Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van de begroting Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) voor het jaar 2008 (31200 XVIII).

De voorzitter:

Ik geef de heer Kamp het woord over een punt van orde.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter. Gisteren kreeg ik een pak papier, afkomstig van het ministerie van VROM. Het was een analyse van wat ik als woordvoerder van de VVD-fractie zei tijdens de behandeling van de Justitiebegroting en van wat ik zei in een debat met Alexander Pechtold in Buitenhof van 18 november. Verder werd nog ingegaan op een aantal andere stukken. Het betreft een advies aan de minister met betrekking tot mijn waarschijnlijke voorstellen, bijdragen en interventies in dit debat vandaag: er wordt precies gezegd wat ik mogelijk zal doen en hoe de minister daarop zou moeten reageren.

Ik vind het heel bijzonder dat de minister mij dit allemaal toestuurt. Dat stelt mij in staat om de zaak goed voor te bereiden. Maar ja, ik loop al wat langer mee hier in Den Haag. Boven dit stuk staat dat het is gericht aan "Van der Kamp". Ik vraag mij af of het niet de bedoeling was om dit stuk naar de CDA-fractie te sturen. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Heeft zij dit pak papier, met allerlei aanwijzingen voor haar hoe het zou moeten gaan tijdens dit debat, gestuurd naar de woordvoerders van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid? Dan heb ik een vraag aan de woordvoerders van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid. Hebben zij dat pak papier van de minister gekregen ter voorbereiding op dit debat?

De voorzitter:

Ik denk dat het goed is om eerst het woord te geven aan de woordvoerders van de fracties van het CDA en de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik zou willen dat ik het had gehad, maar ik heb het pakketje niet gekregen.

De heer Depla (PvdA):

Voor mij geldt hetzelfde. Ik had het graag gehad, dat had mij een hoop werk gescheeld, maar ik heb het niet gekregen. Ik heb wel veel papier, maar dat zit er helaas niet bij.

De heer Madlener (PVV):

Ik zou het graag willen hebben, want ik weet niet wat ik hier hoor. Is dit een normale gang van zaken?

De heer Van der Ham (D66):

Wij kunnen het debat lekker kort houden als wij al weten wat er wordt gezegd. Dat is goed voor de Kameragenda. Daarom is het goed als wij het stuk gewoon krijgen. Dan hoeven wij het debat misschien niet eens meer te voeren, zo zeg ik op enigszins cynische toon. Ik wil het stuk ook graag hebben en ik vind het een rare gang van zaken, mocht het van het ministerie zijn gekomen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik denk dat het van groot belang is dat er een duidelijk antwoord komt op de vraag van de heer Kamp, omdat het echt aan het dualisme zou raken als een debat zo voorgekookt is dat er een soort klef monisme ontstaat. Dan is er geen sprake van een echt debat, een echt controlerende rol. Juist nu het zo raar is gelopen, is het van groot belang dat dit punt wordt opgehelderd.

De heer Jansen (SP):

Los van de vraag over het dualisme, want het zou inderdaad wel een heel ernstige zaak zijn als dat in het geding was, ben ik in ieder geval benieuwd of de minister opdracht heeft gegeven tot deze exercitie en hoeveel kostbare ambtelijke tijd daarin is gestoken. Ik dacht dat wij juist wilden bezuinigen op dat soort inzet. Kortom, wat zit hierachter?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik sluit mij daar natuurlijk volledig bij aan. Uiteindelijk hebben wij geen handleiding nodig om te weten hoe wij met de heer Kamp zouden moeten omgaan. Graag opheldering dus.

De voorzitter:

Ik weet niet of de minister weet waarover het gaat. Mijnheer Kamp, het is misschien handig als de minister het pakket zou mogen zien.

De heer Kamp (VVD):

Ik heb hier een deel van het pakket; er is ook een stapel bijlagen.

De voorzitter:

Dan brengt de bode het naar de minister.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik heb een ordevoorstel. Zou dit stuk kunnen worden verspreid onder de Kamerleden, zodat ook wij een oordeel erover kunnen vormen?

De voorzitter:

Neen, dat komt allemaal nog. Voordat de minister antwoord geeft, moet zij het in ieder geval hebben.

Ik heb even ruggespraak gehouden over de vraag van de heer Madlener. De tekst is op dit moment bekend bij de heer Kamp en deels bij de minister. Het is correspondentie van hen; ik wil dat nu niet meteen buiten hen om beslissen. Zij moeten zelf aangeven of het stuk verder kan worden verspreid.

Minister Vogelaar:

Voorzitter. Ik herken deze stukken. Ik heb op mijn departement opdracht gegeven om, ter voorbereiding van mijzelf op dit begrotingsdebat, na te gaan wat de gedachtewisseling is geweest tussen de minister en de staatssecretaris van Justitie enerzijds en de heer Kamp anderzijds over de voorstellen die de heer Kamp heeft gepresenteerd, daags voordat ik mijn integratienota presenteerde. Ik had vernomen dat er een gedachtewisseling had plaatsgevonden en ik wilde mij graag goed voorbereiden op het debat hier met de heer Kamp. Ik realiseerde mij dat er behoorlijk wat raakvlakken zijn met de voorstellen als het gaat om migratiebeleid. Dat is de enige vraag die ik aan mijn ambtelijke organisatie heb gesteld. Volgens mij mag er ambtelijke capaciteit voor worden ingezet om mij als minister te ondersteunen om tot een goede gedachtewisseling met de Kamer te kunnen komen. Ik ben mij er verder niet van bewust dat het aan welke derden, welk Kamerlid dan ook verzonden is. Ik heb daar in ieder geval geen opdracht toe gegeven.

De heer Kamp (VVD):

Dat stelt mij gerust.

Minister Vogelaar:

Het is natuurlijk heel bijzonder dat de heer Kamp deze stukken heeft gekregen.

De heer Kamp (VVD):

Ik stel daar zelf geen prijs op. Ik weet niet waarom die naar mij zijn gestuurd. Ik heb er geen behoefte aan om tussen de minister en haar ambtenaren te gaan zitten. Zij kan zich laten voorbereiden zoals zij wenst. Ik houd niet van dingen als lekken en spinnen. Het zou mij een lief ding waard zijn als mij dit in het vervolg bespaard kan blijven. Ik zal het stuk terugnemen en het voor mijzelf houden. De minister en ik zullen gewoon het debat voeren.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar antwoord en de heer Kamp voor de wijze waarop hij dit punt heeft aangekaart. Ik heb nog niet van alle leden gehoord hoe zij hun spreektijd willen verdelen over de eerste en de tweede termijn en wanneer zij gewaarschuwd willen worden aan het einde van hun eerste termijn. Misschien kunnen zij dat nog even hier bij mij melden.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Deze eerste programmabegroting voor Wonen, Wijken en Integratie gaat over zeer concrete maatschappelijke problemen, zoals het schreeuwende tekort aan betaalbare woonruimte, de vaak langs etnische lijnen lopende tweedeling tussen probleemwijken en prachtwijken en de gebrekkige integratie van allochtonen in de Nederlandse samenleving.

Concrete problemen vragen om concrete oplossingen en een minister die haar verantwoordelijkheid neemt. Neemt deze minister die wel? Negen maanden na haar aantreden lijkt zij vooral een sport te maken van zo veel mogelijk hete hangijzers doorschuiven naar gemeenten, woningcorporaties en de markt. Wat is de score tot nu toe? Het politieke paradepaardje van de wijkaanpak blijkt volledig betaald te worden door de woningcorporaties en dus door de huurders met de laagste inkomens. De invulling van de wijkaanpak wordt overgelaten aan de gemeenten. De minister beperkt zich tot de rol van inspirator en aanjager. Ik hoop dat anderen die rol waarderen, maar ik vrees van niet.

Deze minister neemt geen politieke verantwoordelijkheid voor de in het regeerakkoord beloofd nieuwbouwproductie en wil zelfs geen afspraken met de corporaties maken over een minimumaantal socialehuurwoningen. Intussen heeft het aantal gesloopt socialehuurwoningen in 2006 een absoluut record bereikt en neemt de voorraad jaar in jaar uit af. Deze minister wil zich niet bemoeien met bovenwettelijke huren, de kwaliteit van de dienstverlening van woningcorporaties, de woningtoewijzing, energiebesparing bij woningonderhoud of de klachtenafhandeling van woningcorporaties. Haar reactie op het rapport van de VROM-raad dat een vernietigende analyse bevat over de financiële bemoeienis van de overheid met de woningmarkt, schuift de minister zo ver mogelijk voor zich uit.

Dit is slechts een bloemlezing uit de oogst van de afgelopen negen maanden. Je zou bijna gaan denken dat WWI staat voor Wegwuiven, Wegschuiven en Indekken. Dit valt ook niet te verbergen door de Kamer de laatste week voor de begrotingsbehandeling te bombarderen met 40 lastminutestukken, totaal een paar honderd pagina's. De SP-fractie zal waar nodig na de begroting nog om aparte behandeling van deze stukken vragen. Wat ons betreft, moet de minister snel haar werkstijl aanpassen conform het advies van de VROM-raad: "treed op als marktmeester, benoem expliciet de publieke belangen op de woningmarkt en borg deze via wettelijke kaders, afspraken met belanghebbenden en financiële stimulansen, grijp in daar waar partijen onvoldoende hun verantwoordelijkheid nemen". Daarmee kom ik op de drie kerntaken van de minister, te beginnen met het integratiebeleid.

Onder de twee vorige kabinetten-Balkenende hadden wij een minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Na de formatie is integratiebeleid gecombineerd met wonen en wijken. De SP-fractie vindt dat een betere combinatie, omdat integratie voor een belangrijk deel tot stand moet komen in gemengde wijken en op gemengde scholen in die wijken. Het tegengaan van segregatie is een kerntaak van deze minister. In het wetgevingsoverleg hebben wij inmiddels de toezegging gekregen dat zij samen met haar collega's van Onderwijs een voorstel zal uitwerken voor een monitor op het terrein van segregatie bij wonen en leren. Dat is mooi, maar veel belangrijker is dat de segregatie daadwerkelijk wordt teruggedrongen. Dit begint bij het wonen.

De minister wil meer betaalbare huurwoningen in wijken waar nu het aandeel van die woningen nog laag is. Daar ben ik het mee eens, maar dit werkt pas op langere termijn. Marcel van Dam heeft onlangs voorgesteld om voortaan 5% van de vrijkomende socialehuurwoningen in de betere wijken toe te wijzen aan mensen uit achterstandswijken en vice versa. De SP-fractie heeft een alternatief. De woonruimte wordt op dit moment verdeeld op basis van inschrijfduur. Degene met de langste inschrijving krijgt de woning. Wij stellen voor om degene die kiest voor een woning in een andere dan voor hem of haar gebruikelijke wijk, een bonus te geven op zijn inschrijfduur. Zo schuif je op in de rangorde van belangstellenden en maak je meer kans op het huis. Het blijft echter mogelijk om op alle woningen te reageren en er verandert evenmin iets aan de gemiddelde kans van woningzoekenden op een woning. Graag een reactie op dit voorstel waarover ik in tweede termijn mogelijk een motie indien.

De voorzitter:

Ik zie dat er behoefte is aan een interruptie. Daarnet ben ik vergeten te zeggen dat ik gedurende de hele eerste termijn van de Kamer twee interrupties per persoon toesta. De heer Van Heugten kan dus nog kiezen of hij op dit moment wel of niet interrumpeert.

De heer Van Heugten (CDA):

Gaat het om twee interrupties per persoon per spreker?

De voorzitter:

Nee, er zijn elf sprekers waarbij u in totaal twee keer kunt interrumperen.

De heer Van Heugten (CDA):

Ik wil niet veel zeggen, maar de begrotingsbehandeling is een wetgevingsoverleg. Het is voor een minister ongeveer het belangrijkste overleg van het jaar. Ik vind het prima dat wij de orde proberen te handhaven en dat wij iets doen aan tijdsbeperking, maar ik vind twee interrupties wel erg weinig als het om elf sprekers gaat.

De voorzitter:

Als je kiest voor twee interrupties per spreker, gaat het om 22 interrupties. Dat is mijn probleem. U moet dat met elkaar zien. Ik wil best soepel zijn. Naarmate u korter bent bij de interrupties, kan ik soepeler zijn. Laten wij beginnen met dit aantal. Van mijn part maken wij er drie interrupties per persoon van. Het gaat mij erom dat iedereen een gelijke start heeft. Dan kan ik een goed debat leiden, want anders eindigen wij vannacht weer om 03.00 uur en daar krijg ik ook de lachers niet mee op mijn hand. Overigens spijt het mij dat ik de heer Jansen zo lang onderbreek. En nu de interruptie van de heer Van Heugten.

De heer Van Heugten (CDA):

De heer Jansen sprak over de woningverdeling door woningcorporaties en ging er vanuit dat er één systeem zou zijn waarbij gehandeld zou worden naar rato van de inschrijfduur. Er worden in den lande toch diverse systemen door diverse corporaties gehanteerd? Dat is toch niet altijd hetzelfde systeem? Hoe kan de heer Jansen dan van één systeem uitgaan?

De heer Jansen (SP):

Ik ben inderdaad uitgegaan van het meest voorkomende systeem. Er wordt ook geloot. Overigens heeft de SP-fractie daar grote bezwaren tegen. Voor 80% à 90% van de woningen wordt gebruik gemaakt van verdeling op basis van inschrijfduur met het woonbonnensysteem. Soms gaat het via de corporaties en soms via een regionale organisatie die daar speciaal voor is opgericht. Wij denken in ieder geval dat het goed zou zijn om bij dat systeem, dat wat ons betreft algemener wordt toegepast, een streepje voor te geven als gespiegeld wordt ingeschreven op een woning. Ik heb kort proberen uit te leggen hoe dat systeem eruit zou kunnen zien.

De voorzitter:

Als de heer Van Heugten dat wil, mag hij nog een afsluitende vraag stellen.

De heer Van Heugten (CDA):

Ik kan de handreiking die de SP-fractie wil doen om een oplossing te bieden, moeilijk plaatsen. Deze handreiking gaat mank op het feit dat het maar heel beperkt toepasbaar kan zijn. De heer Jansen zegt dat het een gemiddelde is, maar ik ken ontzettend veel voorbeelden waarbij dat dus anders werkt. Soms wordt gewerkt met optiesystemen of lotingsystemen. Er zijn diverse corporaties, ook in de grote steden, die niet volgens deze systematiek werken. Ik concludeer dus dat de heer Jansen maar een beperkte oplossing aandraagt.

De heer Jansen (SP):

Ook bij lotingsystemen zou hetzelfde principe kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld door een bonus te geven op de kans bij het loten. Als je gespiegeld inschrijft, is je gewicht dan niet 1, maar iets meer dan 1. Kortom: de idee is in allerlei situaties toepasbaar. Overigens komt er een wijziging aan van de Huisvestingswet. Daarbij kunnen wij als Kamer kaders stellen aan lokale overheden en corporaties voor de verdeling van die woningen. Ik stel voor om het onderwerp verder daarbij te betrekken. Op zich ben ik echter wel benieuwd naar reacties van andere woordvoerders op dit terrein.

De Stichting Steun Remigranten houdt zich bezig met het verlenen van ondersteuning aan Nederlandse Marokkanen die zijn geremigreerd. De stichting werd in het verleden gefinancierd door Cordaid, maar deze financiering is weggevallen toen deze organisatie zich terugtrok uit Noord-Afrika. Sindsdien moet de stichting ieder jaar schooien om subsidie van de overheid. Er zijn bij de begroting van 2006 en 2007 amendementen ingediend door de heer Dijsselbloem om het probleem voor een jaar op te lossen met het verzoek aan de regering om te werken aan een structurele oplossing. Die is er nog steeds niet. Vandaar mijn amendement op stuk nr. 9.

Over de ellende bij de inburgeringstrajecten hebben wij het al uitgebreid gehad bij het overleg over het Deltaplan inburgering. Het is te gek voor woorden dat het regeerakkoord het aantal inburgeringstrajecten wil verdubbelen, maar er in werkelijkheid in 2007 vijf keer minder cursussen zijn gestart. Daardoor hebben alleen al de Rotterdamse roc's 350 leerkrachten ontslag aangezegd. Goed opgeleide mensen vliegen de laan uit terwijl zij straks hard nodig zijn voor de taalcursussen. Ik heb op verzoek van de minister mijn motie over de roc's aangehouden om haar de gelegenheid te geven om orde op zaken te stellen. Dat was drie weken geleden. Ik zou nu graag horen wat het overleg heeft opgeleverd, anders breng ik de motie straks alsnog in stemming.

Ik kom daarmee op het thema woningen. De VROM-raad heeft vorige maand het meest vernietigende advies uit haar historie uitgebracht. De financiële bemoeienis van de overheid met de woningmarkt is volstrekt uit balans, met de hypotheekaftrek als belangrijkste oorzaak. De fiscale kosten bedragen nu 10 mld. netto, tegen 1,8 mld. voor de huurtoeslag. De VROM-raad pleit voor een geheel nieuwe regeling voor de betaalbaarheid van het wonen, waarbij huren en kopen vergelijkbaar behandeld worden en waarbij alleen huishoudens die het anders niet kunnen betalen subsidie krijgen voor de betaalbaarheid van basiskwaliteit. Het geld dat je dan overhoudt, wil de VROM-raad onder meer gebruiken voor het verruimen van locatiesubsidies, waarmee wij tegelijkertijd iets doen aan de woningnood en de verrommeling van Nederland. Hoe kan het dat deze minister de discussie over dit belangrijke advies een jaar naar achteren schuift? Ik overweeg een motie in te dienen op dit punt. De SP-fractie schat dat de komende jaren de nettokosten voor de hypotheekrenteaftrek door een stijging van de totale omvang van leningen en door de rentestand jaarlijks met 0,5 tot 1 mld. zullen stijgen. Dat geld zal opgebracht moeten worden door alle belastingbetalers en door bezuinigingen die vaak neerslaan bij het armste deel van de bevolking. In dit licht vind ik het onacceptabel dat de minister nog steeds geen oplossing gevonden heeft voor het volledig terugdraaien van de bezuiniging van 200 mln. op de huurtoeslag door haar voorganger. Ook daarover wil ik in tweede termijn een motie indienen.

Daarmee kom ik op de woningcorporaties. Een flink aantal corporaties zet zich met hart en ziel in voor de sociale taak, maar helaas is er ook een groeiend aantal zwarte schapen dat zich, in de rug gesteund door het overheidsbeleid van de afgelopen vijftien jaar, weinig tot niets gelegen laat liggen aan de eigen huurders. Zij stapelen fusie op fusie, ondanks Kamermoties die het tegendeel beogen. Zij hebben directeur-bestuurders die zichzelf vorstelijke vergoedingen toekennen, ondanks Kamermoties die zeggen: minister, grijp in. In 2006 waren er volgens de opgave van de minister al 73 corporatiebestuurders met inkomens boven de norm van Balkenende. Ik mag geen namen noemen, omdat de minister deze informatie als vertrouwelijk bestempelde, terwijl er nota bene een publicatieplicht is voor beloningen boven het salaris van de minister-president. Kan de minister mij uitleggen waarom zij het goed vindt dat een directeur van een middelgrote corporatie met 6400 woningen in de provincie in 2006 naar huis ging met € 343.000? Dit soort directeuren verzamelt bij voorkeur een raad van commissarissen rond zich bestaande uit eigenwoningbezitters, met zeker geen huurders van de eigen corporatie erbij. Wanneer gaat de minister op deze drie punten duidelijk maken waar zij de streep trekt, in plaats van deze perverse vorm van zelfregulering vrij baan te geven?

Daarmee kom ik op de wijkaanpak, de financiering daarvan en de gevolgen van die financiering voor de opstelling van de corporaties. Ik zou allereerst graag een reactie krijgen van de minister op het volgens de berichten in de media tamelijk desastreus verlopen Aedescongres van afgelopen vrijdag. Nu de corporaties definitief worden opgezadeld met een jaarlijkse extra belastingheffing van 500 mln. stellen zij de bij het onderhandelingsakkoord gemaakte afspraken over energiebesparing, nieuwbouw en betaalbaarheid weer ter discussie. Bovendien lieten ons veel corporaties die actief zijn buiten de 40 wijken, gesteund door gemeenten en huurdersverenigingen, de afgelopen weken weten dat zij het mes moeten zetten in hun investeringsprogramma als de minister van Financiën er met hun geld vandoor gaat. Daar kan ik mij wel iets bij voorstellen. Kan de minister ons bijpraten over de status van het Aedesakkoord na afgelopen vrijdag?

Het Centraal Fonds Volkshuisvesting heeft ons inmiddels voorgerekend dat de vennootschapsbelasting in tien jaar meer vermogen afroomt naar de algemene middelen dan de optelsom van het wooninvesteringsfonds en energie-investeringen. Het weerstandsvermogen smelt als sneeuw voor de zon en bij ongewijzigd beleid zullen in 2016 maar liefst 61 corporaties door het financiële ijs gezakt zijn, tegen twee op dit moment. Ook zal volgens het Centraal Fonds Volkshuisvesting het weerstandsvermogen van de corporaties buiten de 40 wijken straks aanzienlijk lager zijn dan dat van corporaties binnen de 40 wijken. Kan de minister ons uitleggen wat dit te maken heeft met een verstandig beleid en met het creëren van draagvlak voor een verevening van vermogens, waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen? Is zij bereid om door het Centraal Fonds Volkshuisvesting nog eens een tabelletje te laten maken van de prognose van de vermogensontwikkeling van de 50 rijkste corporaties binnen het door haar voorgestane model? Ik voorspel hier dat de gekozen aanpak de verschillen niet kleiner maakt, maar in stand houdt. Kan de minister ons uitleggen hoe het knelpuntpotje van 30 mln. voor alle wijken die niet bij de 40 aandachtswijken behoren zich verhoudt tot een eerdere uitspraak dat alle goede projecten buiten de top 40 aanspraak kunnen maken op een bijdrage? Ook op dit punt overweeg ik een motie in te dienen.

In het vorige kabinet hadden wij te maken met minister Dekker. Deze minister was van liberale huize en wilde de verantwoordelijkheden van de rijksoverheid voortaan overlaten aan decentrale overheden en de markt. De woningbouwcorporaties moesten vooral zichzelf controleren. Nu hebben wij een sociaaldemocratische minister die alles zo veel mogelijk wil overlaten aan decentrale overheden en de markt. Kan de minister voor WWI ons uitleggen wat sinds de formatie eigenlijk is veranderd?

De heer Depla (PvdA):

U begon uw betoog met de opmerking dat de afgesproken extra investeringen van woningbouwcorporaties in energiebesparing, wijkaanpak en nieuwbouw ten koste gaat van de huurders. Met welk percentage gaan de huren volgens het reageerakkoord de komende vier jaar omhoog?

De heer Jansen (SP):

Afgesproken is dat de huren gekoppeld worden aan de inflatie. Deze is momenteel zo'n 1,5% tot 2%.

De heer Depla (PvdA):

Hoe komt u er dan bij dat huurders opdraaien voor de kosten?

De heer Jansen (SP):

Huurders betalen meer dan huur. Zij willen ook graag wonen in een goede woning, die goed geïsoleerd is en in een prettige wijk ligt. Daarnaast willen zij het liefst ook een huismeester. Het gaat kortom om alle uitgaven die een corporatie moet doen om fatsoenlijk wonen mogelijk te maken. Dit geld is in het verleden door huurders opgebracht. U weet hoe hoog de huurverhogingen de afgelopen vijftien jaar geweest zijn. Uw minister van Financiën en politiek leider, de heer Bos, haalt per jaar 500 mln. weg van de corporaties en daarmee van de armste huurders van Nederland. Dit geld wordt in de algemene middelen gestopt en er worden zaken van betaald die normaal gesproken betaald zouden worden door alle belastingbetalers. Ik snap nog steeds niet wat hieraan eerlijk is en wat de huurders van Nederland hiermee opschieten.

De heer Depla (PvdA):

Ik kan u vertellen wat de huurders hiermee opschieten. Het geld blijft nu immers niet op de plank liggen, maar er wordt eindelijk iets mee gedaan. Huurders gaan nu in hun wijken iets van merken van het geld waarnaar zij voorheen alleen maar konden kijken. Bent u niet een beetje tweeslachtig? U houdt aan de ene kant grote verhalen over hoge salarissen, hoge beheerslasten et cetera en aan de andere kant lijkt u vanwege de aanpak door het kabinet medelijden te hebben gekregen met de corporaties en vriendschap met hen gesloten te hebben. Zij zouden alle investeringen niet meer kunnen doen, omdat Robin Hood ermee vandoor is gegaan. U kunt niet beide beweringen staande houden.

De heer Jansen (SP):

Volgens mij heb ik verteld dat er naast een heleboel goed werkende corporaties ook een aantal zwarte schapen is onder de corporaties. Hun aantal neemt toe, vooral door het beleid van de rijksoverheid in de afgelopen vijftien jaar; uw beleid dus. Ik denk dat er alternatieven zijn voor de vennootschapsbelasting. De SP-fractie heeft anderhalve maand geleden een uitgewerkt voorstel met zeven alternatieven gepubliceerd. U hebt dit voorstel ook ontvangen. Wij denken dat er mogelijkheden zijn om op een eerlijke manier de rijke corporaties te laten meebetalen aan problemen in andere wijken op een zodanige manier dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Daarvan is op dit moment geen sprake. Ik voorspel u dat de rijkste corporaties op deze manier over tien jaar nog steeds de rijkste corporaties zijn en dat eigenlijk sprake is van verschuiving van armoede.

De heer Van Heugten (CDA):

Voorzitter. De minister heeft een indicatieve berekening gemaakt van de inzet van de middelen in de 40 wijken. Deze toerekening is aan de hand van statische indicatoren gebaseerd op een theoretische omvang van de problemen, maar niet op het maken van de meest effectieve plannen. Welke financiële prikkel hanteert de minister om bij de wijkaanpak met zo min mogelijk geld toch de problemen aan te pakken? Nu worden wijken als het ware beloond voor het hebben van grote problemen en niet voor het effectief oplossen ervan.

Bovendien neigen de wijkactieplannen, zo hebben wij gezien in een aantal ervan, naar de formule "meer van hetzelfde": er was al een wijkcoördinator en er komt nog eentje bij, er waren al twee wijkmanagers en er komen er nog twee bij en er was al een wijkbarbecue en er komen nog twee bij. Is de minister niet bang dat de grote steden een beetje achterover gaan leunen? Vreest zij niet dat zij het allemaal wel prachtig vinden dat zij hun ISV- en GSB-geld wat achter kunnen houden en dat zij ervan uitgaan dat de corporaties voor hen de problemen op komen lossen? Hoe stimuleert de minister dat ook de gemeenten hun ISV- en GSB-middelen volledig gebruiken?

De minister stelt in de begroting ook dat ter voorkoming van het ontstaan van nieuwe probleemwijken waar nodig voor een beperkt aantal niet-geselecteerde wijken een aanvullend instrumentarium beschikbaar kan worden gesteld. Kan de minister dit nader specificeren en toelichten? Voor welke van de overige circa 750 wijken komt dit instrumentarium beschikbaar en waaruit bestaat het? Er is een beeld ontstaan dat de wijkaanpak louter een aangelegenheid is van de woningbouwcorporaties. Hoe betrekt de minister de private sector bij de wijkaanpak? Ik doel op het bouwen van woningen in de vrije sector en op het ontwikkelen of opknappen van commercieel vastgoed in wijken. Private partijen vallen buiten het afsprakenkader van Aedes. Wat is de rol van private partijen bij de wijkaanpak?

Het Centraal Fonds Volkshuisvesting heeft onlangs weer een berekening gemaakt van de financiële positie van de woningbouwcorporaties. Welke conclusies verbindt de minister daaraan voor de opgaven in de 40 wijken en de herstructureringsopgaven in andere wijken en in het landelijk gebied?

Ik kom op het dilemma van het verkopen van woningen om geld vrij te maken bij woningcorporaties en de noodzakelijke schuifruimte voor herstructurerings­opgaven en het behoud van zoveel mogelijk woningen. Het laatste is niet handig als er net veel woningen verkocht zijn. Bovendien is men in de nieuwe herstructureringswijken het bezit kwijt. Wat is de visie van de minister op dit dilemma?

Volkstuinen en tuindersverenigingen spelen in steden een grote rol. Die hebben zowel in ruimtelijk fysiek opzicht als vanuit sociaal oogpunt een meerwaarde voor de leefbaarheid. Volkstuinen zijn waardevolle groenvoorzieningen die in steden vanwege de noodzaak tot inbreiding vaak onder grote druk staan. Die tuinen dreigen namelijk te worden opgeofferd voor stedelijke bebouwing en er komen nagenoeg geen nieuwe groenvoorzieningen bij. De fracties van het CDA, de PvdA en de ChristenUnie dienen daarom een amendement in met de intentie een stimuleringsfonds voor volkstuinen in steden in te stellen. Met een bijdrage uit dat fonds is het mogelijk om volkstuincomplexen aan te leggen. Voor de financiering maken wij onderscheid tussen de G4-steden en de overige GSB-steden. Voor elke G4-stad trekken wij ongeveer € 250.000 uit en voor de overige GSB-steden stellen wij € 100.000 beschikbaar.

De heer Madlener (PVV):

Een volkstuin was ooit bedoeld als buitenplaats voor mensen die niet over een tuin beschikten. Is het niet beter om woningen te bouwen met een tuin voor de deur dan de mogelijkheid te bieden om naar een tuin elders in de stad te gaan?

De heer Van Heugten (CDA):

Dat is een ideaalbeeld. Niet iedereen met een appartement of een meergezinswoning heeft de ruimte om een tuin aan te leggen. Bovendien gaan wij niet uit van een blanco situatie. Wij constateren dat de volkstuincomplexen en de -verenigingen voor jong en oud een nuttige functie vervullen in de maatschappelijke samenhang van een wijk. Wij willen dan ook graag dat die complexen blijven bestaan en dat er meer komen. Het is niet de bedoeling dat de gemeenten de groenvoorzieningen verplaatsen naar een locatie buiten de stad waar het al groen is. Evenmin is het de bedoeling dat gemeenten de groene plaatsen in de stad bebouwen.

Met alle stedelijke regio's zijn afspraken gemaakt om het woningtekort in 2010 tot 1,5% terug te brengen. Met aanjaag- en expertteams, evenals met woningbouwregisseurs wordt als het ware gejaagd op aantallen. Wij zijn van mening dat eerst aandacht moet worden besteed aan continuïteit, diversiteit en kwaliteit. Dan volgen de aantallen vanzelf.

Bij continuïteit speelt de opnamecapaciteit van de markt een grote rol. Meer produceren dan de markt aan kan, heeft herontwikkeling en het inzakken van de productie tot gevolg. Diversiteit houdt in dat er meer locaties en verschillende woningtypes moeten zijn. Bij kwaliteitsverbetering doelen wij op de woonomgeving, waaronder groen, wegen en voorzieningen, en de woning; niet op steriele woonfabrieken of onbegrepen kunstwerken. Deelt de minister die prioriteiten en is zij van plan om dat actief in de regio's uit te dragen in plaats van voortdurend blind te jagen op aantallen?

Wij streven naar een evenwichtiger woonontwikkeling en bevolkingssamenstelling in stedelijke gebieden. Het kan daarom wenselijk zijn dat randgemeenten meer bouwen voor mensen met lagere inkomens en steden voor personen met hogere inkomens. In het regeerakkoord is zelfs overeengekomen dat er zo nodig iets wordt geregeld om onwillige gemeenten een aanwijzingsbevoegdheid te kunnen geven. Hoe staat het daarmee?

De CDA-fractie vindt dat het algemeen streven om 83.000 woningen per jaar te realiseren, moet worden gespecificeerd. Beschikt de minister over een adequate uitsplitsing van woningbouwprognoses naar uitbreiding en vervanging per regio?

Inmiddels staat vast dat er regio's zijn met een krimpende woningmarkt: Oost-Groningen, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg. Bij diverse werkbezoeken en gesprekken met partijen in deze regio's is ons echter gebleken dat het "groeidenken" vaak hardnekkig tussen de oren zit. Het lijkt soms alsof de krimp wordt genegeerd. Verder is ons duidelijk geworden dat ook bij krimpen, slim krimpen, een investeringsagenda hoort. Mijn fractie vraagt de minister om voor de drie genoemde regio's in samenwerking met de decentrale overheden een plan van aanpak op te stellen om de negatieve gevolgen van krimp, namelijk vaak het verpauperen van het landelijk gebied, in nieuwe kansen om te zetten, dus om naast 40 krachtwijken aandacht te besteden aan 3 slimme krimpregio's. Mijn fractie heeft hiertoe een motie voorbereid. Zij dient die, zo nodig, in.

Sommige wet- en regelgeving leidt tot kostenverhoging of tot knellende situaties in de woningmarkt. Het nieuwste fenomeen op dat gebied is het energieprestatielabel. Wij interpreteren de berichten uit de media zo dat het op dit moment een rommeltje is. Het kost kopers van woningen geld en moeite en de uitkomsten zijn zeer divers, onvoorspelbaar en voor ons dan ook vaak onvoorstelbaar. Het helpt woningverkopers van de regen in de drup. Wat gaat de minister de komende maanden doen om de invoering van het energieprestatielabel in goede banen te leiden en op te lossen? Ik hoop dat zij meer doet dan een extra Postbus-51-spotje op televisie laten verschijnen.

Ik vraag aandacht voor de aanpassing van de Huisvestingswet. Gemeenten met een restrictief woningbouwbeleid moeten volgens mijn fractie de mogelijkheid hebben om via de huisvestingsverordening met voorrang woningen te kunnen toewijzen aan eigen starters en aan bijvoorbeeld mantelzorgers of verzorgenden van de mantelzorgers. Hoe ver is de minister met de aanpassing van de Huisvestingswet? Worden deze punten hierbij betrokken?

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Bij het algemeen overleg heeft de collega van de heer Van Heugten, de heer Van Bochove, zich in het kader van het onderhandelingsakkoord en aanpalende activiteiten zeer ingezet voor investeringsruimte buiten de 40 wijken. Daarop is toegezegd dat alle goede projecten buiten de 40 wijken in aanmerking kwamen voor een vorm van ondersteuning. Overgebleven is echter een "schaamlappotje" van 30 mln., voorlopig alleen te gebruiken in de 31 middelgrote gemeenten. Wat vindt de CDA-fractie daarvan?

De heer Van Heugten (CDA):

Ik heb niet voor niets mijn vraag aan de minister op deze wijze geformuleerd. Mijn fractie vindt dat de minister overeenkomstig haar eerdere uitspraken en de stelling van de CDA-fractie dat niet mag worden weggegooid wat in de vorige periode aan wijkherstructurering is ingezet, breder moet kijken dan de 40 wijken. Zij mag focussen op de 40 wijken, maar dat niet alleen. Zij moet dat "breder kijken" volgens mijn fractie nader invullen. Mijn fractie heeft namelijk geconstateerd dat dit nog niet is gebeurd. Daarom heb ik de minister gevraagd hoe zij dat ging doen. Ik neem aan dat hier een ander antwoord op komt dan wat de heer Jansen net heeft geschetst.

De heer Jansen (SP):

Mijn tweede vraag ging over de opmerking van de heer Van Heugten over de woningproductie. Hij zei dat de productie nader gespecificeerd moest worden, zodat inzichtelijk werd waaruit zij bestond. Hij had het over uitbreiding en vervanging. Denkt hij ook aan koop versus huur en duur versus goedkoop?

De heer Van Heugten (CDA):

Nee, allereerst is het mede in het kader van de ruimtelijke ordening en het zoeken naar woningbouwlocaties belangrijk dat wij constateren dat de ongeveer 80.000 woningen per jaar voor iets minder dan de helft bestaan uit woningen die wij nodig hebben voor de in de komende jaren te verwachten groei van het aantal huishoudens in dit land en voor meer dan de helft nodig zijn voor de vervanging van bestaande complexen. Dat zijn vaak complexen die in de jaren vijftig en zestig zijn gebouwd en inmiddels aan het einde van hun levensduur zijn. Dit is van wezenlijk belang. Als je onderverdeelt naar vervanging en uitbreiding, zie je waar de krimpregio's en de groeiregio's zijn, waar behoefte bestaat aan nieuwe woningbouwlocaties, waar minder behoefte bestaat aan locaties of waar zelfs locaties vrij komen. Dat beschouwt mijn fractie als cruciale schakel tussen ruimtelijke ordening en woningbouwproductie. Van secundair belang vinden wij op dit moment de onderverdeling naar koop en huur en naar goedkope en dure woningen. Zoals de heer Jansen weet, telt Nederland zeven miljoen woningen, waarvan drie miljoen huurwoningen, waarvan twee miljoen socialehuurwoningen en slechts een miljoen sociale woningen met een huurtoeslag. Daaruit maak ik op dat wij er meer dan voldoende van hebben.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Was dit het betoog van de CDA-fractie op woninggebied?

De voorzitter:

Nee, er komt nog een deel van mevrouw van Toorenburg.

De heer Madlener (PVV):

U bent toch de woordvoerder woningaantallen van de CDA-fractie, mijnheer Van Heugten?

De heer Van Heugten (CDA):

Jazeker.

De heer Madlener (PVV):

Ik snap even niet dat u de punten dat er enorme problemen op onze woningmarkt zijn, dat jonge gezinnen geen woning meer kunnen betalen en dat steden alsmaar verder "inbreiden" en verdichten, waardoor speelplaatsen verdwijnen, niet hebt aangeroerd. U hebt ook niet gesproken over het slechte aansluiten van de woningmarkt op de vraag naar woningen. Ja, u praat over volkstuintjes, maar er zijn heel veel mensen die een leuke, betaalbare woning willen. Leuke woningen zijn voor veel mensen toch niet meer betaalbaar? Ook heb ik u niet gehoord over de geringere ambitie van dit kabinet bij het bouwen van woningen. Het zouden er 100.000 worden, nu worden het er 80.000 tot 83.000 en minister Vogelaar ligt al 25.000 woningen achter. En wij hebben onlangs nog een geheim stuk gekregen waarin de salarissen van de directieleden van de woningstichtingen zijn vermeld. Die zijn schandalig hoog, maar ook daarover hoor ik u niet. Zou u willen reageren op al deze punten?

De heer Van Heugten (CDA):

Voorzitter, een handig politicus zou van deze vragen gebruik maken om in een betoog van bijna anderhalf uur al deze punten eens haarfijn uit te werken, maar dat lijkt mij niet de bedoeling. Ik zal mij dan ook tot de feiten beperken. Volgens de nieuwe prognoses strekt de enorme toename van de vraag naar woningen zich uit over een periode van vijf jaar. Het heeft dus geen zin om 100.000 woningen per jaar te produceren om een ontspanning op de markt te forceren. Enerzijds zijn daar niet genoeg bouwvakkers voor en anderzijds ontstaat dan juist het effect dat wij niet willen, namelijk het file-effect: de productie is hoger dan wat de markt kan opnemen, waardoor er projecten stilvallen, herontwikkeld worden en weer opgestart moeten worden. Dit heeft zich steeds voorgedaan en daarom hebben wij er bij de minister op aangedrongen, veel meer aan te sturen op een continue woningbouwproductie. Dat is namelijk beter voor de werkgelegenheid, voor de ontwikkeling van bouwlocaties en voor het tijdig zorgen voor de bijpassende voorzieningen.

De heer Madlener (PVV):

Ik kan hier echt geen genoegen mee nemen. Jongeren staan in vele kleinere plaatsen jarenlang op wachtlijsten, net als mensen die willen doorstromen naar een ander huis, maar dat niet kunnen betalen. De huizenprijzen stijgen al jarenlang enorm hard, hoe kunt u daar nu geen beeld van hebben? Dat is toch een probleem voor gezinnen? En het CDA is toch de partij voor de gezinnen?

De heer Van Heugten (CDA):

Ik ben blij dat u dat hebt waargenomen. Ik zal er één punt uitlichten, de fabel van de wachtlijsten en de noodzaak van het produceren van woningen. Men doet het voorkomen dat er 10.000 woningen gebouwd moeten worden als er 10.000 mensen op een wachtlijst staan, maar zo is het niet. Er zijn voldoende woningen beschikbaar, maar veel mensen willen vaak geen vrijkomende woning in een bepaalde wijk. Wij zien het bij woningcorporaties in de grote steden: aangeboden woningen worden massaal geweigerd. Wij praten dus over een kwaliteitsvraag en daarom hebben wij er steeds op gehamerd, woningen van de juiste kwaliteit te bouwen, zowel in de steden als in de randgemeenten.

De heer Madlener (PVV):

Dit is geen antwoord op mijn vraag, want het is een feit dat de woningprijzen torenhoog gestegen zijn, dat de rente aan het stijgen is, dat de energieprijzen door toedoen van dit kabinet hoger worden en dat er mensen in problemen komen, vooral jonge mensen die een huis hebben gekocht. Ik wil dat u hierop reageert.

De heer Van Heugten (CDA):

Ik denk dat u nu toch wel erg kort door de bocht gaat. Ik zie geen gezinnen om mij heen die massaal in problemen komen. Sterker nog, de woningmarkt blijft stabiel met de instrumenten die wij op dit moment hanteren, er is een bepaalde zekerheid. En met name bij verbetering van woningen in de huursector zien wij dat de energieprestatie van de woning beter wordt en dat de energiekosten van de bewoners zelfs afnemen. Ook het verband dat u hierbij legt, strookt dus niet met de werkelijkheid.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Als er voldoende woningen zijn en als het zo makkelijk is om de benodigde bouwproductie te verminderen als u suggereert, waarom moet de minister dan de termijn voor het op macroniveau bereiken van ontspanning op de woningmarkt met twee jaar verlengen?

De heer Van Heugten (CDA):

Ik heb ervoor gepleit, ons niet blind te staren op de aantallen in het coalitieakkoord of in de vorige prognoses die gehanteerd zijn bij de afspraken over de woningproductie. Wij zien dat de afgesproken aantallen in sommige regio's makkelijk gehaald worden, dat men daar inmiddels voor een deel voor leegstand bouwt terwijl er nog steeds een grote woningbouwopgave is. Wij hebben de minister dan ook gevraagd, de woningbouwafspraken veel meer per regio te herijken en onderscheid te maken tussen vervangingsvraag en uitbreidingsvraag. Dan kom je tot de conclusie dat je niet coûte que coûte moet toewerken naar de 1,5% ontspanning van de woningmarkt in 2009. Bovendien heeft alles wat je nu doet voor 2009 al bijna geen effect meer. Je moet juist naar de langere termijn kijken. Gelet op de prognoses is het heel realistisch dat de achtmiljoenste woning, waarover ik de minister tijdens het begrotingsoverleg heb gevraagd, er pas na 2035 zal zijn.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De heer Van Heugten geeft geen antwoord op de vraag. Als het zo makkelijk is, waarom moet de minister dan naar 2012? Dit geldt bij uitstek voor de gebieden waar wel een tekort aan woningen is. Wij hebben het niet over de krimpgebieden. Ik wil graag antwoord op mijn vraag.

De heer Van Heugten (CDA):

Dan heb ik de vraag van mevrouw Van der Burg niet goed begrepen en moet zij mij uitleggen waar zij de verschuiving van twee jaar vandaan haalt.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De minister heeft in haar brief over de woningbouwproductie gezegd dat zij de situatie voor een ontspannen woningmarkt opschuift van 2010 naar 2012, omdat zij de bouwproductie terugbrengt.

De heer Van Heugten (CDA):

Nee, de minister heeft op basis van de huidige productie en de prognose tot 2009 geconcludeerd dat de afspraak van 1,5% niet meer haalbaar is, althans niet in alle regio's. Als je een optelsom maakt blijf je daar onder. Ik concludeerde zojuist dat het geen zin heeft om nu nog aan te dringen om de termijn in 2009 te halen. Alles wat je in 2009 wilt opleveren, moet nu namelijk in aanbouw zijn. De consequenties daarvan kun je vrij snel berekenen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De heer Van Heugten sprak in reactie op de vraag van de heer Madlener zojuist van een fileprobleem. Ik vind de heer Van Heugten daarom niet consequent in zijn antwoorden.

De heer Van Heugten (CDA):

Ik heb alleen gezegd dat je de woningbouwproductie moet zien als een snelweg. Als de capaciteit volledig benut wordt, en je toch meer verkeer toevoegt, ontstaat er een file. Hetzelfde geldt voor de woningbouwproductie. In een aantal regio's is de opnamecapaciteit van de markt maximaal. In dat geval heeft het geen zin om de productie verder op te jagen. De woningproductie kent dan eerder een dip dan dat zij ook na 2009 continu voortgaat.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Onder het vorige kabinet is een stevig integratiebeleid ingezet. Er is geen vrijblijvendheid meer. Het beleid is veeleisend en doet recht aan het belang van integratie. De CDA-fractie wil deze lijn handhaven. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. De toon van de nieuwe minister mag best verschillen van die van haar voorganger. Wij moeten bij de mensen in de moeilijke krachtwijken en bij alle leraren die zich dagelijks ten volle inzetten om de kansen van kwetsbare kinderen te vergroten, niet de indruk wekken dat wij zijn gaan geloven dat problemen vanzelf in de zon zullen wegsmelten. De komende jaren wordt voortgebouwd op eerder gemaakte keuzes en wordt met nog meer kracht gewerkt aan oplossingen voor de grote problemen. Wij onderkennen deze problemen.

Ook het belang van binding heeft terecht een prominente plek gekregen. Kansen moeten worden geboden aan wie mee wil doen. Iedereen telt mee. Om die reden hechten wij zo aan participatie. De term "wederkerigheid" in de onlangs verschenen integratienotitie is een juiste duiding, zeker wanneer wordt benadrukt dat de kernwaarden van onze rechtsstaat centraal staan en iedereen in Nederland de grondrechten moet respecteren en naleven. Wij vinden daarom dat de minister voor WWI zich in de toekomst beter kan concentreren op de inhoud van het beleid en zich niet laat verleiden tot openlijke distantiëring van met name haar voorganger. Daarmee doet zij het nog altijd stevige beleid tekort en verliest zij draagvlak. Dit is niet alleen onverstandig, maar zelfs riskant. Over de aanpak van dit weerbarstige dossier bestaat wat ons betreft geen twijfel.

De heer Van der Ham (D66):

U zegt dat deze minister niet te veel afstand moet nemen van haar voorganger. Wij hebben samen in dat kabinet gezeten en ik herinner mij het gezucht dat af en toe uit de CDA-fractie opklonk. Men had veel moeite met de toon en de manier waarop minister Verdonk beleid voerde. Dat is in diverse debatten naar voren gekomen. U bent toch wel blij dat u nu een minister treft die met een andere toon te werk gaat? U bent toch wel blij dat wij een beetje van die andere toon af zijn?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Iedere minister spreekt op eigen toon. Deze toon is prima. Het is heel erg goed dat ook binding een prominente plek krijgt. Onder het vorige kabinet is door mevrouw Verdonk wat veel benadrukt dat iedereen over één kam geschoren zou moeten worden. Wij zien echter dat de getroffen maatregelen worden gehandhaafd en voortgezet. Het gaat over het Deltaplan Inburgering, het gaat over de integratie, het gaat over de participatie. Er wordt met nog meer elan verder gewerkt aan de kerndoelen die door het vorige kabinet zijn gesteld.

De heer Van der Ham (D66):

Prima, maar ik weet ook dat uw achterban, net als de mijne, erg blij is dat er nu een minister zit die een andere toon aanslaat dan mevrouw Verdonk. U zegt dat elk vogeltje zingt zoals het gebekt is, maar in de politiek werkt het iets anders.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Onze achterban is met name erg ongerust over de huidige, grote problemen en verwacht van ons allen dat wij goede oplossingen kiezen. Die goede oplossingen zijn ingezet onder het vorige kabinet en wij gaan ermee verder. Als de minister soms de binding wat benadrukt, vinden wij dat prima, als daar maar geen afbreuk mee wordt gedaan aan de belangrijke oplossingen die zijn gekozen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Uw achterban heeft zich heel veel zorgen gemaakt over het sociaal-christelijk gezicht van het CDA, dat bij het vorige kabinet verloren is gegaan. U begint over de toon, maar daarover wil ik het niet hebben. De voorganger van minister Vogelaar heeft de Wet inburgering gelanceerd. Het is een onuitvoerbaar gedrocht geworden. Deze minister moet de wet gaan repareren en ervoor zorgen dat de inburgeraars weer in de klaslokalen terechtkomen. Dat is een concreet voorstel. Vindt u het niet hartstikke goed dat deze minister zich afzet tegen een onuitvoerbare wet en dat zij de schade gaat herstellen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Absoluut niet, want wij hebben in het debat over het Deltaplan Inburgering zeer duidelijk aangegeven dat wij niet te maken hebben met een onuitvoerbaar gedrocht. Wel hebben wij een aantal uitvoeringsproblemen gesignaleerd, waarvan wij hebben gezegd dat het wel wat snel is om na een paar maanden te zeggen dat het niet uitvoerbaar is. Iedereen schreeuwt moord en brand, zeker mensen die behoorlijk financieel gecompenseerd zijn. Nee, daar zijn wij het niet mee eens. Er mag niets worden afgedaan aan de eisen die worden gesteld.

De heer Dibi (GroenLinks):

U hoeft het niet met mij eens te zijn, maar hopelijk wel met de feiten. Jaarlijks doen maar 35.000 mensen mee aan die inburgering, en de helft daarvan komt op het juiste niveau om maatschappelijk te participeren. Daar hoef je toch niet trots op te zijn? Vindt u het daarom niet erg goed dat deze minister daar nu eindelijk werk van wil maken en zich afzet tegen het jarenlange gepraat over inburgering, zonder dat er iets gebeurde?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De gemeenten hebben geworsteld met hun aanbestedingen, waardoor er minder inburgeringstrajecten zijn gekomen. Verder constateren wij dat het op dit moment enorm aantrekt. Wij zijn dus niet heel erg gelukkig met heel snelle, wellicht voorbarige maatregelen. Wij staan voor het ingezette beleid, waarvan wij verwachten dat wij ermee verder kunnen gaan. Op belangrijke onderdelen kan dat al, en dat er een paar aanpassingen zijn, is altijd zo.

Met het Deltaplan Inburgering is de afgelopen jaren de toon gezet. Er zal een kwaliteitsslag moeten worden gemaakt, zonder te tornen aan het verplichte karakter van de inburgering. Er is wat ruimte voor de gemeenten gekomen, maar dat is niet per definitie de ruimte die wij graag hadden gezien. Wel vinden wij belangrijk dat de minister erop zal toezien dat, wanneer mensen een aanbod krijgen, zij dat ook zullen moeten aanvaarden. De komende tijd zullen wij daar bovenop zitten om te voorkomen dat inburgering op de lange baan wordt geschoven. Kan de minister daarop ingaan? Diverse gemeenten hebben ons aangegeven hier veel van te verwachten. Zij voelen zich beperkt in het afdwingen van het ingaan op het aanbod. Wij willen geen verplichting om te pesten, maar om kansen te bieden. Belangenbehartigers van met name allochtone vrouwen vragen hierom, omdat onder die groep de kansarme bruiden en kwetsbare moeders zitten. Zij zitten nog thuis en worden klein gehouden. Enkele echtgenotes betalen namelijk liever de nu nog geringe boetes dan dat zij hun partner laten deelnemen aan het inburgeringstraject. Hun zelfredzaamheid bevorderen heeft voor deze echtgenoten geen prioriteit. Cru, maar de realiteit. Daar moet de komende tijd een einde aan komen. Wanneer de gemeente de ruimte krijgt een aanbod te doen, verwachten wij dat mensen dat aanbod aanvaarden en dat de minister er alles aan doet om dat te bereiken.

In het Deltaplan Inburgering hebben wij aangegeven dat wij de inburgering van ouders van opgroeiende kinderen in Nederland essentieel vinden. Het gaat hier om kansen voor kinderen, niet om belangen of rechten van ouders. Wanneer ouders de taal van de wereld waarin hun kinderen het moeten maken niet spreken, zelfs niet verstaan, komen die kinderen op een risicovolle achterstand te staan en worden ze kwetsbaar. Ouderen moeten de 10-minutengesprekken op school kunnen voeren, de brieven van de school kunnen lezen, evenals de digitale communicatie van de kinderen. Dit zijn een paar voorbeelden met een enorme reikwijdte. Ouders moeten hun kinderen kunnen ondersteunen, begeleiden en behoeden en voorbereiden op een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan. Dát is opvoeden. De kinderen moeten uit het sociaal isolement komen, want daarin hebben zij in onze complexe maatschappij geen kans van slagen. Wij hebben lessen getrokken uit het verleden, en zullen daarom vandaag de dag alles in het werk stellen om te voorkomen dat wij weer een generatie jongeren krijgen die kansloos is. De minister heeft ons toegezegd, hierover in conclaaf te gaan met haar collega van Jeugd en Gezin en ons daarover zo snel mogelijk te informeren. Kunnen wij daaromtrent vandaag al iets vernemen? Wij zijn namelijk ongeduldig. Wat ons betreft is het een prioriteit om ouders van opgroeiende kinderen te laten inburgeren.

Even genoeg over de inburgering, aangezien er veel meer is te zeggen over integratie. Graag kijken wij naar de dialoog, waar de minister zo aan hecht. Het valt ons op dat de minister met name met wat conservatieve mensen van gedachten wisselt. Ons bekruipt het gevoel dat de stevigen in de leer stevig in het zadel zitten, waarmee wij niet gelukkig zijn. Wij verwachten van de minister dat zij aandacht besteedt aan hen die gericht zijn op integratie. Daar zullen wij de komende tijd scherp op zijn. Graag een reactie van de minister.

Het laatste punt betreft de arbeidsparticipatie, die hand in hand gaat met integratie. Meedoen is op zichzelf al winst, maar vergroot ook het perspectief van gezinnen, waardoor kansen van kinderen worden vergroot. Wij zijn daarom geschrokken van de conclusies van de recent uitgebrachte Discriminatiemonitor niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt. Daaruit blijkt dat bij het vinden van betaald werk en het verwerven van een vaste baan niet-westerse allochtonen belemmeringen ondervinden die niet zijn terug te voeren op een lager opleidingsniveau, minder werkervaring of een geringere beheersing van de Nederlandse taal. Dat wijst puur op discriminatie, aldus de directeur van het SCP.

Hier is werk aan de winkel. Hoe gaat de minister bewerkstelligen dat verschillende partijen hierin hun verantwoordelijkheid nemen? Wij verwijzen graag naar het Twentse project Scoren door participatie, onderdeel van Scoren in de wijk, waarvan FC Twente de aanjager is. Op lokaal niveau zijn werkervaringsplaatsen gecreëerd voor allochtonen en met werkgevers wordt alles in het werk gesteld om minder kansrijke allochtonen aan een baan te helpen. Geweldig. Hoe gaat de minister dit soort initiatieven steunen? Laten wij onze zegeningen eens tellen: het tij is gunstig, de banen zijn er.

Dat gezegd hebbende, niet-westerse allochtonen betonen zich doorgaans gedreven ondernemers. Hoe gaat de minister dat verder aanmoedigen? Let wel, dit mag geen armoedeoptie worden voor iemand die geen baan kan vinden en dan maar voor zichzelf begint, maar wij gaan uit van een positieve keuze. Welke bijdrage kunnen ondernemingsverenigingen en de kamers van koophandel hieraan leveren? Kan de minister ons iets meer vertellen over de op handen zijnde conferentie? Het midden- en kleinbedrijf is de motor van onze economie. Ondernemerschap stimuleren mag wat ons betreft de komende tijd een speerpunt worden. Hier liggen kansen voor iedereen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Een mooi duidelijk verhaal, maar daar moeten wij wel stevig beleid aan koppelen. Wat vindt u van het voorstel om de Arbeidsinspectie de mogelijkheid te geven om een bestuurlijke boete op te leggen als er sprake is van discriminatie?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij zullen de voorstellen tegemoet zien. Ik kan daar nog geen antwoord op geven, want ik wil eerst concreet weten hoe dat eruit ziet.

De heer Dibi (GroenLinks):

Heel concreet, als de Arbeidsinspectie op de werkvloer constateert dat mensen echt worden uitgesloten op basis van hun afkomst, zoals u net vertelde, zou zij een boete kunnen uitdelen. Ik kan daarover een motie indienen en daar kunt u zich bij aansluiten.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik wil graag lezen wat de strekking daarvan is.

De heer Van der Ham (D66):

De participatie van allochtonen op de arbeidsmarkt is een heel belangrijk onderwerp, want dat is een heel goede manier om te integreren. Een van de zaken die daarbij kan helpen, is een geflexibiliseerde arbeidsmarkt. Er stond afgelopen weekend een fantastisch artikel in NRC/Handelsblad van mevrouw Mees, die heel mooie voorbeelden aanhaalde. Zij zei onder andere dat versoepeling van het ontslagrecht daar ongelofelijk bij kan helpen. Ik weet dat u als CDA-woordvoerder anders over het ontslagrecht denkt dan uw coalitiegenoot. In hoeverre vindt u het flexibiliseren van vooral de onderkant van de arbeidsmarkt noodzakelijk om te zorgen dat allochtonen toestromen en ondernemerschap ontwikkelen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk dat wij ons moeten realiseren wat de politieke realiteit is. Er gaat een commissie aan de slag om ervoor te zorgen dat 200.000 mensen extra aan het werk komen, en dat is een heel goed idee. Wij vinden het inderdaad heel belangrijk dat wordt gekeken naar heel kwetsbare, langdurig werkloze allochtonen of kinderen die van school komen, met de goede papieren, die Nederlands spreken, maar niet aan de bak komen. Dat kan niet zo zijn. Wanneer de commissie daarop focust, vinden wij dat een prima invulling om te komen tot flexibilisering van de arbeidsmarkt.

De heer Van der Ham (D66):

Natuurlijk is dat het formele antwoord dat u als coalitiepartij moet geven, maar als ik het aan u persoonlijk vraag, als integratiewoordvoerder, dan zult u het toch met mij eens zijn dat in een land als Engeland veel meer openheid is aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zodat er veel meer mogelijkheden zijn. Het ontslagrecht is daar op een aantal punten wat soepeler en het is voor allochtonen veel makkelijker om aan een baan te komen. Constateert u dat met mij?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

U vraagt het aan mij persoonlijk en dan krijgt u ook een persoonlijk antwoord. Als voormalige directeur van een jeugdinrichting heb ik gezien hoe moeilijk het is voor allochtone jongeren om een baan te vinden. Ik ben heel erg gelukkig dat een commissie van wijze mensen eens gaat kijken of zij dat kan verbeteren. Dat is het antwoord dat u van mij krijgt.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. De woningmarkt in Nederland zit op slot. Huizenprijzen blijven stijgen, starters kunnen geen huis meer betalen, er is geen doorstroming en wachtlijsten voor socialehuurwoningen worden langer. Er wordt te weinig en verkeerd gebouwd. Wat doet dit kabinet? Het weigert om er überhaupt over na te denken. De maatregelen die het kabinet neemt, gooien de woningmarkt nog verder in het slot. De broodnodige modernisering van het huurbeleid is met dank aan het CDA van de baan. Daarbovenop kondigt het kabinet kostprijsverhogende maatregelen af, zoals verhoging van de btw, het vrijlaten van de WOZ-waarde en extra eisen voor energiebesparing. Het wordt allemaal steeds duurder voor de koper en de verhuurder. Zo wordt het gat tussen huur en koop alleen maar groter. De oplossing van de minister luidt: meer bouwen. Prima idee, maar helaas: de norm voor een ontspannen woningmarkt wordt met maar liefst twee jaar vooruitgeschoven naar 2012. Handig, want tegen die tijd is deze minister niet meer verantwoordelijk. Ik hoor graag de reactie van de minister.

De VVD-fractie geeft op een briefje dat de minister zelfs deze verlaagde woningbouwproductiecijfers niet haalt, en zeker niet in de Randstad. Er is namelijk een tekort aan plancapaciteit en er moet en zal binnen de bebouwde kom in grote steden gebouwd worden. Dit duurt langer en is duurder. De minister heeft echter al gezegd, daarvoor niet direct verantwoordelijk te zijn, want zij bouwt geen huizen. Dat klopt. Deze minister voert echter wel een beleid dat de woningmarkt alleen maar verder het moeras in helpt en dat ervoor zorgt dat de wachtlijsten voor socialehuurwoningen oplopen en koophuizen voor vooral jonge mensen onbetaalbaar worden. Door haar focus op woningen binnen de bebouwde kom zorgt ze er bovendien voor dat er veel appartementen gebouwd worden, terwijl deze minister zelf constateert dat mensen geen appartementen willen, maar een huisje met tuin. Die appartementen staan straks allemaal leeg. Wat een geldverspilling.

De VVD-fractie vraagt deze minister één ding: neem verantwoordelijkheid voor eigen daden en beleid en schuif niet alles op anderen af. Schuif de woningbouwproductie niet af op de bouwvakkers, schuif de 40 wijkenaanpak niet af op de gemeenten en corporaties, schuif de huisvesting van generaalpardonners niet af op een commissie, schuif een kraakverbod niet af op de Kamer en schuif de woningbouwcorporaties niet af op minister Bos. Minister, uw functie is speciaal gecreëerd. Doe er wat mee. Neem die verantwoordelijkheid. Wat is de meerwaarde van deze minister? Ik kijk uit naar een reactie.

De VVD-fractie wil de effecten van het beleid van deze minister op de woningbouwproductie tot 2012 laten doorrekenen door het CPB. Ik verneem graag de reactie van de minister op dit verzoek.

Voorzitter, de VVD-fractie heeft niet alleen kritiek maar ook oplossingen. Ik overhandig u dan ook graag een vijfpuntenplan "Woningproductie". Kortheidshalve zal ik dit nu niet bespreken maar deel ik het uit. De spreektijd is al zo kort. Wij ontvangen graag een reactie van de minister op alle vijf punten van het plan.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik kom op de probleemwijken. De minister heeft torenhoge verwachtingen gewekt en levert niets. Er is geen akkoord tussen Rijk en Aedes over de investeringspot voor de 40 wijken en op 10 december 2007 worden geen overeenkomsten getekend. Dit alles omdat zij de invoering van een integrale vennootschapsbelasting in het kabinet heeft laten passeren. Het is onbegrijpelijk dat zij daar niet voor is gaan liggen.

De heer Depla (PvdA):

Mevrouw Van der Burg spreekt er schande van dat de woningbouwcorporaties vennootschapsbelasting moeten betalen. Wat stond er ook alweer in het verkiezingsprogramma van de VVD over de bijdrage die de woningbouwcorporaties moesten leveren? Was het niet dat er per jaar 2,5 mld. tot 3 mld. ingeleverd moest worden? Vervolgens vindt mevrouw Van der Burg het een schande dat er niet over liberalisering van de huren gesproken mag worden als het om de woningmarkt gaat. Kan zij mij uitleggen hoe hogere huren tot meer woningen leiden? Waarom neemt zij alles over uit alle rapporten, behalve één punt in samenhang hiermee, namelijk de hypotheekrenteaftrek? Waarom vindt zij daarover ineens dat alle adviseurs het verkeerd zien, terwijl alle andere voorstellen, zoals "de huren omhoog", wel een goed idee zijn?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Wat betreft de vennootschapsbelasting zit ik voornamelijk op het proces. Deze minister en het kabinet hebben enorme verwachtingen gewekt bij de bewoners van deze wijken. Het was dé topprioriteit. Het aanbod aan de samenleving van de corporaties is niet overgenomen in het coalitieakkoord. Vervolgens zijn de onderhandelingen gestart, die aanvankelijk goed verliepen. Toen bleek echter dat minister Bos het via de rijksbegroting wil laten lopen en dat de corporaties met een heffing worden geconfronteerd in de vennootschapsbelasting. Zo moeten wij niet met elkaar omgaan. Bovendien moet goed bekeken worden of verhoging van de vennootschapsbelasting leidt tot de beoogde effecten.

Het klopt dat wij een bedrag hebben ingeboekt. Daarvoor zijn wij nooit weggelopen. De heer Depla heeft dat ook voor een deel overgenomen. Ons stond echter een ander beleid voor ogen bij de wijkaanpak. Wij hebben niet van alle daken geschreeuwd dat dit onze topprioriteit was. Wij wilden investeren in een sociaaleconomische aanpak en mensen aan het werk helpen of aan een eigen bedrijf helpen.

De heer Depla (PvdA):

De VVD wilde geen 500 mln. maar 2,5 mld. investeren. Dat zou inderdaad een geweldige wijkaanpak tot gevolg hebben. Mevrouw Van der Burg zegt dat haar fractie niet hoog van de toren heeft geblazen. Sterker nog, de VVD-fractie heeft geen enkele ambitie op dit vlak! Mevrouw Van der Burg heeft enkel bezwaren tegen het proces en ziet geen noodzaak om in de wijken wat te doen. Wij hebben gelukkig wel een ambitie. Daarop spreken wij de minister aan.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De VVD-fractie heeft ook een ambitie. Wij kijken echter anders aan tegen het helpen van mensen die het lastig hebben. De PvdA-fractie concentreert zich op de wijkenaanpak. De VVD-fractie ziet meer in een sociaaleconomische aanpak.

De minister is wat ons betreft flink beschadigd. Zij verliest haar geloofwaardigheid omdat zij de spelregels steeds verandert. Ik heb dat zo-even proberen uit te leggen. Dat geldt op veel gebieden. Ik hoor graag een reactie.

Kan de minister de consequenties uiteenzetten van de 500 mln. aan extra belastingheffing op de corporaties? Wat komt er terecht van de 150.000 woningen die zij in de komende periode zouden bouwen? Wat betekent het voor de liquiditeitspositie van de corporaties en voor de investeringsruimte in de huisvesting op de korte en de lange termijn? Ik maak daarbij onderscheid tussen de 40 wijken in de Randstad en de krimpgebieden. In die laatste gebieden kun je niet zo gemakkelijk woningen verkopen om de budgetten goed te regelen.

Hoeveel euro financiert deze minister van haar eigen begroting in de veertig wijken, na alle gewekte verwachtingen? Heeft deze programmaminister de bevoegdheid om over de middelen te beschikken op de begrotingen van andere ministeries om deze investeringen in de 40 wijken voor elkaar te krijgen? Waarom kunnen alleen de G31-gemeenten een beroep doen op de knelpuntenpot? Waarom wordt dit gefinancierd uit het centraal fonds?

De VVD-fractie stelt voor de subsidie van de Woonbond geleidelijk af te schaffen en de toegezegde financiering aan Cordaid te betalen uit het budget van Ontwikkelingssamenwerking. Deze middelen wil de VVD-fractie inzetten om tempo te maken met het bouwen van woningen en om het proces te verbeteren.

De heer Jansen (SP):

Waarom de subsidie voor de Woonbond afschaffen en niet die voor Vereniging Eigen Huis?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Volgens mij krijgt de Vereniging Eigen Huis geen subsidie. Wij vinden de Woonbond een prima organisatie. Die kan echter zelf de broek ophouden. Het is dan ook logisch, de subsidie gefaseerd af te bouwen.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter. Veel Nederlanders, waaronder veel immigranten, zijn in toenemende mate bezorgd over de integratieproblematiek. Honderdduizenden van de immigranten uit niet-westerse landen doen het goed in ons land. Wij zijn daar blij mee. Een deel van hen, van de eerste en de tweede generatie, integreert echter niet. Dat heeft ernstige problemen tot gevolg in de wijken, de scholen, de arbeidsmarkt en bij de criminaliteit. Die problemen worden door iedereen in ons land op de een of andere manier ervaren. Wij willen bereiken dat ook de immigranten integreren die in de problemen zitten.

De bereidheid bij Nederlanders om in te schikken voor medeburgers met een andere etnische of culturele achtergrond, om met hen in contact te komen en samen op te trekken, is groot. De mensen in ons land kunnen dat niet alleen. Zij kunnen de randvoorwaarden voor de integratie niet bepalen. Hoeveel immigranten laten wij toe? Zijn het kansrijke of kansarme immigranten? Is het wel of niet noodzakelijk en lonend om te werken? Treden politie en justitie wel of niet effectief op tegen criminaliteit van met name allochtone jongeren in de probleemwijken? Daarvoor hebben de mensen de overheid, de regering, met als eerstverantwoordelijke mevrouw Vogelaar. De minister moet weten wat er aan de hand is. Zij moet zorgen dat gedaan wordt wat nodig is. Zo moet het mogelijk worden gemaakt dat de mensen in ons land elkaars afkomst onbelangrijk vinden en zich thuis voelen in een in alle opzichten veelkleurige samenleving. Het overgrote deel van de Nederlanders wil niet anders.

Zover zijn wij zeker niet. De overheid heeft haar zaken niet op orde. De belangrijkste reden daarvoor is dat het nemen van de benodigde harde maatregelen als negatief en asociaal wordt afgeschilderd. Wie de immigratie van kansarmen wil stoppen, is tegen zielige vluchtelingen. Wie geen uitkering wil geven aan wie kan werken, is hardvochtig. Wie jonge criminelen wil oppakken, bestraffen en heropvoeden, is een rechtse "diehard". Er is een klimaat geschapen dat oplossingen in de weg staat. Een klimaat waarin de Amsterdamse gemeenteraad tevreden is als hij aan het einde van een discussie met de burgemeester kan constateren dat illegalen niet worden opgespoord en uitgezet. Een klimaat waarin het nieuwe kabinet met het ene na het andere verkeerde besluit komt over de integratie. Zo krijgen 25.000 afgewezen asielzoekers alsnog een verblijfsvergunning. Criminele Antillianen worden niet teruggestuurd. Criminele vreemdelingen worden niet sneller het land uitgezet. Alleenstaande moeders met jonge kinderen hoeven niet te werken. 30.000 bij herkeuring goedgekeurde arbeidsongeschikten worden alsnog collectief afgekeurd. De versoepeling van het ontslagrecht wordt op de lange baan geschoven.

De VVD-fractie heeft aangegeven hoe het moet in de nota Immigratie en integratie. Bij de behandeling van de Justitiebegroting heb ik een overzicht gegeven van de 21 maatregelen uit die nota die de immigratie van kansarmen maximaal terugdringen. Ik geef nu een overzicht van de 32 maatregelen uit de nota om de integratie van kansarme immigranten te bevorderen. Een van die maatregelen is het werken noodzakelijk en lonend maken voor wie werken kan. In ons land is het niet noodzakelijk en lonend om te werken. Het gevolg daarvan is dat honderdduizenden mensen aan de kant blijven staan van wie het juist zo belangrijk is als zij zouden werken. Zo werken de meeste Marokkanen in Amsterdam niet. Vervolgens komen de Oost-Europeanen binnen om het werk te verrichten.

Om precies te weten te komen hoe het staat met de positie van de minderheidsgroepen in ons land heb ik de minister al een paar keer gevraagd om te komen met een nulmeting per 31 december 2006 van de maatschappelijke positie van de verschillende minderheidsgroepen. Anderhalve week geleden heeft de Kamer de Integratienota 2008 van de minister ontvangen. Daarin staan cijfers uit het jaar 2002 over de gezinsvorming, cijfers uit het jaar 2003 over de gezondheidszorg en cijfers uit het jaar 2004 over onderwijs, arbeidsmarkt en criminaliteit. Geen actuele nulmeting dus, maar allemaal oude cijfers. De minister verdedigde zich vorige week in een overleg met de Kamer dat het de schuld van het CBS, het SCP en het WODC is, die met oude cijfers komen. De minister moet deze instituten echter de opdracht geven om met actuele cijfers te komen. Er gaan een paar honderd miljoen euro's per jaar naar deze instituten. De minister moet hen de opdracht geven om haar van actuele beleidsinformatie te voorzien. De gemeente Tilburg kwam in het voorjaar van het jaar 2007 met een integratienota waarin cijfers opgenomen waren tot en met 31 december 2006. Het college van B en W van Tilburg baseert zich bij zijn beleid op drie maanden oude cijfers. Het kabinet van ons land baseert zich op drie, vier, vijf jaar oude informatie, maakt op grond daarvan de verkeerde keuzes en zorgt er daardoor voor dat de randvoorwaarden voor integratie in ons land niet goed worden ingevuld. De mensen in het land komen daardoor in de problemen. Ze kunnen het niet zelf, hebben de overheid hiervoor nodig. Die komt tekort, met als gevolg dat er niet wordt gedaan wat nodig is. Wat wel nodig is en gedaan moet worden, staat in het overzicht dat ik zonet heb gegeven. Ik nodig de minister uit om dat tot haar beleid te maken.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat deze tekst van de heer Kamp met het overzicht van maatregelen aan de minister en de leden van de Kamer ter hand wordt gesteld en dat het stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. In de Volkskrant las ik vandaag een artikel van de heer Rutte en een ex-columnist van Buitenhof. Ik wil daaruit een stukje citeren. "Gevestigde partijen wijzen graag op het belang van grondwettelijke beginselen, wetgevende kaders en inhoudelijke nuances. Voor nieuwe politiek is dat allemaal Haags gedoe: grondwettelijke beginselen knevelen de geest, wetten zitten alleen maar in de weg en aan details heeft de burger een broertje dood." Hij zette zich hiermee af tegen Rita Verdonk, Geert Wilders en hun politieke bewegingen.

De nota van de heer Kamp begint met: "In deze notitie zijn bestaande wetten en de Grondwet niet als vaststaande feiten gezien." Gaat het hier om een nieuw conflict in de VVD?

De heer Kamp (VVD):

Nee hoor, het gaat om de houding. Natuurlijk moeten wetten, de Grondwet en verdragen worden gerespecteerd; daar mag je niet te gemakkelijk over praten. Maar het is wel belangrijk om je te realiseren dat dit geen doelen op zichzelf zijn, maar een middel om een samenleving te krijgen waarin iedereen, ongeacht zijn afkomst, reële kansen krijgt. Als je tot de conclusie komt dat iets beter mogelijk is door een wet te veranderen, dan zijn we daartoe bereid; dat blijkt hier in de Kamer iedere keer weer. Als wij in ons land een probleem ervaren en daarover een opvatting hebben, en het zou beter zijn om een verdrag anders te formuleren, staat niets ons in de weg om hierover met andere landen te praten: ervaren zij hetzelfde probleem, zien zij dezelfde oplossing, zullen we het verdrag op dat punt aanpassen, zodat we ons doel beter kunnen bereiken? Het gaat om de grondhouding ten opzichte van die wetten, verdragen en de Grondwet. We moeten die respecteren, maar ook bereid zijn om aanpassingen daarin aan te brengen als ze daardoor beter werken.

De heer Dibi (GroenLinks):

De heer Kamp gaf geen antwoord op mijn vraag, dus ik stel maar een andere. Hij vraagt om politieke urgentie om de problemen die wij jaar in jaar uit constateren, nu eens op te lossen. Het opgeven van de verdragen, of het wijzigen van de Grondwet duurt jaren en jaren. Dat komt zijn oplossing niet ten goede.

Maar de heer Kamp presenteert zijn nota als veiligheidsnota.

De heer Kamp (VVD):

Veiligheid?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ja, u verbindt het allemaal heel erg met veiligheid. Maar laat ik mijn vraag anders formuleren. Extreem rechts is volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een grotere dreiging dan islamitisch radicalisme. Dit kabinet noemt het zelfs een van de grootste maatschappelijke bedreigingen van het land. U rept daar in uw nota met geen woord over. Vindt u niet dat ook deze groep bij Nederland moet worden betrokken en moet inburgeren?

De heer Kamp (VVD):

Ik vind het wat gekunsteld om dit reële probleem hierbij te betrekken. Het heeft geen zin om je ogen te sluiten voor de werkelijkheid. In Rotterdam blijkt volgens een rapport de helft van de 18- tot 24-jarige Marokkanen te worden verdacht van een misdrijf.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat was niet mijn vraag!

De voorzitter:

Mijnheer Dibi, geeft u de heer Kamp de gelegenheid om zijn antwoord af te maken.

De heer Kamp (VVD):

Het is zeer bedreigend voor de samenleving als in de op een na grootste stad van het land de helft van de 18- tot 24-jarige Marokkanen wordt verdacht van een of meer misdrijven. Ik kan veel meer cijfers noemen die de omvang van de problematiek in het land op dit moment aangeven. We kunnen praten over extreem rechts als probleem, maar nu zijn we bezig met het probleem van de integratie van mensen uit niet-westerse landen die naar Nederland zijn gekomen en die er niet goed tussen komen. Hoe kunnen we dat probleem oplossen? Natuurlijk is discriminatie in ons land ook een probleem. Ik vind discriminatie altijd fout en er moet altijd tegen worden opgetreden. Daar is nooit een excuus voor. En als discriminatie gepaard gaat met geweld, moet dat extra zwaar worden gestraft. Dat mag ons er echter niet van afhouden om in te zien dat de problemen rond de integratie van een groot deel van de immigranten uit niet-westerse landen heel reëel zijn en schreeuwen om een oplossing.

De heer Dibi (GroenLinks):

Die problemen schreeuwen inderdaad om een oplossing. Ik deel de probleemanalyse van de heer Kamp geheel, dus wij hebben geen meningsverschil over de aanpak van allochtone jongeren die voor overlast en criminaliteit zorgen. Wat wil de heer Kamp echter met de extreem rechtse jongeren, die ook dreigen af te glijden?

De heer Kamp (VVD):

Extreem rechts zoals zich dat in Nederland manifesteert, is bedreigend voor de samenleving. Het verpest het moeilijke integratieproces. Dit kan alleen slagen als je mensen positief tegemoet treedt, hun kansen biedt en hen als het fout gaat snel en hard corrigeert. In dat moeilijke klimaat waarin pijnlijke maar noodzakelijk maatregelen moeten worden genomen, zetten dit soort figuren de zaak alleen maar op achterstand. Dit is een probleem waartegen de samenleving krachtig moet optreden.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. De eerste begroting van dit kabinet, en je ziet: er waait een andere wind. De huren gaan zoals afgesproken ook komend jaar met niet meer dan de inflatie omhoog. Dat blijft gelukkig de gehele kabinetsperiode zo.

Krachtwijken zijn wijken waar bewoners zich veilig en thuis voelen. Krachtwijken zijn wijken waar kinderen weer de kans krijgen om van een dubbeltje een kwartje te worden. In te veel wijken staat dat ideaal ver weg van de dagelijkse werkelijkheid. De ambitie van deze regering om dat ideaal te realiseren krijgt dan ook grote steun van de PvdA. Krachtwijken ontstaan echter niet op het gemeentehuis, op de directiekamer van de corporatie of op het Binnenhof. De succesfactor is dat de bewoners het heft in handen kunnen nemen om van hun leven en hun buurt iets moois te maken. Tijdens de algemene politieke beschouwingen hebben wij voor 2008 20 mln. vrijgemaakt voor het ondersteunen van bewonersinitiatieven in deze 40 wijken. Hoe wordt dit geld in 2008 ingezet? Dit mag geen eenmalige actie blijven; er moet structureel geld voor komen. Dat bewoners zelf het heft in handen kunnen nemen, is een harde voorwaarde om de wijkaanpak succesvol te maken. Zijn in alle veertig wijkplannen de bewoners voldoende actief daarbij betrokken? Ondersteunen zij de plannen echt?

Corporaties hebben het afgelopen vrijdag herbevestigd: conform de met de minister gesloten overeenkomst investeren zij 250 mln. extra per jaar in de 40 wijken en de komende tien jaar herverdelen zij onderling 750 mln. van rijke naar arme corporaties. Uit de brief van vorige week blijkt dat dit met de huidige opzet niet zal lukken. Wat heeft de minister afgesproken zodat die 250 mln. extra per jaar er echt komt en die 750 mln. echt wordt herverdeeld? Het mag niet te lang duren, want anders loopt de wijkaanpak vertraging op. De minister zou Aedes tot 1 februari de tijd moeten geven om met een werkend plan te komen. Als dit er dan niet is, moet de minister misschien maar gehoor geven aan de groeiende groep corporaties die liever een publieke heffing wil via het Centraal Fonds Volkshuisvesting dan een ingewikkeld investeringsfonds dat niet werkt.

Iedereen is het erover eens: krachtwijken ontstaan alleen als wij niet alleen investeren in stenen maar ook in mensen, dus minder steen en meer sociaal. Het is dan ook verontrustend dat ik uit te veel steden hoor dat de corporaties de extra 250 mln. per jaar alleen marginaal willen inzetten voor sociaal, veiligheid, leren en werk. Herkent de minister dit probleem? Is zij bereid om samen met Aedes een duidelijk signaal af te geven of – misschien is dat nog beter – in concrete situaties in te grijpen?

De wijkaanpak gaat niet alleen om geld. Bewoners, corporaties, gemeenten et cetera kunnen hun werk beter doen als een fors aantal rijksregels wordt aangepast. Het actieplan wijkaanpak bevat een bijlage vol met dat soort voorstellen. Wanneer is het programma gerealiseerd, zodat iedereen in de uitvoering zijn werk kan doen?

Als stadsmarinier in het kabinet, moet de minister werk maken van allerlei vraagstukken die op de wijken afkomen. Een van die vraagstukken – daarover hebben wij het vandaag al eerder gehad in deze Kamer – is de komst van werknemers uit Polen, Bulgarije en Roemenië. Er vestigen zich hier meer tijdelijke werknemers dan wij hadden verwacht. Zij trekken massaal de probleemwijken in, wat ongewenst is. De veelgeplaagde bewoners daar zouden niet de tol hoeven te betalen. Waar blijven de door minister Donner beloofde maatregelen? Mijn fractie heeft samen met die van de VVD al ruim twee jaar geleden gevaagd om gemeenten de adressen door te geven waar buitenlandse werknemers gaan wonen. Dit is nog steeds niet geregeld. Als gemeenten die adressen hebben, kunnen zij gericht kijken of er sprake is van overbewoning. Welke verantwoordelijkheid nemen de werkgevers? Hoe staat het met de uitvoering van het regeerakkoord, waarin is afgesproken dat ouders van kinderen die de taal niet spreken, via de verbrede leerplicht moeten inburgeren? Dat geldt wat ons betreft ook voor werknemers uit Midden-Europa en Oost-Europa die zich hier vestigen.

Ik verwacht van de minister als stadsmarinier van het kabinet dat zij bij de ministers Donner en Hirsch Ballin maatregelen afdwingt om de bijbehorende overlast, overbewoning en illegale onderkomens te kunnen tegengaan. Ook wil ik in dit verband van de minister weten of zij bereid is om de voorstellen van de gemeente Rotterdam om vastgoed en hypotheekfraude aan te pakken, om te zetten in wetgeving. Vanochtend heeft de gemeente Rotterdam die voorstellen gepresenteerd. Wij hebben die voorstellen al eerder bekeken en vinden het heel goede voorstellen. Aan de minister de vraag om eens op een rijtje te zetten welke voorstellen het kabinet op korte termijn wil omzetten in regelgeving, zodat de grote steden ook werkelijk vastgoed- en hypotheekfraude kunnen aanpakken.

In een wijk in Utrecht belden wij onlangs van deur tot deur aan om een praatje te maken met de mensen. Dat deden wij een keer niet in verkiezingstijd, maar gewoon een jaartje later. Een van de boodschappen die ik elke keer kreeg van allochtonen en autochtonen, was dat zij niet in een eenzijdig samengestelde wijk willen wonen. Segregatie bestrijden, maar ook starters de kans geven om in hun eigen gemeente een betaalbare woning te vinden: die twee vliegen willen wij graag in één klap slaan. Daarom moeten er in de randgemeenten en op het platteland sociale woningen worden gebouwd. Het platteland is immers niet alleen voor de rijken weggelegd.

Ik heb in de regio Rotterdam, Enschede en Eindhoven bekeken hoeveel sociale woningen de omliggende gemeenten de laatste tijd hebben gebouwd. Ik moet zeggen dat ik daar erg van schrok. Eindhoven heeft nu al bijna 90% gerealiseerd van de opgave betaalbare woningen die tot 2010 gebouwd moeten worden. Son en Breugel, een gemeente tegen Eindhoven aan, heeft nog maar 0% gerealiseerd. Rond Rotterdam neemt Spijkenisse wel zijn verantwoordelijkheid, want daar zijn wel een fors aantal betaalbare woningen gebouwd. Gemeenten als Hellevoetsluis, Brielle, Bleiswijk en Krimpen aan de IJssel hebben slechts een paar of zelfs helemaal geen betaalbare woningen gebouwd. Segregatie moet met actie bestreden worden. Daarom wil ik dat de minister bij de gemeenten die niet kunnen uitleggen waarom zij de regionale afspraken niet zijn nagekomen, ingrijpt via de Woningwet of via de Wet op de ruimtelijke ordening. De minister heeft in de antwoorden geschreven dat dit kan. Is zij ook bereid om die ingrepen te plegen, zodat er ook daadwerkelijk betaalbare woningen worden gebouwd en segregatie wordt bestreden?

Nieuw bouwen kost tijd en spreiding en keuzevrijheid bevorderen kun je ook door de vrijkomende huurwoningen slimmer toe te wijzen. In de regio Haaglanden zien wij dat dit werkt. Door afspraken te maken over minimale slagingskansen voor mensen met een lager inkomen in de kleinere gemeenten, ontstaat er een evenwichtigere bevolkingsopbouw. In Den Haag vestigen zich meer mensen met hogere inkomens en mensen met lage inkomens krijgen meer kansen in de omliggende gemeenten. Dit werkt alleen als alle gemeenten en corporaties meedoen. Daarom wil de PvdA-fractie dat de minister in de Huisvestingswet aanwijzingsbevoegdheid krijgt om freeriders onder de gemeenten te kunnen dwingen mee te doen aan zo'n regionale aanpak.

Ook zou er in de nieuwe Huisvestingswet meer ruimte moeten komen voor lokaal maatwerk om de leefbaarheid te bevorderen, door bijvoorbeeld maxima te verbinden aan het aantal gezinnen. De gemeente kan dan zeggen dat in bepaalde portieken een maximum aantal gezinnen met kinderen is toegestaan. Ook is het mogelijk om werkende echtparen in sommige complexen voorrang te geven. In de Utrechtse wijk Betonbuurt worden voor straatjes waar veel criminelen bij elkaar wonen, nieuwe bewoners gescreend om te voorkomen dat zij alleen maar het netwerk willen versterken. Op die manier kunnen mensen eventueel uit de buurt gehouden kunnen worden.

De corporaties zijn de belangrijkste partners voor de bewoners en de gemeenten bij het ontwikkelen van de krachtwijken. In ruil voor forse investeringen vragen corporaties daarbij vaak wel meer zeggenschap over de invulling van de wijk. Hier zitten ook risico's aan. Als de wethouder het verlengstuk is geworden van de corporatiedirecteur, ontstaat er een ongewenste bestuurlijke situatie waarin burgers geen invloed meer hebben op hun eigen woonomgeving. De wethouder moet verantwoording afleggen aan zijn kiezers, maar de corporatiedirecteur kan zich onttrekken aan de volledige democratische controle.

Van een volkshuisvestingstoezicht is sinds de brutering eigenlijk nooit echt serieus werk gemaakt. Als een corporatie goed presteert, is dat een feest voor de bewoners. Als een corporatie onvoldoende presteert, kan niemand haar wat maken. Of om in de termen van oud-minister Winsemius te spreken: dan hebben wij te maken met zelfbenoemde regenten. Daar moet snel verandering in komen. Wij praten er in de Kamer al drie jaar over en er is een meerderheid die ongeveer hetzelfde wil. Het is dan ook tijd om een aantal piketpaaltjes te slaan. Wat ons betreft zijn die dat corporaties de plicht hebben om op basis van de woonvisie van de gemeente prestatieafspraken te maken. Ten tweede is dat de onafhankelijke en gezaghebbende periodieke visitatie om te kunnen beoordelen of corporaties presteren naar vermogen. Verder noem ik de mogelijkheid van incidentele visitatie op verzoek van bewonersorganisaties, de gemeente of het Rijk. De bevoegdheid van de minister om bij onvoldoende presteren de raad van toezicht van een corporatie te kunnen vervangen, is een volgend punt. Voorts noem ik toezicht op integriteit. De commissie-Schilder heeft geconcludeerd dat dit ontbreekt, terwijl de vastgoedsector een risicovolle sector is waar de onderwereld graag de bovenwereld wil binnendringen.

Daarnaast ontbreekt toezicht op efficiency en het voorkomen van het weglekken van het vermogen. Het realiseren van de missie van de corporaties maakt al onderdeel uit van het toezicht en dat moet natuurlijk zo blijven. Wat ons betreft moet er ook sprake zijn van proportioneel toezicht. Corporaties die goed presteren, krijgen minder toezicht en meer vrijheid. Onder het motto "macht vraagt tegenmacht" zouden er benchmarks moeten komen waarin de prestaties van corporaties en hun investeringscapaciteit openbaar inzichtelijk worden voor bewonersorganisaties en gemeenten. Corporaties, bewonersorganisaties en gemeenten krijgen de mogelijkheid om mediation en arbitrage aan te vragen. Graag hoor ik een reactie van de minister voor deze piketpaaltjes. Wij willen eigenlijk dat de voorstellen ter zake voor 1 april in de Kamer liggen. Anders duurt het maar en duurt het maar. Het gaat erom dat corporaties die goed presteren geen last van ons hebben, terwijl corporaties die onvoldoende presteren aan het werk gezet kunnen worden.

Dan kom ik op de integratienota. De integratienota van dit kabinet is een goede balans geworden van rechten en plichten van burgers.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. De heer Depla zei aan het begin dat er een akkoord was tussen het Rijk en Aedes, maar volgens mij hebben de leden van Aedes het akkoord niet getekend. Zij hebben alleen gezegd dat zij hun verantwoordelijkheid tegenover de wijken nemen en dat zij de bewoners niet in de steek willen laten. Hoe kijkt de heer Depla daar tegenaan?

De heer Depla geeft aan er allemaal erg tevreden over te zijn. Hoe denken de PvdA-wethouders daar eigenlijk over? Hoe denkt de heer Depla dat de charters getekend gaan worden op 10 december? Mijn informatie is namelijk dat alleen de VVD-wethouders eruit zijn en de PvdA-wethouders niet. Ik ben erg benieuwd naar zijn reactie.

De heer Depla (PvdA):

Om met het laatste te beginnen: ik krijg dezelfde signalen en ben er inderdaad niet tevreden over dat er kennelijk te weinig bereidheid is om ook sociaal te investeren. In het akkoord heeft de minister samen met Aedes een soort escalatieladder afgesproken. Afgesproken is om, als men er onderling niet uitkomt, vooral niet te lang te blijven praten, maar naar de minister toe te stappen die dan op enig moment beslissend kan optreden. Ik denk dat wij die lijn moeten vasthouden. Als men er onderling niet uitkomt, gaat de volgende stap in. Het lijkt mij niet meer dan logisch om dat te doen, het gaat immers om grote belangen en om belangrijke plannen. Van belang is wel dat wij nu het signaal afgeven dat het snel moet gebeuren en dat men dus ook niet moet blijven praten. Wij moeten er naartoe met de boodschap: komt u er niet uit, dan beslissen wij.

Wat de tweede vraag betreft die u stelde: er is helemaal geen akkoord. Het akkoord is niet bevestigd. Misschien hebt u vrijdag van de heer Van Leeuwen vernomen dat hij zei: het punt van het akkoord over die 250 mln. extra investering per jaar en die 750 mln. herverdelen, dat onderschrijven wij nog steeds. Nou, dan lijkt het mij niet meer dan logisch dat er dan ook een voorstel komt dat gaat werken. Het voorstel dat er lag, dat werkt niet. Dat hebt u vorige week ook gezien. Dan is het niet meer dan logisch dat wij Aedes nog twee maanden de tijd geven tot 1 februari om met een wel werkend voorstel te komen. Anders moet de minister haar eigen verantwoordelijkheid nemen en met een eigen voorstel komen, zodat die 250 mln. per jaar inderdaad geïnvesteerd wordt en er uiteindelijk wel een herverdeling komt tussen rijke en arme corporaties.

Ik maak mij er inderdaad zorgen over dat het nog niet allemaal goed is, maar dan moet je niet alleen gaan praten over hoe ernstig en moeilijk het is. Nee, dan moet je voorstellen doen hoe je denkt dat je het moet aanpakken.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Wij zijn al ruim negen maanden bezig en wij zijn weer terug bij af, behalve dat de corporaties zelf hun verantwoordelijkheid nemen. U zei dat uw wethouders problemen hebben met de sociale investeringen. U weet ook dat het afsprakenkader dat in de onderhandelingen is uitgewerkt, is opgesteld door de corporaties en de minister samen en dat de gemeenten daar helemaal niet bij betrokken zijn. Vindt u dat niet raar in dit proces?

De heer Depla (PvdA):

U doet twee dingen. Eerst concludeert u dat wij na negen maanden terug bij af zijn. Dat is niet waar. wij zijn in ieder geval een stuk verder dan een jaar gelden, want toen was er helemaal geen sprake van een wijkaanpak en werd het allemaal weggeschoven en als u had mogen doorregeren was er zelfs minder geld voor de wijken gekomen en was het ISV-budget weg. Laten wij wat dat betreft onze zegeningen tellen. Er liggen en hele hoop wijkplannen die bijna klaar zijn en ten derde zijn allerlei maatschappelijke organisaties actief in de buurt. Wij hebben voorstellen voor de verdubbeling van de inburgering, er komen bij voorrang in die buurten 500 wijkagenten extra bij, er komen Centra voor jeugd en gezin in die buurten. Waar hebt u het over als u zegt dat wij na negen maanden nog steeds terug bij af zouden zijn? Ik snap het niet helemaal.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter...

De voorzitter:

Dit was uw afsluitende vraag. De heer Depla vervolgt zijn betoog.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Ik was bezig met de integratienota van dit kabinet. Wij vinden die nota een goede balans van rechten en plichten van burgers. De maatregelen die de overheid wil nemen, bieden burgers kansen om een volwaardige plaats in de samenleving te verwerven. Tegelijkertijd legt de overheid de nadruk op de verantwoordelijkheid van burgers om die kansen te benutten door actief deel te nemen aan de samenleving en door actief de kernwaarden van onze samenleving te ondersteunen. Dat geldt voor alle burgers. Daarmee markeren wij het verschil met vorige kabinetten, die het probleem niet precies genoeg benoemden en te veel mensen over een kam scheerden in plaats van te werken aan het dichten van de kloof tussen bevolkingsgroepen door aan de ene kant praktische en werkelijk bestaande problemen op te lossen en aan de andere kant onderling begrip en respect te kweken.

Jarenlang was doelgroepenbeleid uit den boze. Het was een soort monsterverbond tussen rechts en links. Links vond het racisme en rechts vond het pamperen. Het gevolg was dat wij specifieke problemen niet zagen. Als het aan de PvdA-fractie ligt, stappen wij snel af van dit dogma. Specifieke problemen die zich bij een specifieke groep migranten voordoen, moeten wij ook specifiek benoemen en aanpakken. De Integratienota kiest bij uitzondering voor een specifieke aanpak van Marokkaanse en Antilliaanse jongeren. Doelgroepenbeleid is effectiever, omdat alleen degenen die overlast veroorzaken, worden benoemd en aangepakt. Door deze specifieke groep jongeren te benoemen en aan te spreken, voorkomt men dat alle Marokkaanse en Antilliaanse jongeren over een kam worden geschoren. Wat ons betreft is dit doelgroepenbeleid geen uitzondering. Volgens ons moet er ook een speciale aanpak komen voor Somaliërs. Bij hen is de werkloosheid 90% en komen ook andere problemen als drugsgebruik en vrouwenbesnijdenis veelvuldig voor.

Inburgering biedt mensen de kans om volwaardig aan de Nederlandse samenleving deel te nemen. Er zijn echter mannen die liever een boete betalen dan dat zij hun vrouw laten deelnemen aan inburgering en haar laten emanciperen. Immers, als een vrouw het inburgeringsexamen haalt, krijgt zij een eigen verblijfsvergunning en is zij minder afhankelijk van manlief. Van verschillende kanten bereikt ons de roep om gemeenten de mogelijkheid te geven bij verzuim van de inburgeringsplicht in een voortijdig stadium zwaardere sancties te kunnen opleggen om hier een einde aan te kunnen maken. Is de minister bereid gemeenten de mogelijkheid te geven om aan hardnekkige weigeraars hogere sancties op te leggen?

De remigratieregeling maakt het mogelijk dat mensen die remigreren, op hun 45ste al met pensioen gaan. Dat vindt de PvdA-fractie ongewenst en niet uit te leggen. Is de minister bereid hieraan wat te doen? Los daarvan willen wij de steun aan de Stichting Steun Remigranten conform het amendement-Dijsselbloem voortzetten.

Tijdens het islamdebat heeft de minister toegezegd dat zij ervoor zal zorgen dat het Landelijk Overleg Minderheden breder er representatiever wordt samengesteld. Wanneer komen de voorstellen? Wij willen ze graag nog voor de behandeling van de Integratienota ontvangen.

Voor betaalbare huurwoningen zijn lange wachttijden. Een koopwoning is in het grootste deel van Nederland voor een starter onbetaalbaar geworden. Daarom is het op peil houden van de bouwproductie een van de afspraken in het regeerakkoord. De minister heeft de Kamer vorige week een brief gestuurd die wij op hoofdlijnen steunen. Hoewel wij hierover nog uitgebreid komen te spreken, wil ik alvast twee wensen kenbaar maken. De woningmarkt verschilt regionaal sterk. In Drenthe, Zeeland en Zuid-Limburg zal de woningbehoefte op de middellange termijn zelfs krimpen. Wat de gevolgen hiervan zijn, wordt duidelijk als men kijkt naar Liverpool en Manchester. Deze steden hebben tijdelijk een leegstand gekend, wat enorme consequenties voor dit gebied had.

In de noordvleugel van de Randstad, in de steden langs de A2, Arnhem, Nijmegen, Utrecht en Eindhoven, blijft de vraag nog groeien. Er zijn lange wachtlijsten voor betaalbare huurwoningen en koopwoningen zijn onbetaalbaar voor starters. Zonder eigen geld moet men zo'n € 7000 bruto verdienen om een rijtjeshuis van gemiddeld € 300.000 te kunnen kopen. In de zuidvleugel van de Randstad hebben wij het probleem dat de koopkrachtige bevolking de stad verlaat. Deze regio's kunnen niet zonder steun van het Rijk. Wij willen daarom vijf sleutelprojecten benoemen waarmee die de regio's kunnen worden geholpen om knopen door te hakken. Ook voor overige zaken kunnen deze projecten een hulpmiddel zijn. Het gaat om de schaalsprong bij Almere, het kiezen van woningbouwlocaties bij de Haarlemmermeer, het Pact op Zuid in Rotterdam, de regio Utrecht – gaan wij hier binnen of buiten de regio bouwen – en Parkstad Limburg als voorbeeld van een krimpregio.

Een ander punt dat veel aandacht moet krijgen, is het verlengen van de levensduur van woningen. Bij het huidige bouwtempo moeten woningen gemiddeld 350 jaar meegaan. Als de levensduur korter wordt, moet het bouwtempo nog verder omhoog. Het is daarom zeer effectief om de levensduur van woningen te verlengen en om maatregelen te nemen op dit terrein. Wij willen daar veel aandacht voor bij de uitwerking van de brief.

De heer Kamp (VVD):

Ik vraag mij af of u en ik het niet over twee dingen eens zouden kunnen worden. Vindt u het niet jammer dat, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Tilburg het beleid kan baseren op drie maanden oude informatie en de gemeenteraad de effecten van het beleid van het college kan volgen, de minister zich moet baseren op informatie van drie, vier of vijf jaar oud? Wij kunnen dus ook niet zien wat het effect is van het beleid dat zij voert. Vindt u niet dat wij van haar kunnen vragen om ervoor te zorgen dat zij vanaf heden actuele informatie heeft en dat zij het CBS, het SCP en het WODC opdracht moet geven om deze te verzamelen? Kunt u mij daarin steunen?

Er is nog een tweede punt waarover wij het wellicht eens kunnen worden. Wij spreken er nu al jaren over dat werk zo belangrijk is. Vindt u het niet ontzettend jammer dat zo veel immigranten uit niet-westerse landen zonder werk thuis zitten met een uitkering en dat ondertussen Oost-Europeanen het werk komen doen? Zou u het socialezekerheidsstelsel niet zodanig willen aanpassen dat het echt noodzakelijk wordt hier in Nederland om te werken en het dus ook mogelijk wordt om te integreren? Zouden wij dat samen niet voor elkaar kunnen krijgen?

De heer Depla (PvdA):

Dat zijn twee mooie retorische vragen. De eerste ging over de cijfers. Natuurlijk wil ik dat ook graag. Niets is zo prettig als goede cijfers hebben, zodat je specifiek kunt zien wat de problemen zijn en wat de recente ontwikkelingen zijn in plaats van die van vijf jaar eerder. Ik ben het helemaal met u eens. Een bijkomend voordeel is dat u dan ook niet meer zo hoog van de toren hoeft te blazen door te zeggen dat de minister helemaal de verkeerde cijfers over het aantal schooluitvallers in Amsterdam heeft, terwijl die dan wel blijken te kloppen. Kortom: voor de uitvoering en de effectiviteit van beleid lijkt het mij heel belangrijk dat wij over de juiste cijfers beschikken. Ik ben benieuwd naar wat de minister zegt. Ik zou niet weten waarom wij uw idee om dat specifiek aan die clubs te vragen niet zouden uitvoeren. Anders moeten wij daar in de tweede termijn samen op terugkomen.

Ik deel de analyse dat er veel te veel mensen werkloos zijn en zonder baan langs de kant staan. Uw idee is alleen dat dit het best kan worden opgelost door mensen hun uitkering af te nemen. Ik denk dat mensen op een andere manier veel effectiever aan het werk kunnen worden geholpen. Met uw tweede punt ben ik het dus niet eens.

De heer Kamp (VVD):

De minister zegt tegen ons dat gemiddeld 9% van de jongeren school zonder startkwalificatie verlaat. Van de niet-westerse allochtonen doet 12% dat. Rapporten van de gemeenten Amsterdam en Rotterdam over de jaren 2006 en 2007 wijzen uit dat het percentage schoolverlaters zonder startkwalificatie voor de grootste minderheidsgroepen tussen de 50 en 70 ligt en dus niet 12 is. Wij moeten allebei toch erg ongerust worden over het grote verschil tussen wat de minister zegt en wat de gemeenten naar voren brengen? Daar moet toch duidelijkheid over worden geboden?

De heer Depla (PvdA):

Ik ben het met u eens, maar hebt u het antwoord op uw Kamervragen gelezen? Daarin wordt gesteld dat u ernaast zat en dat de meest recente cijfers uiteindelijk anders waren. Dit bevestigt weer de indruk dat wij beter niet met zijn tweeën kunnen gaan dimdammen over de cijfers, terwijl wij het eens zijn over de stelling dat schooluitval en werkloosheid grote problemen zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat wij geen tijd verspillen met gedimdam over cijfers, maar dat wij tijd besteden aan de vraag wat de meest effectieve maatregelen zijn. Vindt u dat ook, dan ben ik het van harte met u eens dat wij de cijfers snel op tafel moeten hebben.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. De heer Depla heeft in zijn bijdrage gesteld dat corporaties zich niet alleen moeten bezighouden met stenen stapelen, maar ook met de zogezegde sociale aspecten van de wijken waar zij werken. De minister voor WWI heeft de Kamer een tabelletje toegestuurd over de eventuele taakverdeling. Enerzijds staat erin wat de kernactiviteiten van de corporaties zijn, anderzijds staat erin wat zij kunnen doen. Ook staan er in een kolom zaken genoemd die vooral bij de gemeenten thuishoren. In de tweede kolom met dingen die zij kunnen doen, staan zaken zoals het bevorderen van de werkgelegenheid in de wijk genoemd. Bent u het met mij eens dat corporaties zich pas met zaken in de tweede kolom, dus de kolom met wat zij kunnen doen, mogen bezighouden nadat zij hun huiswerk voor hun kernactiviteiten in orde hebben, dus zodra die perfect geregeld zijn?

De heer Depla (PvdA):

Dat lijkt mij een goed idee. Ik heb dat ook wel eens geuit. U begrijpt mijn eerste punt alleen onvoldoende. Ik vind dat er van de 250 mln. die per jaar extra voor die buurten wordt uitgetrokken, meer aan sociale aangelegenheden moet worden besteed. Dat wil niet per se zeggen dat de corporaties dat zelf moeten doen. Zij kunnen er ook op een andere manier voor zorgen dat er geld wordt vrijgespeeld, zodat andere organisaties die daarop toegerust zijn, dat kunnen doen. Zij moeten dan andere investeringen die wel bij hun kerntaak passen, overnemen.

De heer Jansen (SP):

De corporaties betalen met zijn allen inmiddels al 500 mln. per jaar aan de zaken die u noemt. Extra wijkagenten worden door hen betaald. Het onderwijsachterstandenbeleid wordt ook door hen betaald. Die 516 mln. die minister Vogelaar voor het wijkenbeleid uittrekt, komt via de vennootschapsheffing van de corporaties. Vindt u dat zij daarnaast nog meer geld uit eigen middelen aan die taken moeten besteden?

De heer Depla (PvdA):

Volgens mij is het heel duidelijk: er is geen akkoord over de vennootschapsbelasting. Daar hebben zij geen akkoord over gesloten; dat besluiten wij hier in de Kamer. Er gaat inderdaad 500 mln. naar de algemene middelen. Zoals u weet, is in het regeerakkoord uit de algemene middelen heel veel geld beschikbaar gesteld voor de wijkaanpak, aan de ene kant via de envelop van de gemeenten die extra geld gekregen hebben en aan de andere kant via de wijkagenten enzovoort. Ik zie de voorzitter al kijken. Ik mag al die mooie voorbeelden niet noemen. Dat is een.

Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de sector 150.000 woningen extra kan bouwen, kan investeren in energiebesparingsmaatregelen, kan investeren in wijken en vennootschapsbelasting kan betalen. Het enige probleem is dat dit een gemiddelde uitkomst is, dat er ook corporaties zijn die dit niet kunnen. Daarom is het zo belangrijk om een goed werkend vereveningsfonds op te zetten om het mogelijk te maken dat alle corporaties kunnen investeren, ook buiten de 40 wijken.

De heer Jansen (SP):

U zegt dat het best goed is als corporaties niet alleen hun geld besteden aan hun kernactiviteiten, maar ook aan andere activiteiten, die zij ook kunnen uitbesteden. Maar bent u van mening dat corporaties die niet genoeg doen aan hun kernactiviteiten, op grond van de wijkactieplannen wel geld zouden moeten steken in andere activiteiten, uit te voeren door derden?

De heer Depla (PvdA):

Ja.

De heer Jansen (SP):

Dat vindt u acceptabel terwijl zij hun kerntaken, zoals de bouw van betaalbare woningen, onderhoud en zorgen voor de leefbaarheid, niet goed uitvoeren?

De heer Depla (PvdA):

Dan begrijp ik u verkeerd. Het is zeer acceptabel. Wij kennen beiden het voorbeeld van een corporatie uit Utrecht die tot voor kort niet zo geweldig presteerde. Daarbij was geld niet het probleem, maar capaciteit. Corporaties zijn prima in staat om zelf iets te doen aan onderhoud en het bouwen van woningen, het bijdragen aan extra investeringen in buurten kunnen zij dan overlaten aan clubs die daar wel goed toe in staat zijn. Het voorbeeld waarop ik doel, is niet goed meer te gebruiken, omdat er bij die corporatie duidelijk een verandering gaande is. Meestal heeft het te maken met managementcapaciteit, niet met geldproblemen.

De heer Jansen (SP):

En u vindt het dus acceptabel dat corporaties geld beschikbaar stellen voor activiteiten van derden, terwijl zij zelf slecht presteren?

De heer Depla (PvdA):

Ja, maar u luistert niet naar wat ik zeg. Ik zeg dat er geen enkel verband is tussen vermogen en slecht presteren.

De heer Madlener (PVV):

Het is net alsof ik een echo uit het verleden hoor, als ik iemand van de Partij van de Arbeid hoor spreken: de problemen in de stadswijken gaan wij oplossen met meer sociale activiteiten. Ik zou zeggen: pak de huisjesmelkers aan, pak de mensen aan die het na twintig jaar nog steeds vertikken om Nederlands te spreken, de criminelen, de drugsdealers die de wijken bevolken, allochtone macho's die de boel terroriseren, mensen die helemaal geen zin hebben om te werken. Dat zijn de mensen die de problemen veroorzaken in die wijken, maar u wilt meer sociaal. Hoe sociaal kan een land zijn? Nederland is toch al hartstikke sociaal? U ben sociaal voor de verkeerde groepen, daarmee lossen wij de problemen niet op. Ik herken precies de situatie in het Rotterdamse, hiermee laat u de mensen in de steek.

Ik heb ook nog een vraag over de woningcorporaties. Eigenlijk geeft u de corporaties een sigaar uit eigen doos: u zult wel even regelen wat zij niet willen regelen, en tegelijkertijd wilt u vennootschapsbelasting heffen. Zou u het niet veel beter vinden als de woningcorporaties zich gewoon met hun kerntaak bezighielden? En bij die kerntaken, het bouwen en aanbieden van socialehuurwoningen, behoren toch geen megasalarissen, daar behoort toch geen vennootschapsbelasting bij?

De heer Depla (PvdA):

Ik merk dat u uw interrupties gisterenavond al voorbereid hebt, want er is weinig verband tussen die interrupties en wat ik vertel. Het gaat u erom dat wij niet alleen sociaal doen, maar ook iets aan veiligheid doen, huisjesmelkers aanpakken enzovoort. Het gaat mij om de tegenstelling tussen een fysieke aanpak en een sociale aanpak. De in uw ogen vermaledijde PvdA-fractie in Rotterdam heeft vandaag een heel goed voorstel gedaan om hypotheek- en huisjesmelkersfraude aan te pakken. Ik vind het prima, wij willen ervoor zorgen dat er wetten komen om dit mogelijk te maken.

Verder gaat het bij inburgering om extra wijkagenten, om niet-fysieke maatregelen. Het gaat om het hele pakket van niet-fysieke maatregelen, dat bedoel ik met sociaal. Als u dit een echo uit het verleden noemt, moet u eens naar Rotterdam kijken. Daar zijn onder het vorige college met veel succes heel veel appartementen gebouwd, maar dat was zo fysiek dat er nu ineens geen vraag meer naar is. Je moet dus altijd bedenken dat je alleen succesvol kunt ingrijpen in de stad als je aandacht besteedt aan fysiek, sociaal, werk, onderwijs en veiligheid, aan het hele pakket.

De heer Madlener (PVV):

Ik hoor u weer niets zeggen over het hard aanpakken van de criminelen die daar de boel verzieken. Denkt u nu echt dat het weghalen van een zak geld bij de corporaties en die in de wijken gooien de brede problemen zal oplossen die in al die jaren met PvdA-beleid ontstaan zijn?

De heer Depla (PvdA):

Nee, daar geloof ik niet in. U luistert helemaal niet. Het gaat niet alleen om geld. Als ik het woord "veiligheid" in de mond neem, lijkt het wel alsof er bij u een bliepje gaat. "Veiligheid" uit de mond van een PvdA'er is volgens u niet mogelijk. Een debat heeft dan geen zin. Van tevoren bedenkt u al dat de Partij van de Arbeid alleen maar wil "pamperen". Huisjesmelkers worden in uw eigen stad fors aangepakt en ook wordt met behulp van wijkagenten fors ingezet op de veiligheid en op laakbaar gedrag op straat. U wilt dit niet zien en denkt: dit kan niet waar zijn, ik leef in een andere tijd. U moet vooral zo doorgaan, maar de mensen voor wie u zegt te staan hebben daar helemaal niets aan. Zij hebben er wat aan als er wat gebeurt in Rotterdam. Aan dit soort prietpraat hebben zij niets.

De voorzitter:

U bent door uw interrupties heen, mijnheer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn tweede vraag. Behoren volgens de PvdA de megasalarissen die de directie nu opstrijkt en de vennootschapsbelasting die u ze wilt opleggen, tot de kerntaak van de woningcorporaties?

De heer Depla (PvdA):

U kent vast het regeerakkoord. Daarin staat dat in de publieke sector de Balkenendenorm geldt. Wat mij betreft vallen de woningbouwcorporaties ook onder die norm. Dat hebben wij in de Kamer al eerder besproken. U vraagt of de vennootschapsbelasting behoort tot de kerntaak van de woningcorporaties. Ik wil graag het debat van vorige week en van de week daarvoor met u overdoen. Wij denken dat dit een goede manier is om het oververmogen dat ongebruikt op de plank ligt beschikbaar te stellen voor de buurt en de buurtbewoners. Mijn antwoord luidt dus "ja".

De vergadering wordt van 18.38 uur tot 20.00 uur geschorst.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik excuseer mijn collega Sietse Fritsma, die helaas met een niet-ernstig ongemak thuis zit. Hij is onze specialist als het om integratie gaat, waarover hij een mooi boek heeft geschreven. Ik beperk mij vandaag tot het onderwerp "wonen".

Nederland kan een fantastisch land zijn om te wonen, maar helaas moeten steeds meer mensen in de Randstad uitwijken naar de provincie om nog een betaalbare woning te kunnen vinden, terwijl de mensen in de provincie uitwijken naar België en Duitsland om nog een betaalbare woning te kunnen vinden. Dat is jammer. Als je naar je zin woont, heb je een prettig leven. Wonen is onze grootste kostenpost, en dat wordt met dit kabinet niet beter. De prijs van een koopwoning is de laatste vijftien jaar veel harder gestegen dan de inflatie, wat een koopwoning inmiddels onbetaalbaar maakt voor heel veel mensen, voor mensen die hard werken en soms twee salarissen hebben. Zij werken hard om een leuk huis te kunnen kopen om hun kinderen daar groot te brengen. Dat zit er voor veel mensen niet meer in. Wij vinden dat een schande, aangezien Nederland een rijk land is, maar daar hoort een fijne woning bij. Van een nieuwbouwwoning van 2,5 ton bedragen de kale bouwkosten ongeveer € 90.000. Waar blijft dat geld? Dan zie je dat op zo'n woning al € 50.000 btw wordt afgedragen, wat dus zo in de staatskas verdwijnt. De overblijvende € 110.000 gaat op aan procedures en grondkosten. Dat zou niet nodig moeten zijn. Wij moeten onze jonge gezinnen betaalbare woningen met kwaliteit kunnen bieden. Het gaat op dit punt dus niet goed.

Ik vond de bijdrage van het CDA op dit punt erg teleurstellend. Die partij lijkt hier helemaal geen oog voor te hebben, en komt slechts met een motie over volkstuinen. Is dat nu waar het wonen in Nederland zoveel beter van wordt? Ik heb niets tegen volkstuinen, maar dat is niet het probleem. Het probleem is dat de woningen zo duur zijn. De forse hap btw die in iedere woning zit – een woning is toch een eerste levensbehoefte – gaat omhoog, evenals de ozb, de rioollasten en de energiebelasting. Wij worden daar niet vrolijk van. Oftewel: het wordt steeds minder leuk om te wonen in Nederland. De ambitie van de minister wordt dan ook nog neerwaarts bijgesteld: geen 100.000 woningen, maar minder, en dan worden woningen een schaars goed. Dat is jammer, want een leuke woning zou de beloning moeten zijn van het hebben van een baan en van je best doen in de maatschappij. Dit kabinet komt op dit punt met geen enkele oplossing, sterker nog, het laat het compleet afwegen als het gaat om woningen voor jonge gezinnen. Daar spreek ik vooral het CDA op aan, want die partij pretendeert de partij van de gezinnen te zijn.

De paar autochtonen en de vele nieuwe Nederlanders die in de prachtwijken wonen, worden wederom in de steek gelaten, dit keer door de Partij van de Arbeid. De PvdA heeft lang in de regering gezeten en heeft ervoor gezorgd dat een heleboel mensen naar Nederland kwamen. Alle problemen die dat heeft veroorzaakt in de grote steden moeten nu worden opgelost met, in de woorden van de heer Depla, "sociaal". Wanneer zijn wij nu eens "uitgesociaald"? Nederland is heel sociaal. Men kan er goed naar school, er is fatsoenlijk onderwijs, er is fatsoenlijke zorg. Met dit kabinet wordt het natuurlijk wel steeds minder, maar goed... Voor mensen die zich normaal gedragen is het in dit land nog steeds goed toeven. Maar er zijn mensen die zich van "sociaal" niets aantrekken. Dat zijn de mensen die in die wijken de overlast veroorzaken. Een verfje heeft dan geen zin, net zo min als geld afpakken van de woningstichtingen en het vervolgens weer terugpompen in die wijk. Ik verwacht van dit kabinet een brede visie op de aanpak van die wijken; die ontbreekt. Is de minister bereid haar actieplannen voor de krachtwijken te herzien? Is zij bereid zelf de regie ter hand te nemen en samen met al haar collega's die er iets mee te maken hebben, maar vooral die van Justitie en van BZK, met een visie te komen op de aanpak van de problemen in de krachtwijken?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik ben gewoon verbijsterd! Ik kon de inleiding al niet geloven. Jullie weten altijd wel een link te leggen met integratie. Nou hebben wij een debat over onder meer integratie en...

De voorzitter:

Mevrouw Van Toorenburg, u moet wel gewoon vousvoyeren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

O sorry, dat had ik niet in de gaten.

Ik wil heel graag van de heer Madlener weten of hij iets kan vertellen over integratie en over de plannen van de minister.

De heer Madlener (PVV):

Ik heb net mijn collega geëxcuseerd. Hij zit helaas thuis met een lastige darmaandoening. Ik neem echter aan dat mevrouw Van Toorenburg de geluiden van mijn fractie op dit punt toch meerdere malen heeft kunnen vernemen. De Partij voor de Vrijheid loopt altijd voorop in het integratiedebat. Ik neem aan dat zij het nu niet erg vindt dat ik in dit debat, dat evenzeer over wonen gaat, op dit punt mijn collega excuseer. Ik denk dat er nog genoeg debatten volgen die zij kan voeren met de heer Fritsma.

De heer Depla (PvdA):

Het valt mij wel op dat u blijkbaar inderdaad helemaal niet geïnteresseerd bent. U bent altijd aanwezig in het debat, maar als het gaat om concrete voorstellen in een begroting, waar het er werkelijk toe doet, dan bent u er niet. Dan worden er darmproblemen bij gehaald. De PVV-fractie bestaat uit negen mensen. Als het er werkelijk om gaat, kunt u statements maken. Als het echter aankomt op het doen van concrete wijzigingsvoorstellen, dan schuwt u het debat. Dat valt mij erg van u tegen.

De heer Madlener (PVV):

Ik schuw geen enkel debat. Ik sta hier vanuit mijn expertise; dat is wonen. Ik heb gezegd dat ik ieder debat aanga. Als het gaat om het in de steek laten van mensen, dan wil ik u herinneren aan uw stemgedrag over het recht van koop van socialehuurwoningen. Op dat punt laat u de huurder in de steek. Dat vind ik jammer.

De heer Van Heugten (CDA):

U schetst dat u van alles ziet. U ziet btw en kabinetsplannen. Ik zie echter helemaal niets van de PVV. U hebt geen enkel concreet voorstel, geen enkele visie bijgedragen. U hebt helemaal niets bijgedragen. Ik zie niks!

De heer Madlener (PVV):

Ik ben hierover verbijsterd. Wij zijn met tal van voorstellen gekomen om de situatie voor de Nederlandse burgers te verbeteren. Als het gaat over belastingverlaging, het tegenhouden van btw-verhoging en het bouwen van meer woningen die beter aansluiten bij de behoeften, staan wij altijd vooraan. En dan gaat u zeggen dat wij met niets komen? Ik spreek hier tegen uw minister en uw kabinet; ik spreek u aan op uw rol, want u hebt niets gezegd over de problemen die ik zojuist heb besproken. Dat vind ik verbijsterend.

De heer Dibi (GroenLinks):

De PVV heeft een enorme achterban die zich ontzettend veel zorgen maakt over de integratie en over de participatie van allochtonen. Nu heeft u de kans om bij een van de grootste debatten van dit jaar op het gebied van integratie uw partijstandpunt uit te dragen en met concrete voorstellen te komen, en dan horen wij helemaal niets van u. Schaamt u zich hier niet voor ten opzichte van uw kiezers?

De heer Madlener (PVV):

Als het gaat om immigratie en integratie, denk ik dat de Partij voor de Vrijheid altijd voorop staat. Ik heb zojuist gezegd dat mijn collega zelfs een boek heeft geschreven over zijn ervaringen met immigratie. Wij komen binnenkort met een immigratienota. Wij staan altijd vooraan om dit soort problemen te bespreken, en dat weet de heer Dibi ook, want hij staat dan weer vooraan om ons te bevragen. Ik vind het een beetje flauw om mij hierover te interrumperen nu mijn collega ziek is. Ik zou zeggen: ik sta hier voor wonen, vraag mij over de visie die wij hebben. Dit soort flauwigheden ben ik niet gewend.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag bespreken wij de eerste begroting voor Wonen, Wijken en Integratie. Het debat gaat de laatste tijd vooral over de veertig krachtwijken, waar sprake is van een opeenstapeling van problemen, zoals criminaliteit, slechte kwaliteit van gebouwen en eenzijdige samenstelling van de bevolking. Dergelijke vraagstukken spelen ook elders in de samenleving, al is het vaak op een andere schaal. Er is sprake van een toenemende anonimiteit en dat baart ons zorgen. Steden bieden ook kansen. Het zijn plaatsen waar burgers kunnen opklimmen, zoals in de begroting staat. Dit geldt ook voor dorpen, ook al vind je daar meestal geen grote scholen en bedrijfslocaties.

Mijn fractie is blij met de aandacht van de minister voor de 40 krachtwijken. Hoe denkt zij het waterbedeffect in omliggende wijken te voorkomen? Ik ondersteun het pleidooi van het CDA voor een aanpak voor regio's die te maken hebben met een afnemende bevolking, zeg maar krachtregio's. Wat is nodig om krachtwijken te behouden en te voorkomen dat er nieuwe aandachtswijken ontstaan? Volgens de ChristenUnie moet er ook aandacht komen voor preventieve maatregelen. Graag hoor ik hierop een reactie van de minister.

Hoe is concreet invulling gegeven aan de motie-Adelmund c.s., waarin wordt gevraagd om te komen met arrangementen voor gemeenten die net buiten de criteria voor het grotestedenbeleid vallen, zoals Almere? Ik vraag dit specifiek omdat Almere ook buiten de knelpuntenpot valt. Ik overweeg hierover met een motie te komen.

De gemeenten hebben behoefte aan meer flexibiliteit bij de besteding van gelden voor stedelijke vernieuwing en de wijkaanpak, bijvoorbeeld door het inzetten van middelen voor een fonds dat zichzelf in stand houdt, met laagrentende leningen. Bij de ISV is er een uitweg via de zogenaamde brede verantwoording, maar hoe gaat dit bij de wijkaanpak? Er mag geen discussie ontstaan over de wijze van verantwoording.

Vervolgens kom ik op het wonen. De ambitie in de nieuwbouwbrief is 80.000 tot 83.000 nieuwe woningen per jaar. Deze komt overeen met de prognose, maar is lager dan het aantal woningen dat nodig is om in 2010 een woningtekort van 1,5% te halen, te weten 88.000. Waarom kiest de minister niet voor een ambitie van 88.000? Dat is een schone taak voor de regionale woningbouwregisseurs die de minister wil inzetten.

Ziet de minister naast de extra rijksbijdrage voor eigen bouw andere mogelijkheden om regio's die goed presteren, tegemoet te komen of te belonen? Het gaat niet alleen om aantallen, maar ook om kwaliteit en typen woningen. Er zijn geen rijksdoelen voor typen woningen geformuleerd, maar door de verdichtingsdoelstellingen heeft de minister indirect wel invloed op de samenstelling van de woningvoorraad. Er is een overproductie van appartementen. Is de minister bereid hierover in gesprek te gaan met de gemeenten? In de binnensteden is veel winst te boeken, met behoud van groen. Ik ben dan ook blij met de door de minister aangekondigde actie.

Hoe staat het met de afspraken die in 2005 zijn gemaakt over studentenhuisvesting? Veel studenten kunnen moeilijk een kamer vinden of betalen, omdat er sprake is van veel te hoge huren. Hierover is heel weinig terug te vinden in de begroting.

De vergrijzing maakt de bouw van meer betaalbare senioren- en zorgwoningen noodzakelijk. In de begroting is sprake van stimuleren, faciliteren en monitoren. Er staan wel ambities in, maar zij worden niet gerelateerd aan de realisatie in de afgelopen jaren. Met de vergrijzingsgolf die op komst is, is het van belang dat de ambities worden gehaald. Er dreigen nu al tekorten. Gaat de minister de doelen halen? Zouden hier niet middelen en/of aanvullende instrumenten tegenover moeten staan, bijvoorbeeld afspraken met de regio's? Ik ontvang signalen dat gemeenten die aan de slag gaan met de Wmo, onvoldoende aangepaste woningen kunnen vinden. Ik zou daarbij onder het motto "Samen leven, samen wonen" willen pleiten voor meer aandacht voor betaalbare, kleinschalige, collectieve huisvesting voor ouderen binnen de dorpen en steden.

Tot slot wil ik een enkele opmerking over integratie plaatsen. Ik hoop dat wij in januari verder kunnen praten over de Integratienota. Over het Deltaplan Inburgering hebben wij al een stevig debat gevoerd. Het is van belang dat iedere nieuwe Nederlander zo snel mogelijk inburgert. Dit is zowel voor de persoon zelf als voor de samenleving van groot belang. Daarom ben ik zeer benieuwd naar de ideeën van de minister over een gemeenschappelijke beleidsagenda met de gemeenten voor integratie. Het gaat om omgaan met elkaar, om sociale cohesie. Dit geldt voor alle burgers. Dat is wat ons betreft het vertrekpunt. Knelpunten voor verschillende doelgroepen moeten worden weggenomen. Ik denk daarbij ook aan ouderen en gehandicapten. Hoe voorkomen wij dat zij in een isolement raken?

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Op 11 september 2001 zijn niet alleen twee vliegtuigen gekaapt die onnoemelijk veel schade hebben aangericht, maar is voor mijn gevoel ook mijn geloof gekaapt door zowel extremistische moslims als islamofobe politici en anderen. Van de ene op de andere dag was de botsing van beschavingen een feit. Ook in ons integratiedebatje gaat het vooral om het conflict tussen islamitische waarden en westerse waarden. Jonge Nederlandse moslims die oververtegenwoordigd zijn in allerlei probleemstatistieken, worden gebruikt als bewijs voor de aversie van de islam voor in het Westen heersende normen en waarden. Voor mij is de extreme islam juist een vijand van twee beschavingen, van ons allemaal, maar is er op het gebied van integratie iets heel anders aan de hand.

Om het debat terug te brengen tot de kern, is een stevige dosis Hollandse nuchterheid nodig. Die heb ik gevonden in niemand anders dan Ciske de Rat, afgebeeld op mijn T-shirt. Ciske de Rat is het verhaal van een onhandelbaar joch, dat prima voldoet aan de huidige definitie van een straatterrorist of puntje-puntje-Marokkaan. Hij is schoolverlater, crimineel en moeilijk te resocialiseren. Hoe erg Ciske de Rat het echter ook maakte – hij heeft zelfs zijn moeder neergestoken – er was niemand die ook maar één seconde dacht over het uitzetten of afschrijven van deze jongen. Sterker nog, ik weet zeker dat iedereen hier warme gevoelens krijgt bij het horen van zijn beruchte uitspraak: "Krijg toch allemaal de puntje-puntje-puntje."

Ik wil het hebben over autochtone en allochtone jongeren die dreigen af te glijden, terwijl wij hen juist nodig hebben voor de toekomst van Nederland. Niet de Marokkaanse of islamitische cultuur maar de straatcultuur versterkt de overlast die groepen allochtone jongeren veroorzaken, concludeert Jan-Dirk de Jong, na jarenlang te hebben meegelopen met jongeren in mijn buurt, Amsterdam-Slotervaart. Groepsdruk, versterkte loyaliteitsverwachtingen en een spannende zoektocht naar de ene kick na de andere blijken de voornaamste oorzaak te zijn. Elke keer dat een politicus opstaat en "het is tuig, het zijn straatterroristen" roept, is dat een vorm van erkenning en aandacht die deze jongeren verder drijft en groter maakt. Hetzelfde geldt voor autochtone jongeren oftewel de zogeheten "Lonsdalejongeren", die volgens recent onderzoek een groter probleem zijn dan radicaliserende jonge moslims. Het is niet de Hollandse cultuur die hen aanspoort om etnisch gerelateerde overlast te plegen, maar diezelfde straatcultuur van "jezelf bewijzen ten opzichte van de groep".

Ik kom deze jongens niet tegen in de nota van de heer Kamp maar ook niet bij Trots op Nederland, dat hier sowieso afwezig is, of bij de PVV. De leus van Ciske de Rat is al deze jongeren op het lijf geschreven. Al deze jongeren verdienen de aandacht van dit kabinet, en een analyse van de jeugdstraatcultuur biedt handvatten voor politiek beleid. Daarbij wil ik opmerken dat het onacceptabel is dat deze jongeren zich onderdompelen in slachtoffergedrag. Zij moeten ook zelf aangeven dat zij bereid zijn om mee te werken en deel te nemen aan de samenleving. Om deze jongeren, zowel autochtoon als allochtoon, in te burgeren, stel ik een "puberruil" voor. Men kent het begrip wel van het gelijknamige KRO-programma, waarin jongeren zich leren in te leven in andere jongeren door in hun belevingswereld terecht te komen. Daarom wil GroenLinks dat jongeren die etnisch gerelateerde daden plegen, allochtoon of autochtoon, door de rechter een taakstraf opgelegd krijgen die gericht is op integratie. Een Lonsdale-jongere krijgt bijvoorbeeld een taakstraf opgelegd in een jongerencentrum in Amsterdam-West. Graag hoor ik een reactie van de minister. Kan de minister aangeven hoe zij deze jongeren in de preventieve sfeer met elkaar in contact wil brengen?

Uitsluiting, versterkt door loyaliteit binnen de straatcultuur, bemoeilijkt oplossingen en integratie. Ik heb maanden geleden samen met RTL4 een undercoveronderzoek gedaan in het Amsterdamse nachtleven. Ik werd samen met mijn broertje geweigerd, terwijl twee verslaggevers met dezelfde kleding wel naar binnen mochten. Dat gaf veel heisa. Koninklijke Horeca Nederland, de politie, wethouders: iedereen sprak er schande van. Het is iedere week raak met discriminatie in het uitgaansleven, maar er was ineens heel veel aandacht voor toen het om een lid van de Tweede Kamer ging. Dat was mooi. Het was ook de bedoeling. Daarna bleef het echter akelig stil. Dat zegt veel over wat er gebeurt bij een willekeurige Mohammed, Jermaine of Joop. Ik stel vast dat de huidige aanpak niet werkt. Ik hoop dat de nieuwe minister spijkers met koppen wil slaan. Is de minister bereid, boetes uit te delen bij de eerste overtreding? Bij de derde overtreding moet de vergunning vervolgens ingetrokken worden. Graag een reactie. Ik wil ook dat de minister ingaat op de suggestie om de Arbeidsinspectie boetes uit te laten delen als discriminatie geconstateerd wordt. De CDA-fractie overweegt mijn partij daarbij te steunen.

Ik was positief verrast toen ik vandaag las dat minister Ter Horst de politie-uniformen wil moderniseren. Een tulband, hoofddoek of keppeltje zijn geen taboe meer. Is de minister het eens met haar collega? De veiligheidsproblemen in de Vogelaarwijken zijn gebaat bij agenten die kennis hebben van de problematiek en van de culturele verschillen, van de verschillen in taal en gewoonte. Daarom moeten er meer Marokkanen, Antillianen en Turken bij het politiekorps werken. Het gaat niet alleen om poppetjes binnenhalen, maar vooral om poppetjes binnenhouden. De uitstroom moet teruggedrongen worden, het liefst via prestatieafspraken. Welke bijdrage levert de minister hieraan?

Ik heb last, mijn moeder heeft last, de buurt heeft last en Nederland heeft last van een groepje jongeren die stelselmatig voor problemen zorgen. Ook GroenLinks wil dat er hard wordt opgetreden. Het gaat echter niet om harder straffen, maar om slimmer en sneller straffen. De pakkans moet vergroot worden en er moet creatiever worden gewerkt. Agenten in burger moeten verstorende acties opzetten. Er moet gebruik worden gemaakt van recherchewerk en er moeten meer informanten in de buurt worden aangeboord.

Integratie geldt voor iedereen, allochtoon en autoch­toon. De mooiste definitie van integratie is ritsen op de snelweg: de een moet invoegen en de ander moet ruimte maken. Dat leidt soms tot onduidelijkheid en botsingen, maar ritsen zonder rijbewijs heeft vaak een fatale afloop.

Ciske de Rat was een van onze kwajongens. De Marokkaanse, Turkse en Antilliaanse probleemjeugd is ook van ons. Aan een intellectuele discussie over de botsing der beschavingen of aan blèrende politici hebben zij niks. Deze jongens hebben een opleiding, een stage, een baan en een leefbare wijk nodig. Over die wijken zal Ciska de Rat het woord voeren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vat dit op als een compliment van mijn collega!

De eerste begroting van deze minister krijgt wat GroenLinks betreft nog geen voldoende. Dat spijt mij zeer. Ik heb deze minister best hoog zitten. Ik stel echter vast dat zij haar zaakjes nog niet op orde heeft. Zij heeft de corporaties overgeleverd aan minister Bos van Financiën. Die roomt de corporaties voor ongeveer 500 mln. per jaar af, zonder dat dit geld ten goede komt aan de wijken of de bewoners. Ook het centraal fonds, WSW, Aedes en de Woonbond constateren dat deze vennootschapsbelasting de corporaties in grote financiële problemen gaat brengen. De sector wordt leeggezogen, terwijl er juist geld in de wijken moet worden gepompt. Ik wil hierop een reactie van de minister.

De minister heeft ook een slechte deal gesloten met Aedes. Liever gezegd, zij heeft geen deal gesloten met Aedes. De corporaties weigeren te tekenen voor een akkoord dat per jaar 250 mln. extra zou moeten opleveren voor de 40 krachtwijken. Bovendien, het is geen 250 mln. extra. Door schimmige en vastgoedconstructies tussen de corporaties is onduidelijk hoe veel geld er nu extra naar de wijken gaat. Een UvA-wetenschapper schat het extra geld in op 5 mln. per jaar. Het CFV komt uit op maximaal 35 mln. per jaar. Als de Belastingdienst bij het fonds gaat heffen, kan het saldo zelfs negatief uitvallen. De minister heeft de huid al verkocht voor de beer geschoten is! GroenLinks doet een beroep op de minister om een wettelijke regeling te maken die ervoor zorgt dat de corporaties cash geld afdragen aan het Centraal Fonds Volkshuisvesting dat vervolgens verdeeld kan worden over de oude wijken. Je zou kunnen zeggen dat wij die wijken dan gaan verheffen door te heffen. De heer Depla heeft hier ook iets over gezegd en ik hoop dat wij samen op dit punt dan ook zaken kunnen doen.

Voorzitter. Minstens zo belangrijk als investeren in bakstenen zijn investeringen in de mensen. Om van oude wijken krachtwijken te maken, moeten wij ook investeren in de kracht van de bewoners. Zeg maar het plan van de mens! De GroenLinks-fractie vindt dat deze minister haar rol van coördinerend bewindspersoon nog onvoldoende inhoud geeft, zeker als wij bedenken dat zij een prachtig cv heeft met veel ervaring in onderwijs, re-integratie, vakbeweging, bedrijfsleven en ga zo maar door. Het gat dat het kabinet laat vallen, probeer ik te dichten met mijn tienpuntenplan "Sterke mensen zijn de echte kracht van de wijken". Waar deze minister stopt, gaat GroenLinks verder. Ik pleit onder andere voor forse investeringen in het aan het werk helpen van bewoners, bijverdienregelingen, vrijlaten van inkomsten, microkredieten voor een eigen bedrijf, het recht van alle huurders om hun huis te kopen – dat lost meteen alle financiële problemen van de corporaties op – en een personal coach die met alle bewoners een persoonlijk ontwikkelingsplan maakt en ik zal mijn voorstellen zo aan de minister aanbieden. Natuurlijk heb ik ook kopietjes voor de collega's meegebracht. Ik vraag de minister om al in eerste termijn op mijn voorstellen te reageren.

De minister heeft ons een reactie gestuurd op het LSVb-onderzoek Check je kamer. Het komt er eigenlijk op neer dat de minister niet wil en dat de minister niets doet, terwijl tienduizenden studenten geen kamer hebben of een te dure of onveilige kamer. Volgens GroenLinks moet de markt worden gereguleerd, dus ook huurtoeslag voor studenten. Ik verwacht dat de minister daarop ingaat.

Over de huurtoeslag gesproken. GroenLinks is van mening dat de korting van € 200 per huurder per jaar van tafel moet. Dat had ook in het coalitieakkoord moeten worden geregeld. Ik vraag de minister of er nog enige hoop gloort in 2009 als de koopkrachtenveloppe eindelijk opengaat of dat de huurders het wel kunnen vergeten, terwijl er de komende jaren voor de hypotheekrenteaftrek nog eens 4 mld. extra bij moet om die te financieren.

Ik had nog iets willen zeggen over de woningnood, maar dat sla ik maar over.

Ten slotte iets over de sport. Wat ons betreft is meer aandacht nodig voor sport in de oude wijken. Het is gezond en geeft bewoners van jong tot oud de gelegenheid om elkaar te ontmoeten. GroenLinks ziet graag dat de minister met het Jeugdsportfonds en NOC*NSF een deal sluit voor meer sportfaciliteiten in de krachtwijken, bijvoorbeeld trapveldjes. Niet om rotzooi te trappen, maar om tegen een bal aan te trappen. Ik overweeg om in tweede termijn hierover een motie in te dienen, maar wie weet kan de minister mij alvast in haar eerste termijn hierover een toezegging doen.

Dan wil ik de minister nog mijn plan overhandigen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik ben lid van Hare Majesteits oppositie, maar wil toch beginnen met een aardige opmerking. Zeker bij deze eerste begrotingsbehandeling van deze minister mag ik toch wel zeggen dat ik over het algemeen gecharmeerd ben van haar prettige en stevige toon in het integratiedebat. Daarnaast vind ik haar slordige dictie wel erg grappig. Ook inhoudelijk gezien heeft D66 veel sympathie voor haar beleid en voor het feit dat zij vaak weerwerk biedt tegen de zeg maar wat puberale wijze waarop volwassen politici zich soms in dat integratiedebat roeren. Toch kunt u, af en toe, wat uit de bocht vliegen. Dan bent u in uw redenering wat slordig, bijvoorbeeld toen u net minister was en de vraag kreeg voorgelegd of u het weigeren van een huwelijk tussen twee mannen of twee vrouwen net zo kwalijk vond als het weigeren van een huwelijk tussen mensen met verschillende religieuze achtergronden. U antwoordde toen: nee, dat is heel wat anders. Slordig voorbeeld. Dezelfde slordigheid toonde u...

De voorzitter:

Wilt u de minister via de voorzitter aanspreken? Het wordt zo wel erg direct en misschien te persoonlijk.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter, u hebt gelijk.

Eenzelfde slordigheid toonde de minister toen zij sprak over de joods-christelijk-islamitische grondslag van de toekomstige samenleving. Slordig, want we moeten juist aan onze nieuwe Nederlanders duidelijk maken dat onze samenleving op iets anders stoelt. Niet religie bindt de Nederlandse samenleving, maar onze grondrechten. De Nederlandse samenleving onderscheidt zich door Spinoza, De Groot en Erasmus en niet door Mozes, Jezus of Mohammed. Het feit dat we in dit land het fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting hebben – en religie schik ik daar ook onder – is immers een voortvloeisel van een verlicht idee, waar de Grondwet ook weer een uitvloeisel van is. Juist de minister voor Integratie moet een zorgvuldige bijdrage leveren aan dit debat. Dat doet zij in het algemeen wel, maar wij houden haar daar wel scherp op.

Het is goed dat integratie niet meer is gekoppeld aan het ministerie van Justitie; hiermee vervalt de associatie tussen strafrecht en immigratie- en integratieproblematiek. Dat lijkt me ook een stuk beter motiverend voor de nieuwe Nederlanders die ongelooflijk hun best doen. Mensen die niet hun best doen en de kantjes ervan aflopen, moeten natuurlijk worden aangepakt. In andere debatten hebben wij daarvoor diverse voorstellen gedaan en gesteund. Omdat integratie onder andere tot uitdrukking komt in wijken, kiest deze regering voor het ministerie van Volkshuisvesting. Dat is op zichzelf prima, al had Sociale Zaken natuurlijk ook gekund. Maar omdat dit kabinet niks wil doen aan de flexibilisering van de arbeidsmarkt en het ontslagrecht, wat deze mensen zeer goed van pas zou komen, is het misschien logisch om dit daar niet onder te brengen.

De regering kiest voor de koppeling aan de woningmarkt. Prima, maar ik heb toch een aantal belangrijke kritiekpunten. Tot onze teleurstelling gebeurt er niets aan de verstarde huurmarkt. Deze loopt door subsidies vast, is niet toegankelijk voor outsiders en studenten. Ouderen die meer aanpassingen aan hun huis nodig hebben, kunnen niet worden bediend. Ook gebeurt er vrijwel niets aan de koopmarkt. De hypotheekrente blijft in stand, starters staan veelal aan de kant en het is lastig om een echte wooncarrière te maken. Het is duidelijk dat beide systemen aan het eind van hun Latijn zijn. Dat wordt ook bevestigd door, bijvoorbeeld, de VROM-raad, de SER, het CPB, de REA, de Raad van State; alle kleuren, alle staturen, voor ieder wat wils. Ze zeggen allemaal dat het niet langer kan en dat de regering moet ingrijpen, maar op dit punt kent de regering een denkverbod. Vandaag lazen we dat zelfs deze minister daarover teleurgesteld is en zegt dat het komende kabinet er niet onderuit komt om iets aan de hypotheekrente te doen. Ik vind dat enigszins laf: wel belletje trekken, maar niet aan de voordeur blijven staan. Ik wil dat zij morgen op dat punt een toelichting geeft en haar argumenten met deze Kamer deelt; een beetje reageren in de krant schiet namelijk tekort.

Het wijkenbeleid hebben wij in allerlei debatten sympathiek gevonden. Van alles wordt gesubsidieerd; hartstikke goed als dat iets oplevert. Maar de afrekenbare doelstellingen zijn lastig te achterhalen. Hoe worden die bereikt als het macrovolkshuisvestingsbeleid verstard blijft? De Raad van State meende dat ook al in zijn advies aan de regering naar aanleiding van de begroting. Het is überhaupt maar de vraag of het gaat lukken; anderen zeiden ook al dat de afspraken met de woningcorporaties zijn opgeblazen en dat het onzeker is of hier nog nieuw leven in kan worden gebracht. Het kabinet heeft nu ondoordacht en uit louter budgettaire overwegingen gekozen voor een vennootschapsplicht voor de woningcorporaties. Dat is vooral om strategische redenen zeer onverstandig.

Graag krijg ik tot slot een reactie van de minister op het volgende. In het veld wordt ondertussen wel gedacht over nieuwe vormen van woningbouw en de manier waarop met corporaties kan worden omgegaan. Wij willen graag de reactie van de minister op de ideeën die de heer Bijdendijk, directeur van woningcorporatie Het Oosten, onlangs in een fraai boekje uiteenzette. Hij stelde dat de huurmarkt het best echt opengegooid kan worden en dat de 1,6 mld. aan uitgekeerde huurtoeslagen zouden moeten worden vervangen door de corporaties, die laagverdienende bewoners steunen met een kortingspercentage op de marktconforme huur. Hij noemde dit in zijn plannen een "inkomensafhankelijke, persoonsgebonden woonlastensubsidie"; een hele mond vol, maar een frisse kijk op dit grote probleem. Is de minister bereid om dit idee uit te werken, of geldt hier ook een denkverbod, zoals op andere punten in het coalitieakkoord is afgesproken? Wij horen sowieso graag een meer fundamentele visie van de minister op de rol van corporaties. Kunnen we die van haar verwachten?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. In het eerste jaar van dit programmaministerie zijn enkele speerpunten uit het regeerakkoord van een plan van aanpak voorzien. Met het Actieplan Krachtwijken en het Deltaplan Inburgering zijn goede stappen gezet. Hierover is al uitgebreid van gedachten gewisseld. Toch wil ik nog enkele opmerkingen maken over de wijkenaanpak.

De SGP-fractie maakt zich zorgen over de maatschappelijke investeringen van woningcorporaties. In de eerste plaats zal de inzet op de 40 probleemwijken een verschuiving van middelen veroorzaken binnen woningcorporaties die actief zijn in deze wijken. Helaas komen plannen in andere wijken dan op de tocht te staan. De inzet van een knelpuntenpot is positief, maar vooralsnog beperkt. Wil de minister deze verschuiving van middelen meenemen in de monitoring van de wijkenaanpak? In de tweede plaats dreigen door de invoering van de vennootschapsbelasting investeringsplannen voor herstructurering van wijken in de ijskast te worden gezet. Welke instrumenten kan de minister inzetten om deze plannen uit de ijskast te houden? Ook het rapport van het Centraal Fonds Huisvesting over het Investeringsfonds baart zorgen. De investeringsruimte die het Investeringsfonds biedt, haalt bij lange na niet de verwachte 750 mln. Hoe kan de minister voorkomen dat de wijkaanpak vertraging oploopt?

In het licht van de problemen op de woningmarkt viel mij op dat de VROM-raad onlangs een stevig waarschuwingsbord op de weg van het kabinet heeft gezet. Het devies was eigenlijk: het is tijd voor keuzes in het beleid ten aanzien van de woningmarkt. Problemen genoeg: lange wachtlijsten voor huren, achterblijvende woningbouw en starters die moeilijk een huis kunnen kopen. Onderkent de minister de in het rapport van de VROM-raad gesignaleerde problemen? Wat gaat de minister doen met de aanbevelingen van de VROM-raad? Wat de SGP-fractie betreft, is het tijd voor keuzes, bijvoorbeeld het maximeren van de hypotheekrenteaftrek en het afschaffen van de overdrachtsbelasting voor starters.

Onlangs hebben wij tijdens het vragenuur gesproken over kraken, mede naar aanleiding van incidenten in Amsterdam waar krakers grof geweld tegen de politie gebruikten. Het algemene punt dat daarbij aan de orde kwam, was dat het gebruik van andermans bezit, zonder toestemming en zonder enige vorm van betaling, het rechtvaardigheidsgevoel tart. Mijn fractie is daarom voor een kraakverbod. Op welke termijn kan de minister op dit punt meer duidelijkheid geven? Zij zei destijds dat zij nog in overleg is met de gemeenten.

De parlementaire enquêtecommissie Bouwnijverheid – waarvan ik deel mocht uitmaken – is in 2002 met allerlei aanbevelingen gekomen, ook om de aanbesteding van onder andere de Rijksgebouwendienst te verbeteren. Recent verscheen een interessante rapport van de Algemene Rekenkamer, Leren van parlementair onderzoek, waaruit blijkt dat aanbestedingsregels wel zijn aangepast maar dat de werkwijze nog verbeterd moet worden. De Rijksgebouwendienst heeft nog geen heldere aanbestedingsstrategie en voert maar beperkt marktanalyses uit. Bovendien worden aanbestedingsresultaten incidenteel en niet structureel onderzocht op onregelmatigheden. Kortom, er zijn nog wel een aantal tekortkomingen. Gaat de minister voortvarend invulling geven aan de aanbevelingen die de Rijksgebouwendienst heeft gedaan?

Wij hebben hier al herhaaldelijk gesproken over en aandacht gevraagd voor de beschikbaarheid van voldoende woonruimte voor de eigen bevolking, met name starters, in de kleine kernen. Recent hebben wij een brief van de minister ontvangen over hoe zij hiermee wil omgaan in het kader van de herziening van de Huisvestingswet. Eén puntje wil ik nu aan de orde stellen, het oogmerk van de minister om het gebruik van bindingseisen door gemeenten te beperken. Welke gevolgen heeft dit voor het toewijzen van woningen aan de eigen bevolking?

De Integratienota is onlangs gepresenteerd en zal binnenkort uitgebreid worden behandeld. Eén punt, dat hier al eerder aan de orde is gesteld, moet mij toch van het hart. De minister wil dat het percentage jongeren dat een negatieve houding heeft tegenover de islam, van 50 teruggebracht wordt naar 40 in 2012. Dat is óf een onzorgvuldige definiëring, óf een verkeerd spoor. De moslim als mens verdient een respectvolle bejegening, maar wij vinden dat wij de islam als godsdienst wel degelijk zeer kritisch tot afwijzend tegenover mogen staan. Daarom mijn vraag wat de minister precies bedoelt met de doelstelling zoals die is geformuleerd in deze begroting.

Voorzitter. Wij zien veel waarde in het stimuleren van de deelname van allochtonen op de arbeidsmarkt en op school. Dat is een heel effectieve maatregel, ook in het terugdringen van polarisatie. Ook moet het racisme krachtig bestreden worden en mijn fractie hoopt dat in het Actieplan racisme daarvoor concrete maatregelen worden opgenomen, waarmee ook het antisemitisme onder allochtone groeperingen kan worden tegengegaan.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven