38 (2010) Nr. 1

A. TITEL

Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds;

(met Bijlagen, Aanhangsels, Protocollen, Aantekeningen, Memoranda van overeenstemming en Gezamenlijke verklaringen)

Brussel, 6 oktober 2010

B. TEKST1)


Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds

Het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

de Republiek Hongarije,

Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna de „lidstaten van de Europese Unie” genoemd,

en

de Europese Unie,

enerzijds, en

de Republiek Korea, hierna „Korea” genoemd,

anderzijds,

Erkennende dat zij een langdurig en sterk partnerschap hebben, dat is gebaseerd op de gemeenschappelijke beginselen en waarden die zijn weergegeven in de Kaderovereenkomst,

Geleid door de wens, consistent met het kader van hun algemene betrekkingen, hun nauwe economische banden verder aan te halen, en ervan overtuigd dat deze overeenkomst een nieuw klimaat voor de ontwikkeling van de wederzijdse handel en investeringen door de partijen tot stand zal brengen,

Ervan overtuigd dat deze overeenkomst een uitgebreidere en betrouwbare markt voor goederen en diensten alsmede een stabiel en voorspelbaar investeringsklimaat tot stand zal brengen, en aldus het concurrentievermogen van hun ondernemingen op mondiale markten zal versterken,

Opnieuw bevestigende dat zij het Handvest van de Verenigde Naties, ondertekend te San Francisco op 26 juni 1945, en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vastgesteld op 10 december 1948, ten volle onderschrijven,

Opnieuw bevestigende dat zij zich inzetten voor een duurzame ontwikkeling, en ervan overtuigd dat de internationale handel bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling in economisch, sociaal en ecologisch opzicht, met inbegrip van de economische ontwikkeling, het terugdringen van armoede, volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen, alsmede de bescherming en het behoud van het milieu en de natuurlijke hulpbronnen,

Erkennende dat de partijen, zoals in deze overeenkomst is vastgelegd, het recht hebben om op basis van het door hen passend geachte beschermingsniveau maatregelen te treffen die nodig zijn ter verwezenlijking van legitieme doelstellingen van overheidsbeleid, mits dergelijke maatregelen geen middel tot ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking van de internationale handel vormen,

Vastbesloten transparantie te bevorderen ten aanzien van alle relevante belanghebbenden, met inbegrip van de particuliere sector en organisaties van het maatschappelijk middenveld,

Geleid door de wens de levensstandaard te verhogen, economische groei en stabiliteit te bevorderen, nieuwe mogelijkheden voor werkgelegenheid te scheppen en het algemene welzijn te verbeteren door liberalisering en uitbreiding van de wederzijdse handel en investeringen,

Met het oog op de vaststelling van duidelijke en over en weer tot voordeel strekkende regels voor hun handel en investeringen en ter vermindering of afschaffing van de belemmeringen voor de wederzijdse handel en investeringen,

Vastbesloten bij te dragen aan de harmonische ontwikkeling en de uitbreiding van de wereldhandel door met deze overeenkomst handelsbelemmeringen weg te nemen en tussen hun grondgebieden nieuwe handels- of investeringsbelemmeringen die de voordelen van deze overeenkomst zouden kunnen beperken, te vermijden,

Geleid door de wens de arbeids- en milieuwetgeving alsmede het werkgelegenheids- en milieubeleid verder te ontwikkelen en te handhaven, fundamentele rechten van werknemers en een duurzame ontwikkeling te bevorderen en deze overeenkomst ten uitvoer te leggen op een wijze die strookt met deze doelstellingen, en

Voortbouwend op hun respectieve rechten en verplichtingen ingevolge de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie van 15 april 1994, hierna „WTO-Overeenkomst” genoemd, en andere multilaterale, regionale en bilaterale overeenkomsten en uitvoeringsregelingen waarbij zij partij zijn,

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK EEN DOELSTELLINGEN EN ALGEMENE DEFINITIES

Artikel 1.1 Doelstellingen
  • 1. De partijen brengen hiermee overeenkomstig deze overeenkomst een vrijhandelsgebied met betrekking tot goederen, diensten en vestiging alsmede bijbehorende regels tot stand.

  • 2. De doelstellingen van deze overeenkomst zijn:

    • a. de handel in goederen tussen de partijen te liberaliseren en te bevorderen, in overeenstemming met artikel XXIV van de Algemene overeenkomst inzake tarieven en handel 1994, hierna „GATT 1994” genoemd;

    • b. de wederzijdse handel in diensten en investeringen door de partijen te liberaliseren, in overeenstemming met artikel V van de Algemene overeenkomst betreffende handel en diensten, hierna „GATS 1994” genoemd;

    • c. de mededinging in hun economieën te bevorderen, met name op het gebied van de economische betrekkingen tussen de partijen;

    • d. de markten voor overheidsopdrachten van de partijen op wederzijdse basis verder te liberaliseren;

    • e. intellectuele-eigendomsrechten adequaat en doeltreffend te beschermen;

    • f. bij te dragen aan de harmonische ontwikkeling en uitbreiding van de wereldhandel, door het wegnemen van handelsbelemmeringen en door een omgeving te ontwikkelen die een toename van investeringsstromen bevordert;

    • g. erkennende dat duurzame ontwikkeling een overkoepelende doelstelling is, een zodanige ontwikkeling van de internationale handel na te streven dat aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling wordt bijgedragen, alsmede dat met deze doelstelling rekening wordt gehouden en dat zij tot uitdrukking komt op elk niveau van de handelsbetrekkingen tussen de partijen; en

    • h. buitenlandse directe investeringen aan te moedigen zonder dat, bij de toepassing en handhaving van milieu- en arbeidswetgeving van de partijen, milieunormen, arbeidsnormen of normen inzake gezondheid en veiligheid op het werk naar beneden worden bijgesteld of worden afgezwakt.

Artikel 1.2 Algemene definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

de partijen: de Europese Unie of haar lidstaten of de Europese Unie en haar lidstaten, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden zoals deze voortvloeien uit het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „EU” genoemd), enerzijds, en Korea anderzijds;

de kaderovereenkomst: de Kaderovereenkomst inzake handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, ondertekend te Luxemburg op 28 oktober 1996 dan wel enige overeenkomst waarbij die kaderovereenkomst wordt geactualiseerd, gewijzigd of vervangen; en onder

de douaneovereenkomst: de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Korea betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, ondertekend te Brussel op 10 april 1997.

HOOFDSTUK TWEE NATIONALE BEHANDELING EN MARKTTOEGANG VOOR GOEDEREN

AFDELING A GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 2.1 Doel

Gedurende een overgangsperiode die aanvangt bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, wordt de handel in goederen door de partijen geleidelijk en wederzijds geliberaliseerd, overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT 1994.

Artikel 2.2 Toepassingsgebied

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de handel in goederen1) tussen de partijen.

Artikel 2.3 Douanerechten

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder douanerechten verstaan alle rechten en heffingen ter zake van of in verband met de invoer van goederen, met inbegrip van alle aanvullende belastingen of heffingen ter zake van dergelijke invoer2). Onder douanerechten worden niet verstaan:

  • a. heffingen gelijkwaardig aan interne belastingen die overeenkomstig artikel 2.8 worden geheven ter zake van soortgelijke interne goederen of ter zake van goederen waaruit de ingevoerde goederen geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd of geproduceerd;

  • b. rechten die overeenkomstig hoofdstuk drie (Handelsmaatregelen) worden opgelegd ingevolge de wet- en regelgeving van een partij;

  • c. vergoedingen die worden verlangd of andere heffingen die worden opgelegd in overeenstemming met artikel 2.10, ingevolge de wet- en regelgeving van een partij; of

  • d. rechten opgelegd ingevolge de wet- en regelgeving van een partij in overeenstemming met artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw, die is opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst.

Artikel 2.4 Indeling van goederen

De indeling van goederen in het handelsverkeer tussen de partijen geschiedt overeenkomstig de tariefnomenclatuur van elk van beide partijen, uitgelegd in overeenstemming met het geharmoniseerde systeem, hierna „GS” genoemd, dat is ingesteld bij het op 14 juni 1983 te Brussel ondertekende Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen.

AFDELING B AFSCHAFFING VAN DOUANERECHTEN
Artikel 2.5 Afschaffing van douanerechten
  • 1. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, schaft elk van beide partijen haar douanerechten op goederen van oorsprong uit de andere partij af, overeenkomstig haar lijst die is opgenomen in bijlage 2-A.

  • 2. Voor elk goed is het basisdouanerecht waarop ingevolge lid 1 de achtereenvolgende verlagingen worden toegepast, het recht dat in de lijsten in bijlage 2-A is vermeld.

  • 3. Indien een partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst op enig tijdstip het door haar toegepaste recht voor meest begunstigde natie (hierna „MBN” genoemd) verlaagt, dan geldt dat recht voor handel waarop deze overeenkomst van toepassing is, indien en zolang het lager is dan het overeenkomstig haar lijst in bijlage 2-A berekende recht.

  • 4. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst treden de partijen, indien een van hen daarom verzoekt, in overleg om te bezien of douanerechten ter zake van invoer tussen hen versneld en in ruimere mate kunnen worden afgeschaft. Met een besluit van de partijen in het Handelscomité, naar aanleiding van zulk overleg, dat een douanerecht op een goed versneld en in ruimere mate wordt afgeschaft, worden douanerechten of afbouwcategorieën die voor dat goed overeenkomstig hun lijsten in bijlage 2-A zijn vastgesteld, vervangen.

Artikel 2.6 Status-quo

Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, met inbegrip van hetgeen uitdrukkelijk in de in bijlage 2-A opgenomen lijst van elk van beide partijen is vermeld, mag geen van hen bestaande douanerechten verhogen of nieuwe douanerechten vaststellen op een goed van oorsprong uit de andere partij. Dit sluit niet uit dat elk van beide partijen een douanerecht na een eenzijdige verlaging mag verhogen tot het in haar lijst in bijlage 2-A vastgelegde niveau.

Artikel 2.7 Beheer en toepassing van tariefcontingenten
  • 1. Elk van beide partijen beheert en past de tariefcontingenten toe die zijn vastgelegd in aanhangsel 2-A-1 van haar in bijlage 2-A opgenomen lijst, in overeenstemming met artikel XIII van de GATT 1994, met inbegrip van de aantekeningen erop en de in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake procedures op het gebied van invoervergunningen.

  • 2. Elk van beide partijen waarborgt dat:

    • a. haar procedures voor het beheer van haar tariefcontingenten transparant zijn, beschikbaar worden gesteld aan het publiek, tijdig voorhanden zijn en niet discrimineren, adeqaat op de marktomstandigheden inspelen, zo min mogelijk een last voor het handelsverkeer vormen, en rekening houden met de voorkeuren van de eindgebruikers;

    • b. iedere persoon van een partij die aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de partij van invoer voldoet, een aanvraag voor een tariefcontingent kan indienen en voor toewijzing hiervan door de partij in aanmerking kan komen. Tenzij de partijen bij beslissing van het Comité voor de handel in goederen anders overeenkomen, kan elke verwerker, elke detailhandelaar, elk restaurant, elk hotel, elke maaltijdverstrekker of instelling, en elke andere persoon verzoeken om en in aanmerking komen voor toewijzing van een tariefcontingent. Elke vergoeding voor diensten in verband met een verzoek om toewijzing van een tariefcontingent wordt beperkt tot de daadwerkelijke kosten van de verleende diensten;

    • c. zij, behoudens het bepaalde in aanhangsel 2-A-1 van haar lijst in bijlage 2-A, geen deel van een tariefcontingent aan een producentengroepering toewijst, de toewijzing van een tariefcontingent niet afhankelijk stelt van de aankoop van interne producten, en niet alleen verwerkers in aanmerking laat komen voor een tariefcontingent; en

    • d. zij tariefcontingenten toewijst in commercieel haalbare ladingen en zoveel mogelijk in de hoeveelheden waarom importeurs verzoeken. Tenzij met betrekking tot elk tariefcontingent en de toepasselijke tarieflijn in aanhangsel 2-A-1 van de in bijlage 2-A opgenomen lijst van een partij anders is bepaald, geldt elke toewijzing van een tariefcontingent voor elk goed of elke mix van goederen waarvoor een bepaald tariefcontingent bestaat, ongeacht de omschrijving van het betrokken goed of de indeling ervan, en wordt deze niet afhankelijk gesteld van het voorgenomen eindgebruik of de verpakkingsgrootte van het goed of de mix.

  • 3. Elk van beide partijen wijst de instanties aan die verantwoordelijk zijn voor het beheer van haar tariefcontingenten.

  • 4. Elk van beide partijen stelt alles in het werk om haar tariefcontingenten op zodanige wijze te beheren dat importeurs deze ten volle kunnen benutten.

  • 5. Geen van beide partijen mag de aanvraag voor of het gebruik van een toegewezen tariefcontingent afhankelijk stellen van de wederuitvoer van een goed.

  • 6. Indien een van de partijen daar schriftelijk om verzoekt, plegen de partijen overleg met betrekking tot het beheer door een partij van haar tariefcontingenten.

  • 7. Tenzij in aanhangsel 2-A-1 van haar in bijlage 2-A opgenomen lijst anders is bepaald, stelt elk van beide partijen de volledige, in dat aanhangsel vastgestelde hoeveelheid van het tariefcontingent beschikbaar voor aanvragers, met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst gedurende het eerste jaar en met ingang van de verjaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst wat elk opvolgend jaar betreft. In de loop van elk jaar maakt de beheersinstantie van de partij van invoer binnen een redelijke termijn de benuttingspercentages en resterende hoeveelheden voor elk tariefcontingent bekend op haar daartoe aangewezen, voor het publiek toegankelijke website.

AFDELING C NIET-TARIFAIRE MAATREGELEN
Artikel 2.8 Nationale behandeling

Elk van beide partijen behandelt goederen van de andere partij als nationale goederen, in overeenstemming met artikel III van de GATT 1994, met inbegrip van de aantekeningen erop. Hiertoe worden artikel III van de GATT 1994 en de aantekeningen erop mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen.

Artikel 2.9 Invoer- en uitvoerbeperkingen

In overeenstemming met artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen erop mag geen van beide partijen verboden of beperkingen invoeren of handhaven, tenzij het gaat om rechten, belastingen of andere heffingen, ter zake van de invoer van een goed uit de andere partij of van de uitvoer of verkoop ten uitvoer van een goed dat voor het grondgebied van de andere partij is bestemd. Hiertoe worden artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen erop mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen.

Artikel 2.10 Vergoedingen en andere heffingen ter zake van de invoer

Elk van beide partijen draagt er zorg voor dat alle vergoedingen en heffingen van welke aard ook (andere dan douanerechten en de items die niet onder de definitie van een douanerecht in de zin van artikel 2.3, onder a), b) en d), vallen) ter zake van of in verband met invoer worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten, niet op een ad-valorembasis worden berekend en geen indirecte bescherming van interne producten of een belasting op de invoer voor fiscale doeleinden vormen.

Artikel 2.11 Rechten, belastingen en andere vergoedingen en heffingen ter zake van de uitvoer

Geen van beide partijen mag rechten, belastingen of andere vergoedingen en heffingen handhaven of instellen ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen naar de andere partij; hetzelfde geldt voor interne belastingen, vergoedingen en heffingen ter zake van de uitvoer van goederen naar de andere partij die hoger zijn dan de rechten of belastingen die op soortgelijke, voor verkoop in het binnenland bestemde producten worden geheven.

Artikel 2.12 Douanewaarde

De Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van GATT 1994, die zich in bijlage IA bij de WTO-Overeenkomst bevindt, hierna „Overeenkomst inzake de douanewaarde” genoemd, wordt mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen. De voorbehouden en opties van artikel 20 en de punten 2 tot en met 4 van bijlage III bij de Overeenkomst inzake de douanewaarde zijn niet van toepassing.

Artikel 2.13 Staatshandelsondernemingen
  • 1. De partijen bevestigen hun bestaande rechten en verplichtingen ingevolge artikel XVII van de GATT 1994, de aantekeningen erop en het in bijlage IA bij de WTO-Overeenkomst opgenomen Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van artikel XVII van de GATT 1994, welke mutatis mutandis in deze overeenkomst zijn opgenomen.

  • 2. Indien een partij de andere partij verzoekt om inlichtingen over individuele staatshandelsondernemingen, hun activiteiten en de gevolgen daarvan voor de bilaterale handel, houdt de partij aan wie inlichtingen zijn gevraagd, rekening met de noodzaak een zo groot mogelijke transparantie te waarborgen, onverminderd artikel XVII, lid 4, onder d), van de GATT 1994 betreffende vertrouwelijke inlichtingen.

Artikel 2.14 Afschaffing van sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen
  • 1. De partijen komen hun verbintenissen na ten aanzien van sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen met betrekking tot goederen overeenkomstig de bijlagen 2-B tot en met 2-E.

  • 2. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst treden de partijen, indien een van hen daarom verzoekt, in overleg om te bezien of hun verbintenissen met betrekking tot sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen ten aanzien van goederen kunnen worden uitgebreid.

AFDELING D SPECIFIEKE UITZONDERINGEN MET BETREKKING TOT GOEDEREN
Artikel 2.15 Algemene uitzonderingen
  • 1. De partijen bevestigen dat hun bestaande rechten en verplichtingen ingevolge artikel XX van de GATT 1994 en de aantekeningen erop, die in deze overeenkomst zijn opgenomen, van overeenkomstige toepassing zijn op de onder deze overeenkomst vallende handel in goederen.

  • 2. De partijen komen overeen dat alvorens een onder i) en j) van artikel XX van de GATT 1994 bedoelde maatregel te nemen, de partij die voornemens is maatregelen te nemen de andere partij alle relevante informatie verstrekt, teneinde een oplossing te zoeken die voor beide partijen aanvaardbaar is. De partijen kunnen besluiten tot elke maatregel die aan de moeilijkheden een einde maakt. Indien binnen 30 dagen na het verstrekken van dergelijke informatie geen overeenstemming is bereikt, kan de partij krachtens dit artikel ten aanzien van het betrokken goed maatregelen toepassen. Wanneer door uitzonderlijke, kritieke omstandigheden die onmiddellijk handelen vereisen, voorafgaande informatieverstrekking of voorafgaand onderzoek niet mogelijk is, kan de partij die voornemens is de maatregelen te nemen, onmiddellijk de voorzorgsmaatregelen nemen die nodig zijn om de situatie aan te pakken, en stelt zij de andere partij hiervan onmiddellijk in kennis.

AFDELING E INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 2.16 Comité voor de handel in goederen
  • 1. Het Comité voor de handel in goederen dat is opgericht krachtens lid 1 van artikel 15.2 (Gespecialiseerde comités), komt bijeen indien een partij of het Handelscomité hierom verzoekt, teneinde alle aangelegenheden te behandelen waarop dit hoofdstuk van toepassing is, en bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.

  • 2. Het Comité heeft onder meer de volgende taken:

    • a. bevorderen van de handel in goederen tussen de partijen, met inbegrip van overleg over versnelde en verdergaande rechtenafschaffing, over verdergaande verbintenissen met betrekking tot niet-tarifaire maatregelen ingevolge deze overeenkomst, alsmede, in voorkomend geval, over andere kwesties; en

    • b. tarifaire en niet-tarifaire maatregelen ten aanzien van de handel in goederen tussen de partijen treffen en, in voorkomend geval, zulke aangelegenheden voorleggen aan het Handelscomité, opdat dit zich hierover buigt,

    voor zover deze taken niet zijn opgelegd aan de desbetreffende, krachtens lid 1 van artikel 15.3 opgerichte werkgroepen, hierna „werkgroepen” genoemd.

Artikel 2.17 Bijzondere bepalingen inzake administratieve samenwerking
  • 1. De partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking van essentieel belang is voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferentiële tariefbehandeling die op grond van dit hoofdstuk wordt verleend, en zij benadrukken dat zij gebonden zijn om onregelmatigheden en fraude op het gebied van douane- en aanverwante aangelegenheden te bestrijden.

  • 2. Indien een partij op grond van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude hebben voorgedaan, komt, indien die partij daarom verzoekt, het Douanecomité binnen 20 dagen nadat een dergelijk verzoek is gedaan bijeen teneinde met spoed een oplossing voor de situatie te vinden. Het overleg in het kader van het Douanecomité wordt geacht dezelfde functie te hebben als overleg op grond van artikel 14.3 (Overleg).

HOOFDSTUK DRIE HANDELSMAATREGELEN

AFDELING A BILATERALE VRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 3.1 Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen
  • 1. Indien, wegens de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, goederen van oorsprong uit een partij naar het grondgebied van een andere partij in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige voorwaarden worden ingevoerd dat de interne industrie die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, ernstige schade lijdt of dreigt te lijden, kan de partij van invoer in overeenstemming met de in deze afdeling vervatte voorwaarden en procedures maatregelen vaststellen als bedoeld in lid 2.

  • 2. De partij van invoer kan een bilaterale vrijwaringsmaatregel treffen tot:

    • a. opschorting van de in deze overeenkomst voorziene verdere verlaging van het douanerecht ter zake van het betrokken goed; of

    • b. verhoging van het douanerecht ter zake van het goed tot een niveau dat niet hoger ligt dan het laagste van de volgende rechten:

      • i. het ter zake van het goed toegepaste meestbegunstigingsrecht dat van kracht is op het tijdstip waarop de maatregel wordt getroffen; of

      • ii. het basisdouanerecht dat overeenkomstig lid 2 van artikel 2.5 (Afschaffing van douanerechten) is vastgelegd in de lijsten in bijlage 2-A (Afschaffing van douanerechten).

Artikel 3.2 Voorwaarden en beperkingen
  • 1. Een partij stelt de andere partij schriftelijk in kennis van de opening van een onderzoek als omschreven in lid 2, en overlegt met haar zo vroeg mogelijk vóór de toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaatregel, teneinde de informatie die uit het onderzoek naar voren komt, te toetsen en standpunten over de maatregel uit te wisselen.

  • 2. Een partij treft een bilaterale vrijwaringsmaatregel slechts nadat haar bevoegde autoriteiten een onderzoek hebben verricht in overeenstemming met artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, hierna „Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen” genoemd, waartoe artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst worden opgenomen.

  • 3. Bij het in lid 2 omschreven onderzoek voldoet een partij aan de vereisten van artikel 4, lid 2, onder a), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, waartoe dat artikel mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst wordt opgenomen.

  • 4. Elk van beide partijen waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten dit onderzoek afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.

  • 5. De partijen mogen een bilaterale vrijwaringsmaatregel slechts toepassen met inachtneming van de volgende beperkingen:

    • a. de maatregel mag enkel worden toegepast voor zover en zo lang zij noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken;

    • b. de maatregel mag niet langer dan twee jaar worden toegepast, maar deze periode kan met maximaal twee jaar worden verlengd indien de bevoegde autoriteiten van de partij van invoer overeenkomstig de in dit artikel gespecificeerde procedures vaststellen dat de maatregel noodzakelijk blijft om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en aanpassing te vergemakkelijken, en er bewijs is dat de industrie zich aanpast, waarbij de totale toepassingsperiode van een vrijwaringsmaatregel, met inbegrip van de initiële toepassingsperiode en elke verlenging daarvan, niet langer mag zijn dan vier jaar; en

    • c. na afloop van de overgangsperiode mag de maatregel enkel met instemming van de andere partij worden toegepast.

  • 6. Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage 2-A (Afschaffing van douanerechten) bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.

Artikel 3.3 Voorlopige maatregelen

In kritieke omstandigheden waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een partij een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel toepassen nadat voorlopig is vastgesteld dat er duidelijke bewijzen zijn voor een toename van de invoer van een goed van oorsprong uit de andere partij als gevolg van de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne industrie. De duur van een voorlopige maatregel mag niet meer bedragen dan 200 dagen, gedurende welke periode de partij aan de voorschriften van artikel 3.2, leden 2 en 3, moet voldoen. De partij betaalt tariefverhogingen onverwijld terug indien het in artikel 3.2, lid 2, omschreven onderzoek niet uitwijst dat de voorwaarden van artikel 3.1 zijn vervuld. De duur van een voorlopige maatregel wordt gerekend als een deel van de in artikel 3.2, lid 5, onder b), vastgelegde periode.

Artikel 3.4 Compensatie
  • 1. Een partij die een bilaterale vrijwaringsmaatregel toepast, treedt in overleg met de andere partij, teneinde overeenstemming te bereiken over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de handel die de vorm heeft van concessies met in wezen gelijkwaardige gevolgen voor de handel of die gelijkwaardig is aan de bijkomende rechten die de vrijwaringsmaatregel naar verwachting met zich zal brengen. De partij biedt uiterlijk 30 dagen na de toepassing van de bilaterale vrijwaringsmaatregel gelegenheid voor dergelijk overleg.

  • 2. Indien het overleg als bedoeld in lid 1 niet binnen 30 dagen na aanvang ervan leidt tot overeenstemming over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de handel, mag de partij wiens goederen voorwerp van de vrijwaringsmaatregel zijn, de toepassing opschorten van in wezen gelijkwaardige concessies aan de partij die de vrijwaringsmaatregel toepast.

  • 3. Het in lid 2 bedoelde opschortingsrecht wordt niet uitgeoefend in de eerste 24 maanden waarin een bilaterale vrijwaringsmaatregel van kracht is, mits de vrijwaringsmaatregel in overeenstemming is met deze overeenkomst.

Artikel 3.5 Definities

Voor de toepassing van deze afdeling:

hebben ernstige schade en dreiging van ernstige schade dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, onder a) en b), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Hiertoe worden de punten a) en b) van artikel 4, lid 1, mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen; en

wordt onder overgangsperiode verstaan een periode met betrekking tot een goed vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst tot 10 jaar na de datum waarop de tariefverlaging of -afschaffing voor het betrokken goed is voltooid.

AFDELING B LANDBOUWVRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 3.6 Landbouwvrijwaringsmaatregelen
  • 1. Een maatregel in de vorm van een hoger invoerrecht op een landbouwproduct van oorsprong dat in de in bijlage 3 opgenomen lijst van een partij wordt vermeld, kan door die partij in overeenstemming met de leden 2 tot en met 8 worden toegepast, indien het totale invoervolume voor dat product in een jaar een drempelvolume als vastgelegd in haar lijst in bijlage 3 overstijgt.

  • 2. Het in lid 1 bedoelde recht is niet hoger dan het laagste van de volgende tarieven: het gebruikelijke meestbegunstigingstarief, het meestbegunstigingstarief dat van kracht is op de datum die direct aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst voorafgaat, of het tarief dat in de lijst van een partij in bijlage 3 is vermeld.

  • 3. De rechten die elk van beide partijen ingevolge lid 1 toepast, worden vastgesteld overeenkomstig de lijsten van elk van beide partijen in bijlage 3.

  • 4. Geen van beide partijen mag met betrekking tot hetzelfde product tegelijkertijd een landbouwvrijwaringsmaatregel krachtens dit artikel en één van de volgende maatregelen toepassen of handhaven:

    • a. een bilaterale vrijwaringsmaatregel overeenkomstig artikel 3.1;

    • b. een maatregel overeenkomstig artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen; of

    • c. een bijzondere vrijwaringsmaatregel op grond van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw.

  • 5. Een partij legt landbouwvrijwaringsmaatregelen op een transparante wijze ten uitvoer. Binnen 60 dagen na het opleggen van een landbouwvrijwaringsmaatregel stelt de partij die de maatregel toepast, de andere partij daarvan schriftelijk in kennis en verstrekt zij haar relevante data aangaande de maatregel. Indien de partij van uitvoer hier schriftelijk om verzoekt, plegen de partijen overleg over de toepassing van de maatregel.

  • 6. De tenuitvoerlegging en de werking van dit artikel kunnen binnen het in artikel 2.16 (Comité voor de handel in goederen) bedoelde Comité voor de handel in goederen voorwerp van discussie en onderzoek zijn.

  • 7. Geen van beide partijen mag een landbouwvrijwaringsmaatregel ten aanzien van een landbouwproduct van oorsprong toepassen of handhaven indien:

    • a. de periode die is omschreven in de landbouwvrijwaringsbepalingen van haar in bijlage 3 opgenomen lijst, is verstreken; of

    • b. de maatregel het contingentrecht verhoogt ter zake van een product waarvoor een tariefcontingent geldt als vermeld in aanhangsel 2-A-1 van haar in bijlage 2-A opgenomen lijst (Afschaffing van douanerechten).

  • 8. Leveranties van de betrokken producten die onderweg waren op grond van een contract dat is afgesloten voordat het aanvullende recht op grond van de leden 1 tot en met 4 is ingevoerd, worden van dat recht vrijgesteld, met dien verstande dat die leveranties met het oog op toepassing van de bepalingen van lid 1 in het volgende jaar mogen worden gerekend tot het invoervolume van de betrokken producten in dat jaar.

AFDELING C ALGEMENE VRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 3.7. Algemene vrijwaringsmaatregelen
  • 1. Elk van beide partijen behoudt haar rechten en verplichtingen ingevolge artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Tenzij in het onderhavige artikel anders is bepaald, verleent de onderhavige overeenkomst de partijen geen aanvullende rechten en legt hen geen aanvullende verplichtingen op met betrekking tot maatregelen getroffen op grond van artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.

  • 2. De partij die voornemens is vrijwaringsmaatregelen te treffen, geeft op verzoek van de andere partij en op voorwaarde dat deze daar aanmerkelijk belang bij heeft, onmiddellijk ad hoc schriftelijk kennis van alle relevante informatie over de opening van een vrijwaringsonderzoek, alsmede van de voorlopige en de definitieve resultaten van dat onderzoek.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een partij geacht aanmerkelijk belang te hebben wanneer zij, uitgedrukt in absoluut volume of waarde, in de meest recente periode van drie jaar tot de vijf grootste leveranciers van het ingevoerde goed behoorde.

  • 4. Geen van beide partijen mag met betrekking tot hetzelfde goed tegelijkertijd:

    • a. een bilaterale vrijwaringsmaatregel overeenkomstig artikel 3.1 toepassen; en

    • b. een maatregel als bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen.

  • 5. Geen van beide partijen kan voor geschillen die in het kader van deze afdeling ontstaan, een beroep doen op hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen).

AFDELING D ANTIDUMPINGRECHTEN EN COMPENSERENDE RECHTEN
Artikel 3.8 Algemene bepalingen
  • 1. Tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald, behouden de partijen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel VI van de GATT 1994, de in bijlage IA bij de WTO-Overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT 1994, hierna „Antidumpingovereenkomst” genoemd, en de in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, hierna „SCM-overeenkomst” genoemd.

  • 2. De partijen komen overeen dat bij gebruikmaking van antidumpingrechten en compenserende rechten de relevante WTO-voorschriften volledig moeten worden gerespecteerd en dat die rechten op een eerlijk en doorzichtig systeem moeten worden gebaseerd ten aanzien van procedures die van invloed zijn op goederen van oorsprong uit de andere partij. Hiertoe waarborgen de partijen dat onmiddellijk nadat voorlopige maatregelen zijn ingesteld en in elk geval vóór de uiteindelijke vaststelling ervan, de belangrijkste feiten en overwegingen die aan de beslissing tot toepassing van maatregelen ten grondslag liggen, volledig en duidelijk worden meegedeeld, onverminderd artikel 6.5 van de Antidumpingovereenkomst en artikel 12.4 van de SCM-Overeenkomst. Informatie moet schriftelijk worden verstrekt, en er moet belanghebbenden voldoende tijd worden gelaten om hun opmerkingen in te dienen.

  • 3. Teneinde de grootst mogelijke doelmatigheid bij antidumping- of antisubsidieonderzoeken te waarborgen, en in het bijzonder gelet op een adequaat recht van verweer, aanvaarden de partijen het gebruik van de Engelse taal voor documenten die in het kader van antidumping- of antisubsidieonderzoeken in het dossier worden opgenomen. Niets in dit lid belet Korea te verzoeken om een in het Koreaans geschreven verduidelijking, indien:

    • a. de betekenis van de in het dossier opgenomen documenten door Korea's onderzoeksautoriteiten niet voldoende duidelijk wordt geacht voor het antidumping- of antisubsidieonderzoek; en

    • b. het verzoek strikt beperkt is tot het deel dat niet voldoende duidelijk is voor het antidumping- of antisubsidieonderzoek.

  • 4. Belanghebbenden krijgen, mits zulks het onderzoek niet onnodig vertraagt, de gelegenheid te worden gehoord opdat zij gedurende het antidumping- of antisubsidieonderzoek hun standpunt kenbaar kunnen maken.

Artikel 3.9 Kennisgeving
  • 1. Nadat de bevoegde autoriteiten van een partij een naar behoren gestaafd verzoek tot instelling van antidumpingmaatregelen ter zake van invoer uit de andere partij hebben ontvangen, stelt die partij uiterlijk 15 dagen voor opening van een onderzoek de andere partij er schriftelijk van in kennis dat zij het verzoek heeft ontvangen.

  • 2. Na ontvangst door de bevoegde autoriteiten van een partij van een naar behoren gestaafd verzoek tot instelling van compenserende maatregelen ter zake van invoer uit de andere partij, en alvorens een onderzoek te openen, stelt die partij de andere partij er schriftelijk van in kennis dat zij het verzoek heeft ontvangen, en biedt zij de andere partij gelegenheid haar bevoegde autoriteiten voor overleg over het verzoek te ontmoeten.

Artikel 3.10 Algemene belangen

De partijen trachten rekening te houden met de algemene belangen alvorens antidumping- of compenserende maatregelen in te stellen.

Artikel 3.11 Onderzoek na beëindiging van een maatregel naar aanleiding van een nieuw onderzoek

De partijen komen overeen om elk verzoek tot opening van een antidumpingonderzoek met betrekking tot een goed van oorsprong uit de andere partij ten aanzien waarvan antidumpingmaatregelen in de voorafgaande 12 maanden naar aanleiding van een nieuw onderzoek zijn beëindigd, met bijzondere aandacht te onderzoeken. Tenzij hierbij blijkt dat de omstandigheden zijn gewijzigd, vindt het antidumpingonderzoek niet plaats.

Artikel 3.12 Cumulatieve beoordeling

Indien invoer uit meer dan één land gelijktijdig voorwerp is van een antidumping- of antisubsidieonderzoek, gaat een partij bijzonder zorgvuldig na of het in het licht van de concurrentievoorwaarden tussen de ingevoerde goederen en die tussen de ingevoerde en de soortgelijke interne goederen passend is, de gevolgen van de invoer van de andere partij cumulatief te beoordelen.

Artikel 3.13 De-minimisnorm voor nieuw onderzoek
  • 1. Een maatregel die ingevolge artikel 11 van de Antidumpingovereenkomst voorwerp van een nieuw onderzoek is, wordt beëindigd wanneer wordt vastgesteld dat de dumpingmarge die zich waarschijnlijk weer zal voordoen, lager is dan de de-minimisdrempel die in artikel 5.8 van de Antidumpingovereenkomst is vastgelegd.

  • 2. Indien individuele marges worden vastgesteld overeenkomstig artikel 9.5 van de Antidumpingovereenkomst, wordt geen recht opgelegd aan de exporteurs of producenten in de partij van uitvoer voor wie op basis van de representatieve exportverkoop wordt vastgesteld dat de dumpingmarge lager is dan de de-minimisdrempel die is vastgelegd in artikel 5.8 van de Antidumpingovereenkomst.

Artikel 3.14 Regel van het laagste recht

Indien een partij besluit om een antidumping- of compenserend recht in te stellen, overschrijdt het bedrag van dit recht niet de dumping- of subsidiemarge, en is het lager dan die marge wanneer door een lager recht de schade voor de interne industrie kan worden opgeheven.

Artikel 3.15 Beslechting van geschillen

Geen van beide partijen kan voor geschillen die in het kader van deze afdeling ontstaan, een beroep doen op hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen).

AFDELING E INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 3.16 Werkgroep samenwerking bij handelsmaatregelen
  • 1. De Werkgroep samenwerking bij handelsmaatregelen, die is opgericht krachtens lid 1 van artikel 15.3 (Werkgroepen), is een forum voor dialoog over samenwerking bij handelsmaatregelen.

  • 2. De werkgroep heeft tot taak:

    • a. de kennis van een partij over en diens inzicht in de wet- en regelgeving inzake handelsmaatregelen, het handelsbeleid en de handelspraktijken van de andere partij te vergroten;

    • b. toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van het bepaalde in dit hoofdstuk;

    • c. de samenwerking te verbeteren tussen de voor aangelegenheden betreffende handelsmaatregelen verantwoordelijke autoriteiten van de partijen;

    • d. de partijen een forum te bieden voor de uitwisseling van informatie over kwesties die verband houden met antidumpingmaatregelen, subsidies en compenserende maatregelen alsmede vrijwaringsmaatregelen;

    • e. de partijen een forum te bieden voor het bespreken van andere relevante onderwerpen van wederzijds belang, waaronder:

      • i. internationale kwesties die verband houden met handelsmaatregelen, met inbegrip van kwesties die verband houden met de onderhandelingen over WTO-regels in het kader van de Doha-ronde; en

      • ii. praktijken van de bevoegde autoriteiten van de partijen met betrekking tot antidumping- en antisubsidieonderzoeken zoals het hanteren van „beschikbare feiten” en verificatieprocedures; en

    • f. samen te werken bij andere aangelegenheden ten aanzien waarvan de partijen het eens zijn dat zij samenwerking behoeven.

  • 3. De werkgroep komt normaalgesproken jaarlijks bijeen en, indien noodzakelijk, kunnen op verzoek van een van de partijen aanvullende vergaderingen worden georganiseerd.

HOOFDSTUK VIER TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN

Artikel 4.1 Bevestiging van de TBT-Overeenkomst

De partijen bevestigen hun bestaande wederzijdse rechten en verplichtingen ingevolge de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen, hierna „TBT-Overeenkomst” genoemd, die zich bevindt in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst en mutatis mutandis in deze overeenkomst is opgenomen.

Artikel 4.2 Toepassingsgebied en definities
  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op het opstellen, het aannemen en de toepassing van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures zoals omschreven in de TBT-Overeenkomst, die de handel in goederen tussen de partijen kunnen beïnvloeden.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 is dit hoofdstuk niet van toepassing op:

    • a. technische specificaties die door overheidsorganen zijn opgesteld ter voorziening in de productie- of verbruiksbehoeften van die organen; of

    • b. sanitaire en fytosanitaire maatregelen zoals omschreven in bijlage A bij de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna „SPS-Overeenkomst” genoemd, die in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst is opgenomen.

  • 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van bijlage 1 bij de TBT-Overeenkomst.

Artikel 4.3 Samenwerking
  • 1. De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, teneinde het wederzijdse begrip van hun respectieve systemen te verbeteren en de toegang tot hun respectieve markten te vergemakkelijken. Hiertoe kunnen zij zowel op horizontaal als op sectorniveau dialogen over regelgeving tot stand brengen.

  • 2. Bij hun bilaterale samenwerking streven de partijen ernaar om handelsbevorderende initiatieven in kaart te brengen, te ontwikkelen en te bevorderen die met name, doch niet uitsluitend, het volgende kunnen inhouden:

    • a. versterking van de samenwerking op regelgevingsgebied door, bijvoorbeeld, de uitwisseling van informatie, ervaringen en gegevens alsmede door wetenschappelijke en technische samenwerking, teneinde de kwaliteit en het niveau van hun technische voorschriften te verbeteren en beter gebruik te maken van de beschikbare middelen op regelgevingsgebied;

    • b. vereenvoudiging, in voorkomend geval, van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures;

    • c. wanneer de partijen het hier over eens zijn in voorkomend geval, bijvoorbeeld wanneer er geen internationale norm bestaat, vermijden van onnodig uiteenlopende benaderingen van voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, en ernaar streven dat technische vereisten kunnen convergeren of op elkaar kunnen worden afgestemd; en

    • d. bevordering en aanmoediging van bilaterale samenwerking tussen hun respectieve openbare of particuliere instellingen voor metrologie, normalisatie, beproeving, certificering en accreditatie.

  • 3. Indien een partij voorstellen doet voor samenwerking in het kader van dit hoofdstuk, zal de andere partij deze desgevraagd naar behoren in overweging nemen.

Artikel 4.4 Technische voorschriften
  • 1. De partijen komen overeen dat zij optimaal gebruik maken van goede regelgevingspraktijken als bedoeld in de TBT-Overeenkomst. De partijen komen met name overeen:

    • a. hun transparantieverplichtingen als aangegeven in de TBT-Overeenkomst na te komen;

    • b. relevante internationale normen te gebruiken als basis voor technische voorschriften, met inbegrip van conformiteitsbeoordelingsprocedures, tenzij dergelijke internationale normen ondoelmatig of ongeschikt zijn voor de verwezenlijking van de nagestreefde legitieme doelstellingen, en indien internationale normen niet als basis zijn gebruikt, aan de andere partij desgevraagd uit te leggen waarom dergelijke normen ondoelmatig of ongeschikt voor het nagestreefde doel zijn geacht;

    • c. indien een partij een technisch voorschrift heeft vastgesteld of voornemens is vast te stellen, aan de andere partij desgevraagd beschikbare informatie over het doel, de rechtsgrondslag en de grondgedachte van het technische voorschrift te verstrekken;

    • d. mechanismen vast te stellen voor het verstrekken van betere informatie over technische voorschriften (onder meer via een openbare website) aan de martkdeelnemers uit de andere partij, en in het bijzonder schriftelijke informatie te verstrekken alsmede, in voorkomend geval en voor zover beschikbaar, desgevraagd onverwijld aan de andere partij of de marktdeelnemers uit die partij schriftelijke aanwijzingen te verstrekken over de wijze waarop aan hun technische voorschriften kan worden voldaan;

    • e. naar behoren rekening te houden met de standpunten van de andere partij indien een onderdeel van het proces voor de ontwikkeling van een technisch voorschrift aan een openbare raadpleging is onderworpen, en op de opmerkingen van de andere partij desgevraagd schriftelijk te antwoorden;

    • f. indien overeenkomstig de TBT-Overeenkomst kennisgevingen worden gedaan, te voorzien in een periode van ten minste 60 dagen na de kennisgeving, gedurende welke de andere partij schriftelijke opmerkingen over het voorstel kan indienen; en

    • g. aan marktdeelnemers uit de andere partij tussen de bekendmaking van technische voorschriften en de inwerkingtreding ervan voldoende tijd voor aanpassing te laten, tenzij er zich dringende problemen inzake veiligheid, gezondheid, milieubescherming of nationale veiligheid voordoen of dreigen voor te doen, en, voor zover mogelijk, redelijke verzoeken tot verlenging van de termijn waarbinnen opmerkingen kunnen worden gemaakt, in overweging te nemen.

  • 2. Elk van beide partijen waarborgt dat marktdeelenemers en andere belanghebbenden uit de andere partij aan elke formele openbare raadpleging inzake de ontwikkeling van technische voorschriften kunnen deelnemen, op voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan die welke voor haar eigen natuurlijke of rechtspersonen gelden.

  • 3. Elk van beide partijen streeft ernaar om technische voorschriften op haar gehele grondgebied op eenvormige wijze en consequent toe te passen. Indien Korea de EU in kennis stelt van een handelskwestie die lijkt voort te vloeien uit afwijkingen tussen de wet- en regelgevingen van de lidstaten van de Europese Unie, die Korea niet verenigbaar met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie acht, zal de EU alles in het werk stellen om tijdig aandacht aan deze kwestie te besteden.

Artikel 4.5 Normen
  • 1. De partijen herbevestigen dat zij ingevolge artikel 4.1 van de TBT-Overeenkomst dienen te waarborgen dat hun normalisatie-instellingen de in bijlage 3 bij de TBT-Overeenkomst opgenomen praktijkrichtlijn voor het opstellen, het aannemen en de toepassing van normen aanvaarden en naleven, en zij slaan tevens acht op de beginselen die sinds 1 januari 1995 zijn uiteengezet in de Besluiten en aanbevelingen van de WTO-Commissie technische handelsbelemmeringen, G/TBT/1/rev. 8, van 23 mei 2002, Afdeling IX (Besluit van de Commissie inzake de beginselen voor de ontwikkeling van internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen met betrekking tot de artikelen 2 en 5 en bijlage 3 [bij] de overeenkomst).

  • 2. De partijen verbinden zich ertoe informatie uit te wisselen over:

    • a. hun gebruik van normen in samenhang met technische voorschriften;

    • b. hun normalisatieprocessen, en in hoeverre zij internationale normen als basis voor hun nationale en regionale normen gebruiken; en

    • c. samenwerkingsovereenkomsten die door een van de partijen in het kader van normalisatie ten uitvoer worden gelegd, bijvoorbeeld wisselen zij informatie uit over normalisatiekwesties in het kader van vrijhandelsovereenkomsten met derden.

Artikel 4.6 Conformiteitsbeoordeling en accreditatie
  • 1. De partijen erkennen dat er een brede verscheidenheid aan mechanismen bestaat die ervoor zorgen dat de resultaten van de op het grondgebied van de andere partij verrichte conformiteitsbeoordelingen gemakkelijker worden aanvaard, waaronder:

    • a. overeenkomsten betreffende wederzijdse aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen die specifieke technische voorschriften betreffen en door op het grondgebied van de andere partij gevestigde instanties zijn verricht;

    • b. accreditatieprocedures voor het toelaten van conformiteitsbeoordelingsinstanties die op het grondgebied van de andere partij zijn gevestigd;

    • c. aanwijzing van overheidswege van op het grondgebied van de andere partij gevestigde conformiteitsbeoordelingsinstanties;

    • d. erkenning door een partij van de resultaten van op het grondgebied van de andere partij verrichte conformiteitsbeoordelingen;

    • e. vrijwillige regelingen tussen conformiteitsbeoordelingsinstanties op het grondgebied van elk van beide partijen; en

    • f. aanvaarding, door de partij van invoer, van een conformiteitsverklaring van een leverancier.

  • 2. Gelet op met name deze aspecten verbinden de partijen zich ertoe:

    • a. hun uitwisseling van informatie over deze en soortgelijke mechanismen te intensiveren, teneinde de aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen te vergemakkelijken;

    • b. informatie over conformiteitsbeoordelingsprocedures uit te wisselen, met name over de criteria die worden gehanteerd om voor specifieke producten passende conformiteitsbeoordelingsprocedures te kiezen;

    • c. informatie uit te wisselen over het accreditatiebeleid, en te beoordelen hoe optimaal gebruik kan worden gemaakt van internationale accreditatienormen en van internationale overeenkomsten waarbij de accreditatie-instellingen van de partijen betrokken zijn, bijvoorbeeld met behulp van de mechanismen van de International Laboratory Accreditation Co-operation en het International Accreditation Forum; en

    • d. overeenkomstig artikel 5.1.2 van de TBT-Overeenkomst conformiteitsbeoordelingsprocedures te verlangen die niet strikter zijn dan noodzakelijk is.

  • 3. Principes en procedures die in verband met de ontwikkeling en de vaststelling van technische voorschriften in artikel 4.4 zijn neergelegd om onnodige handelsbelemmeringen te vermijden en transparantie en non-discriminatie te waarborgen, zijn tevens op verplichte conformiteitsbeoordelingsprocedures van toepassing.

Artikel 4.7 Markttoezicht

De partijen wisselen van gedachten over markttoezicht en handhavend optreden.

Artikel 4.8 Vergoedingen voor conformiteitsbeoordeling

De partijen herbevestigen dat zij ingevolge artikel 5.2.5 van de TBT-Overeenkomst erop moeten toezien dat vergoedingen voor de verplichte conformiteitsbeoordeling van ingevoerde producten billijk zijn in vergelijking met de vergoedingen die voor de conformiteitsbeoordeling van soortgelijke producten van nationale oorsprong of van producten van oorsprong uit andere landen worden gevraagd, met inachtneming van de kosten van communicatie, vervoer en andere kosten die het gevolg zijn van het feit dat de bedrijfsruimten van de aanvrager en die van de conformiteitsbeoordelingsinstantie op verschillende plaatsen zijn gevestigd, en zij verbinden zich ertoe, dit beginsel op de door dit hoofdstuk bestreken gebieden toe te passen.

Artikel 4.9 Merktekens en etikettering
  • 1. De partijen nemen nota van punt 1 van bijlage 1 bij de TBT-Overeenkomst, waarin is vermeld dat een technisch voorschrift geheel of ten dele betrekking kan hebben op merktekens of etikettering, en zij zijn het erover eens dat voor zover hun technische voorschriften voorzien in verplichte merktekens of etikettering, zij de beginselen van artikel 2.2 van de TBT-Overeenkomst zullen eerbiedigen dat technische voorschriften niet worden opgesteld met het doel onnodige belemmeringen voor de internationale handel te creëren en dat zij evenmin tot het ontstaan van dergelijke belemmeringen mogen leiden, en dat die voorschriften niet meer beperkingen voor het handelsverkeer mogen inhouden dan nodig is om een legitiem doel te bereiken.

  • 2. Met name komen de partijen overeen dat wanneer een partij merktekens of etikettering van producten verplicht stelt:

    • a. deze partij ernaar zal streven om haar vereisten voor merktekens of etikettering tot een minimum te beperken, tenzij het gaat om merktekens of etikettering die voor consumenten of gebruikers van belang zijn. Indien etikettering voor andere, bijvoorbeeld fiscale doeleinden wordt vereist, wordt een dergelijk vereiste zodanig geformuleerd dat het de handel niet meer beperkt dan nodig is om een legitiem doel te bereiken;

    • b. deze partij de vorm van de etiketten of de merktekens mag specificeren, maar in dit verband geen voorafgaande goedkeuring, registratie of certificering mag verlangen. Deze bepaling doet niet af aan het recht van de partij om voorafgaande goedkeuring te verlangen voor de specifieke informatie die in het licht van het geldende interne voorschrift op het etiket of het merkteken moet worden vermeld;

    • c. deze partij, indien zij verlangt dat marktdeelnemers een uniek identificatienummer gebruiken, zo een nummer onverwijld en op niet-discriminerende grondslag aan de marktdeelnemers van de andere partij toekent;

    • d. het deze partij vrij blijft staan om te verlangen dat de informatie op de merktekens of etiketten in een bepaalde taal wordt gesteld. Wanneer de partijen een internationaal nomenclatuursysteem hebben aanvaard, mag ook dit worden gebruikt. Het gelijktijdige gebruik van andere talen wordt niet verboden, op voorwaarde dat de informatie in de andere talen identiek aan die in de bepaalde taal is, of de informatie in de bijkomende taal niet misleidend is ten aanzien van het product; en

    • e. deze partij ernaar streeft om, wanneer zij meent dat legitieme doelstellingen van de TBT-Overeenkomst hierdoor niet in gevaar komen, niet-permanente of verwijderbare etiketten dan wel merktekens of etiketten in de begeleidende documentatie in plaats van op of aan het product zelf of aan het product verbonden te aanvaarden.

Artikel 4.10 Coördinatiemechanisme
  • 1. De partijen komen overeen TBT-coördinatoren te benoemen en de andere partij naar behoren in kennis te stellen van eventuele wijzigingen terzake. De TBT-coördinatoren werken nauw samen om de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk en samenwerking tussen de partijen bij alle aangelegenheden die met dit hoofdstuk verband houden, te vergemakkelijken.

  • 2. De coördinator heeft onder meer tot taak:

    • a. toezicht te houden op de tenuitvoerlegging en het beheer van dit hoofdstuk, waarbij hij onverwijld een onderzoek instelt wanneer door een van de partijen een kwestie wordt voorgelegd in verband met het ontwikkelen, het vaststellen, de toepassing of de handhaving van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, en op verzoek van een van beide partijen overleg pleegt over kwesties die met dit hoofdstuk verband houden;

    • b. nauwer samen te werken bij de ontwikkeling en verbetering van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures;

    • c. overeenkomstig artikel 4.3 er in voorkomend geval voor zorg te dragen dat dialogen over regelgeving tot stand komen;

    • d. ervoor te zorgen dat werkgroepen worden opgericht die met niet in overheidsdienst zijnde deskundigen en met belanghebbenden kunnen overleggen of waarvan dezen deel kunnen uitmaken, al naar gelang dat door beide partijen onderling is overeengekomen;

    • e. informatie uit te wisselen over ontwikkelingen in niet-gouvernementele, regionale en multilaterale fora die verband houden met normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures; en

    • f. dit hoofdstuk in het licht van met de TBT-Overeenkomst verband houdende ontwikkelingen te toetsen.

  • 3. De coördinatoren communiceren met elkaar via een overeengekomen, voor het doelmatig en daadwerkelijk vervullen van hun taken geëigende methode.

HOOFDSTUK VIJF SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN

Artikel 5.1 Doel
  • 1. Het doel van dit hoofdstuk is om de negatieve gevolgen van sanitaire en fytosanitaire maatregelen voor de handel te beperken en tegelijkertijd het leven of de gezondheid van mens, dier of plant op de grondgebieden van de partijen te beschermen.

  • 2. Voorts heeft dit hoofdstuk tot doel de samenwerking tussen de partijen op het gebied van vraagstukken van dierenwelzijn te versterken, waarbij acht wordt geslagen op diverse factoren, zoals de voorwaarden waaronder op het grondgebied van de partijen veehouderij kan worden bedreven.

Artikel 5.2 Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle sanitaire en fytosanitaire maatregelen van een partij die de handel tussen de partijen al dan niet rechtstreeks kunnen beïnvloeden.

Artikel 5.3 Definitie

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder sanitaire of fytosanitaire maatregel verstaan een maatregel als omschreven in punt 1 van bijlage A bij de SPS-Overeenkomst.

Artikel 5.4 Rechten en verplichtingen

De partijen bevestigen hun bestaande rechten en verplichtingen ingevolge de SPS-overeenkomst.

Artikel 5.5 Transparantie en uitwisseling van informatie

De partijen:

  • a. streven doorzichtigheid na op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen die op de handel van toepassing zijn;

  • b. verbeteren het wederzijdse begrip van de sanitaire en fytosanitaire maatregelen van elk van beide partijen en de toepassing ervan;

  • c. wisselen informatie uit over aangelegenheden die verband houden met de ontwikkeling en de toepassing van sanitaire en fytosanitaire maatregelen die de handel tussen de partijen beïnvloeden of kunnen beïnvloeden, opdat de negatieve gevolgen ervan voor de handel zoveel mogelijk worden beperkt; en

  • d. delen op verzoek van een partij de op de invoer van specifieke producten toepasselijke voorschriften mede.

Artikel 5.6 Internationale normen

De partijen:

  • a. werken op verzoek van een partij samen voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering van de toepassing van internationale normen op gebieden die de handel tussen hen beïnvloeden of kunnen beïnvloeden, teneinde de negatieve gevolgen op de handel tussen hen zoveel mogelijk te beperken; en

  • b. werken samen aan de ontwikkeling van internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen.

Artikel 5.7 Invoervereisten
  • 1. De algemene invoervereisten van een partij gelden voor het gehele grondgebied van de andere partij.

  • 2. De partij van invoer mag jegens de gehele of een deel van de partij van uitvoer specifieke invoervereisten opleggen op basis van de vaststelling van de dier- of plantgezondheidsstatus in de partij van uitvoer of een deel daarvan, overeenkomstig de richtsnoeren en normen van de SPS-Overeenkomst, de Codex Alimentarius Commissie, de Wereldorganisatie voor diergezondheid en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten.

Artikel 5.8 Maatregelen in verband met de gezondheid van planten en dieren
  • 1. De partijen aanvaarden het concept van ziekte- of plagenvrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plagen overeenkomstig de normen van de SPS-Overeenkomst, de Wereldorganisatie voor diergezondheid alsmede het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten, en voeren een passende procedure in ter erkenning van die gebieden, waarbij met relevante internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen rekening wordt gehouden.

  • 2. Bij de vaststelling van die gebieden wordt rekening gehouden met factoren als geografische ligging, ecosystemen, epidemiologisch toezicht en de doeltreffendheid van sanitaire of fytosanitaire controles in die gebieden.

  • 3. Voor vaststelling van ziekte- of plagenvrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plagen, brengen de partijen een nauwe samenwerking tot stand om vertrouwen in de door elk van beide partijen voor die vaststelling gevolgde procedures te verkrijgen. Zij streven ernaar dit opbouwen van vertrouwen binnen ongeveer twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst te voltooien. De succesvolle voltooiing van de vertrouwen opbouwende samenwerking wordt door het in artikel 5.10 bedoelde Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen bevestigd.

  • 4. Bij de vaststelling van de desbetreffende gebieden baseert de partij van invoer haar eigen vaststelling van de veterinaire of plantgezondheidsstatus van de partij van uitvoer of gedeelten daarvan in beginsel op de door de partij van uitvoer overeenkomstig de normen van de SPS-Overeenkomst, de Wereldorganisatie voor diergezondheid en het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten verstrekte informatie, en houdt zij rekening met de vaststelling die de partij van uitvoer heeft gedaan. Indien een partij in dit verband niet de door de andere partij gedane vaststelling aanvaardt, zet zij de redenen hiervoor uiteen en is zij bereid in overleg te treden.

  • 5. De partij van uitvoer levert aan de partij van invoer het nodige bewijs dat de desbetreffende gebieden ziekte- of plagenvrij, respectievelijk gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plagen zijn en dat waarschijnlijk ook blijven. Hiertoe wordt aan de partij van invoer desgevraagd redelijke toegang verleend voor inspectie, proeven en andere relevante procedures.

Artikel 5.9 Samenwerking op het gebied van dierenwelzijn

De partijen:

  • a. wisselen informatie, deskundigheid en ervaringen op het gebied van dierenwelzijn uit en stellen voor dergelijke activiteiten een werkprogramma vast; en

  • b. werken voor de ontwikkeling van normen voor dierenwelzijn in internationale fora samen, met name op het gebied van het verdoven en slachten van dieren.

Artikel 5.10 Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen
  • 1. Het Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen dat is opgericht overeenkomstig lid 1 van artikel 15.2 (Gespecialiseerde comités) kan:

    • a. de procedures of regelingen ontwikkelen die voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk nodig zijn;

    • b. toezicht houden op de voortgang bij de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk;

    • c. bevestigen dat de vertrouwen opbouwende werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.8, lid 3, zijn voltooid;

    • d. procedures ontwikkelen voor de erkenning van inrichtingen voor producten van dierlijke oorsprong en, in voorkomend geval, van productielocaties voor producten van plantaardige oorsprong; en

    • e. een forum bieden voor discussie over problemen die zich voordoen door de toepassing van bepaalde sanitaire of fytosanitaire maatregelen, teneinde wederzijds aanvaardbare alternatieven te formuleren. Op verzoek van een partij komt het comité in dit verband met spoed bijeen voor overleg.

  • 2. De Commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen en komt eens per jaar op een onderling afgesproken datum bijeen. De plaats van vergadering wordt in onderling overleg bepaald. De agenda wordt vóór de vergadering overeengekomen. Het voorzitterschap wordt door de partijen beurtelings vervuld.

Artikel 5.11 Beslechting van geschillen

Geen van beide partijen kan voor geschillen die in het kader van dit hoofdstuk ontstaan, een beroep doen op hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen)

HOOFDSTUK ZES DOUANE EN HANDELSBEVORDERING

Artikel 6.1 Doelstellingen en beginselen

De partijen komen, ter vergemakkelijking van de handel en ter bevordering van douanesamenwerking op een bilaterale en multilaterale basis, overeen om samen te werken en hun invoer-, uitvoer- en doorvoervoorschriften en -procedures voor goederen op basis van de volgende doelstellingen en beginselen vast te stellen en toe te passen:

  • a. om te waarborgen dat invoer-, uitvoer- en doorvoervoorschriften en -procedures voor goederen efficiënt en evenredig zijn,

    • i. worden door elk van beide partijen versnelde douaneprocedures vastgesteld of gehandhaafd, waarbij zij passende douanecontrole- en -selectieprocedures blijven toepassen;

    • ii. zijn invoer-, uitvoer- en doorvoervereisten en -procedures in administratief opzicht niet omslachtiger en niet beperkender voor de handel dan nodig is om legitieme doelstellingen te bereiken;

    • iii. zorgt elk van beide partijen ervoor dat goederen met een minimum aan documentatie kunnen worden ingeklaard, en dat elektronische systemen voor gebruikers toegankelijk zijn;

    • iv. maakt elk van beide partijen gebruik van informatietechnologie die procedures voor het in het vrije verkeer brengen van goederen bespoedigt;

    • v. waarborgt elk van beide partijen dat haar douaneautoriteiten en -instanties die met grenscontrole, met inbegrip van invoer-, uitvoer- en doorvoeraangelegenheden, zijn belast, samenwerken en hun werkzaamheden coördineren; en

    • vi. voorziet elk van beide partijen erin dat inschakeling van douane-expediteurs facultatief is;

  • b. invoer-, uitvoer- en doorvoervoorschriften en -procedures worden gebaseerd op door de partijen aanvaarde internationale instrumenten en normen op het gebied van de handel en van douane:

    • i. indien er op handels- en douanegebied internationale instrumenten en normen bestaan, vormen deze de basis voor invoer-, uitvoer- en doorvoervoorschriften en –procedures, tenzij die instrumenten en normen niet passend of doeltreffend voor het bereiken van de legitieme doelstellingen zijn; en

    • ii. voorschriften die betrekking hebben op data alsmede dataverwerkingsprocessen worden in toenemende mate in overeenstemming met het Customs Data Model en de bijbehorende aanbevelingen en richtsnoeren van de Werelddouaneorganisatie, hierna „WDO” genoemd, gebruikt en toegepast;

  • c. voorschriften en procedures zijn voor importeurs, exporteurs en andere belanghebbenden transparant en voorspelbaar;

  • d. elk van beide partijen treedt met vertegenwoordigers van de handelssector en andere belanghebbenden tijdig in overleg, onder meer over belangrijke nieuwe of gewijzigde voorschriften en procedures voordat deze worden vastgesteld;

  • e. beginselen of procedures inzake risicobeheersing worden toegepast om handhavingsinspanningen te concentreren op transacties die speciale aandacht behoeven;

  • f. elk van beide partijen verleent haar medewerking en wisselt informatie uit om eraan bij te dragen dat de handelsbevorderende maatregelen waarover in het kader van deze overeenkomst overeenstemming is bereikt, worden toegepast en nageleefd; en

  • g. handelsbevorderende maatregelen ondermijnen niet het bereiken van legitieme beleidsdoelstellingen, zoals de bescherming van de nationale veiligheid, gezondheid en het milieu.

Artikel 6.2 In het vrije verkeer brengen van goederen
  • 1. Elk van beide partijen stelt vereenvoudigde en doelmatige douane- en andere handelsgerelateerde voorschriften en procedures vast om de handel tussen de partijen te bevorderen.

  • 2. Overeenkomstig het bepaalde in lid 1 draagt elk van beide partijen ervoor zorg dat haar douaneautoriteiten, grensdiensten en andere bevoegde autoriteiten toepassing geven aan voorschriften en procedures:

    • a. die voorzien in de vrijgave van goederen binnen een tijdvak dat niet langer is dan vereist om te waarborgen dat aan haar douane- en andere handelsgerelateerde wetgeving en formaliteiten wordt voldaan. Elk van beide partijen werkt eraan de vrijgave van goederen verder te versnellen;

    • b. die erin voorzien dat informatie vóór de fysieke aankomst van goederen elektronisch kan worden ingediend en vervolgens ook elektronisch kan worden verwerkt, zodat goederen bij aankomst in het vrije verkeer kunnen worden gebracht;

    • c. waardoor importeurs goederen vrijgegeven kunnen krijgen vóór en onverminderd de definitieve vaststelling door haar douaneautoriteiten van de toepasselijke douanerechten, belastingen en heffingen3); en

    • d. waardoor goederen in het vrije verkeer kunnen worden gebracht op de plaats van aankomst, zonder tijdelijke verplaatsing naar entrepots of andere faciliteiten.

Artikel 6.3 Vereenvoudigde douaneprocedure

De partijen streven ernaar voor handelaren of marktdeelnemers die aan specifieke, door een partij vastgestelde criteria voldoen, vereenvoudigde invoer- en uitvoerprocedures toe te passen waardoor in het bijzonder goederen sneller kunnen worden vrijgegeven en ingeklaard, met onder meer elektronische indiening en verwerking van informatie vóór de fysieke aankomst van zendingen, minder fysieke inspecties en bevordering van de handel door bijvoorbeeld vereenvoudigde aangiften met een minimum aan documentatie.

Artikel 6.4 Risicobeheersing

Elk van beide partijen maakt, voor zover mogelijk langs elektronische weg, gebruik van risicobeheersingsystemen voor de risicoanalyse en -oriëntatie zodat haar douaneautoriteiten hun inspectiewerkzaamheden kunnen concentreren op goederen met een hoog risico, en de inklaring en het in het verkeer brengen van goederen met een laag risico worden vereenvoudigd. Elk van beide partijen zal voor haar risicobeheersingprocedures de herziene Overeenkomst inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures van 1999, hierna „Overeenkomst van Kyoto” genoemd, alsmede de WDO-Richtsnoeren voor risicobeheersing, als uitgangspunt nemen.

Artikel 6.5 Transparantie
  • 1. Elk van beide partijen waarborgt dat haar douane- en andere handelsgerelateerde wet- en regelgeving, haar algemene administratieve procedures en andere voorschriften, met inbegrip van die inzake vergoedingen en heffingen, voor alle belanghebbenden via een officieel aangewezen medium en waar haalbaar en mogelijk via een officiële website, gemakkelijk toegankelijk zijn.

  • 2. Elk van beide partijen wijst een of meer onderzoeks- of informatiecentra aan of houdt deze in stand, waaraan belanghebbenden vragen over douane- en andere handelsgerelateerde aangelegenheden kunnen stellen.

  • 3. Elk van beide partijen overlegt met en verstrekt informatie aan vertegenwoordigers van de handelssector en andere belanghebbenden. Dat overleg en deze informatie hebben betrekking op belangrijke nieuwe of gewijzigde voorschriften en procedures, waarbij vóórr de vaststelling hiervan de mogelijkheid tot het maken van opmerkingen wordt geboden.

Artikel 6.6 Besluiten vooraf
  • 1. Op schriftelijk verzoek van handelaren brengt elk van beide partijen via haar douaneautoriteiten voorafgaand aan de invoer van een goed in haar grondgebied en overeenkomstig haar wet- en regelgeving, een schriftelijk besluit uit over de tariefindeling, de oorsprong of enige andere aangelegenheid als die haars inziens hiervoor in aanmerking komt.

  • 2. Elk van beide partijen maakt haar besluiten vooraf inzake tariefindeling en enige andere aangelegenheid die haars inziens hiervoor in aanmerking komt, in overeenstemming met de vertrouwelijkheidsvereisten ingevolge haar wet- en regelgeving, bekend, bijvoorbeeld via internet.

  • 3. Ter bevordering van de handel houden de partijen elkaar in hun bilaterale dialoog regelmatig op de hoogte van wijzigingen in hun respectieve wetgeving met betrekking tot de in de leden 1 en 2 bedoelde aangelegenheden.

Artikel 6.7 Beroepsprocedures
  • 1. Elk van beide partijen waarborgt dat de betrokkenen ten aanzien waarvan door haar vaststellingen in douanezaken en andere invoer-, uitvoer- en doorvoervoorschriften en -procedures worden gedaan, tegen die vaststellingen bezwaar kunnen aantekenen of in beroep kunnen gaan. Een partij mag verlangen dat alvorens tegen een beslissing bij een hogere onafhankelijke instantie, bijvoorbeeld een rechterlijke autoriteit of een bestuursrechter beroep kan worden ingesteld, daartegen eerst bij dezelfde instelling, de toezichthoudende autoriteit daarvan of een rechterlijke autoriteit moet worden opgekomen.

  • 2. De producent of exporteur kan, indien de autoriteit waarbij tegen de beslissing wordt opgekomen hem daarom verzoekt, informatie rechtstreeks verstrekken aan de partij waarin het administratieve bezwaar of beroep wordt behandeld. De producent of exporteur die de informatie verschaft, mag de partij waarin het administratieve bezwaar of beroep wordt behandeld, verzoeken die informatie overeenkomstig haar wet- en regelgeving vertrouwelijk te behandelen.

Artikel 6.8 Vertrouwelijkheid
  • 1. Informatie die overeenkomstig dit hoofdstuk door personen of autoriteiten van een partij aan de autoriteiten van de andere partij is verstrekt, wordt, onder meer wanneer daarom krachtens artikel 6.7 wordt verzocht, vertrouwelijk behandeld in overeenstemming met de in elk van beide partijen toepasselijke wet- en regelgeving. Zij valt onder de officiële geheimhoudingsplicht en wordt beschermd overeenkomstig de wet- en regelgeving voor dergelijke informatie op het grondgebied van de ontvangende partij.

  • 2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de ontvangende partij zich ertoe verbindt deze te beschermen op een wijze die ten minste gelijkwaardig is aan de bescherming van dergelijke gegevens in de partij die de gegevens verstrekt. De persoon die de informatie verstrekt, stelt geen eisen die verder gaan dan die welke in zijn rechtsgebied gelden.

  • 3. De in lid 1 bedoelde informatie wordt door de autoriteiten van de partij die deze heeft ontvangen, niet gebruikt voor andere doelen dan waarvoor zij is verstrekt, tenzij de persoon of de autoriteit die de informatie heeft verstrekt, hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend.

  • 4. Behoudens uitdrukkelijke toestemming van de persoon of de autoriteit die de in lid 1 bedoelde informatie heeft verstrekt, zal deze niet worden gepubliceerd of anderszins worden bekendgemaakt, tenzij zulks ingevolge de wet- en regelgeving van de partij die de informatie in verband met gerechtelijke procedures heeft ontvangen, verplicht of toegestaan is. De persoon of autoriteit die de informatie heeft verstrekt, wordt zo mogelijk vooraf van een dergelijke bekendmaking in kennis gesteld.

  • 5. Indien een autoriteit van een partij overeenkomstig dit hoofdstuk om informatie verzoekt, deelt zij de personen tot wie het verzoek is gericht, mede dat die informatie in verband met gerechtelijke procedures mogelijk bekend zal worden gemaakt.

  • 6. Tenzij anders overeengekomen met de persoon die de informatie heeft verstrekt, treft de verzoekende partij in voorkomend geval alle krachtens haar wet- en regelgeving mogelijke maatregelen om de informatie geheim te houden, en beschermt zij persoonsgegevens tegen verzoeken van derden of van andere autoriteiten om bekendmaking van die informatie.

Artikel 6.9 Vergoedingen en heffingen

Met betrekking tot alle in verband met in- of uitvoer opgelegde vergoedingen en heffingen, van welke aard ook, andere dan douanerechten en zaken die van de definitie van een douanerecht in artikel 2.3 (Douanerechten) zijn uitgesloten, geldt het volgende:

  • a. vergoedingen en heffingen worden enkel opgelegd ter zake van in verband met de betrokken in- of uitvoer verleende diensten of een met die in- of uitvoer verband houdende formaliteit waaraan moet worden voldaan;

  • b. het bedrag van vergoedingen en heffingen gaat niet de geschatte kosten van de verleende dienst te boven;

  • c. vergoedingen en heffingen worden niet op een ad-valoremgrondslag berekend;

  • d. voor consulaire diensten worden geen vergoedingen en heffingen verlangd;

  • e. de informatie over vergoedingen en heffingen wordt via een officieel aangewezen medium, en waar haalbaar en mogelijk via een officiële website, bekendgemaakt. Deze informatie omvat de reden voor de vergoeding of de heffing ter zake van de verleende dienst, de verantwoordelijke autoriteit, de vergoedingen en heffingen die zullen worden toegepast, en het tijdstip en de wijze waarop de betaling moet worden verricht; en

  • f. nieuwe of gewijzigde vergoedingen en heffingen worden niet opgelegd totdat informatie overeenkomstig e) bekend is gemaakt en gemakkelijk beschikbaar is.

Artikel 6.10 Inspectie vóór verzending

Geen der partijen zal inspecties of gelijkwaardige maatregelen vóór verzending verlangen.

Artikel 6.11 Douanecontrole achteraf

Elk van beide partijen zorgt ervoor dat handelaren kunnen verzoeken om douanecontrole achteraf. Het verzoek om douanecontrole achteraf mag voor handelaren geen ongegronde of ongerechtvaardigde eisen of lasten meebrengen.

Artikel 6.12 Douanewaarde

De Overeenkomst inzake de douanewaarde wordt, zonder de voorbehouden en opties waarin in artikel 20 en de leden 2 tot en met 4 van bijlage III bij die Overeenkomst is voorzien, mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen.

Artikel 6.13 Douanesamenwerking
  • 1. De partijen breiden hun samenwerking op het gebied van douane en daarmee verband houdende aangelegenheden uit.

  • 2. De partijen verbinden zich ertoe om handelsbevorderende acties op het gebied van douane te ontwikkelen, rekening houdend met het werk dat in dit verband door internationale organisaties wordt gedaan. Dit kan het testen van nieuwe douaneprocedures omvatten.

  • 3. De partijen bevestigen hun verbintenis het legitieme goederenverkeer te bevorderen en expertise uit te wisselen over maatregelen ter verbetering van douanetechnieken en -procedures en over geautomatiseerde systemen, overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst.

  • 4. De partijen verbinden zich ertoe:

    • a. de harmonisatie, in overeenstemming met internationale normen, van in de handel gebruikte documentatie en data-elementen te bevorderen, teneinde hun onderlinge handelsstromen in douaneaangelegenheden met betrekking tot de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen te vergemakkelijken;

    • b. de samenwerking tussen hun douanelaboratoria en wetenschappelijke diensten te intensiveren en aan de harmonisatie van de door douanelaboratoria gebruikte methoden te werken;

    • c. douanepersoneel uit te wisselen;

    • d. voor de ambtenaren die rechtstreeks met douaneprocedures te maken hebben, gezamenlijk opleidingsprogramma's op het gebied van met douane verband houdende aangelegenheden te organiseren;

    • e. doeltreffende mechanismen voor communicatie met de handels- en zakenwereld te ontwikkelen;

    • f. elkaar zoveel mogelijk bij te staan in zaken van tariefindeling, waardebepaling en vaststelling van de oorsprong voor preferentiële tariefbehandeling van ingevoerde goederen;

    • g. een krachtige en doeltreffende handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douaneautoriteiten bij invoer, uitvoer, wederuitvoer, doorvoer, overlading en andere douaneprocedures te stimuleren, met name waar het gaat om nagemaakte goederen; en

    • h. de veiligheid van het vervoer per zeecontainer en van andere zendingen, ongeacht hun herkomst, die in het grondgebied van de partijen worden ingevoerd, op dat grondgebied worden overgeladen of via dat grondgebied worden doorgevoerd, te verbeteren zonder afbreuk te doen aan de bevordering van de handel. De partijen komen overeen dat de intensievere en ruimere samenwerking onder meer maar niet uitsluitend het volgende tot doel heeft:

      • i. samen streven naar versterking van de douaneaspecten voor meer zekerheid in de logistieke keten in de internationale handel; en

      • ii. een zo groot mogelijke coördinatie van standpunten in multilaterale fora waar kwesties in verband met de veiligheid van containers op geëigende wijze naar voren worden gebracht en worden besproken.

  • 5. De partijen erkennen dat technische samenwerking tussen hen fundamenteel is om naleving van de in deze overeenkomst opgenomen verbintenissen te vergemakkelijken en de handel in sterke mate te bevorderen. De partijen komen door middel van hun douaneautoriteiten overeen een programma voor technische samenwerking te ontwikkelen, waarbij zij de voorwaarden met betrekking tot het toepassingsgebied, het tijdschema en de kosten van samenwerkingsmaatregelen op douanegebied en daarmee verband houdende aangelegenheden onderling overeenkomen.

  • 6. Voor het bevorderen van de handel relevante internationale initiatieven, die onder andere werkzaamheden in de WTO en de WDO kunnen omvatten, worden door de partijen via hun respectieve douaneautoriteiten en andere grensautoriteiten opnieuw onderzocht om uit te maken op welke gebieden nadere gezamenlijke actie de handel tussen de partijen en gezamenlijke multilaterale doelstellingen zou bevorderen. De partijen werken samen om in internationale organisaties op het gebied van douane en van handelsbevordering, met name in de WTO en de WDO, waar mogelijk gezamenlijke standpunten te formuleren.

  • 7. De partijen verlenen elkaar bijstand bij de tenuitvoerlegging en de handhaving van dit hoofdstuk, het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong'” en methoden van administratieve samenwerking, en hun respectieve douanewet- en regelgeving.

Artikel 6.14 Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
  • 1. De partijen verlenen elkaar in douaneaangelegenheden administratieve bijstand overeenkomstig het bepaalde in het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.

  • 2. Geen van beide partijen kan voor geschillen die door artikel 9.1 van het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken worden bestreken, een beroep doen op hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) van deze overeenkomst.

Artikel 6.15 Douanecontactcentra
  • 1. De partijen wisselen lijsten uit van contactcentra die zijn aangewezen voor aangelegenheden die zich in verband met dit hoofdstuk en het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong'” en methoden van administratieve samenwerking voordoen.

  • 2. De contactcentra streven ernaar operationele aangelegenheden die door dit hoofdstuk worden bestreken, door middel van overleg op te lossen. Indien een aangelegenheid niet door de contactcentra kan worden opgelost, wordt deze naar het in dit hoofdstuk bedoelde Douanecomité verwezen.

Artikel 6.16 Douanecomité
  • 1. Het krachtens lid 1 van artikel 15.2 (Gespecialiseerde comités) opgerichte Douanecomité waarborgt de goede werking van dit hoofdstuk en van het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking, alsmede die van het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, en onderzoekt alle kwesties die zich naar aanleiding van de toepassing ervan voordoen. Het brengt over onder deze overeenkomst vallende aangelegenheden verslag uit aan het krachtens lid 1 van artikel 15.1 (Handelscomité) opgerichte Handelscomité.

  • 2. Het Douanecomité bestaat uit vertegenwoordigers van de douane en van andere autoriteiten van de partijen die bevoegd zijn ter zake van douaneaangelegenheden en handelsbevordering, het beheer van het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking en het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.

  • 3. Het Douanecomité stelt zijn reglement van orde vast en komt jaarlijks beurtelings bij een van de partijen bijeen.

  • 4. Het Douanecomité komt op verzoek van een partij bijeen voor overleg en tracht eventuele meningsverschillen tussen de partijen in het kader van dit hoofdstuk, het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong'” en methoden van administratieve samenwerking en het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken op te lossen, met name op het gebied van handelsbevordering, tariefindeling, de oorsprong van goederen en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, in het bijzonder in verband met de artikelen 7 en 8 van het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.

  • 5. Het Douanecomité kan resoluties, aanbevelingen of adviezen formuleren die het noodzakelijk acht voor het bereiken van de gezamenlijke doelstellingen en de goede werking van de mechanismen die in dit hoofdstuk, het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking alsmede het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken zijn vastgelegd.

HOOFDSTUK ZEVEN HANDEL IN DIENSTEN, VESTIGING EN ELEKTRONISCHE HANDEL

AFDELING A ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 7.1 Doelstelling en toepassingsgebied
  • 1. De partijen herbevestigen hun respectieve rechten en verplichtingen ingevolge de WTO-Overeenkomst, en leggen hierbij de noodzakelijke regels vast voor geleidelijke wederzijdse liberalisering van de handel in diensten, van het recht van vestiging en voor samenwerking op het gebied van elektronische handel.

  • 2. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij een verplichting inhoudt met betrekking tot overheidsopdrachten.

  • 3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op door een partij verstrekte subsidies of toelagen, met inbegrip van leningen, garanties en verzekeringen die door de overheid worden gesteund.

  • 4. Overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk behoudt elk van beide partijen het recht nieuwe regelingen op te stellen en in te voeren om legitieme beleidsdoelstellingen te bereiken.

  • 5. Dit hoofdstuk is noch van toepassing op maatregelen betreffende natuurlijke personen die toegang tot de arbeidsmarkt van een partij zoeken, noch op maatregelen inzake staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis.

  • 6. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk belet een partij maatregelen toe te passen tot regeling van de toegang of het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op haar grondgebied, daarbij inbegrepen maatregelen die nodig zijn voor het beschermen van de integriteit van haar grenzen of voor het verzekeren van het ordelijke verkeer van natuurlijke personen over haar grenzen, maar deze maatregelen mogen niet zodanig worden toegepast dat de voordelen die de andere partij op grond van een specifieke verbintenis in dit hoofdstuk en de bijlagen erbij toekomen, daardoor worden teniet gedaan of uitgehold4).

Artikel 7.2 Definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt het volgende:

  • a. onder maatregel wordt verstaan elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling of in enige andere vorm;

  • b. onder door een partij vastgestelde of gehandhaafde maatregelen worden verstaan maatregelen genomen door:

    • i. centrale, regionale of lokale overheden en autoriteiten; en

    • ii. niet-gouvernementele organisaties bij de uitoefening van door centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten gedelegeerde bevoegdheden;

  • c. onder persoon wordt verstaan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon;

  • d. onder natuurlijke persoon wordt verstaan een onderdaan van Korea of van een van de lidstaten van de Europese Unie volgens hun respectieve wetgeving;

  • e. onder rechtspersoon wordt verstaan elke juridische eenheid, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, met winst- of andere oogmerken, ongeacht of zij eigendom van particulieren of van de overheid is, met inbegrip van alle vennootschappen, trusts, maatschappen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;

  • f. onder rechtspersoon uit een partij wordt verstaan:

    • i. een rechtspersoon die overeenkomstig de wetgeving van een van de lidstaten van de Europese Unie respectievelijk Korea is opgericht, en die op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn respectievelijk op dat van Korea zijn statutaire zetel, hoofdbestuur5) of hoofdvestiging heeft. Wanneer de rechtspersoon op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn of op dat van Korea alleen zijn statutaire zetel of hoofdbestuur heeft, wordt hij niet als rechtspersoon uit de Europese Unie respectievelijk Korea beschouwd, tenzij hij op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn respectievelijk op dat van Korea omvangrijke zakelijke transacties verricht6); of

    • ii. ingeval van vestiging als bedoeld in artikel 7.9, onder a), een rechtspersoon die eigendom is van of voorwerp van zeggenschap door natuurlijke personen uit de EU respectievelijk Korea of een rechtspersoon uit de Europese Unie respectievelijk Korea als hiervoor onder i) bedoeld.

    Een rechtspersoon is:

    • i. eigendom van personen uit de EU of Korea indien meer dan 50 procent van het aandelenkapitaal in het bezit is van personen uit de EU respectievelijk Korea die volledig over hun aandeel kunnen beschikken;

    • ii. voorwerp van zeggenschap door personen uit de EU of Korea wanneer deze bevoegd zijn een meerderheid van zijn bestuurders te benoemen of de handelingen van de rechtspersoon anderszins te sturen;

    • iii. met een andere persoon verbonden wanneer hij zeggenschap heeft over die persoon of die persoon over hem, of wanneer over zowel hemzelf als de andere persoon zeggenschap wordt uitgeoefend door een en dezelfde persoon;

  • g. onverminderd het hiervoor onder f) bepaalde vallen buiten de EU of Korea gevestigde scheepvaartondernemingen waarover onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie respectievelijk Korea zeggenschap hebben, tevens onder deze overeenkomst indien hun schepen overeenkomstig de respectieve wetgeving van die lidstaat of van Korea zijn geregistreerd en zij de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van Korea voeren7);

  • h. onder overeenkomst inzake economische integratie wordt verstaan een overeenkomst waarbij de handel in diensten en het recht van vestiging conform de WTO-Overeenkomst, met name de artikelen V en V bis van de GATS, aanzienlijk worden geliberaliseerd;

  • i. onder reparatie en onderhoud van vliegtuigen worden verstaan alle werkzaamheden aan een uit de dienst genomen vliegtuig of een onderdeel daarvan, met uitzondering van het zogenaamde lijnonderhoud;

  • j. onder diensten die verband houden met geautomatiseerde boekingssystemen wordt verstaan dienstverlening door middel van computersystemen die informatie bevatten over dienstregeling, beschikbaarheid, tarieven en tariefvoorwaarden van luchtvaartmaatschappijen, en met behulp waarvan boekingen kunnen worden gedaan of vervoerbewijzen kunnen worden uitgegeven;

  • k. onder verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten wordt verstaan de mogelijkheid voor de betrokken luchtvaartmaatschappij haar luchtvervoerdiensten vrij te verkopen en op de markt te brengen, met inbegrip van alle marketingaspecten zoals marktonderzoek, reclame en distributie. De tarifering van luchtvervoerdiensten en de daarop van toepassing zijnde voorwaarden vallen niet onder deze activiteiten; en

  • l. onder dienstverlener wordt verstaan een persoon die een dienst verleent of aanbiedt, met inbegrip van personen die dit als investeerder doen.

Artikel 7.3 Comité voor de handel in diensten en voor vestiging en elektronische handel
  • 1. Het krachtens lid 1 van artikel 15.2 (Gespecialiseerde comités) opgerichte Comité voor de handel in diensten en voor vestiging en elektronische handel bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen. De hoofdvertegenwoordiger van een partij in het Comité is een ambtenaar van de met de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk belaste autoriteit van die partij.

  • 2. Het comité:

    • a. houdt toezicht op en evalueert de tenuitvoerlegging van het bepaalde in dit hoofdstuk;

    • b. onderzoekt kwesties met betrekking tot dit hoofdstuk die haar door een partij worden voorgelegd; en

    • c. stelt de betrokken autoriteiten in de gelegenheid om in verband met artikel 7.46 informatie over prudentiële maatregelen uit te wisselen.

AFDELING B GRENSOVERSCHRIJDENDE DIENSTVERLENING
Artikel 7.4 Toepassingsgebied en definities
  • 1. Deze afdeling is van toepassing op maatregelen van de partijen die van invloed zijn op alle grensoverschrijdende dienstverlening met uitzondering van:

    • a. audiovisuele diensten8);

    • b. nationale cabotage in het zeevervoer; en

    • c. interne en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijndiensten of niet, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:

      • i. reparatie en onderhoud van vliegtuigen;

      • ii. verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;

      • iii. diensten die verband houden met geautomatiseerde boekingssystemen; en

      • iv. andere aan luchtvervoerdiensten verwante diensten zoals grondafhandelingsdiensten, verhuur van luchtvaartuigen met bemanning en luchthavenbeheer.

  • 2. Tot maatregelen die van invloed zijn op grensoverschrijdende dienstverlening behoren onder meer maatregelen die van invloed zijn op:

    • a. de productie, distributie, marketing, verkoop en levering van een dienst;

    • b. de aankoop, de betaling of het gebruik van een dienst;

    • c. de met het verlenen van een dienst samenhangende toegang tot en gebruikmaking van netwerken of diensten waarvan de partijen eisen dat zij algemeen aan het publiek worden aangeboden; en

    • d. de aanwezigheid op het grondgebied van een partij van een dienstverlener uit de andere partij.

  • 3. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a. grensoverschrijdende dienstverlening: het verlenen van een dienst:

      • i. vanaf het grondgebied van een partij op het grondgebied van de andere partij; en

      • ii. op het grondgebied van een partij ten behoeve van de gebruiker van de dienst uit de andere partij;

    • b. diensten: alle diensten in elke sector behalve de bij de uitoefening van overheidsgezag verleende diensten; en

    • c. een bij de uitoefening van overheidsgezag verleende dienst: elke dienst die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met een of meer dienstverleners wordt verleend.

Artikel 7.5 Markttoegang
  • 1. Ten aanzien van de markttoegang voor grensoverschrijdende dienstverlening behandelt elk van beide partijen diensten en dienstverleners uit de andere partij niet minder gunstig dan is voorzien in de voorwaarden en beperkingen die zijn overeengekomen en opgenomen in de in bijlage 7-A vermelde specifieke verbintenissen.

  • 2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan, worden de maatregelen die een partij niet mag handhaven of vaststellen voor een bepaalde regio of voor haar gehele grondgebied, tenzij anderszins bepaald in bijlage 7-A, omschreven als:

    • a. beperkingen van het aantal dienstverleners in de vorm van numerieke quota, monopolies, exclusieve dienstverleners of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte9);

    • b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa in verband met diensten in de vorm van numerieke quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte; en

    • c. beperkingen van het totale aantal dienstentransacties of het totale volume van de dienstenoutput, in bepaalde numerieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte10).

Artikel 7.6 Nationale behandeling
  • 1. Elk van beide partijen behandelt in de sectoren waarvoor verbintenissen inzake de markttoegang in bijlage 7-A zijn opgenomen, met inachtneming van de daarin vermelde voorwaarden en kwalificaties, diensten en dienstverleners uit de andere partij in het kader van alle maatregelen die op de grensoverschrijdende dienstverlening van invloed zijn, niet minder gunstig dan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners.

  • 2. Een partij kan aan het bepaalde in lid 1 voldoen door aan diensten en dienstverleners uit de andere partij een behandeling toe te kennen die naar de vorm identiek is dan wel naar de vorm afwijkt van de behandeling die zij aan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners toekent.

  • 3. Een naar de vorm identieke of naar de vorm afwijkende behandeling wordt geacht minder gunstig te zijn, indien zij de mededingingsvoorwaarden wijzigt ten gunste van diensten of dienstverleners uit een partij, in vergelijking met soortgelijke diensten of dienstverleners uit de andere partij.

  • 4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetreffende diensten of dienstverleners.

Artikel 7.7 Lijsten van verbintenissen
  • 1. De door elk van beide partijen ingevolge deze afdeling geliberaliseerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, van de markttoegang en van de nationale behandeling voor diensten en dienstverleners uit de andere partij in die sectoren, worden in de lijsten van verbintenissen in bijlage 7-A vermeld.

  • 2. Geen van beide partijen mag, met betrekking tot diensten of dienstverleners uit de andere partij, nieuwe of meer maatregelen vaststellen die discrimineren ten opzichte van de behandeling die uit hoofde van de overeenkomstig lid 1 aangegane specifieke verbintenissen wordt toegekend.

Artikel 7.8 Meestbegunstiging11)
  • 1. Wat onder deze afdeling vallende maatregelen die van invloed zijn op de grensoverschrijdende dienstverlening betreft, behandelt elk van beide partijen, tenzij in dit artikel anders is bepaald, diensten en dienstverleners uit de andere partij niet minder gunstig dan dat zij soortgelijke diensten en dienstverleners uit derde landen in het kader van een na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ondertekende overeenkomst inzake economische integratie behandelt.

  • 2. De verplichting van lid 1 geldt ook voor de behandeling die door een partij overeenkomstig een overeenkomst inzake regionale economische integratie aan diensten en dienstverleners uit een derde land wordt toegekend, tenzij deze behandeling wordt toegekend krachtens sectorale of horizontale verbintenissen waarvoor die overeenkomst een aanzienlijk hoger niveau van verplichtingen oplegt dan geldt voor de verbintenissen die in het kader van deze afdeling zijn aangegaan en in bijlage 7-B zijn vermeld.

  • 3. Onverminderd lid 2 zijn de uit lid 1 voortvloeiende verplichtingen niet van toepassing op de behandeling die wordt toegekend in het kader van:

    • a. maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties, vergunningen of prudentiële maatregelen in overeenstemming met artikel VII van de GATS of de bijlage betreffende financiële diensten daarbij;

    • b. een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingheffing; of

    • c. maatregelen die onder de in bijlage 7-C vermelde meestbegunstigingsvrijstellingen vallen.

  • 4. De bepalingen van dit hoofdstuk worden niet zodanig uitgelegd dat een partij hierdoor wordt verhinderd aangrenzende landen voordelen toe te staan of te verlenen om het handelsverkeer dat beperkt is tot plaatselijk voortgebrachte en verbruikte diensten in naast elkaar liggende grenszones, te vergemakkelijken.

AFDELING C VESTIGING
Artikel 7.9 Definities

Voor de toepassing van deze afdeling geldt het volgende:

  • a. onder vestiging wordt verstaan:

    • i. de oprichting, overname of handhaving van een rechtspersoon12); of

    • ii. de oprichting of handhaving van een filiaal of vertegenwoordiging

    op het grondgebied van een partij met als doel een economische activiteit uit te voeren;

  • b. onder investeerder wordt verstaan een persoon die door middel van het opzetten van een vestiging tracht een economische activiteit uit te oefenen of een dergelijke activiteit uitoefent13);

  • c. een economische activiteit omvat alle economische activiteiten behoudens activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de uitoefening van overheidsgezag, d.w.z. activiteiten die noch op commerciële grondslag, noch in concurrentie met een of meer marktdeelnemers worden uitgeoefend;

  • d. onder dochteronderneming van een rechtspersoon uit een partij wordt verstaan een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon uit die partij daadwerkelijk zeggenschap heeft; en

  • e. onder filiaal van een rechtspersoon wordt verstaan een vestiging zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact met deze moedermaatschappij behoeven te hebben, maar hun transacties kunnen afhandelen met de vestiging die de voorpost vormt.

Artikel 7.10 Toepassingsgebied

Deze afdeling heeft tot doel het onderlinge investeringsklimaat en met name de wederzijdse voorwaarden voor vestiging te verbeteren en is van toepassing op maatregelen van de partijen die van invloed zijn op vestiging14) in alle economische activiteiten, met uitzondering van:

  • a. de winning, vervaardiging en verwerking15) van nucleair materiaal;

  • b. de productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmaterieel16);

  • c. audiovisuele diensten17);

  • d. nationale cabotage in het zeevervoer; en

  • e. interne en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijndiensten of niet, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:

    • i. reparatie en onderhoud van vliegtuigen;

    • ii. verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;

    • iii. diensten die verband houden met geautomatiseerde boekingssystemen; en

    • iv. andere aan luchtvervoerdiensten verwante diensten zoals grondafhandelingsdiensten, verhuur van luchtvaartuigen met bemanning en luchthavenbeheer.

Artikel 7.11 Markttoegang
  • 1. Ten aanzien van de markttoegang in het kader van vestiging behandelt elk van beide partijen vestigingen en investeerders uit de andere partij niet minder gunstig dan is voorzien in de voorwaarden en beperkingen die zijn overeengekomen en opgenomen in de in bijlage 7-A vermelde specifieke verbintenissen.

  • 2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan worden de maatregelen die een partij niet mag handhaven of vaststellen voor een bepaalde regio of voor haar gehele grondgebied, tenzij anderszins bepaald in bijlage 7-A, omschreven als:

    • a. beperkingen van het aantal vestigingen in de vorm van numerieke quota, monopolies, exclusieve rechten of van andere eisen ten aanzien van vestigingen, zoals een onderzoek naar de economische behoefte;

    • b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa, in de vorm van numerieke quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;

    • c. beperkingen van het totale aantal transacties of het totale volume van de output, in bepaalde numerieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte18);

    • d. beperkingen van de participatie van buitenlands kapitaal, uitgedrukt als een maximumpercentage voor buitenlands aandeelhouderschap of de totale waarde van individuele of totale buitenlandse investeringen;

    • e. maatregelen die specifieke soorten juridische entiteiten of joint ventures via welke een investeerder uit de andere partij een economische activiteit kan uitoefenen, vereisen of ten aanzien van die entiteiten of joint ventures beperkingen opleggen; en

    • f. beperkingen van het totale aantal natuurlijke personen, anders dan stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs als omschreven in artikel 7.17, dat in een bepaalde sector in dienst mag zijn of dat een investeerder in dienst mag hebben, en dat nodig is voor en rechtstreeks verband houdt met het uitvoeren van de economische activiteit, in de vorm van een maximum aantal of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte.

Artikel 7.12 Nationale behandeling19)
  • 1. Elk van beide partijen behandelt in de in bijlage 7-A vermelde sectoren en met inachtneming van de daarin vermelde voorwaarden en kwalificaties, vestigingen en investeerders uit de andere partij in het kader van alle maatregelen die van invloed op vestiging zijn, niet minder gunstig dan haar soortgelijke eigen vestigingen en investeerders.

  • 2. Een partij kan aan het bepaalde in lid 1 voldoen door aan vestigingen en investeerders uit de andere partij een behandeling toe te kennen die naar de vorm identiek is dan wel naar de vorm afwijkt van de behandeling die zij aan haar soortgelijke eigen vestigingen en investeerders toekent.

  • 3. Een naar de vorm identieke of naar de vorm afwijkende behandeling wordt geacht minder gunstig te zijn indien zij de mededingingsvoorwaarden wijzigt ten gunste van vestigingen of investeerders uit de partij, in vergelijking met soortgelijke vestigingen of investeerders uit de andere partij.

  • 4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetreffende vestigingen of investeerders.

Artikel 7.13 Lijsten van verbintenissen
  • 1. De door elk van beide partijen ingevolge deze afdeling geliberaliseerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, van de markttoegang en van de nationale behandeling voor vestigingen en investeerders uit de andere partij in die sectoren, worden in de lijsten van verbintenissen in bijlage 7-A vermeld.

  • 2. Geen van beide partijen mag, met betrekking tot vestigingen en investeerders uit de andere partij, nieuwe of meer maatregelen vaststellen die discrimineren ten opzichte van de behandeling die uit hoofde van de overeenkomstig lid 1 aangegane specifieke verbintenissen wordt toegekend.

Artikel 7.14 Meestbegunstiging20)
  • 1. Wat onder deze afdeling vallende maatregelen die van invloed zijn op vestiging betreft, behandelt elk van beide partijen tenzij in dit artikel anders is bepaald, vestigingen en investeerders uit de andere partij niet minder gunstig dan dat zij soortgelijke vestigingen en investeerders uit derde landen in het kader van een na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ondertekende overeenkomst inzake economische integratie behandelt21).

  • 2. De verplichting van lid 1 geldt ook voor de behandeling die door een partij overeenkomstig een overeenkomst inzake regionale economische integratie aan vestigingen en investeerders uit een derde land wordt toegekend, tenzij deze behandeling wordt toegekend krachtens sectorale of horizontale verbintenissen waarvoor die overeenkomst een aanzienlijk hoger niveau van verplichtingen oplegt dan geldt voor verbintenissen die in het kader van deze afdeling zijn aangegaan en in bijlage 7-B zijn vermeld.

  • 3. Onverminderd lid 2 zijn de uit lid 1 voortvloeiende verplichtingen niet van toepassing op de behandeling die wordt toegekend in het kader van:

    • a. maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties, vergunningen of prudentiële maatregelen in overeenstemming met artikel VII van de GATS of de bijlage betreffende financiële diensten daarbij;

    • b. een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingheffing; of

    • c. maatregelen die onder een in bijlage 7-C vermelde meestbegunstigingsvrijstelling vallen.

  • 4. De bepalingen van dit hoofdstuk worden niet zodanig uitgelegd dat een partij hierdoor wordt verhinderd aangrenzende landen voordelen toe te staan of te verlenen om het handelsverkeer dat beperkt is tot plaatselijk voortgebrachte en verbruikte diensten in naast elkaar liggende grenszones, te vergemakkelijken.

Artikel 7.15 Andere overeenkomsten

Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt geacht:

  • a. de rechten te beperken van investeerders uit de partijen op een gunstigere behandeling waarin in een bestaande of toekomstige internationale overeenkomst inzake investeringen waarbij een lidstaat van de Europese Unie en Korea partij zijn, is voorzien; en

  • b. af te wijken van de internationale juridische verplichtingen van de partijen ingevolge die overeenkomsten die investeerders uit de partijen een gunstigere behandeling toekennen dan door de onderhavige overeenkomst wordt toegekend.

Artikel 7.16 Evaluatie van het rechtskader voor investeringen
  • 1. Met het oog op de geleidelijke liberalisering van investeringen evalueren de partijen de wetgeving inzake investeringen22), het investeringsklimaat en de onderlinge investeringsstromen uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en vervolgens met regelmatige tussenpozen in overeenstemming met hun uit internationale overeenkomsten voortvloeiende verbintenissen.

  • 2. In het kader van de in lid 1 bedoelde evaluatie onderzoeken de partijen welke belemmeringen voor investeringen zich hebben voorgedaan en treden zij in onderhandeling om op dergelijke belemmeringen te reageren, met het oogmerk de bepalingen van dit hoofdstuk, met inbegrip van algemene beginselen van investeringsbescherming, uit te diepen.

AFDELING D TIJDELIJKE AANWEZIGHEID VAN NATUURLIJKE PERSONEN VOOR ZAKEN
Artikel 7.17 Toepassingsgebied en definities
  • 1. Deze afdeling is van toepassing op maatregelen van de partijen betreffende de toegang tot en het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van stafpersoneel, afgestudeerde stagiairs, verkopers van zakelijke diensten, dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep waarop artikel 7.1, lid 5, van toepassing is.

  • 2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a. stafpersoneel: natuurlijke personen die bij een rechtspersoon uit een partij, niet zijnde dan een organisatie zonder winstoogmerk, werkzaam zijn en verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dan wel voor een goed toezicht op, een goede administratie en exploitatie van een vestiging. Tot het stafpersoneel behoren tevens „zakelijke bezoekers” die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging en „binnen de onderneming overgeplaatste personen”;

      • i. zakelijke bezoekers: natuurlijke personen met een staffunctie die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen beloning uit een bron die in de gastpartij is gevestigd; en onder

      • ii. binnen de onderneming overgeplaatste personen: natuurlijke personen die tenminste een jaar werknemer of partner (niet zijnde meerderheidsaandeelhouder) van een rechtspersoon uit een partij zijn en die tijdelijk naar een vestiging (met inbegrip van dochterondernemingen, filialen of bijkantoren) op het grondgebied van de andere partij zijn overgeplaatst. De betrokken natuurlijke persoon moet tot een van de volgende categorieën behoren.

        Managers

        Natuurlijke personen die deel uitmaken van het hoger leidinggevend personeel van een rechtspersoon, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht of de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen, waaronder natuurlijke personen die:

        • A. leiding geven aan een vestiging of een afdeling of onderafdeling daarvan;

        • B. toezicht houden op de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers en deze werkzaamheden controleren; en

        • C. persoonlijk bevoegd zijn werknemers in dienst te nemen en te ontslaan, of indienstneming of ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen.

        Specialisten

        Binnen een rechtspersoon werkzame natuurlijke personen die beschikken over uitzonderlijke kennis die van wezenlijk belang is voor de productie, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management van de vestiging. Voor de beoordeling van die kennis wordt niet alleen specifiek met de vestiging verband houdende kennis in aanmerking genomen, maar ook of de persoon in hoge mate gekwalificeerd is voor een type werk of handel waarvoor specifieke technische kennis vereist is, evenals het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep;

    • b. afgestudeerde stagiairs: natuurlijke personen die ten minste een jaar in dienst zijn van een rechtspersoon uit een partij, die universitair afgestudeerd zijn en die voor loopbaanontwikkeling of een opleiding in bedrijfskundige technieken of methoden tijdelijk naar een vestiging op het grondgebied van de andere partij zijn overgeplaatst23);

    • c. verkopers van zakelijke diensten: natuurlijke personen die vertegenwoordigers zijn van een dienstverlener uit een partij die tijdelijke toegang tot het grondgebied van de andere partij beoogt om over de verkoop van diensten te onderhandelen of voor die dienstverlener overeenkomsten voor de verkoop van diensten te sluiten. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen beloning uit een in de gastpartij gevestigde bron;

    • d. dienstverleners op contractbasis: natuurlijke personen in dienst bij een rechtspersoon van een partij die geen vestiging op het grondgebied van de andere partij heeft en die een bonafide contract voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker in die andere partij heeft gesloten, zodat de tijdelijke aanwezigheid van zijn werknemers in die partij vereist is voor de uitvoering van het dienstverleningscontract24); en

    • e. beoefenaars van een vrij beroep: natuurlijke personen die als zelfstandige dienstverlener op het grondgebied van een partij zijn gevestigd, geen vestiging op het grondgebied van de andere partij hebben en een bonafide contract voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker in die andere partij hebben gesloten, zodat hun tijdelijke aanwezigheid aldaar vereist is voor de uitvoering van het dienstverleningscontract24).

Artikel 7.18 Stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs
  • 1. Voor elke overeenkomstig afdeling C geliberaliseerde sector staat elk van beide partijen, behoudens de in bijlage 7-A opgenomen voorbehouden, investeerders van de andere partij toe natuurlijke personen uit die andere partij naar hun vestiging over te plaatsen, mits die werknemers behoren tot het stafpersoneel dan wel afgestudeerd stagiair als omschreven in artikel 7.17 zijn. De duur van het tijdelijke verblijf van stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs bedraagt ten hoogste drie jaar voor binnen de onderneming overgeplaatste personen25), ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf maanden voor zakelijke bezoekers26) en ten hoogste een jaar voor afgestudeerde stagiairs.

  • 2. Voor elke overeenkomstig afdeling C geliberaliseerde sector worden de maatregelen (tenzij anders bepaald in bijlage 7-A) die een partij niet mag handhaven of vaststellen, omschreven als beperkingen van het totale aantal natuurlijke personen dat een investeerder als stafpersoneel of als afgestudeerde stagiairs in een bepaalde sector mag overplaatsen, in de vorm van numerieke quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte, en als discriminerende beperkingen27).

Artikel 7.19 Verkopers van zakelijke diensten

Voor elke overeenkomstig afdeling B of C geliberaliseerde sector staat elk van beide partijen, behoudens de in bijlage 7-A opgenomen voorbehouden, de toegang en het tijdelijke verblijf van verkopers van zakelijke diensten toe voor een periode van ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf maanden28).

Artikel 7.20 Dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep
  • 1. De partijen herbevestigen hun respectieve verplichtingen ingevolge de door hen in het kader van de GATS aangegane verbintenissen ten aanzien van de toegang en het tijdelijke verblijf van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep.

  • 2. Uiterlijk twee jaar na het voltooien van de onderhandelingen overeenkomstig artikel XIX van de GATS en de Ministerial Declaration van de WTO Ministeriële Conferentie als vastgesteld op 14 november 2001, neemt het Handelscomité een besluit over een lijst met verbintenissen met betrekking tot de toegang van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep uit een partij tot het grondgebied van de andere partij. Deze verbintenissen strekken tot wederzijds voordeel en zijn relevant voor de handel, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van die onderhandelingen in het kader van de GATS.

AFDELING E REGELGEVINGSKADER
ONDERAFDELING A ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 7.21 Wederzijdse erkenning
  • 1. Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk belet een partij te eisen dat natuurlijke personen de kwalificaties en/of de beroepservaring hebben die op het grondgebied waar de dienst wordt verleend, voor de betrokken sector van activiteit zijn voorgeschreven.

  • 2. De partijen moedigen de desbetreffende representatieve beroepsorganisaties op hun respectieve grondgebied aan gezamenlijk aanbevelingen over wederzijdse erkenning te ontwikkelen en aan het Handelscomité voor te leggen, opdat dienstverleners en investeerders in dienstensectoren volledig of gedeeltelijk voldoen aan de door elk van beide partijen toegepaste criteria voor het verlenen van vergunningen aan dienstverleners en investeerders in dienstensectoren en voor de werkzaamheden en de certificering van dezen, in het bijzonder op het gebied van zakelijke dienstverlening, met inbegrip van het verlenen van tijdelijke vergunningen.

  • 3. Wanneer het Handelscomité een aanbeveling als bedoeld in lid 2 ontvangt, onderzoekt het deze binnen een redelijke termijn om vast te stellen of zij met deze overeenkomst in overeenstemming is.

  • 4. Wanneer overeenkomstig de procedure van lid 3 wordt vastgesteld dat een in lid 2 bedoelde aanbeveling in overeenstemming met deze overeenkomst is en er een voldoende mate van analogie tussen de desbetreffende regelingen van de partijen bestaat, onderhandelen zij via hun bevoegde autoriteiten over een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning, hierna „MRA” genoemd, van eisen, kwalificaties, vergunningen en andere regelingen, teneinde deze aanbeveling ten uitvoer te leggen.

  • 5. Een dergelijke overeenkomst is in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de WTO-Overeenkomst, in het bijzonder met artikel VII van de GATS.

  • 6. De krachtens lid 1 van artikel 15.3 (Werkgroepen) opgerichte Werkgroep MRA werkt onder auspiciën van het Handelscomité en bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen. Ter vergemakkelijking van de in lid 2 bedoelde werkzaamheden komt de Werkgroep, tenzij de partijen anders overeenkomen, binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst bijeen.

    • a. De Werkgroep onderzoekt voor diensten in het algemeen en in voorkomend geval voor afzonderlijke diensten de volgende aangelegenheden:

      • i. procedures om de desbetreffende representatieve organisaties op hun respectieve grondgebied aan te moedigen hun belang bij wederzijdse erkenning te onderzoeken; en

      • ii. procedures om het ontwikkelen van aanbevelingen over wederzijdse erkenning door de desbetreffende representatieve organisaties te stimuleren.

    • b. De werkgroep fungeert als contactpunt voor door de desbetreffende beroepsorganisaties uit een partij aan de orde gestelde kwesties betreffende wederzijdse erkenning.

Artikel 7.22 Transparantie en vertrouwelijke informatie
  • 1. De partijen beantwoorden met gebruikmaking van de krachtens hoofdstuk twaalf (Transparantie) ingevoerde mechanismen onverwijld alle verzoeken van de andere partij om specifieke informatie over:

    • a. internationale overeenkomsten of regelingen, met inbegrip van die inzake wederzijdse erkenning, die op onder dit hoofdstuk vallende aangelegenheden betrekking hebben of daarvoor gevolgen hebben; en over

    • b. normen en criteria voor het verlenen van vergunningen aan en de certificering van dienstverleners, met inbegrip van informatie over welke regelgevende of andere instantie over zulke normen en criteria dient te worden geraadpleegd. De normen en criteria omvatten eisen met betrekking tot opleiding, onderzoek, ervaring, gedrag en ethiek, beroepsopleiding en hercertificering, praktijkervaring, plaatselijke kennis en consumentenbescherming.

  • 2. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst verplicht een partij tot verstrekking van vertrouwelijke informatie waarvan bekendmaking de rechtshandhaving zou belemmeren of anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang of schadelijk zou zijn voor de rechtmatige handelsbelangen van openbare of particuliere ondernemingen.

  • 3. De regelgevende autoriteiten van elk van beide partijen maken de vereisten, waaronder die inzake documentatie, voor het indienen van aanvragen die op dienstlevering betrekking hebben, openbaar.

  • 4. Op verzoek van een aanvrager stelt een regelgevende autoriteit van een partij die aanvrager in kennis van de status van zijn aanvraag. Indien de autoriteit aanvullende informatie van de aanvrager verlangt, stelt zij deze daarvan onverwijld in kennis.

  • 5. Op verzoek van een afgewezen aanvrager stelt een regelgevende autoriteit die een aanvraag heeft afgewezen, de aanvrager voor zover mogelijk in kennis van de redenen voor afwijzing van de aanvraag.

  • 6. De regelgevende autoriteit van een partij neemt over een ingediende aanvraag van een investeerder of een verlener van grensoverschrijdende diensten uit de andere partij binnen 120 dagen een administratief besluit inzake het verlenen van diensten, en stelt de aanvrager onverwijld van dat besluit in kennis. Een aanvraag wordt pas als ingediend beschouwd wanneer alle relevante hoorzittingen zijn gehouden en alle vereiste informatie is ontvangen. Wanneer een besluit niet binnen 120 dagen kan worden genomen, stelt de regelgevende autoriteit de aanvrager hiervan onverwijld in kennis en tracht zij het besluit binnen een redelijk tijdvak daarna te nemen.

Artikel 7.23 Interne regelgeving
  • 1. Indien voor de verlening van een dienst of voor vestiging waarvoor een specifieke verbintenis is aangegaan een vergunning vereist is, delen de bevoegde autoriteiten van een partij de aanvrager binnen een redelijke termijn na de indiening van de volgens de interne wet- en regelgeving als ingediend beschouwde aanvraag mede welk besluit zij ten aanzien van die aanvraag hebben genomen. De bevoegde autoriteiten van de partij geven de aanvrager, op diens verzoek, zonder onredelijke vertraging informatie over de stand van zaken betreffende de aanvraag.

  • 2. Elk van beide partijen voert gerechtelijke, scheidsrechterlijke of administratieve tribunalen of procedures in, of houdt deze in stand, waarmee op verzoek van een betroffen investeerder of dienstverlener administratieve beslissingen met betrekking tot het recht van vestiging, de grensoverschrijdende dienstverlening of de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken terstond kunnen worden onderzocht en, indien gerechtvaardigd, passende maatregelen kunnen worden genomen. Wanneer deze procedures niet onafhankelijk zijn van de instantie die bevoegd is het betrokken administratieve besluit te nemen, zien de partijen erop toe dat de procedures feitelijk in een objectief en onpartijdig onderzoek voorzien.

  • 3. Teneinde te waarborgen dat maatregelen in verband met kwalificatievereisten en -procedures, technische normen en vergunningsvereisten geen onnodige belemmeringen voor de handel in diensten vormen, maar met erkenning van het recht nieuwe regelingen inzake dienstverlening op te stellen en in te voeren om doelstellingen van overheidsbeleid te bereiken, streeft elk van beide partijen ernaar om op een voor elke sector passende wijze te waarborgen dat zulke maatregelen:

    • a. gebaseerd zijn op objectieve en transparante criteria, zoals bekwaamheid en het vermogen de dienst te verlenen; en

    • b. in geval van vergunningsprocedures, op zich geen beperking voor de verlening van de dienst vormen.

  • 4. Dit artikel wordt naar gelang van het geval, na overleg tussen de partijen, gewijzigd om de resultaten van de onderhandelingen ingevolge lid 4 van artikel VI van de GATS of de resultaten van soortgelijke onderhandelingen die in andere multilaterale fora zijn gevoerd en waaraan beide partijen deelnemen, in deze overeenkomst te integreren zodra zij rechtswerking hebben.

Artikel 7.24 Governance

Elk van beide partijen waarborgt voor zover uitvoerbaar dat internationaal overeengekomen normen voor de regelgeving en het toezicht in de financiëledienstensector en voor de strijd tegen belastingfraude en -ontwijking op haar grondgebied ten uitvoer worden gelegd en worden toegepast. Dergelijke internationaal overeengekomen normen zijn onder meer de Core Principle for Effective Banking Supervision van het Bazels Comité voor het bankentoezicht, de Insurance Core Principles and Methodology, te Singapore op 3 oktober 2003 goedgekeurd door de International Association of Insurance Supervisors, de Objectives and Principles of Securities Regulation van de International Organisation of Securities Commissions, de Agreement on Exchange of Information on Tax Matters van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, hierna „OESO” genoemd, de Statement on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes van de G20, en de Veertig aanbevelingen inzake het witwassen van geld en de Negen bijzondere aanbevelingen inzake terrorismefinanciering van de Financial Action Task Force.

ONDERAFDELING B DIENSTEN IN VERBAND MET COMPUTERS
Artikel 7.25 Diensten in verband met computers
  • 1. Bij de liberalisering van de handel in diensten in verband met computers overeenkomstig de afdelingen B tot en met D, onderschrijven de partijen de in de volgende leden neergelegde afspraak.

  • 2. CPC29) 84, de VN-code voor diensten in verband met computers, heeft betrekking op de basisfuncties voor alle diensten in verband met computers, met inbegrip van computerprogramma's die worden omschreven als de instructies waardoor computers kunnen werken en communiceren (met inbegrip van de ontwikkeling en implementatie ervan), gegevensverwerking en -opslag, alsmede aanverwante diensten, zoals het geven van adviezen en opleidingen aan het personeel van klanten. Technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een toename van het aanbod van deze diensten als een pakket van aanverwante diensten dat alle of een deel van deze basisfuncties kan omvatten. Zo bestaan diensten als web- of domeinhosting, datamining en gridcomputing uit een combinatie van basisfuncties van de diensten in verband met computers.

  • 3. Ongeacht of zij via een netwerk zoals internet worden geleverd, omvatten de diensten in verband met computers alle diensten op het gebied van:

    • a. advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, ondersteuning, technische hulp of beheer van of voor computers of computersystemen;

    • b. computerprogramma's plus advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, aanpassen, onderhoud, ondersteuning, technische hulp, beheer of gebruik van of voor computerprogramma's;

    • c. de verwerking, opslag en hosting van gegevens of diensten in verband met databanken;

    • d. onderhoud en reparatie van kantoormachines en toebehoren, met inbegrip van computers; of

    • e. opleidingen voor het personeel van klanten in verband met computerprogramma's, computers of computersystemen die niet elders zijn ingedeeld.

  • 4. Diensten in verband met computers maken het verlenen van andere diensten, zoals bankieren, elektronisch of anderszins, mogelijk. De partijen erkennen dat er een groot verschil is tussen de ondersteunende dienst zoals webhosting of applicatiehosting, en de inhouds- of hoofddienst die elektronisch wordt geleverd, zoals bankieren, en dat in die gevallen de inhouds- of hoofddienst niet onder CPC 84 valt.

ONDERAFDELING C POST- EN KOERIERSDIENSTEN
Artikel 7.26 Uitgangspunten van de regelgeving

Het Handelscomité legt ter waarborging van de mededinging in de post- en koeriersdiensten waarvoor in elk van beide partijen geen monopoliepositie is voorbehouden, uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst de uitgangspunten voor het ten aanzien van die diensten toepasselijke regelgevingskader vast. Met deze uitgangspunten wordt beoogd te reageren op kwesties als met de mededinging strijdige praktijken, universele dienst, afzonderlijke vergunningen en de aard van de regelgevende autoriteit30).

ONDERAFDELING D TELECOMMUNICATIEDIENSTEN
Artikel 7.27 Toepassingsgebied en definities
  • 1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor de basistelecommunicatiediensten31), met uitzondering van uitzendingen, die in overeenstemming met de afdelingen B tot en met D van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd.

  • 2. Voor de toepassing van deze onderafdeling gelden de volgende definities:

    • a. telecommunicatiediensten: alle diensten bestaande in de transmissie en ontvangst van elektromagnetische signalen, maar niet de economische activiteit bestaande in de levering van inhoud die voor het transport afhankelijk is van telecommunicatie;

    • b. openbare telecommunicatiedienst: elke telecommunicatiedienst ten aanzien waarvan een partij, uitdrukkelijk of feitelijk, eist dat deze aan het algemene publiek wordt aangeboden;

    • c. openbaar telecommunicatienetwerk: de openbare telecommunicatie- infrastructuur waardoor telecommunicatie tussen bepaalde eindpunten van een netwerk mogelijk wordt gemaakt;

    • d. regelgevende autoriteit in de telecommunicatiesector: de instantie of instanties die belast is/zijn met de telecommunicatieregelgeving als bedoeld in deze onderafdeling;

    • e. essentiële faciliteiten: faciliteiten in het kader van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst die:

      • i. uitsluitend of voornamelijk ter beschikking worden gesteld door één of een beperkt aantal leveranciers; en

      • ii. bij het verlenen van een dienst niet op haalbare wijze economisch of technisch kunnen worden vervangen;

    • f. grote leverancier in de telecommunicatiesector: een leverancier die de voorwaarden voor deelneming (wat prijs en aanbod betreft) in de desbetreffende markt voor telecommunicatiediensten door zijn controle over essentiële faciliteiten of door aanwending van zijn marktpositie, in belangrijke mate kan beïnvloeden;

    • g. interconnectie: de koppeling met leveranciers die openbare telecommunicatienetwerken of -diensten aanbieden zodat gebruikers van een leverancier kunnen communiceren met gebruikers van een andere leverancier en toegang krijgen tot door een andere leverancier geleverde diensten, voor zover specifieke verbintenissen zijn aangegaan;

    • h. universele dienst: het pakket van diensten dat op het grondgebied van een partij tegen een betaalbare prijs beschikbaar moet zijn voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie32);

    • i. eindgebruiker: een eindgebruiker of abonnee van een openbare telecommunicatiedienst, andere dienstverleners dan leveranciers van openbare telecommunicatiediensten daaronder begrepen;

    • j. niet discriminerend: niet minder gunstig dan de behandeling die in vergelijkbare omstandigheden aan andere gebruikers van soortgelijke openbare telecommunicatienetwerken of -diensten wordt toegekend; en

    • k. nummerportabiliteit: de mogelijkheid voor eindgebruikers van openbare telecommunicatiediensten om op dezelfde locatie dezelfde telefoonnummers te houden zonder dat de kwaliteit, de betrouwbaarheid of het gemak er onder leidt wanneer binnen dezelfde categorie leveranciers van openbare telecommunicatiediensten van leverancier wordt veranderd.

Artikel 7.28 Regelgevende autoriteit
  • 1. Regelgevende autoriteiten voor telecommunicatiediensten zijn juridisch en functioneel onafhankelijk van leveranciers van telecommunicatiediensten.

  • 2. De regelgevende autoriteit heeft voldoende bevoegdheden om de telecommunicatiedienstensector te reguleren. De taken van een regelgevende autoriteit worden duidelijk en in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekendgemaakt, in het bijzonder wanneer meer dan een instantie met die taken belast is.

  • 3. De besluiten die de regelgevende autoriteit neemt en de procedures die zij toepast, zijn voor alle marktdeelnemers gelijk.

Artikel 7.29 Vergunning voor telecommunicatiediensten
  • 1. Vergunningen voor het verlenen van diensten worden zoveel mogelijk via een vereenvoudigde vergunningprocedure afgegeven.

  • 2. Er kan een vergunning vereist zijn in verband met kwesties betreffende de toekenning van frequenties, nummers en doorgangsrechten. De desbetreffende vergunningsvoorwaarden worden algemeen bekendgemaakt.

  • 3. Wanneer een vergunning vereist is:

    • a. worden alle vergunningscriteria en de redelijke periode die normaliter nodig is om een beslissing over de aanvraag van een vergunning te nemen, algemeen bekendgemaakt;

    • b. worden de redenen voor afwijzing van een vergunning de aanvrager op diens verzoek schriftelijk bekendgemaakt; en

    • c. zijn de door een partij verlangde vergoedingen voor het verlenen van een vergunning33) niet hoger dan de administratieve kosten die normaliter met het beheer van, het toezicht op en de handhaving van de desbetreffende vergunningen gemoeid zijn34).

Artikel 7.30 Concurrentiewaarborgen ten aanzien van grote leveranciers

Er zullen passende maatregelen worden gehandhaafd om te voorkomen dat leveranciers die alleen of met anderen gezamenlijk een grote leverancier zijn, concurrentiebeperkende praktijken toepassen of blijven toepassen. In dit verband wordt onder meer onder concurrentiebeperkende praktijken verstaan:

  • a. het op concurrentiebeperkende wijze toepassen van kruissubsidiëring35);

  • b. het op concurrentiebeperkende wijze gebruiken van informatie van concurrenten; en

  • c. het niet tijdig aan andere dienstverleners beschikbaar stellen van technische informatie over essentiële faciliteiten en van commercieel relevante informatie die deze dienstverleners voor het leveren van hun diensten nodig hebben.

Artikel 7.31 Interconnectie
  • 1. Elk van beide partijen waarborgt dat leveranciers van openbare telecommunicatienetwerken of -diensten op haar grondgebied al dan niet rechtstreeks op dat grondgebied aan leveranciers van openbare telecommunicatiediensten uit de andere partij de gelegenheid bieden om te onderhandelen over interconnectie. In beginsel worden afspraken over interconnectie gemaakt op basis van commerciële onderhandelingen tussen de betrokken ondernemingen.

  • 2. De regelgevende autoriteiten zien erop toe dat leveranciers die bij onderhandelingen over interconnectieregelingen informatie van een andere onderneming ontvangen, die informatie uitsluitend gebruiken voor het doel waarvoor die werd verstrekt en dat zij de vertrouwelijkheid van de verstrekte of opgeslagen informatie te allen tijde respecteren.

  • 3. Op elk punt in het netwerk waar dat technisch haalbaar is, moet worden gezorgd voor interconnectie met een grote leverancier. Deze interconnectie moet worden geleverd:

    • a. op niet-discriminerende voorwaarden (inclusief technische normen en specificaties) en tegen niet-discriminerende tarieven, en met een kwaliteit die niet lager is dan die welke wordt geboden voor de eigen soortgelijke diensten, voor soortgelijke diensten van niet-verbonden dienstverleners of voor soortgelijke diensten van dochterondernemingen of andere verbonden ondernemingen;

    • b. binnen een redelijke termijn, op voorwaarden (inclusief technische normen en specificaties) en tegen op de kosten gebaseerde tarieven die transparant, economisch redelijk en voldoende gescheiden zijn, zodat de leverancier niet behoeft te betalen voor netwerkonderdelen en -faciliteiten die hij voor de levering van zijn diensten niet nodig heeft; en

    • c. op verzoek, via extra aansluitpunten, in aanvulling op de aan de meeste gebruikers aangeboden netwerkaansluitpunten, tegen een vergoeding die gebaseerd is op de kosten voor het aanleggen van de noodzakelijke aanvullende faciliteiten.

  • 4. De procedures voor interconnectie met een grote leverancier worden algemeen bekendgemaakt.

  • 5. Grote leveranciers maken hun interconnectieovereenkomsten of hun referentie-aanbiedingen voor interconnectie algemeen bekend36).

Artikel 7.32 Nummerportabiliteit

Elk van beide partijen waarborgt dat verleners van openbare telecommunicatiediensten op haar grondgebied, andere dan verleners van diensten in verband met het „Voice over Internet Protocol”, voor zover technisch haalbaar en onder redelijke voorwaarden nummerportabiliteit aanbieden.

Artikel 7.33 Toewijzing en gebruik van schaarse middelen
  • 1. Alle procedures voor de toewijzing en het gebruik van schaarse middelen, zoals frequenties, nummers en doorgangsrechten, worden tijdig op objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze toegepast.

  • 2. De stand van zaken met betrekking tot toegewezen frequentiebanden wordt algemeen bekendgemaakt, maar een gedetailleerde vermelding van de frequenties die voor specifiek gebruik door de overheid zijn toegewezen, is niet vereist.

Artikel 7.34 Universele dienst
  • 1. Elk van beide partijen heeft het recht vast te stellen welke universeledienstverplichtingen zij wenst te handhaven.

  • 2. Deze verplichtingen worden op zich niet concurrentiebeperkend geacht, mits zij op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd. De uitvoering van dergelijke verplichtingen is ook neutraal met betrekking tot de mededinging en niet belastender dan nodig is voor de soort universele dienst die door elk van beide partijen wordt vastgesteld.

Artikel 7.35 Vertrouwelijke informatie

Elk van beide partijen waarborgt het vertrouwelijke karakter van het telecommunicatieverkeer dat via een openbaar telecommunicatienetwerk en via openbare telecommunicatiediensten plaatsvindt, alsmede van de gegevens over dat verkeer, zonder daardoor de handel in diensten te beperken.

Artikel 7.36 Beslechting van telecommunicatiegeschillen
  • Toegang tot onafhankelijke autoriteit

    1. Elk van beide partijen waarborgt dat:

    • a. verleners van diensten geschillen tussen verleners van diensten of tussen verleners en gebruikers van diensten over de in deze onderafdeling bedoelde aangelegenheden in het kader van beslechting daarvan aan een regelgevende autoriteit of andere relevante instantie uit de partij kunnen voorleggen; en

    • b. wanneer tussen leveranciers van openbare telecommunicatienetwerken of verleners van telecommunicatiediensten een geschil ontstaat in verband met uit deze onderafdeling voortvloeiende rechten en verplichtingen, geeft de betrokken regelgevende autoriteit op verzoek van een van de partijen bij het geschil een bindende beslissing om het geschil zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen een redelijke termijn op te lossen.

  • Bezwaar en beroep

    2. Een dienstverlener wiens door het recht beschermde belangen worden geschaad door een vaststelling of beslissing van een regelgevende autoriteit:

    • a. kan tegen die vaststelling of die beslissing bezwaar aantekenen of beroep instellen bij een instantie waarbij bezwaar kan worden aangetekend respectievelijk beroep kan worden ingesteld37). Wanneer de instantie waarbij bezwaar is aangetekend of beroep is ingesteld geen rechterlijke instantie is, motiveert zij haar vaststelling of beslissing altijd schriftelijk en kunnen haar vaststellingen of beslissingen tevens door een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke autoriteit worden getoetst. Vaststellingen of beslissingen van instanties die beslissen op bezwaar of in beroep, worden daadwerkelijk ten uitvoer gelegd; en

    • b. kan tegen de vaststelling of beslissing beroep instellen bij een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke autoriteit van de partij. Geen van beide partijen mag het instellen van beroep als grond van niet-naleving van de vaststelling of de beslissing van de regelgevende autoriteit aanmerken, tenzij de desbetreffende rechterlijke autoriteit die vaststelling of die beslissing schorst.

ONDERAFDELING E FINANCIËLE DIENSTEN
Artikel 7.37 Toepassingsgebied en definities
  • 1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle financiële diensten die in overeenstemming met de afdelingen B tot en met D zijn geliberaliseerd.

  • 2. Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt verstaan onder:

    financiële dienst: elke dienst van financiële aard, aangeboden door een verlener van financiële diensten uit een partij. Financiële diensten omvatten de volgende activiteiten:

    • a. Verzekeringen en aanverwante diensten

      • i. directe verzekering (met inbegrip van medeverzekering):

        • A. levensverzekering;

        • B. schadeverzekering;

      • ii. herverzekering en retrocessie;

      • iii. verzekeringsbemiddeling, zoals makelaars en agentschappen; en

      • iv. ondersteunende diensten voor verzekeringen, zoals adviesverstrekking, actuariaat, risicobeoordeling en de regeling van schade-eisen; en

    • b. Bankdiensten en andere financiële diensten (behalve verzekeringen):

      • i. aanvaarding van deposito's en andere terugbetaalbare fondsen van het publiek;

      • ii. alle soorten leningen, waaronder consumentenkrediet en hypotheken, factoring en financiering van commerciële transacties;

      • iii. financiële leasing;

      • iv. alle diensten in verband met het betalingsverkeer en de overmaking van geld, waaronder creditcards, betaalkaarten, debetkaarten, reischeques en bankwissels;

      • v. garanties en verbintenissen;

      • vi. transacties voor eigen rekening of voor rekening van cliënten, op de beurs of op de onderhandse markt of anderszins, ten aanzien van:

        • A. geldmarktinstrumenten (met inbegrip van cheques, effecten en depositocertificaten);

        • B. deviezen;

        • C. derivaten, met inbegrip van termijninstrumenten en opties;

        • D. wisselkoers- en rentetariefinstrumenten, waaronder producten als swaps en rentetermijncontracten;

        • E. verhandelbare effecten; en

        • F. andere verhandelbare stukken en financiële activa, met inbegrip van ongemunt goud en zilver;

      • vii. deelneming in de uitgifte van alle soorten effecten, met inbegrip van garantieverlening en plaatsing in de hoedanigheid van agent (openbaar dan wel particulier) en verlening van diensten in verband met deze uitgiften;

      • viii. financiële bemiddeling;

      • ix. beheer van activa, zoals beheer van contanten of portefeuillebeheer, alle vormen van beheer van collectieve investeringen, beheer van pensioenfondsen, diensten aangaande bewaarneming, depositodiensten en fiduciaire diensten;

      • x. betalings- en compensatiediensten in verband met financiële activa, met inbegrip van effecten, derivaten en andere verhandelbare instrumenten;

      • xi. verstrekking en doorgifte van financiële informatie en verwerking van financiële gegevens en daarop betrekking hebbende software; en

      • xii. advies- en bemiddelingsdiensten en andere ondersteunende financiële diensten voor alle onder i) tot en met xi) vermelde activiteiten, met inbegrip van kredietonderzoek en -analyse, onderzoek en advies aangaande investeringen en beleggingen, advies over overnames, bedrijfsreorganisaties en strategieën;

    verlener van financiële diensten: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon uit een partij die financiële diensten verleent of aanbiedt, met uitzondering van openbare instanties;

    openbare instantie:

    • a. een overheid, centrale bank of monetaire autoriteit van een partij, of een instantie die eigendom is van een partij of onder zeggenschap staat van een partij en die zich in hoofdzaak bezighoudt met de uitvoering van overheidstaken of activiteiten voor overheidsdoeleinden, met uitzondering van instanties die zich in hoofdzaak bezighouden met het verlenen van financiële diensten op commerciële basis; of

    • b. een particuliere instantie, wanneer deze taken vervult die normalerwijze door een centrale bank of monetaire autoriteit worden vervuld;

    nieuwe financiële dienst: een dienst van financiële aard, met inbegrip van diensten in verband met bestaande of nieuwe producten of de wijze waarop een product wordt geleverd, die niet wordt verleend door verleners van financiële diensten op het grondgebied van een partij, doch die op het grondgebied van de andere partij wordt verleend.

Artikel 7.38 Prudentiële uitzonderingsbepaling38)
  • 1. Elk van beide partijen kan maatregelen vaststellen of handhaven om prudentiële redenen39), waaronder:

    • a. de bescherming van investeerders, spaarders, polishouders of personen aan wie een verlener van financiële diensten een fiduciair recht verschuldigd is; en

    • b. het verzekeren van de integriteit en de stabiliteit van het financiële stelsel van de partij.

  • 2. Deze maatregelen zijn niet belastender dan nodig is voor het bereiken van hun doel, en worden, wanneer zij niet in overeenstemming zijn met de overige bepalingen van deze overeenkomst, niet gebruikt als middel om de verbintenissen of verplichtingen van elk van beide partijen ingevolge die bepalingen te ontwijken.

  • 3. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrekken van informatie betreffende de zaken en de boekhouding van individuele consumenten, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie die in het bezit is van openbare instanties.

  • 4. Onverminderd andere prudentiële regelgeving inzake grensoverschrijdende financiële dienstverlening, kan een partij registratie van verleners van grensoverschrijdende financiële diensten uit de andere partij verlangen.

Artikel 7.39 Transparantie

De partijen erkennen dat transparante regels en een transparant beleid ten aanzien van de activiteiten van verleners van financiële diensten van belang zijn om de toegang van buitenlandse verleners van financiële diensten tot, en hun activiteiten op, elkaars markten te bevorderen. Elke partij verbindt zich ertoe transparantie van regelgeving inzake financiële diensten te bevorderen.

Artikel 7.40 Zelfregulerende organisaties

Wanneer een partij het lidmaatschap van of deelneming in, dan wel toegang tot een zelfregulerende organisatie, effecten- of termijnbeurs of effecten- of termijnmarkt, verrekenkantoor of een andere organisatie of vereniging als voorwaarde stelt voor verleners van financiële diensten uit de andere partij om op voet van gelijkheid met haar eigen verleners van financiële diensten financiële diensten te kunnen verlenen, of wanneer zij dergelijke entiteiten direct of indirect voorrechten of voordelen voor de verlening van financiële diensten toekent, waarborgt zij dat de verplichtingen van de artikelen 7.6, 7.8, 7.12 en 7.14 door een dergelijke zelfregulerende organisatie worden nageleefd.

Artikel 7.41 Betalings- en clearingsystemen

Onder voorwaarden die nationale behandeling toelaat, verschaft elk van beide partijen aan op zijn grondgebied gevestigde verleners van financiële diensten uit de andere partij voor de toekenning van nationale behandeling toegang tot betalings- en clearingsystemen van openbare instanties, alsmede tot voor de normale bedrijfsvoering beschikbare officiële financierings- en herfinancieringsfaciliteiten. Dit artikel beoogt niet toegang te verschaffen tot de kredietfaciliteiten in laatste instantie van een partij.

Artikel 7.42 Nieuwe financiële diensten

Elk van beide partijen staat op haar grondgebied gevestigde verleners van financiële diensten uit de andere partij toe nieuwe financiële diensten te verlenen waarvoor de partij haar eigen verleners van financiële diensten krachtens haar interne wetgeving onder soortgelijke omstandigheden toestemming zou geven, tenzij de introductie van de nieuwe financiële dienst tot nieuwe wetgeving of een wetswijziging noodzaakt. De partijen kunnen de institutionele en rechtsvorm vaststellen waarin de dienst kan worden verleend en kunnen de betrokken dienstverlening aan een vergunningsplicht onderwerpen. Wanneer een vergunning vereist is, wordt hieromtrent binnen een redelijke termijn een besluit genomen en kan de vergunning uitsluitend worden geweigerd om prudentiële redenen.

Artikel 7.43 Gegevensverwerking

Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en uiterlijk op de datum waarop soortgelijke verbintenissen op grond van andere overeenkomsten inzake economische integratie van kracht worden:

  • a. staat elk van beide partijen op haar grondgebied gevestigde verleners van financiële diensten uit de andere partij toe informatie in elektronische of in andere vorm met het oog op gegevensverwerking van en naar haar grondgebied te verzenden, wanneer deze gegevensverwerking noodzakelijk is in het kader van de normale bedrijfsvoering van de betrokken verleners van financiële diensten; en

  • b. stelt elk van beide partijen, herbevestigend dat zij zich heeft verbonden40) tot bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, passende waarborgen vast voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in het bijzonder met betrekking tot de overdracht van persoonsgegevens.

Artikel 7.44 Specifieke uitzonderingen
  • 1. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij voor een partij, met inbegrip van haar openbare instanties, een beletsel vormt om op haar grondgebied exclusief activiteiten of diensten aan te bieden in het kader van een pensioenregeling van de overheid of een wettelijk stelsel van sociale zekerheid, tenzij verleners van financiële diensten deze activiteiten krachtens haar interne regelgeving in concurrentie met openbare instanties of particuliere instellingen kunnen aanbieden.

  • 2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst is van toepassing op de activiteiten van een centrale bank of een monetaire autoriteit of van enige andere openbare instantie die bevoegd is voor het monetaire beleid of het wisselkoersbeleid.

  • 3. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij voor een partij, met inbegrip van haar openbare instanties, een beletsel vormt om op haar grondgebied uitsluitend activiteiten of diensten aan te bieden voor rekening van of met garantiestelling door of gebruikmaking van de financiële middelen van de partij, tenzij verleners van financiële diensten deze activiteiten krachtens haar interne regelgeving in concurrentie met openbare instanties of particuliere instellingen kunnen aanbieden.

Artikel 7.45 Beslechting van geschillen
  • 1. Tenzij in dit artikel anders wordt bepaald is hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) van toepassing op de beslechting van geschillen over financiële diensten die uitsluitend in het kader van dit hoofdstuk ontstaan.

  • 2. Het Handelscomité stelt uiterlijk zes maanden na de inwerkintreding van deze overeenkomst een lijst op van vijftien personen. Elk van beide partijen stelt vijf natuurlijke personen voor en de partijen kiezen tevens vijf natuurlijke personen die geen onderdaan van een van de partijen zijn en als voorzitter van het arbitragepanel fungeren. Deze personen beschikken over deskundigheid of ervaring op het gebied van de wetgeving betreffende of de praktijk van financiële diensten, waaronder in voorkomend geval de reglementering ten aanzien van verleners van financiële diensten, en leven de in bijlage 14-C opgenomen gedragscode (Gedragscode voor leden van arbitragepanels en bemiddelaars) na.

  • 3. Indien panelleden door loting worden aangewezen krachtens lid 3 van artikel 14.5 (Instelling van het arbitragepanel), lid 3 van artikel 14.9 (Redelijke termijn voor naleving), lid 3 van artikel 14.10 (Onderzoek van maatregelen getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitragepanel), lid 4 van artikel 14.11 (Tijdelijke maatregelen bij niet-naleving), lid 3 van artikel 14.12 (Onderzoek van nalevingsmaatregelen getroffen na de opschorting van verplichtingen), of de artikelen 6.1, 6.3 en 6.4 (Vervanging) van bijlage 14-B (Procedureregels voor arbitrage), dan geschiedt de aanwijzing uit de in lid 2 bedoelde lijst.

  • 4. In afwijking van artikel 14.11 mag de klagende partij, indien een panel tot de conclusie komt dat een maatregel niet in overeenstemming met deze overeenkomst is en de maatregel waartegen wordt opgekomen, de financiële-dienstensector en enige andere sector beïnvloedt, voordelen in de financiële-dienstensector van gelijke werking als de maatregel in haar financiële-dienstensector opschorten. Wanneer een dergelijke maatregel uitsluitend een andere sector dan de financiële-dienstensector beïnvloedt, mag de klagende partij de voordelen in de financiële-dienstensector niet opschorten.

Artikel 7.46 Erkenning
  • 1. Een partij kan prudentiële maatregelen van de andere partij erkennen door te bepalen op welke wijze de maatregelen van de partij met betrekking tot financiële diensten worden toegepast. Deze erkenning, door harmonisatie of op andere wijze, kan op een overeenkomst of regeling tussen de partijen worden gebaseerd of autonoom geschieden.

  • 2. Een partij die bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst dan wel daarna partij is bij een in lid 1 bedoelde overeenkomst of regeling met een derde partij, geeft de andere partij voldoende gelegenheid om over haar toetreding tot die overeenkomst of regeling te onderhandelen of met haar over daarmee vergelijkbare overeenkomsten of regelingen te onderhandelen in omstandigheden die tot gelijkwaardige resultaten leiden op het gebied van regelgeving, toezicht en tenuitvoerlegging van die regelgeving en, indien van toepassing, procedures voor de uitwisseling van informatie tussen de partijen bij de overeenkomst of regeling. Wanneer een partij autonoom tot erkenning overgaat, geeft zij de andere partij voldoende gelegenheid aan te tonen dat deze omstandigheden bestaan.

ONDERAFDELING F INTERNATIONAAL ZEEVERVOER
Artikel 7.47 Toepassingsgebied, definities en beginselen
  • 1. Deze onderafdeling bevat de beginselen voor de liberalisering, in overeenstemming met de afdelingen B tot en met D, van diensten die verband houden met internationaal zeevervoer.

  • 2. Voor de toepassing van deze onderafdeling:

    • a. omvat internationaal zeevervoer ook vervoer van deur tot deur, zijnde het vervoer van goederen met behulp van meer dan een wijze van vervoer, waaronder ook vervoer over zee, met een enkel vervoersdocument, en in verband daarmee ook het recht rechtstreeks met dienstverleners voor andere wijzen van vervoer contracten te sluiten;

    • b. wordt onder behandeling van zeevracht verstaan activiteiten van stuwadoorsbedrijven en terminalexploitanten, maar zonder de activiteiten van dokwerkers, wanneer dezen niet door de stuwadoorsbedrijven of terminalexploitanten zijn tewerkgesteld. De hier bedoelde activiteiten omvatten de organisatie van en het toezicht op:

      • i. het laden en lossen van schepen;

      • ii. het sjorren en losmaken van vracht; en

      • iii. het in ontvangst nemen/afleveren en bewaken van vracht vóór verscheping of na lossing;

    • c. wordt onder in- en uitklaring verstaan de afhandeling van douaneformaliteiten namens een derde met betrekking tot de in-, uit- of doorvoer van vracht, ongeacht of deze dienst de hoofdactiviteit van de dienstverlener is of een gebruikelijke aanvulling op diens hoofdactiviteit;

    • d. wordt onder diensten in verband met de opslag van containers verstaan de opslag van containers op haventerreinen, om ze te laden of te lossen, te repareren en gereed te maken voor verscheping; en

    • e. wordt onder diensten van scheepsagenten verstaan activiteiten waarbij de zakelijke belangen van een of meer scheepvaartlijnen of scheepvaartmaatschappijen binnen een bepaald geografisch gebied door een agent worden behartigd voor de volgende doeleinden:

      • i. marketing en verkoop van zeevervoer en aanverwante diensten, van de prijsopgave tot de facturering, alsmede het afgeven van vrachtbrieven namens de maatschappijen, het kopen en weer verkopen van de nodige aanverwante diensten, het opstellen van documenten en het verschaffen van bedrijfsinformatie; en

      • ii. het optreden namens ondernemingen, het organiseren van de afroep van aanvragen om scheepsruimte of, indien nodig, het overnemen van vracht.

  • 3. Gezien het huidige niveau van de liberalisering tussen de partijen op het gebied van het internationale zeevervoer:

    • a. passen de partijen het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale markten voor zeevervoer op commerciële en niet-discriminerende grondslag toe; en

    • b. kent elk van beide partijen aan vaartuigen die de vlag voeren van de andere partij of worden geëxploiteerd door dienstverleners van de andere partij, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke zij aan haar eigen vaartuigen toekent voor, onder meer, de toegang tot havens, het gebruik van infrastructuur en ondersteunende havendiensten voor zeevervoer, evenals de daarmee verband houdende vergoedingen en heffingen, douanediensten en de toewijzing van aanlegplaatsen en laad- en losinstallaties.

  • 4. Bij de toepassing van deze beginselen:

    • a. nemen de partijen in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derden geen vrachtverdelingsregelingen op met betrekking tot zeevervoerdiensten, met inbegrip van het vervoer van droge en vloeibare bulkladingen en het lijnverkeer, en zien zij ervan af dergelijke vrachtverdelingsregelingen te activeren wanneer deze in eerdere bilaterale overeenkomsten voorkomen; en

    • b. heffen de partijen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op die de vrije en eerlijke mededinging kunnen beperken of die een verkapte beperking zijn van of een discriminerend effect hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationale zeevervoer, en zien zij af van invoering ervan.

  • 5. Iedere partij staat verleners uit de andere partij van diensten in het internationale zeevervoer toe op haar grondgebied een vestiging te hebben onder voorwaarden, wat vestiging en exploitatie betreft, die niet minder gunstig zijn dan die welke zij aan haar eigen dienstverleners of aan dienstverleners uit derde landen, indien deze laatsten betere voorwaarden genieten, toekent overeenkomstig de voorwaarden die in haar lijst van verbintenissen zijn opgenomen.

  • 6. Elk van beide partijen geeft verleners uit de andere partij van diensten in het internationale zeevervoer op redelijke en niet-discriminerende voorwaarden toegang tot de volgende havendiensten:

    • a. loodsen;

    • b. hulp van duw- en sleepboten;

    • c. bevoorrading;

    • d. brandstof en water;

    • e. ophalen en verwerking van afval;

    • f. kapiteinsdiensten;

    • g. navigatiehulp; en

    • h. diensten vanaf de wal die essentieel zijn voor het functioneren van een schip, waaronder communicatie, water en elektriciteit, faciliteiten voor noodreparaties, verankering en aan- en afmeren.

AFDELING F ELEKTRONISCHE HANDEL
Artikel 7.48 Doelstellingen en beginselen
  • 1. De partijen erkennen dat elektronische handel tot economische groei leidt en handelsmogelijkheden biedt, dat het van belang is belemmeringen voor het gebruik en de ontwikkeling ervan te vermijden, en dat de WTO-Overeenkomst op maatregelen met betrekking tot elektronische handel van toepasssing is, en komen overeen de ontwikkeling van hun onderlinge elektronische handel te bevorderen, met name door samenwerking op het gebied van de vraagstukken die in het kader van dit hoofdstuk door de elektronische handel worden opgeworpen.

  • 2. De partijen zijn het erover eens dat de ontwikkeling van de elektronische handel volledig in overeenstemming moet zijn met de internationale normen inzake gegevensbescherming, teneinde ervoor te zorgen dat de gebruikers vertrouwen in de elektronische handel hebben.

  • 3. De partijen komen overeen geen douanerechten te heffen op leveringen langs elektronische weg41.

Artikel 7.49 Samenwerking op het gebied van regelgeving
  • 1. De partijen onderhouden een dialoog over regelgevingskwesties in verband met de elektronische handel, onder meer over:

    • a. erkenning van aan het publiek afgegeven certificaten voor elektronische handtekeningen en bevordering van grensoverschrijdende certificeringsdiensten;

    • b. aansprakelijkheid van intermediairs bij de doorgifte of opslag van informatie;

    • c. behandeling van ongevraagde elektronische commerciële communicatie;

    • d. consumentenbescherming op het gebied van de elektronische handel;

    • e. ontwikkeling van papierloze handel; en

    • f. andere kwesties die van belang zijn voor de ontwikkeling van de elektronische handel.

  • 2. De dialoog kan uitwisseling van informatie omvatten over de respectieve wetgeving van de partijen met betrekking tot deze kwesties en over de tenuitvoerlegging van die wetgeving.

AFDELING G UITZONDERINGEN
Artikel 7.50 Uitzonderingen

Mits de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot een willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen landen bij soortgelijke omstandigheden, of een verkapte beperking van het recht van vestiging of van grensoverschrijdende diensten vormen, wordt geen bepaling van dit hoofdstuk uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of toepassen door een van de partijen van maatregelen die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid of de openbare zeden of voor de handhaving van de openbare orde42);

  • b. noodzakelijk zijn voor de bescherming van het leven en de gezondheid van mens, dier of plant;

  • c. betrekking hebben op de instandhouding van niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen, mits die maatregelen met beperkingen voor interne investeerders of met beperkingen van het interne aanbod of verbruik van diensten gepaard gaan;

  • d. noodzakelijk zijn voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch erfgoed;

  • e. noodzakelijk zijn voor de handhaving van wet- en regelgeving die niet strijdig zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:

    • i. het voorkómen van misleidende of frauduleuze praktijken of op middelen om de gevolgen van de niet-nakoming van contracten te compenseren;

    • ii. de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking en verspreiding van persoonsgegevens en op de bescherming van de vertrouwelijke aard van persoonlijke dossiers en rekeningen;

    • iii. de veiligheid;

  • f. strijdig zijn met de artikelen 7.6 en 7.12, mits het verschil in behandeling bedoeld is om directe belastingen op billijke of doeltreffende43) wijze te kunnen opleggen of innen ten aanzien van economische activiteiten, investeerders of dienstverleners uit de andere partij.

HOOFDSTUK ACHT BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER

Artikel 8.1 Lopende betalingen

De partijen verbinden zich ertoe overeenkomstig de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds toe te staan dat alle betalingen en overboekingen op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen ingezetenen van de partijen worden verricht in vrij converteerbare valuta, en geen beperkingen dienaangaande vast te stellen.

Artikel 8.2 Kapitaalverkeer
  • 1. Wat de verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans betreft, verbinden de partijen zich ertoe het vrije kapitaalverkeer niet te beperken ten aanzien van in overeenstemming met de wetgeving van het gastland verrichte directe investeringen, overeenkomstig hoofdstuk zeven (Handel in diensten, vestiging en elektronische handel) geliberaliseerde investeringen en andere transacties, en de liquidatie en repatriëring van het aldus geïnvesteerde kapitaal en de opbrengsten daarvan.

  • 2. Onverminderd hetgeen elders in deze overeenkomst is bepaald, waarborgen de partijen met betrekking tot niet onder lid 1 vallende verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans overeenkomstig de wetgeving van het gastland het vrije verkeer van kapitaal voor investeerders uit de andere partij in verband met, onder meer:

    • a. kredieten in verband met commerciële transacties, waaronder het verlenen van diensten waaraan een ingezetene van een partij deelneemt;

    • b. financiële leningen en kredieten; of

    • c. deelneming in het kapitaal van een rechtspersoon zonder intentie duurzame economische banden aan te knopen of te handhaven.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in deze overeenkomst voeren de partijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer tussen ingezetenen van de partijen en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere beperkingen aan.

  • 4. De partijen kunnen overleg plegen teneinde hun onderlinge kapitaalverkeer verder te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.

Artikel 8.3 Uitzonderingen

Mits de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen landen bij soortgelijke omstandigheden, of een verkapte beperking van het kapitaalverkeer vormen, wordt geen bepaling van dit hoofdstuk uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of toepassen door een van de partijen van maatregelen die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid en de openbare zeden of de handhaving van de openbare orde; of

  • b. noodzakelijk zijn voor de handhaving van wet- en regelgeving die niet strijdig zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:

    • i. het voorkómen van overtredingen of misdrijven, misleidende of frauduleuze praktijken of op middelen om de gevolgen van de niet-nakoming van contracten te compenseren (faillissement, insolventie en crediteurenbescherming);

    • ii. het verzekeren van de integriteit en de stabiliteit van het financiële stelsel van een partij;

    • iii. de uitgifte van, de handel in of de verhandeling van effecten, opties, futures of andere derivaten;

    • iv. de financiële verslaglegging of boekhouding van betalingen indien nodig om hulp te bieden in het kader van rechtshandhaving of aan financiële regelgevende autoriteiten; of

    • v. het verzekeren dat wordt voldaan aan beschikkingen of uitspraken in gerechtelijke of administratieve procedures.

Artikel 8.4 Vrijwaringsmaatregelen
  • 1. Wanneer in uitzonderlijke omstandigheden betalingen en kapitaalbewegingen tussen de partijen ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor het monetair beleid of het wisselkoersbeleid44) van Korea of van een of meer van de lidstaten van de Europese Unie, kunnen strikt noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen45) ten aanzien van kapitaalbewegingen worden genomen door de betrokken partijen46), voor een periode van ten hoogste zes maanden47).

  • 2. Het Handelscomité wordt onverwijld in kennis gesteld van de vaststelling van vrijwaringsmaatregelen en zo spoedig mogelijk van een tijdschema voor de intrekking ervan.

HOOFDSTUK NEGEN OVERHEIDSOPDRACHTEN

Artikel 9.1 Algemene bepalingen
  • 1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, die is opgenomen in bijlage 4 bij de WTO-Overeenkomst, hierna „de GPA 1994” genoemd, en hun belang bij een verdere uitbreiding van bilaterale handelsmogelijkheden op de markt voor overheidsopdrachten van elk van beide partijen.

  • 2. De partijen erkennen hun gedeelde belangstelling voor de bevordering van de internationale liberalisering van markten voor overheidsopdrachten in het kader van het geregulariseerde internationale handelsstelsel. De partijen zullen blijven samenwerken bij de herziening krachtens artikel XXIV, lid 7, van de GPA 1994 en in andere internationale fora ter zake.

  • 3. Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk wordt zo uitgelegd dat wordt afgeweken van de rechten of verplichtingen van een van de partijen uit hoofde van de GPA 1994 of van een overeenkomst ter vervanging daarvan.

  • 4. Voor alle opdrachten waarop dit hoofdstuk van toepassing is, passen de partijen de voorlopig overeengekomen herziene GPA-tekst48), hierna de „herziene GPA” genoemd, toe, met uitzondering van onderstaande bepalingen:

    • a. de meestbegunstigingsbehandeling voor goederen en diensten en leveranciers en dienstverleners van andere partijen (artikel IV, lid 1, onder b), en lid 2, van de herziene GPA);

    • b. de bijzondere en gedifferentieerde behandeling van ontwikkelingslanden (artikel V van de herziene GPA);

    • c. de voorwaarden voor deelname (artikel VIII, lid 2, van de herziene GPA), die worden vervangen door: „legt niet de voorwaarde op dat een leverancier of dienstverlener van een partij alleen aan een opdracht kan deelnemen of hem alleen een opdracht kan worden gegund wanneer de aanbestedende dienst van de andere partij hem eerder een of meer opdrachten heeft gegund of wanneer hij vroegere werkervaring op het grondgebied van die partij heeft, tenzij die vroegere werkervaring van wezenlijk belang is om aan de eisen van de opdracht te voldoen;”;

    • d. de instellingen (artikel XXI van de herziene GPA); en

    • e. de slotbepalingen (artikel XXII van de herziene GPA).

  • 5. Voor de toepassing van de herziene GPA ingevolge lid 4 wordt verstaan onder:

    • a. „overeenkomst” in de herziene GPA: „hoofdstuk”, behalve dat onder „landen die geen partij bij deze overeenkomst zijn” wordt verstaan „niet-partijen” en onder „partij bij de overeenkomst” „partij”;

    • b. „andere partijen” in de herziene GPA: „de andere partij”; en

    • c. „het comité” in de herziene GPA: „de werkgroep”.

Artikel 9.2 Toepassingsgebied en dekking
  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle opdrachten waarop de bijlagen bij de GPA 1994 van elk van beide partijen alsmede alle aan die bijlagen gehechte aantekeningen, met inbegrip van de wijzigingen of vervangingen daarvan, van toepassing zijn.

  • 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst is bijlage 9 van toepassing op build-operate-transfer-contracten, hierna „BOT-contracten” genoemd, en op concessies voor openbare werken, zoals gedefinieerd in bijlage 9.

Artikel 9.3 Werkgroep overheidsopdrachten

De Werkgroep overheidsopdrachten, opgericht krachtens lid 1 van artikel 15.3 (Werkgroepen) komt in onderling overleg of op verzoek van een van de partijen bijeen om:

  • a. problemen met betrekking tot overheidsopdrachten en BOT-contracten of concessies voor openbare werken te bestuderen, die een van de partijen aan de werkgroep heeft voorgelegd;

  • b. informatie uit te wisselen over de mogelijkheden die elk van de partijen biedt met betrekking tot overheidsopdrachten en BOT-contracten of concessies voor openbare werken; en

  • c. alle andere aangelegenheden met betrekking tot dit hoofdstuk te bespreken.

HOOFDSTUK TIEN INTELLECTUELE EIGENDOM

AFDELING A ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 10.1 Doelstellingen

De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn:

  • a. het bevorderen van de productie en commercialisering van innovatieve en creatieve producten in de partijen; en

  • b. het bereiken van een adequaat en doeltreffend beschermings- en handhavingsniveau voor intellectuele-eigendomsrechten.

Artikel 10.2 Aard en toepassingsgebied van de verplichtingen
  • 1. De partijen waarborgen een adequate en doeltreffende tenuitvoerlegging van de internationale verdragen inzake intellectuele eigendom waarbij zij partij zijn, met inbegrip van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, die is opgenomen in bijlage 1C bij de WTO-Overeenkomst, hierna de „TRIPs-overeenkomst” genoemd. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen een aanvulling op en specificatie van de tussen de partijen geldende rechten en verplichtingen uit hoofde van de TRIPs-overeenkomst.

  • 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst behoren tot de intellectuele-eigendomsrechten:

    • a. auteursrechten, met inbegrip van auteursrechten op computerprogramma's en databanken, en naburige rechten;

    • b. rechten in verband met octrooien;

    • c. handelsmerken;

    • d. dienstmerken;

    • e. modellen;

    • f. ontwerpen voor schakelpatronen (topografieën) van geïntegreerde schakelingen;

    • g. geografische aanduidingen;

    • h. kwekersrechten; en

    • i. bescherming van niet openbaar gemaakte informatie.

  • 3. De bescherming van intellectuele eigendom omvat ook de bescherming tegen oneerlijke concurrentie zoals bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (1967), hierna „het Verdrag van Parijs” genoemd.

Artikel 10.3 Overdracht van technologie
  • 1. De partijen komen overeen standpunten en informatie uit te wisselen over hun praktijk en beleid met betrekking tot de overdracht van technologie, zowel binnen hun respectieve grondgebied als met derde landen. Dit omvat in het bijzonder maatregelen om informatiestromen, zakelijke partnerschappen, de verlening van licenties en onderaanbesteding te vergemakkelijken. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de voorwaarden die nodig zijn voor het scheppen van een passend gunstig klimaat voor technologieoverdracht in de gastlanden, met inbegrip van onder meer kwesties als de ontwikkeling van menselijk kapitaal en een juridisch kader.

  • 2. Elk van beide partijen neemt passende maatregelen om licentiepraktijken of -voorwaarden met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten te voorkomen of te regelen, voor zover deze praktijken of voorwaarden de internationale technologieoverdracht kunnen schaden en een misbruik van intellectuele-eigendomsrechten door de houders van die rechten vormen.

Artikel 10.4 Uitputting

Het staat de partijen vrij hun eigen regeling voor de uitputting van intellectuele-eigendomsrechten vast te stellen.

AFDELING B NORMEN BETREFFENDE INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN
ONDERAFDELING A AUTEURSRECHT EN NABURIGE RECHTEN
Artikel 10.5 Geboden bescherming

De partijen leven de volgende bepalingen na:

  • a. de artikelen 1 tot en met 22 van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (1961), hierna „het Verdrag van Rome” genoemd;

  • b. de artikelen 1 tot en met 18 van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (1971), hierna „de Berner Conventie” genoemd;

  • c. de artikelen 1 tot en met 14 van het Verdrag van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom (hierna „de WIPO” genoemd) inzake het auteursrecht (1996), hierna „het WCT” genoemd; en

  • d. de artikelen 1 tot en met 23 van het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen (1996), hierna „het WPPT” genoemd.

Artikel 10.6 Duur van auteursrechten

Elk van beide partijen zorgt ervoor dat wanneer de duur van de bescherming van een werk op basis van het leven van een natuurlijk persoon moet worden berekend, deze duur niet korter is dan het leven van de auteur plus 70 jaar na de dood van de auteur.

Artikel 10.7 Omroeporganisaties
  • 1. De rechten van omroeporganisaties vervallen niet eerder dan 50 jaar na de eerste transmissie van een uitzending, ongeacht of de transmissie van deze uitzendingen plaatsvindt via de kabel of via de ether, via satelliet daaronder begrepen.

  • 2. Geen van beide partijen staat retransmissie van televisiesignalen (via terrestrische, kabel- of satellietverbinding) op internet toe zonder vergunning van de houder of houders (zo die er zijn) van het recht op de inhoud van het signaal en van het signaal zelf49).

Artikel 10.8 Samenwerking bij het collectieve beheer van rechten

De partijen streven ernaar de vaststelling van regelingen tussen hun respectieve auteursrechtenorganisaties te bevorderen, teneinde de toegang tot en de levering van inhoud tussen de partijen te vergemakkelijken en de wederzijdse overdracht van royalty's voor het gebruik van werken of ander door auteursrechten beschermd materiaal van de partijen te waarborgen. De partijen streven ernaar een hoog niveau van rationalisatie te bereiken en de transparantie met betrekking tot de uitvoering van de taak van hun respectieve auteursrechtenorganisaties te verbeteren.

Artikel 10.9 Uitzending en mededeling aan het publiek
  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. uitzending: de draadloze transmissie van geluiden of van beelden en geluiden of van de weergaven daarvan voor ontvangst door het publiek; een dergelijke transmissie via satelliet wordt ook onder uitzending begrepen; de transmissie van gecodeerde signalen geldt als uitzending wanneer de middelen voor decodering aan het publiek worden geleverd door of met toestemming van de omroeporganisatie; en onder

    • b. mededeling aan het publiek: de overdracht aan het publiek door elk medium anders dan door uitzending, van geluiden van een uitvoering of de op een fonogram vastgelegde geluiden of weergaven van geluiden. Voor de toepassing van lid 5 wordt onder „mededeling aan het publiek” ook verstaan het voor het publiek hoorbaar maken van de op een fonogram vastgelegde geluiden of weergaven van geluiden.

  • 2. Elk van beide partijen verleent uitvoerende kunstenaars het uitsluitend recht om draadloze uitzending en mededeling aan het publiek van hun uitvoeringen toe te staan of te verbieden, behalve wanneer de uitvoering zelf al een uitgezonden uitvoering is of gemaakt is op basis van een vastlegging.

  • 3. Elk van beide partijen verleent uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen recht op een enkele billijke vergoeding voor het gebruik van voor commerciële doeleinden gepubliceerde fonogrammen of reproducties daarvan ten behoeve van draadloze uitzending of enigerlei mededeling aan het publiek.

  • 4. Elk van beide partijen neemt in haar wetgeving de bepaling op dat de enkele billijke vergoeding door de gebruiker verschuldigd is aan de uitvoerend kunstenaar, aan de producent van een fonogram, of aan beiden. De partijen kunnen in hun wetgeving de voorwaarden bepalen volgens welke uitvoerende kunstaars en producenten van fonogrammen de enkele billijke beloning verdelen wanneer hierover geen overeenstemming tussen de uitvoerend kunstenaar en de producent van een fonogram is bereikt.

  • 5. Elk van beide partijen verleent omroeporganisaties het uitsluitend recht om onderstaande handelingen toe te staan of te verbieden:

    • a. heruitzending van hun uitzendingen;

    • b. vastlegging van hun uitzendingen; en

    • c. mededeling aan het publiek van hun televisie-uitzendingen indien die mededeling geschiedt op plaatsen die tegen betaling van een entreeprijs voor het publiek toegankelijk zijn. De voorwaarden waaronder dit recht kan worden uitgeoefend, worden bepaald door het interne recht van de staat waar bescherming van dit recht wordt gevraagd.

Artikel 10.10 Volgrecht van kunstenaars

De partijen komen overeen van gedachten te wisselen en informatie uit te wisselen over de praktijk en het beleid met betrekking tot het volg recht van kunstenaars. De partijen treden binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst opnieuw in overleg over de wenselijkheid en haalbaarheid van de invoering van het volgrecht van kunstenaars in Korea.

Artikel 10.11 Beperkingen en uitzonderingen

De partijen kunnen in hun wetgeving voorzien in beperkingen van en uitzonderingen op de in de artikelen 10.5 tot en met 10.10 bedoelde aan de houders van een recht verleende rechten in bepaalde bijzondere gevallen die niet in strijd zijn met een normale exploitatie van het werk en geen onredelijke inbreuk zijn op de rechtmatige belangen van de houders van het recht.

Artikel 10.12 Bescherming van technische voorzieningen
  • 1. Elk van beide partijen voorziet in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzieningen door een persoon die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij aldus handelt.

  • 2. Elk van beide partijen voorziet in een passende rechtsbescherming tegen de vervaardiging, invoer, distributie, verkoop, verhuur, reclame voor verkoop of verhuur, of het bezit voor commerciële doeleinden van inrichtingen, producten of onderdelen, of het verrichten van diensten die:

    • a. gestimuleerd, aangeprezen of in de handel gebracht worden om de bescherming te omzeilen van,

    • b. slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben, naast de omzeiling van de bescherming van, of

    • c. in het bijzonder ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn dan wel verricht worden met het doel de omzeiling mogelijk of gemakkelijker te maken van

    doeltreffende technische voorzieningen.

  • 3. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder technologische voorzieningen verstaan technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of ander materiaal, die niet zijn toegestaan door de houders van auteursrechten of in de wetgeving van elk van beide partijen vastgelegde naburige rechten. Technische voorzieningen worden geacht doeltreffend te zijn indien het gebruik van een beschermd werk of van ander beschermd materiaal door de rechthebbenden wordt gecontroleerd door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het werk of ander materiaal, of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt.

  • 4. Elk van beide partijen kan in overeenstemming met haar wetgeving en de in artikel 10.5 genoemde internationale overeenkomsten ter zake voorzien in uitzonderingen op en beperkingen van maatregelen ter uitvoering van de leden 1 en 2.

Artikel 10.13 Bescherming van informatie over het beheer van rechten
  • 1. Elk van beide partijen voorziet in een passende rechtsbescherming tegen eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht:

    • a. de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten,

    • b. de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van werken of ander materiaal beschermd krachtens deze overeenkomst, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd,

    en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het auteursrecht of de in de wetgeving van de desbetreffende partij vastgestelde naburige rechten, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt.

  • 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder informatie over het beheer van rechten verstaan alle door de houders van een recht verstrekte informatie die dient ter identificatie van het werk of het andere materiaal bedoeld in deze overeenkomst, dan wel van de auteur of een andere rechthebbende, of informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of het andere materiaal, alsook de cijfers of codes waarin die informatie vervat ligt.

  • 3. Lid 2 is van toepassing wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie, of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek, van een werk of ander materiaal bedoeld in deze overeenkomst.

Artikel 10.14 Overgangsbepaling

Korea legt de in de artikelen 10.6 en 10.7 bedoelde verplichtingen binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst volledig ten uitvoer.

ONDERAFDELING B HANDELSMERKEN
Artikel 10.15 Registratieprocedure

De Europese Unie en Korea voorzien in een systeem voor de registratie van handelsmerken waarbij de redenen voor een weigering een handelsmerk te registreren schriftelijk aan de aanvrager wordt medegedeeld en hem ook elektronisch kan worden verstrekt, en de aanvrager de mogelijkheid krijgt die weigering aan te vechten en bij de rechter in beroep te gaan tegen een definitieve weigering. De Europese Unie en Korea zien er ook op toe dat belanghebbenden zich tegen aanvragen voor een handelsmerk kunnen verzetten. De Europese Unie en Korea voorzien in een openbaar toegankelijke databank voor aanvragen voor en de registratie van handelsmerken.

Artikel 10.16 Internationale overeenkomsten

De Europese Unie en Korea nemen het Verdrag inzake het handelsmerkenrecht (1994) in acht en stellen alles wat redelijkerwijs mogelijk is in het werk om het Verdrag van Singapore inzake handelsmerkenrecht (2006) in acht te nemen.

Artikel 10.17 Uitzonderingen op de rechten die zijn verbonden aan een handelsmerk

Elk van beide partijen voorziet in een eerlijk gebruik van beschrijvende termen als beperkte uitzondering op de rechten die verbonden zijn aan een handelsmerk en kan voorzien in andere beperkte uitzonderingen, mits bij die beperkte uitzonderingen rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van de houder van het handelsmerk en van derden.

ONDERAFDELING C GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN50) 51)
Artikel 10.18 Erkenning van geografische aanduidingen voor landbouwproducten, levensmiddelen en wijn
  • 1. Na onderzoek van de Wet op de kwaliteitscontrole van landbouwproducten en de uitvoeringsbepalingen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op de registratie van, het toezicht op en de bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen in Korea, concludeert de Europese Unie dat deze wetgeving beantwoordt aan de in lid 6 neergelegde elementen.

  • 2. Na onderzoek van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad en de uitvoeringsbepalingen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op de registratie van, het toezicht op en de bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen in de Europese Unie, en van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector wijn concludeert Korea dat deze wetgeving beantwoordt aan de in lid 6 neergelegde elementen.

  • 3. Na onderzoek van een samenvatting van de specificaties van de landbouwproducten en levensmiddelen waarop de in bijlage 10-A opgenomen geografische aanduidingen van Korea die door Korea zijn geregistreerd krachtens de in lid 1 bedoelde wetgeving betrekking hebben, verbindt de Europese Unie zich ertoe de in bijlage 10-A opgenomen geografische aanduidingen van Korea te beschermen overeenkomstig het in dit hoofdstuk neergelegde beschermingsniveau.

  • 4. Na onderzoek van een samenvatting van de specificaties van de landbouwproducten en levensmiddelen waarop de in bijlage 10-A opgenomen geografische aanduidingen van de Europese Unie die door de Europese Unie zijn geregistreerd krachtens de in lid 2 bedoelde wetgeving betrekking hebben, verbindt Korea zich ertoe de in bijlage 10-A opgenomen geografische aanduidingen van de Europese Unie te beschermen overeenkomstig het in dit hoofdstuk neergelegde beschermingsniveau.

  • 5. Lid 3 is van toepassing op geografische aanduidingen voor wijn die zijn toegevoegd overeenkomstig artikel 10.24.

  • 6. De Europese Unie en Korea komen overeen dat de registratie van en het toezicht op in de leden 1 en 2 bedoelde geografische aanduidingen de volgende elementen omvatten:

    • a. een register waarin de op hun respectieve grondgebied beschermde geografische aanduidingen zijn opgenomen;

    • b. een administratieve procedure om te controleren dat de geografische aanduidingen aangeven dat waren hun oorsprong in een gebied, regio of plaats van een van beide partijen hebben wanneer een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van die waren hoofdzakelijk valt toe te schrijven aan hun geografische oorsprong;

    • c. het vereiste dat een geregistreerde naam overeenkomt met een specifiek product of met specifieke producten waarvoor een productspecificatie is vastgelegd die alleen kan worden gewijzigd volgens de daarvoor voorgeschreven administratieve procedure;

    • d. bepalingen inzake toezicht op de productie;

    • e. wettelijke bepalingen waarin is neergelegd dat een geregistreerde naam kan worden gebruikt door iedere marktdeelnemer die het landbouwproduct of het levensmiddel overeenkomstig de desbetreffende specificatie in de handel brengt; en

    • f. een bezwaarprocedure waarbij rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van vroegere gebruikers van namen, ongeacht of deze namen als een vorm van intellectuele eigendom worden beschermd.

Artikel 10.19 Erkenning van specifieke geografische aanduidingen voor wijn52), gearomatiseerde wijn53) en gedistilleerde dranken54)
  • 1. In Korea worden de in bijlage 10-B opgenomen geografische aanduidingen van de Europese Unie beschermd voor producten waarvoor deze geografische aanduidingen overeenkomstig de desbetreffende wetgeving van de Europese Unie inzake geografische aanduidingen worden gebruikt.

  • 2. In de Europese Unie worden de in bijlage 10-B opgenomen geografische aanduidingen van Korea beschermd voor producten waarvoor deze geografische aanduidingen overeenkomstig de desbetreffende wetgeving van Korea inzake geografische aanduidingen worden gebruikt.

Artikel 10.20 Gebruiksrecht

Een uit hoofde van deze onderafdeling beschermde naam mag worden gebruikt door iedere marktdeelnemer die landbouwproducten, levensmiddelen, wijn, gearomatiseerde wijn of gedistilleerde dranken overeenkomstig de desbetreffende specificatie in de handel brengt.

Artikel 10.21 Omvang van de bescherming
  • 1. De in de artikelen 10.18 en 10.19 bedoelde geografische aanduidingen worden beschermd tegen:

    • a. het gebruik van middelen in de benaming of voorstelling van waren waarmee wordt aangeduid of gesuggereerd dat de waren in kwestie hun oorsprong hebben in een ander geografisch gebied dan de werkelijke plaats van oorsprong op een wijze die het publiek misleidt ten aanzien van de geografische oorsprong van de waren;

    • b. het gebruik van een geografische aanduiding ter benoeming van waren voor soortgelijke waren55) die niet hun oorsprong hebben in de door de geografische aanduiding in kwestie aangeduide plaats, zelfs wanneer de werkelijke oorsprong van de waren is vermeld of de geografische aanduiding wordt gebruikt in vertaling of transcriptie of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals „soort”, „type”, „stijl”, „imitatie” en dergelijke; en

    • c. elk ander gebruik dat een daad van oneerlijke mededinging vormt in de zin van artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs.

  • 2. Deze overeenkomst doet op generlei wijze afbreuk aan het recht van een persoon om in het handelsverkeer zijn naam of de naam van zijn voorganger in zaken te gebruiken, behalve wanneer deze naam op zodanige wijze wordt gebruikt dat de consumenten daardoor wordt misleid.

  • 3. Indien de geografische aanduidingen van de partijen gelijkluidend zijn, wordt elke aanduiding beschermd mits deze te goeder trouw wordt gebruikt. De Werkgroep geografische aanduidingen bepaalt de praktische gebruiksvoorwaarden om gelijkluidende geografische aanduidingen van elkaar te onderscheiden, er rekening mee houdend dat de betrokken producenten een billijke behandeling moeten krijgen en de consumenten niet mogen worden misleid. Indien een door deze overeenkomst beschermde geografische aanduiding gelijkluidend is met een geografische aanduiding van een derde land, bepaalt elk van beide partijen de praktische gebruiksvoorwaarden om gelijkluidende geografische aanduidingen van elkaar te onderscheiden, er rekening mee houdend dat de betrokken producenten een billijke behandeling moeten krijgen en de consumenten niet mogen worden misleid.

  • 4. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst verplicht de Europese Unie of Korea ertoe een geografische aanduiding die in het land van oorsprong niet of niet meer wordt beschermd of er in onbruik is geraakt, te beschermen.

  • 5. De bescherming van een geografische aanduiding uit hoofde van dit artikel doet geen afbreuk aan het voortgezette gebruik van een handelsmerk dat op het grondgebied van een partij werd aangevraagd, geregistreerd of, indien de toepasselijke wetgeving in die mogelijkheid voorziet, door gebruik werd verworven vóór de datum waarop bescherming of erkenning van de geografische aanduiding werd aangevraagd, mits er in de wetgeving van de betrokken partij geen redenen voor de ongeldigheid of de herroeping van het handelsmerk zijn. De datum waarop de bescherming of erkenning van de geografische aanduiding werd aangevraagd, wordt bepaald overeenkomstig artikel 10.23, lid 2.

Artikel 10.22 Handhaving van bescherming

De partijen handhaven de in de artikelen 10.18 tot en met 10.23 bedoelde bescherming op eigen initiatief door passend optreden van hun autoriteiten. Ook handhaven zij die bescherming op verzoek van een belanghebbende.

Artikel 10.23 Verband met handelsmerken
  • 1. Wanneer registratie van een handelsmerk leidt tot een van de in artikel 10.21, lid 1, bedoelde situaties in verband met een beschermde geografische aanduiding voor soortgelijke waren, wordt deze registratie door de partijen alleen geweigerd of nietig verklaard mits de registratie van het handelsmerk is aangevraagd na de datum waarop bescherming of erkenning van de geografische aanduiding op het betrokken grondgebied werd aangevraagd.

  • 2. Voor de toepassing van lid 1 is de datum waarop bescherming of erkenning werd aangevraagd:

    • a. voor de in de artikelen 10.18 en 10.19 bedoelde geografische aanduidingen de datum waarop deze overeenkomst in werking treedt; en

    • b. voor de in artikel 10.24 bedoelde geografische aanduidingen de datum waarop een partij een verzoek van de andere partij ontvangt om een geografische aanduiding te beschermen of te erkennen.

Artikel 10.24 Toevoeging van beschermde geografische aanduidingen56)
  • 1. De Europese Unie en Korea komen overeen om te beschermen geografische aanduidingen volgens de procedure van artikel 10.25 aan de bijlagen 10-A en 10-B toe te voegen.

  • 2. De Europese Unie en Korea komen overeen om verzoeken van de ander om te beschermen geografische aanduidingen aan de bijlagen toe te voegen, onverwijld te behandelen.

  • 3. Een naam kan niet als geografische aanduiding worden geregistreerd indien hij strijdig is met de naam van een plantenras, met inbegrip van een druivenras, of een dierenras en de consument daardoor zou kunnen worden misleid met betrekking tot de werkelijke oorsprong van het product.

Artikel 10.25 Werkgroep geografische aanduidingen
  • 1. De Werkgroep geografische aanduidingen, die is opgericht ingevolge lid 1 van artikel 15.3 (Werkgroepen), komt in onderling overleg of op verzoek van een van de partijen bijeen om de samenwerking tussen de partijen en de dialoog over geografische aanduidingen te intensiveren. De werkgroep kan bij consensus aanbevelingen doen en besluiten nemen.

  • 2. De werkgroep komt bij toerbeurt bij de ene of de andere partij bijeen. Zij komt bijeen op een plaats en een tijdstip en op een wijze, waaronder eventueel per videoconferentie, die onderling door de partijen wordt bepaald, maar niet later dan 90 dagen nadat het verzoek is gedaan.

  • 3. De werkgroep kan besluiten:

    • a. tot wijziging van de bijlagen 10-A en 10-B, teneinde hierin geval voor geval geografische aanduidingen van de Europese Unie of Korea op te nemen die, nadat de in artikel 10.18, leden 3 en 4, bedoelde procedure ter zake, indien van toepassing, werd afgesloten, ook volgens de andere partij geografische aanduidingen vormen en op het grondgebied van die andere partij zullen worden beschermd;

    • b. tot wijziging57) van de onder a) bedoelde bijlagen, teneinde daaruit de geografische aanduidingen te verwijderen die in de partij van oorsprong niet meer worden beschermd58) of die, in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving, niet langer voldoen aan de voorwaarden om in de andere partij als geografische aanduiding te worden beschouwd; en

    • c. een verwijzing naar wetgeving in deze overeenkomst te beschouwen als een verwijzing naar die wetgeving zoals die op een bepaalde datum na de inwerkingtreding van deze overeenkomst gewijzigd, vervangen en van kracht is.

  • 4. De werkgroep vergewist zich ervan dat deze onderafdeling naar behoren functioneert, en kan aandacht besteden aan elke aangelegenheid met betrekking tot de uitvoering en de werking ervan. Zij is in het bijzonder bevoegd voor:

    • a. de uitwisseling van informatie over wetgevings- en beleidsontwikkelingen op het gebied van geografische aanduidingen;

    • b. de uitwisseling van informatie over specifieke geografische aanduidingen met het oog op hun eventuele bescherming in overeenstemming met deze overeenkomst; en

    • c. de uitwisseling van informatie met het oog op de optimale werking van deze overeenkomst.

  • 5. De werkgroep kan iedere kwestie van wederzijds belang op het gebied van geografische aanduidingen bespreken.

Artikel 10.26 Individuele toepassingen van de bescherming van geografische aanduidingen

De bepalingen van deze onderafdeling laten het recht om te streven naar erkenning en bescherming van een geografische aanduiding krachtens de wetgeving van de Europese Unie of Korea ter zake onverlet.

ONDERAFDELING D MODELLEN
Artikel 10.27 Bescherming van geregistreerde modellen
  • 1. De Europese Unie en Korea voorzien in de bescherming van onafhankelijk ontworpen modellen die nieuw of oorspronkelijk zijn en een eigen karakter hebben59).

  • 2. In deze bescherming wordt voorzien door registratie, die de houder van het recht uitsluitende rechten overeenkomstig het bepaalde in deze onderafdeling verleent.

Artikel 10.28 Door registratie verkregen rechten

De eigenaar van een beschermd model heeft het recht derden die daartoe niet zijn toestemming hebben, ten minste te beletten artikelen te vervaardigen, op de markt aan te bieden, te verkopen, in of uit te voeren of te gebruiken, die het beschermde model vertonen of incorporeren, wanneer dit om commerciële redenen gebeurt, wanneer hiermee zonder noodzaak afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het model of wanneer dit niet in overeenstemming is met een eerlijke handelspraktijk.

Artikel 10.29 Bescherming van niet-geregistreerde verschijningsvormen

De Europese Unie en Korea voorzien in rechtsmiddelen ter voorkoming van het gebruik van niet-geregistreerde verschijningsvormen van een product, mits het omstreden gebruik voortvloeit uit het kopiëren van de niet-geregistreerde verschijningsvorm van het product60). Een dergelijk gebruik omvat ten minste het aanbieden61) en het in- en uitvoeren van goederen.

Artikel 10.30 Duur van de bescherming
  • 1. Na registratie bieden de partijen bescherming voor de duur van ten minste 15 jaar.

  • 2. Niet-geregistreerde verschijningsvormen worden in de Europese Unie en Korea gedurende ten minste drie jaar beschermd.

Artikel 10.31 Uitzonderingen
  • 1. De Europese Unie en Korea kunnen voorzien in beperkte uitzonderingen op de bescherming van modellen, mits deze uitzonderingen niet op onredelijke wijze strijdig zijn met de normale exploitatie van beschermde modellen en niet op onredelijke wijze de legitieme belangen van de eigenaar van het beschermde model schaden, rekening houdend met de legitieme belangen van derden.

  • 2. De bescherming van modellen strekt zich niet uit tot modellen waarvoor hoofdzakelijk technische of functionele overwegingen bepalend zijn.

  • 3. Een model dat strijdig is met de openbare orde of de goede zeden, is niet vatbaar voor bescherming door een recht inzake modellen.

Artikel 10.32 Verband met auteursrecht

Een model dat overeenkomstig deze onderafdeling door een in de Europese Unie of in Korea ingeschreven modelrecht wordt beschermd, kan vanaf de datum waarop het model is ontworpen of in een vorm is vastgelegd tevens beschermd worden krachtens het auteursrecht dat op het grondgebied van de partijen van toepassing is62).

ONDERAFDELING E OCTROOIEN
Artikel 10.33 Internationale overeenkomst

De partijen stellen, binnen redelijke grenzen, alles in het werk om te voldoen aan de artikelen 1 tot en met 16 van het Verdrag inzake octrooirecht (2000).

Artikel 10.34 Octrooien en volksgezondheid
  • 1. De partijen erkennen het belang van de Verklaring inzake de TRIPs-Overeenkomst en de volksgezondheid, die op 14 november 2001 werd goedgekeurd door de ministeriële conferentie van de WTO (hierna de „Verklaring van Doha” genoemd). Voor de interpretatie en uitvoering van de rechten en verplichtingen uit hoofde van deze onderafdeling zijn de partijen gerechtigd zich op de Verklaring van Doha te beroepen.

  • 2. Elk van beide partijen draagt bij aan de uitvoering van het Besluit van de Algemene Raad van de WTO van 30 augustus 2003 over punt 6 van de Verklaring van de Doha en het Protocol tot wijziging van de TRIPs-overeenkomst, dat op 6 december 2005 in Genève werd vastgesteld, en neemt deze in acht.

Artikel 10.35 Verlenging van de duur van de door de octrooibescherming verkregen rechten
  • 1. De partijen erkennen dat farmaceutische producten63) en gewasbeschermingsmiddelen64) die op hun respectieve grondgebied door een octrooi worden beschermd, aan een administratieve vergunnings- en registratieprocedure moeten worden onderworpen voordat zij er in de handel mogen worden gebracht.

  • 2. Op verzoek van de octrooihouder verlengen de partijen de duur van de door de octrooibescherming verleende rechten om hem te compenseren voor de verkorting van de effectieve duur van het octrooi als gevolg van de eerste vergunning voor het in de handel brengen van het product op hun respectieve markt. De duur van de door de octrooibescherming verleende rechten mag met niet meer dan vijf jaar worden verlengd65).

Artikel 10.36 Bescherming van gegevens die zijn ingediend om een vergunning voor het in de handel brengen van farmaceutische producten66) te verkrijgen
  • 1. De partijen garanderen gegevens die zijn ingediend om een vergunning voor het in de handel brengen van een farmaceutisch product te verkrijgen, geheim te houden en niet openbaar te maken en de exclusiviteit ervan te waarborgen.

  • 2. Daartoe garanderen de partijen in hun respectieve wetgeving dat gegevens zoals bedoeld in artikel 39 van de TRIPs-overeenkomst, die betrekking hebben op de veiligheid en de doeltreffendheid en die voor de eerste keer door een aanvrager zijn ingediend om een vergunning voor het in de handel brengen van een nieuw farmaceutisch product op het grondgebied van de respectieve partijen te verkrijgen, niet worden gebruikt om een andere vergunning voor het in de handel brengen van een farmaceutisch product te verlenen, tenzij bewijs wordt geleverd van de uitdrukkelijke toestemming van de vergunninghouder voor het gebruik van deze gegevens.

  • 3. De gegevens worden vanaf de datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen die op het grondgebied van de respectieve partij wordt verkregen, gedurende ten minste vijf jaar beschermd.

Artikel 10.37 Bescherming van gegevens die zijn ingediend om een vergunning voor het in de handel brengen van gewasbeschermingsmiddelen te verkrijgen
  • 1. De partijen stellen veiligheids- en doeltreffendheidsvereisten vast voordat zij vergunning verlenen voor het in de handel brengen van gewasbeschermingsmiddelen op hun respectieve markt.

  • 2. De partijen zorgen ervoor dat tests, studieverslagen en informatie die voor het eerst door een aanvrager zijn ingediend om een vergunning voor het in de handel brengen van een gewasbeschermingsmiddel te verkrijgen, niet door derden of door de desbetreffende autoriteiten worden gebruikt ten behoeve van een andere persoon die een vergunning voor het in de handel brengen van een gewasbeschermingsmiddel wil verkrijgen, tenzij bewijs wordt geleverd van de uitdrukkelijke toestemming van de eerste aanvrager voor het gebruik van deze gegevens. Deze bescherming wordt hierna gegevensbescherming genoemd.

  • 3. De gegevensbescherming geldt voor een periode van ten minste tien jaar vanaf de datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen bij de respectieve partij.

Artikel 10.38 Tenuitvoerlegging

De partijen nemen de nodige maatregelen om de volledige doeltreffendheid van de in deze onderafdeling bedoelde bescherming te waarborgen; zij werken op dit gebied actief samen en gaan een constructieve dialoog ter zake aan.

ONDERAFDELING F ANDERE BEPALINGEN
Artikel 10.39 Kwekersrechten

Elk van beide partijen voorziet in de bescherming van kwekersrechten en voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten (1991).

Artikel 10.40 Genetische hulpbronnen, traditionele kennis en folklore
  • 1. Met inachtneming van hun wetgeving zorgen de partijen voor de eerbiediging, bescherming en instandhouding van de kennis, vernieuwingen en gebruiken van autochtone en plaatselijke gemeenschappen, waarop tradities zijn gebaseerd die van belang zijn voor het behoud en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit en voor de bevordering van de toepassing daarvan op grotere schaal, met de deelneming en instemming van de dragers van die kennis, vernieuwingen en gebruiken, alsmede voor de stimulering van de eerlijke verdeling van de voordelen van de toepassing van die kennis, vernieuwingen en gebruiken.

  • 2. De partijen komen overeen regelmatig van gedachten te wisselen en informatie uit te wisselen over multilaterale besprekingen ter zake:

    • a. in het kader van de WIPO, over onderwerpen die worden behandeld door het Intergouvernementeel Comité voor genetische hulpbronnen, traditionele kennis en folklore;

    • b. in het kader van de WTO, over onderwerpen betreffende het verband tussen de TRIPs-overeenkomst en het Verdrag inzake biologische diversiteit, en de bescherming van traditionele kennis en folklore; en

    • c. in het kader van het Verdrag inzake biologische diversiteit, over onderwerpen betreffende een internationale regeling inzake toegang tot genetische hulpbronnen en het delen van de voordelen ervan.

  • 3. De partijen komen overeen om na afloop van de in lid 2 bedoelde multilaterale besprekingen ter zake dit artikel binnen het Handelscomité op verzoek van een van de partijen te herzien in het licht van de resultaten en de conclusie van die multilaterale besprekingen. Het Handelscomité kan elk besluit aannemen dat nodig is om gevolg te geven aan de resultaten van de herziening.

AFDELING C HANDHAVING VAN INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN
Artikel 10.41 Algemene verplichtingen
  • 1. De partijen bevestigen hun verbintenissen uit hoofde van de TRIPs-overeenkomst, en met name deel III; zij vergewissen zich ervan dat hun wetgeving de volgende aanvullende maatregelen, procedures en rechtsmiddelen biedt, zodat doeltreffend actie kan worden ondernomen tegen elke inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten67) waarop deze overeenkomst van toepassing is.

  • 2. Deze maatregelen, procedures en rechtsmiddelen:

    • a. omvatten snelle rechtsmiddelen om inbreuken te voorkomen en rechtsmiddelen die verdere inbreuken ontmoedigen;

    • b. zijn eerlijk en billijk;

    • c. zijn niet onnodig ingewikkeld of kostbaar of houden geen onredelijke termijnen of nodeloze vertragingen in; en

    • d. zijn doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend en worden zodanig toegepast dat geen belemmeringen voor legitiem handelsverkeer worden gecreëerd en wordt voorzien in waarborgen tegen misbruik van deze maatregelen, procedures en rechtsmiddelen.

Artikel 10.42 Rechthebbenden

Elk van beide partijen erkent dat de volgende personen en instanties gerechtigd zijn te verzoeken om toepassing van de in deze afdeling en in deel III van de TRIPs-overeenkomst bedoelde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen:

  • a. houders van intellectuele-eigendomsrechten, in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht;

  • b. alle andere personen die gemachtigd zijn die rechten te gebruiken, in het bijzonder licentiehouders, voor zover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht;

  • c. instanties voor het collectieve beheer van intellectuele-eigendomsrechten die officieel erkend zijn als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten, voor zover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke recht; en

  • d. een federatie of vereniging die rechtens representatief en bevoegd is om die rechten te doen gelden, voor zover dat wordt toegestaan door en in overeenstemming is met de toepasselijke wetgeving.

ONDERAFDELING A CIVIELE MAATREGELEN, PROCEDURES EN RECHTSMIDDELEN
Artikel 10.43 Bewijsmateriaal

Elk van beide partijen treft de nodige maatregelen teneinde de bevoegde rechterlijke instanties in staat te stellen om, in geval van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht op commerciële schaal, in voorkomend geval op verzoek van een partij overlegging te kunnen gelasten van bancaire, financiële of handelsdocumenten die zich in de macht van de tegenpartij bevinden, mits de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd.

Artikel 10.44 Voorlopige maatregelen ter bescherming van bewijsmateriaal
  • 1. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat de bevoegde rechterlijke instanties, al voordat een bodemprocedure is begonnen, op verzoek van een partij die redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal heeft overgelegd tot staving van haar beweringen dat er inbreuk op haar intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt of zal worden gemaakt, onmiddellijk afdoende voorlopige maatregelen kunnen gelasten om het relevante bewijsmateriaal in verband met de vermeende inbreuk te beschermen, mits de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd.

  • 2. Elk van beide partijen kan erin voorzien dat deze maatregelen de gedetailleerde beschrijving, met of zonder monsterneming, dan wel de fysieke inbeslagneming van de inbreuk makende goederen en, in voorkomend geval, de bij de productie of distributie daarvan gebruikte materialen en werktuigen en de desbetreffende documenten omvatten. Die maatregelen worden met name genomen, zo nodig zonder dat de wederpartij wordt gehoord, wanneer het aannemelijk is dat uitstel de houder van het recht onherstelbare schade zal berokkenen, of indien er een aantoonbaar gevaar bestaat dat bewijsmateriaal wordt vernietigd.

Artikel 10.45 Recht op informatie
  • 1. Elk van beide partijen ziet erop toe dat de bevoegde rechterlijke instanties in het kader van civiele procedures wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht naar aanleiding van een met redenen omkleed en proportioneel verzoek van de eiser kunnen gelasten dat de inbreukmaker en/of iedere andere persoon die partij of getuige bij een geschil is, informatie verstrekt over de oorsprong en het distributienetwerk van de goederen of diensten die een inbreuk op het intellectuele-eigendomsrecht vormen.

    • a. In dit lid wordt met „ieder ander persoon” een persoon bedoeld die:

      • i. de inbreuk makende goederen op commerciële schaal in zijn bezit blijkt te hebben;

      • ii. de inbreuk makende diensten op commerciële schaal blijkt te gebruiken;

      • iii. op commerciële schaal diensten blijkt te verlenen die bij inbreuk makende handelingen worden gebruikt; of

      • iv. door een in deze alinea bedoelde persoon is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, de vervaardiging of de distributie van de goederen of bij het verlenen van de diensten.

    • b. De informatie omvat, naar gelang van het geval:

      • i. de naam en het adres van de producenten, fabrikanten, distributeurs, leveranciers en andere eerdere bezitters van de goederen of diensten, alsmede van de beoogde groot- en detailhandelaren; of

      • ii. inlichtingen over de geproduceerde, vervaardigde, geleverde, ontvangen of bestelde hoeveelheden, alsmede over de voor de desbetreffende goederen of diensten verkregen prijs.

  • 2. Dit artikel geldt onverminderd andere wettelijke bepalingen waarbij:

    • a. de houder van het recht ruimere rechten op informatie worden toegekend;

    • b. het gebruik van de krachtens dit artikel medegedeelde informatie in civiele procedures of strafzaken wordt geregeld;

    • c. de aansprakelijkheid wegens misbruik van het recht op informatie wordt geregeld;

    • d. de mogelijkheid wordt geboden te weigeren gegevens te verstrekken die de in lid 1 bedoelde persoon zouden dwingen deelname door hemzelf of door naaste verwanten aan een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht toe te geven; of

    • e. de bescherming van de vertrouwelijkheid van informatiebronnen of de verwerking van persoonsgegevens wordt geregeld.

Artikel 10.46 Voorlopige en conservatoire maatregelen
  • 1. Elk van beide partijen ziet erop toe dat de rechterlijke instanties, op verzoek van de eiser, een voorlopig bevel kunnen uitvaardigen dat bedoeld is om een dreigende inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht te voorkomen of om, indien wenselijk en indien haar wetgeving erin voorziet, op straffe van een dwangsom tijdelijk voortzetting van de vermeende inbreuk op dat intellectuele-eigendomsrecht te verbieden, dan wel om aan voortzetting de voorwaarde te verbinden dat zekerheid wordt gesteld voor schadeloosstelling van de houder van het recht. Een voorlopig bevel kan ook worden uitgevaardigd tegen een tussenpersoon68) wiens diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op een auteursrecht of naburig recht, handelsmerk of geografische aanduiding.

  • 2. Een voorlopig bevel kan ook worden uitgevaardigd om de inbeslagneming te gelasten van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, teneinde te voorkomen dat zij in het handelsverkeer worden gebracht of zich daarin bevinden.

  • 3. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat, in geval van inbreuk op commerciële schaal en indien de indiener van het verzoek omstandigheden aantoont die de schadevergoeding in gevaar dreigen te brengen, de rechterlijke instanties conservatoir beslag kunnen laten leggen op de roerende en onroerende goederen van de vermeende inbreukmaker, met inbegrip van het blokkeren van zijn bankrekeningen en andere tegoeden.

Artikel 10.47 Corrigerende maatregelen
  • 1. Elk van beide partijen ziet erop toe dat de bevoegde rechterlijke instanties op verzoek van de eiser, onverminderd de aan de houder van het recht wegens de inbreuk verschuldigde schadevergoeding en zonder schadeloosstelling van welke aard ook, de vernietiging kunnen gelasten van de goederen waarvan zij hebben vastgesteld dat zij een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht vormen, dan wel andere maatregelen om die goederen definitief uit het handelsverkeer te verwijderen. In voorkomend geval kunnen de bevoegde rechterlijke instanties ook de vernietiging gelasten van materialen en werktuigen die hoofdzakelijk worden gebruikt voor het ontwerpen of vervaardigen van die goederen.

  • 2. De rechterlijke instanties gelasten dat deze maatregelen op kosten van de inbreukmaker worden uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.

  • 3. Bij de behandeling van een verzoek om corrigerende maatregelen wordt rekening gehouden met de noodzakelijke evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gelaste maatregelen en met de belangen van derden.

Artikel 10.48 Rechterlijke bevelen
  • 1. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat, wanneer bij rechterlijke uitspraak een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is vastgesteld, de rechterlijke instanties een bevel tot staking van de inbreuk tegen de inbreukmaker kunnen uitvaardigen.

  • 2. Wanneer de wetgeving erin voorziet, wordt bij niet-naleving van een rechterlijk bevel in voorkomend geval een dwangsom tot naleving van het verbod opgelegd. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat de houders van het recht kunnen verzoeken om een rechterlijk bevel ten aanzien van tussenpersonen69) wier diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op een auteursrecht of naburig recht, een handelsmerk of een geografische aanduiding.

Artikel 10.49 Alternatieve maatregelen

Elk van beide partijen kan bepalen dat de bevoegde rechterlijke instanties, in voorkomend geval en op verzoek van degene aan wie de in artikel 10.47 of 10.48 vastgelegde maatregelen kunnen worden opgelegd, kunnen gelasten dat aan de benadeelde partij een geldelijke schadeloosstelling wordt betaald in plaats van toepassing van de maatregelen uit artikel 10.47 of 10.48, indien de betrokkene zonder opzet en zonder nalatigheid heeft gehandeld, indien uitvoering van de maatregelen hem onevenredige schade zou berokkenen en indien geldelijke schadeloosstelling van de benadeelde partij redelijkerwijs bevredigend lijkt.

Artikel 10.50 Schadevergoeding
  • 1. Elk van beide partijen ziet erop toe dat wanneer de rechterlijke autoriteiten een schadevergoeding vaststellen:

    • a. zij rekening houden met alle passende aspecten, zoals de negatieve economische gevolgen, waaronder winstderving, die de benadeelde partij heeft ondervonden, de onrechtmatige winst die de inbreukmaker heeft genoten en, in voorkomend geval, andere elementen dan economische factoren, onder meer de morele schade die de houder van het recht door de inbreuk heeft geleden; of

    • b. zij deze als alternatief voor het bepaalde onder a) in voorkomend geval de schadevergoeding kunnen vaststellen als een vast bedrag, op basis van elementen zoals ten minste het bedrag aan royalty's of vergoedingen dat verschuldigd was geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het intellectuele-eigendomsrecht in kwestie te gebruiken.

  • 2. De partijen kunnen erin voorzien dat de rechterlijke instanties invordering van winsten of betaling van een vooraf vastgestelde schadevergoeding kunnen gelasten indien de inbreukmaker niet wist of niet redelijkerwijs had moeten weten dat hij inbreuk maakte.

  • 3. In het geval van civiele procedures kan elk van beide partijen, ten minste met betrekking tot door auteursrechten of naburige rechten beschermde werken, fonogrammen en uitvoeringen, alsmede in geval van de namaak van handelsmerken, vooraf vastgestelde schadevergoedingen vaststellen of handhaven, waarvan de houder van het recht desgewenst gebruik kan maken.

Artikel 10.51 Gerechtskosten

Elk van beide partijen zorgt ervoor dat, als algemene regel, redelijke en proportionele gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, door de verliezende partij worden gedragen, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.

Artikel 10.52 Openbaarmaking van rechterlijke uitspraken

Elk van beide partijen zorgt ervoor dat de rechterlijke instanties in het geval van inbreuken op een intellectuele-eigendomsrecht in voorkomend geval op verzoek van de eiser kunnen gelasten dat op kosten van de inbreukmaker passende maatregelen tot verspreiding van informatie over de uitspraak worden getroffen, met inbegrip van volledige of gedeeltelijke bekendmaking en publicatie van de uitspraak. Elk van beide partijen kan voorzien in andere bijkomende vormen van bekendmaking, zoals opvallende publiciteit, die passend zijn in de omstandigheden van het geval.

Artikel 10.53 Vermoeden van auteurschap of houderschap van rechten

Met betrekking tot civiele procedures over auteursrechten of naburige rechten voorziet elk van beide partijen erin dat, zolang het tegendeel niet is bewezen, er een vermoeden bestaat dat de persoon of de entiteit waarvan de naam op de gebruikelijke wijze als de auteur van of houder van een naburig recht op een werk of ander materiaal is aangeduid, de aangewezen houder van het recht op dat werk of materiaal is.

ONDERAFDELING B STRAFRECHTELIJKE HANDHAVING
Artikel 10.54 Toepassingsgebied

Elk van beide partijen voorziet ten minste in gevallen van opzettelijke namaak van een handelsmerk of opzettelijke inbreuk op auteursrechten en naburige rechten70) op commerciële schaal in strafrechtelijke procedures en sancties.

Artikel 10.55 Namaak van geografische aanduidingen en modellen

Elk van beide partijen overweegt, met inachtneming van haar grondwet en andere nationale wet- en regelgeving, de goedkeuring van maatregelen ter vaststelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het namaken van geografische aanduidingen en modellen.

Artikel 10.56 Aansprakelijkheid van rechtspersonen
  • 1. Elk van beide partijen keurt in overeenstemming met haar rechtsbeginselen de maatregelen goed die nodig kunnen zijn om de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor de in artikel 10.54 bedoelde misdrijven vast te stellen.

  • 2. Die aansprakelijkheid doet geen afbreuk aan de strafrechtelijke aansprakelijkheid van natuurlijke personen die misdrijven hebben gepleegd.

Artikel 10.57 Medeplichtigheid en uitlokking

Deze onderafdeling is ook van toepassing op medeplichtigheid bij en uitlokking van de in artikel 10.54 bedoelde misdrijven.

Artikel 10.58 Inbeslagneming

Elk van beide partijen zorgt ervoor dat haar bevoegde autoriteiten in geval van een in artikel 10.54 bedoeld misdrijf bevoegd zijn de inbeslagneming van goederen te gelasten wanneer de verdenking bestaat dat het gaat om nagemaakte merkartikelen of onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust, van materialen en werktuigen die hoofdzakelijk zijn gebruikt voor het begaan van het vermeende misdrijf, van bewijsmateriaal met betrekking tot het vermeende misdrijf en van alle vermogensbestanddelen die stammen uit of die direct of indirect zijn verkregen door de inbreuk makende activiteit.

Artikel 10.59 Sancties

Ten aanzien van de in artikel 10.54 bedoelde misdrijven, voorziet elk van beide partijen in sancties, met inbegrip van gevangenisstraffen en/of geldboeten, die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 10.60 Verbeurdverklaring
  • 1. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat haar bevoegde autoriteiten in geval van de in artikel 10.54 bedoelde misdrijven bevoegd zijn de verbeurdverklaring en/of vernietiging te gelasten van alle nagemaakte merkartikelen of onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust, van materialen en werktuigen die hoofdzakelijk zijn gebruikt voor de vervaardiging van de nagemaakte merkartikelen of onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust en van alle vermogensbestanddelen die stammen uit of die direct of indirect zijn verkregen door de inbreuk makende activiteit.

  • 2. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat nagemaakte merkartikelen of onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust die ingevolge dit artikel verbeurd zijn verklaard, zo zij niet worden vernietigd, buiten de handelskanalen van de hand worden gedaan, mits zij niet gevaarlijk zijn voor de gezondheid en de veiligheid van personen.

  • 3. Elk van beide partijen zorgt er verder voor dat de verweerder op generlei wijze wordt vergoed voor krachtens dit artikel verbeurd verklaarde en vernietigde goederen.

  • 4. Elk van beide partijen kan erin voorzien dat haar rechterlijke autoriteiten bevoegd zijn de verbeurdverklaring te gelasten van vermogensbestanddelen ter waarde van de vermogensbestanddelen die stammen uit of die direct of indirect zijn verkregen door de inbreuk makende activiteit.

Artikel 10.61 Rechten van derden

Elk van beide partijen vergewist zich ervan dat de rechten van derden naar behoren worden beschermd en gevrijwaard.

ONDERAFDELING C AANSPRAKELIJKHEID VAN AANBIEDERS VAN ONLINEDIENSTEN
Artikel 10.62 Aansprakelijkheid van aanbieders van onlinediensten71)

De partijen erkennen dat derden voor inbreuk makende activiteiten gebruik kunnen maken van de diensten van tussenpersonen. Om het vrije verkeer van informatiediensten te waarborgen en terzelfder tijd intellectuele-eigendomsrechten in de digitale omgeving te handhaven, voorziet elk van beide partijen in de in de artikelen 10.63 tot en met 10.66 genoemde maatregelen voor aanbieders van intermediaire diensten, wanneer deze op generlei wijze betrokken zijn bij de doorgegeven informatie.

Artikel 10.63 Aansprakelijkheid van aanbieders van onlinediensten: „mere conduit” (doorgeefluik)
  • 1. De partijen zorgen ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de doorgegeven informatie, op voorwaarde dat:

    • a. het initiatief tot de doorgifte niet bij hem ligt;

    • b. hij de ontvanger van de doorgegeven informatie niet selecteert, en

    • c. hij de doorgegeven informatie niet selecteert of wijzigt.

  • 2. Het doorgeven van informatie en het verschaffen van toegang in de zin van lid 1 omvatten de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van de doorgegeven informatie, voor zover deze opslag uitsluitend dient om de doorgifte in het communicatienetwerk te bewerkstelligen en niet langer duurt dan redelijkerwijs voor het doorgeven nodig is.

  • 3. Dit artikel is niet van invloed op de mogelijkheid dat, in overeenstemming met het rechtssysteem van de partijen, een rechterlijke of administratieve autoriteit van de aanbieder van de dienst verlangt dat hij een inbreuk beëindigt of verhindert.

Artikel 10.64 Aansprakelijkheid van aanbieders van onlinediensten: „caching” (wijze van opslag)
  • 1. De partijen zorgen ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie, wanneer deze opslag enkel geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender te maken, op voorwaarde dat de aanbieder van de dienst:

    • a. de informatie niet wijzigt;

    • b. de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;

    • c. de alom erkende en in de bedrijfstak gangbare regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;

    • d. niets wijzigt aan het alom erkende en in de bedrijfstak gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie; en

    • e. prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich oorspronkelijk in het net bevond of de toegang ertoe onmogelijk werd gemaakt, of dat een rechterlijke of administratieve autoriteit heeft gelast de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

  • 2. Dit artikel is niet van invloed op de mogelijkheid dat, in overeenstemming met het rechtssysteem van de partijen, een rechterlijke of administratieve autoriteit van de aanbieder van de dienst verlangt dat hij een inbreuk beëindigt of verhindert.

Artikel 10.65 Aansprakelijkheid van aanbieders van onlinediensten: „hosting”
  • 1. De partijen zorgen ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de op verzoek van de afnemer van de dienst opgeslagen informatie, op voorwaarde dat de aanbieder van de dienst:

    • a. niet daadwerkelijk kennis heeft van de onwettige activiteit of informatie en, wanneer het een schadevergoedingsvordering betreft, geen kennis heeft van feiten of omstandigheden waaruit het onwettige karakter van de activiteit of informatie duidelijk blijkt; of

    • b. zodra hij van het bovenbedoelde daadwerkelijk kennis heeft of besef krijgt, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder toezicht van de aanbieder van de dienst handelt.

  • 3. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid dat, in overeenstemming met het rechtsstelsel van de partijen, een rechterlijke of administratieve autoriteit van de aanbieder van een dienst verlangt dat hij een inbreuk beëindigt of voorkomt, en evenmin aan de mogelijkheid dat partijen procedures vaststellen om informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

Artikel 10.66 Geen algemene toezichtverplichting
  • 1. De partijen leggen de aanbieders van de diensten geen algemene verplichting op om bij het aanbieden van de in de artikelen 10.63 tot en met 10.65 bedoelde diensten toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te gaan zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden.

  • 2. De partijen kunnen aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij verplichten om de bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis te stellen van vermeende onwettige activiteiten of informatie van de afnemers van hun dienst of om de bevoegde autoriteiten op hun verzoek informatie te verstrekken die kan dienen tot de identificatie van afnemers van hun dienst waarmee zij een opslagovereenkomst hebben.

ONDERAFDELING D ANDERE BEPALINGEN
Artikel 10.67 Grensmaatregelen
  • 1. Tenzij in deze afdeling anderszins wordt bepaald, stelt elk van beide partijen procedures72) vast om een houder van een recht die geldige gronden heeft om te vermoeden dat goederen worden ingevoerd, uitgevoerd of wederuitgevoerd, onder de regeling douanevervoer worden vervoerd, worden overgeslagen, in een vrije zone worden gebracht73), onder een schorsingsregeling worden gebracht74) of in een douane-entrepot worden geplaatst, terwijl met die goederen een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht wordt gemaakt75), in staat te stellen bij de bevoegde administratieve of rechterlijke autoriteiten een schriftelijk verzoek in te dienen tot opschorting van het in het vrije verkeer brengen van deze goederen dan wel tot het vasthouden ervan door de douaneautoriteiten.

  • 2. De partijen zien erop toe dat wanneer de douaneautoriteiten in de loop van hun optreden en voordat een aanvraag door een houder van een recht is ingediend of gehonoreerd, voldoende gronden hebben om te vermoeden dat goederen een inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, zij de vrijgave van de goederen kunnen opschorten of de goederen kunnen vasthouden teneinde de houder van het recht in staat te stellen een aanvraag voor een optreden uit hoofde van lid 1 in te dienen.

  • 3. Alle rechten of verplichtingen die in het kader van de uitvoering van titel 4 van deel III van de TRIPs-overeenkomst zijn vastgesteld voor de importeur, zijn ook van toepassing voor de exporteur of, indien nodig, voor de bezitter76) van de goederen.

  • 4. Korea legt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst de in de leden 1 en 2 bedoelde verplichting met betrekking tot punt c), onder i) en iii), van voetnoot 75 volledig ten uitvoer.

Artikel 10.68 Gedragscodes

De partijen stimuleren:

  • a. de ontwikkeling door handels- of beroepsverenigingen of -organisaties van gedragscodes die ten doel hebben bij te dragen tot handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten, met name door aan te bevelen om op optische schijven een broncode te gebruiken waarmee kan worden vastgesteld waar zij zijn vervaardigd;

  • b. de indiening bij de bevoegde autoriteiten van de partijen van ontwerpgedragscodes en van evaluaties van de toepassing van deze gedragscodes.

Artikel 10.69 Samenwerking
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken bij de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de verbintenissen en verplichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk. De samenwerking strekt zich uit, maar is niet beperkt tot de volgende activiteiten:

    • a. uitwisseling van informatie over het rechtskader met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten en de regels om deze te beschermen en te handhaven; uitwisseling van ervaringen met betrekking tot de vooruitgang op wetgevingsgebied;

    • b. uitwisseling van ervaringen met betrekking tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten;

    • c. uitwisseling van ervaringen met betrekking tot de handhaving op centraal en subcentraal niveau door de douane, de politie en administratieve en gerechtelijke instanties; coördinatie ter voorkoming van de uitvoer van nagemaakte goederen, ook met andere landen; en

    • d. capaciteitsopbouw;

    • e. bevordering en verspreiding van informatie over intellectuele-eigendomsrechten, onder meer in zakenkringen en het maatschappelijk middenveld; voorlichting van consumenten en houders van een recht.

  • 2. Onverminderd lid 1 en als aanvulling daarop komen de Europese Unie en Korea overeen een effectieve dialoog over intellectuele-eigendomskwesties (IE-dialoog) op te bouwen en in stand te houden en daar onderwerpen te behandelen die van belang zijn voor de bescherming en de handhaving van de onder dit hoofdstuk vallende intellectuele-eigendomsrechten, alsmede alle andere relevante onderwerpen.

HOOFDSTUK ELF MEDEDINGING

AFDELING A MEDEDINGING
Artikel 11.1 Beginselen
  • 1. De partijen erkennen het belang van een vrije en onvervalste mededinging voor hun handelsbetrekkingen. De partijen verbinden zich ertoe hun respectieve mededingingswetgeving zo toe te passen dat wordt voorkomen dat de voordelen van de handelsliberalisering op het gebied van goederen, diensten en vestiging door concurrentieverstorend gedrag van ondernemingen of concurrentieverstorende transacties worden opgeheven of tenietgedaan.

  • 2. De partijen handhaven op hun respectieve grondgebied uitgebreide mededingingswetgeving waarbij doeltreffend wordt opgetreden tegen beperkende overeenkomsten, onderling afgestemde feitelijke gedragingen77) en misbruik van machtspositie door een of meer ondernemingen en waarin wordt voorzien in een doeltreffend toezicht op concentraties van ondernemingen.

  • 3. De partijen komen overeen dat de volgende concurrentie beperkende activiteiten onverenigbaar zijn met de goede werking van deze overeenkomst, voor zover zij de handel tussen de partijen nadelig kunnen beïnvloeden:

    • a. overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van verenigingen van ondernemingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die ten doel of als gevolg hebben dat de mededinging op het grondgebied van een van de partijen als geheel of in een aanzienlijk deel daarvan wordt voorkomen, beperkt of verstoord;

    • b. het misbruik door een of meer ondernemingen van een machtspositie op het grondgebied van een van de partijen als geheel of in een aanzienlijk deel daarvan; of

    • c. concentraties tussen ondernemingen die aanzienlijke hinder veroorzaken voor een doeltreffende mededinging, in het bijzonder als gevolg van de totstandbrenging of versterking van een machtspositie op het grondgebied van een van de partijen als geheel of in een aanzienlijk deel daarvan.

Artikel 11.2 Definities

Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder mededingingswetgeving verstaan:

  • a. voor de Europese Unie de artikelen 101, 102 en 106 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Verordening (EG) nr. 139/2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen en de uitvoeringsverordeningen en wijzigingen daarvan;

  • b. voor Korea de Wet inzake monopolies en eerlijke handel en de uitvoeringsverordeningen en wijzigingen daarvan;

  • c. alle wijzigingen van in dit artikel bedoelde instrumenten na de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

Artikel 11.3 Tenuitvoerlegging
  • 1. De partijen houden een autoriteit of autoriteiten in stand die verantwoordelijk is of zijn, dan wel goed is of zijn uitgerust voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 11.2 bedoelde mededingingswetgeving.

  • 2. De partijen erkennen het belang van de toepassing van hun respectieve mededingingswetgeving op transparante, tijdige en niet-discriminerende wijze, met inachtneming van de beginselen van eerlijke procedures en het recht van verweer van de betrokkenen.

  • 3. Op verzoek van een van de partijen verschaft de andere partij de verzoekende partij openbare informatie over haar activiteiten en wetgeving inzake de handhaving van de mededingingswetgeving voor zover deze betrekking hebben op haar verplichtingen uit hoofde van deze afdeling.

Artikel 11.4 Overheidsondernemingen en ondernemingen met speciale rechten78) of exclusieve rechten
  • 1. Ten aanzien van overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend,

    • a. stellen de partijen geen maatregelen vast en handhaven zij geen maatregelen die in strijd zijn met de beginselen in artikel 11.1 en

    • b. zien de partijen erop toe dat de in artikel 11.2 bedoelde mededingingswetgeving van toepassing is op die ondernemingen,

      voor zover de toepassing van deze beginselen en mededingingswetgeving die ondernemingen niet belemmert in de wettelijke of feitelijke uitvoering van de hen toegewezen bijzondere taken.

  • 2. Lid 1 wordt niet zo uitgelegd dat een partij hierdoor wordt verhinderd een overheidsonderneming op te richten of in stand te houden, speciale of exclusieve rechten aan ondernemingen toe te vertrouwen of dergelijke rechten te handhaven.

Artikel 11.5 Staatsmonopolies
  • 1. Elk van beide partijen past commerciële staatsmonopolies zodanig aan dat wordt gewaarborgd dat er geen maatregelen betreffende de voorwaarden waaronder goederen worden ingekocht of in de handel worden gebracht, bestaan die discrimineren79) tussen natuurlijke of rechtspersonen van de partijen.

  • 2. Lid 1 wordt niet zo uitgelegd dat een partij hierdoor wordt verhinderd een staatsmonopolie op te richten of in stand te houden.

  • 3. Dit artikel laat de in hoofdstuk negen (Overheidsopdrachten) bedoelde rechten en verplichtingen onverlet.

Artikel 11.6 Samenwerking
  • 1. De partijen erkennen het belang van samenwerking en coördinatie tussen hun respectieve mededingingsautoriteiten met het oog op het verder verbeteren van een doeltreffende handhaving van de mededingingswetgeving en het bereiken van de doelstellingen van deze overeenkomst door middel van de bevordering van mededinging en de inperking van concurrentieverstorende zakelijke activiteiten of transacties.

  • 2. De partijen werken samen bij hun respectieve handhavingsbeleid en bij de handhaving van hun respectieve mededingingswetgeving, onder meer door samenwerking bij de handhaving, door kennisgeving, door overleg en door uitwisseling van niet-vertrouwelijke informatie in het kader van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Korea betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten, die is ondertekend op 23 mei 2009.

Artikel 11.7 Overleg
  • 1. Wanneer in de in artikel 11.6, lid 2, genoemde overeenkomst specifiekere regels ontbreken, treedt een partij, op verzoek van de andere partij, in overleg over bedenkingen van de andere partij, teneinde het wederzijdse begrip te bevorderen of specifieke aangelegenheden in verband met deze afdeling aan de orde te stellen. In haar verzoek geeft de andere partij, indien nodig, aan in welk opzicht de aangelegenheid van invloed is op de handel tussen de partijen.

  • 2. Op verzoek van een partij bespreken de partijen terstond alle vraagstukken in verband met de interpretatie of de toepassing van deze afdeling.

  • 3. Ter vergemakkelijking van de bespreking van de aangelegenheid die het onderwerp van het overleg is, stelt elk van beide partijen alles in het werk om de andere parij van relevante niet-vertrouwelijke informatie te voorzien.

Artikel 11.8 Beslechting van geschillen

Geen van beide partijen kan voor geschillen die in het kader van deze afdeling ontstaan een beroep doen op hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen).

AFDELING B SUBSIDIES
Artikel 11.9 Beginselen

De partijen komen overeen alles in het werk te stellen om door toepassing van hun mededingingswetgeving of anderszins verstoringen van de mededinging als gevolg van subsidies, voor zover deze van invloed zijn op de internationale handel, ongedaan te maken of op te heffen en te verhinderen dat dergelijke situaties zich voordoen.

Artikel 11.10 Definitie van subsidie en specificiteit
  • 1. Een subsidie is een maatregel die beantwoordt aan de in artikel 1, lid 1, van de SCM-overeenkomst genoemde voorwaarden.

  • 2. Een subsidie is specifiek als deze valt onder het toepassingsgebied van artikel 2 van de SCM-overeenkomst. Deze afdeling is alleen van toepassing op specifieke subsidies in de zin van artikel 2 van de SCM-overeenkomst.

Artikel 11.11 Verboden subsidies80) 81)

De volgende subsidies worden geacht specifiek te zijn onder de voorwaarden van artikel 2 van de SCM-overeenkomst en zijn voor de toepassing van deze overeenkomst verboden voor zover zij schadelijk zijn voor de internationale handel van de partijen82):

  • a. subsidies die worden verleend uit hoofde van een wettelijke regeling waarbij een regering of een overheidsinstantie verantwoordelijk is voor schulden of verplichtingen van bepaalde ondernemingen in de zin van artikel 2, lid 1, van de SCM-overeenkomst, zonder wettelijke of feitelijke beperking van het bedrag van die schulden of verplichtingen of de duur van de verantwoordelijkheid; en

  • b. subsidies (zoals leningen en garantstellingen, uitkeringen in contanten, kapitaalinjecties, verstrekkingen van activa onder de marktprijs of belastingvrijstellingen) aan insolvente of noodlijdende ondernemingen, zonder dat er een geloofwaardig herstructureringsprogramma op basis van realistische vooronderstellingen bestaat dat ervoor moet zorgen dat de insolvente of noodlijdende onderneming binnen redelijke tijd weer op lange termijn levensvatbaar wordt, en zonder dat de onderneming zelf op significante wijze bijdraagt aan de kosten van de herstructurering. Dit belet de partijen niet subsidies te verlenen bij wijze van tijdelijke liquiditeitssteun in de vorm van kredietgaranties of leningen die beperkt zijn tot het bedrag dat nodig is om een noodlijdende onderneming boven water te houden voor de tijd die nodig is om een herstructurerings- of liquidatieplan uit te werken.

    Dit punt is niet van toepassing op subsidies die worden verleend als vergoeding voor de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en op subsidies voor de kolenindustrie.

Artikel 11.12 Transparantie
  • 1. Elk van beide partijen zorgt voor transparantie op subsidiegebied. Daartoe brengen zij elk jaar aan de andere partij verslag uit over het totale bedrag aan specifieke subsidies die van invloed kunnen zijn op de internationale handel, de aard van die subsidies en de verdeling ervan over de verschillende sectoren. Het verslag moet informatie bevatten over het doel, de vorm, het bedrag of budget en zo mogelijk de ontvanger van de door een regering of overheidsinstantie verleende subsidie.

  • 2. Het verslag wordt geacht te zijn uitgebracht als het naar de andere partij is verzonden of als de desbetreffende informatie uiterlijk 31 december van het volgende kalenderjaar beschikbaar is gesteld op een openbaar toegankelijke internetwebsite.

  • 3. Op verzoek van een partij verstrekt de andere partij nadere informatie over subsidieregelingen en over bijzondere individuele gevallen van specifieke subsidies. De partijen wisselen deze informatie uit met inachtneming van de beperkingen die voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim.

Artikel 11.13 Verband met de WTO-Overeenkomst

De bepalingen van deze afdeling doen geen afbreuk aan het recht van een partij om uit hoofde van de desbetreffende bepalingen van de WTO-Overeenkomst handelsmaatregelen toe te passen, een geschillenbeslechtingsprocedure in te leiden of een andere passende maatregel te treffen wanneer door de andere partij een subsidie wordt verleend.

Artikel 11.14 Monitoring

De partijen volgen nauwgezet de aangelegenheden waarnaar in deze afdeling wordt verwezen. Elk van beide partijen kan dergelijke aangelegenheden voorleggen aan het Handelscomité. De partijen komen overeen om, tenzij zij anderszins besluiten, na de inwerkingtreding van deze overeenkomst om het andere jaar na te gaan welke vorderingen bij de tenuitvoerlegging van deze afdeling zijn gemaakt.

Artikel 11.15 Toepassingsgebied
  • 1. De artikelen 11.9 tot en met 11.14 zijn van toepassing op subsidies voor goederen met uitzondering van subsidies voor de visserij, subsidies voor producten die vallen onder bijlage 1 bij de Overeenkomst inzake de landbouw en andere subsidies die vallen onder de Overeenkomst inzake de landbouw.

  • 2. De partijen stellen alles in het werk om regels voor subsidies voor diensten te ontwikkelen, daarbij rekening houdend met de ontwikkelingen op multilateraal vlak, en om op verzoek van een van de partijen informatie uit te wisselen. De partijen komen overeen om binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst voor het eerst van gedachten te wisselen over subsidies voor diensten.

HOOFDSTUK TWAALF TRANSPARANTIE

Artikel 12.1 Definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

algemene maatregel, elke algemene handeling, procedure, interpretatie of ander vereiste, met inbegrip van niet-bindende maatregelen. Hieronder valt niet een besluit dat op een bepaalde persoon van toepassing is; en

belanghebbende, iedere natuurlijke of rechtspersoon op wie rechten en verplichtingen uit hoofde van een algemene maatregel van toepassing kunnen zijn in de zin van artikel 12.2.

Artikel 12.2 Doel en toepassingsgebied

De partijen erkennen dat hun respectieve regelgeving gevolgen voor hun onderlinge handel kan hebben en streven daarom naar een doeltreffende en voorspelbare regelgeving voor marktdeelnemers, en met name voor kleine bedrijven die op hun respectieve grondgebied zaken doen. De partijen bevestigen hun respectieve verbintenissen uit hoofde van de WTO-Overeenkomst en leggen verduidelijkingen en verbeterde regelingen vast op het gebied van de transparantie, de raadpleging en een beter beheer van algemene maatregelen, voor zover deze gevolgen kunnen hebben voor enige onder deze overeenkomst vallende aangelegenheid.

Artikel 12.3 Publicatie
  • 1. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat algemene maatregelen die gevolgen kunnen hebben voor enige onder deze overeenkomst vallende aangelegenheid:

    • a. voor belanghebbenden gemakkelijk en op niet-discriminerende wijze toegankelijk zijn via een officieel aangewezen medium en, wanneer dit haalbaar en mogelijk is, langs elektronische weg, zodat belanghebbenden en de andere partij zich ermee vertrouwd kunnen maken;

    • b. een toelichting bevatten op hun doel en motivering; en

    • c. voldoende tijd tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding bieden, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de eisen van rechtszekerheid, legitieme verwachtingen en evenredigheid.

  • 2. Elk van beide partijen:

    • a. streeft ernaar algemene maatregelen die zij voornemens is vast te stellen of te wijzigen voordien al te publiceren, met inbegrip van een toelichting op het doel en de motivering van het voorstel;

    • b. biedt belanghebbenden redelijke mogelijkheden en met name voldoende tijd om commentaar te leveren op de voorgestelde maatregelen; en

    • c. streeft ernaar rekening te houden met het commentaar op de voorgestelde maatregelen dat zij van de belanghebbenden ontvangt.

Artikel 12.4 Vragen en contactpunten
  • 1. Elk van beide partijen voert passende mechanismen in, of handhaven dergelijke mechanismen, om vragen van belanghebbenden te beantwoorden over voorgestelde of van kracht zijnde algemene maatregelen die gevolgen kunnen hebben voor aangelegenheden waarop deze overeenkomst van toepassing is, en over de wijze waarop deze maatregelen worden toegepast. De vragen kunnen worden ingediend via uit hoofde van deze overeenkomst opgerichte informatie- of contactpunten of via een ander geschikt mechanisme.

  • 2. De partijen erkennen dat een antwoord zoals bedoeld in lid 1 niet altijd definitief en juridisch bindend is, maar alleen ter informatie wordt gegeven, tenzij in hun wet- en regelgeving anders wordt bepaald.

  • 3. Op verzoek van een partij verstrekt de andere partij onverwijld informatie en beantwoordt zij terstond vragen met betrekking tot een bestaande of voorgestelde algemene maatregel die volgens de verzoekende partij van invloed kan zijn op de werking van deze overeenkomst, ongeacht of de verzoekende partij voordien van die maatregel in kennis was gesteld.

  • 4. Elk van beide partijen streeft ernaar informatie- of contactpunten voor belanghebbenden van de andere partij aan te wijzen of op te richten, die tot taak hebben te proberen voor belanghebbenden een doeltreffende oplossing te vinden voor problemen die kunnen voortvloeien uit de toepassing van algemene maatregelen. Dergelijke procedures moeten gemakkelijk toegankelijk, tijdgebonden, op resultaat gericht en transparant zijn. Zij doen geen afbreuk aan beroeps- of herzieningsprocedures die de partijen invoeren of handhaven. Ook doen zij geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de partijen uit hoofde van hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) en bijlage 14-A (Bemiddelingsmechanisme voor niet-tarifaire maatregelen).

Artikel 12.5 Administratieve procedures

Teneinde alle algemene maatregelen die gevolgen kunnen hebben voor aangelegenheden waarop deze overeenkomst van toepassing is, consequent, onpartijdig en op redelijke wijze uit te voeren, ziet elk van beide partijen erop toe dat zij in specifieke gevallen bij de toepassing van die maatregelen op bepaalde personen, goederen of diensten van de andere partij:

  • a. ernaar streeft belanghebbenden van de andere partij voor wie een procedure rechtstreeks gevolgen heeft, tijdig en in overeenstemming met haar procedures een kennisgeving te sturen over de inleiding van een procedure, met daarbij een beschrijving van de aard van de procedure, een verklaring over de juridische instantie waar de procedure is begonnen en een algemene beschrijving van de aangelegenheden waarover het geschil gaat;

  • b. belanghebbenden een redelijke mogelijkheid biedt om feiten en argumenten ter ondersteuning van hun standpunten naar voren te brengen voordat tot een definitief administratief optreden wordt overgegaan, voor zover de tijd, de aard van de procedure en het openbaar belang dit toelaten; en

  • c. erop toeziet dat haar procedures gebaseerd zijn op de wet en hiermee in overeenstemming zijn.

Artikel 12.6 Herziening en beroep
  • 1. Elk van beide partijen voert rechterlijke, semi-rechterlijke of administratieve instanties of procedures in of handhaaft deze, met het oog op een onverwijlde herziening en, indien gerechtvaardigd, correctie van het administratieve optreden met betrekking tot aangelegenheden waarop deze overeenkomst van toepassing is. De instanties zijn onpartijdig en onafhankelijk van de dienst of de autoriteit die belast is met de administratieve handhaving en hebben geen materieel belang bij de uitkomst van de aangelegenheid.

  • 2. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat de procespartijen bij dergelijke instanties of procedures recht krijgen op:

    • a. een redelijke mogelijkheid om hun respectieve standpunten te ondersteunen of te verdedigen; en

    • b. een beslissing die is gebaseerd op bewijsmateriaal en ingediende stukken, of, indien de wet dat vereist, op het door de administratieve autoriteit samengestelde dossier.

  • 3. Elk van beide partijen zorgt ervoor dat, behoudens beroep of latere herziening overeenkomstig de wet, de beslissing ten uitvoer wordt gelegd door de dienst of de autoriteit die voor het administratieve optreden ter zake bevoegd is en dat die beslissing ook ten grondslag komt te liggen aan de praktijk van de dienst of autoriteit ter zake.

Artikel 12.7 Regelgevingskwaliteit en -efficiency en goed bestuur
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken bij de bevordering van de kwaliteit en efficiency van de regelgeving, onder meer door de uitwisseling van informatie en van optimale praktijken over de bij hen doorgevoerde hervorming van de regelgeving en de effectbeoordeling ter zake.

  • 2. De partijen onderschrijven de beginselen van goed bestuurlijk gedrag en komen overeen samen te werken bij de bevordering daarvan, onder meer door de uitwisseling van informatie en van optimale praktijken.

Artikel 12.8 Discriminatieverbod

Elk van beide partijen past op belanghebbenden van de andere partij normen inzake transparantie toe die niet minder gunstig zijn dan die welke gelden voor hun eigen belanghebbenden, of, indien deze beter zijn, voor belanghebbenden uit derde landen of voor derde landen.

HOOFDSTUK DERTIEN HANDEL EN DUURZAME ONTWIKKELING

Artikel 13.1 Context en doelstellingen
  • 1. De partijen herbevestigen hun verbintenissen uit hoofde van Agenda 21 over milieu en ontwikkeling van 1992, het Uitvoeringsplan van Johannesburg over duurzame ontwikkeling van 2002 en de Ministeriële Verklaring van 2006 van de Economische en Sociale Raad van de VN over volledige werkgelegenheid en fatsoenlijk werk om de ontwikkeling van de internationale handel op zodanige wijze te bevorderen dat deze bijdraagt tot de doelstelling van duurzame ontwikkeling, en streven ernaar erop toe te zien dat deze doelstelling op elk niveau integraal deel uitmaakt van hun handelsrelatie en hierin tot uiting komt.

  • 2. De partijen erkennen dat economische en sociale ontwikkeling en milieubescherming nauw samenhangen en elkaar wederzijds versterkende componenten van duurzame ontwikkeling zijn. Zij benadrukken de voordelen van samenwerking bij handelsgerelateerde sociale en milieukwesties als onderdeel van een wereldwijde aanpak van handel en duurzame ontwikkeling.

  • 3. De partijen erkennen dat het in dit hoofdstuk niet hun bedoeling is om de arbeids- of milieunormen van de partijen te harmoniseren, maar om hun handelsbetrekkingen en samenwerking zodanig te versterken dat de duurzame ontwikkeling in de context van de leden 1 en 2 wordt bevorderd.

Artikel 13.2 Toepassingsgebied
  • 1. Tenzij in dit hoofdstuk anders wordt bepaald, is dit hoofdstuk van toepassing op door de partijen vastgetstede83) of gehandhaafde maatregelen die betrekking hebben op handelsgerelateerde aspecten van arbeids-84) en milieukwesties in de context van artikel 13.1, leden 1 en 2.

  • 2. De partijen benadrukken dat milieu- en arbeidsnormen niet mogen worden gebruikt voor protectionistische handelsdoeleinden. Zij merken op dat hun comparatieve voordeel in geen geval ter discussie mag worden gesteld.

Artikel 13.3 Regelgevingsrecht en beschermingsniveaus

Gezien het recht van elk van beide partijen haar eigen beschermingsniveaus voor milieu en werknemers te bepalen en dienovereenkomstig haar wetgeving en beleid ter zake vast te stellen en te wijzigen, proberen zij te waarborgen dat die wetgeving en dat beleid in hoge beschermingsniveaus voor milieu en werknemers voorzien en deze bevorderen, in overeenstemming met de in de artikelen 13.4 en 13.5 genoemde internationaal erkende normen of overeenkomsten, en streven zij naar een voortdurende verbetering van die wetgeving en dat beleid.

Artikel 13.4 Multilaterale arbeidsnormen en -overeenkomsten
  • 1. De partijen erkennen de waarde van internationale samenwerking en overeenkomsten op het gebied van werkgelegenheid en arbeid als antwoord van de internationale gemeenschap op de uitdagingen en mogelijkheden die uit de mondialisering op economisch en sociaal gebied en op het gebied van de werkgelegenheid voortvloeien. Zij verbinden zich ertoe in voorkomend geval elkaar te raadplegen en samen te werken bij handelsgerelateerde vraagstukken op het gebied van arbeid en werkgelegenheid van wederzijds belang.

  • 2. De partijen herbevestigen hun verbintenis uit hoofde van de Ministeriële Verklaring van 2006 van de Economische en Sociale Raad van de VN over volledige werkgelegenheid en fatsoenlijk werk om volledige productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen als hoofdelement van duurzame ontwikkeling voor alle landen en als prioritaire doelstelling van internationale samenwerking te erkennen, en om de ontwikkeling van de internationale handel op zodanige wijze te bevorderen dat deze tot volledige, productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen, zowel mannen, vrouwen als jongeren, leidt.

  • 3. In overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de ILO en de Verklaring van de ILO over de fundamentele rechten en beginselen op het werk en de follow-up daarvan, die door de Internationale Arbeidsconferentie in 1998 tijdens haar 86e vergadering werd goedgekeurd, verbinden de partijen zich ertoe onderstaande beginselen inzake de fundamentele rechten in hun wetgeving en praktijk in acht te nemen, te bevorderen en te realiseren:

    • a. de vrijheid van vereniging en de daadwerkelijke erkenning van het recht op collectieve arbeidsovereenkomsten;

    • b. de uitbanning van alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid;

    • c. de daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid; en

    • d. de uitbanning van discriminatie met betrekking tot werk en beroep.

    De partijen herbevestigen hun verbintenis de ILO-overeenkomsten die Korea en de lidstaten van de Europese Unie geratificeerd hebben, daadwerkelijk uit te voeren. Zij streven voortdurend en consequent naar ratificatie van de fundamentele ILO-overeenkomsten en van andere overeenkomsten die door de ILO als „up-to-date” zijn geclassificeerd.

Artikel 13.5 Multilaterale milieuovereenkomsten
  • 1. De partijen erkennen de waarde van internationale governance en overeenkomsten op milieugebied als antwoord van de internationale gemeenschap op mondiale of regionale milieuproblemen en zij verbinden zich ertoe in voorkomend geval elkaar te raadplegen en samen te werken bij onderhandelingen over handelsgerelateerde milieuvraagstukken van wederzijds belang.

  • 2. De partijen herbevestigen hun verbintenis om de multilaterale milieuovereenkomsten waarbij zij partij zijn daadwerkelijk in hun wetgeving en praktijk ten uitvoer te leggen.

  • 3. De partijen herbevestigen hun verbintenis ten aanzien van het bereiken van de uiteindelijke doelstelling van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het bijbehorende Protocol van Kyoto. Zij verbinden zich ertoe samen te werken bij de ontwikkeling van het toekomstige kader inzake klimaatverandering in overeenstemming met het Actieplan van Bali85).

Artikel 13.6 Handel ten behoeve van duurzame ontwikkeling
  • 1. De partijen herbevestigen dat de handel de duurzame ontwikkeling in al haar aspecten moet bevorderen. Zij erkennen het positieve effect dat fundamentele arbeidsnormen en fatsoenlijk werk op economische efficiëntie, innovatie en productiviteit kunnen hebben en benadrukken de waarde van een grotere politieke coherentie tussen het handelsbeleid enerzijds en het werkgelegenheids- en arbeidsbeleid anderzijds.

  • 2. De partijen streven ernaar de handel en de buitenlandse directe investeringen in milieugoederen en -diensten, waaronder milieutechnologieën, duurzame energie, energie-efficiënte goederen en diensten en goederen met een milieukeur te vergemakkelijken en te bevorderen, onder meer door de aanpak van niet-tarifaire belemmeringen ter zake. Zij streven er voorts naar de handel in goederen die bijdragen tot een duurzame ontwikkeling, waaronder goederen die onder programma's voor eerlijke en ethische handel vallen of waarvoor een verplichting tot maatschappelijk verantwoord ondernemen geldt, te vergemakkelijken en te bevorderen.

Artikel 13.7 Handhaving van beschermingsniveaus bij de toepassing en handhaving van wet- en regelgeving en normen
  • 1. De partijen doen geen afbreuk aan de daadwerkelijke handhaving van hun milieu- en arbeidswetgeving door een onafgebroken of herhaald handelen of nalaten, op een wijze die van invloed is op de handel of de investeringen tussen de partijen.

  • 2. De partijen zwakken de in hun wetgeving verleende bescherming van het milieu of van de werknemers niet af, noch verminderen zij deze om de handel of investeringen te bevorderen, door af te zien van toepassing van of anderszins af te wijken van, of door aan te bieden af te zien van toepassing van of anderszins af te wijken van hun wet- en regelgeving of normen, op een wijze die van invloed is op de handel of de investeringen tussen de partijen.

Artikel 13.8 Wetenschappelijke informatie

De partijen erkennen dat het belangrijk is om bij de opstelling en tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming van het milieu en de sociale omstandigheden die van invloed zijn op de handel tussen de partijen, rekening te houden met wetenschappelijke en technische informatie, en internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen ter zake.

Artikel 13.9 Transparantie

De partijen komen overeen alle maatregelen ter bescherming van het milieu en de arbeidsomstandigheden die van invloed zijn op de handel tussen de partijen, in overeenstemming met hun respectieve interne wetgeving op transparante wijze op te stellen, in te voeren en ten uitvoer te leggen, deze maatregelen tijdig aan te kondigen, hierover een openbare raadpleging te houden en niet-overheidsactoren, waaronder de particuliere sector, op passende wijze tijdig te informeren en te consulteren.

Artikel 13.10 Evaluatie van effecten op de duurzaamheid

De partijen verbinden zich ertoe het effect van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst op de duurzame ontwikkeling, waaronder de bevordering van fatsoenlijk werk, te evalueren, te beoordelen en te volgen via hun bestaande participatieprocessen en participatieve instellingen en die welke in het kader van deze overeenkomst in het leven zijn geroepen, bijvoorbeeld door handelsgerelateerde beoordelingen van het effect op de duurzaamheid.

Artikel 13.11 Samenwerking

Gezien het belang van samenwerking bij handelsgerelateerde aspecten van het sociale en milieubeleid om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken, verbinden de partijen zich tot de in bijlage 13 bedoelde samenwerkingsactiviteiten.

Artikel 13.12 Institutioneel mechanisme
  • 1. Elk van beide partijen wijst binnen haar diensten een instantie aan voor contacten met de andere partij over de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk.

  • 2. Het bij lid 1 van artikel 15.2 (Gespecialiseerde comités) opgerichte Comité voor handel en duurzame ontwikkeling bestaat uit hoge ambtenaren van de partijen.

  • 3. Het comité komt in het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst bijeen, en vervolgens wanneer het nodig is, om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk, met inbegrip van de krachtens bijlage 13 ondernomen samenwerkingsactiviteiten.

  • 4. Elk van beide partijen richt een of meer interne adviesgroepen voor duurzame ontwikkeling (milieu en arbeid) op, die tot taak hebben advies te verlenen over de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk.

  • 5. De interne adviesgroep(en) bestaat (bestaan) uit onafhankelijke representatieve organisaties uit het maatschappelijk middenveld, met een evenwichtige vertegenwoordiging van milieu-, arbeids- en bedrijfsorganisaties, alsmede andere belanghebbenden.

Artikel 13.13 Mechanisme voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld
  • 1. Leden van de interne adviesgroep(en) van elk van beide partijen komen bijeen in een forum van het maatschappelijk middenveld om te discussiëren over de duurzameontwikkelingsaspecten van de handelsbetrekkingen tussen de partijen. Het forum komt eenmaal per jaar bijeen, tenzij de partijen anders overeenkomen. De partijen nemen binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in het kader van het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling een besluit over de functionering van het forum.

  • 2. De interne adviesgroep(en) kiest (kiezen) welke leden haar/hen vertegenwoordigen, waarbij zij zorgt/zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in artikel 13.12, lid 5, bedoelde belanghebbenden.

  • 3. De partijen kunnen de meest recente gegevens over de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk aan het forum van het maatschappelijk middenveld voorleggen. De standpunten, opinies of bevindingen van het forum kunnen rechtstreeks of via de interne adviesgroep(en) aan de partijen worden voorgelegd.

Artikel 13.14 Overleg op regeringsniveau
  • 1. Een partij kan de andere partij verzoeken om overleg over alle aangelegenheden van wederzijds belang die zich in verband met dit hoofdstuk voortdoen, met inbegrip van de mededelingen van de in artikel 13.12 bedoelde interne adviesgroep(en), door hiertoe een schriftelijk verzoek in te dienen bij het contactpunt van de andere partij. Het overleg begint terstond na de indiening van het verzoek om overleg.

  • 2. De partijen stellen alles in het werk om de aangelegenheid op een voor beide partijen bevredigende wijze op te lossen. Zij zorgen ervoor dat de oplossing in overeenstemming is met de activiteiten van de ILO of van multilaterale milieuorganisaties of -instanties ter zake, teneinde een grotere samenwerking en meer samenhang tussen het werk van de partijen en die organisaties te bevorderen. In voorkomend geval kunnen zij, met instemming van beide partijen, deze organisaties of instanties om advies vragen.

  • 3. Indien een partij van oordeel is dat de aangelegenheid verder moet worden besproken, kan zij verzoeken het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling voor behandeling van de aangelegenheid bijeen te roepen door hiertoe een schriftelijk verzoek bij het contactpunt van de andere partij in te dienen. Het comité komt onverwijld bijeen en probeert overeenstemming te bereiken over een oplossing van de aangelegenheid. De oplossing van het comité wordt openbaar gemaakt tenzij het comité anders besluit.

  • 4. Het comité kan de interne adviesgroep(en) van een of van beide partijen om advies vragen en elk van beide partijen kan zijn eigen interne adviesgroep(en) om advies vragen. Een interne adviesgroep van een partij kan ook op eigen initiatief mededelingen aan die partij of aan het comité doen.

Artikel 13.15 Deskundigenpanel
  • 1. Tenzij de partijen anders overeenkomen, kan een partij 90 dagen na de indiening van een verzoek om overleg ingevolge artikel 13.14, lid 1, verzoeken een deskundigenpanel bijeen te roepen om een aangelegenheid, die tijdens het overleg op regeringsniveau niet op bevredigende wijze werd opgelost, te onderzoeken. De partijen kunnen documenten aan het deskundigenpanel voorleggen. Het deskundigenpanel verzoekt de partijen, de interne adviesgroep(en) of internationale organisaties overeenkomstig artikel 13.14 om informatie en advies indien het dit nuttig acht. Het deskundigenpanel komt bijeen binnen twee maanden nadat een partij een verzoek daartoe heeft ingediend.

  • 2. Het deskundigenpanel, dat wordt geselecteerd in overeenstemming met de in lid 3 uiteengezette procedure, geeft zijn advies over de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk. Tenzij de partijen anders overeenkomen, legt het deskundigenpanel binnen 90 dagen nadat de laatste deskundige is geselecteerd, een verslag voor aan de partijen. De partijen doen al het mogelijke om zich naar het advies of de aanbeveling van het deskundigenpanel over de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk te voegen. Het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van het deskundigenpanel. Het verslag van het deskundigenpanel wordt beschikbaar gesteld aan de interne adviesgroep(en) van de partijen. Op vertrouwelijke informatie zijn de beginselen in bijlage 14-B (Procedureregels voor arbitrage) van toepassing.

  • 3. Na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stellen de partijen in onderling overleg een lijst met ten minste 15 personen op die deskundig zijn op het door dit hoofdstuk bestreken gebied; ten minste vijf van deze personen, die het voorzitterschap van het deskundigenpanel zullen bekleden, zijn geen onderdaan van een van de partijen. De deskundigen zijn onafhankelijk van, hebben geen banden met en ontvangen geen instructies van een van de partijen of van de organisaties die in de interne adviesgroep(en) vertegenwoordigd zijn. Elk van beide partijen selecteert binnen 30 dagen na de ontvangst van het verzoek om samenstelling van een deskundigenpanel een deskundige uit de lijst van deskundigen. Indien een partij verzuimt haar deskundige binnen die periode te selecteren, selecteert de andere partij uit de lijst van deskundigen een onderdaan van de partij die verzuimt heeft een deskundige te selecteren. De twee geselecteerde deskundigen kiezen een voorzitter, die geen onderdaan van een van de partijen mag zijn.

Artikel 13.16 Beslechting van geschillen

Voor alle aangelegenheden die zich in verband met dit hoofdstuk voordoen, doen de partijen een beroep op de in de artikelen 13.14 en 13.15 opgenomen procedures.

HOOFDSTUK VEERTIEN BESLECHTING VAN GESCHILLEN

AFDELING A DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 14.1 Doel

Het doel van dit hoofdstuk is geschillen tussen de partijen over de toepassing te goeder trouw van deze overeenkomst te vermijden en te beslechten en waar mogelijk tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.

Artikel 14.2 Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op elk geschil over de interpretatie en toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst, tenzij anders is bepaald86).

AFDELING B OVERLEG
Artikel 14.3 Overleg
  • 1. De partijen streven ernaar elk geschil over de interpretatie en toepassing van de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen op te lossen door te goeder trouw overleg te voeren, teneinde tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.

  • 2. Een partij verzoekt de andere partij schriftelijk om overleg en geeft daarbij aan om welke maatregel het gaat en welke bepalingen van de overeenkomst zij van toepassing acht. Een kopie van het verzoek om overleg wordt bij het Handelscomité ingediend.

  • 3. Het overleg wordt binnen 30 dagen na de datum van indiening van het verzoek gehouden en vindt, tenzij de partijen anders overeenkomen, plaats op het grondgebied van de partij waartegen de klacht gericht is. Het overleg wordt 30 dagen na de datum van indiening van het verzoek geacht te zijn afgesloten, tenzij de partijen overeenkomen het overleg voort te zetten. Alle tijdens het overleg verstrekte informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

  • 4. Overleg over urgente kwesties, zoals over bederfelijke waren of seizoensgebonden goederen87), vindt plaats binnen 15 dagen na de datum van indiening van het verzoek en wordt 15 dagen na de datum van indiening van het verzoek geacht te zijn afgesloten.

  • 5. Indien het overleg niet binnen de in lid 3 of lid 4 genoemde termijnen plaatsvindt, of indien het overleg is afgesloten zonder dat een onderling overeengekomen oplossing is bereikt, kan de klagende partij overeenkomstig artikel 14.4 verzoeken om de instelling van een arbitragepanel.

AFDELING C PROCEDURES VOOR DE BESLECHTING VAN GESCHILLEN
ONDERAFDELING A ARBITRAGEPROCEDURE
Artikel 14.4 Inleiding van de arbitrageprocedure
  • 1. Wanneer de partijen er niet in zijn geslaagd het geschil door middel van het in artikel 14.3 bedoelde overleg op te lossen, kan de klagende partij verzoeken om de instelling van een arbitragepanel.

  • 2. Het verzoek om instelling van een arbitragepanel wordt schriftelijk gedaan bij de partij waartegen de klacht gericht is en bij het Handelscomité. De klagende partij vermeldt in haar verzoek welke specifieke maatregel in het geding is en legt uit waarom die maatregel een inbreuk op de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen is.

Artikel 14.5 Instelling van het arbitragepanel
  • 1. Een arbitragepanel bestaat uit drie scheidsrechters.

  • 2. De partijen voeren binnen 10 dagen na de datum van indiening van het verzoek aan het Handelscomité tot instelling van een arbitragepanel overleg over de samenstelling van dat panel.

  • 3. Wanneer de partijen binnen de in lid 2 genoemde termijn geen overeenstemming over de samenstelling van het arbitragepanel bereiken, kan een van de partijen de voorzitter van het Handelscomité of diens vertegenwoordiger verzoeken alle drie panelleden door loting aan te wijzen uit de in artikel 14.18 bedoelde lijst, te weten één lid uit de personen die door de klagende partij zijn aangewezen, één lid uit de personen die zijn aangewezen door de partij waartegen de klacht gericht is en één lid uit de personen die door de partijen zijn aangewezen om als voorzitter te fungeren. Wanneer de partijen het over een of meer leden van het arbitragepanel eens zijn, worden de overige leden volgens dezelfde procedure geselecteerd.

  • 4. De datum van instelling van het arbitragepanel is die waarop de drie scheidsrechters worden aangewezen.

Artikel 14.6 Tussentijds panelverslag
  • 1. Het arbitragepanel legt binnen 90 dagen na zijn instelling een tussentijds verslag aan de partijen voor, dat de resultaten van het feitenonderzoek, de toepasbaarheid van de desbetreffende bepalingen, alsmede de beweeggronden die aan de conclusies en aanbevelingen van het panel ten grondslag liggen, vermeldt. Wanneer het van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het arbitragepanel de partijen en het Handelscomité hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het panel zijn tussentijds verslag denkt te kunnen voorleggen. In geen geval mag het tussentijds verslag later dan 120 dagen na de instelling van het arbitragepanel worden voorgelegd.

  • 2. De partijen kunnen binnen 14 dagen nadat het tussentijds verslag is uitgebracht het arbitragepanel schriftelijk verzoeken bepaalde aspecten van dat verslag te heroverwegen.

  • 3. In dringende gevallen, zoals wanneer de zaak betrekking heeft op bederfelijke waren of seizoensgebonden goederen, stelt het arbitragepanel alles in het werk om zijn tussentijds verslag voor te leggen en kunnen de partijen het arbitragepanel schriftelijk verzoeken bepaalde aspecten van het tussentijds verslag te heroverwegen binnen de helft van de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen.

  • 4. Het arbitragepanel kan het tussentijds verslag naar aanleiding van schriftelijk commentaar van de partijen wijzigen, en wanneer het dat zinvol acht, de zaak nader onderzoeken. In de definitieve uitspraak van het arbitragepanel worden de in de tussentijdse fase naar voren gebrachte argumenten besproken.

Artikel 14.7 Uitspraak van het arbitragepanel
  • 1. Het arbitragepanel maakt zijn uitspraak binnen 120 dagen na zijn instelling aan de partijen en aan het Handelscomité bekend. Wanneer het van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het arbitragepanel de partijen en het Handelscomité hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het panel zijn uitspraak denkt te kunnen bekendmaken. In geen geval mag de uitspraak later dan 150 dagen na de instelling van het arbitragepanel worden bekendgemaakt.

  • 2. In dringende gevallen, zoals wanneer de zaak betrekking heeft op bederfelijke waren of seizoensgebonden goederen, stelt het arbitragepanel alles in het werk om zijn uitspraak binnen 60 dagen na zijn instelling bekend te maken. De maximumtermijn is in geen geval langer dan 75 dagen na de instelling van het panel. Het arbitragepanel kan binnen 10 dagen na zijn instelling een voorlopige uitspraak doen over de vraag of het een zaak dringend acht.

ONDERAFDELING B NALEVING
Artikel 14.8 Naleving van de uitspraak van het arbitragepanel

Elk van beide partijen neemt de nodige maatregelen om de uitspraak van het arbitragepanel te goeder trouw na te leven; zij streven ernaar overeenstemming te bereiken over de termijn waarbinnen zij de uitspraak zullen naleven.

Artikel 14.9 Redelijke termijn voor naleving
  • 1. Uiterlijk 30 dagen na de bekendmaking van de uitspraak van het arbitragepanel aan de partijen stelt de partij waartegen de klacht gericht is de klagende partij en het Handelscomité in kennis van de tijd die zij nodig heeft om de uitspraak na te leven.

  • 2. Indien de partijen het niet eens zijn over een redelijke termijn voor naleving van de uitspraak van het arbitragepanel, verzoekt de klagende partij het oorspronkelijke arbitragepanel binnen 20 dagen na de in lid 1 bedoelde kennisgeving door de partij waartegen de klacht gericht is schriftelijk om een redelijke termijn vast te stellen. Dit verzoek wordt medegedeeld aan de andere partij en aan het Handelscomité. Het arbitragepanel maakt zijn uitspraak binnen 20 dagen na de indiening van het verzoek aan de partijen en aan het Handelscomité bekend.

  • 3. Wanneer een van de leden van het oorspronkelijke arbitragepanel niet meer beschikbaar is, zijn de in artikel 14.5 beschreven procedures van toepassing. De termijn voor de bekendmaking van de uitspraak bedraagt 35 dagen na de datum van indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek.

  • 4. De partij waartegen de klacht gericht is, stelt de klagende partij ten minste een maand voor afloop van de redelijke termijn schriftelijk in kennis van de vorderingen die zij maakt bij de nakoming van de uitspraak van het arbitragepanel.

  • 5. De partijen kunnen de redelijke termijn in onderling overleg verlengen.

Artikel 14.10 Onderzoek van maatregelen getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitragepanel
  • 1. De partij waartegen de klacht gericht is, stelt de klagende partij en het Handelscomité voor afloop van de redelijke termijn in kennis van de maatregelen die zij heeft getroffen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven.

  • 2. Wanneer er tussen de partijen onenigheid bestaat over het bestaan van een maatregel of over de vraag of een maatregel waarvan overeenkomstig lid 1 is kennisgegeven in overeenstemming is met de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen, kan de klagende partij het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk verzoeken hierover uitspraak te doen. In dat verzoek wordt aangegeven om welke specifieke maatregel het gaat en wordt uitgelegd waarom deze niet verenigbaar is met de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen. Het arbitragepanel maakt zijn uitspraak binnen 45 dagen na de datum van indiening van het verzoek bekend.

  • 3. Wanneer een van de leden van het oorspronkelijke arbitragepanel niet meer beschikbaar is, zijn de in artikel 14.5 beschreven procedures van toepassing. De termijn voor de bekendmaking van de uitspraak bedraagt 60 dagen na de datum van indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek.

Artikel 14.11 Tijdelijke maatregelen bij niet-naleving
  • 1. Indien de partij waartegen de klacht gericht is niet voor afloop van de redelijke termijn kennis geeft van een maatregel die zij heeft genomen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven, of indien het arbitragepanel oordeelt dat er geen maatregel is genomen om aan de uitspraak te voldoen of dat de maatregel waarvan overeenkomstig artikel 14.10, lid 1, is kennisgegeven, niet in overeenstemming is met de verplichtingen van de partij krachtens de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen, biedt de partij waartegen de klacht gericht is de klagende partij, als die erom verzoekt, een tijdelijke compensatie aan.

  • 2. Indien de partijen geen overeenstemming over compensatie bereiken binnen 30 dagen na het eind van de redelijke termijn of de bekendmaking van de in artikel 14.10 bedoelde uitspraak van het arbitragepanel dat er geen maatregel is genomen om aan de uitspraak te voldoen of dat de maatregel waarvan overeenkomstig artikel 14.10, lid 1, is kennisgegeven, niet in overeenstemming is met de verplichtingen van de partij krachtens artikel 14.2, is de klagende partij gerechtigd om, na de partij waartegen de klacht gericht is en het Handelscomité hiervan in kennis te hebben gesteld, de verplichtingen uit hoofde van de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen op te schorten in een mate die gelijkwaardig is aan de mate waarin de schending de voordelen voor de klagende partij tenietdoet of beperkt. In de kennisgeving wordt gespecificeerd in welke mate de klagende partij haar verplichtingen beoogt op te schorten. De klagende partij kan de opschorting 10 dagen na de datum van kennisgeving laten ingaan, tenzij de partij waartegen de klacht gericht is overeenkomstig lid 4 om arbitrage heeft verzocht.

  • 3. Wanneer de klagende partij haar verplichtingen opschort, kan zij ervoor kiezen haar tarieven tot het voor andere WTO-leden geldende niveau te verhogen voor een hoeveelheid verhandelde goederen die op zodanige wijze wordt vastgesteld dat deze hoeveelheid vermenigvuldigd met de toename van de tarieven gelijk is aan de waarde waarvoor de schending haar voordelen tenietdoet of beperkt.

  • 4. Indien de partij waartegen de klacht gericht is van oordeel is dat de mate van opschorting niet gelijkwaardig is aan de mate waarin de schending de voordelen voor de andere partij tenietdoet of beperkt, kan zij het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk verzoeken hierover uitspraak te doen. Dit verzoek wordt voor het verstrijken van de in lid 2 bedoelde periode van 10 dagen medegedeeld aan de klagende partij en aan het Handelscomité. Het oorspronkelijke arbitragepanel maakt zijn uitspraak over de mate van opschorting van verplichtingen binnen 30 dagen na indiening van het verzoek aan de partijen en het Handelscomité bekend. De verplichtingen worden niet opgeschort voordat het oorspronkelijke arbitragepanel zijn uitspraak heeft bekendgemaakt en voor de eventuele opschorting wordt de uitspraak van het arbitragepanel in acht genomen.

  • 5. Wanneer een van de leden van het oorspronkelijke arbitragepanel niet meer beschikbaar is, zijn de in artikel 14.5 beschreven procedures van toepassing. De termijn voor de bekendmaking van de uitspraak bedraagt 45 dagen na de indiening van het in lid 4 bedoelde verzoek.

  • 6. De opschorting van verplichtingen is van tijdelijke aard en wordt slechts toegepast totdat de maatregel waarvan is vastgesteld dat deze niet in overeenstemming is met de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen, is ingetrokken of gewijzigd en overeenkomstig artikel 14.12 met die bepalingen in overeenstemming is gebracht, of totdat de partijen zijn overeengekomen hun geschil bij te leggen.

Artikel 14.12 Onderzoek van nalevingsmaatregelen getroffen na de opschorting van verplichtingen
  • 1. De partij waartegen de klacht gericht is, stelt de klagende partij en het Handelscomité in kennis van elke maatregel die zij heeft getroffen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven, alsmede van haar verzoek om beëindiging van de opschorting van de verplichtingen door de klagende partij.

  • 2. Indien de partijen niet binnen 30 dagen na de kennisgeving overeenstemming bereiken over de verenigbaarheid van de maatregel waarvan is kennisgegeven met de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen, verzoekt de klagende partij het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk hierover uitspraak te doen. Dit verzoek wordt medegedeeld aan de partij waartegen de klacht gericht is en aan het Handelscomité. Het arbitragepanel maakt zijn uitspraak binnen 45 dagen na de indiening van het verzoek aan de partijen en aan het Handelscomité bekend. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een maatregel die is getroffen om de uitspraak na te leven in overeenstemming is met de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen, wordt de opschorting van verplichtingen beëindigd.

  • 3. Wanneer een van de leden van het oorspronkelijke arbitragepanel niet meer beschikbaar is, zijn de in artikel 14.5 beschreven procedures van toepassing. De termijn voor de bekendmaking van de uitspraak bedraagt 60 dagen na de indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek.

ONDERAFDELING C GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 14.13 Onderling overeengekomen oplossing

De partijen kunnen te allen tijde onderling een oplossing voor een onder dit hoofdstuk vallend geschil overeenkomen. Zij stellen het Handelscomité van die oplossing in kennis. Na kennisgeving van de onderling overeengekomen oplossing is de procedure beëindigd.

Artikel 14.14 Reglement van orde
  • 1. Op de procedures voor de beslechting van geschillen in het kader van dit hoofdstuk is bijlage 14-B van toepassing.

  • 2. De hoorzittingen van het arbitragepanel staan, in overeenstemming met bijlage 14-B, open voor het publiek.

Artikel 14.15 Inlichtingen en technisch advies

Het arbitragepanel kan op verzoek van een partij of op eigen initiatief bij alle bronnen, met inbegrip van de bij het geschil betrokken partijen, de inlichtingen inwinnen die het nuttig acht voor de arbitrageprocedure. Het arbitragepanel heeft tevens het recht deskundigen om advies te vragen wanneer het dat nuttig acht. Alle op deze manier verkregen inlichtingen worden medegedeeld aan beide partijen, die hierover opmerkingen kunnen indienen. Belanghebbende natuurlijke of rechtspersonen van de partijen kunnen in overeenstemming met bijlage 14-B als amicus curiae opmerkingen bij het arbitragepanel indienen.

Artikel 14.16 Interpretatieregels

Arbitragepanels leggen de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen uit volgens de gebruikelijke regels voor de interpretatie van het internationaal publiekrecht, met inbegrip van die in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Wanneer een verplichting uit hoofde van deze overeenkomst identiek is aan een verplichting uit hoofde van de WTO-Overeenkomst, legt het arbitragepanel zich vast op een interpretatie die in overeenstemming is met een eventuele relevante interpretatie die is vastgesteld in uitspraken van het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO, hierna „het DSB” (Dispute Settlement Body) genoemd. Uitspraken van een arbitragepanel kunnen de rechten en verplichtingen uit hoofde van de in artikel 14.2 bedoelde bepalingen niet verruimen of beperken.

Artikel 14.17 Besluiten en uitspraken van het arbitragepanel
  • 1. Het arbitragepanel stelt alles in het werk om elk besluit bij consensus te nemen. Wanneer het evenwel niet mogelijk is bij consensus tot een besluit te komen, wordt een besluit bij meerderheid van stemmen genomen. In geen geval worden afwijkende meningen van scheidsrechters gepubliceerd.

  • 2. De uitspraken van het arbitragepanel zijn bindend voor de partijen en scheppen geen rechten of verplichtingen voor natuurlijke of rechtspersonen. De uitspraak vermeldt de resultaten van het feitenonderzoek, de toepasbaarheid van de desbetreffende bepalingen, alsmede de beweeggronden die aan de conclusies en aanbevelingen van het panel ten grondslag liggen. Het Handelscomité maakt de volledige uitspraak van het arbitragepanel openbaar, maar kan besluiten dat niet te doen.

AFDELING D ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 14.18 Lijst van scheidsrechters
  • 1. Het Handelscomité stelt uiterlijk zes maanden na de inwerkintreding van deze overeenkomst een lijst op van vijftien personen die bereid en in staat zijn om als scheidsrechter op te treden. Elk van beide partijen stelt vijf personen voor die als scheidsrechter kunnen optreden. De partijen kiezen in onderling overleg bovendien vijf personen die geen onderdaan van een van de partijen zijn en als voorzitter van het arbitragepanel kunnen fungeren. Het Handelscomité ziet erop toe dat de lijst te allen tijde uit dit aantal personen blijft bestaan.

  • 2. De scheidsrechters hebben gespecialiseerde kennis of ervaring op het gebied van het recht en de internationale handel. Zij zijn onafhankelijk, treden op persoonlijke titel op, nemen geen instructies met betrekking tot het onderwerp van het geschil aan van enige organisatie of regering, zijn niet verbonden aan de regering van een van de partijen en nemen bijlage 14-C in acht.

Artikel 14.19 Relatie tot WTO-verplichtingen
  • 1. Een beroep op de bepalingen in dit hoofdstuk over de beslechting van geschillen doet geen afbreuk aan enige rechtsvordering in het kader van de WTO, met inbegrip van die tot beslechting van een geschil.

  • 2. Wanneer echter een partij in verband met een specifieke maatregel een procedure voor de beslechting van een geschil heeft ingeleid, hetzij krachtens dit hoofdstuk, hetzij krachtens de WTO-Overeenkomst, kan zij in verband met dezelfde maatregel geen procedure voor geschillenbeslechting in het andere forum inleiden totdat de eerste procedure is afgesloten. Bovendien kan een partij in verband met een identieke verplichting uit hoofde van deze overeenkomst en de WTO-Overeenkomst niet in beide fora een procedure inleiden. In dat geval kan de partij, zodra een procedure voor geschillenbeslechting is ingeleid, geen procedure ten aanzien van de identieke verplichting uit hoofde van de andere overeenkomst meer inleiden in het andere forum, tenzij het gekozen forum om procedurele of bevoegdheidsredenen geen uitspraak doet.

  • 3. Voor de toepassing van lid 2 worden:

    • a. procedures voor de geschillenbeslechting krachtens de WTO-Overeenkomst geacht te zijn ingeleid wanneer een partij overeenkomstig artikel 6 van het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, opgenomen in bijlage 2 bij de WTO-Overeenkomst, hierna „het DSU” (Disputes Settlement Understanding) genoemd, een verzoek om instelling van een panel indient, en worden zij geacht te zijn beëindigd wanneer het DSB overeenkomstig artikel 16 en artikel 17, lid 14, van het DSU het verslag van het panel, respectievelijk, in voorkomend geval, het verslag van de Beroepsinstantie, goedkeurt; en

    • b. procedures voor geschillenbeslechting krachtens dit hoofdstuk geacht te zijn ingeleid wanneer een partij overeenkomstig artikel 14.4, lid 1, een verzoek om instelling van een panel indient en worden zij geacht te zijn beëindigd wanneer het arbitragepanel overeenkomstig artikel 14.7 zijn uitspraak bekendmaakt aan de partijen en het Handelscomité.

  • 4. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst belet een partij de opschorting van verplichtingen die is toegestaan door het DSB, ten uitvoer te leggen. Er kan geen beroep op de WTO-Overeenkomst worden gedaan om een partij te beletten verplichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk op te schorten.

Artikel 14.20 Termijnen
  • 1. Alle in dit hoofdstuk vastgestelde termijnen, met inbegrip van die waarbinnen arbitragepanels hun uitspraken moeten bekendmaken, worden gerekend in kalenderdagen waarbij de eerste dag de dag is volgende op die waarop het desbetreffende besluit werd genomen of het desbetreffende feit plaatsvond.

  • 2. Alle in dit hoofdstuk vermelde termijnen kunnen in onderling overleg tussen de partijen worden verlengd.

HOOFDSTUK VIJFTIEN INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15.1 Handelscomité
  • 1. De partijen richten een Handelscomité88) op, bestaande uit vertegenwoordigers van de EU en vertegenwoordigers van Korea.

  • 2. Het Handelscomité vergadert eenmaal per jaar, beurtelings in Brussel en in Seoel, of op verzoek van een van de partijen. Het voorzitterschap van het Handelscomité wordt bekleed door de minister van Handel van Korea en het lid van de Europese Commissie dat bevoegd is voor handel, of door hun respectieve vertegenwoordigers. Het Handelscomité stelt zelf zijn vergaderrooster en agenda vast.

  • 3. Het Handelscomité:

    • a. zorgt ervoor dat deze overeenkomst naar behoren functioneert;

    • b. houdt toezicht op en vergemakkelijkt de tenuitvoerlegging en toepassing van deze overeenkomst, en bevordert de algemene doelstellingen ervan;

    • c. houdt toezicht op de werkzaamheden van de gespecialiseerde comités, werkgroepen en andere organen die krachtens deze overeenkomst worden opgericht;

    • d. zoekt naar wegen om de handelsbetrekkingen tussen de partijen te verbeteren;

    • e. zoekt, onverminderd de in hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) en bijlage 14-A (Bemiddelingsmechanisme voor niet-tarifaire maatregelen) toegekende rechten, naar passende wegen en methoden om eventuele problemen op de door deze overeenkomst bestreken gebieden te voorkomen, of om eventuele geschillen in verband met de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst op te lossen;

    • f. bestudeert de ontwikkeling van de handel tussen de partijen; en

    • g. buigt zich over alle andere aangelegenheden die van belang zijn met betrekking tot door deze overeenkomst bestreken gebieden.

  • 4. Het Handelscomité kan:

    • a. besluiten gespecialiseerde comités, werkgroepen en andere organen op te richten en daaraan verantwoordelijkheden over te dragen;

    • b. in contact treden met alle belanghebbenden, met inbegrip van de particuliere sector en organisaties van het maatschappelijk middenveld;

    • c. van gedachten wisselen over wijziging van deze overeenkomst of wijzigingen in deze overeenkomst aanbrengen, in gevallen waarin hierin in de overeenkomst is voorzien;

    • d. interpretaties van de bepalingen van deze overeenkomst geven;

    • e. aanbevelingen doen of besluiten nemen voor zover dat in deze overeenkomst is geregeld;

    • f. zijn eigen reglement van orde vaststellen; en

    • g. andere maatregelen in het kader van de uitoefening van zijn functies nemen wanneer de partijen dit overeenkomen.

  • 5. Het Handelscomité brengt tijdens elke regelmatige vergadering van het Gemengd Comité verslag aan dit comité uit over zijn activiteiten en de activiteiten van de gespecialiseerde comités, werkgroepen en andere organen.

  • 6. Onverminderd de in hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) en bijlage 14-A (Bemiddelingsmechanisme voor niet-tarifaire maatregelen) toegekende rechten, kan een van beide partijen kwesties in verband met de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst aan het Handelscomité voorleggen.

  • 7. Wanneer een partij informatie die zij ingevolge haar wet- en regelgeving als vertrouwelijk beschouwt, aan het Handelscomité, of aan gespecialiseerde comités, werkgroepen of andere organen overlegt, wordt die informatie door de andere partij vertrouwelijk behandeld.

  • 8. Omdat de partijen zich ervan bewust zijn dat transparantie en openheid belangrijk zijn, bevestigen zij dat zij elk rekening houden met de mening van hun bevolking, teneinde de uitvoering van de overeenkomst op een breed spectrum van standpunten te baseren.

Artikel 15.2 Gespecialiseerde comités
  • 1. De volgende gespecialiseerde comités, die onder toezicht van het Handelscomité staan, worden opgericht:

    • a. het Comité voor de handel in goederen overeenkomstig artikel 2.16 (Comité voor de handel in goederen);

    • b. het Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen overeenkomstig artikel 5.10 (Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen);

    • c. het Douanecomité overeenkomstig artikel 6.16 (Douanecomité). Voor aangelegenheden die uitsluitend onder de Douaneovereenkomst vallen, treedt het Douanecomité op als het bij die overeenkomst opgerichte Gemengd comité douanesamenwerking;

    • d. het Comité voor de handel in diensten en voor vestiging en elektronische handel overeenkomstig artikel 7.3 (Comité voor de handel in diensten en voor vestiging en elektronische handel);

    • e. het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling overeenkomstig artikel 13.12 (Institutioneel mechanisme); en

    • f. het Comité voor zones voor passieve veredeling op het Koreaanse schiereiland overeenkomstig bijlage IV bij het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking.

    De opdracht en de taken van deze gespecialiseerde comités worden in de desbetreffende hoofdstukken van en protocollen bij deze overeenkomst vastgesteld.

  • 2. Het Handelscomité kan besluiten andere gespecialiseerde comités op te richten om hem bij de uitvoering van zijn taken bij te staan. Het stelt de samenstelling, taken en werking van de uit hoofde van dit artikel opgerichte gespecialiseerde comités vast.

  • 3. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, komen de gespecialiseerde comités gewoonlijk eenmaal per jaar op een passend niveau bijeen, beurtelings in Brussel en in Seoel, dan wel op verzoek van een van de partijen of van het Handelscomité; het voorzitterschap wordt bekleed door vertegenwoordigers van Korea en van de Europese Unie. De gespecialiseerde comités stellen zelf hun vergaderrooster en agenda vast.

  • 4. De gespecialiseerde comités stellen het Handelscomité ruimschoots voor hun vergaderingen in kennis van hun vergaderrooster en agenda. Bij elke regelmatige vergadering van het Handelscomité brengen zij verslag uit over hun activiteiten. De oprichting of het bestaan van een gespecialiseerd comité belet een partij niet een aangelegenheid direct aan het Handelscomité kan voorleggen.

  • 5. Het Handelscomité kan besluiten de taak van een gespecialiseerd comité te wijzigen of zelf uit te voeren, dan wel een gespecialiseerd comité op te heffen.

Artikel 15.3 Werkgroepen
  • 1. De volgende werkgroepen, die onder toezicht van het Handelscomité staan, worden opgericht:

    • a. de Werkgroep motorvoertuigen en delen overeenkomstig lid 2 van artikel 9 (Werkgroep motorvoertuigen en delen) van bijlage 2-C (Motorvoertuigen en delen);

    • b. de Werkgroep farmaceutische producten en medische hulpmiddelen overeenkomstig lid 3 van artikel 5 (Samenwerking bij regelgeving) van bijlage 2-D (Farmaceutische producten en medische hulpmiddelen);

    • c. de Werkgroep chemische stoffen overeenkomstig punt 4 van bijlage 2-E (Chemische stoffen);

    • d. de Werkgroep samenwerking bij handelsmaatregelen overeenkomstig lid 1 van artikel 3.16 (Werkgroep samenwerking bij handelsmaatregelen);

    • e. de Werkgroep MRA overeenkomstig lid 6 van artikel 7.21 (Wederzijdse erkenning);

    • f. de Werkgroep overheidsopdrachten overeenkomstig artikel 9.3 (Werkgroep overheidsopdrachten); en

    • g. de Werkgroep geografische aanduidingen overeenkomstig artikel 10.25 (Werkgroep geografische aanduidingen).

  • 2. Het Handelscomité kan besluiten voor een specifieke taak of een specifiek onderwerp andere werkgroepen op te richten. Het stelt de samenstelling, taken en werking van de werkgroepen vast. Elke regelmatige of ad-hocvergadering tussen de partijen wordt als werkgroep in de zin van dit artikel beschouwd waneer de werkzaamheden betrekking hebben op aangelegenheden waarop deze overeenkomst van toepassing is.

  • 3. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, komen werkgroepen op een passend niveau bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen dan wel op verzoek van een van de partijen of van het Handelscomité. Het voorzitterschap wordt bekleed door vertegenwoordigers van Korea en van de Europese Unie. De werkgroepen stellen zelf hun vergaderrooster en agenda vast.

  • 4. De werkgroepen stellen het Handelscomité ruimschoots voor hun vergaderingen in kennis van hun vergaderrooster en agenda. Bij elke regelmatige vergadering van het Handelscomité brengen zij verslag uit over hun activiteiten. De oprichting of het bestaan van een werkgroep staat er niet aan in de weg dat een partij een aangelegenheid direct aan het Handelscomité kan voorleggen.

  • 5. Het Handelscomité kan besluiten de taak van een werkgroep te wijzigen of zelf uit te voeren, dan wel een werkgroep op te heffen.

Artikel 15.4 Besluitvorming
  • 1. Om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken, krijgt het Handelscomité de bevoegdheid besluiten te nemen ten aanzien van alle in deze overeenkomst bedoelde aangelegenheden.

  • 2. Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. Het Handelscomité kan ook passende aanbevelingen doen.

  • 3. De besluiten en aanbevelingen van het Handelscomité worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.

Artikel 15.5 Wijzigingen
  • 1. De partijen kunnen schriftelijk overeenkomen deze overeenkomst te wijzigen. Een wijziging treedt op een door de partijen overeengekomen datum in werking nadat de partijen schriftelijke kennisgevingen met elkaar hebben uitgewisseld waarin zij verklaren dat hun respectieve toepasselijke wettelijke vereisten en procedures volledig zijn afgerond.

  • 2. Onverminderd lid 1 kan het Handelscomité besluiten de bijlagen, aanhangsels, protocollen en aantekeningen bij deze overeenkomst te wijzigen. De partijen kunnen het besluit goedkeuren volgens hun respectieve toepasselijke wettelijke vereisten en procedures.

Artikel 15.6 Contactpunten
  • 1. Om de communicatie te vergemakkelijken en de doeltreffende uitvoering van deze overeenkomst te waarborgen, wijzen de partijen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst coördinatoren aan. De aanwijzing van coördinatoren doet geen afbreuk aan de specifieke aanwijzing van bevoegde autoriteiten in het kader van specifieke hoofdstukken van deze overeenkomst.

  • 2. Op verzoek van een van de partijen geeft de coördinator van de andere partij aan welk bureau of welke ambtenaar verantwoordelijk is voor enige aangelegenheid die betrekking heeft op de uitvoering van deze overeenkomst en verleent hij de nodige hulp om de communicatie met de verzoekende partij te vergemakkelijken.

  • 3. Voor zover het krachtens hun wetgeving mogelijk is, verschaft elk van de partijen op verzoek van de andere partij via haar coördinatoren informatie, en antwoordt zij onverwijld op elke vraag van de andere partij met betrekking tot een bestaande of voorgestelde maatregel die van invloed kan zijn op de handel tussen de partijen.

Artikel 15.7 Belastingen
  • 1. Deze overeenkomst is alleen van toepassing op belastingmaatregelen wanneer dat nodig is om de bepalingen van deze overeenkomst uit te voeren.

  • 2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst is van invloed op de rechten en verplichtingen van beide partijen uit hoofde van belastingverdragen tussen Korea en de respectieve lidstaten van de Europese Unie. In geval van strijdigheid tussen deze overeenkomst en een dergelijk verdrag heeft dat verdrag voorrang voor zover het de strijdige bepalingen betreft. Wanneer er een belastingverdrag tussen Korea en de respectieve lidstaten van de Europese Unie bestaat, zijn alleen de krachtens dat verdrag bevoegde autoriteiten bevoegd om gezamenlijk vast te stellen of deze overeenkomst strijdig is met dat verdrag.

  • 3. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt uitgelegd als beletsel voor de partijen om bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van hun belastingwetgeving onderscheid te maken tussen belastingbetalers die niet in dezelfde situatie verkeren, in het bijzonder met betrekking tot hun verblijfplaats of de plaats waar hun kapitaal is geïnvesteerd.

  • 4. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of toepassen van maatregelen ter voorkoming van belastingontwijking of -ontduiking in overeenstemming met de fiscale bepalingen van overeenkomsten inzake voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of interne belastingwetten.

Artikel 15.8 Uitzonderingen in verband met de betalingsbalans
  • 1. In geval van ernstige problemen of dreigende ernstige problemen op het gebied van de betalingsbalans en de buitenlandse financiële positie mag een partij beperkende maatregelen ten aanzien van de handel in goederen en diensten en de vestiging instellen of handhaven.

  • 2. De partijen vermijden de toepassing van beperkende maatregelen als bedoeld in lid 1 zoveel mogelijk.

    Beperkende maatregelen die krachtens dit artikel worden ingesteld of gehandhaafd, zijn niet-discriminerend en van beperkte duur en gaan niet verder dan wat nodig is om de moeilijkheden betreffende de betalingsbalans en de buitenlandse financiële positie op te lossen. Zij zijn, naargelang van het geval, in overeenstemming met de voorwaarden van de WTO-Overeenkomst en de statuten van het Internationaal Monetair Fonds.

  • 3. Wanneer een partij beperkende maatregelen instelt of handhaaft of wijzigingen van dergelijke maatregelen vaststelt, stelt zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis en legt zij haar zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing van de maatregelen voor.

  • 4. Wanneer de beperkingen worden ingesteld of gehandhaafd, wordt hierover onmiddellijk overleg gevoerd in het Handelscomité. Tijdens dit overleg worden de betalingsbalanspositie van de betrokken partij en de in het kader van dit artikel ingestelde of gehandhaafde beperkingen beoordeeld, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de volgende factoren:

    • a. de aard en omvang van de betalingsbalans en de moeilijkheden met betrekking tot de buitenlandse financiële positie;

    • b. de economische positie en de handelssituatie ten opzichte van het buitenland; of

    • c. andere corrigerende maatregelen die genomen kunnen worden.

    Het overleg heeft betrekking op de verenigbaarheid van de beperkende maatregelen met de leden 3 en 4. Alle bevindingen van statistische en andere aard met betrekking tot deviezen, monetaire reserves en de betalingsbalans die van het Internationaal Monetair Fonds afkomstig zijn, worden aanvaard, en de conclusies worden gebaseerd op het oordeel van het Fonds over de betalingsbalans en de externe financiële positie van de betrokken partij.

Artikel 15.9 Uitzonderingen op grond van veiligheidsoverwegingen

Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt zodanig uitgelegd dat:

  • a. een partij verplicht wordt gegevens te verstrekken waarvan zij openbaarmaking in strijd acht met haar wezenlijke veiligheidsbelangen;

  • b. een partij belet wordt maatregelen te nemen die zij ter bescherming van haar wezenlijke veiligheidsbelangen nodig acht en die:

    • i. verband houden met de productie van of handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel, dan wel met economische activiteiten die direct of indirect de bevoorrading van een militaire inrichting ten doel hebben;

    • ii. betrekking hebben op splijt- of fusiestoffen of op grondstoffen waaruit deze kunnen worden vervaardigd; of

    • iii. in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen worden genomen; of

  • c. een partij belet wordt maatregelen te nemen tot uitvoering van haar internationale verplichtingen met het oog op de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

Artikel 15.10 Inwerkingtreding
  • 1. Deze overeenkomst wordt door de partijen goedgekeurd volgens hun eigen procedures.

  • 2. Deze overeenkomst treedt in werking 60 dagen nadat de partijen schriftelijke kennisgevingen met elkaar hebben uitgewisseld waarin zij verklaren dat hun respectieve toepasselijke wettelijke vereisten en procedures zijn afgesloten, of op een andere door de partijen overeengekomen datum.

  • 3. Onverminderd de leden 2 en 5 passen de partijen het Protocol betreffende culturele samenwerking toe vanaf de eerste dag van de derde maand na de datum waarop Korea zijn akte van ratificatie van het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, hierna het „UNESCO-Verdrag” genoemd, dat op 20 oktober 2005 in Parijs is aangenomen, bij het secretariaat van de UNESCO in Parijs heeft neergelegd, tenzij Korea dit al voor de in de leden 2 en 5 bedoelde uitwisseling van kennisgevingen heeft gedaan.

  • 4. De kennisgevingen worden respectievelijk aan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie en het ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel van de Korea, dan wel de opvolger daarvan, gericht.

  • 5.

    • a. Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast vanaf de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de EU en Korea elkaar kennis hebben gegeven van de voltooiing van hun respectieve procedures ter zake.

    • b. In het geval dat sommige bepalingen van deze overeenkomst niet voorlopig kunnen worden toegepast, stelt de partij die dit niet kan de andere partij in kennis van de bepalingen die zij niet voorlopig kan toepassen. Onverminderd punt a) worden, mits de andere partij de noodzakelijke procedures heeft afgesloten en zij niet binnen 10 dagen na de kennisgeving dat sommige bepalingen niet voorlopig kunnen worden toegepast, bezwaar heeft gemaakt tegen voorlopige toepassing, de bepalingen van deze overeenkomst waarvan geen kennis is gegeven voorlopig toegepast vanaf de eerste dag van de maand volgende op de kennisgeving.

    • c. Een partij kan de voorlopige toepassing beëindigen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. Die beëindiging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die van de kennisgeving.

    • d. Wanneer deze overeenkomst of sommige bepalingen ervan voorlopig worden toegepast, wordt onder „inwerkingtreding van deze overeenkomst” verstaan de datum van voorlopige toepassing.

Artikel 15.11 Duur
  • 1. Deze overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2. Elk van beide partijen kan de andere partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen de overeenkomst op te zeggen.

  • 3. De opzegging wordt zes maanden na de datum van de in lid 2 bedoelde kennisgeving van kracht.

Artikel 15.12 Voldoen aan verplichtingen
  • 1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die nodig zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in deze overeenkomst genoemde doelstellingen worden bereikt.

  • 2. Elk van beide partijen kan onmiddellijk passende maatregelen in overeenstemming met het internationale recht nemen wanneer deze overeenkomst niet volgens de algemene regels van het internationale recht wordt opgezegd.

Artikel 15.13 Bijlagen, aanhangsels, protocollen en aantekeningen

De bijlagen, aanhangsels, protocollen en aantekeningen bij deze overeenkomst vormen daarvan een integrerend onderdeel.

Artikel 15.14 Relatie tot andere overeenkomsten
  • 1. Tenzij anders is bepaald, worden eerdere overeenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Unie en/of de Europese Gemeenschap en/of de Europese Unie en Korea niet vervangen of beëindigd door deze overeenkomst.

  • 2. Deze overeenkomst is een integrerend onderdeel van de algemene bilaterale betrekkingen waarop de kaderovereenkomst van toepassing is. Deze overeenkomst is een specifieke overeenkomst waarmee uitvoering wordt gegeven aan de handelsbepalingen in de zin van de kaderovereenkomst.

  • 3. Het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken vervangt de bepalingen over wederzijdse administratieve bijstand in de douaneovereenkomst.

  • 4. De partijen komen overeen dat geen enkele bepaling in deze overeenkomst hen verplicht te handelen op een wijze die in strijd is met hun verplichtingen uit hoofde van de WTO-Overeenkomst.

Artikel 15.15 Territoriale toepassing
  • 1. Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Korea. Verwijzingen naar „grondgebied” in deze overeenkomst wordt in deze zin begrepen, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

  • 2. Voor de bepalingen met betrekking tot de tariefbehandeling van goederen is deze overeenkomst ook van toepassing op gebieden die tot het douanegebied van de EU behoren maar niet onder lid 1 vallen.

Artikel 15.16 Authentieke teksten

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud, in de volgende talen: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch, Zweeds en Koreaans, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.



Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

AFDELING A OORSPRONGSREGELS

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities

In dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. vervaardiging: elk type be- of verwerking, met inbegrip van telen, vissen, opfokken, jagen, assembleren of speciale behandelingen;

  • b. materiaal: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten of delen enz., die bij de vervaardiging van een product worden gebruikt;

  • c. product: het vervaardigde product, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

  • d. goederen: materialen, producten of artikelen;

  • e. douanewaarde: de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de douanewaarde;

  • f. prijs af fabriek: de prijs die voor het product af fabriek is betaald of moet worden betaald aan de fabrikant in een partij in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle interne belastingen die worden of moeten worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

  • g. waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EU of in Korea is betaald;

  • h. waarde van de materialen van oorsprong: de waarde van de materialen volgens de definitie in punt g), die van dienovereenkomstige toepassing is;

  • i. hoofdstukken, posten en onderverdelingen: de hoofdstukken (tweecijfercodes), posten (viercijfercodes) en onderverdelingen (zescijfercodes) van de nomenclatuur, die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen, in dit protocol „het geharmoniseerd systeem” of „GS” genoemd, vormen;

  • j. ingedeeld: de indeling van een product of materiaal onder een bepaald hoofdstuk of een bepaalde post of onderverdeling;

  • k. zending: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument voor de verzending van de exporteur naar de geadresseerde of, bij gebreke daarvan, van een enkele factuur;

  • l. GS: het van kracht zijnde geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen, met inbegrip van de algemene bepalingen en de aantekeningen; en

  • m. grondgebied: met inbegrip van de territoriale wateren.

TITEL II DEFINITIE VAN „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”
Artikel 2 Producten van oorsprong

Voor de toepassing van een preferentiële tariefbehandeling worden de volgende producten als van oorsprong uit een partij beschouwd:

  • a. volledig in een partij verkregen producten in de zin van artikel 4;

  • b. in een partij verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet volledig zijn verkregen, mits die materialen in de betrokken partij een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5; of

  • c. in een partij verkregen producten die uitsluitend bestaan uit materialen die krachtens dit protocol als van oorsprong worden aangemerkt.

Artikel 3 Cumulatie van de oorsprong

Onverminderd artikel 2 worden producten als van oorsprong uit een partij beschouwd als zij daar zijn verkregen en in die producten materialen zijn verwerkt die van oorsprong zijn uit de andere partij, mits de be- of verwerking ingrijpender is dan de in artikel 6 genoemde be- of verwerkingen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

Artikel 4 Volledig verkregen producten
  • 1. Voor de toepassing van artikel 2, onder a), worden als volledig in een partij verkregen beschouwd:

    • a. op het grondgebied van een partij uit de bodem of de zeebodem gewonnen producten;

    • b. aldaar geteelde en geoogste producten van het plantenrijk;

    • c. aldaar geboren en opgefokte levende dieren;

    • d. producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;

    • e.

      • i. producten verkregen door jagen of het zetten van vallen op het grondgebied te land, of door vissen op de binnenwateren of in de territoriale wateren van een partij;

      • ii. producten van de aldaar bedreven aquicultuur, wanneer de vis of de schaal- of weekdieren er zijn geboren en opgefokt;

    • f. producten van de zeevisserij en andere door de schepen van een partij buiten haar territoriale wateren uit zee gewonnen producten;

    • g. producten die aan boord van haar fabrieksschepen uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten zijn vervaardigd;

    • h. producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren van een partij, mits deze recht heeft op ontginning van deze bodem of ondergrond;

    • i. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

    • j. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte be- of verwerkingen; of

    • k. producten die in een partij uitsluitend uit de in dit lid bedoelde producten zijn vervaardigd.

  • 2. De termen „schepen van een partij” en „haar fabrieksschepen” in lid 1, onder f) en g), zijn uitsluitend van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

    • a. die in een van de lidstaten van de Europese Unie of in Korea zijn geregistreerd;

    • b. die onder de vlag van een van de lidstaten van de Europese Unie of van Korea varen; en

    • c. die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

      • i. zij behoren voor ten minste 50% toe aan onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie of van Korea; of

      • ii. zij behoren toe aan een onderneming:

        • A. die haar hoofdkantoor en haar belangrijkste handelsactiviteit in een van de lidstaten van de Europese Unie of in Korea heeft; en

        • B. die voor ten minste 50% toebehoort aan een van de lidstaten van de Europese Unie of aan Korea, overheidsorganen van een lidstaat van de Europese Unie of van Korea of onderdanen van een van de lidstaten van de Europese Unie of van Korea.

Artikel 5 Toereikende be- of verwerking
  • 1. Voor de toepassing van artikel 2, onder b), worden niet volledig verkregen producten geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer aan de voorwaarden in de lijsten in bijlage II of II(a) is voldaan. Deze voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen bij de vervaardiging gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen moeten hebben ondergaan, en gelden slechts voor die materialen. Hieruit volgt dat als:

    • a. niet van oorsprong zijnde materialen een toereikende be- of verwerking ondergaan waardoor een van oorsprong zijnd product ontstaat dat vervolgens voor de vervaardiging van een ander product wordt gebruikt, geen rekening wordt gehouden met de daarin verwerkte niet van oorsprong zijnde materialen; en

    • b. niet van oorsprong zijnde en van oorsprong zijnde materialen worden verwerkt tot een niet van oorsprong zijnd product dat vervolgens voor de vervaardiging van een ander product wordt gebruikt, alleen rekening wordt gehouden met de daarin verwerkte niet van oorsprong zijnde materialen.

  • 2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst in bijlage II bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:

    • a. de totale waarde ervan bedraagt niet meer dan 10% van de prijs af fabriek van het product; en

    • b. de in de lijst in bijlage II vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen worden door de toepassing van dit lid niet overschreden.

  • 3. Lid 2 is niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het GS.

  • 4. De leden 1 tot en met 3 zijn van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 6.

Artikel 6 Ontoereikende be- of verwerking
  • 1. Onverminderd lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprongsstatus te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 5 is voldaan:

    • a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

    • b. het veranderen van verpakkingen, het splitsen en samenvoegen van colli;

    • c. het wassen of schoonmaken; het stofvrij maken of het verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

    • d. het strijken of persen van textiel;

    • e. het eenvoudig schilderen of polijsten;

    • f. het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten en het glaceren van granen of rijst;

    • g. het kleuren of aromatiseren van suiker of het vormen van suikerklonten; het geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;

    • h. het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;

    • i. het aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden;

    • j. het zeven, sorteren, classificeren of assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);

    • k. het eenvoudig verpakken in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakking;

    • l. het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

    • m. het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten; het mengen van suiker met andere stoffen;

    • n. het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van artikelen;

    • o. het testen of kalibreren;

    • p. twee of meer van de onder a) tot en met o) vermelde behandelingen tezamen; of

    • q. het slachten van dieren.

  • 2. Alle be- of verwerkingen die een product in een partij heeft ondergaan, worden tezamen genomen om te bepalen of deze als ontoereikend in de zin van lid 1 moeten worden beschouwd.

Artikel 7 In aanmerking te nemen eenheid
  • 1. De voor de toepassing van dit protocol in aanmerking te nemen eenheid is het product dat bij het vaststellen van de indeling aan de hand van de nomenclatuur van het GS als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt dat:

    • a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder een enkele post van het GS wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt; en

    • b. wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het GS worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.

  • 2. Wanneer volgens algemene regel 5 van het GS de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling van het product, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong en wordt deze als van oorsprong beschouwd wanneer het product van oorsprong is.

Artikel 8 Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met een product worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en die in de prijs ervan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht een geheel te vormen met het product in kwestie.

Artikel 9 Stellen en assortimenten

Stellen en assortimenten in de zin van algemene regel 3 van het GS worden als van oorsprong beschouwd wanneer alle samenstellende delen van oorsprong zijn en het product aan alle andere toepasselijke eisen van dit protocol voldoet. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 10 Neutrale elementen

Om de oorsprong van een product te bepalen, behoeft niet te worden vastgesteld wat de oorsprong is van de goederen die bij de vervaardiging ervan worden gebruikt, maar die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren om daarin voor te komen.

Artikel 11 Gescheiden boekhouding van materialen
  • 1. Wanneer bij de vervaardiging van een product identieke en onderling verwisselbare van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde materialen worden gebruikt, worden die materialen tijdens de opslag naargelang van hun oorsprong fysiek gescheiden.

  • 2. Wanneer het aanhouden van gescheiden voorraden van bij de vervaardiging van een product gebruikte identieke en onderling verwisselbare van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde materialen met aanzienlijke kosten of moeilijkheden gepaard gaat, mag de producent voor het beheer van deze voorraden de methode van de gescheiden boekhouding gebruiken.

  • 3. Deze methode wordt geregistreerd en toegepast in overeenstemming met de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in de partij waar het product wordt vervaardigd.

  • 4. Met deze methode moet het mogelijk zijn ervoor te zorgen dat in een specifieke referentieperiode niet meer producten de oorsprongsstatus verwerven dan het geval zou zijn geweest wanneer de materialen wel fysiek waren gescheiden.

  • 5. Een partij mag eisen dat de douaneautoriteiten vooraf toestemming verlenen voor de toepassing van de in dit artikel bedoelde methode voor het beheer van de voorraden. In dat geval mogen de douaneautoriteiten aan een vergunning alle voorwaarden verbinden die zij passend achten, en houden zij toezicht op het gebruik van de vergunning; zij mogen de vergunning op elk moment intrekken wanneer de begunstigde er op enigerlei wijze oneigenlijk gebruik van maakt of niet voldoet aan de andere voorwaarden in dit protocol.

TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel
  • 1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprongsstatus moet zonder onderbreking in een partij zijn voldaan, behoudens het bepaalde in artikel 3 en lid 3 van dit artikel.

  • 2. Wanneer uit een partij naar een niet-partij uitgevoerde producten van oorsprong terugkeren, worden zij, behoudens het bepaalde in artikel 3, als niet van oorsprong aangemerkt tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

    • a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen, en

    • b. de goederen, terwijl zij in de niet-partij waren of toen zij werden uitgevoerd, geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren.

  • 3. In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel komen de partijen overeen dat bepaalde goederen als van oorsprong worden aangemerkt, hoewel zij voor een be- of verwerking uit Korea zijn uitgevoerd en vervolgens weer zijn ingevoerd, mits de be- of verwerking plaatsvindt in de ingevolge bijlage IV door de partijen aangewezen gebieden.

Artikel 13 Rechtstreeks vervoer
  • 1. De preferentiële regeling waarin deze overeenkomstig voorziet, is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de partijen zijn vervoerd. Producten die een enkele zending vormen, kunnen evenwel via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dat grondgebied, mits zij in het land van doorvoer of opslag niet in het vrije verkeer worden gebracht en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of be- of verwerkingen om ze in goede staat te bewaren.

  • 2. Het bewijs dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, wordt geleverd door overlegging, overeenkomstig de in het land van invoer toepasselijke procedures, van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten:

    • a. een bewijsstuk voor de omstandigheden waaronder de doorvoer of de opslag van de van oorsprong zijnde producten in derde landen plaatsvond;

    • b. een enkel vervoersdocument voor het vervoer van de partij van uitvoer door het land van doorvoer; of

    • c. een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat waarin:

      • i. de producten nauwkeurig zijn omschreven;

      • ii. de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de scheepsnamen of van de andere gebruikte vervoermiddelen; en

      • iii. wordt verklaard onder welke omstandigheden de producten in het land van doorvoer verbleven.

AFDELING B OORSPRONGSPROCEDURES

TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 14 Teruggave of vrijstelling van douanerechten
  • 1. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst evalueren de partijen, op verzoek van een van hen, gezamenlijk hun regelingen voor de teruggave van douanerechten en voor actieve veredeling. Een jaar na de inwerkingtreding en vervolgens elk jaar, geven de partijen elkaar de beschikbare informatie over de werking van hun regelingen voor de teruggave van douanerechten en voor actieve veredeling, alsmede de volgende gedetailleerde statistiek:

    • 1.1. Vanaf het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden per land invoerstatistieken op 8-/10-cijferniveau verstrekt voor de invoer van onder de posten 8407, 8408, 8522, 8527, 8529, 8706, 8707 en 8708 van het GS 2007 ingedeelde materialen, alsmede uitvoerstatistieken voor de posten 8703, 8519, 8521 en 8525 tot en met 8528 van het GS 2007. Op verzoek worden deze statistieken ook voor andere materialen of producten verstrekt. Er wordt regelmatig informatie uitgewisseld over de maatregelen die zijn genomen ter uitvoering van de bij lid 3 van dit artikel ingevoerde beperkingen inzake regelingen voor de teruggave van douanerechten en voor actieve veredeling.

  • 2. Na het begin van bovenbedoelde evaluatie kan een partij de andere partij steeds verzoeken om overleg, teneinde voor een bepaald product mogelijke beperkingen van de regelingen voor de teruggave van douanerechten en voor actieve veredeling te bespreken wanneer er bewijzen zijn dat er sinds de inwerkingtreding van deze overeenkomst sprake is van een verandering in bevoorradingspatronen die negatieve gevolgen voor de concurrentiepositie van de producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten in de verzoekende partij kan hebben.

    • 2.1. Bovenbedoelde omstandigheden worden vastgesteld op basis van door de verzoekende partij overlegde bewijzen dat:

      • a. de toename van de aan rechten onderworpen invoer in een partij van in een bepaald product verwerkte materialen uit landen waarmee geen vrijhandelsovereenkomst gesloten is, beduidend groter is dan de toename van de uitvoer naar de andere partij van het product waarin die materialen verwerkt zijn, tenzij de partij waaraan het verzoek om overleg gericht is, vaststelt dat die toename van de invoer van materialen, onder meer:

        • i. hoofdzakelijk een gevolg is van het binnenlandse verbruik door de partij van het product waarin die materialen verwerkt zijn;

        • ii. hoofdzakelijk een gevolg is van het gebruik van ingevoerde materialen in een ander product dan het product waarop lid 2 betrekking heeft;

        • iii. een gevolg is van de toename van de uitvoer van het product waarin die materialen verwerkt zijn naar andere landen dan de andere partij; of

        • iv. alleen de invoer van hoogwaardige hightechonderdelen betreft, waardoor de prijs van het door de partij uitgevoerde product niet lager wordt; en

      • b. de invoer uit de partij in de andere partij van het product waarin die materialen verwerkt zijn, in absolute cijfers of in verhouding tot de binnenlandse productie aanzienlijk is toegenomen. Er wordt ook gekeken naar ter zake dienend bewijsmateriaal ten aanzien van de gevolgen voor de concurrentiepositie van producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten van de andere partij1).

  • 3. In geval van onenigheid over de vraag of aan de voorwaarden in lid 2 is voldaan, wordt de kwestie voor bindende urgente arbitrage voorgelegd aan een in overeenstemming met artikel 14.5 (Instelling van het arbitragepanel) van hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) ingesteld panel2). Indien volgens de uitspraak van het panel aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, beperken de partijen, tenzij anders is overeengekomen, normaliter binnen 90 dagen en in geen geval later dan 150 dagen na de uitspraak, het maximumtarief van de douanerechten op niet van oorsprong zijnd materiaal voor het betrokken product die kunnen worden terugbetaald tot vijf procent.

TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG
Artikel 15 Algemene voorwaarden
  • 1. Producten van oorsprong uit de EU komen bij invoer in Korea en producten van oorsprong uit Korea komen bij invoer in de EU voor de preferentiële tariefbehandeling krachtens deze overeenkomst in aanmerking op vertoon van een verklaring van de exporteur op een factuur, pakbon of ander handelsdocument, waarin de producten voldoende duidelijk zijn omschreven om ze te kunnen identificeren, hierna „oorsprongsverklaring” genoemd. De tekst van de oorsprongsverklaring is opgenomen in bijlage III.

  • 2. In afwijking van lid 1 komen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 21 bedoelde gevallen voor de preferentiële tariefbehandeling krachtens deze overeenkomst in aanmerking zonder dat een van de in lid 1 genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

Artikel 16 Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring
  • 1. De in artikel 15, lid 1, van dir protocol bedoelde oorsprongsverklaring kan worden opgesteld:

    • a. door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 17, of

    • b. door elke exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 euro bedraagt.

  • 2. Onverminderd lid 3 kan een oorsprongsverklaring worden opgesteld indien de betrokken producten als van oorsprong uit de EU of uit Korea kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.

  • 3. De exporteur die een oorsprongsverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn, met inbegrip van verklaringen van de leveranciers of producenten overeenkomstig de interne wetgeving van de partij, en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4. De exporteur stelt een oorsprongsverklaring op door de tekst die in bijlage III is opgenomen, op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument te typen, stempelen of drukken in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de wetgeving van de partij van uitvoer. Indien de factuurverklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in hoofdletters geschieden.

  • 5. Oorsprongsverklaringen worden door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 17 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle oorsprongsverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met de hand had ondertekend.

  • 6. Een oorsprongsverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft, maar moet uiterlijk twee jaar, of binnen de in de wetgeving van de partij van invoer genoemde periode, na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in de partij van invoer worden aangeboden.

Artikel 17 Toegelaten exporteur
  • 1. De douaneautoriteiten van de partij van uitvoer kunnen iedere exporteur, hierna „toegelaten exporteur” genoemd, die producten uitvoert waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen oorsprongsverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten, een en ander in overeenstemming met de desbetreffende voorwaarden in de wet- en regelgeving van de partij van uitvoer. Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, moet ten genoegen van de douaneautoriteiten alle waarborgen bieden die nodig zijn voor de controle op de oorsprongsstatus van de producten en de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van alle voorwaarden die zij dienstig achten.

  • 3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een vergunningnummer toe, dat op de oorsprongsverklaringen moet worden vermeld.

  • 4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

  • 5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.

Artikel 18 Geldigheid van het bewijs van oorsprong
  • 1. Een bewijs van oorsprong is 12 maanden geldig vanaf de datum van afgifte in de partij van uitvoer; binnen deze periode moet de preferentiële tariefbehandeling worden aangevraagd bij de douaneautoriteiten van de partij van invoer.

  • 2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van de partij van invoer worden ingediend, kunnen in overeenstemming met de wet- en regelgeving van de partij van invoer voor de preferentiële tariefbehandeling worden aanvaard wanneer zij als gevolg van buitengewone omstandigheden niet binnen de termijn werden ingediend.

  • 3. In andere gevallen van verlate indiening dan die bedoeld in lid 2 kunnen de douaneautoriteiten van de partij van invoer de bewijzen van oorsprong in overeenstemming met de procedures van de partijen aanvaarden wanneer de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen waren aangebracht.

Artikel 19 Aanspraak op preferentiële tariefbehandeling en indiening van bewijs van oorsprong

Om aanspraak te kunnen maken op een preferentiële tariefbehandeling worden, indien de wet- en regelgeving van de partij van invoer dat vereist, bewijzen van oorsprong bij de douaneautoriteiten van de partij van invoer ingediend. Die kunnen eisen dat het bewijs van oorsprong wordt vertaald en dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.

Artikel 20 Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van de partij van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) van het GS, vallende onder Afdeling XVI of XVII, dan wel post 7308 of 9406 van het GS, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt een enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 21 Vrijstelling van het bewijs van oorsprong
  • 1. Producten die door particulieren in kleine colli aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, mits deze goederen niet als handelsgoederen worden ingevoerd en bij hun aangifte verklaard is dat zij aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op een douaneaangifteformulier voor de post of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

  • 2. Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van hun gezin worden niet als invoer van handelsgoederen aangemerkt indien noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.

  • 3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan:

    • a. bij invoer in de EU, 500 euro voor kleine colli of 1 200 euro voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers;

    • b. bij invoer in Korea, 1000 VS-dollar voor kleine colli en voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

  • 4. Voor de toepassing van lid 3 wordt, wanneer de producten in een andere valuta dan in euro of de VS-dollar gefactureerd zijn, de tegenwaarde van de in euro of VS-dollar uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de partijen volgens de in de partij van invoer toepasselijke wisselkoers van dat moment vastgesteld.

Artikel 22 Bewijsstukken

De in artikel 16, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten waarvoor een bewijs van oorsprong is verstrekt, producten van oorsprong uit de EU of uit Korea zijn die aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

  • a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur, leverancier of producent, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;

  • b. in een partij afgegeven of opgestelde en volgens het interne recht van die partij gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

  • c. in een partij afgegeven of opgestelde en volgens het interne recht van die partij gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking van materialen in een partij blijkt;

  • d. in een partij in overeenstemming met dit protocol afgegeven of opgestelde bewijzen van oorsprong waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt; en

  • e. passende bewijsstukken inzake be- of verwerking buiten het grondgebied van de partijen overeenkomstig artikel 12, waaruit blijkt dat aan de eisen van dat artikel is voldaan.

Artikel 23 Bewaring van het bewijs van oorsprong en de bewijsstukken
  • 1. Exporteurs die een oorsprongsverklaring opstellen, bewaren gedurende vijf jaar een kopie van deze oorsprongsverklaring alsmede van de in artikel 16, lid 3, bedoelde documenten.

  • 2. De importeur bewaart alle stukken met betrekking tot de invoer in overeenstemming met de wet- en regelgeving van de partij van invoer.

  • 3. De douaneautoriteiten van de partij van invoer bewaren gedurende vijf jaar de bij hen ingediende oorsprongsverklaringen.

  • 4. De ingevolge de leden 1 tot en met 3 te bewaren stukken kunnen ook elektronische documenten omvatten.

Artikel 24 Verschillen en vormfouten
  • 1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij de douaneautoriteiten worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.

  • 2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op een bewijs van oorsprong, mogen niet tot weigering van dit document leiden indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 25 In euro uitgedrukte bedragen
  • 1. Voor de toepassing van artikel 16, lid 1, onder b), wordt, in gevallen waarin de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Europese Unie jaarlijks door de EU vastgesteld en aan Korea medegedeeld.

  • 2. Artikel 16, lid 1, onder b), is op zendingen van toepassing op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door de EU is vastgesteld.

  • 3. De in een bepaalde nationale valuta van de lidstaten van de Europese Unie te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De Europese Commissie stelt Korea uiterlijk 15 oktober in kennis van deze bedragen, die vanaf 1 januari van het volgende jaar van toepassing zijn.

  • 4. De lidstaten van de Europese Unie mogen het bedrag dat het resultaat is van de omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in hun nationale valuta naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan vijf procent afwijken van het bedrag dat het resultaat is van de omrekening. De lidstaten van de Europese Unie mogen de tegenwaarde in hun nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven indien bij de omrekening van dat bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.

  • 5. Op verzoek van een partij worden in euro uitgedrukte bedragen door het Douanecomité herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Douanecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dat verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 26 Uitwisseling van adressen

De douaneautoriteiten van de partijen verstrekken elkaar, via de Europese Commissie, de adressen van de douaneautoriteiten die voor de controle van de bewijzen van oorsprong verantwoordelijk zijn.

Artikel 27 Controle van de bewijzen van oorsprong
  • 1. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de partijen elkaar via hun douaneautoriteiten bijstand bij de controle van de echtheid van de bewijzen van oorsprong en de juistheid van de in deze documenten verstrekte inlichtingen.

  • 2. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd of wanneer de douaneautoriteiten van de partij van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

  • 3. Met het oog op de toepassing van lid 1 retourneren de douaneautoriteiten van de partij van invoer de bewijzen van oorsprong of een kopie van deze documenten aan de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom om een onderzoek wordt verzocht. Zij verstrekken bij dit verzoek alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

  • 4. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

  • 5. Indien de douaneautoriteiten van de partij van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, stellen zij de importeur voor de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

  • 6. De resultaten van de controle, met inbegrip van de bevindingen en de feiten, worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die om de controle hebben verzocht. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit een partij kunnen worden beschouwd en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 7. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het controleverzoek geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord onvoldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de verzoekende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens in buitengewone omstandigheden.

  • 8. Onverminderd artikel 2 van het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken verwijzen de partijen naar artikel 7 van dat protocol voor gezamenlijk onderzoek in verband met bewijzen van oorsprong.

Artikel 28 Beslechting van geschillen
  • 1. Geschillen ten aanzien van de in artikel 27 bedoelde controleprocedures die de douaneautoriteiten die om de controle verzoeken en de douaneautoriteiten die de controle moeten uitvoeren die niet onderling kunnen regelen, alsmede problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden voorgelegd aan het Douanecomité.

  • 2. Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van de partij van invoer is in alle gevallen de wetgeving van de partij van invoer van toepassing.

Artikel 29 Sancties

Er worden, in overeenstemming met de wetgeving van de partijen, sancties getroffen tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel een preferentiële behandeling voor producten te verkrijgen.

Artikel 30 Vrije zones
  • 1. De partijen nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan, wanneer producten van oorsprong uit een partij onder geleide van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd en er een be- of verwerking ondergaan, een ander bewijs van oorsprong worden opgesteld, mits de be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.

AFDELING C CEUTA EN MELILLA

TITEL VII CEUTA EN MELILLA
Artikel 31 Toepassing van het protocol
  • 1. De term „EU” omvat niet Ceuta en Melilla.

  • 2. Producten van oorsprong uit Korea die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als die welke op grond van protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Europese Unie. Korea past op onder deze overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde douaneregeling toe als op producten van oorsprong uit de EU die uit de EU worden ingevoerd.

  • 3. Voor de toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Mellilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de in artikel 32 opgenomen bijzondere voorwaarden.

Artikel 32 Bijzondere voorwaarden
  • 1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als:

    • a. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

      • i. volledig in Ceuta en Melilla verkregen producten; of

      • ii. in Ceuta en Melilla verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder i) bedoelde producten zijn gebruikt, mits die producten:

        • A. be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 5; of

        • B. van oorsprong zijn uit een partij, mits zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 6 bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;

    • b. producten van oorsprong uit Korea:

      • i. volledig in Korea verkregen producten; of

      • ii. in Korea verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder i) bedoelde producten zijn gebruikt, mits die producten:

        • A. be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 5; of

        • B. van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de EU, mits zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 genoemde be- of verwerkingen.

  • 2. Ceuta en Melilla worden als een enkel grondgebied beschouwd.

  • 3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „Korea” of „Ceuta en Melilla” op de oorsprongsverklaring.

  • 4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

AFDELING D SLOTBEPALINGEN

TITEL VIII SLOTBEPALINGEN
Artikel 33 Wijzigingen van het protocol

Het Handelscomité kan besluiten dit protocol te wijzigen.

Artikel 34 Overgangsbepalingen voor de doorvoer of opslag van goederen

Deze overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst in de partijen in doorvoer zijn of zich in tijdelijke opslag in een douane-entrepot of in een vrije zone bevinden, mits binnen 12 maanden na die datum een achteraf opgesteld bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten van de partij van invoer wordt ingediend, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13.



Gezamenlijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra

  • 1. Producten van oorsprong uit het Vorstendom Andorra die vallen onder de hoofdtukken 5 tot en met 97 van het GS worden door Korea aanvaard als producten van oorsprong uit de EU in de zin van deze overeenkomst.

  • 2. Het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking is van overeenkomstige toepassing bij het vaststellen van de oorsprong van bovengenoemde producten.



Gezamenlijke verklaring betreffende de Republiek San Marino

  • 1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door Korea aanvaard als producten van oorsprong uit de EU in de zin van deze overeenkomst.

  • 2. Het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking is van overeenkomstige toepassing bij het vaststellen van de oorsprong van bovengenoemde producten.



Gezamenlijke verklaring betreffende de herziening van de oorsprongsregels in het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

  • 1. De partijen komen overeen om, wanneer een van hen daarom verzoekt, de oorsprongsregels in het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking opnieuw te onderzoeken en overleg te plegen over de nodige wijzigingen ervan. Bij hun overleg over de wijzigingen van het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking houden de partijen rekening met technologische ontwikkelingen, productieprocessen, prijsschommelingen en alle andere factoren die grond kunnen zijn de oorsprongsregels te wijzigen.

  • 2. Bijlage II bij het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking wordt aangepast in overeenstemming met de periodieke wijzigingen van het GS.



Gezamenlijke verklaring betreffende de toelichting

De partijen zijn het erover eens dat een toelichting op dit protocol moet worden opgesteld. De partijen leggen deze toelichting overeenkomstig hun interne procedures ten uitvoer.

Toelichting

  • 1. Voor de toepassing van artikel 1 omvat vervaardiging ook het oogsten, zetten van vallen, produceren, fokken en demonteren.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 1, onder g), wordt onder controleerbaar verstaan „vastgesteld in overeenstemming met de Overeenkomst inzake de douanewaarde”.

  • 3. Voor de toepassing van artikel 5, lid 1, onder b), kan de waarde van het materiaal dat niet van oorsprong is, worden verkregen door de waarde van het materiaal dat van oorsprong is, inclusief het zelf geproduceerde materiaal van oorsprong dat wordt gebruikt bij de productie van het uiteindelijk niet van oorsprong zijnde materiaal, af te trekken van de prijs af fabriek van het product.

  • 4. De waarde van het materiaal van oorsprong dat zelf geproduceerd is, omvat alle kosten voor de productie van het materiaal en een bedrag voor winst dat gelijk is aan de winstmarge bij een normale handelstransactie.

  • 5. Voor de toepassing van artikel 6 heeft „eenvoudig” betrekking op activiteiten waarvoor geen speciale vaardigheden of specifiek voor de uitvoering van de activiteit vervaardigde of geïnstalleerde machines, apparaten, toestellen of uitrusting benodigd zijn. Het eenvoudig mengen omvat evenwel geen chemische reactie. Onder chemische reactie wordt verstaan een proces, met inbegrip van een biochemisch proces, dat in een molecule met een nieuwe structuur resulteert doordat het de intramoleculaire verbindingen verbreekt en nieuwe intramoleculaire verbindingen tot stand brengt of doordat het de ruimtelijke ordening van de atomen in een molecule wijzigt.

  • 6. Voor de toepassing van artikel 10 omvatten neutrale elementen onder meer:

    • a. energie en brandstof,

    • b. fabrieksuitrusting,

    • c. machines en werktuigen, en

    • d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren om daarin voor te komen.

  • 7. Voor de toepassing van artikel 11 wordt onder identieke en onderling verwisselbare materialen verstaan materialen van gelijke aard en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysieke kenmerken, die, zodra zij in het eindproduct zijn verwerkt, niet van elkaar te onderscheiden zijn voor het bepalen van de oorsprong.

  • 8. Voor de toepassing van artikel 11 wordt de „specifieke referentieperiode” vastgesteld in overeenstemming met de interne wet- en regelgeving ter zake van elk van beide partijen.

  • 9. Alleen wanneer sprake is van een van onderstaande specifieke omstandigheden, mag de preferentiële behandeling zonder controle van het bewijs van oorsprong worden geweigerd op grond van het feit dat dit bewijs als niet van toepassing kan worden beschouwd:

    • a. er is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 13 inzake rechtstreeks vervoer;

    • b. het bewijs van oorsprong is achteraf opgesteld voor goederen die aanvankelijk op frauduleuze wijze waren ingevoerd;

    • c. het bewijs van oorsprong is afgegeven door een exporteur uit een land dat geen partij bij deze overeenkomst is;

    • d. de importeur dient binnen de in de wetgeving van de partij van invoer vastgelegde termijn geen bewijs van invoer in bij de douaneautoriteiten van die partij.

  • 10. De douaneautoriteiten van het Vorstendom Andorra zijn verantwoordelijk voor de toepassing van de Gezamenlijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra in het Vorstendom Andorra.

  • 11. De douaneautoriteiten van de Republiek San Marino zijn verantwoordelijk voor de toepassing van de Gezamenlijke verklaring betreffende de Republiek San Marino in de Republiek San Marino.



Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. douanewetgeving: de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;

  • b. verzoekende autoriteit: een bevoegde overheidsinstantie die hiertoe door een partij is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand indient;

  • c. aangezochte autoriteit: een bevoegde overheidsinstantie die hiertoe door een partij is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand ontvangt;

  • d. persoonsgegevens: alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

  • e. met de douanewetgeving strijdige handeling: elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.

Artikel 2 Toepassingsgebied

  • 1. De partijen verlenen elkaar bijstand om op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden en op de wijze en voorwaarden die bij dit protocol zijn vastgesteld, een correcte toepassing van de douanewetgeving te waarborgen, in het bijzonder door met die wetgeving strijdige handelingen te voorkomen, op te sporen en te bestrijden.

  • 2. De in dit protocol bedoelde bijstand in douanezaken geldt voor alle overheidsinstanties van de partijen die voor de toepassing van dit protocol bevoegd zijn. Deze bijstand laat de regels inzake wederzijdse bijstand in strafzaken onverlet. Hij geldt evenmin voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van een rechterlijke instantie worden uitgeoefend, tenzij deze ermee instemt dat die informatie wordt verstrekt.

  • 3. Bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes valt niet onder dit protocol.

Artikel 3 Bijstand op verzoek

  • 1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende vastgestelde of voorgenomen activiteiten die met deze wetgeving strijdige handelingen zijn of kunnen zijn.

  • 2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:

    • a. of goederen die uit het grondgebied van de ene partij zijn uitgevoerd, op regelmatige wijze in het grondgebied van de andere partij zijn ingevoerd, in voorkomend geval onder vermelding van de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst;

    • b. of goederen die in het grondgebied van de ene partij zijn ingevoerd, op regelmatige wijze uit het grondgebied van de andere partij zijn uitgevoerd, in voorkomend geval onder vermelding van de douaneregeling waaronder de goederen waren geplaatst.

  • 3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, in het kader van haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, de nodige maatregelen om te zorgen voor bijzonder toezicht op:

    • a. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bij met de douanewetgeving strijdige handelingen betrokken zijn of waren;

    • b. plaatsen waar op zodanige wijze voorraden goederen zijn of kunnen worden aangelegd dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat die goederen bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;

    • c. goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;

    • d. vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen.

Artikel 4 Ongevraagde bijstand

De partijen verlenen elkaar, in overeenstemming met hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, op eigen initiatief bijstand indien zij dit noodzakelijk achten voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over:

  • a. activiteiten die met de douanewetgeving strijdige handelingen zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere partij;

  • b. nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt om met de douanewetgeving strijdige handelingen te verrichten;

  • c. goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van met de douanewetgeving strijdige handelingen;

  • d. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bij met de douanewetgeving strijdige handelingen betrokken zijn of waren;

  • e. vervoermiddelen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij zijn, worden of kunnen worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen.

Artikel 5 Verstrekking van documenten en kennisgeving van besluiten

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, in overeenstemming met haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, alle maatregelen die nodig zijn voor

  • a. de verstrekking van documenten of

  • b. de kennisgeving van besluiten

van de verzoekende autoriteit in verband met de toepassing van dit protocol aan adressaten die op het grondgebied van de aangezochte autoriteit verblijven of gevestigd zijn.

Verzoeken om de verstrekking van documenten of de kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

Artikel 6 Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

  • 1. Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan. Zij gaan vergezeld van de documenten die voor de behandeling van het verzoek noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken ook mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.

  • 2. De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de volgende gegevens:

    • a. de verzoekende autoriteit;

    • b. de maatregel waarom wordt gevraagd;

    • c. het voorwerp en de reden van het verzoek;

    • d. de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en andere juridische aspecten;

    • e. zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie over de natuurlijke personen of rechtspersonen op wie het onderzoek betrekking heeft;

    • f. een samenvatting van de feiten en van het reeds uitgevoerde onderzoek.

  • 3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

  • 4. Indien een verzoek niet aan de hierboven vermelde vormvereisten voldoet, kan worden verzocht het te corrigeren of aan te vullen; in de tussentijd kan opdracht worden gegeven tot conservatoire maatregelen.

Artikel 7 Uitvoering van verzoeken

  • 1. Binnen de grenzen van haar bevoegdheden en de haar ten dienste staande middelen behandelt de aangezochte autoriteit een verzoek om bijstand alsof zij voor eigen rekening of op verzoek van een andere autoriteit van dezelfde partij handelt, en verstrekt zij de al beschikbare informatie en verricht zij het nodige onderzoek of laat zij dit verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op instanties waaraan de aangezochte autoriteit het verzoek doorstuurt wanneer zij dit niet zelf kan afhandelen.

  • 2. Aan verzoeken om bijstand wordt voldaan overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de partij waaraan het verzoek is gericht.

  • 3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een partij kunnen, met instemming van de andere betrokken partij en op de door deze gestelde voorwaarden, ten kantore van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken autoriteit als bedoeld in lid 1 informatie verzamelen over activiteiten die met de douanewetgeving strijdige handelingen zijn of kunnen zijn, die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft.

  • 4. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een betrokken partij kunnen, met instemming van de andere betrokken partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het gebied van laatstgenoemde wordt verricht.

Artikel 8 Vorm waarin de informatie moet worden verstrekt

  • 1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek schriftelijk aan de verzoekende autoriteit mede en voegt daarbij de relevante documenten, gewaarmerkte afschriften of andere stukken.

  • 2. Deze informatie kan in de vorm van computerbestanden worden verstrekt.

  • 3. Originelen van documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt wanneer gewaarmerkte afschriften niet toereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

Artikel 9 Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend

  • 1. Bijstand kan worden geweigerd of van bepaalde voorwaarden of eisen afhankelijk worden gesteld wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol:

    • a. de soevereiniteit van een lidstaat van de Europese Unie of van Korea waaraan op grond van dit protocol om bijstand is gevraagd, zou kunnen aantasten; of

    • b. de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen; of

    • c. tot schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim zou leiden.

  • 2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek of een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.

  • 3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

  • 4. In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen moeten het besluit van de aangezochte autoriteit en de redenen ervan onverwijld aan de verzoekende autoriteit worden medegedeeld.

Artikel 10 Doorgifte van informatie en geheimhoudingsplicht

  • 1. Alle informatie die, in welke vorm dan ook, op grond van dit protocol wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter of is alleen bestemd voor beperkte verspreiding, afhankelijk van de toepasselijke voorschriften van elk van de partijen. De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming die door de desbetreffende wetgeving van de ontvangende partij, dan wel door de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Europese Unie van toepassing zijn, aan dergelijke gegevens wordt geboden.

  • 2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de ontvangende partij zich ertoe verbindt deze te beschermen op een wijze die ten minste gelijkwaardig is aan de bescherming van dergelijke gegevens door de partij die de gegevens verstrekt.

  • 3. Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke of administratieve procedures betreffende met de douanewetgeving strijdige handelingen wordt beschouwd als gebruik voor de toepassing van dit protocol. De partijen kunnen derhalve bij de bewijsvoering, in verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruikmaken van de informatie die zij op grond van dit protocol hebben verkregen en van de documenten waarin zij op grond van dit protocol inzage hebben gekregen. De bevoegde instantie die de informatie heeft verstrekt of die inzage heeft gegeven in de documenten, wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.

  • 4. De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt. Indien een van de partijen dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, moet zij de autoriteit die de informatie heeft verstrekt vooraf om schriftelijke toestemming vragen. Voor dit gebruik gelden dan de eventueel door deze instantie vastgestelde beperkingen.

Artikel 11 Deskundigen en getuigen

Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd om, binnen de grenzen van de hem verleende machtiging, als deskundige of getuige te verschijnen in gerechtelijke of administratieve procedures betreffende onder dit protocol vallende aangelegenheden en daarbij de voor de procedure noodzakelijke voorwerpen, documenten of gewaarmerkte afschriften voor te leggen. In de dagvaarding dient uitdrukkelijk te worden vermeld voor welke rechterlijke of administratieve instantie de ambtenaar moet verschijnen en over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid hij zal worden ondervraagd.

Artikel 12 Kosten van de bijstand

De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die op grond van dit protocol worden gedaan, met uitzondering van eventuele uitgaven voor deskundigen en getuigen en voor tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 13 Tenuitvoerlegging

  • 1. Dit protocol wordt ten uitvoer gelegd door de douaneautoriteiten van Korea, enerzijds, en de bevoegde diensten van de Europese Commissie en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, anderzijds. Zij stellen alle voor de toepassing van dit protocol noodzakelijke praktische maatregelen en regelingen vast, rekening houdend met de geldende voorschriften, met name op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde instanties aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht.

  • 2. De partijen plegen onderling overleg en lichten elkaar in over alle uitvoeringsbepalingen die zij op grond van dit protocol vaststellen.

Artikel 14 Andere overeenkomsten

  • 1. Met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Europese Unie en de lidstaten van de Europese Unie:

    • a. laat dit protocol de verplichtingen van de partijen uit hoofde van andere internationale overeenkomsten of verdragen onverlet;

    • b. wordt dit protocol geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie en Korea zijn of kunnen worden gesloten; en

    • c. doet dit protocol geen afbreuk aan de bepalingen van de Europese Unie betreffende de doorgifte, tussen de bevoegde diensten van de Europese Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Europese Unie.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 prevaleert dit protocol boven bilaterale overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie en Korea zijn of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van die overeenkomsten strijdig zijn met die van dit protocol.

  • 3. Ten aanzien van vraagstukken in verband met de toepassing van dit protocol plegen de partijen onderling overleg om deze op te lossen in het kader van het bij artikel 6.16 van deze overeenkomst ingestelde Douanecomité.



Protocol betreffende culturele samenwerking

De partijen,

Geratificeerd hebbend het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, hierna het „Unesco-Verdrag” genoemd, dat op 20 oktober 2005 in Parijs is aangenomen en op 18 maart 2007 in overeenstemming met de in lid 3 van artikel 15.10 (Inwerkingtreding) vastgelegde procedure in werking is getreden, zijnde voornemens het Unesco-verdrag daadwerkelijk ten uitvoer te leggen en in het kader daarvan op basis van de beginselen van dat verdrag samen te werken door middel van acties in overeenstemming met dat verdrag,

Erkennend dat de cultuurindustrie en de verscheidenheid van culturele goederen en diensten van belang zijn als activiteiten met een culturele, economische en sociale waarde,

Erkennend dat het door deze overeenkomst ondersteunde proces een mondiale strategie ter bevordering van een rechtvaardige groei en een hechtere samenwerking tussen de partijen op economisch, cultureel en handelsgebied behelst,

Eraan herinnerend dat de doelstellingen van dit protocol worden aangevuld en ondersteund door al bestaande en toekomstige beleidsinstrumenten die in ander verband worden beheerd, teneinde:

  • a) de capaciteit en onafhankelijkheid van de cultuurindustrie van de partijen te versterken;

  • b) plaatselijke en regionale culturele inhoud te bevorderen,

  • c) culturele diversiteit te erkennen, te beschermen en te bevorderen als voorwaarden voor een geslaagde dialoog tussen culturen, en

  • d) het culturele erfgoed te erkennen, te beschermen en te bevorderen en de erkenning ervan door de plaatselijke bevolking te stimuleren, in het besef dat het een waardevol middel is om uiting te geven aan culturele identiteit,

Erop wijzend dat de culturele samenwerking tussen de partijen moet worden vergemakkelijkt en dat daartoe onder meer per geval rekening moet worden gehouden met de ontwikkelingsgraad van hun cultuurindustrie, met het niveau van en de structurele onevenwichtigheden bij culturele uitwisselingen en met het bestaan van regelingen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud,

Komen het volgende overeen:

Artikel 1 Toepassingsgebied, doelstellingen en definities

  • 1. Onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst stelt dit protocol het kader vast waarbinnen de partijen samenwerken om de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten, onder meer in de audiovisuele sector, te vergemakkelijken.

  • 2. De uitsluiting van audiovisuele diensten uit het toepassingsgebied van hoofdstuk zeven (Handel in diensten, vestiging en elektronische handel) laat de uit dit protocol voortvloeiende rechten en verplichtingen onverlet. Voor vraagstukken betreffende de tenuitvoerlegging van dit protocol maken de partijen gebruik van de procedures van de artikelen 3 en 3 bis.

  • 3. Zonder afbreuk te doen aan hun capaciteit om hun eigen cultureel beleid op te stellen en uit te voeren en ernaar strevend deze capaciteit verder te ontwikkelen, teneinde de culturele diversiteit te beschermen en te bevorderen, spannen de partijen zich in samen te werken om de voorwaarden voor de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten te verbeteren en eventuele structurele onevenwichtigheden en asymmetrieën bij die uitwisseling te verhelpen.

  • 4. Voor de toepassing van dit protocol:

    gelden voor culturele diversiteit, culturele inhoud, cultuuruitingen, culturele activiteiten, goederen en diensten en cultuurindustrie de definities van het Unesco-Verdrag, en wordt verstaan onder kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars: natuurlijke personen die culturele activiteiten uitvoeren, culturele goederen produceren of in de rechtstreekse verlening van culturele diensten participeren.

AFDELING A HORIZONTALE BEPALINGEN

Artikel 2 Culturele uitwisseling en dialoog
  • 1. De partijen streven ernaar hun capaciteit voor de vaststelling en ontwikkeling van hun cultuurbeleid te cultiveren, hun cultuurindustrie te ontwikkelen en meer mogelijkheden te bieden voor de uitwisseling van culturele goederen en diensten van de partijen, onder meer door ervoor te zorgen dat aanspraak kan worden gemaakt op regelingen ter bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud.

  • 2. De partijen werken samen bij de bevordering van de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering en een ruimere uitwisseling van informatie, zowel op het gebied van culturele en audiovisuele aangelegenheden door middel van een dialoog, als op het gebied van goede praktijken bij de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten. Deze dialoog vindt plaats in het Comité voor culturele samenwerking en, waar en wanneer nodig, in andere relevante fora.

Artikel 3 Comité voor culturele samenwerking
  • 1. Uiterlijk zes maanden na de toepassing van dit protocol wordt een Comité voor culturele samenwerking opgericht. Dit comité bestaat uit hoge ambtenaren uit de overheidsdiensten van elk van beide partijen, die over deskundigheid en ervaring op het gebied van culturele aangelegenheden en praktijken beschikken.

  • 2. Het Comité voor culturele samenwerking komt binnen een jaar na de toepassing van dit protocol bijeen, en vervolgens wanneer nodig en ten minste een keer per jaar, teneinde toezicht te houden op de uitvoering van dit protocol.

  • 3. In afwijking van de institutionele bepalingen van hoofdstuk vijftien (Institutionele, algemene en slotbepalingen) is het Handelscomité niet bevoegd voor dit protocol en vervult het Comité voor culturele samenwerking ten aanzien van dit protocol alle taken van het Handelscomité, voor zover deze van belang zijn voor de uitvoering van dit protocol.

  • 4. Elk van beide partijen wijst binnen zijn diensten een bureau aan dat voor de andere partij als contactpunt voor de uitvoering van dit protocol dient.

  • 5. Elk van beide partijen richt (een) interne adviesgroep(en) voor culturele samenwerking op, bestaande uit vertegenwoordigers van de culturele en audiovisuele sector, die actief zijn op de door dit protocol bestreken gebieden; deze groep of groepen worden geraadpleegd over kwesties betreffende de uitvoering van dit protocol.

  • 6. Een partij kan om overleg met de andere partij in het Comité voor culturele samenwerking verzoeken over aangelegenheden van wederzijds belang die zich in verband met dit protocol voordoen. Het comité komt in dat geval onverwijld bijeen en stelt alles in het werk om een voor beide partijen bevredigende oplossing te vinden. Het kan daarbij aan de interne adviesgroep(en) van een van de partijen of van beide partijen advies vragen en elk van beide partijen kan zijn eigen interne adviesgroep(en) om advies vragen.

Artikel 3 bis Beslechting van geschillen

Tenzij de partijen anders overeenkomen, en alleen wanneer een in artikel 3, lid 6, van dit protocol bedoelde aangelegenheid niet op bevredigende wijze kon worden opgelost door middel van de in dat artikel beschreven overlegprocedure, is hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) op dit protocol van toepassing, met inachtneming van de volgende wijzigingen:

  • a. alle verwijzingen in hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) naar het Handelscomité zijn als verwijzingen naar het Comité voor culturele samenwerking te beschouwen;

  • b. voor de toepassing van artikel 14.5 (Instelling van het arbitragepanel) trachten de partijen overeenstemming te bereiken over scheidsrechters met de nodige kennis en ervaring op de gebieden die onder dit protocol vallen. Wanneer de partijen geen overeenstemming over de samenstelling van het arbitragepanel bereiken, worden de scheidsrechters volgens de procedure van artikel 14.5, lid 3, door loting aangewezen uit de overeenkomstig c) opgestelde lijst en niet uit de in artikel 14.18 (Lijst van scheidsrechters) bedoelde lijst.

  • c. het Comité voor culturele samenwerking stelt onmiddellijk na zijn oprichting een lijst van vijftien personen op die bereid en in staat zijn om als scheidsrechter op te treden. Elk van beide partijen stelt vijf personen voor die als scheidsrechter kunnen optreden. De partijen kiezen in onderling overleg bovendien vijf personen die geen onderdaan van een van de partijen zijn en die als voorzitter van het arbitragepanel kunnen fungeren. Het Comité voor culturele samenwerking ziet erop toe dat de lijst te allen tijde uit dit aantal personen blijft bestaan. De scheidsrechters moeten kennis en ervaring op het onder dit protocol vallende gebied hebben. Als scheidsrechters zijn zij onafhankelijk, treden zij op persoonlijke titel op, nemen zij geen instructies aan van enige organisatie of regering ten aanzien van het geschil betreffende aangelegenheden en nemen zij bijlage 14-C (Gedragscode voor leden van arbitragepanels en voor bemiddelaars) in acht;

  • d. bij het kiezen van verplichtingen die ingevolge lid 2 van artikel 14.11 (Tijdelijke maatregelen bij niet-naleving) bij een geschil in verband met dit protocol worden opgeschort, beperkt de klagende partij zich tot verplichtingen die uit dit protocol voortvloeien; en

  • e. onverminderd artikel 14.11, lid 2, mag de klagende partij geen uit dit protocol voortvloeiende verplichtingen opschorten bij geschillen die zich niet in verband met dit protocol voordoen.

Artikel 4 Kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars
  • 1. De partijen streven naar vergemakkelijking, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, van de toegang tot en het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars uit de andere partij, die niet in aanmerking komen voor voordelen uit ingevolge hoofdstuk zeven (Handel in diensten, vestiging en elektronische handel) aangegane verbintenissen en die:

    • a. als kunstenaar, acteur, technicus of als andere professional uit de cultuursector of als cultuurbeoefenaar uit de andere partij betrokken zijn bij de opname van speelfilms of televisieprogramma’s, of die

    • b. als kunstenaar of andere professional uit de cultuursector of als cultuurbeoefenaar, bijvoorbeeld als beeldend of uitvoerend kunstenaar, kunstleraar, componist, auteur, aanbieder van amusement e.d. van de andere partij betrokken zijn bij culturele activiteiten, zoals bijvoorbeeld de opname van muziek, of een actieve rol spelen bij culturele evenementen zoals, onder meer, boekenbeurzen en festivals,

    mits zij hun diensten niet aan het grote publiek verkopen of deze niet zelf verlenen, niet op eigen naam een beloning ontvangen uit een bron binnen de partij waar zij tijdelijk verblijven, en geen diensten verlenen in het kader van een contract tussen een rechtspersoon zonder commerciële aanwezigheid in de partij waar de kunstenaar of andere professional uit de cultuursector of cultuurbeoefenaar tijdelijk verblijft, enerzijds, en een consument in die partij, anderzijds.

  • 2. Wanneer de toegang tot en het tijdelijk verblijf op het grondgebied van de partijen, zoals bedoeld in lid 1, worden toegestaan, geldt deze toestemming voor niet meer dan 90 dagen in een periode van twaalf maanden.

  • 3. De partijen streven ernaar om in overeenstemming met hun respectieve wetgeving de opleiding van en betere contacten tussen kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars te bevorderen; daarbij gaat het om:

    • a. theaterproducenten, zanggroepen en leden van bands en orkesten;

    • b. auteurs, componisten, beeldhouwers, entertainers en andere individuele artiesten;

    • c. kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars die in de rechtstreekse verlening van diensten door circussen, pretparken en dergelijke attracties participeren; en

    • d. kunstenaars en andere professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars die in de rechtstreekse verlening van diensten door ballrooms, discotheken en dansscholen participeren.

AFDELING B SECTORSPECIFIEKE BEPALINGEN

ONDERAFDELING A BEPALINGEN BETREFFENDE AUDIOVISUELE WERKEN
Artikel 5 Audiovisuele coproducties
  • 1. Voor de toepassing van dit protocol wordt onder coproductie verstaan een audiovisueel werk dat door producenten uit Korea en de EU gezamenlijk wordt geproduceerd en waarin die producenten in overeenstemming met dit protocol hebben geïnvesteerd1).

  • 2. De partijen stimuleren onderhandelingen over nieuwe, en de uitvoering van bestaande, coproductieovereenkomsten tussen een of meer lidstaten van de Europese Unie en Korea. Zij herbevestigen dat de lidstaten van de Europese Unie en Korea financiële voordelen kunnen toekennen aan audiovisuele coproducties, zoals omschreven in bestaande of toekomstige bilaterale coproductieovereenkomsten waarbij een of meer lidstaten van de Europese Unie en Korea partij zijn.

  • 3. In overeenstemming met hun respectieve wetgeving bevorderen de partijen coproducties tussen producenten uit de EU en uit Korea, onder meer door ervoor te zorgen dat voor coproducties aanspraak kan worden gemaakt op hun respectieve regelingen ter bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud.

  • 4. Voor audiovisuele coproducties kan aanspraak worden gemaakt op de EU-regeling voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud zoals bedoeld in lid 3, omdat zij beschouwd worden als „Europese productie” in de zin van artikel 1, punt n) i), van Richtlijn 89/552/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2007/65/EG of bij latere wijzigingen, met het oog op de in artikel 4, lid 1, en artikel 3 decies, lid 1, van Richtlijn 89/552/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2007/65/EG of bij latere wijzigingen2), bedoelde bevordering van audiovisuele werken.

  • 5. Voor audiovisuele coproducties kan aanspraak worden gemaakt op Koreaanse regelingen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud zoals bedoeld in lid 3, omdat zij voor de toepassing van artikel 40 van de Wet inzake de bevordering van speelfilms en videoproducties (Wet nr. 9676 van 21 mei 2009) of latere wijzigingen daarvan, artikel 71 van de Omroepwet (Wet nr. 9280 van 31 december 2008) of latere wijzigingen daarvan, en het Bericht betreffende de programmaverhouding (Bericht nr. 2008-135 van de Koreaanse Communicatiecommissie van 31 december 2008) of latere wijzigingen daarvan3) als Koreaans werk worden beschouwd.

  • 6. Voor coproducties kan aanspraak worden gemaakt op de in de leden 4 en 5 bedoelde regelingen van de partijen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de audiovisuele coproducties komen tot stand door samenwerking tussen ondernemingen die rechtstreeks of door een meerderheidsaandeel in handen zijn en blijven van een lidstaat van de Europese Unie of van Korea en/of van onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie of van Korea;

    • b. de representatieve directeur(en) of manager(s) van de coproducerende ondernemingen, is (zijn) onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of van Korea en kan (kunnen) aantonen dat hij (zij) daar hun wettige verblijfplaats heeft (hebben);

    • c. voor alle audiovisuele coproducties andere dan tekenfilms is de participatie van producenten uit twee lidstaten van de Europese Unie vereist. Voor tekenfilms is participatie van producenten uit drie lidstaten van de Europese Unie vereist. De financiële bijdrage van de producent of producenten uit elk van die lidstaten van de Europese Unie bedraagt ten minste 10%;

    • d. de respectieve financiële bijdrage van alle producenten uit de EU samen en van alle producenten uit Korea samen aan een audiovisuele coproductie andere dan een tekenfilm moet ten minste 30% van de totale productiekosten van die coproductie bedragen. Voor tekenfilms moet de respectieve bijdrage ten minste 35% van de totale productiekosten bedragen;

    • e. de bijdrage van alle producenten samen van elk van de partijen omvat een daadwerkelijke technische en artistieke participatie, waarbij de bijdragen van beide partijen met elkaar in evenwicht zijn. In het bijzonder mag de technische en artistieke bijdrage van alle producenten samen van elk van de partijen bij audiovisuele coproducties andere dan tekenfilms niet meer dan 20 procentpunten afwijken van hun financiële bijdrage en in geen geval meer dan 70% van de totale bijdrage uitmaken. Bij tekenfilms mag de technische en artistieke bijdrage van alle producenten samen van elk van de partijen niet meer dan 10 procentpunten afwijken van hun financiële bijdrage en in geen geval meer dan 65% van de totale bijdrage uitmaken;

    • f. producenten uit derde landen die het Unesco-Verdrag hebben geratificeerd, mogen, waar dat mogelijk is, voor maximaal 20% in de totale productiekosten en/of de technische en artistieke bijdrage in de audiovisuele coproductie participeren.

  • 7. De partijen herbevestigen dat het recht om voor coproducties aanspraak te maken op de in de leden 4 en 5 bedoelde regelingen van de partijen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud wederzijdse voordelen meebrengt en dat coproducties die aan de criteria van lid 6 voldoen als Europese/Koreaanse producties in de zin van de leden 4 en 5 worden beschouwd zonder dat verdere voorwaarden dan die van lid 6 worden opgelegd.

  • 8.

    • a. Het recht om voor coproducties aanspraak te maken op de in de leden 4 en 5 bedoelde regelingen van de partijen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud geldt voor een periode van drie jaar gerekend vanaf de toepassing van dit protocol. Op advies van de interne adviesgroepen zal het Comité voor culturele samenwerking zes maanden voor het verstrijken van die periode in gezamenlijk overleg nagaan of de tenuitvoerlegging van het recht van aanspraak heeft geleid tot een grotere culturele diversiteit en tot een grotere, voor beide partijen voordelige samenwerking inzake coproducties.

    • b. Het recht van aanspraak wordt met drie jaar verlengd en daarna automatisch telkens met perioden van dezelfde duur, tenzij een van de partijen het recht van aanspraak ten minste drie maanden voor het verstrijken van de aanvankelijke of verlengingsperiode schriftelijk opzegt. Zes maanden voor het verstrijken van elke verlengingsperiode verricht het Comité voor culturele samenwerking een beoordeling zoals die welke onder a) wordt beschreven.

    • c. Tenzij de partijen anders besluiten, belet opzegging van het recht van aanspraak niet dat coproducties onder de voorwaarden van lid 6 in aanmerking komen voor de in de leden 4 en 5 bedoelde regelingen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud, wanneer de datum van eerste uitzending of vertoning van die coproducties op het respectieve grondgebied van de partijen vóór het einde van de betrokken periode plaatsheeft.

  • 9. Gedurende de tijd dat voor coproducties aanspraak kan worden gemaakt op de in de leden 4 en 5 bedoelde regelingen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud, houden de partijen, met name via de interne adviesgroepen, regelmatig toezicht op de uitvoering van lid 6 en stellen zij het Comité voor culturele samenwerking in kennis van eventuele problemen ter zake. Op verzoek van een partij kan het Comité voor culturele samenwerking het recht van aanspraak op de in de leden 4 en 5 bedoelde regelingen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud en/of de criteria van lid 6 aan een nieuw onderzoek onderwerpen.

  • 10. Op voorwaarde dat zij ten minste twee maanden van tevoren hiervan kennis geeft, kan een partij het recht van aanspraak op haar in de leden 4 en 5 bedoelde regeling(en) voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud opschorten indien de rechten die op grond van deze leden aan coproducties zijn voorbehouden negatief beïnvloed worden door een wijziging van de in deze leden bedoelde wetgeving door de andere partij. Voordat zij tot opschorting overgaat, bespreekt en onderzoekt de kennisgevende partij in het Comité voor culturele samenwerking samen met de andere partij de aard en gevolgen van de wetswijzigingen.

Artikel 6 Andere audiovisuele samenwerking
  • 1. De partijen streven ernaar audiovisuele werken van de andere partij door de organisatie van festivals, seminars en dergelijke initiatieven te bevorderen.

  • 2. Afgezien van de in artikel 2, lid 2, van dit protocol bedoelde dialoog vergemakkelijken de partijen de samenwerking op omroepgebied teneinde de culturele uitwisseling te stimuleren, onder meer door middel van:

    • a. bevordering van de uitwisseling van informatie en van gedachtewisselingen over het omroepbeleid en de omroepregelgeving tussen bevoegde instanties;

    • b. stimulering van samenwerking en uitwisseling tussen de omroepen;

    • c. stimulering van de uitwisseling van audiovisuele werken; en

    • d. stimulering van bezoeken en deelname aan internationale omroep evenementen op het grondgebied van de andere partij.

  • 3. De partijen streven ernaar de toepassing van internationale en regionale normen te vergemakkelijken, teneinde de compatibiliteit en interoperabiliteit van audiovisuele technologieën te waarborgen en daardoor bij te dragen aan een betere culturele uitwisseling. Zij werken hiertoe samen.

  • 4. De partijen streven ernaar de verhuur en lease van technisch materiaal en technische uitrusting, zoals radio- en televisieapparatuur, muziekinstrumenten en studio-opnameapparatuur, die nodig zijn om audiovisuele werken tot stand te brengen en op te nemen, te vergemakkelijken.

  • 5. De partijen streven ernaar de digitalisering van audiovisuele archieven te vergemakkelijken.

Artikel 7 Tijdelijke invoer van materiaal en uitrusting voor de opname van audiovisuele werken
  • 1. Elk van beide partijen stimuleert waar passend de bevordering van zijn grondgebied als locatie voor de opname van speelfilms en televisieprogramma’s.

  • 2. In afwijking van de bepalingen over de handel in goederen in deze overeenkomst en in overeenstemming met hun respectieve wetgeving doen de partijen onderzoek naar de tijdelijke invoer uit het grondgebied van de ene partij naar dat van de andere partij van het technische materiaal en de technische uitrusting die door professionals uit de cultuursector en cultuurbeoefenaars voor de opname van speelfilms en televisieprogramma’s worden benodigd, en geven zij daarvoor toestemming.

ONDERAFDELING B BEVORDERING VAN CULTURELE SECTOREN ANDERE DAN DE AUDIOVISUELE SECTOR
Artikel 8 Uitvoerende kunsten
  • 1. De partijen vergemakkelijken door middel van passende programma’s en in overeenstemming met hun respectieve wetgeving de totstandbrenging van nauwere contacten tussen beoefenaren van de uitvoerende kunsten op gebieden als beroepsuitwisselingen en -opleiding, onder meer ten aanzien van de deelname aan audities, de ontwikkeling van netwerken en de bevordering van netwerking.

  • 2. De partijen stimuleren gezamenlijke producties op het gebied van de uitvoerende kunsten tussen producenten uit een of meer lidstaten van de Europese Unie en Korea.

  • 3. De partijen stimuleren de ontwikkeling van internationale normen op het gebied van de theatertechnologie en de voor toneeluitvoeringen gebruikte tekens, onder meer via passende normalisatie-instellingen. Zij vergemakkelijken hiertoe de samenwerking.

Artikel 9 Publicaties

De partijen vergemakkelijken, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, de uitwisseling van publicaties met de andere partij en de verspreiding van publicaties van de andere partij door, onder meer:

  • a. de organisatie van beurzen, seminars en literaire en dergelijke evenementen in verband met publicaties, met inbegrip van mobiele faciliteiten voor openbare lezingen;

  • b. de vergemakkelijking van gezamenlijke uitgaven en vertalingen; en

  • c. de vergemakkelijking van beroepsuitwisselingen en -opleiding voor bibliothecarissen, schrijvers, vertalers, boekhandelaren en uitgevers.

Artikel 10 Bescherming van cultureel erfgoed en historische monumenten

De partijen stimuleren, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving en onverminderd de voorbehouden in hun verbintenissen in de andere bepalingen van deze overeenkomst, door middel van passende programma’s de uitwisseling van kennis en goede praktijken betreffende de bescherming van cultureel erfgoed en historische monumenten met het oog op de werelderfgoedlijst van de Unesco; hiertoe bevorderen zij de uitwisseling van deskundigen, werken zij samen op het gebied van beroepsopleiding, organiseren zij bewustmakingscampagnes onder de plaatselijke bevolking en adviseren zij over de bescherming van historische monumenten en beschermde zones en over wetgeving en maatregelen inzake het culturele erfgoed, en met name de integratie van dat erfgoed in het lokale leven.



Memorandum van overeenstemming over de grensoverschrijdende verlening van verzekeringsdiensten waarvoor in bijlage 7-a (lijst van verbintenissen) verbintenissen zijn aangegaan

Met betrekking tot de grensoverschrijdende verlening van verzekeringsdiensten waarvoor in bijlage 7-A (Lijst van verbintenissen) verbintenissen zijn aangegaan, te weten de verzekering van risico’s in verband met:

  • a. zeevaart, commerciële luchtvaart, lancering van en vrachtvervoer middels ruimtevaartuigen (satellieten inbegrepen) waarbij het volgende volledig of gedeeltelijk wordt gedekt: de vervoerde goederen, het voertuig waarmee de goederen worden vervoerd en de daaruit voorvloeiende aansprakelijkheid; en

  • b. goederen in het internationale douanevervoer,

    bevestigen de partijen dat, wanneer een lidstaat van de Europese Unie voorschrijft dat dergelijke diensten alleen mogen worden verleend door een in de Europese Unie gevestigde dienstverlener, een Koreaanse financiële dienstverlener via zijn vestiging in een van de lidstaten van de Europese Unie die diensten mag verlenen in de andere lidstaten van de Europese Unie zonder daar gevestigd te zijn. Ter verdere verduidelijking: de verlening van een financiële dienst omvat de productie, distributie, marketing, verkoop en levering van die dienst.

Het overleg tussen de Europese Commissie en de lidstaten van de Europese Unie die vestiging in de Europese Unie als vereiste handhaven, wordt voortgezet met het oog op verdere stappen ter vergemakkelijking van de verlening van deze diensten op hun grondgebied. De EU begroet het Koreaanse voorstel om in de toekomst hierover te onderhandelen teneinde tot een overeenkomst te komen.

Dit memorandum van overeenstemming is een integrerend deel van deze overeenkomst.



Memorandum van overeenstemming over het hervormingsplan voor de Koreaanse postdiensten1)

Tijdens de onderhandelingen over deze overeenkomst heeft de Koreaanse delegatie de delegatie van de Europese Unie een toelichting gegeven over de intenties van de Koreaanse regering ten aanzien van haar hervormingsplan voor de postdiensten.

In dit verband wees Korea de delegatie van de Europese Unie op onderstaande aspecten van zijn hervormingsplan.

Korea is voornemens de uitzonderingen op het monopolie van de Koreaanse Post geleidelijk uit te breiden en meer particuliere bezorgingsdiensten toe te staan. Hiertoe zullen de Postwet, alsmede aanverwante wetgeving of ondergeschikte verordeningen worden gewijzigd.

  • a. Nadat deze wijzigingen in wet zijn vastgelegd, zal door een herdefiniëring van het begrip duidelijker zijn wat onder de brievenpost van de Koreaanse Post valt en zullen de uitzonderingen op het brievenpostmonopolie aan de hand van objectieve normen, zoals gewicht, prijs of een combinatie van beide, worden uitgebreid.

  • b. Bij het bepalen van de aard en omvang van bovengenoemde wijzigingen zal Korea verschillende factoren in aanmerking nemen, zoals de situatie op de binnenlandse markt, de ervaring van andere landen met het openstellen van de postmarkt en de noodzaak een universele dienst te waarborgen. Korea is voornemens deze wijzigingen binnen drie jaar na ondertekening van deze overeenkomst ten uitvoer te leggen.

Door toepassing van deze gewijzigde criteria zal Korea ervoor zorgen dat alle verleners van postbezorgings- en expresbesteldiensten in Korea zonder onderscheid hun diensten kunnen aanbieden.

Korea zal tevens artikel 3 van het Besluit tot uitvoering van de Postwet wijzigen en daardoor de uitzonderingen op het monopolie van de Koreaanse Post met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst uitbreiden tot alle internationale expresbesteldiensten voor documenten. Om een grotere zekerheid te waarborgen, vallen in de lidstaten van de Europese Unie de internationale en interne expresbesteldiensten voor alle documenten niet onder het monopolie van de postdiensten.



Memorandum van overeenstemming over specifieke verbintenissen inzake telecommunicatie

Tussen de delegatie van Korea en die van de Europese Unie is bij de onderhandelingen over specifieke verbintenissen inzake telecommunicatie in deze overeenkomst over het volgende overeenstemming bereikt:

Indien een partij de verlening van een vergunning voor de levering van openbare telecommunicatiediensten aan een rechtspersoon uit de partij waarin een persoon uit de andere partij een aandelenbelang heeft, afhankelijk stelt van de bevinding dat de levering van die diensten in het algemeen belang is, ziet zij erop toe: i) dat die bevinding en de procedures voor het komen tot die bevinding gebaseerd zijn op objectieve en transparante criteria; ii) dat wordt uitgegaan van een vermoeden dat de verlening van een vergunning aan een persoon uit de partij waarin een persoon uit de andere partij een aandelenbelang heeft, in het algemeen belang is; en iii) dat procedures in dit verband in overeenstemming met de artikelen 7.22 (Transparantie en vertrouwelijke informatie), 7.23 (Interne regelgeving) en 7.36 (Beslechting van telecommunicatiegeschillen) worden ontwikkeld.

Dit memorandum van overeenstemming is een integrerend deel van deze overeenkomst.



Memorandum van overeenstemming over zonering, stadsplanning en milieubescherming

Bij de onderhandelingen over hoofdstuk zeven (Handel in diensten, vestiging en elektronische handel) van deze overeenkomst hebben de partijen overleg gepleegd over de voorschriften betreffende zonering, stadsplanning en milieubescherming die bij de ondertekening van deze overeenkomst in Korea en in de Europese Unie van toepassing zijn.

De partijen zijn het erover eens dat voorschriften, met inbegrip van die over zonering, stadsplanning en milieubescherming, die bestaan in niet-discriminerende en niet-kwantitatieve maatregelen ten aanzien van vestiging, niet in de lijst met verbintenissen worden opgenomen.

Op basis van de hierboven beschreven gemeenschappelijke benadering bevestigen de partijen dat door Korea in het kader van de volgende wetten toegepaste specifieke maatregelen niet in de lijst met verbintenissen worden opgenomen:

  • Wet inzake het heraanpassingsplan voor het hoofdstedelijk gebied Seoel

  • Wet inzake industriële clusterontwikkeling en fabrieksvestiging

  • Bijzondere wet inzake de verbetering van de luchtkwaliteit in het hoofdstedelijk gebied Seoel

De partijen bevestigen hun recht om nieuwe voorschriften inzake zonering, stadsplanning en ilieubescherming in te voeren.

Dit memorandum van overeenstemming is een integrerend deel van deze overeenkomst.


D. PARLEMENT

De Vrijhandelsovereenkomst, met Bijlagen, Aanhangsels, Protocollen, Aantekeningen, Memoranda van overeenstemming en Gezamenlijke verklaringen, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Vrijhandelsovereenkomst, met Bijlagen, Aanhangsels, Protocollen, Aantekeningen, Memoranda van overeenstemming en Gezamenlijke verklaringen, kan worden gebonden.

E. PARTIJGEGEVENS

Kennisgeving van de voltooiing van de voor inwerkingtreding toepasselijke wettelijke vereisten en procedures is voorzien in artikel 15.10.

Partij

Onder tekening

Ratificatie

Type*

In werking

Opzegging

Buiten werking

België

16-09-10

         

Bulgarije

22-09-10

         

Cyprus

16-09-10

         

Denemarken

16-09-10

         

Duitsland

16-09-10

02-03-11

       

Estland

16-09-10

         

EU (Europese Unie)

06-10-10

         

Finland

16-09-10

         

Frankrijk

16-09-10

         

Griekenland

16-09-10

         

Hongarije

16-09-10

         

Ierland

16-09-10

         

Italië

16-09-10

         

Letland

16-09-10

         

Litouwen

16-09-10

         

Luxemburg

16-09-10

         

Malta

16-09-10

         

Nederlanden, het Koninkrijk der

16-09-10

03-02-11

       

– Nederland:

           

 – in Europa

           

 – Bonaire

           

 – Sint Eustatius

           

 – Saba

           

– Aruba

           

– Curaçao

           

– Sint Maarten

           

Oostenrijk

16-09-10

         

Polen

16-09-10

         

Portugal

16-09-10

         

Roemenië

16-09-10

         

Slovenië

16-09-10

         

Slowakije

16-09-10

         

Spanje

16-09-10

         

Tsjechië

16-09-10

         

Verenigd Koninkrijk, het

16-09-10

         

Zuid-Korea

06-10-10

         

Zweden

16-09-10

         

* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebonden heid, NB=Niet bekend

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de Vrijhandelsovereenkomst, met Bijlagen, Aanhangsels, Protocollen, Aantekeningen, Memoranda van overeenstemming en Gezamenlijke verklaringen, zullen ingevolge zijn artikel 15.10, tweede lid, in werking treden 60 dagen nadat de partijen schriftelijke kennisgevingen met elkaar hebben uitgewisseld waarin zij verklaren dat hun respectieve toepasselijke wettelijke vereisten en procedures, zijn afgesloten, of op een andere door de partijen overeengekomen datum.

J. VERWIJZINGEN

Verbanden

De Vrijhandelsovereenkomst, met Bijlagen, Aanhangsels, Protocollen, Aantekeningen, Memoranda van overeenstemming en Gezamenlijke verklaringen, dient ter uitvoering van:

Titel

:

Kaderovereenkomst inzake handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds;

Luxemburg, 28 oktober 1996

Tekst

:

Trb. 1997, 84 (Nederlands)

Laatste Trb.

:

Trb. 2006, 113

     

Titel

:

Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds;

Brussel, 10 mei 2010

Tekst

:

Trb. 2010, 172 (Nederlands)

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 172

Overige verwijzingen

Titel

:

Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie;

Versailles, 28 juni 1919

Tekst

:

Trb. 1975, 102 (Engels, Frans, zoals gewijzigd, en herziene vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1998, 290

     

Titel

:

Handvest van de Verenigde Naties;

San Francisco, 26 juni 1945

Tekst

:

Trb. 1979, 37 (Engels en Frans, zoals gewijzigd)

Trb. 1987, 113 (herziene vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 163

     

Titel

:

Universele Verklaring van de Rechten van de Mens;

Parijs, 10 december 1948

Tekst

:

Trb. 1969, 99 (Engels, vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1969, 99

     

Titel

:

Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad;

Brussel, 15 december 1950

Tekst

:

Trb. 1951, 120 (Frans, Engels)

Trb. 1953, 51 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2008, 132

     

Titel

:

Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten;

Rome, 6 december 1951

Tekst

:

Trb. 1952, 100 (Engels)

Trb. 1953, 73 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2007, 162

     

Titel

:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie1);

Rome, 25 maart 1957

Tekst

:

Trb. 1957, 74 (Frans)

Trb. 1957, 91 (Nederlands)

Laatste Trb.

:

Trb. 2011, 47

     

Titel

:

Verdrag nopens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;

Parijs, 14 december 1960

Tekst

:

Trb. 1961, 42 (Frans, Engels)

Trb. 1961, 60 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1994, 193

     

Titel

:

Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties;

Rome, 26 oktober 1961

Tekst

:

Trb. 1986, 182 (Engels, Frans en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1996, 16

     

Titel

:

Notawisseling tussen de Nederlandse en de Koreaanse Regering inzake de wederzijdse bescherming van octrooien en fabrieks- en handelsmerken;

Parijs, 8 december 1965

Tekst

:

Trb. 1966, 101 (Engels en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1966, 171

     

Titel

:

Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom van 20 maart 1883, zoals herzien te Brussel op 14 december 1900, te Washington op 2 juni 1911, te ’s-Gravenhage op 6 november 1925, te Londen op 2 juni 1934, te Lissabon op 31 oktober 1958 en te Stockholm op 14 juli 1967;

Stockholm, 14 juli 1967

Tekst

:

Trb. 1969, 144 (Frans)

Trb. 1970, 187 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2006, 157

     

Titel

:

Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886, aangevuld te Parijs op 4 mei 1896, herzien te Berlijn op 13 november 1908, aangevuld te Bern op 20 maart 1914, herzien te Rome op 2 juni 1928, te Brussel op 26 juni 1948, te Stockholm op 14 juli 1967 en te Parijs op 24 juli 1971;

Parijs, 24 juli 1971

Tekst

:

Trb. 1972, 157 (Frans, Engels, vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2006, 158

     

Titel

:

Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen;

Brussel, 14 juni 1983

Tekst

:

Trb. 1985, 108 (Frans, Engels en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2009, 144

     

Titel

:

Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten van 2 december 1961, zoals herzien te Genève op 10 november 1972, 23 oktober 1978, en 19 maart 1991;

Genève, 19 maart 1991

Tekst

:

Trb. 1992, 52 (Frans, Engels)

Trb. 1993, 153 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1998, 116

     

Titel

:

Verdrag betreffende de Europese Unie;

Maastricht, 7 februari 1992

Tekst

:

Trb. 1992, 74 (Nederlands)

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 248

     

Titel

:

Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering;

New York, 9 mei 1992

Tekst

:

Trb. 1992, 189 (Engels, Frans en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 324

     

Titel

:

Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie;

Marrakesh, 15 april 1994

Tekst

:

Trb. 1994, 235 (Engels)

Trb. 1995, 130 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1996, 325

     

Titel

:

Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994;

Marrakesh, 15 april 1994

Tekst

:

Trb. 1994, 235 (Engels)

Trb. 1995, 130 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1996, 325

     

Titel

:

Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom;

Marrakesh, 15 april 1994

Tekst

:

Trb. 1994, 235 (Engels)

Trb. 1995, 130 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2007, 102

     

Titel

:

Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten;

Marrakesh, 15 april 1994

Tekst

:

Trb. 1994, 235 (Engels)

Trb. 1995, 130 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2007, 191

     

Titel

:

Verdrag inzake het merkenrecht;

Genève, 27 oktober 1994

Tekst

:

Trb. 1995, 255 (Engels, Frans en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 225

     

Titel

:

Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht (WCT) (1996);

Genève, 20 december 1996

Tekst

:

Trb. 1997, 318 (Engels, Frans)

Trb. 1998, 247 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 59

     

Titel

:

Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT) (1996);

Genève, 20 december 1996

Tekst

:

Trb. 1997, 319 (Engels, Frans)

Trb. 1998, 248 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 60

     

Titel

:

Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering;

Kyoto, 11 december 1997

Tekst

:

Trb. 1998, 170 (Engels, Frans)

Trb. 1999, 110 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2007, 206

     

Titel

:

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Korea betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken;

Brussel, 10 april 1997

Tekst

:

Pb EU L 121 van 13 mei 1997, blz. 14-18

     

Titel

:

Protocol tot wijziging van de Internationale Overeenkomst inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures;

Brussel, 26 juni 1999

Tekst

:

Trb. 2001, 162 (Engels, Frans en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2006, 74

     

Titel

:

Verdrag inzake Octrooirecht;

Genève, 1 juni 2000

Tekst

:

Trb. 2001, 120 (Engels, Frans en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 326

     

Titel

:

Overeenkomst betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen;

Parijs, 20 oktober 2005

Tekst

:

Trb. 2007, 89 (Engels en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2009, 222

     

Titel

:

Verdrag van Singapore inzake het merkenrecht;

Singapore, 27 maart 2006

Tekst

:

Trb. 2007, 23 (Engels, vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 145

     

Titel

:

Overeenkomst tusen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Korea betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten;

Seoul, 23 mei 2009

Tekst

:

Pb EU L 202 van 4 augustus 2009, blz. 36-41

Uitgegeven de eerste april 2011.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

U. ROSENTHAL


X Noot
1)

De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Koreaanse tekst zijn niet opgenomen.

De Bijlagen, Aanhangsels en Aantekeningen liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

X Noot
1)

In deze overeenkomst wordt onder goederen verstaan producten als bedoeld in de GATT 1994, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald.

X Noot
2)

De partijen zijn het erover eens dat deze definitie de behandeling door de partijen, in overeenstemming met de WTO-Overeenkomst, van handel op basis van de meestbegunstigingsclausule, onverlet laat.

X Noot
3)

Een partij mag een importeur verzoeken om voldoende garantie te stellen in de vorm van een zekerheid, een borgsom of een ander passend instrument, waardoor de uiteindelijke betaling van de douanerechten, heffingen en vergoedingen in verband met de invoer van de goederen is gewaarborgd.

X Noot
4)

Het feit alleen dat voor natuurlijke personen afkomstig uit bepaalde landen wel en voor die uit andere landen niet een visum vereist is, wordt niet geacht voordelen op grond van een specifieke verbintenis in dit hoofdstuk en de bijlagen erbij teniet te doen of uit te hollen.

X Noot
5)

Onder hoofdbestuur wordt verstaan het hoofdkantoor waar de uiteindelijke besluitvorming plaatsvindt.

X Noot
6)

Overeenkomstig haar aanmelding van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bij de WTO (doc. WT/REG39/1) is volgens de EU het begrip „daadwerkelijke en voortdurende band” met de economie van een lidstaat van de Europese Unie, dat is neergelegd in artikel 48 van het Verdrag, gelijkwaardig aan het begrip „omvangrijke zakelijke transacties” in artikel V, lid 6, van de GATS. Dienovereenkomstig zal de EU aan een rechtspersoon die overeenkomstig de wetgeving van Korea is opgericht en alleen zijn statutaire zetel of hoofdbestuur op het grondgebied van Korea heeft, de uit deze overeenkomst voortvloeiende voordelen enkel toekennen indien die rechtspersoon een daadwerkelijke en duurzame band met de economie van Korea heeft.

X Noot
7)

Dit punt is niet van toepassing op het recht van vestiging.

X Noot
8)

Dat audiovisuele diensten van het toepassingsgebied van deze afdeling zijn uitgesloten, doet geen afbreuk aan rechten en verplichtingen die uit het Protocol betreffende culturele samenwerking voortvloeien.

X Noot
9)

Dit punt omvat tevens maatregelen waardoor aan een dienstverlener uit de andere partij voor grensoverschrijdende dienstverlening als voorwaarde wordt gesteld dat hij op het grondgebied van een partij een vestiging als bedoeld in artikel 7.9, onder a), heeft of daar ingezetene is.

X Noot
10)

Dit punt geldt niet voor maatregelen van een partij die de input voor de verlening van grensoverschrijdende diensten beperken.

X Noot
11)

Niets in dit artikel mag zodanig worden uitgelegd dat het toepassingsgebied van deze afdeling hierdoor wordt uitgebreid.

X Noot
12)

Onder „oprichting” en „overname” van een rechtspersoon wordt ook verstaan deelneming in het kapitaal van een rechtspersoon met het oogmerk duurzame economische banden tot stand te brengen of te handhaven.

X Noot
13)

Wanneer de economische activiteit niet rechtstreeks door een rechtspersoon maar door andere vestigingsvormen zoals een filiaal of een vertegenwoordig wordt uitgeoefend, wordt de investeerder met inbegrip van de rechtspersoon via deze vestiging niettemin behandeld overeenkomstig hetgeen in deze overeenkomst voor investeerders is voorzien. Een dergelijke behandeling wordt tevens toegekend aan de vestiging via welke de economische activiteit wordt uitgeoefend, maar hoeft niet te worden uitgebreid tot andere onderdelen van de investeerder die zich buiten het grondgebied waar de economische activiteit wordt uitgeoefend, bevinden.

X Noot
14)

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op bescherming van investeringen, anders dan de behandeling ingevolge artikel 7.12, procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staat daaronder begrepen.

X Noot
15)

Voor alle duidelijkheid: onder de verwerking van nucleair materiaal worden verstaan alle activiteiten die zijn vermeld in de „International Standard Industrial Classification of all Economic Activities”, zoals vastgesteld in „Statistical Office of the United Nations, Statistical Papers, Series M, N° 4, ISIC REV 3.1, 2002, code 2330”.

X Noot
16)

Oorlogsmaterieel is beperkt tot producten die uitsluitend zijn bestemd en vervaardigd voor militair gebruik in verband met oorlogsvoering of defensieactiviteiten.

X Noot
17)

Dat audiovisuele diensten van het toepassingsgebied van deze afdeling zijn uitgesloten, doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die uit het Protocol betreffende culturele samenwerking voortvloeien.

X Noot
18)

De punten a) tot en met c) zijn niet van toepassing op maatregelen die de productie van een landbouwproduct beperken.

X Noot
19)

Dit artikel is van toepassing op maatregelen ten aanzien van de samenstelling van raden van bestuur van een vestiging, zoals nationaliteits- en woonplaatsvereisten.

X Noot
20)

Niets in dit artikel mag zodanig worden uitgelegd dat het toepassingsgebied van deze afdeling hierdoor wordt uitgebreid.

X Noot
21)

De in dit lid neergelegde verplichting geldt niet voor niet onder dit hoofdstuk vallende bepalingen inzake de bescherming van investeringen, bepalingen inzake procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staat daaronder begrepen.

X Noot
22)

Dit omvat tevens dit hoofdstuk en de bijlagen 7-A en 7-C.

X Noot
23)

Van de ontvangende vestiging kan worden verlangd dat zij vooraf ter goedkeuring een opleidingsprogramma voor de volledige duur van het verblijf voorlegt, om aan te tonen dat het verblijf bedoeld is voor opleiding op het niveau van een universitaire graad.

X Noot
24)

Het in dit punt bedoelde dienstencontract moet in overeenstemming zijn met de wet- en regelgeving en de eisen van de partij waar het contract wordt uitgevoerd.

X Noot
25)

Een partij kan toestaan dat de periode overeenkomstig de op haar grondgebied toepasselijke wet- en regelgeving wordt verlengd.

X Noot
26)

Het in dit lid bepaalde doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die uit bilaterale overeenkomsten tot afschaffing van de visumplicht tussen Korea en de lidstaten van de Europese Unie voortvloeien.

X Noot
27)

Tenzij in bijlage 7-A anders is bepaald, mag geen der partijen verlangen dat een vestiging op hogere managementposities natuurlijke personen benoemt die een bepaalde nationaliteit hebben of op haar grondgebied woonachtig zijn.

X Noot
28)

Het in dit artikel bepaalde doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die uit bilaterale overeenkomsten tot afschaffing van de visumplicht tussen Korea en de lidstaten van de Europese Unie voortvloeien.

X Noot
29)

Onder „CPC” wordt verstaan de „Central Products Classification”, zoals vastgesteld in „Statistical Office of the United Nations, Statistical Papers, Series M, Nr. 77, CPC prov, 1991”.

X Noot
30)

Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat niets in dit artikel mag worden uitgelegd als dat daarmee, bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, een wijziging wordt beoogd van het regelgevingskader van de huidige regelgevende instantie in Korea die regels stelt voor particuliere koeriersdiensten.

X Noot
31)

Deze omvatten diensten die zijn vermeld in 2. Communicatiediensten, onder C. Telecommunicatiediensten, categorieën a tot en met g, in de MTN/GNS/W/120.

X Noot
32)

Elk van beide partijen beslist over het toepassingsgebied en de uitvoering van universele diensten.

X Noot
33)

Tarieven voor het verlenen van vergunningen omvatten niet betalingen in verband met veiling, aanbesteding of andere niet-discriminerende middelen om concessies te verlenen, of verplichte bijdragen voor het verlenen van een universele dienst.

X Noot
34)

Dit punt treedt uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in werking. Elk van beide partijen waarborgt dat vergoedingen voor vergunningen met de inwerkingtreding van deze overeenkomst op niet-discriminerende wijze worden geheven en toegepast.

X Noot
35)

Of „margin squeeze”, voor de EU.

X Noot
36)

Elk van beide partijen geeft aan deze verplichting uitvoering overeenkomstig haar desbetreffende regelgeving.

X Noot
37)

Voor geschillen tussen dienstverleners of tussen dienstverleners en gebruikers dient de beroepsinstantie onafhankelijk van de partijen in het geschil te zijn.

X Noot
38)

Een maatregel die wordt toegepast ten aanzien van in een partij gevestigde dienstverleners die niet door de financiële toezichthoudende autoriteit van die partij worden gereglementeerd en evenmin onder haar toezicht staan, wordt voor de toepassing van deze overeenkomst als prudentiële maatregel aangemerkt. Met het oog op de rechtszekerheid moet een dergelijke maatregel in overeenstemming met dit artikel worden getroffen.

X Noot
39)

Overeengekomen is dat de uitdrukking „prudentiële redenen” het handhaven van de veiligheid, degelijkheid, integriteit of financiële verantwoordelijkheid van individuele verleners van financiële diensten kan omvatten.

X Noot
40)

Met het oog op de rechtszekerheid betreft deze verbintenis de rechten en vrijheden die zijn vermeld in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de Guidelines for the Regulation of Computerized Personal Data Files (aangenomen bij resolutie 45/95 van de Algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990), en de OESO-richtsnoeren inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van grensoverschrijdend verkeer van persoonsgegevens (aangenomen door de OESO-Raad op 23 september 1980).

X Noot
41

De opname van de elektronische handel in dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan het Koreaanse standpunt over de vraag of leveringen langs elektronische weg als handel in diensten of als handel in goederen moeten worden beschouwd.

X Noot
42)

De uitzondering betreffende de openbare orde mag slechts worden ingeroepen in geval van een daadwerkelijke en voldoende ernstige bedreiging van de fundamentele maatschappelijke belangen.

X Noot
43)

Maatregelen die bedoeld zijn om directe belastingen op billijke of doeltreffende wijze te kunnen opleggen en innen omvatten maatregelen die een partij op grond van zijn belastingstelsel neemt en die:

  • a. van toepassing zijn op investeerders en dienstverleners die geen ingezetenen zijn, gezien het feit dat de fiscale verplichtingen van niet-ingezetenen worden vastgesteld op grond van belastbare feiten die hun oorsprong vinden of geschieden op het grondgebied van de partij;

  • b. van toepassing zijn op niet-ingezetenen om ervoor te zorgen dat belastingen op het grondgebied van de partij kunnen worden opgelegd of geïnd;

  • c. van toepassing zijn op niet-ingezetenen of ingezetenen ter voorkoming van belastingontwijking of -ontduiking, uitvoeringsbepalingen daaronder begrepen;

  • d. van toepassing zijn op gebruikers van diensten die op of vanaf het grondgebied van de andere partij worden verleend, om ervoor te zorgen dat door die gebruikers verschuldigde belastingen die hun bron op het grondgebied van de partij hebben, kunnen worden opgelegd of geïnd;

  • e. een onderscheid maken tussen enerzijds investeerders en dienstverleners die belastingplichtig zijn ter zake van wereldwijd belastbare feiten, en anderzijds andere investeerders en dienstverleners, gezien het verschil in de aard van de heffingsgrondslag tussen hen; of

  • f. inkomen, winst, voordeel, verlies, aftrek of krediet van ingezeten personen of filialen, dan wel tussen gelieerde personen of filialen van dezelfde persoon vaststellen, toewijzen of omslaan, om de belastinggrondslag van de partij te behouden.

De belastingvoorwaarden of -concepten in dit lid en deze voetnoot worden vastgesteld volgens de belastingdefinities en -concepten, dan wel gelijkwaardige of soortgelijke definities en concepten van het nationale recht van de partij die de maatregel neemt.

X Noot
44)

Onder „ernstige moeilijkheden voor het monetair beleid of het wisselkoersbeleid” wordt onder meer begrepen: ernstige betalingsbalans- of externe finan ciële moeilijkheden, en de vrijwaringsmaatregelen krachtens dit artikel zijn niet van toepassing op buitenlandse directe investeringen.

X Noot
45)

De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen dienen met name zodanig te worden toegepast dat zij:

  • a. niet tot confiscatie leiden;

  • b. in de praktijk niet tot een duaal of meervoudig koersstelsel leiden;

  • c. niet anderszins interfereren met het vermogen van de investeerder om een marktrendement te behalen op het grondgebied van de partij die vrijwaringsmaatregelen heeft genomen ten aanzien van de activa waarop de beperkingen zien;

  • d. geen onnodig nadeel toebrengen aan de commerciële, economische en financiële belangen van de andere partij;

  • e. van tijdelijke aard zijn en geleidelijk worden afgebouwd wanneer de situatie die tot dergelijke maatregelen noopt, verbetert; en

  • f. door de voor het wisselkoersbeleid bevoegde autoriteiten onverwijld worden bekendgemaakt.

X Noot
46)

De Europese Unie of lidstaten van de Europese Unie of Korea.

X Noot
47)

Zolang de omstandigheden van het tijdstip waarop de vrijwaringsmaatregelen of daarmee gelijkwaardige maatregelen zijn genomen, voortduren, kan de toepassing van vrijwaringsmaatregelen door de betrokken partij met nog eens zes maanden worden verlengd. Indien een partij in uiterst uitzonderlijke omstandigheden de vrijwaringsmaatregelen nog verder wil verlengen, pleegt zij vooraf overleg met de andere partij over de tenuitvoerlegging van de voorgestelde verlenging.

X Noot
48)

Opgenomen in WTO Document negs 268 (Job No[1].8274) van 19 november 2007.

X Noot
49)

Voor de toepassing van dit lid is retransmissie op het grondgebied van een partij via een gesloten en welbepaald netwerk van abonnees dat niet toegankelijk is van buiten het grondgebied van de partij, geen retransmissie op internet.

X Noot
50)

In deze onderafdeling heeft „geografische aanduiding” betrekking op:

  • a. geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen, in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn en tafelwijn met een geografische aanduiding, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006, Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008, Verordening (EEG) nr. 1601/1991 van de Raad van 10 juni 1991, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 en Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007, of bepalingen die deze verordeningen vervangen; en

  • b. geografische aanduidingen als bedoeld in de Wet op de kwaliteitscontrole van landbouwproducten (Wet nr. 9759 van 9 juni 2009) en de Wet op de alcoholbelasting (Wet nr. 8852 van 29 februari 2008) van Korea.

X Noot
51)

De bescherming van een geografische aanduiding krachtens deze onderafdeling doet geen afbreuk aan andere bepalingen in deze overeenkomst.

X Noot
52)

Wijn in de zin van deze onderafdeling is een product dat valt onder post 22.04 van het GS en dat:

  • a. voldoet aan Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007, Verordening (EG) nr. 606/2009 van de Commissie van 10 juli 2009 en Verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 of wetgeving ter vervanging daarvan, of

  • b. voldoet aan de Wet op de kwaliteitscontrole van landbouwproducten (Wet nr. 9759 van 9 juni 2009) en de Wet op de alcoholbelasting (Wet nr. 8852 van 29 februari 2008) van Korea.

X Noot
53)

Gearomatiseerde wijn in de zin van deze onderafdeling is een product dat valt onder post 22.05 van het GS en dat:

  • a. voldoet aan Verordening (EG) nr. 1601/1991 van de Raad van 10 juni 1991 of wetgeving ter vervanging daarvan, of

  • b. voldoet aan de Wet op de kwaliteitscontrole van landbouwproducten (Wet nr. 9759 van 9 juni 2009) en de Wet op de alcoholbelasting (Wet nr. 8852 van 29 februari 2008) van Korea.

X Noot
54)

Gedistilleerde dranken in de zin van deze onderafdeling zijn producten die vallen onder post 22.08 van het GS en die:

  • a. voldoen aan Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 en Verordening (EEG) nr. 1014/90 van de Commissie van 24 april 1990, of wetgeving ter vervanging daarvan, of

  • b. voldoen aan de Wet op de kwaliteitscontrole van landbouwproducten (Wet nr. 9759 van 9 juni 2009) en de Wet op de alcoholbelasting (Wet nr. 8852 van 29 februari 2008) van Korea.

X Noot
55)

Voor alle waren wordt „soortgelijke waren” uitgelegd overeenkomstig artikel 23, lid 1, van de TRIPs-overeenkomst betreffende het gebruik van een geografische aanduiding ter benoeming van wijnen voor wijnen die niet hun oorsprong hebben in de door de geografische aanduiding in kwestie aangeduide plaats, of van een geografische aanduiding ter benoeming van gedistilleerde dranken voor gedistilleerde dranken die niet hun oorsprong hebben in de door de geografische aanduiding in kwestie aangeduide plaats.

X Noot
56)

De partijen komen overeen om, indien een voorstel wordt gedaan door:

  • a. Korea voor een product van oorsprong dat binnen het toepassingsgebied van de in artikel 10.18, lid 2, en de voetnoten bij artikel 10.19 genoemde wetgeving van de Europese Unie valt; of

  • b. de Europese Unie voor een product van oorsprong dat binnen het toepassingsgebied van de in artikel 10.18, lid 1, en de voetnoten bij artikel 10.19 genoemde wetgeving van Korea valt,

om een oorsprongsbenaming aan deze overeenkomst toe te voegen, die door een van beide partijen door middel van een andere wet dan de wetten die bedoeld zijn in artikel 10.18, leden 1 en 2, en de voetnoten bij artikel 10.19 als geografische aanduiding in de zin van artikel 22, lid 1, van de TRIPs-overeenkomst is erkend, te onderzoeken of die geografische aanduiding krachtens deze onderafdeling aan deze overeenkomst kan worden toegevoegd.

X Noot
57)

Dit betreft wijzigingen van de geografische aanduiding als zodanig, met inbegrip van de naam en de productcategorie. Voor wijzigingen van specificaties zoals bedoeld in artikel 10.18, leden 3 en 4, of van de verantwoordelijke toezichtinstanties zoals bedoeld in artikel 10.18, lid 6, onder d), blijft alleen de partij bevoegd waaruit een geografische aanduiding van oorsprong is. Dergelijke wijzigingen kunnen ter informatie worden medegedeeld.

X Noot
58)

Voor een besluit tot beëindiging van de bescherming van een geografische aanduiding is alleen de partij bevoegd waaruit de geografische aanduiding van oorsprong is.

X Noot
59)

Korea beschouwt modellen niet als nieuw indien een identiek of soortgelijk model algemeen bekend of algemeen in bedrijf genomen was voordat de registratieaanvraag voor het model werd ingediend. Korea beschouwt modellen niet als origineel als zij eenvoudig hadden kunnen worden ontworpen aan de hand van combinaties van modellen die algemeen bekend of algemeen in bedrijf genomen waren voordat de registratieaanvraag voor het model werd ingediend. De Europese Unie beschouwt modellen niet als nieuw indien een identiek model algemeen beschikbaar was voor de datum van indiening van een geregistreerd model of voor de datum van openbaarmaking van een niet-geregistreerd model. Een model wordt volgens de Europese Unie niet geacht een eigen karakter te hebben als de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt, niet verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door een model dat algemeen beschikbaar is.

X Noot
60)

Voor de toepassing van dit artikel kennen de Europese Unie en Korea aan „niet-geregistreerd model” en „niet-geregistreerde verschijningsvorm” dezelfde betekenis toe. De voorwaarden voor bescherming van een „niet-geregistreerd model” of een „niet-geregistreerde verschijningsvorm” zijn vastgelegd:

  • a. voor Korea, in de Wet ter voorkoming van oneerlijke concurrentie en ter bescherming van handelsgeheimen (Wet nr. 8767 van 21 december 2007);

  • b. voor de Europese Unie, in Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1891/2006 van de Raad van 18 december 2006.

X Noot
61)

Voor de toepassing van dit artikel wordt „aanbieden” door de Europese Unie beschouwd als „in de handel brengen” en door Korea als „overdragen, leasen of tentoonstellen met het oog op overdracht of lease”.

X Noot
62)

De bescherming van een model uit hoofde van de auteursrechtwetgeving wordt niet automatisch verleend, maar alleen als een model in overeenstemming met die wetgeving voor bescherming in aanmerking komt.

X Noot
63)

Zoals gedefinieerd in bijlage 2-D (Farmaceutische producten en medische hulpmiddelen).

X Noot
64)

Gewasbeschermingsmiddelen, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd, bestaan geheel of gedeeltelijk uit werkzame stoffen, beschermstoffen of synergisten, en zijn bestemd voor een van de volgende toepassingen:

  • a. de bescherming van gewassen of plantaardige producten tegen alle schadelijke organismen of het verhinderen van de werking van dergelijke organismen, tenzij deze middelen worden beschouwd als middelen die vooral om hygiënische redenen worden gebruikt en niet ter bescherming van gewassen of plantaardige producten;

  • b. het beïnvloeden van de levensprocessen van planten, zoals het beïnvloeden van hun groei, voor zover het niet gaat om nutritieve stoffen;

  • c. conservering van plantaardige producten, voor zover die stoffen of producten niet onder bijzondere bepalingen van de Europese Unie inzake conserveermiddelen vallen;

  • d. de vernietiging van ongewenste planten of delen van planten, met uitzondering van algen, tenzij de producten op de bodem of in water worden gebruikt ter bescherming van planten; of

  • e. de beperking of voorkoming van de ongewenste groei van planten, met uitzondering van algen, tenzij de producten op de bodem of in water worden gebruikt ter bescherming van planten.

X Noot
65)

Dit laat een mogelijke verlenging voor pediatrisch gebruik onverlet, indien hierin door de partijen is voorzien.

X Noot
66)

Zoals gedefinieerd in bijlage 2-D (Farmaceutische producten en medische hulpmiddelen).

X Noot
67)

Zoals gedefinieerd in artikel 10.2, lid 2, onder a) tot en met h).

X Noot
68)

Voor de toepassing van dit lid wordt de reikwijdte van „tussenpersoon” bepaald door de wetgeving van elk van beide partijen, maar omvat deze in elk geval degene die de inbreuk makende goederen levert of distribueert, en naar gelang van het geval ook aanbieders van onlinediensten.

X Noot
69)

Voor de toepassing van dit lid wordt de reikwijdte van „tussenpersoon” bepaald door de wetgeving van elk van beide partijen, maar omvat deze in elk geval degene die de inbreuk makende goederen levert of distribueert, en naar gelang van het geval ook verstrekkers van onlinediensten.

X Noot
70)

De term „naburige rechten” wordt door elk van beide partijen gedefinieerd overeenkomstig haar internationale verplichtingen.

X Noot
71)

Met betrekking tot de in artikel 10.63 bedoelde functie wordt onder een aanbieder van diensten verstaan een aanbieder van de doorgifte of routering van of van verbindingen voor digitale onlinecommunicatie, tussen door de gebruiker gespecificeerde punten, van door de gebruiker gekozen materiaal, zonder wijziging van de inhoud, en met betrekking tot de in de artikelen 10.64 en 10.65 bedoelde functies wordt onder een aanbieder van diensten verstaan een aanbieder of exploitant van faciliteiten voor onlinediensten of netwerktoegang.

X Noot
72)

Er bestaat overeenstemming over het feit dat er geen verplichting bestaat om deze procedures toe te passen op de invoer van goederen die door de houder van het recht of met diens toestemming in een ander land in de handel worden gebracht.

X Noot
73)

„Douanevervoer, overslag en in een vrije zone brengen” zoals gedefinieerd in de Overeenkomst van Kyoto.

X Noot
74)

Voor Korea omvat „onder een schorsingsregeling brengen” tijdelijke invoer en fabrieksentrepots. Voor de Europese Unie omvat „onder een schorsingsregeling brengen” tijdelijke invoer, actieve veredeling en behandeling onder douanetoezicht.

X Noot
75)

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder goederen waarmee een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht wordt gemaakt verstaan:

  • a. nagemaakte goederen, namelijk:

    • i. goederen, met inbegrip van hun verpakking, waarop zonder toestemming een handelsmerk is aangebracht dat identiek is aan het naar behoren geregistreerde handelsmerk voor dergelijke goederen of daarvan niet wezenlijk kan worden onderscheiden, en dat zodoende inbreuk maakt op de rechten van de houder van het betrokken merk;

    • ii. beeldmerken (logo, etiket, sticker, prospectus, gebruiksaanwijzing of garantiebewijs), zelfs indien deze afzonderlijk worden aangeboden, waarvoor hetzelfde geldt als voor de onder a) i) bedoelde goederen;

    • iii. afzonderlijk aangeboden verpakkingen waarop merken van nagemaakte goederen zijn aangebracht en waarvoor hetzelfde geldt als voor de onder i) bedoelde goederen;

  • b. „onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust”, namelijk: goederen die kopieën zijn of bevatten, die zijn vervaardigd zonder toestemming van hetzij de houder van een al dan niet overeenkomstig de wetgeving van elk van beide partijen geregistreerd auteursrecht of naburig recht, hetzij een naar behoren door de houder van het recht gemachtigd persoon in het productieland;

  • c. goederen die volgens de wetgeving van de partij waar het verzoek om optreden van de douane wordt ingediend, inbreuk maken op:

    • i. een octrooi;

    • ii. een kwekersrecht;

    • iii. een geregistreerd model; of

    • iv. een geografische aanduiding.

X Noot
76)

In elk geval met inbegrip van degene die eigenaar van de goederen is of degene die een soortgelijk recht heeft om over de goederen te beschikken.

X Noot
77)

De toepassing van dit artikel op onderling afgestemde feitelijke gedragingen wordt bepaald door de mededingingswetgeving van elk van de partijen.

X Noot
78)

Een partij verleent speciale rechten wanneer zij ondernemingen aanwijst die toestemming hebben goederen te leveren of diensten te verlenen of hun aantal tot twee of meer beperkt, zonder daarbij objectieve, evenredige en niet-discriminerende criteria aan te houden, of wanneer zij ondernemingen voordelen op wet- of regelgevingsgebied toekent die een grote invloed hebben op het vermogen van andere ondernemingen om dezelfde goederen te leveren of diensten te verlenen.

X Noot
79)

Discriminerende maatregelen zijn maatregelen die niet voldoen aan de bepalingen in deze overeenkomst inzake nationale behandeling, met inbegrip van de voorwaarden die worden bedoeld in de desbetreffende bijlagen bij deze overeenkomst.

X Noot
80)

De partijen komen overeen dat dit artikel alleen van toepassing is op subsidies die na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst worden ontvangen.

X Noot
81)

Voor de toepassing van deze overeenkomst geldt dit artikel voor subsidies aan kleine en middelgrote ondernemingen die worden gegeven volgens de objectieve criteria of voorwaarden zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), van de SCM-overeenkomst en voetnoot 2 daarbij.

X Noot
82)

De internationale handel van de partijen omvat zowel de binnenlandse als de exportmarkt.

X Noot
83)

Redactie Tractatenblad: kennelijk dient hier „vastgestelde” te worden gelezen.

X Noot
84)

Wanneer in dit hoofdstuk wordt verwezen naar arbeid en werknemers, gaat het om kwesties die betrekking hebben op het in het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie, hierna „de ILO” genoemd, overeengekomen Programma voor fatsoenlijk werk en de Ministeriële Verklaring van 2006 van de Economische en Sociale Raad van de VN over volledige werkgelegenheid en fatsoenlijk werk.

X Noot
85)

UNFCCC-besluit 1/CP.13, aangenomen tijdens de dertiende vergadering van de conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC).

X Noot
86)

Voor geschillen over het protocol betreffende culturele samenwerking worden alle verwijzingen in dit hoofdstuk naar het Handelscomité verstaan als verwijzingen naar het Comité voor culturele samenwerking.

X Noot
87)

Seizoensgebonden goederen zijn goederen die, gezien over een representatieve periode, niet het hele jaar door worden ingevoerd, maar door seizoensinvloeden alleen in specifieke perioden van het jaar.

X Noot
88)

Zoals in het protocol betreffende culturele samenwerking is uiteengezet, is het Handelscomité niet bevoegd voor dat protocol; het Comité voor culturele samenwerking oefent ten aanzien van dat protocol alle functies van het Handelscomité uit, voor zover die functies van belang zijn voor de uitvoering van dat protocol.

X Noot
1)

Het basisjaar voor de evaluatie van de statistische gegevens ten behoeve van dit artikel is het gemiddelde van de laatste drie jaren onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze overeenkomst, waarbij de jaren begrotingsjaren zijn die lopen van januari tot en met december. Het bewijs kan worden gebaseerd op het totaal van alle materialen die als niet van oorsprong zijnd materiaal voor het betrokken product zijn gebruikt, of op een deel van die materialen. In het laatste geval zijn de beperkingen voor de teruggave van douanerechten en de actieve veredeling alleen op dat deel van toepassing.

X Noot
2)

Met het oog op meer duidelijkheid is geen ander aanvullend overleg dan dat bedoeld in lid 2 – waarvoor dezelfde termijnen gelden als voor artikel 14.3, lid 4, – vereist voordat een partij de instelling van een dergelijk panel kan vragen. De termijnen waarbinnen het panel uitspraak moet doen, zijn vermeld in artikel 14.7, lid 2.

X Noot
1)

In Korea worden coproducties erkend volgens een procedure die voor radio- en televisieprogramma’s door de Koreaanse Communicatiecommissie en voor films door de Koreaanse Filmraad wordt afgewikkeld. Deze erkenningsprocedure bestaat slechts uit een technische controle om te zien of de coproductie aan de criteria van lid 6 voldoet. Alle coproducties die aan die criteria voldoen, worden erkend.

X Noot
2)

Wijzigingen van de wetgeving laten de toepassing van lid 10 onverlet.

X Noot
3)

Ibidem.

X Noot
1)

Dit memorandum is niet bindend en hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) is hierop niet van toepassing.

X Noot
1)

De titel van het verdrag luidde vóór 1 december 2009: Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Naar boven