw debat laten volgen. Dan zou je hier nooit klaar zijn. Ik hoop ook een beetje op de steun van de fractiesecretarissen, met wie ik dit gesprek regelmatig heb, ook in het Presidium. Laten we ons houden aan onze werkwijze, en niet de politiek op die manier invloed geven op onze werkwijze.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik wil niemand een VAO onthouden, maar waar het mijn fractie wel om gaat, is of dat per se nu vandaag nog moet, of later. Wij zien het spoedeisende karakter niet in. Het is niet duidelijk waarom het nu moet. Wij gaan er niet voorliggen dat iemand een VAO mag vragen, maar wat ons en een meerderheid van de Kamer betreft, komt dit na het reces.

De voorzitter:

Dat snap ik wel, maar dan komt u terecht in dezelfde discussie als over het spoeddebat. Toen is de heer Van der Staaij op enig moment naar voren gekomen – ik hoop dat hij hier nu ook is – en zei: als je de planning van een spoeddebat overlaat aan de meerderheid van de Kamer, krijg je planningen tot sint-juttemis, sorry, tot na het reces. Dit wordt door andere leden gevoeld als een inperking van hun recht om moties in te dienen. U kunt ervoor kiezen om tegen iets te stemmen, maar ik vind dat u moet voorkomen dat u anderen belemmert in de mogelijkheid om een motie in te dienen, nadat het AO is afgelopen.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Het gaat hier om een brief die wel degelijk van belang is voor de afronding van het debat. Als het nu twee losse onderdelen waren, zou ik het begrijpen, maar het debat is nog niet afgerond, en we moeten wachten op de brief. Dit is een inhoudelijk argument.

De voorzitter:

Ik snap u wel. Maar omdat die brief er nog niet is, kunt u sowieso, nog onderbouwd met een stemverklaring, tegen alles stemmen wat hier wordt ingediend. Ik vind dat u moet uitkijken om op deze manier de rechten van anderen te beperken.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik heb me nog niet bemoeid met dit debat. Ik was ook niet van plan dat inhoudelijk te doen, maar ik zou procedureel de aanvragers van het VAO willen steunen, en u in uw uitleg hoe we hier met grootst mogelijke minderheden omgaan.

De voorzitter:

Nu ga ik het heel formeel doen, en dat kan ook, daar zie ik helemaal niet tegenop. Ik handhaaf de agenda op dit punt. Er wordt voorgesteld om het onderwerp van de agenda te halen, maar daar ga ik op dit moment niet zonder meer in mee.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Ik stel niet voor om het VAO van de agenda te halen. U zegt dat het politiek is, maar ik vind het politiek om het vandaag te behandelen, als we het debat nog niet hebben afgerond. Ik vind dat gewoon heel erg lastig. Voor mijn overwegingen om voor een motie te stemmen of om zelf een motie in te dienen, moet ik eerst nog nadere informatie krijgen. Het debat is nog niet afgerond.

De voorzitter:

Het stenogram van dit gedeelte van de vergadering zal worden doorgeleid naar het kabinet, met de vraag of het kabinet voor vanmiddag 16.00 uur de brief heeft gestuurd. Dan kunnen we het VAO gewoon laten plaatsvinden. Dan hebt u de brief, en dan heeft de Kamer de agenda zoals die is afgesproken. U moet niet onderschatten dat, als we hieraan toegeven, de agenda te politiek wordt. Aldus besloten.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van heden:

  • - het VAO passend onderwijs, met als eerste spreker het lid Dijsselbloem;

  • - het VAO campussen, met als eerste spreker het lid Dijsselbloem;

  • - het VAO bevolkingskrimp, met als eerste spreker het lid Van Dekken;

  • - het VAO arbeidsbegeleiding jongeren, met als eerste spreker het lid Klaver;

  • - het VAO Raad Buitenlandse Zaken, met als eerste spreker het lid Pechtold;

  • - het VAO Raad Algemene Zaken, met als eerste spreker het lid Albayrak.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rouvoet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Mede namens de collega's Cohen, Roemer, Pechtold, Sap, Van der Staaij en Thieme wil ik graag een spoeddebat aanvragen, nog heden te houden, met de minister van Onderwijs in aanwezigheid van de minister-president over het onderwerp passend onderwijs. Daar is een debat over geweest waarin duidelijk bleek dat op het punt van de beoogde bezuiniging van 300 mln. de minister krachtens het regeerakkoord geen ruimte heeft om over een alternatieve invulling daarvan na te denken. Dat is voor mij reden om een spoeddebat aan te vragen in de aanwezigheid van de minister-president, opdat hij die ruimte wel verschaft. Kennelijk kunnen we op dat punt niet verder komen met de vakminister. Ik heb de behoefte aan de aanwezigheid van de minister-president die, om de VVD-fractievoorzitter uit een vorige periode te citeren, "de baas van de club" is en er wel over kan gaan.

Het spoedeisend karakter is gelegen in het feit dat het ministerie van Onderwijs van plan is om vandaag nog brieven te doen uitgaan over de gevolgen van die bezuiniging in de richting van de scholen. Het lijkt mij niet gewenst dat dit plaatsvindt terwijl de Kamer het debat over de bezuiniging nog wil voortzetten. Vandaar dit verzoek namens zeven fracties.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Voor het spoedeisende karakter heb ik alle begrip, maar waar ik echt geen begrip voor heb, is het verzoek om voor dit op zichzelf belangrijke onderwerp, ook de minister-president erbij te vragen. De reden dat mijn fractie en die van het CDA dit kabinet steunen en de fractie van de PVV het gedoogt, is dat dit kabinet een aantal moeilijke maatregelen wil nemen die nodig zijn om Nederland uit de crisis te halen. Wanneer wij iedere keer dat een vakminister zo'n moeilijke maatregel komt verdedigen in deze Kamer vervolgens de minister-president erbij uitnodigen, dan kan ik, gezien het grote aantal moeilijke maatregelen dat wij moeten nemen, voorspellen dat wij de komende vier jaar elke week hier naast iedere vakminister de minister-president moeten neerzetten. Dan komen wij niet meer toe aan het regeren van het land.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. De steun van D66 voor dit voorstel van de ChristenUnie is er niet zozeer in gelegen dat wij de confrontatie zoeken als wel in het feit dat ook uit het debat is gebleken dat wat wellicht binnen een paar dagen in een regeerakkoord is opgeschreven, nog niet helemaal doordacht was. Er is in dat debat met argumenten gekomen. Er is niet een zwart-wittegenstelling in de afgelopen dagen ontstaan. Waar de vakminister die ruimte op dit moment niet heeft, vind ik dat de minister-president wel de ruimte moet vinden om daarin mee te kunnen denken. Dat is nu eenmaal die uitgestoken hand, zeg ik tegen de heer Blok. Dat is een minderheidskabinet dat zoekt naar meerderheden.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Wij hebben gisteren lang gedebatteerd met de minister van Onderwijs, die voor dit dossier verantwoordelijk is. Wij hebben geen behoefte aan een spoeddebat in aanwezigheid van de minister-president, wel aan een VAO.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Als dit debat doorgaat – wij hechten daar zeer aan – dan hebben wij geen behoefte meer aan een VAO. Dat is natuurlijk duidelijk. Wel hecht ik eraan te benadrukken dat de echte oplossing bij dit debat, waarbij er op hoofdlijnen van inhoud overeenstemming is, dwars door coalitie en oppositie heen, echt op kabinetsniveau ligt. Dat kan de minister van Onderwijs niet in haar eentje doorbreken. Wij hebben daar echt de minister-president bij nodig.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Wij hebben nog een VAO gepland staan vanmiddag, waarbij nog moties worden ingediend. Het lijkt mij een beetje prematuur om er meteen een debat over af te spreken. Laten wij dat VAO eerst afronden zoals het hoort, zou ik zeggen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Uit het debat met de minister bleek dat er nog zo veel onduidelijk is over deze plannen dat bij nader inzien een VAO voor ons niet hoeft, maar wel een debat met de minister-president om na te gaan waar de ruimte ligt om van dit onzalige plan een beter plan te maken.

De voorzitter:

Mijnheer Rouvoet, ik heb namens de commissie een VAO voorgesteld, waartoe ik vervolgens ook heb besloten. En u kent mijn opvattingen over VAO's. Dus dat VAO staat gewoon op de agenda van vandaag. Ik begrijp dat u de steun hebt van meer dan 30 leden voor het verzoek om een spoeddebat. Dus dat zal ik op een nader moment proberen te plannen. Bovendien zal ik het stenogram doorgeleiden naar het kabinet, evenals uw behoefte aan de aanwezigheid van de minister-president bij dat debat.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Wij hebben de minister-president hier echt niet bij nodig.

De voorzitter:

Ik hoor het u zeggen en ik hoor het de heer Blok ook zeggen. Het stenogram gaat naar de minister-president.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Dank u wel voor die conclusie. Ik denk dat het een relevante conclusie is, omdat meer dan 30 leden, zelfs 74 leden, hebben aangegeven wel behoefte te hebben aan een debat, met ook de minister-president. Ik heb de argumentatie van de heer Blok goed gehoord dat dit niet met iedere moeilijke maatregel moet worden gevraagd. Ik heb enige herinneringen aan dat type debatten. Ik heb echter een inhoudelijk argument. Dat is ook goed verwoord door de collega's Pechtold en Dijsselbloem. Het gegeven dat het debat gisteren uitvoerig met de vakminister is gevoerd over de inhoud en het stelsel, is niet de reden dat ik dit spoeddebat aanvraag. Maar omdat de minister gisteren welgeteld zes minuten heeft kunnen besteden aan de bezuiniging van 300 mln., het meest controversiële onderdeel van het pakket, en omdat zij niet de ruimte had om over een alternatieve invulling na te denken en mee te spreken, hebben wij gezegd: dan moeten wij daarover met de minister-president spreken. Hij kan haar die ruimte wel geven, want hij is eindverantwoordelijke voor het pakket van het kabinet. Wij hebben dus behoefte om met hem te spreken en daarom handhaaf ik mijn verzoek en ben ik u erkentelijk voor uw conclusie op dat punt.

De heer Blok (VVD):

De maatregelen rond het passend onderwijs zijn lastig, dat ontken ik niet. Maar bij iedere lastige maatregel hebben wij de afweging te maken of wij die durven uit te voeren of dat wij de rekening doorschuiven naar de toekomst. Dit is een van de vele maatregelen die de komende jaren genomen zullen moeten worden. Dat is de reden waarom ik het echt niet acceptabel vind om nu de minister-president erbij te vragen, want dan zal bij iedere maatregel waarbij de rekening ook door zou kunnen worden geschoven steeds de minister-president uitgenodigd moeten worden.

De voorzitter:

De heer Blok maakt het door de manier waarop hij argumenteert, wel erg moeilijk om de inhoud bij de regeling te vermijden. In feite beginnen wij daardoor al aan het debat. Daar ben ik echter niet voor, want wij hebben nu een regeling van werkzaamheden, hoewel u wel in grote aantallen gekomen bent; de belangstelling is dus groot, dat realiseer ik mij. Ik ga daarom zeer procedureel handelen. Met deze grote minderheid kan ik niet anders dan besluiten dat ik, gezien de termijn die de heer Rouvoet heeft genoemd voor een brief die uit moet, heden het debat ga plannen. Ik zal het stenogram doorgeleiden naar het kabinet en uitgenodigd voor het debat zijn de minister van OCW en de minister-president. Hoe dat verder verloopt, zullen wij zien op het moment dat ik het debat open. Dan zien wij wie er van het kabinet aanwezig zijn. De spreektijd is drie minuten per fractie.

Het woord is aan mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben afgelopen dinsdag de eerste termijn gehouden van de behandeling van de wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (32302). Wij zouden vandaag het antwoord in eerste termijn en de tweede termijn houden. Maar dat staat nog niet op het schema. Het is echter wel belangrijk dat wij het snel behandelen. Ik wil u daarom verzoeken om dit wetsvoorstel toch vandaag te agenderen.

De voorzitter:

Dinsdag hebben wij om 22.00 uur de eerste termijn van de kant van de Kamer afgerond. Ik heb gisteren de leden gepeild en gevraagd of de behandeling per se vandaag voortgezet moest worden. Dat had mijn voorkeur gehad, maar ik heb van een ruime meerderheid van de leden begrepen dat men het ook goed vond als het debat op 3 maart zal worden voortgezet. Ik stel dan ook voor dat wij dat gaan doen. U hebt net een aantal andere verzoeken van de Kamer gehoord. Ik kan niet alles, want dan wordt het echt morgenochtend voordat wij eraan kunnen beginnen. Ik beloof u dat ik het onderwerp op 3 maart op de agenda zet. Het lukt echt niet om het vandaag te doen. Dat kunt u zelf ook zien.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij zou het op zich ...

De voorzitter:

Nee, mevrouw Voortman, u gaat mij nu helpen, maar daar heb ik geen behoefte aan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dan zou ik wel even willen weten wat ...

De voorzitter:

Ik heb gisteren een peiling gedaan. Ik doe geen dingen twee keer. Ik kan u de e-mails laten zien. Men kon ermee leven dat ik het op 3 maart op de agenda zet. Daar ga ik mij aan houden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik kan ook e-mails laten zien, waarin fracties laten weten dat zij het wel vandaag willen behandelen.

De voorzitter:

Maar u bent geen voorzitter. Dat kunt u niet ontkennen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Nee.

De voorzitter:

Wij gaan het debat op 3 maart voortzetten. De stemming kan dan worden gehouden op 8 maart. Daarna kan de Eerste Kamer het ook nog snel behandelen.

Het woord is aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. De minister-president sprak gisteren bij de EO op de tv over het verlagen van de grens van de abortustermijn. Hij had het daarbij met name over de stand van de wetenschap. De zelfbeschikking van de vrouw miste ik helemaal. Dat vind ik zorgelijk. De premier stelde dat hij zich misschien moet aansluiten bij initiatieven van de Kamer om de abortustermijn te bekorten. Ik wil hem daarvoor behoeden. Daarom wil ik een debat voeren over het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw en de uitspraken van de minister-president over het inperken van dat recht. Ik wil dan ook een debat voeren met de minister-president.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Dit wordt een beetje een herhaling van zetten, want wij hebben het ook hier al eerder over gehad, ook bij de regeling. De hele Kamer heeft bij de begrotingsbehandeling aan de verantwoordelijke vakminister, minister Schippers, gevraagd of zij ons een brief kon doen toekomen over de stand van de wetenschap op het punt van die 24 weken. De minister heeft tijdens de begrotingsbehandeling gereageerd op dat verzoek van de Kamer met de toezegging dat zij die brief over de stand van de wetenschap zou sturen en dat wij daarna het debat over die termijn kunnen voeren. Wij wachten nog op die brief. Ik wil altijd heel graag praten over zelfbeschikking, maar dan wel op het juiste moment en op grond van de juiste stukken. Ik wacht op die brief. Ik vraag de voorzitter of zij de minister wil aanmanen om die brief met spoed naar de Kamer te sturen. Dan wil ik graag met de vakminister praten over de termijn van 24 weken voor abortus – want daar gaat die brief over – maar natuurlijk vooral over het zelfbeschikkingsrecht.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik deel de woorden van collega Van Miltenburg over de procedure: er ligt al een verzoek bij de vakminister. Daaraan voeg ik toe dat er veel vragen zijn gesteld over de laatste jaarrapportage van de IGZ over de Wet afbreking zwangerschap. Als commissie hebben wij recent in een procedurevergadering ook nog bekrachtigd dat wij de antwoorden op al die vragen en verzoeken binnen willen krijgen om dan een uitgebreid debat over de medische en ethische aspecten van abortus te voeren.

Mevrouw Agema (PVV):

Wij sluiten ons aan bij de woorden van mevrouw Van Miltenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ook wij willen hier graag over debatteren, maar aan de hand van de stukken, alstublieft.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De minister is inderdaad helder geweest, maar de premier heeft expliciet ruimte gegeven voor een ontwikkeling die wij niet voorstaan. Wij steunen dus het verzoek van D66 om een debat.

De heer Van Gerven (SP):

De SP-fractie houdt zich graag aan wat in de procedurevergadering is afgesproken, zoals verwoord door mevrouw Wiegman.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij steunen de aanvraag van het spoeddebat.

De voorzitter:

Het gaat niet om een spoeddebat, maar om een gewoon debat.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij steunen de aanvraag van het debat. Volgens mij zou de heer Pechtold het verzoek mede namens ons doen, maar dat heb ik hem niet horen zeggen. Dat zeg ik dus even voor de zekerheid.

De heer Pechtold (D66):

Die omissie zet ik graag recht; dat is inderdaad zo.

Hier staat niet mijn collega die volksgezondheid in haar portefeuille heeft. Ik vraag als fractievoorzitter een debat aan met de minister-president. Waarom doe ik dat? Ja, er is de inhoud, maar hoewel de minister-president heel duidelijk heeft aangegeven dat het kabinet niets gaat doen, was er bijna sprake van uitlokking door de minister-president van de Kamer. Om dat helder te krijgen, wil ik als fractievoorzitter van de minister-president weten hoe hij met het contraseign en andere zaken omgaat, vooral omdat hij het vervolgens eenzijdig vanuit de wetenschap en niet vanuit de zelfbeschikking van de vrouw benaderde. Daarom wil ik niet met de minister en niet op basis van een brief praten; ik wil met de minister-president praten.

De voorzitter:

Ja, maar ik stel vast dat uw verzoek weliswaar door de fracties van de PvdA en GroenLinks wordt gesteund, maar niet door de andere fracties. U hebt dus onvoldoende steun voor een debat.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind het, de liberalen tegenover mij recht in de ogen kijkend, vervelend dat het weglopen voor debatten de laatste tijd vaker voorkomt. Ik vind dat vervelend worden. Ik zet mijn verzoek om in een verzoek om een spoeddebat.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik heb volgens mij gezegd dat ik het verzoek om dit debat steun, maar niet voordat er een brief is. Wat mij betreft, is dat dan natuurlijk een debat met de vakminister, want het kabinet heet wel "het kabinet-Rutte", maar alle mensen in dat kabinet hebben daarin een taakje. Zij spreken echter met één mond. Dat wat de minister van VWS te zeggen heeft, is dus niet iets anders dan wat de minister-president daarover te zeggen heeft.

De voorzitter:

Dat was precies wat ik zei. Ik zei tegen de heer Pechtold dat hij onvoldoende steun heeft voor een debat met de minister-president. Dat was zijn voorstel. Er is wel steun voor een debat met de vakminister na ommekomst van de brief. Dat had ook de heer Pechtold goed begrepen, maar de heer Pechtold doet nu een nieuw voorstel, namelijk het houden van een spoeddebat.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik wil proberen eruit te komen. Waar het mij om gaat, is een volwaardig debat; niet per se voor 2 maart, voor mijn part mag het daarna. Waar het mij om gaat, is dat de minister-president gisteren in een EO-programma bewust de Kamer de ruimte gaf om met voorstellen te komen. Het gaat mij dus niet alleen om de inhoudelijke positie van de minister van Volksgezondheid en de stand van de techniek; het gaat om de rol van de minister-president als leider van het team en om zijn verantwoordelijkheid voor het feit of een wet al dan niet het contraseign krijgt als hij bij de Kamer wordt ingediend. Mijn compromis zou zijn: een gewoon debat met de minister van Volksgezondheid en de minister-president, waarin deze twee aspecten aan de orde kunnen komen. En anders moet ik inderdaad verzoeken om een spoeddebat en dat zou ik jammer vinden.

De voorzitter:

Ik ga nu uitleggen waar het op neerkomt: u zegt dat u geen bezwaar hebt tegen een debat met de vakminister op basis van de brief en u wilt daarbij graag de minister-president uitnodigen.

De heer Pechtold (D66):

Ja, om dat andere aspect te kunnen behandelen.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Nu we toch aan het onderhandelen zijn, stel ik voor dat er over dat contraseign een hoofdstukje of paragraaf wordt toegevoegd aan de brief die nog naar de Kamer komt. Dan kunnen we daar een antwoord op krijgen en dan is daar gewoon helderheid over. Volgens mij is het namelijk altijd zo in dit land, ook met het kabinet-Rutte, dat het kabinet met één mond spreekt. Als de Kamer met de vakminister een afspraak maakt, is er dus geen enkel probleem. We kunnen deze vraag gewoon toevoegen aan het verzoek om de brief. Op basis van het antwoord kunnen we vervolgens bekijken of de aanwezigheid van de minister-president nodig is. Volgens mij is dat niet het geval, maar dat kunnen we tegen die tijd alsnog beoordelen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Miltenburg stelt een procedure voor die in dit huis gebruikelijk is, namelijk dat na ommekomst van de brief wordt bekeken wie wordt uitgenodigd.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Zou ik tegen zo'n constructieve oplossing kunnen zijn?

De voorzitter:

Nee, inderdaad. Aldus besloten.

Het stenogram van dit gedeelte van de vergadering zal worden doorgeleid naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Ulenbelt, die mede namens de fractie van de Partij van de Arbeid zal spreken.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Inderdaad wil ik mede namens de Partij van de Arbeid een spoeddebat aanvragen met de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de situatie rond MSD in Oss. Gisteren stond ik hier ook om een debat aan te vragen. De meerderheid wilde dat toen niet, omdat de zaak onder de rechter zou zijn. Welnu, dat debat en mijn voorstellen in dat debat zullen op geen enkele manier invloed hebben op de derde macht in dit land. En als dat het geval is, is er geen enkele reden dat de Kamer hierover niet zou debatteren. Het tweede argument is dat de minister van Economische Zaken gewoon hiermee bezig is. Hij praat over MSD, in Oss, buiten Oss, overal. Dan kan er hier ook wel over worden gesproken, en wel ná het reces.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat voorstel zou ik kunnen steunen. Ik heb geen enkele aarzeling om over MSD te spreken in deze Kamer, zij het nadat de rechtbank heeft gesproken. Dat is zeer waarschijnlijk snel het geval. Als de rechter een uitspraak heeft gedaan, zijn wij dus te allen tijde bereid om met de heer Ulenbelt en de minister van ELI daarover te debatteren.

De heer Verhoeven (D66):

Gisteren heb ik gezegd dat wij een debat konden steunen, mits dat breder zou worden getrokken dan dit ene specifieke geval dat bij de rechter ligt. Waarschijnlijk komt er snel een gerechtelijke uitspraak aan en kunnen wij daarna een debat voeren over de bredere positie van de rol van de overheid bij innovatieve bedrijven. In die vorm kunnen wij dus een debat of een spoeddebat steunen.

Mevrouw Schaart (VVD):

De VVD steunt dit voorstel niet, evenals gisteren, om de reden dat deze zaak voor de rechter ligt, maar ook om een andere reden. Vandaag heeft de algemeen directeur van Organon aangegeven dat er nog steeds openingen zijn en hij verwacht dat er binnen een maand een alternatief komt. Voor ons: first things first. Laten we dit afwachten alvorens erover te gaan debatteren.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Steun voor het spoeddebat, maar ik sluit mij aan bij de toevoegingen van de collega van D66.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Steun voor het verzoek van de Partij van de Arbeid en de SP. Ik sluit mij ook aan bij de woorden van de heer Verhoeven.

De heer Van Bemmel (PVV):

Steun van de PVV voor het spoeddebat, maar ik wil me ook aansluiten bij de woorden van mevrouw Verburg: we willen de uitkomst van het kort geding afwachten.

De voorzitter:

Maar die komt, denk ik, heel snel. We zullen dit gaan plannen na het reces. Er is ruime steun.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik weet niet of dat kort geding er wel komt en wanneer er eventueel uitspraak wordt gedaan. Ik wil graag een spoeddebat in de eerste week na het reces, ongeacht of er een uitspraak ligt van de rechter en ongeacht de inhoud van die uitspraak.

De voorzitter:

Zoals u weet gaat de Voorzitter over de planning van spoeddebatten. Ik zal dit spoeddebat met spreektijden van drie minuten per fractie op de lijst zetten. Aldus besloten.

Het woord is aan mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Bijbetalen voor melk bij de maaltijd, fruit, het schoonmaken van je kamer en het gebruik van verbandmiddelen of incontinentiemateriaal. Deze zomer nog was de minister woedend op zorginstellingen die dat deden, want dit wordt al betaald uit onze AWBZ. Vandaag hebben wij een rapport ontvangen dat is opgesteld in opdracht van het ministerie. Ik vind de resultaten schokkend, maar de staatssecretaris stuurt ons een brief met als inhoud: het is allemaal al opgelost; wij gaan er niets aan doen. Ik geloof daar niets van.

De voorzitter:

Wat is uw voorstel?

Mevrouw Leijten (SP):

Ik wil hierover graag in debat met de minister, maar niet alleen met de minister, ook met de staatssecretaris of de minister van Justitie, omdat het gaat om oneigenlijk gebruik van middelen en dus om fraude.

Mevrouw Agema (PVV):

Steun voor het verzoek om een debat.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Wij zouden graag een brief krijgen van het ministerie. Wellicht is het mogelijk om aan de hand van die brief in een procedurevergadering te bezien of het rapport kan worden betrokken bij het algemeen overleg over de AWBZ dat op korte termijn gepland wordt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Steun voor het verzoek om een debat.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

De PvdA-fractie steunt het verzoek om een debat.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij zouden wel graag eerst een brief ontvangen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Steun voor het verzoek om een debat.

De voorzitter:

Dan gaan wij het debat plannen.

Mevrouw Leijten (SP):

Als u mij toestaat, voorzitter. Wij hebben het rapport samen met een brief ontvangen. Die brief was, gezien de uitspraken hierover van de minister deze zomer, zo schokkend dat ik een debat aanvraag.

De voorzitter:

Punt gemaakt. Als de minister nog een brief wil sturen, kan dat natuurlijk altijd. Wij zullen het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Ik stel de spreektijd vast op vier minuten per fractie.

Het woord is aan mevrouw Wolbert.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. Vorig jaar heb ik tijdens de behandeling van de begroting voor 2011 een motie ingediend die met algemene stemmen is aangenomen. Deze motie gaat over de financiering van tweetalig dovenonderwijs op het doveninternaat in Haren. Het kabinet zou voor de krokusvakantie een brief hierover naar de Kamer sturen. Wij hebben echter nog geen brief ontvangen. Daarom verzoekt mijn fractie het kabinet, deze brief alsnog naar de Kamer te sturen. Ik had "voor 16.00 uur" op mijn briefje staan, maar dat is inmiddels wel heel erg kort dag, aangezien wij inmiddels wat zijn uitgelopen. Over een uur is het 16.00 uur en daarom verzoek ik het kabinet om voor 17.00 uur een voorstel naar de Kamer te sturen om het probleem van het doveninstituut op te lossen.

De voorzitter:

Wij zullen het stenogram doorsturen naar het kabinet.

Mevrouw Agema, ik zie u bij de interruptiemicrofoon staan. U hebt daar toch zeker geen bezwaar tegen?

Mevrouw Agema (PVV):

Nee, geen bezwaar.

De voorzitter:

Het verzoek om een brief hoeft niet te worden gesteund. Dat is al sinds jaar en dag zo.

Mevrouw Agema (PVV):

Inderdaad, maar die brieven vragen wij meestal via de commissie.

De voorzitter:

Niet als je nog dezelfde dag een antwoord wilt krijgen. Zo doe ik dat bij u ook wanneer u daarom vraagt.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nu wordt de suggestie gewekt dat ...

Mevrouw Agema (PVV):

Ik ben vaak genoeg verwezen naar de commissie om daar met spoed een procedurevergadering aan te vragen. In die vergadering moet ik vervolgens het verzoek om een brief indienen.

De voorzitter:

Maar het gaat om een aangenomen motie. In dat geval steunen wij elkaar altijd.

Mevrouw Agema (PVV):

De regels worden nu spontaan aangepast.

De voorzitter:

Mevrouw Agema, u moet dat niet suggereren. Dat is niet terecht.

Het woord is aan de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. De SP-fractie wil graag een spoeddebat met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Wij hebben namelijk vernomen dat zij werkt aan een aanpassing van de Wet ambulancezorg. Wij hebben er de afgelopen tien jaar aan gewerkt om die wet aangenomen te krijgen in de Eerste en de Tweede Kamer. Ik heb nu echter begrepen dat zij de permanente gunning, een cruciaal onderdeel van de wet, ter discussie wil stellen. Wat mijn fractie betreft kan dat niet zomaar en vandaar mijn verzoek om een spoeddebat.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik steun het verzoek om een spoeddebat, maar gelet op de inleiding van de heer Van Gerven zou ik ook graag voor volgende week dinsdag een brief van de minister ontvangen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wij steunen het verzoek van de SP-fractie.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Wij willen graag eerst een brief en dan besluiten over het houden van een debat.

Mevrouw Gerbrands (PVV):

Ik sluit mij aan bij de VVD.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Eerst een brief en dan, misschien, een debat.

De voorzitter:

Mijnheer Van Gerven, sluit u uit dat in een brief van het kabinet informatie staat die u zo overtuigend vindt dat wij wellicht geen spoeddebat nodig hebben?

De heer Van Gerven (SP):

Ik acht dat onwaarschijnlijk, voorzitter. Niets is onmogelijk, maar ik handhaaf voor dit moment mijn verzoek om een spoeddebat.

De voorzitter:

U kent mijn opvatting in relatie tot de doorlooptijd van die spoeddebatten. Als wij nu eens vragen om voor de eerste dag na het reces een brief te sturen naar de Kamer? Dan kunt u bij de eerste regeling van werkzaamheden aangeven of een spoeddebat al dan niet nodig is.

De heer Van Gerven (SP):

Maandag?

De voorzitter:

Op maandag zijn wij hier nog niet.

De heer Van Gerven (SP):

U bedoelt maandag over een week? De 28ste?

De voorzitter:

Volgens mij is dat 28 februari want dinsdag is 1 maart. Het stenogram van dit gedeelte van de vergadering wordt doorgeleid naar het kabinet en ik zie u na het reces terug bij de regeling.

Het woord is aan mevrouw Vermeij.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Namens de vaste commissie voor SZW heb ik tot tweemaal toe gevraagd om een brief met de reactie van de minister van SZW op een Zembla-uitzending over pensioenen, afgelopen zaterdag een week geleden. Die brief is er nog steeds niet. Omdat ik daar namens de hele commissie om heb gevraagd, verbaast mij dat hogelijk. Ik vraag dan ook om een brief voor vanmiddag 18.00 uur. Als die brief er dan niet is, wil de commissie voor SZW vanavond een debat voeren met de minister over het recht op informatie, zo kondig ik nu alvast aan.

De voorzitter:

Ik zal het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

De heer Koopmans deed buiten de microfoon het briljante voorstel om, gelet op de agenda, een kerstregime voor de VAO's te hanteren. Ik neem dat voorstel over. Aldus besloten.

Naar boven