Tweede Kamer der Staten-Generaal

35 470 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2019

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID (XV)

Ontvangen 20 mei 2020

Vergaderjaar 2019–2020

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Gerealiseerde begrotingsgefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 39.075.594.000,-

Gerealiseerde begrotingsontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). ­Totaal € 1.896.181.000,-

Gerealiseerde premiegefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 58.467.127.000,-

Gerealiseerde premiegefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). ­Totaal € 260.000.000,-

A. ALGEMEEN

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) over het jaar 2019 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid decharge te verlenen over het in het jaar 2019 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • a. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • b. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;

  • c. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • d. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • e. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2019;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2019 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2019, alsmede over de saldibalans over 2019 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

W. Koolmees

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

2.1 Opbouw jaarverslag

Het jaarverslag van SZW bestaat uit vijf onderdelen: algemeen, beleidsverslag, jaarrekening, departementspecifieke informatie en bijlagen.

Algemeen

Het onderdeel algemeen omvat:

  • 1. het verzoek tot dechargeverlening;

  • 2. deze leeswijzer.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen.

  • 3. De paragraaf beleidsprioriteiten bevat een uiteenzetting op hoofdlijnen van de bereikte resultaten.

  • 4. De beleidsartikelen verantwoorden meer in detail in hoeverre de doelstellingen van SZW zijn behaald. Tevens is hier de toelichting te vinden op opmerkelijke verschillen tussen de financiële realisatie en de vastgestelde begroting.

  • 5. De niet-beleidsartikelen verantwoorden de financiële afwikkeling van de apparaatsuitgaven kerndepartement, de algemene uitgaven die niet aan de beleidsartikelen zijn toe te rekenen, en de onvoorziene uitgaven en loon- en prijsbijstellingen.

  • 6. De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie over de bedrijfsvoering.

Jaarrekening

De jaarrekening is opgebouwd uit drie onderdelen:

  • 7. de verantwoordingsstaat van het Ministerie van SZW;

  • 8. de saldibalans, met de bij dit onderdeel behorende financiële toelichting;

  • 9. de paragraaf WNT-verantwoording.

Departementspecifieke informatie

De departementspecifieke informatie gaat over de sociale fondsen SZW en over de gerealiseerde koopkrachtontwikkeling.

Bijlagen

De bijlagen betreffen de ingevolge de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) verplichte bijlagen over het toezicht op rechtspersonen met een wettelijke taak (rwt's) en zelfstandige bestuursorganen (zbo's), over afgerond evaluatie- en overig onderzoek en over externe inhuur. Daarnaast is een lijst van afkortingen opgenomen.

2.2 Specifieke aandachtspunten

Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen

In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke tabel ‘Budgettaire gevolgen van beleid’. In de paragraaf beleidsprioriteiten wordt ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten komen een-op-een voort uit de administratie van SZW. De premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten zijn afgeleid uit de jaarverslagen van UWV en de SVB.

Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Minister en Staatssecretaris

In de Comptabiliteitswet is in artikel 3.2 geregeld dat de Minister verantwoordelijk is voor het beheer van de begroting(en) van een ministerie. Daarom wordt de begrotingswet ondertekend door de Minister. Dit komt in de beleidsartikelen tot uitdrukking onder het kopje ‘Rol en verantwoordelijkheid’. De Staatssecretaris wordt hier niet expliciet genoemd. Het begrip Staatssecretaris komt in de Comptabiliteitswet niet voor. De verhouding tussen Minister en Staatssecretaris is in de Grondwet (artikel 46) geregeld. De Staatssecretaris wordt belast met een deel van de taken van de Minister. Minister en Staatssecretaris verdelen de taken onderling op aanwijzing van de Minister. Voor SZW betekent dit dat de Staatssecretaris verantwoordelijk is voor een groot aantal beleidsinstrumenten die in het jaarverslag zijn opgenomen, zoals in de beleidsartikelen 2 (o.a. macrobudget participatiewetuitkeringen), 4 (Wajong), 7 (kinderopvang), 9 (Anw), 10 (tegemoetkoming ouders) en 11 (uitvoeringskosten SVB).

Focusonderwerpen

De Tweede Kamer heeft als focusonderwerpen voor de verantwoording over 2019 de thema's «de onderbouwing van de ramingen van inkomsten en uitgaven» en «onderschrijdingen ten opzichte van het geraamde uitgavenkader» vastgesteld (Tweede Kamer, 31 865, nr. 135). Het kabinet zal, zoals vermeld in de brief van 4 juli 2019 (Tweede Kamer, 31 865, nr. 151), in het Financieel Jaarverslag Rijk specifiek aandacht besteden aan hoe onderuitputting en plafondonderschrijdingen zich verhouden tot de ramings- en begrotingssystematiek. Daarbij zal ook aandacht zijn voor de grootste over- en onderschrijdingen in 2019 en eerdere jaren.

Grondslagen voor de vastlegging en waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel. Sinds 1 januari 2018 vallen onder het Ministerie van SZW geen agentschappen meer.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsprioriteiten wordt teruggekomen op de landenspecifieke aanbevelingen zoals verwoord in de begroting.

Gegevens oude jaren

In dit jaarverslag worden ook kerncijfers gepresenteerd over jaren vóór 2019. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze cijfers kunnen afwijken van voorlopige gegevens die in vorige jaarverslagen werden gepresenteerd.

App SZW-cijfers

Meer kwantitatieve gegevens over de ontwikkelingen op het beleidsterrein van SZW zijn te vinden in de app «SZW-cijfers». Deze app bevat een groot aantal gegevens die SZW regelmatig actualiseert.

Afwijkingen van de RBV

Bij de budgettaire tabellen in het beleidsverslag wordt het verschil tussen de budgettaire raming uit de begroting 2019 en de realisatie voor het jaar 2019 toegelicht indien de afwijking tussen raming en realisatie groter is dan 5% van het begrotingsbedrag of groter is dan € 25 miljoen. Hiermee wordt afgeweken van de RBV-model 3.22e.

Groeiparagraaf

Net als in de begroting 2019 staan enkele tabellen met kerncijfers niet meer in de beleidsprioriteiten, maar in de beleidsartikelen. De paragraaf beleidsprioriteiten kan op deze wijze gerichter en leesbaarder worden gemaakt, zonder dat informatie verloren gaat. De tabellen «Netto arbeidsparticipatie van ouders» en «Gewerkte uren van moeders en vrouwen» staan nu in artikel 7 - Kinderopvang.

Op grond van de RBV is de opzet van de bijlage Toezichtsrelaties rwt's en zbo's aangepast.

B. BELEIDSVERSLAG

3. Beleidsprioriteiten

3.1 Het beeld van 2019

Op het terrein van SZW zijn in 2019 belangrijke resultaten geboekt op de maatregelen uit het regeerakkoord. Daarmee worden urgente problemen aangepakt, onder andere op het gebied van de arbeidsmarkt, het pensioenstelsel en armoede en schulden. Maar dit is niet genoeg. Het kabinet wil verdere stappen zetten om de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken en de structurele onevenwichtigheden aan te pakken. Het rapport van de Commissie Regulering van Werk (Commissie Borstlap) dat op 23 januari 2020 aan de Tweede Kamer is gestuurd vormt hiervoor een belangrijk vertrekpunt.

De economie en de werkgelegenheid kenden een positief beeld in 2019. De economie groeide in totaal met 1,7%. De werkgelegenheid is gegroeid. Het aantal vacatures is toegenomen tot 291.000. Het aantal werkenden nam ook toe. De werkloosheid is in 2019 gedaald tot een historisch laag niveau van 3,1% en later in het jaar weer licht gestegen. Dit komt doordat de mensen die geen betaald werk hadden werk zijn gaan zoeken en aangaven hier direct beschikbaar voor te zijn. Het werkloosheidspercentage in 2019 komt gemiddeld uit op 3,4%.

De koopkracht is in 2019 gegroeid. De mediane koopkrachtstijging kwam in 2019 uit op 1,0%. Dit is voornamelijk het gevolg van maatregelen van het kabinet om de lasten te verlichten. In 2019 is onder meer de eerste stap gezet naar de invoering van het tweeschijvenstelstel met lagere tarieven voor middeninkomens en zijn de algemene heffingskorting en arbeidskorting verhoogd. De hoger dan verwachte inflatie en lager dan verwachte contractloonstijging dempte de koopkrachtstijging licht.

Hieronder gaan we verder in op het beleid dat in 2019 is uitgevoerd en in gang is gezet. Dit doen we aan de hand van drie hoofdlijnen: 1) stimuleren van zekerheid en kansen in een nieuwe economie, 2) stimuleren dat mensen naar vermogen meedoen in de samenleving en 3) aandacht voor uitvoering en handhaving van beleid.

3.1.1 Zekerheid en kansen in een nieuwe economie: naar een nieuwe balans

Pensioenen

Het kabinet heeft met sociale partners een pensioenakkoord gesloten. Dat akkoord was hard nodig, want het pensioenstelsel is dringend aan vernieuwing toe. De gestegen levensverwachting, de veranderende arbeidsmarkt en ontwikkelingen op de financiële markten hebben de afgelopen jaren de kwetsbaarheden van het huidige stelsel blootgelegd. Daarom wordt de pensioenopbouw toekomstbestendig en persoonlijker en stijgt de AOW-leeftijd minder snel. Op basis van advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) hebben kabinet en sociale partners afspraken gemaakt over een robuuster en persoonlijker tweede-pijler pensioen dat beter past bij de moderne arbeidsmarkt. De infographic hieronder vat de gemaakte afspraken samen. Samen met de sociale partners is begonnen met het uitwerken van de afspraken uit het pensioenakkoord.

Tegelijk met het pensioenakkoord zijn maatregelen aangekondigd voor oudere werknemers die moeite hebben om op gezonde wijze door te werken tot aan hun pensioen. Dit hangt samen met de snelle verhoging van de AOW-leeftijd in recente jaren en doordat er in het verleden niet altijd voldoende aandacht is geweest voor duurzame inzetbaarheid. Dit vraagt van werkgevers en werknemers blijvende aandacht voor duurzame inzetbaarheid. Daarom wordt het tijdelijk mogelijk voor werkgevers om oudere werknemers die niet in staat zijn om gezond door te werken tot de AOW-leeftijd eerder en makkelijker uit te laten treden. Sociale partners zullen per sector maatwerkafspraken maken over duurzame inzetbaarheid en de mogelijkheden om vervroegd uit te treden met gebruikmaking van de tijdelijke RVU-vrijstelling.

Arbeidsmarkt in balans

We werken aan een arbeidsmarkt die in balans is. De Wet arbeidsmarkt in balans is in 2019 aangenomen door het parlement. Deze wet bevat maatregelen om de verschillen in kosten en de risico’s te verkleinen tussen vaste en flexibele contracten. In Nederland is een groot verschil tussen de bescherming die vaste en flexibele contracten bieden. Het vaste contract is heel vast en het flexibele contract heel flexibel. Werkgevers geven aan daarom huiverig te zijn hun werknemers een vast contract aan te bieden. De stapeling van kosten en risico’s schrikt hen af, waardoor flexcontracten goedkoper en aantrekkelijker lijken. Groepen werkenden belanden zo onnodig vaak in flexbanen en hebben nauwelijks perspectief op zekerheid. De Wet arbeidsmarkt in balans is een pakket van verschillende maatregelen. Hiermee krijgen mensen in een kwetsbare positie meer zekerheid in werk en inkomen terwijl flexwerk mogelijk blijft en voor werkgevers het vaste contract aantrekkelijker wordt.

Eind 2018 heeft het kabinet een pakket aan maatregelen voorgesteld dat de loondoorbetalingsverplichtingen van werkgevers makkelijk, duidelijker en goedkoper maakt. Daarmee worden de zorgen die met name kleine ondernemers hebben over loondoorbetaling verlicht. In 2019 is samen met de werkgevers en verzekeraars gewerkt aan een verzekering voor kleine werkgevers die het financiële risico rondom loondoorbetaling bij ziekte opvangt en hen ontzorgt. De MKB-verzuim-ontzorgpolis wordt vanaf 2020 door verzekeraars aangeboden.

Figuur 1 Werkzame beroepsbevolking: aandeel contractvorm naar opleidingsniveau (%)

Bron: CBS, Statline

Zelfstandigen

Het kabinet werkt hard aan de arbeidsmarktpositie van zelfstandigen. Uitgangspunt is dat wie voltijd werkt, van die inkomsten moet kunnen leven. Voor een aanzienlijk deel van de zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) is dat echter niet het geval. In 2017 had 8,6% van de zzp-huishoudens een inkomen onder het bestaansminimum tegenover 1,6% van de werknemers. Voor zzp’ers met lage tarieven is het bovendien onmogelijk om te sparen voor werkloosheid en om zich te verzekeren tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. In het pensioenakkoord is daarom besloten tot het inrichten van een verplichte verzekering tegen arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen en is aan de sociale partners gevraagd deze in overleg met zzp-organisaties verder vorm te geven, met het oog op een kabinetsvoorstel. Ook verlagen we in stappen de zelfstandigenaftrek en verhogen we de arbeidskorting waardoor we het verschil tussen zzp’ers en werknemers verkleinen zonder dat zzp’ers (tot een inkomen van € 100.000) er op achteruit gaan. Deze maatregelen passen in het bredere streven van het kabinet om toe te werken naar een situatie waarin niet instituties en kosten bepalend zijn voor de vorm waarin arbeid wordt aangeboden, maar de aard van het werk dat gedaan moet worden. Met de bovengenoemde maatregelen verwachten we ook dat de positie van werkende armen verbetert.

Werk en zorg

Het kabinet kiest voor substantiële verlenging van het kraamverlof voor partners, om bij te dragen aan de ontwikkeling van het kind en gelijkwaardigheid op de arbeidsmarkt tussen man en vrouw. Sinds januari 2019 is daarom het geboorteverlof voor de partners verruimd van twee dagen naar een week. Vanaf 1 juli 2020 wordt dit verder aangevuld. Wie langer vrij wil, kan het eerste half jaar maximaal vijf weken extra geboorteverlof opnemen. In die periode hebben partners recht op een uitkering van 70 procent van het loon tot maximum dagloon. Het kabinet heeft kinderopvang aantrekkelijker gemaakt door te investeren in de betaalbaarheid en door maatregelen te nemen om de kwaliteit te verhogen. Daarom is in 2019 structureel € 248 miljoen geïntensiveerd in de kinderopvangtoeslag. Ook is de beroepskrachtkindratio aangepast van 1 beroepskracht per 4 baby’s naar 1 beroepskracht per 3 baby’s en is de pedagogisch beleidsmedewerker geïntroduceerd. In reactie op het advies van de commissie Vermeij heeft het kabinet aangekondigd in te willen zetten op een verhoging van de vaccinatiegraad binnen en buiten de kinderopvang via voorlichting en communicatie over het belang van vaccineren van kinderen. Daarnaast zal onderzoek worden gedaan naar vaccinatie als voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang.

Bij het kindgebonden budget bleek dat in 2013-2019 deze toeslag niet altijd automatisch is toegekend, waar dat wel had gemoeten. In 2019 is begonnen met het herstel hiervan, en is € 160 miljoen aan herstelbetalingen uitbetaald.

Gezond en veilig werken

Werk mag niet leiden tot gezondheidsschade. Nog steeds worden veel werknemers ernstig ziek doordat zij op hun werk in aanraking komen met bijvoorbeeld kankerverwekkende stoffen. Beroepsziekten en arbeidsongevallen leiden tot (onnodige) uitval. In het belang van duurzaam inzetbare werknemers moeten deze misstanden worden tegengegaan. Dat kan onder meer door meer informatie en bewustwording bij werknemers en werkgevers. Er loopt daarom een meerjarige campagne om het aantal beroepsziekten terug te dringen. Daarnaast moeten werknemers die ziek zijn door hun werk sneller en eenvoudiger dan nu het geval is een schadevergoeding kunnen claimen. Dit stimuleert bovendien de werkgevers om meer bescherming te bieden. In 2019 is ook gewerkt aan de opzet van de regeling voor slachtoffers van het OPS-syndroom, de zogenaamde «schildersziekte». Deze is per 1 maart 2020 in werking getreden als «Regeling tegemoetkoming werknemers met CSE». De slachtoffers krijgen in 2020 recht op een eenmalige financiële tegemoetkoming van € 21.269. Tot slot is ook de Commissie vergemakkelijking schadeafhandeling beroepsziekten op 1 juli 2019 van start gegaan (de Commissie Heerts).

Internationaal

Nederland werkt aan een sociaal Europa en voert het gesprek over de toekomst van werk. Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) is in 2019 een verklaring aangenomen over de toekomst van werk. Deze mondiale agenda stelt de mens centraal, en omvat onder meer het belang van levenlang leren, en de noodzaak tot sociale bescherming in relatie tot nieuwe vormen van werk. Ook worden gezonde en veilige arbeidsomstandigheden aangemerkt als fundamenteel onderdeel van fatsoenlijk werk. In 2019 is voorts een nieuw IAO-verdrag aangenomen ter bestrijding van geweld en intimidatie op de werkvloer.

Ook binnen de EU geeft Nederland proactief richting aan de Europese besluitvormingsprocessen als invloedrijke gesprekspartner, langs de lijnen die het kabinet heeft geschetst in de Kamerbrief van 24 mei 2019 over de verdere ontwikkeling van de sociale dimensie van de EU. Ten aanzien van de Brexit zijn de belangen van Nederlandse burgers in het VK (en vice versa) voor de eerste periode na de uittreding geborgd middels het uittredingsakkoord en nationale contingency maatregelen.

3.1.2 Meedoen in de samenleving

Het kabinet stimuleert mensen om te werken. Werk is de sleutel tot een inkomen, maatschappelijke participatie en integratie. Sommige mensen ervaren drempels om een baan te vinden, zoals mensen met een arbeidsbeperking of met een migratie-achtergrond. Het kabinet heeft in 2019 werk gemaakt van het verder verlagen van deze drempels en gezorgd dat (meer) werken loont. Dat wordt onder meer geregeld in het wetsvoorstel dat de Wajong aanpast en dat in 2019 door de Tweede Kamer is aangenomen.

Breed offensief

Voor mensen met een beperking zijn we aan de slag met de aanpak «Het Breed Offensief». Het kabinet wil beter aansluiten op de behoeften en mogelijkheden van de mensen om wie het gaat. Daarnaast worden werkgevers geholpen mensen met een beperking in dienst te nemen. In 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van deze aanpak, in opvolging van de in 2018 aangekondigde maatregelen. In 2019 zijn wetswijzigingen voorbereid die in 2020 ingaan. Met het wetsvoorstel Breed offensief worden de Participatiewet en de Ziektewet gewijzigd, waaronder het vereenvoudigen en verbeteren van het instrument loonkostensubsidie. Het wetsvoorstel Vereenvoudiging banenafspraak vereenvoudigt de complexiteit van het huidige systeem. Uitgangspunt wordt dát iemand werkt.

Samen met UWV en de gemeenten heeft het kabinet maatregelen genomen om de werkgeversdienstverlening en de matching in arbeidsmarktregio's te verbeteren. In 2019 is extra geld beschikbaar gesteld voor het versterken van de arbeidsmarktregio's vanuit het programma «Perspectief op werk». Voor alle vijfendertig arbeidsmarktregio's wordt € 1 miljoen beschikbaar gesteld. Daarnaast is een wijziging van het besluit SUWI voorbereid met de ingangsdatum van 1 januari 2021. Hiermee wordt de regelgeving op het vlak van samenwerking van UWV en gemeenten in de arbeidsmarktregio’s en de werkgeversdienstverlening aangepast.

De Participatiewet is in 2019 geëvalueerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het SCP heeft de Participatiewet getoetst met het oog op haar doelen, aannames en uitvoeringspraktijk. De evaluatie laat zien dat de baankans van jonggehandicapten met arbeidsvermogen is toegenomen. In vergelijking met de Wajong-groep is de baankans gestegen van 29% naar 38%. Hiermee zijn we met een belangrijke doelstelling van de Participatiewet op de goede weg. We zijn er echter nog lang niet. Uit de eindevaluatie komt ook naar voren dat de inkomenspositie van jonggehandicapten is verslechterd. Daarnaast blijkt dat de Wsw-groep, 11.000 mensen die eind 2014 op de Wsw-wachtlijst stonden, een 15% lagere baankans hebben sinds de invoering van de Participatiewet. Verder is de baankans voor de klassieke bijstandsgerechtigden laag (8%). Zoals benoemd in de kabinetsreactie, komen uit de evaluatie belangrijke aandachtspunten waar het kabinet de komende jaren verder aan wil werken.

Armoede en schulden

Het kabinet vindt dat armoede kinderen niet mag belemmeren bij hun ontwikkeling en talentontplooiing. In 2019 heeft het kabinet samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) vier ambities geformuleerd om de armoede onder kinderen te reduceren en acties gepresenteerd om deze ambities te realiseren. Uitgangspunt is om nagenoeg alle kinderen in armoede te bereiken, zodat ieder kind dat opgroeit in een gezin met een laag inkomen kan meedoen.

In 2019 heeft het kabinet maatregelen uitgevoerd en in gang gezet in het kader van het «Actieplan brede schuldenaanpak». Problematische schulden zijn ingrijpend voor wie er direct of indirect mee te maken heeft. Ook de maatschappelijk gevolgen zijn groot. Om schulden bespreekbaar te maken is het kabinet in 2019 een campagne gestart. Centraal staan schuldambassadeurs die voor hun schuldprobleem uitkomen. Om gemeenten expliciet toe te staan signalen van betalingsachterstanden te gebruiken, heeft het kabinet in 2019 een wetswijziging voorbereid voor de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Een correct toegepaste beslagvrije voet door alle beslagleggers draagt bij aan zekerheid van voldoende inkomen voor de schuldenaar.

Caribisch Nederland

Het kabinet heeft in 2019 een ijkpunt voor een sociaal minimum in Caribisch Nederland vastgesteld, een richtbedrag dat iemand tenminste nodig heeft om in de kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. Hiermee is een belangrijke stap gezet om de levensomstandigheden van de inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het richtbedrag is voor een alleenstaande vastgesteld op ongeveer 945 dollar per maand op Bonaire, 1.056 dollar op Sint Eustatius en 1.077 dollar op Saba. Om dit richtbedrag te bereiken moeten de kosten van basale uitgaven teruggebracht worden tot een redelijk niveau en moeten tegelijkertijd de inkomens van inwoners worden verhoogd. Per 1 januari 2019 en 1 januari 2020 zijn het wettelijk minimumloon, de uitkeringen en de kinder­bijslag verhoogd. Verder neemt het kabinet in 2020 maatregelen om de kosten van levensonderhoud te verlagen, bijvoorbeeld als het gaat om de kosten voor wonen en kinderopvang.

Integratie

De snelste weg voor inburgeraars om mee te doen in de maatschappij is het leren van de Nederlandse taal en het vinden van een baan. Om dit te bereiken werkt het kabinet aan een nieuw inburgeringsstelsel. Het kabinet heeft de Tweede Kamer in 2019 geïnformeerd over de stand van zaken van het nieuwe stelsel. Tevens is de Tweede Kamer in 2019 geïnformeerd dat het nieuwe stelsel met een half jaar vertraging in werking treedt, namelijk per 1 januari 2021. Om de inrichting van het nieuwe stelsel nauw aan te laten sluiten op de gemeentelijke uitvoeringspraktijk, is een pilotprogramma opgesteld. In de pilots worden nieuwe instrumenten en werkwijzen getest. Daarnaast heeft het kabinet in 2019 € 20 miljoen beschikbaar gesteld aan gemeenten, onder andere voor de ondersteuning en begeleiding van de groep inburgeraars die nog op grond van de huidige wet aan de inburgeringsvereiste moet voldoen.

De arbeidsmarktpositie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond blijft structureel achter. Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt kunnen veel getalenteerde en goed opgeleide mensen met een niet-westerse migratieachtergrond geen baan vinden. Het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) richt zich op loopbaanmomenten waar zij deze achterstand op de arbeidsmarkt oplopen. Het kabinet heeft in 2019 de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van VIA. Alle acht VIA-pilots zijn het afgelopen jaar uitgewerkt. Eén pilot is al afgerond, vier pilots lopen en drie starten in 2020. Uit onderzoek blijkt dat werkgevers in 2019 nog steeds discrimineren op migratieachtergrond, maar wel minder dan in 2015. Mensen met een migratieachtergrond hebben daardoor nog steeds minder kans om succesvol te solliciteren. Met het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie zet het kabinet in op het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt en het stimuleren van een inclusieve werkomgeving. In 2019 is de internetconsultatie van de Wet toezicht discriminatievrije werving en selectie gestart.

3.1.3 Aandacht voor uitvoering en handhaving van beleid

Uitvoering

Het kabinet maakt beleid dat werkt in de praktijk, met veel oog voor de uitvoering. Het is belangrijk dat de doelen die het kabinet nastreeft met beleid, ook uitvoerbaar zijn voor gemeenten, uitvoeringsorganisaties en andere betrokkenen. Dit betekent dat uitvoerders goed betrokken worden bij uitwerking en vormgeving van beleid en regelgeving, en met professionals wordt gekeken welke methoden voor re-integratie effectief zijn. Hierbij heeft het kabinet oog voor de complexiteit en impact van regelgeving, ook in relatie tot het doenvermogen van mensen.

In de uitvoering gaat veel goed, maar moet er ook veel worden verbeterd. Afgelopen jaar is een aantal trajecten in gang gezet om de uitvoering te verbeteren. De publicatie «Stand van de uitvoering» geeft een beeld van de uitdagingen. Bij UWV en de SVB gaat dat bijvoorbeeld over het toekomstbestendig en wendbaar maken van het IT landschap en over het bewaken van de balans tussen de opdrachten die aan de zbo’s zijn verleend en de middelen die hen hiervoor ter beschikking staan. Daarnaast is er aandacht voor de balans tussen het leveren van goede dienstverlening, efficiënte uitvoering en controle en handhaving.

Ook kabinetsbreed is er aandacht voor de uitvoering. In februari 2020 is een probleemanalyse opgeleverd met handelingsperspectieven bij 4 grote uitvoerders (BD, UWV, SVB en DUO). Daarnaast is begin januari een kabinetsreactie op het rapport «maatwerk in dienstverlening» aan de Tweede Kamer gezonden.

Vanuit het regeerakkoord is vanaf 2019 structureel € 70 miljoen beschikbaar voor persoonlijke dienstverlening door UWV aan mensen met een WW, WGA of Wajong uitkering. Met deze investering biedt UWV onder andere persoonlijke dienstverlening aan alle WW-gerechtigden met een zwakke en matige arbeidsmarktpositie. Uitgangspunt is persoonlijke dienstverlening op het juiste moment en op maat, gedurende de gehele WW-periode. Ook is UWV op 1 oktober 2019 gestart met een effectenonderzoek voor de dienstverlening WGA, waarbij drie groepen WGA-uitkeringsgerechtigden verschillende niveaus van activerende dienstverlening ontvangen.

In 2019 hebben UWV en SZW de balans opgemaakt rond de benodigde en beschikbare artsencapaciteit voor de uitvoering van sociaal-medische beoordelingen. UWV heeft het afgelopen jaar veel werk verzet om die balans te verbeteren. De voorraad herbeoordelingen die UWV moet verrichten, stijgt daardoor minder snel dan voorheen, maar er is nog altijd sprake van groei. Daarom worden er aanvullende maatregelen genomen om te zorgen dat in de toekomst iedere uitkeringsgerechtigde op het juiste moment een (nieuwe) sociaal-medische beoordeling krijgt. UWV heeft opdracht gekregen om taakdelegatie zo snel en zo breed mogelijk verdergaand in te voeren.

Handhaving

Het kabinetsbeleid is gericht op het bestrijden van fraude met uitkeringen. Misbruik van de sociale zekerheid ondermijnt het draagvlak voor het stelsel van sociale zekerheid. In 2019 is de aanpak van fraude verbeterd en is de handhaving in het sociaal domein verstevigd. De sociale zekerheid is doorgelicht op fraudegevoeligheid met behulp van drie externe onderzoeken: één bij de SVB, één over de Participatiewet en een breder onderzoek bij UWV. De onderzoeken bevestigen het beeld dat uitvoeringsorganisaties de risico’s die voortvloeien uit regelgeving in beeld hebben. Naar aanleiding van de fraude in de WW wordt de Tweede Kamer in meer detail geïnformeerd over de risico’s bij UWV. Dat gebeurt onder andere via de jaarlijkse signaleringsbrief (over risico’s bij UWV, SVB en gemeenten) en via de systematische risico-inventarisatie en -beheersing op basis van het afwegingskader.

Het kabinet investeert in de Inspectie SZW. Om de handhaving en fraudebestrijding te versterken is in het Regeerakkoord – geleidelijk oplopend naar 2022 – jaarlijks € 50 miljoen extra vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW, conform het Inspectie Control Framework. Deze middelen zijn met name bedoeld voor de bevordering van een eerlijke arbeidsmarkt, de bevordering van gezond en veilig werken, en het aanpakken van schijnzelfstandigheid. In 2018 is begonnen met de versterking van de Inspectie SZW. Na jaren van daling, neemt het aantal medewerkers in de Inspectieketen toe. Na selectie, opleiding en training leidt dit tot meer inzetbare Inspectiecapaciteit. In 2019 hebben de eerste groepen inspecteurs hun opleiding en praktijkbegeleiding afgerond en zijn inzetbaar geworden. Zij zijn in 2020 ingezet in de programma’s. In 2019 is de Inspectie verder uitgebreid met 172 medewerkers, waarvan 99 inspecteurs en rechercheurs.

3.1.4 Kerncijfers

Handhaving sociale zekerheid

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). In tabellen 1 en 2 is een overzicht gegeven van de kerncijfers op het gebied van handhaving bij UWV, SVB en gemeenten.

De kerncijfers opsporing van de SVB laten een flinke groei zien van het aantal opgespoorde overtredingen en het totale benadelingsbedrag. Deze stijging wordt veroorzaakt doordat in 2018 de handhaving op het inkomen van 16- en 17-jarigen met Kinderbijslag heeft stilgelegen. In 2019 is dit met terugwerkende kracht weer opgepakt. De gemiddelde incassoratio in het eerste invorderingsjaar is licht gestegen, maar bij de AOW en Algemene Nabestaandenwet sterk gedaald. De oorzaak hiervan is te vinden in het geringe aantal vorderingen waardoor de incassoratio per jaar een grillig verloop kan hebben.

De kerncijfers opsporing van UWV zijn stabiel, na een trendbreuk in 2018 veroorzaakt door een daling van aantal verstrekte WW-uitkeringen en automatische verrekening van inkomsten van WW-gerechtigden. De gemiddelde incassoratio in het eerste invorderingsjaar is licht gedaald, de gemiddelde incassoratio in het tweede invorderingsjaar laat een grotere afname zien. De reden voor de daling is niet bekend.

De kerncijfers van de gemeenten laten een stabiel beeld zien. De incassoratio van gemeenten blijft iets achter bij UWV en SVB. Dit is te verklaren door het vangnetkarakter van de Participatiewet.

Tabel 1 Kerncijfers opsporing UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

Totaal benadelingsbedrag ­(x € 1 mln)

Totaal opgelegd boetebedrag ­(x € 1 mln)

 

2017

2018

2019

2017

2018

2019

2017

2018

2019

UWV1

19

8,3

9

47

26

25

7,6

4,9

4,8

SVB2

3,5

3,9

10,5

7,8

7,9

10,6

1,7

1,3

1,4

Gemeenten3

31

33

31

69

70

67

8,8

8,7

7,9

Totaal

4

4

4

123

104

103

18

14

14

X Noot
1

UWV, Jaarverslag, berekening SZW.

X Noot
2

SVB, Jaarverslag, berekening SZW.

X Noot
3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

X Noot
4

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Om die reden toont deze kolom geen totaal. Uit CBS onderzoek naar de lopende vorderingen in maart 2019 (BDFS K – Gesplitste vorderingen) blijkt dat het aantal overtredingen circa 11% lager ligt dan het aantal vorderingen. CBS onderzoekt in 2020 of het mogelijk is de jaarlijkse gegevens hier structureel voor te corrigeren.

Tabel 2 Kerncijfers incassoratio en geïnd bedrag UWV, SVB en gemeenten
 

2017

2018

2019

2016

2017

2018

2015

2016

2017

Incassoratio (%)

na 1 jaar

na 1 jaar

na 1 jaar

na 2 jaar

na 2 jaar

na 2 jaar

na 3 jaar

na 3 jaar

na 3 jaar

UWV1

23

28

22

48

51

39

65

63

58

SVB2

23

21

27

42

43

35

46

48

51

Gemeenten3

14

14

11

25

25

23

29

31

31

Totaal

18

23

15

35

36

28

46

44

43

          

Geïnd bedrag (x € 1 mln)4

         

UWV

13

8

6,6

24

28

12

50

32

32

SVB

2,2

1,9

2,5

4,5

4,1

3,2

5,2

5,1

4,8

Gemeenten

11

11

8,3

20

20

18

23

25

24

Totaal

26

27

17

50

51

33

78

62

61

X Noot
1

UWV, jaarverslag.

X Noot
2

SVB, Jaarverslag.

X Noot
3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

X Noot
4

Berekeningen SZW op basis van Jaarverslagen SZW, UWV en Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek CBS.

Re-integratie

Tabel 3 geeft weer hoeveel mensen met een arbeidsbeperking UWV aan het werk heeft geholpen. In 2019 vonden 13.100 mensen met een arbeidsbeperking een baan; iets minder dan in 2018. Deze daling doet zich vooral voor in de Wajong en de ZW. Omdat er in de Wajong geen nieuwe instroom met arbeidsvermogen meer is bestaat de doelgroep uit steeds moeilijker plaatsbare Wajongers. Ondanks dat is de streefwaarde wel behaald. In het kader van de WIA heeft UWV meer plaatsingen gerealiseerd. Dit is mogelijk het gevolg van de intensivering van de WGA-dienstverlening.

Tabel 3 Aantal door UWV aan het werk geholpen mensen met een beperking
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering

500

400

300

400

300

1

Mensen met recht op Ziektewetuitkering

2.000

2.000

1.800

1.000

700

1

Mensen met recht op WIA-uitkering

2.400

2.400

2.500

2.900

3.500

Mensen met recht op Wajong

8.400

7.700

8.400

9.000

8.600

8.000

600

Totaal

13.300

12.500

13.000

13.300

13.100

Bron: UWV, Jaarverslag.

X Noot
1

Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.

3.2 Uitgavenplafond Sociale Zekerheid

Deze paragraaf presenteert een totaaloverzicht van de uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid (SZ) voor het jaar 2019. Eerst wordt de opbouw van de totale uitgaven onder het SZ-plafond weergegeven, onderverdeeld naar begrotings- en premiegefinancierde uitgaven. Daarna wordt inzicht gegeven in de onderverdeling van de uitgaven onder het SZ-plafond naar de verschillende regelingen. Ten slotte worden de uitgavenmutaties sinds de begroting 2019 gegroepeerd weergegeven en vindt toetsing van de SZ-uitgaven aan het plafond plaats.

Om een goede vergelijking te maken tussen begrote en gerealiseerde uitgaven zijn de uitgaven van de begroting 2019 (prijzen 2018) omgerekend naar prijzen 2019. Daarnaast worden in deze paragraaf de ontvangsten in mindering gebracht op de uitgaven (netto SZ-uitgaven). Om deze twee redenen wijken de gepresenteerde uitgaven af van de uitgaven zoals opgenomen in de beleidsartikelen.

Uit tabel 4 is af te leiden dat de totale uitgaven onder het SZ-plafond € 0,5 miljard lager zijn uitgekomen dan voorzien bij de begroting 2019. De uitgaven onder het SZ-plafond bestaan uit begrotingsgefinancierde uitgaven en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden uit belastinginkomsten betaald, de premiegefinancierde uitgaven worden voornamelijk door middel van premies gefinancierd. Het merendeel van de uitgaven op de SZW-begroting valt onder het uitgavenplafond SZ.

Tabel 4 SZ-uitgaven 20191 (x € 1 mln)
 

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2019

2019

2019

Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd

39.076

36.678

2.398

-/- Correctie dubbeltelling rijksbijdragen

17.427

14.246

3.181

-/- Uitgaven R-plafond

498

651

‒ 153

-/- Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd

584

595

‒ 11

A. SZ-uitgaven begroting

20.566

21.185

‒ 619

    

Totaal uitgaven premiegefinancierd

58.467

58.424

43

-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd

260

310

‒ 50

B. SZ-uitgaven premie

58.207

58.114

93

    

C. Integratie-uitkering sociaal domein

1.987

1.933

55

    

Totaal SZ-uitgaven (A + B + C)

80.760

81.232

‒ 471

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Op de totaaltelling van de uitgaven vindt een correctie plaats om dubbeltelling te voorkomen die ontstaat doordat sociale fondsen voor een deel gefinancierd worden uit begrotingsmiddelen. Deze zogeheten rijksbijdragen worden verantwoord op artikel 12 van dit jaarverslag. Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds. De opbrengsten van de AOW-premie zijn namelijk onvoldoende om de ouderdomsuitgaven (AOW) te dekken.

De apparaatsuitgaven en enkele andere uitgaven, waaronder subsidies en opdrachten, behoren tot de uitgaven onder het plafond Rijksbegroting en zijn daarom niet relevant voor het SZ-plafond. Deze uitgaven worden in mindering gebracht op de totaaltelling.

Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend, wordt eveneens gecorrigeerd. De gerealiseerde begrotingsontvangsten onder het SZ-plafond wijken af van de totale ontvangsten van SZW. De ontvangsten onder uitgavenplafond Rijksbegroting en de niet-plafondrelevante ontvangsten (voornamelijk werkgeversbijdragen kinderopvangtoeslag) worden immers niet onder het SZ-plafond meegenomen.

Rekening houdend met deze correctie bedragen de begrotingsgefinancierde uitgaven onder uitgavenplafond SZ in 2019 € 20,6 miljard, de premiegefinancierde uitgaven bedragen € 58,2 miljard.

Uitgavenontwikkeling

Tabel 5 toont een onderverdeling van de uitgaven die vallen binnen het SZ-plafond naar de verschillende regelingen. Wederom is het startpunt de begroting 2019. Ontvangsten worden in mindering gebracht op de uitgaven.

Tabel 5 Uitgaven SZ-plafond 2017-2019 (x € 1 mln)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2019

2019

Arbeidsmarkt

     

LIV/LKV/Jeugd-LIV

0

474

799

926

‒ 127

      

Werkloosheid

     

WW-uitgaven (werkloosheid)

4.810

4.102

3.656

3.305

352

Macrobudget participatiewetuitkeringen (bijstand) en intertemporele tegemoetkoming

5.901

6.216

6.085

6.216

‒ 131

      

Arbeidsongeschiktheid/Ziekte en zwangerschap

     

WIA/WAO/WAZ/Wajong

12.569

12.806

13.302

13.116

186

ZW/WAZO

2.683

2.803

3.061

2.795

266

      

Ouderdom/Nabestaanden

     

AOW

36.466

37.195

38.539

37.313

1.225

Inkomensondersteuning AOW

946

930

945

937

8

Anw

399

377

356

357

‒ 1

      

Kinderopvang en kindregelingen

     

KOT

2.273

2.651

3.088

2.918

171

AKW/WKB

5.195

5.273

5.742

5.495

247

      

Re-integratie/Participatie

     

Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid

89

175

171

212

‒ 41

Participatiebudget gemeenten

2

0

1

0

1

Integratie-uitkeringen sociaal domein

2.636

2.556

1.987

1.933

55

      

Uitvoeringskosten en overige uitgaven

     

Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.)

2.023

1.950

1.973

1.978

‒ 5

Overige uitgaven

1.153

1.587

1.055

1.383

‒ 327

      

Nominale ontwikkeling

0

0

0

2.349

‒ 2.349

      

Totaal SZ-uitgaven

77.142

78.622

80.760

81.232

‒ 471

Arbeidsmarkt

De uitgaven aan arbeidsmarkt vallen € 127 miljoen lager uit dan begroot. Dit is voornamelijk het gevolg van lagere uitgaven aan het Loonkostenvoordeel (LKV), doordat het gebruik achterbleef bij de verwachting.

Werkloosheid en Bijstand

De uitkeringslasten WW komen € 352 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening gehouden wordt met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 216 miljoen hoger dan begroot. De hogere uitkeringslasten komen met name doordat het aantal WW-uitkeringen en de gemiddelde prijs ervan hoger uitvallen. Ook is het verhaal op overheidswerkgevers (terugontvangst) lager dan geraamd.

De uitgaven aan het Macrobudget Participatiewetuitkeringen en de intertemporele tegemoetkoming vallen samen € 131 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening gehouden wordt met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 264 miljoen lager dan begroot. Dit komt met name door een lagere werkloosheid dan eerder gedacht in 2019 en de verwerking van de lager uitgevallen realisaties van 2018. Daarnaast zijn er beleidseffecten die tot een neerwaartse bijstelling hebben geleid.

Arbeidsongeschiktheid en Ziekte en zwangerschap

De uitgaven voor arbeidsongeschiktheid en ziekte en zwangerschap zijn € 452 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening gehouden wordt met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 2 miljoen lager dan begroot. De IVA komt hoger uit dan begroot, de WGA lager. Dit komt door een hoger dan verwachte doorstroom van WGA naar IVA. Per saldo is het effect klein. De WAO, WAZ en Wajong komen alle drie lager uit dan begroot. De ZW komt hoger uit dan begroot. De voornaamste oorzaak is een groter aantal uitkeringen voor flexkrachten en ziekte bij zwangerschap.

Ouderdom en Nabestaanden

De AOW-uitgaven zijn € 1.225 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling is de realisatie € 117 miljoen lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk verklaard doordat het aantal AOW’ers iets lager uitviel dan verwacht doordat de sterfte in 2018 hoger uitviel dan verwacht.

De uitkeringslasten Anw zijn € 1 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling is de realisatie € 9 miljoen lager dan begroot.

Kinderopvang en Kindregelingen

Het saldo van de uitgaven en ontvangsten Kinderopvangtoeslag is € 171 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 50 miljoen hoger dan de begroting. Dit wordt met name verklaard door een hoger gebruik van kinderopvang dan was voorzien. In 2019 is voor bijna € 250 miljoen geïnvesteerd in de betaalbaarheid van de kinderopvang. Waarschijnlijk hebben ouders sterker op deze intensivering gereageerd dan verwacht (gedragseffecten), waardoor de stijging van het gebruik hoger is uitgevallen.

De uitgaven aan AKW en WKB zijn € 247 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, is de realisatie € 150 miljoen hoger dan bij begroting. Dit is het saldo van meerdere, deels tegengestelde, effecten. Begin 2019 is de omissie in de uitvoering van het kindgebonden budget aan het licht gekomen. De daaropvolgende herstelactie heeft tot hogere uitgaven geleid. De overige uitgaven kindgebonden budget zijn lager uitgekomen, onder meer door positievere inkomensontwikkeling dan eerder verwacht.

Re-integratie en Participatie

In 2019 is € 41 miljoen minder uitgegeven aan re-integratie arbeidsongeschikten dan begroot. Dit bestaat uit lagere uitgaven aan re-integratie Wajong (€ 16 miljoen) en lagere uitgaven aan re-integratie WIA/WAO/WAZ (€ 25 miljoen).

Uitvoeringskosten en overige uitgaven

De uitvoeringskosten van onder andere UWV en de SVB komen € 5 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstellingen, is de realisatie € 53 miljoen lager dan begroot.

De overige uitgaven zijn € 327 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt onder andere doordat het grootste deel van de reserveringen op artikel 99 (onvoorzien) à € 118 miljoen is overgeboekt naar de betreffende beleidsartikelen.

Toetsing aan het plafond

Tabel 6 laat de ontwikkeling van het SZ-plafond en de netto SZ-uitgaven zien voor het jaar 2019. De SZ-uitgaven worden getoetst aan het plafond.

Tabel 6 Bijstellingen SZ-uitgaven en ijklijn sinds de indiening van de Miljoenennota 2019 (x € 1 mln)
  

Uitgaven

 

SZ-uitgaven bij indiening Miljoenennota 20191

81.232

Budgettaire mutaties

‒ 471

SZ-uitgaven jaarverslag 2019

80.760

  

Uitgavenplafond (ijklijn)

 

IJklijn SZ-uitgaven bij Miljoenennota 2019

81.705

IJklijnmutaties

‒ 141

IJklijn SZ-uitgaven jaarverslag 2019

81.564

  

Kadertoetsing (over-/onderschrijding ijklijn) bij indiening Miljoenennota 2019

‒ 473

Kadertoetsing (over-/onderschrijding ijklijn) jaarverslag 2019

‒ 804

Uitgaven

De geraamde SZ-uitgaven van € 81,2 miljard ten tijde van de begroting 2019 zijn uitgekomen op € 80,8 miljard bij het jaarverslag 2019. Bovenstaand zijn de grootste mutaties toegelicht.

Uitgavenplafond

Het plafond 2019 is € 0,1 miljard lager vastgesteld dan in de begroting 2019 is opgenomen. De voornaamste oorzaak is een bijstelling van het plafond als gevolg van de nominale ontwikkeling van uitkeringsregelingen. Daarnaast is het plafond bijgesteld vanwege overboekingen tussen de plafonds, statistische correcties en voor de niet-beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Het plafond voor 2019 is uiteindelijk vastgesteld op € 81,6 miljard.

Toetsing SZ-uitgaven aan uitgavenplafond

Door de lagere SZ-uitgaven ten opzichte van de begroting en de (relatief kleinere) neerwaartse bijstelling van het plafond is er sprake van een onderschrijding van het plafond. Per saldo is er bij jaarverslag 2019 € 0,8 miljard minder uitgegeven dan het voor 2019 geldende plafond.

3.3 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Tabel 7 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Artikel

Naam artikel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Geheel artikel?

1

Arbeidsmarkt

X1

      

Nee1

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet2

       

Ja2

3

Arbeidsongeschiktheid

 

X

  

X3

  

Nee3

4

Jonggehandicapten

     

X

 

Ja

5

Werkloosheid

   

X

   

Ja

6

Ziekte en zwangerschap

    

X

  

Ja

7

Kinderopvang

  

X

    

Ja

8

Oudedagsvoorziening

X

     

X

Nee4

9

Nabestaanden

X

     

X

Ja

10

Tegemoetkoming ouders

X

    

X

 

Ja

11

Uitvoering

  

X

    

Ja

12

Rijksbijdragen5

       

N.v.t.

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

    

X

  

Ja

X Noot
1

De doorlichting uit 2013 besloeg het toenmalige artikel 43 van de begroting van SZW, ‘Arbeidsverhoudingen’.

X Noot
2

Oplevering van de doorlichting van artikel 2 staat gepland voor medio 2020.

X Noot
3

De beleidsdoorlichting is als IBO (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) “Geschikt voor de arbeidsmarkt’ in april 2017 opgeleverd.

X Noot
4

Zie voor een toelichting de paragraaf beleidsconclusies in artikel 8 Oudedagsvoorziening.

X Noot
5

Het artikel Rijksbijdragen is een technisch artikel. Er wordt op basis van dit artikel geen specifiek beleid gevoerd. Om die reden wordt dit artikel niet doorgelicht. De evaluatie van het beleid waarvoor deze rijksbijdragen zijn bedoeld, vindt plaats wanneer de artikelen waar dit beleid onderdeel van is, worden doorgelicht.

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link. Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie «Bijlage 2. Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».

3.4 Overzicht van risicoregelingen

Asielgerechtigde nieuwkomers die inburgeringsplicht hebben, kunnen via het sociaal leenstelsel een bijdrage krijgen om hun inburgeringsonderwijs te bekostigen. Slechts ingeval deze nieuwkomers onvoldoende inspanningen hebben verricht om het inburgeringsdiploma of NT2-diploma tijdig te behalen dient de lening terugbetaald te worden. Overige nieuwkomers kunnen een beroep doen op het sociaal leenstelsel wanneer zij niet over voldoende middelen beschikken om hun inburgering zelf te bekostigen. In tegenstelling tot de eerste groep dienen zij de lening wel terug te betalen.

In beide gevallen geldt dat de lening niet wordt uitbetaald aan de nieuwkomer maar rechtstreeks aan de onderwijsinstantie.

Voor deze leningen is er geen risicovoorziening ingesteld omdat eventuele verliezen via de begroting worden opgevangen.

Tabel 8 Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd lening

Totaalstand risicovoorziening 2018

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2019 en 2018

13 Integratie en maatschappelijke samenhang

Leningen inburgering

350.758

divers

0

0

Bron: DUO, administratie.

4. Beleidsartikelen

Artikel 1. Arbeidsmarkt

A. Algemene doelstelling

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en –voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Wet aanpak schijnconstructies (Was);

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Inspectie SZW.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

Wet tegemoetkomingen loondomein

In de zomer van 2019 is, ter dekking van de maatregelen in het Pensioenakkoord, een besparing op de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) afgesproken. Het gaat om de halvering van het hoge Lage-inkomensvoordeel (LIV) en het Jeugd-LIV per 2020 en de afschaffing van het Jeugd-LIV per 2024. Daarnaast is afgesproken dat werkgevers in overleg met het kabinet een effectievere invulling van de Wtl gaan onderzoeken.

Wet arbeidsmarkt in balans (Wab)

De Wab (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 074, nr. 3) is in 2019 door zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer aangenomen en bijna alle onderdelen zijn op 1 januari 2020 in werking getreden. Per 1 januari treedt, naast het recht voor payrollkrachten op een adequaat pensioen, ook het Besluit compensatie transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming in werking.

Vervanging Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA)

Er is in 2019 voortgang geboekt op de verschillende trajecten op het zzp dossier, zoals ten aanzien van de webmodule ten behoeve van het vaststellen van de arbeidsmarktpositie. Deze voortgang is echter langzamer dan oorspronkelijk gepland. Implementatie van de webmodule is verwacht voor 2020 (Tweede Kamer, 2019-2020, 31 311, nr. 220).

Leven Lang ontwikkelen (LLO)

In 2019 is de subsidie Stimuleringsregeling Leren en Ontwikkelen met een omvang van bijna € 50 miljoen voor het MKB ontwikkeld. Mkb-ondernemers kunnen vanaf maart 2020 subsidie aanvragen om het ‘leven lang ontwikkelen’ in de onderneming mogelijk te maken. Daarnaast zijn er ook middelen beschikbaar voor bedrijven in sectoren die voor wat betreft de personele inzet sterk seizoensafhankelijk zijn.

Een ander spoor van het meerjarig actieprogramma LLO ziet op het versterken van een leercultuur in het mkb (Tweede Kamer, 2018-2019, 30 012, nr. 92). In 2019 is door SZW € 0,3 miljoen bijgedragen aan de subsidieregeling MKB!dee (experimentele regeling van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat).

Herziening wettelijk minimumloon

Per 1 juli 2019 is het wettelijk minimumloon voor 21-jarigen verhoogd naar 100% van wettelijk minimumloon voor volwassenen. Voor 18-, 19-, 20-jarigen is het percentage van het wettelijk minimumloon voor volwassenen verder omhoog gegaan.

Herziene Detacheringsrichtlijn

Het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene Detacheringsrichtlijn is in december 2019 bij de Tweede Kamer ingediend (Tweede Kamer, 2019-2020, 35 358, nr. 2). Het streven is erop gericht om het wetsvoorstel tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 30 juli 2020, vast te stellen.

Meldingsplicht voor dienstverleners uit de Europese Unie (EU)

De meldingsplicht voor dienstverleners uit andere EU-lidstaten is in 2019 volgens plan voorbereid en gaat in op 1 maart 2020.

Brexit

Op 31 januari jongstleden is het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU getreden. Het VK en de EU bereikten op 17 oktober 2019 een akkoord over de voorwaarden voor het vertrek van het VK uit de EU en een overgangsperiode. Deze overgangsperiode duurt tot en met 31 december 2020.

Programma Preventie van beroepsziekten

Het programma Preventie Beroepsziekten richt zich op het voorkomen van nadelige gezondheidseffecten als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen. Onder andere is gewerkt aan methoden die veilig werken met gevaarlijke stoffen tot een automatisme moeten maken. Daarnaast is bestaande kennis toegankelijk gemaakt door middel van halfjaarlijkse symposia en roadshows en is het toepassen van innovaties gestimuleerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 25 883, nr. 347).

Versterking arbeidsgerelateerde zorg en evaluatie van de wetswijziging Arbeidsgerelateerde zorg

In 2019 zijn onderzoeken gestart om na te gaan wat het effect van de wetswijziging en de beleidsmatige inzet op het versterken van de arbeidsgerelateerde zorg is geweest. Parallel zijn bedrijfsartsen gestimuleerd om de veranderde rol, gericht op preventie, vorm te geven en hierbij effectief samen te werken met andere arbodeskundigen.

Effectieve interventiemix

Met subsidies zijn brancheorganisaties, werkgevers- en werknemersverenigingen gestimuleerd initiatieven te nemen op het gebied van eerlijk, gezond en veilig Werk. Er zijn bijeenkomsten georganiseerd om kennis en ervaring op dit beleidsterrein te delen (Tweede Kamer, 2019-2020, 25 883, nr. 368). Een voor enkele mbo-opleidingen ontwikkeld lesprogramma vraagt in een vroeg stadium aandacht voor gezond en Veilig werken.

Innovatie van de Arbobeleidscyclus

Uit onderzoek naar de wijze waarop werkgevers uitvoering geven aan de kernverplichtingen uit de Arbowet blijkt dat hier ruimte voor verbetering is. Deze bevindingen worden meegenomen in het traject Arbovisie 2040. Een meerjarenplan moet de naleving van de verplichte Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) verbeteren (Tweede Kamer, 2019-2020, 25 883, nr. 372).

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 9 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

15.444

20.914

20.064

486.041

816.502

952.905

‒ 136.403

        

Uitgaven

17.487

19.385

15.854

486.149

813.555

951.468

‒ 137.913

        

Inkomensoverdrachten

0

3.427

1.805

473.582

798.804

925.629

‒ 126.825

Vakantiedagen

0

3.427

1.805

21

7

0

7

Lage-inkomensvoordeel

0

0

0

473.561

509.639

503.629

6.010

Minimumjeugdloonvoordeel

0

0

0

0

123.754

130.000

‒ 6.246

Loonkostenvoordelen

0

0

0

0

165.404

292.000

‒ 126.596

        

Subsidies

3.558

3.049

3.173

1.712

1.877

3.725

‒ 1.848

        

Opdrachten

13.737

8.948

6.807

6.716

7.642

13.330

‒ 5.688

        

Bekostiging

192

145

125

100

675

100

575

        

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

0

4.792

‒ 4.792

Ministerie van EZK

0

0

0

0

0

3.800

‒ 3.800

Ministerie van VWS

0

0

0

0

0

992

‒ 992

        

Bijdragen aan agentschappen

0

3.816

3.944

4.039

4.557

3.892

665

RIVM

0

3.816

3.944

4.039

4.557

3.892

665

        

Ontvangsten

22.203

24.552

29.240

16.717

10.904

24.000

‒ 13.096

E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten
Lage-inkomensvoordeel

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) bestaat sinds 2017. Het doel van het LIV is het stimuleren van werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De tegemoetkoming in de loonkosten wordt betaald aan werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100% en 125% van het Wml. Er is in 2019 in totaal € 510 miljoen uitgekeerd aan ruim 95.000 werkgevers en circa 439.000 werknemers.

Minimumjeugdloonvoordeel

Het minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV) bestaat sinds 2018 en is in 2019 voor het eerst uitbetaald. Het is geïntroduceerd als compensatie aan werkgevers voor de verhoging van het minimumjeugdloon per 1 juli 2017. Per 1 juli 2019 is het minimumloon voor jongeren andermaal omhooggaan. Er is in 2019 in totaal € 124 miljoen uitgekeerd aan ruim 72.000 werkgevers en ruim 235.000 werknemers.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018 en zijn in 2019 voor het eerst uitbetaald. Er zijn vier typen LKV: LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten, LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. De LKV’s zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Er is in 2019 in totaal € 165 miljoen uitgekeerd aan ruim 18.000 werkgevers voor het LKV Ouderen, ruim 8.000 voor het LKV Arbeidsgehandicapten, circa 1.000 voor het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en ruim 9.000 voor het LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Daarbij ging het in totaal om ruim 92.000 werknemers. De uitgaven waren in 2019 lager dan begroot, doordat het gebruik van de LKV’s achterbleef bij de verwachting.

Subsidies

In 2019 is voor € 1,9 miljoen aan subsidie verstrekt. Het gaat hierbij om subsidies voor bijvoorbeeld Stichting van de Arbeid en de stichting Fairwork, Ook is subsidie gegeven voor duurzame inzetbaarheid in het mkb, het programma Beroepsziekten en het programma voor Arbeidsgerelateerde zorg. Het subsidiebudget is niet volledig uitgeput. Een deel van de middelen (€ 0,3 miljoen) is overgeboekt naar EZK en wordt daar op de begroting verantwoord. Daarnaast zijn enkele subsidies vertraagd en komt voor een gedeelte van de subsidies de eindafrekening pas in 2020.

Opdrachten

Voor totaal € 7,7 miljoen is besteed uit het opdrachtenbudget. Het betreft een groot aantal kleine opdrachten en onderzoeken die qua uitgaven beperkt zijn. Het budget is niet volledig uitgeput. Totaal is € 3,3 miljoen overgeboekt naar andere begrotingen of een ander onderdeel van dit begrotingsartikel. De uitgaven worden daar verantwoord. Daarnaast zijn enkele opdrachten op het gebied van gezond en veilig werken vertraagd of niet doorgegaan. Ook waren er minder middelen nodig ten behoeve van voorlichting dan bij begroting verondersteld. Daarmee komt de onderuitputting op dit onderdeel op € 2,3 miljoen.

Bekostiging

Het budget voor bekostiging laat een overschrijding zien van € 0,5 miljoen. Dit is ontstaan door een overboeking vanuit het opdrachtenbudget ten behoeve van het onderzoeksprogramma van Netspar. De andere uitgave uit dit budget betreft de bijdrage aan de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA) .

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Het Ministerie van SZW heeft in 2019 een bijdrage van € 3,8 miljoen geleverd aan de begroting van EZK ten behoeve van de financiering van het Maatschappelijke Programma Arbeidsomstandigheden (MAPA). De bijdrage aan de begroting van het Ministerie van VWS bestaat uit een jaarlijkse bijdrage in de kosten van de Gezondheidsraad.

Bijdragen aan agentschappen

Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De bijdrage aan het RIVM is bijna € 0,7 miljoen hoger dan bij begroting is verondersteld. De hogere bijdrage is ontstaan door extra onderzoek door het RIVM op het gebied van gezond en veilig werken.

Ontvangsten

De boeteontvangsten van de Inspectie SZW komen in totaal € 13 miljoen lager uit dan de raming. Dit komt vooral doordat het aandeel reactieve inspecties nog steeds hoog is. Reactieve inspecties kosten meer tijd, waardoor er minder inspecties plaatsvinden en dus minder boetes worden opgelegd. Een andere oorzaak van de lagere ontvangsten is gelegen in een omvangrijke boeterestitutie ad € 2,7 miljoen als gevolg van een gerechtelijke uitspraak. Daarnaast is de raming van de boeteontvangsten van de Inspectie SZW met aanzienlijke onzekerheid omgeven. Deze hangen onder andere af van het type en aantal bedrijven en wat er wordt waargenomen bij deze inspecties. Overigens zijn de boeteontvangsten niet taakstellend voor de Inspectie SZW, waardoor niet wordt gestuurd op het behalen van de geraamde boeteontvangsten. De Inspectie stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Kerncijfers
Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt is in 2019 voortdurend krap gebleven. Het aantal werkenden is in 2019 opnieuw gestegen, terwijl het aandeel werklozen de 3% nadert en voor de beroepsbevolking boven de 25 jaar daar zelfs onder ligt. De werkloosheid is nu lager dan voor de crisis (3,4% in 2019 tegenover 3,7% in 2008).

Tabel 10 Kerncijfers arbeidsmarkt
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Werkloosheidspercentage

6,9

6,0

4,9

3,8

3,4

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

11,3

10,8

8,9

7,2

6,7

  

waarvan migrantenjongeren

19,9

18,1

14,9

11,3

11,2

 

25 tot 45 jaar

5,6

4,6

3,7

2,8

2,8

 

45 tot 75 jaar

6,5

5,6

4,4

3,6

2,7

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

614

539

438

350

314

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

8.294

8.403

8.579

8.774

8.953

Bron: CBS, Statline.

Gezond en veilig werken

In 2019 heeft 1,5% van de werknemers een arbeidsongeval gehad met ten minste een dag verzuim. Het ziekteverzuim is in 2019 ten opzichte van 2018 met 0,1%-punt toegenomen. Het betreft een beperkte toename; het ziekteverzuim is in de periode 2015–2019 0,5%-punt toegenomen. Werknemers verzuimden in 2019 gemiddeld 4,4 op de honderd werkdagen.

In 2019 vonden 3 incidenten met gevaarlijke stoffen plaats. In meerjarig perspectief schommelt het aantal tussen 3 en 6.

Tabel 11 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,4

1,4

1,6

1,5

1,5

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

1,1

1,3

Ziekteverzuim (%)3

3,9

3,9

4,0

4,3

4,44

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen5

2

6

3

1

3

Naleving zorgplicht Arbowet (%)6

80

81

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)7

3,2

3,7

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,9

1,8

X Noot
1

CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden.

X Noot
2

CBS/TNO, zelfstandigenenquête arbeidsomstandigheden. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

X Noot
3

CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

X Noot
4

Betreft een voorlopig cijfer.

X Noot
5

Inspectie SZW, administratie, conform de waarde uit het EU-systeem. Een incident uit de realisatie 2017 heeft in 2016 plaatsgevonden.

X Noot
6

Inspectie SZW, monitor Arbo in bedrijf. De monitor wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

X Noot
7

CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt, kan deels worden toegeschreven aan cao’s die in het ene jaar wel, en het andere jaar geen actuele looptijd kennen. Daarnaast speelt een rol dat niet elk jaar evenveel werknemers onder de lopende cao’s vallen.

Tussen 2018 en 2019 was er sprake van een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen. Er is een stijging in met name twee categorieën waargenomen, te weten tewerkstellingsvergunningen voor bijkomende werkzaamheden voor buitenlandse studenten (van 3.300 in 2018 naar 4.500 in 2019) en tewerkstellingsvergunning dan wel positieve adviezen voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid die zijn afgegeven op de regeling voor de Aziatische horeca (van 1.900 in 2018 naar 3.100 in 2019).

Tabel 12 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.500

5.551

5.518

5.615

5.654

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.743

4.793

4.714

4.790

4.668

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

757

758

804

825

841

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

7,0

7,7

8,9

10,1

13,3

X Noot
1

SZW, administratie.

X Noot
2

UWV, jaarverslag.

Handhaving

De Inspectie SZW is de toezichthouder en opsporingsinstantie op het terrein van het Ministerie van SZW. Met haar toezicht draagt de Inspectie SZW bij aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook werkt de Inspectie SZW op het gebied van pgb- en declaratiefraude als opsporingsorganisatie voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Het kabinet Rutte III heeft besloten om jaarlijks extra middelen (oplopend tot € 50 miljoen in 2022) vrij te maken voor de handhavingsketen van de Inspectie SZW. Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie bij werving en selectie. Hiermee wordt het belang van handhaving als een randvoorwaarde voor een werkende arbeidsmarkt en een functionerend stelsel van sociale zekerheid bevestigd.

Conform de meerjarenprogrammering 2019 ‒ 2022 en de brief aan de Tweede Kamer over de uitbreiding van de inspectieketen Inspectie SZW (Tweede Kamer, 2018-2019, 29 544, nr. 846) worden de middelen in de periode 2019-2022 vooral benut om extra inspecteurs en rechercheurs te werven en overige benodigde disciplines overeenkomstig te laten groeien. De extra capaciteit wordt ingezet op de thema’s waarop de komende jaren prioriteit ligt: de bevordering van eerlijk werk, waaronder het voorkomen van arbeidsuitbuiting en onderbetaling, de borging van de procesveiligheid en bestrijding van acute en chronische blootstellingrisico’s aan gevaarlijke stoffen bij zowel Brzo-bedrijven als overige (chemische) bedrijven. Ook zal de extra capaciteit bijdragen aan het herstellen van de balans tussen ongevalsonderzoeken en preventieve inspecties op het terrein van gezond en veilig werken. Tenslotte wordt intensiever ingezet op de aanpak van arbeids(markt)discriminatie.

Overeenkomstig de verwachting in de meerjarenprogrammering 2019 ‒ 2022 vergen werving, selectie, opleiding en praktijkbegeleiding een doorlooptijd van circa 1 jaar, eerder is daarom de N+1 verwachting geformuleerd. De uitbreiding in jaar N kan eerst in N+1 tot extra inzet leiden.

Overeenkomstig deze verwachting hebben eind 2019 de eerste groepen inspecteurs hun opleiding en praktijkbegeleiding afgerond en zijn inzetbaar geworden. Zij worden in 2020 ingezet in de programma’s. Op dezelfde wijze geldt dat medewerkers die in 2019 zijn aangenomen na opleiding en training on the job naar verwachting eind 2020 operationeel inzetbaar zijn.

De Inspectie organiseerde in 2019 haar activiteiten in 17 programma’s, overeenkomstig de meerjarenprogrammering. In deze programma’s wordt gewerkt met een mix aan interventies. In de uitvoering wordt de samenwerking gezocht met relevante publieke en private partners in de handhavingsketen. Dit alles gericht op maximaal maatschappelijk effect. De resultaten en effecten die in 2019 zijn bereikt beschrijft de Inspectie in haar jaarverslag 2019.

Inspectie Control Framework

Naast het benoemen van de resultaten en effecten van de toezichtprogramma’s, hanteert de Inspectie SZW een set indicatoren zoals opgenomen in tabel 13. Deze indicatoren geven op hoofdlijnen de ontwikkelingen van de in het Inspectie Control Framework (ICF) genoemde punten weer en de bijdrage van de Inspectie SZW aan de realisatie van maatschappelijk effect.

De stijging van de verhouding actieve inspecties/reactieve inspecties is in 2019 tot stilstand gebracht, als gevolg van de stijging van de beschikbare capaciteit voor preventieve activiteiten. De verwachting is dat in de loop van 2020 de balans actief/reactief wordt bereikt doordat dan de geworven inspecteurs inzetbaar zijn.

Bij de deelname van de Inspectie aan de gezamenlijke Brzo-inspecties is door capaciteitsuitbreiding in 2019 al een lichte stijging zichtbaar ten opzichte van 2018. In 2019 is de visie op informatiegestuurd werken geconcretiseerd. Er is verder gewerkt aan het realiseren van een bronnenregister en het werken met data is beproefd. De beoogde doelstelling geldt voor het jaar 2023.

Capaciteitsinzet

De kerncijfers ‘Capaciteitsinzet’ geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. Er is een wervingsmodel opgesteld waardoor de komende jaren de capaciteitsinzet groeit naar de gewenste inzet op de diverse domeinen.

Effect

Een indicatie op het behalen van het beoogde maatschappelijk effect is de informatie over het handhavingspercentage. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om werkgevers te bezoeken die de wet overtreden. Het streven is dat bij meer dan de helft bij eerste inspectie bezochte bedrijven hiervan sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleven.

De handhavingspercentages eerste inspectie op de domeinen Gezond en Veilig, Brzo en Eerlijk laten een lagere realisatie zien dan vorig jaar. Een duiding van deze daling zal worden opgenomen in het jaarverslag Inspectie SZW in verband met de verantwoording over de diverse programma’s die daarin plaatsvindt.

Tabel 13 Kerncijfers ICF, capaciteitsinzet en effecten
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Raming 2019

Verschil 2019

Inspectie Control Framework

     

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)

30:70

24:76

25:75

1

Deelname Inspectie SZW aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)

60

56

702

1

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)3

1

Inspectiedekking Eerlijk werk (%)4

1

Capaciteitsinzet5

     

Gezond en Veilig ( %)

6

417

42

1

Gevaarlijke Stoffen (%)8

6

11

13

1

Arbeidsdiscriminatie (%)9

6

2

3

1

Eerlijk (%)

6

43

40

1

Werk en Inkomen (%)

6

3

2

1

Effect

     

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

55

57

4610

>50

‒ 4

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

21

12

1610

<50

011

Handhavingspercentage Brzo12

44

47

4310

40

3

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

50

52

4710

>50

‒ 3

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

39

27

4210

<50

011

X Noot
1

De Inspectie heeft voor de tussenliggende jaren geen tussentijdse doelen geformuleerd. De uitbreiding richt zich op doelen in 2020 en 2023. Voor de tussenliggende jaren zijn geen betekenisvolle doelen mogelijk.

X Noot
2

De definitie van dit kerncijfer is met ingang van 2019 gelijk getrokken met de definitie zoals deze wordt gehanteerd in de rapportage van de Brzo partners. In het jaarverslag van de Inspectie SZW wordt nader ingegaan op de veranderingen.

X Noot
3

Definitie niveau 2: "Interne informatie wordt gestructureerd verzameld in de eigen organisatie en informatie geeft antwoord op wat het probleem is". Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol". Een implementatieplan is opgesteld om in stappen van activiteiten in 2023 niveau 3 te bereiken. In de tussenliggende jaren is de realisatie niet uit te drukken in een realisatiecijfer. In het jaarverslag Inspectie SZW wordt ingegaan op de uitgevoerde activiteiten om het doel in 2023 te realiseren.

X Noot
4

Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Inspectie SZW toezicht heeft gehouden. Voor 2017, 2018 en 2019 is geen realisatie beschikbaar. Het kerncijfer is geconcretiseerd voor 2020, waarbij naast inspecties ook het bereik van andere interventies wordt meegenomen.

X Noot
5

Betreft alleen de capaciteitsinzet in de programma's.

X Noot
6

Er is geen realisatie voor 2017 beschikbaar. Het betreft een kerncijfer dat in de SZW-begroting 2018 is geïntroduceerd. De Inspectie SZW heeft haar administratie zo aangepast dat realisaties voor het eerst over 2018 beschikbaar zijn.

X Noot
7

In verband met het toevoegen van de categorie 'Arbeidsdiscriminatie' onder capaciteitsinzet (in lijn met het jaarverslag van de Inspectie SZW) is het realisatiecijfer 2018 herberekend. De capaciteitsinzet 'arbeidsdiscriminatie' viel bij de eerdere indeling onder 'Gezond en Veilig'.

X Noot
8

Hoewel in het SZW-jaarverslag 2018 en de SZW-begroting 2019 ‘BRZO (%)’ staat betreft het realisatiecijfer niet alleen de inzet op Brzo-bedrijven maar ook de inzet op gevaarlijke stoffen. Beide onderwerpen worden opgepakt in het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen (BmGS). Daarom is (in lijn met het jaarverslag van de Inspectie SZW) de naam van het kerncijfer aangepast.

X Noot
9

Aangezien het jaarverslag van de Inspectie SZW vijf categorieën hanteert, zijn daarom (in lijn met het jaarverslag van de Inspectie SZW) de realisatiecijfers 2018 en 2019 toegevoegd. Deze wijziging is gedaan om de inzet op arbeidsdiscriminatie apart zichtbaar te maken.

X Noot
10

In 2019 is sprake geweest van een wijziging in het registratiesysteem. Dit heeft tot gevolg dat de berekening van het handhavingspercentage 2019 is gewijzigd. Dit heeft een beperkte invloed op de hoogte van het percentage. In het jaarverslag Inspectie SZW zal nader ingegaan worden op deze wijzigingen.

X Noot
11

Het verschil is aangegeven met 0, aangezien de realisatie binnen de raming valt.

X Noot
12

Bij het inspecteren van Brzo-bedrijven bestaat er geen onderscheid tussen eerste inspecties en herinspecties. De werkwijze is dat de Inspectie SZW blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

Artikel 2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

A. Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor startende zelfstandigen;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

C. Beleidsconclusies

Banenafspraak/quotum (resultaten driemeting)

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Het kabinet heeft met de sociale partners afgesproken eind 2025 125.000 extra banen voor de doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid samen voor 2018 was om 43.500 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting; 31.000 in de sector markt en 12.500 in de sector overheid. De doelstelling van 43.500 banen is met 51.956 extra banen ruim gehaald. Met 44.017 banen heeft de sector markt de doelstelling van 31.000 banen ruim overtroffen. De overheidswerkgevers hebben het afgesproken aantal banen voor 2018 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 7.940 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2018 geeft dus geen aanleiding om de geactiveerde quotumregeling voor de overheid te deactiveren.

Tabel 14 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 20191

Streefwaarde 20192

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

18.957

30.432

44.017

40.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

3.597

6.471

7.940

15.000

X Noot
1

Realisatiecijfers komen in juni 2020 beschikbaar en worden opgenomen in de begroting van 2021.

X Noot
2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Tweede Kamer, 2013–2014, 33 981, nr. 3, aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing.

De Staatssecretaris van SZW heeft in november 2018 (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 137) als onderdeel van het Breed Offensief de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak aangekondigd. In juli 2019 (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 168) heeft de Staatssecretaris de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de vereenvoudiging. Het wetsvoorstel voor de vereenvoudiging wordt in 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden. Gevolg gevend aan de uitvoering van de motie Nijkerken-de Haan c.s. (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 126) heeft de Staatssecretaris anticiperend op deze vereenvoudiging met het wetsvoorstel deactivering en uitstel quotumheffing het opleggen van de quotumheffing opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2022. Deze wet is vanaf 1 januari 2020 in werking getreden (Stb. 2019, 440).

Offensief voor werk voor mensen met arbeidsbeperking

Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 115 en nr. 138) met verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen en blijven. Belangrijke onderdelen zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie, het bevorderen van ondersteuning op maat, bijvoorbeeld door een adequate inzet van persoonlijke ondersteuning, en werken lonender maken voor mensen met een arbeidsbeperking. Over de stand van zaken van het breed offensief is de Tweede Kamer op 23 mei 2019 geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 352, nr. 163). Voor een aantal van de voorstellen is wijziging van de Participatiewet en de Ziektewet noodzakelijk. De nota van wijziging op de Participatiewet waarin dit wordt geregeld is op 13 februari 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamer, 2019-2020, 35 394, nr. 5). Voor het voorstel om een gedeelte van de inkomsten vrij te laten van mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken is structureel € 40 miljoen toegevoegd aan het macrobudget voor participatiewetuitkeringen. Voor de overige voorstellen uit het breed offensief is incidenteel € 53 miljoen gereserveerd, verspreid over 2020 en 2021. De invulling hiervan is onder andere bedoeld om het proces rondom loonkostensubsidie meer te stroomlijnen en te uniformeren. De bestemming van de middelen zal verder met gemeenten worden besproken om tot een doelmatige besteding te komen.

Armoede en schulden/Vereenvoudiging beslagvrije voet

Het kabinet wil het aantal mensen met problematische schulden terugdringen en mensen met schulden effectiever helpen. Ook zet het kabinet in op het bestrijden van armoede, in het bijzonder onder kinderen. Het kabinet heeft op 1 april 2019 haar ambities op het gebied van het bestrijden van kinderarmoede gepresenteerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 24 515, nr. 484).

Het kabinet stelt voor drie jaar (2018 t/m 2020) in totaal € 80 miljoen ter beschikking voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede, in het bijzonder onder kinderen. De middelen hebben als doel om te leiden tot een kwaliteitsverbetering van het gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid.

Op 29 mei 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang en de resultaten van de brede schuldenaanpak (Tweede Kamer, 2018–2019, 24 515, nr. 489). Die aanpak is gericht op preventie en vroegsignalering van schulden, ontzorgen en realiseren van een maatschappelijk verantwoorde incasso. Het komend jaar staat onverminderd in het teken van wetgeving en het uitvoeren en verder uitwerken van de plannen en maatregelen. Zo zijn alle betrokken partijen erop gericht om de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, die moet voorkomen dat schuldenaren bij beslaglegging te weinig geld overhouden om in basale levensbehoeften te kunnen voorzien, op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Het implementeren van maatregelen en wet- en regelgeving kost tijd, ook omdat we te maken hebben met ingewikkelde processen en systemen.

Onderstand Caribisch Nederland

In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61) heeft het kabinet een volgende stap aangekondigd om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat om een verhoging van de Onderstand per 1 januari 2020 voor Bonaire en Saba met 5% en voor Sint Eustatius met 2%. Met het besluit van 11 november 2019 (Stcrt. 2019, 62805) is deze verhoging geformaliseerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 15 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 2 (bedragen x 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

913.002

6.543.926

6.751.201

7.009.665

6.898.061

7.031.743

‒ 133.682

waarvan garantieverplichtingen

‒ 338

‒ 170

‒ 55

‒ 5

0

0

0

waarvan overig

913.340

6.544.096

6.751.256

7.009.670

6.898.061

7.031.743

‒ 133.682

        

Uitgaven

6.506.062

6.626.117

6.809.474

7.089.379

6.927.241

7.073.146

‒ 145.905

        

Inkomensoverdrachten

6.427.252

6.530.514

6.673.695

7.002.267

6.875.960

6.994.795

‒ 118.835

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

5.623.935

5.711.137

5.900.666

6.215.974

6.084.680

6.215.835

‒ 131.155

Participatiebudget

1.394

459

1.800

0

700

0

700

WSW

17.459

17.447

0

0

0

0

0

TW

484.700

496.400

456.000

448.000

442.200

458.901

‒ 16.701

AIO

234.062

245.067

268.134

295.480

309.006

286.997

22.009

Bijstand zelfstandigen

62.311

56.427

42.866

38.877

35.027

26.167

8.860

Bijstand overig

1.513

1.500

1.500

1.200

1.168

1.150

18

Onderstand en re-integratie (Caribisch Nederland)

1878

2.077

2.729

2.736

3.179

5.745

‒ 2.566

        

Garanties

221

41

5

0

0

0

0

        

Subsidies

76.890

92.361

132.858

72.887

36.278

50.291

‒ 14.013

        

Opdrachten

1.238

2.183

1.553

1.509

3.125

16.185

‒ 13.060

        

Bekostiging

354

782

1.064

2.403

1.655

1.655

0

Nibud

304

304

0

0

0

0

0

ZonMw

50

478

1.064

2.403

1.655

1.655

0

        

Bijdragen aan zbo's/rwt's

107

236

299

313

223

220

3

ZonMw

107

236

299

313

223

220

3

        

Bijdragen aan sociale fondsen

0

0

0

10.000

10.000

10.000

0

Pensioenfonds Wsw

0

0

0

10.000

10.000

10.000

0

        

Ontvangsten

62.676

55.901

48.492

26.622

28.393

2.572

25.821

E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming
Tabel 16 Extracomptabel overzicht macrobudget participatiewetuitkeringen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

5.623.935

5.711.137

5.900.666

6.215.974

6.084.680

6.215.835

‒ 131.155

        

Macrobudget participatiewetuitkeringen1

5.623.935

5.691.569

5.889.610

6.215.974

6.084.680

6.219.663

‒ 134.983

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

5.276.957

5.304.066

5.466.450

5.774.163

5.658.801

5.764.596

‒ 105.795

IOAW

258.906

326.349

361.723

377.614

350.537

389.169

‒ 38.632

IOAZ

27.784

28.830

30.493

31.670

31.838

33.372

‒ 1.534

BBZ

31.513

32.324

30.944

32.527

31.429

32.527

‒ 1.098

Correctie verdeelmodel

28.774

   

12.075

 

12.075

        

Intertemporele tegemoetkoming2

0

19.568

11.056

0

3

‒ 3.828

X Noot
1

Toelichting definitef macrobudget 2019; berekening SZW.

X Noot
2

SZW, financiële administratie.

X Noot
3

De terugbetalingen intertemporele tegemoetkoming zijn conform administratieve voorschriften onder de ontvangsten verantwoord en niet in mindering gebracht op de uitgaven.

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies, waaronder de middelen voor bijstandsuitkeringen aan startende ondernemers. Dit budget wordt samen met de middelen voor IOAW en IOAZ onder de gemeenten verdeeld. Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers bedraagt in 2019 € 31 miljoen en maakt onderdeel uit van het macrobudget participatiewetuitkeringen. In tabel 16 zijn deze middelen voor 2019 onder algemene bijstand en loonkostensubsidie begrepen.

Budgettaire ontwikkelingen

Het macrobudget participatiewetuitkeringen valt in 2019 € 135 miljoen lager uit dan begroot. Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand, de loonkostensubsidies en de intertemporele tegemoetkoming. De toelichting voor de IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud startende ondernemers volgt verderop in het artikel.

In 2019 zijn de gerealiseerde uitgaven aan gemeenten voor algemene bijstand en loonkostensubsidies per saldo € 106 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt met name door een betere conjunctuur dan eerder gedacht (- € 83 miljoen) en lager uitgevallen realisaties in 2018 (-€ 117 miljoen). Via de reguliere systematiek van het macrobudget werken realisaties in 2018 volledig door in het budget van uitvoeringsjaar 2019. Het macrobudget is hoger uitgevallen vanwege de doorwerking van lonen en prijzen (€ 118 miljoen). Er is ook een besparing ingeboekt. Tot slot zijn er andere effecten (een lagere huisvestingstaakstelling voor vergunninghouders, het toch behalen van het quotum en het uitboeken van loondispensatie) die tot een neerwaartse bijstelling hebben geleid.

In 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat enkele gemeenten in het verleden zijn benadeeld bij de verdeling van het macrobudget. Vier gemeenten hebben compensatie ontvangen, in totaal € 12 miljoen.

Vanaf 2018 zijn er geen uitgaven meer voor de Intertemporele tegemoetkoming voor gemeenten. De geraamde terugbetaling van de Intertemporele tegemoetkoming bedraagt € 3,8 miljoen euro. De gerealiseerde terugbetalingen worden verantwoord onder de ontvangsten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume bijstandsgerechtigde huishoudens op grond van de Participatiewet is als gevolg van de gunstige conjunctuur gedaald ten opzichte van het volume in 2018. Deze daling is bovendien groter dan de daling zoals die ten tijde van de ontwerpbegroting 2019 werd verwacht.

Tabel 17 Kerncijfers Participatiewet
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 20191

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

383

395

398

379

360

392

‒ 32

Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, ultimo)

387

399

390

367

350

2

 

waarvan verblijfsduur minder dan 1 jaar

95

92

76

60

57

2

 

waarvan verblijfsduur 1 tot 5 jaar

168

168

166

154

134

2

 

waarvan verblijfsduur 5 jaar of meer

125

139

147

153

159

2

Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

X Noot
1

Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2019 zijn geraamd.

X Noot
2

Dit cijfer wordt niet geraamd.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOAW en de IOAZ zijn samen ruim € 40 miljoen lager dan begroot. Bij de IOAW is dit het gevolg van enerzijds het verwerken van de realisaties van 2018 in de raming (- € 35 miljoen) en de verminderde doorstroom vanuit de WW naar de IOAW (- € 8 miljoen). Anderzijds heeft de loon- en prijsbijstelling voor een opwaarts effect gezorgd (€ 5 miljoen).

De IOAZ is per saldo met € 1,5 miljoen neerwaarts bijgesteld in 2019. Dat is het gevolg van de verwerking van de realisaties (- € 2 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 0,4 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 18 Kerncijfers IOAW en IOAZ
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 20191

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

19

22

24

24

23

27

‒ 4

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,7

1,8

1,9

1,9

1,9

2,1

‒ 0,2

Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

X Noot
1

Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2019 zijn geraamd.

Besluit bijstand zelfstandigen (Bbz)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Vanuit het macrobudget worden middelen verstrekt voor het levensonderhoud van startende ondernemers. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers).

Budgettaire ontwikkelingen

De Bbz is per saldo met € 1,1 miljoen neerwaarts bijgesteld in 2019. Dat is het gevolg van de verwerking van de realisaties (- € 1,7 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 0,6 miljoen)

Handhaving

De kerncijfers handhaving Participatiewet tonen een stabiel beeld vergeleken met voorgaande jaren. De kengetallen op het gebied van preventie zijn stabiel. Ook de incassoratio terugvorderingen en boetevorderingen vanwege schending van de inlichtingenplicht is de laatste jaren stabiel. De kerncijfers opsporing van de gemeenten tonen een lichte daling in het aantal vorderingen wegens geconstateerde overtreding van de inlichtingenplicht. Het totale benadelingsbedrag laat eveneens een lichte daling zien.

Tabel 19 Kerncijfers Participatiewet (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

82

77

75

72

73

Kennis van de verplichtingen (%)

90

88

88

86

86

      

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

29

30

31

33

31

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

66

71

69

70

67

      

Terugvordering2

     

Incassoratio cohort 2013

37

43

47

50

54

Incassoratio cohort 2014

21

28

32

36

39

Incassoratio cohort 2015

12

23

29

34

38

Incassoratio cohort 2016

4

15

25

31

35

Incassoratio cohort 2017

4

4

14

25

31

Incassoratio cohort 2018

4

4

4

14

23

Incassoratio cohort 2019

4

4

4

4

11

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

X Noot
3

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Uit CBS onderzoek naar de lopende vorderingen in maart 2019 (BDFS K – Gesplitste vorderingen) blijkt dat het aantal overtredingen circa 11% lager ligt dan het aantal vorderingen. CBS onderzoekt in 2020 of het mogelijk is de jaarlijkse gegevens hier structureel voor te corrigeren.

X Noot
4

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

Wet Participatiebudget

De uitgaven ter grootte van € 0,7 miljoen hebben betrekking op een verloren beroepszaak over de verantwoording van de besteding van het participatiebudget uit een ouder jaar.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-aanvulling) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

De uitkeringslasten zijn bijna € 17 miljoen lager uitgevallen dan geraamd. Dit komt voornamelijk doordat het aantal TW-aanvullingen op de Wajong aanzienlijk lager uitviel dan verwacht. Vanaf begin 2018 is de uitkering voor Wajongers met arbeidsvermogen verlaagd naar 70% Wml. Het is echter niet mogelijk om uitspraken te doen over de omvang van de groep Wajongers met arbeidsvermogen die door de verlaging van de uitkering van 75% naar 70% van het wettelijk minimumloon aanspraak kan maken op de Toeslagenwet. Of iemand recht heeft op een toeslag op grond van de Toeslagenwet heeft te maken met de leefsituatie van de betrokkene, inkomsten van de betrokkene en van de eventuele partner of de persoon waarmee de betrokkene een gezamenlijke huishouding heeft en wordt meegenomen bij het bepalen of een betrokkene recht heeft op de toeslag. Daarnaast ontbreekt inzicht in het aantal toeslagen dat UWV in verband met de verlaging van de uitkering extra heeft verstrekt. Toekenningen houden immers ook verband met een veranderende samenstelling van huishouden en/of huishoudinkomen.

Ook de gemiddelde toeslag per jaar is lager uitgevallen dan verwacht. Deze lag ruim 200 euro lager dan geraamd.

Tabel 20 Kerncijfers TW
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

198

155

103

108

106

126

‒ 20

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

2.448

3.203

3.703

3.456

3.463

3.665

‒ 202

Bron: UWV, jaarverslag.

Handhaving

Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is in 2019 licht toegenomen. Het merendeel van de overtredingen in de Toeslagenwet vindt plaats in combinatie met de moederwetten WIA en WAO. Ook het totale benadelingbedrag kent een lichte toename ten opzichte van het voorgaande jaar. De incassoratio is vergelijkbaar met voorgaande jaren.

Tabel 21 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Opsporing

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,4

1,7

2,0

1,2

1,4

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

5,8

5,6

6,7

4,5

4,7

      

Terugvordering

     

Incassoratio cohort 2013

47

54

61

65

68

Incassoratio cohort 2014

39

48

56

56

60

Incassoratio cohort 2015

18

40

51

52

54

Incassoratio cohort 2016

1

17

33

44

50

Incassoratio cohort 2017

1

1

16

30

36

Incassoratio cohort 2018

1

1

1

18

23

Incassoratio cohort 2019

1

1

1

1

17

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
1

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de AIO zijn in 2019 € 22 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 6 miljoen) is de realisatie € 16 miljoen hoger dan begroot.

Deze hogere realisatie is het gevolg van verschillende ontwikkelingen. De uitgaven kwamen € 12,5 miljoen hoger uit doordat het aantal AIO-gerechtigden hoger is uitgekomen dan verwacht. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de uitstroom in 2018 en 2019 lager is uitgekomen dan verwacht. Ook heeft een groter aantal personen in 2019 een AIO-uitkering aangevraagd dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Daarnaast is de gemiddelde uitkering over 2019 door samenstellingseffecten iets hoger uitgevallen dan verwacht, dit leidt tot hogere uitkeringslasten van € 3,5 miljoen. Door onder andere de afschaffing van de partnertoeslag stromen er steeds meer mensen uit met relatief een lage gemiddelde uitkering (onvolledige AOW met partnertoeslag) en stromen huishoudens in met een relatief hogere gemiddelde uitkering (onvolledige AOW zonder partnertoeslag). Dit effect is iets groter dan verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting.

Tabel 22 Kerncijfers AIO
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 20191

Begroting 2019

Verschil 2019

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

41

42

44

46

47

46

1

Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

X Noot
1

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2019 zijn geraamd.

Handhaving

De kerncijfers AIO (handhaving en fraude) laten zien dat met name de gepercipieerde detectiekans significant gedaald is, waar de meeste overige indicatoren een lichte daling laten zien of ongeveer op het niveau van eerdere jaren blijven. Het is onduidelijk waardoor dit komt, mogelijk is sprake van een afwijkend meetresultaat in het onderzoek naar de kennis der verplichtingen, waarmee de gepercipieerde detectiekans is gemeten. De SVB zet qua handhavingsbeleid in op het bevorderen van de bekendheid van de verplichtingen en op preventie, waardoor minder repressieve controle nodig is (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630).

Tabel 23 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

75

77

77

73

67

Kennis van de verplichtingen (%)

87

88

89

87

85

      

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

1,0

0,9

1,2

0,9

0,8

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

2,2

2,0

2,3

2,0

1,7

      

Terugvordering2

     

Incassoratio cohort 2013

49

53

56

58

60

Incassoratio cohort 2014

19

27

31

33

35

Incassoratio cohort 2015

14

31

38

43

50

Incassoratio cohort 2016

3

12

22

29

34

Incassoratio cohort 2017

3

3

6

23

28

Incassoratio cohort 2018

3

3

3

7

17

Incassoratio cohort 2019

3

3

3

3

10

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

SVB Jaarverslag

X Noot
3

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

Bijstand zelfstandigen (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers). Kosten voor levensonderhoud voor startende ondernemers vallen onder het macrobudget.

De gerealiseerde uitgaven zijn bijna € 9 miljoen hoger dan begroot. De bijstandsuitgaven kunnen per gemeente van jaar op jaar sterk wisselen. Gevolg daarvan is dat een aantal gemeenten te weinig voorschot ontvangt en een ander aantal te veel en dat leidt tot nabetalingen respectievelijk terugontvangsten; zie ook onder onderdeel Ontvangsten. Hiermee rekening houdend is per saldo aan de gemeenten samen bijna € 3 miljoen minder aan bijstand voor zelfstandigen uitgegeven dan begroot.

Tabel 24 Kerncijfers Bbz
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 20191

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

3,9

3,8

3,8

3,5

3,1

3,8

‒ 0,7

Bron: CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

X Noot
1

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2019 zijn ramingen.

Bijstand overig

‘Bijstand overig’ bestaat in 2019 volledig uit bijstand buitenland. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer bijgekomen.

Tabel 25 Kerncijfers Bijstand Buitenland
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,2

0,2

0,1

0,1

0,1

0,1

0

Bron: SVB, jaarverslag.

Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.

De uitgaven en het aantal uitkeringen aan Onderstand laat een onderschrijding zien. Het verschil in de budgettaire tabel is voornamelijk ontstaan door een overboeking van € 2,3 miljoen naar het ministerie van BZK. De uitgaven worden daar op de begroting verantwoord. Daarnaast is in 2019 eenmalig € 1,3 miljoen aan het budget toegevoegd. Dit was noodzakelijk om de koppeling tussen de hoogte van de onderstand tussen mensen die arbeidsongeschikt zijn en zelfstandig wonen en alleenstaanden met AOV in stand te houden. Ook werd met deze middelen de Onderstand op WML-niveau gegarandeerd voor alleenstaande AOV-ers. Blijkbaar was het aantal mensen dat hier recht op had lager dan verwacht. Dit leidt tot een onderuitputting van € 0,3 miljoen.

Tabel 26 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,5

0,5

0,6

0,5

0,6

0,6

0

Bron: RCN-unit SZW.

Subsidies

Er is € 14 miljoen minder aan subsidies uitgegeven dan begroot. Dat is voor een belangrijk deel gevolg van vertragingen in het subsidieverleningsproces en geringere voorschotverstrekking dan waar op gerekend was.

Van de ruim € 36 miljoen uitgaven aan subsidies heeft € 11 miljoen betrekking op de landelijke fondsen voor «Alle kinderen doen mee», € 6 miljoen voor de Tijdelijke regeling cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt (DWSRA), ruim € 4 miljoen voor de Subsidieregeling armoede en schulden, bijna € 3 miljoen voor de sectorplannen en bijna € 2 miljoen voor de regionale initiatieven om kinderarmoede tegen te gaan. Verder is er bijna € 3 miljoen uitgegeven aan de SBCM (het A&O-fonds voor de sociale werkvoorziening) en ruim € 7 miljoen voor overige (incidentele) subsidies, waaronder Divosa, de Alliantie voor vrijwilligers en het Nibud.

Opdrachten

Ten opzichte van de begroting van € 16,2 miljoen is er € 13,1 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door diverse budgetmutaties. Deze bestaan uit overboekingen naar andere departementen: € 1,4 miljoen naar OCW voor enkele projecten en een bijdrage aan TNO-programma rond schulden, € 1,2 miljoen naar BZK voor decentralisatie-uitkeringen impuls samenwerking GGZ en City Deals, € 0,3 miljoen naar FIN voor het Btw-compensatiefonds en een bijdrage voor Wijzer in Geldzaken. Verder waren er interne overboekingen naar artikel 98 opdrachten (€ 0,9 miljoen), naar artikel 11 inzake bijdragen aan UWV voor de Programmaraad, Werkgeverservicepunten, Dashbord Arbeidsmarkt en verbeteren uitwisseling matchinggegevens (€ 2,8 miljoen) en directie Communicatie voor publiekscampagne Brede Schuldenaanpak (€ 0,6 miljoen). Daarnaast vond in verband met subsidieverleningen in 2020 een kasschuif in combinatie met overboekingen plaats van de opdrachtbudgetten naar de subsidiebudgetten artikel 2 (€ 4,6 miljoen). Einde 2019 vond een aantal voorgenomen projecten geen doorgang dan wel vond aanbesteding einde 2019 plaats, waardoor de kaseffecten niet meer ten laste van 2019 kwamen (€ 1,3 miljoen), maar van 2020.

De gerealiseerde uitgaven van € 3,1 miljoen hebben voornamelijk betrekking op verleende opdrachten op de terreinen van Matchen op Werk, Perspectief op Werk, Aansluiting Onderwijs-Arbeidsmarkt, Breed Offensief en Banenafspraak, onderhoud verdeelmodellen bijstandsverlening en brede schuldenaanpak (keten derdenbeslag).

Bekostiging

Aan het meerjarige kennisprogramma dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is zoals begroot bijna € 1,7 miljoen uitgegeven.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Voor de meerjarige uitvoering van het kennisprogramma door ZonMw is in 2019 zoals begroot € 0,2 miljoen uitgegeven.

Bijdragen aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 is een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI, onder de voorwaarde dat sociale partners zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds.

Ontvangsten

De gerealiseerde ontvangsten zijn bijna € 26 miljoen hoger dan begroot. De hogere ontvangsten hebben betrekking op terugvorderingen van te hoge voorschotten inzake Rijksvergoedingen, zoals Bijstand zelfstandigen (bijna € 12 miljoen), TW (bijna € 6 miljoen) en AIO (ruim € 1 miljoen). Verder gaat het vooral om terugvordering van te hoge voorschotten bij subsidies, zoals voor sectorplannen en kansberoepen (ongeveer € 3 miljoen) en terugontvangsten van de intertemporele tegemoetkoming (ruim € 4 miljoen).

Kerncijfers

Tabel 27 bevat cijfers over re-integratie door gemeenten.

Tabel 27 Re-integratie gemeentelijk domein
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000)1

43

43

45

46

212

      

Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)3

33

35

44

52

514

 

waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet

1,2

2,2

9,1

13

174

 

waarvan personen met beschut werk

<0,1

<0,1

0,6

1,4

2,54

 

waarvan tijdelijke loonkostensubsidie voor werklozen of ID/WIW

5,2

3,7

3,2

2,7

1,74

      

Werknemersbestand Wsw (x 1.000)5

96

91

87

83

762

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5

36

37

37

38

402

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5

6,6

6,5

6,6

6,4

6,52

      

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)3

209

222

256

270

231

Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)3

166

174

190

198

175

X Noot
1

CBS, Uitstroom na re-integratie.

X Noot
2

Betreft de stand medio 2019.

X Noot
3

CBS, Statistiek Re-integratie gemeenten.

X Noot
4

Stand ultimo derde kwartaal 2019

X Noot
5

Panteia, Tussentijdse Wsw-rapportage.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.

De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.

Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsongeschiktheidsbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

WIA-claimcriterium

Het wetsvoorstel waarmee het WIA-claimcriterium wordt aangepast voor mensen die met loonkostensubsidie werken in de Participatiewet zou in 2020 in werking treden, maar is uitgesteld. De budgettaire gevolgen van dit uitstel zijn gering.

Afspraken met sociale partners over de WIA

Het kabinet heeft overeenstemming bereikt met werknemers en werkgevers over het afzien van de bezuinigingen op de WIA die in het regeerakkoord zijn opgenomen (aanpassing van het schattingsbesluit en het invoeren van een inkomenseis voor (toekomstige) WGA-arbeidsongeschikten die tussen de 80 en 99 procent arbeidsongeschikt zijn bevonden). Om te stimuleren dat WGA-gerechtigden zoveel mogelijk deelnemen aan het arbeidsproces, gaan de andere maatregelen uit het regeerakkoord (niet herbeoordelen van een arbeidsongeschikte tot vijf jaar na werkhervatting en experiment met scholingsaanbod voor arbeidsongeschikten) wel door. Tevens is besloten een werkgroep in de Stichting van de Arbeid in te stellen om de arbeidsparticipatie van geheel- en gedeeltelijk arbeidsongeschikten te bevorderen.

Re-integratie WW

Conform het voornemen is met de Verzamelwet SZW 2019 geregeld dat UWV met het beschikbare budget ook re-integratie kan inkopen voor mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard en in de WW terecht zijn gekomen (Tweede Kamer, 2017-2018, 34 977, nr. 3). Dit is inmiddels de praktijk en in 2019 in 1.232 gevallen gebeurd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 28 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

703

682

804

813

943

799

144

        

Uitgaven

703

682

804

813

943

799

144

        

Inkomensoverdrachten

703

682

804

813

643

799

‒ 156

Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)

703

682

804

813

643

799

‒ 156

        

Bijdragen aan zbo's/rwt's

0

0

0

0

300

0

300

Individuele plaatsing & steun CMD

0

0

0

0

300

0

300

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Tabel 29 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Uitgaven

9.040.645

9.199.616

9.455.806

9.701.073

10.143.785

10.237.306

‒ 93.521

        

Inkomensoverdrachten

8.967.297

9.138.683

9.394.789

9.625.415

10.064.310

9.864.234

200.076

IVA

1.408.374

1.712.782

2.036.404

2.425.658

2.863.571

2.618.994

244.577

WGA

2.076.296

2.327.604

2.492.840

2.646.644

2.838.210

2.891.579

‒ 53.369

WGA eigen-risicodragers

334.781

327.861

360.864

310.932

313.001

387.172

‒ 74.171

WAO

4.975.807

4.615.558

4.365.460

4.116.660

3.935.120

3.850.573

84.547

WAZ

172.039

154.878

139.221

125.521

114.408

115.916

‒ 1.508

        

Bijdragen aan zbo's/rwt's

73.348

60.933

61.017

75.658

79.475

104.543

‒ 25.068

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW

73.348

60.933

61.017

75.658

79.475

104.543

‒ 25.068

        

Nominaal

0

0

0

0

0

268.529

‒ 268.529

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten
Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

De realisatie van de uitgaven aan de ongevallenverzekering in Caribisch Nederland laat een onderuitputting zien ten opzichte van de begroting. De uitgaven op deze regeling kunnen fluctueren. Werkgevers kunnen aanvragen opsparen en ook in een volgend jaar indienen. Dit weerspiegelt zich mogelijk ook in het lagere volume aan uitkeringen voor de ongevallenverzekering.

Tabel 30 Kerncijfers Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000, ultimo)

1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,2

‒ 0,1

Bron: RCN-unit SZW

X Noot
1

Cijfers zijn vanwege een aanscherping in de gebruikte definitie niet vergelijkbaar met die voor latere jaren.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de voorwaarden daarvoor voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming. De WIA wordt uitgevoerd door UWV.

De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken of van wie herstel op termijn nog mogelijk is, krijgt een uitkering op basis van de WGA. Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun ex-werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.

Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA)

De uitkeringslasten IVA komen € 245 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 67 miljoen, in tabel 29 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 178 miljoen hoger dan begroot. De voornaamste oorzaak is een hoger aantal uitkeringen doordat de doorstroom vanuit de WGA en de instroom hoger zijn uitgevallen dan verwacht (€ 137 miljoen). Daarnaast lag ook de gemiddelde uitkering hoger dan verwacht (€ 41 miljoen).

Het aantal IVA-uitkeringen komt hoger uit dan verwacht. Dit komt ten eerste doordat het bestand over 2018 (het uitgangspunt van de raming voor 2019) hoger is uitgekomen dan bij het opstellen van de begroting werd verwacht. Daarnaast is de doorstroom vanuit de WGA hoger uitgevallen door extra herbeoordelingen in 2019.

Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) inclusief WGA eigenrisicodragers

De uitkeringslasten WGA komen € 128 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 98 miljoen, in tabel 29 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 226 miljoen lager dan begroot. Door de hogere doorstroom naar de IVA kwam het aantal uitkeringen lager uit dan verwacht (- € 85 miljoen). Daarnaast kwam de gemiddelde uitkering lager uit dan verwacht (- € 141 miljoen).

Het aantal WGA-uitkeringen komt lager uit dan verwacht. Dit komt ten eerste doordat het bestand over 2018 (het uitgangspunt van de raming voor 2019) lager is uitgekomen dan bij het opstellen van de begroting werd verwacht. Daarnaast is de doorstroom naar de IVA hoger uitgevallen door extra herbeoordelingen in 2019. Ook de uitstroom kwam licht hoger uit dan verwacht. Daar tegenin weegt dat de instroom ook hoger was dan verwacht.

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO blijft gelden voor werknemers die op 1 januari 2004 een WAO-uitkering ontvingen. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom zullen er nog decennialang mensen zijn die een beroep blijven doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door UWV.

De uitkeringslasten WAO komen € 85 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 99 miljoen, in tabel 29 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 14 miljoen lager dan begroot. Het aantal uitkeringsjaren kwam lager uit dan verwacht doordat er meer mensen uitstroomden uit de uitkering en doordat er meer uitkeringen waren waar geen betaling tegenover stond (- € 23 miljoen). De gemiddelde uitkering kwam iets hoger uit dan verwacht (€ 9 miljoen).

Het aantal mensen met een WAO-uitkering is op het begrote aantal uitgekomen.

Tabel 31 Kerncijfers IVA, WGA en WAO
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

IVA, WGA en WAO

       

Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo)

545

546

550

556

564

561

3

 

waarvan IVA

72

85

98

113

127

120

7

 

waarvan WGA

158

168

179

190

200

204

‒ 4

 

waarvan WAO

315

293

273

254

237

237

0

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

8,1

8,1

7,9

7,8

7,7

7,8

‒ 0,1

        

Instroom in uitkeringen (x 1.000)

36

40

42

44

46,4

43

3,4

 

waarvan IVA

8,5

9,6

10,5

11,6

11,7

11

0,7

 

waarvan WGA

27

30

31

32

34

31

3

 

waarvan WAO

0,9

0,7

0,7

0,7

0,6

0,5

0,1

Instroomkans (%)

0,5

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

0

        

Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000)

45

40

39

39

37,5

36

1,5

 

waarvan IVA

6,2

6,5

7,2

8,6

8,9

9

‒ 0,1

 

waarvan WGA

9,9

10,1

11,2

10,2

11

10

1

 

waarvan WAO

29

23

21

20

17,6

17

0,6

Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000)

8,5

10,1

10,1

11,7

12,4

9

3,4

Uitstroomkans WAO + WIA (%)

7,6

6,7

6,7

6,5

6,2

6,5

‒ 0,3

        

WGA

       

Aandeel werkende WGA'ers met resterende verdiencapaciteit (%)

42

43

44

46

48

1

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
1

Het aandeel werkende WGA'ers wordt niet geraamd.

De methodiek voor de bepaling van de incassoratio is vanaf 2018 verbeterd en is nu gebaseerd op de complete set aan gegevens, waar voorheen de berekening werd gemaakt op basis van een representatieve steekproef. De cijfers over preventie laten een stabiel beeld zien ten opzichte van 2017 en 2018.

Tabel 32 Kerncijfers IVA, WGA en WAO (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

83

79

79

74

71

Kennis van de verplichtingen (%)

91

88

89

88

90

      

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,0

1,1

1,2

1,2

1,7

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

9,4

6,0

7,4

7,2

7,0

      

Terugvordering2

     

Incassoratio cohort 2013

57

64

71

72

75

Incassoratio cohort 2014

49

56

61

64

67

Incassoratio cohort 2015

22

45

57

63

66

Incassoratio cohort 2016

3

24

44

52

58

Incassoratio cohort 2017

3

3

19

43

50

Incassoratio cohort 2018

3

3

3

29

38

Incassoratio cohort 2019

3

3

3

3

23

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

UWV jaarverslag

X Noot
3

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door UWV.

De uitkeringslasten WAZ komen € 2 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 3 miljoen, in tabel 29 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 5 miljoen lager dan begroot. Het aantal uitkeringsjaren is iets lager uitgekomen en daarnaast viel de gemiddelde uitkering iets lager uit.

Het aantal uitkeringen in de WAZ is uitgekomen op het begrote aantal.

Tabel 33 Kerncijfers WAZ
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Bestand in aantal uitkeringen (x 1.000, ultimo)

15

14

12

11

9,7

9,7

0

Bron: UWV, jaarverslag.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW zet UWV middelen in om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. UWV zet deze middelen in voor de inkoop van trajecten en diensten gericht op het vinden van werk. Daarnaast koopt UWV voorzieningen (waaronder jobcoaching en vervoersvoorzieningen) in voor het ondersteunen van werkenden met een structureel functionele beperking. UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Dit budget wordt jaarlijks aan UWV beschikbaar gesteld en door UWV verantwoord via de reguliere rapportages. Het begrotingsgefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de Wajong en wordt verantwoord in artikel 4.

De totale uitgaven voor re-integratie (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW en Wajong) in 2019 zijn op basis van realisatiecijfers van UWV € 41 miljoen lager uitgevallen dan met de SZW-begroting beschikbaar gesteld. In 2019 zijn voor de WIA/WAO/WAZ/ZW/WW-doelgroep met het re-integratiebudget meer re-integratietrajecten en werkvoorzieningen ingekocht. In 2019 zijn 19.936 re-integratietrajecten en 11.390 werkvoorzieningen ingekocht. In 2018 waren dit er respectievelijk 18.372 en 10.806. De lasten voor ingekochte trajecten lopen gedeeltelijk door in 2020. Een deel van deze toename werkt derhalve door in de realisatie van 2020.

De vaste commissie SZW van de Tweede Kamer heeft de Minister tijdens het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag 2017 verzocht om inzicht te geven in de verhouding tussen premie- en begrotingsgefinancierde middelen van het re-integratiebudget. In tabel 34 zijn daarom de totale uitgaven van UWV aan de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong. Aandachtspunt is dat een deel van het begrotingsgefinancierde budget gericht is op de subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). Het overige begrotingsgefinancierde deel is samen met het premiegefinancierde deel beschikbaar voor inkoop van trajecten en diensten (inclusief de financiering van IPS-trajecten).

Tabel 34 Extracomptabel overzicht totaal re-integratiebudget (bedragen x 1.000)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Premiegefinancierd (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW)

73.348

60.933

61.017

75.658

79.475

104.543

‒ 25.068

Begrotingsgefinancierd (Wajong)

108.500

160.058

27.800

99.500

91.100

107.312

‒ 16.212

 

waarvan ESB

12.000

13.000

13.000

13.000

13.000

14.000

‒ 1.000

Totaal beschikbaar budget voor inkoop

167.848

206.991

75.8171

162.158

157.575

197.855

‒ 40.280

X Noot
1

In 2017 sluit het beschikbare budget niet een op een aan op de uitgaven aan re-integratie door UWV. Dit wordt verklaard doordat UWV in 2017 ESF-gelden heeft ontvangen voor oude projecten (€ 36 miljoen). Daarnaast is in 2016 een deel van het re-integratiebudget 2017 (€ 45 miljoen) aan UWV betaald.

Artikel 4. Jonggehandicapten

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensondersteuning.

De Wajong bestaat uit drie groepen die elk een eigen doelstelling hebben: de ‘oude Wajong’ (tot 2010), de ‘Wajong2010’ (2010 tot 2015) en de Wajong2015. Het moment van instroom bepaalt tot welke groep iemand behoort. In de ‘oude Wajong’ staat inkomensondersteuning voorop en is arbeidsondersteuning beschikbaar voor hen die kunnen werken. Voor de ‘Wajong2010’ (mensen die in de periode 2010 tot 2015 zijn ingestroomd) heeft de overheid als eerste doel de arbeidsparticipatie van Wajongers te bevorderen. Als zij perspectief hebben op het verrichten van arbeid staat voor deze Wajongers arbeidsondersteuning centraal. Als onderdeel van de arbeidsondersteuning kunnen zij zo nodig inkomensondersteuning aanvragen. De doelgroep van de Wajong2015 bestaat uit mensen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening. Zij hebben geen recht op arbeidsondersteuning.

Als het totale inkomen van een Wajonger en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV en de REA-instituten. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;

  • het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV.

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het jonggehandicaptenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

Wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong

De beleidsdoorlichting van de Wajong heeft laten zien dat de Wajong, met drie verschillende regelingen en verschillen in rechten en plichten tussen deze regelingen, een complex geheel is geworden. Bovendien is er sprake van een aantal knelpunten die voor de participatie van mensen met een Wajong-uitkering een belemmering zijn. Naar aanleiding hiervan heeft het kabinet op 28 mei 2019 een wetsvoorstel ingediend (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 213, nr. 2) met een pakket aan maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer werken loont, dat Wajongers altijd terug kunnen vallen op de Wajong en dat Wajongers hun uitkering behouden als zij onderwijs volgen. De Tweede Kamer heeft op 7 november 2019 met aanname van enkele amendementen dit wetsvoorstel aangenomen. In 2020 vervolgt verdere behandeling in de Eerste Kamer.

Activering Wajongers met arbeidsvermogen

UWV heeft in 2019 in totaal 8.600 Wajongers aan het werk geholpen. Hierdoor staat het aantal Wajongers dat aan het werk is in 2019 op 58.863 UWV heeft daarbij de doelstelling van 8.000 plaatsingen, ondanks dat de doelgroep bestaat uit steeds moeilijker plaatsbare Wajongers, gehaald.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 35 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

3.112.006

3.274.182

3.202.010

3.280.192

3.329.000

3.359.378

‒ 30.378

        

Uitgaven

3.112.006

3.274.182

3.202.010

3.280.192

3.329.000

3.359.378

‒ 30.378

        

Inkomensoverdrachten

3.003.506

3.114.124

3.174.210

3.180.692

3.237.900

3.252.066

‒ 14.166

Wajong

3.003.506

3.114.124

3.174.210

3.180.692

3.237.900

3.252.066

‒ 14.166

        

Bijdragen aan zbo's/rwt's

108.500

160.058

27.800

99.500

91.100

107.312

‒ 16.212

Re-integratie Wajong

108.500

160.058

27.800

99.500

91.100

107.312

‒ 16.212

        

Ontvangsten

34.069

0

18.151

25.626

24.026

0

24.026

E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten

De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. De Wajong wordt uitgevoerd door UWV.

De uitkeringslasten van de Wajong zijn in 2019 circa € 14 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt onder andere doordat er meer Wajongers werken dan werd verwacht, wat zorgt voor een lagere gemiddelde uitkering.

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers komen grotendeels overeen met de begroting 2019. Ten opzichte van 2018 zitten er minder mensen in de oude Wajong en Wajong2010 en meer mensen in de Wajong2015. Dit komt doordat er geen nieuwe mensen meer in de oude Wajong en Wajong2010 instromen. Bij het opstellen van de begroting 2019 is uitgegaan van inwerkingtreding van het wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong per 2020. Met dit wetsvoorstel wordt onder andere de studieregeling in de Wajong2010 opgeheven en deze Wajongers ondergebracht in de werkregeling of categorie duurzaam geen arbeidsvermogen. Dit wetsvoorstel ligt in 2020 nog voor ter behandeling in de Eerste Kamer, waardoor de studieregeling nog niet leeg is.

Tabel 36 Kerncijfers Wajong
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo)

249

247

245

245

244

244

0

 

waarvan oude Wajong (tot 2010)

181

177

174

172

168

169

‒ 1

  

waarvan met arbeidsvermogen (%)

1

 

41

41

41

41

0

 

waarvan Wajong2010 (2010 tot 2015)

67

66

65

64

64

63

1

  

waarvan werkregeling (%)

78

76

68

68

68

75

‒ 7,0

  

waarvan studieregeling (%)

12

9

7,3

5,8

4,4

0

4,4

  

waarvan duurzaam geen arbeidsmogelijkheden (%)

10

15

25

27

27

25

2

 

waarvan Wajong2015

1,3

3,5

6,2

9,1

12,4

13

‒ 0,6

        

Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)

4,5

4,2

4,7

5,2

5,8

5

0,8

Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)

6,4

6,1

6,1

6,5

6,8

6

0,8

        

Aandeel Wajongers met arbeidsvermogen dat werkt (%)

  

50

50

51

51

0

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
1

cijfers niet bekend

Handhaving

De kerncijfers op het gebied van preventie laten, na een dip in 2018, weer een toename zien. De kerncijfers op het gebied van opsporing wijzen op een vrijwel gelijkblijvend benadelingsbedrag, waarbij het aantal geconstateerde overtredingen iets hoger is dan in 2018. De incassoratio voor 2013 en 2014 is in 2018 afgenomen. Dit heeft te maken met een wijziging in de methodiek voor de bepaling van de incassoratio. Deze is vanaf 2018 verbeterd en is nu gebaseerd op de complete set aan gegevens, waar voorheen de berekening werd gemaakt op basis van een representatieve steekproef. In 2019 is de incassoratio voor deze jaren, net als voor de overige jaren, wederom toegenomen.

Tabel 37 Kerncijfers Wajong (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

73

77

68

61

72

Kennis van de verplichtingen (%)

86

86

82

79

85

      

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

1,6

1,6

2,4

2,2

2,3

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

4,0

4,6

7,5

5,6

5,6

      

Terugvordering2

     

Incassoratio cohort 2013

59

65

72

70

72

Incassoratio cohort 2014

50

58

65

61

65

Incassoratio cohort 2015

18

41

51

56

61

Incassoratio cohort 2016

3

17

43

53

58

Incassoratio cohort 2017

3

3

13

31

40

Incassoratio cohort 2018

3

  

18

30

Incassoratio cohort 2019

3

3

3

3

13

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

UWV, jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). Jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn verplicht om mee te werken aan re-integratie. Specifiek voor jonggehandicapten met arbeidsmogelijkheden die vallen onder de Wajong2010 geldt een acceptatieplicht van passende arbeid. UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ en ZW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA, WAO, WAZ en ZW en wordt verantwoord in artikel 3. In tabel 34 zijn de totale uitgaven aan de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong.

De uitgaven voor re-integratie Wajong zijn op basis van realisatiecijfers van UWV 2019 ruim € 16 miljoen lager uitgevallen dan in de SZW begroting beschikbaar gesteld. In 2019 zijn met het re-integratiebudget 9.212 re-integratietrajecten en 22.577 werkvoorzieningen ingekocht voor de Wajong-doelgroep. In 2018 waren dit er respectievelijk 10.202 en 24.948.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen een terugbetaling van UWV aan te veel ontvangen middelen in 2018. Het voorschot dat in 2018 aan UWV is overgemaakt met betrekking tot de Wajong en re-integratie Wajong bleek achteraf circa € 24 miljoen hoger te zijn dan de uitgaven van UWV in dat jaar. Dit bedrag is in 2019 terugbetaald.

Artikel 5. Werkloosheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk loonvervangend inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomensverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.

Werklozen die bij instroom in de WW 60 jaar of ouder zijn, komen na afloop van hun WW-recht in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau op grond van de Wet Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW). Vanaf 2020 stijgt de leeftijdsgrens om voor de IOW in aanmerking te komen naar 60 jaar en 4 maanden.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidsconclusies

Actieplan Perspectief voor vijftigplussers

Het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» is erop gericht de arbeidsmarktpositie van vijftigplussers te verbeteren en het risico op (langdurige) werkloosheid te beperken. De activiteiten uit het actieplan zijn in 2017 gestart. Een aantal activiteiten is in 2019 afgerond, zoals de subsidieregeling «Meer werk voor vijftigplussers». Dit gaat om experimenten met innovatieve projecten. De aanvraagmogelijkheid voor subsidies op grond van de Tijdelijke Subsidieregeling Ontwikkeladvies Vijfenveertigplussers liep tot 10 januari 2020. De activiteiten van de Ambachtsacademie, om oudere werkzoekenden te begeleiden naar een baan in het kleinschalig ambacht, lopen ook in 2020 (en volgende jaren) door.

In totaal zijn meer dan 25.000 ontwikkeladviezen verstrekt. Met name nadat de doelgroep is vergroot en alle vijfenveertigplussers mee konden doen, is het gebruik flink toegenomen. De evaluatie van de regeling wordt in het voorjaar van 2020 verwacht.

Fraude met WW-uitkeringen

In 2018 en 2019 is een fors aantal maatregelen aangekondigd en uitgevoerd om fraude met WW-uitkeringen op te sporen en tegen te gaan. Het ging daarbij onder meer om ongeoorloofd verblijf met een uitkering in het buitenland en het ontvangen van een uitkering bij verwijtbare werkloosheid. Zo zijn in 2019 gerichte controles uitgevoerd op fraude met verblijf buiten Nederland bij meerdere uitkeringen op één adres, betere controle op verwijtbare werkloosheid door een pilot bij uitzendbureau’s en aangescherpte controles bij de papieren WW-aanvraag. Ook is het proces van fraudemeldingen verbeterd, het adressenbeleid aangepakt en heeft UWV datagedreven risicomodellen ontwikkeld en ingezet om efficiënt fraude op te sporen.

Zo leidde een verscherpte controle op verwijtbare werkloosheid in de pilot en door middel van risicomodellen tot een hoger aantal afwijzingen van uitkeringen in vergelijking met de reguliere controle zoals deze voorheen gebruikelijk was. Dit toont aan dat deze maatregelen succesvol zijn om meer en gericht fraude op te sporen en aan te pakken.

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen

De verlenging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) is op 11 december 2019 aangenomen. Deze verlenging was afgesproken in het regeerakkoord.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 38 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

42.028

57.069

173.025

104.008

126.669

158.993

‒ 32.324

        

Uitgaven

42.028

56.986

166.729

108.108

124.430

158.104

‒ 33.674

        

Inkomensoverdrachten

29.428

40.297

157.961

98.120

102.672

129.813

‒ 27.141

IOW

29.403

40.280

65.037

69.600

102.626

97.213

5.413

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

25

17

24

20

46

100

‒ 54

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit

0

0

92.900

28.500

0

32.500

‒ 32.500

        

Subsidies

12.600

16.189

7.506

4.947

11.506

18.311

‒ 6.805

        

Opdrachten

0

500

1.262

1.041

272

0

272

        

Bijdragen aan zbo's/rwt's

0

0

0

4.000

9.980

9.980

0

Scholing WW

0

0

0

4000

9.980

9.980

0

        

Ontvangsten

2.961

0

1.171

3.398

10.789

0

10.789

Tabel 39 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Uitgaven

6.546.924

5.863.820

5.139.206

4.402.744

3.916.464

3.739.575

176.889

        

Inkomensoverdrachten

6.546.924

5.863.820

5.139.206

4.402.744

3.916.464

3.603.782

312.682

WW

6.546.924

5.863.820

5.139.206

4.402.744

3.916.464

3.603.782

312.682

        

Nominaal

0

0

0

0

0

135.793

‒ 135.793

        

Ontvangsten

379.000

386.000

329.026

301.000

260.000

310.293

‒ 50.293

UFO

379.000

386.000

329.026

301.000

260.000

298.984

‒ 38.984

Nominaal

0

0

0

0

0

11.309

‒ 11.309

E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsgeschikten die bij aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkering 60 jaar of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW. Vanaf 2020 geldt een minimumleeftijd van 60 jaar en 4 maanden bij aanvang van de WW- of WGA-uitkering. De IOW is een tijdelijke regeling die wordt uitgevoerd door UWV.

De IOW-uitgaven zijn ruim € 5 miljoen hoger dan geraamd. Dit komt naast de nominale bijstelling van € 2,4 miljoen, voornamelijk door een eenmalige nabetaling aan UWV van € 7,7 miljoen. Het IOW-volume is beperkt lager uitgevallen.

Tabel 40 Kerncijfers IOW
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren)

2,5

3,6

5,0

5,7

7,6

8,0

‒ 0,4

Bron: UWV, jaarverslag.

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

De uitgaven aan de Cessantiawet zijn lager dan begroot. Bij de uitgaven aan deze regeling kunnen tussen de jaren grote verschillen bestaan, afhankelijk van het aantal bedrijven dat failliet is gegaan en het aantal betrokken werknemers.

Tabel 41 Kerncijfers Cessantiawet (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen)

<0,1

<0,1

<0,1

<0,1

<0,1

<0,1

0

Bron: RCN-unit SZW

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen

Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid kan het dagloon voor enkele groepen WW-gerechtigden lager uitkomen. Per 1 december 2016 is het Dagloonbesluit aangepast met voor deze groepen een dagloonverhogend effect. Eenmalige tegemoetkomingen zijn in 2017 en 2018 verstrekt. In een later stadium kan het lagere WW-dagloon ook gevolgen hebben voor de hoogte van een WIA-uitkering. Voor compensatie hiervan zijn middelen uit 2018 doorgeschoven naar 2019. De compensatie heeft in 2019 geresulteerd in naar schatting € 1 miljoen aan extra WIA-lasten. De € 32,5 miljoen op dit artikel is geheel vrijgevallen.

Werkloosheidswet (WW)

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. De WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. Vanaf 1 april 2019 is de maximale duur 24 maanden. Hoeveel maanden mensen recht hebben op WW verschilt per persoon, afhankelijk van het aantal jaren dat iemand actief is geweest als werknemer. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf het elfde jaar bouwt een werknemer met elk gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. Arbeidsjaren van vóór 2016 leveren altijd een volledige maand recht op WW-uitkering op. De WW wordt uitgevoerd door UWV.

De WW-uitgaven komen € 313 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 136 miljoen, in tabel 39 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 177 miljoen hoger dan begroot. Met name het volume valt hoger uit dan geraamd. Dit komt voornamelijk doordat het aandeel WW-uitkeringen waar geen betaling tegenover staat (nuluitkeringen) lager lag dan verwacht. Ook de gemiddelde jaaruitkering in de WW valt hoger uit dan verwacht.

In tabel 42 staan de kerncijfers voor de WW. Het aantal lopende WW-uitkeringen is iets lager uitgevallen dan geraamd. In eerste instantie lijkt dit tegenstrijdig met het feit dat het WW-volume hoger is uitgevallen dan geraamd. Doordat het aantal nuluitkeringen echter lager lag dan verwacht, is het gemiddeld aantal uitkeringsjaren per WW-uitkering toegenomen. Verder was de dynamiek in de WW groter dan verwacht: het aantal nieuwe instromers en beëindigde uitkeringen vielen beide hoger uit.

Tabel 42 Kerncijfers WW
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren)

339

333

291

241

201

197

4

Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo)

446

412

330

263

223

231

‒ 8

Aantal nieuwe WW-uitkeringen (x 1.000)

584

491

390

336

330

292

38

Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000)

579

525

472

403

369

327

42

Bron: UWV, jaarverslag.

Handhaving

De kerncijfers op het gebied van preventie tonen een stabiel beeld vergeleken met voorgaande jaren, met een hoge kennis van de verplichtingen. De kerncijfers op het gebied van opsporing zijn gelijk gebleven aan 2018. Hiermee lijkt een einde gekomen te zijn aan de sterke daling van het aantal geconstateerde overtredingen ten opzichte van voorgaande jaren. Deze daling werd onder meer veroorzaakt doordat er sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid al bij de uitkeringsverstrekking rekening wordt gehouden met de inkomsten van een WW-gerechtigde, door de inkomstenopgave te vergelijken met de informatie uit de polisadministratie. Het effect van de inkomstenverrekening op de daling van het aantal overtredingen is tot een einde gekomen.

Daarnaast is het fraudebewustzijn toegenomen, te zien aan het toegenomen aantal interne meldingen. Het aantal externe meldingen voor vermoedens van overtreding voor de WW is gedaald, evenals het aantal overige signalen. De incassoratio’s hebben zich ten opzichte van 2018 gestabiliseerd, met een lichte daling voor het cohort 2019 en 2018.

Tabel 43 Kerncijfers WW (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

84

81

79

78

77

Kennis van de verplichtingen (%)

97

96

97

96

96

      

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

28

14

10

1,0

1,0

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

40

22

21

5,5

4,5

      

Terugvordering2

     

Incassoratio cohort 2013

65

71

76

78

81

Incassoratio cohort 2014

49

60

68

68

72

Incassoratio cohort 2015

34

59

69

70

75

Incassoratio cohort 2016

3

29

52

63

69

Incassoratio cohort 2017

3

3

28

55

62

Incassoratio cohort 2018

3

3

3

30

38

Incassoratio cohort 2019

3

3

3

3

21

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

UWV, jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

Subsidies

Voor subsidieregelingen vanuit het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» is in 2019 circa € 18,3 miljoen beschikbaar gesteld: € 16,2 miljoen voor de subsidieregeling voor het ontwikkeladvies en training voor leidinggevenden, € 1,4 miljoen om de Ambachtsacademie te ondersteunen en € 0,7 miljoen voor experimenten Meer werk.

In totaal is er € 11,5 miljoen uitgegeven aan subsidies op dit artikel. De uitgaven in 2019 aan het ontwikkeladvies zijn circa € 5,5 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt doordat een aanzienlijk deel van de uitbetalingen pas in 2020 plaats zal vinden. Ook is een deel naar het opdrachtenbudget gegaan om het ontwikkeladvies te promoten.

Van het budget voor de Ambachtsacademie is € 0,6 miljoen doorgeschoven naar latere jaren.

De € 0,7 miljoen die beschikbaar is voor de experimenten Meer werk is in 2019 niet uitgekeerd, dit zal in 2020 gebeuren.

Opdrachten

In 2019 is € 272.000 besteed aan voorlichtingsactiviteiten om ouderenwerkloosheid te bestrijden en het Ontwikkeladvies 45-plussers te promoten. Bij de Voorjaarsnota is hiervoor opdrachtenbudget beschikbaar gesteld vanuit het bijbehorende subsidiebudget.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Voor 2019 is circa € 10 miljoen aan UWV beschikbaar gesteld voor scholing aan WW gerechtigden naar kansberoepen. Dit budget is volledig aan de scholingsregeling besteed.

Ontvangsten
Begrotingsgefinancierde ontvangsten

In 2019 waren er op dit begrotingsartikel € 10,8 miljoen aan restituties. Het betreft terugbetalingen van UWV, omdat UWV in 2018 een te hoog voorschot had ontvangen van SZW voor met name de tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit (€ 8,4 miljoen). Ook voor scholing heeft UWV een terugbetaling gedaan over 2018.

Ontvangsten UFO

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. UWV verhaalt de uitkeringslasten op overheidswerkgevers. Deze lasten staan als ontvangsten op dit artikel en zijn in 2019 € 50 miljoen lager uitgevallen dan geraamd.

Artikel 6. Ziekte en zwangerschap

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap.

De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze (gewezen) werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.

Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werknemers en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering.

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV en de SVB;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidsconclusies

Wijziging Wet arbeid en zorg

Met de invoering van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) is per 1 januari 2019 het geboorteverlof voor partners van de pas bevallen moeders uitgebreid. Partners hebben eenmaal recht op het aantal werkuren per week aan geboorteverlof. Gedurende deze periode wordt het loon volledig doorbetaald door de werkgever. De werknemer kan deze verlofdagen naar eigen inzicht opnemen, maar moet dit wel doen binnen 4 weken na de geboorte van het kind.

Per 1 juli 2020 wordt het geboorteverlof verder uitgebreid en kunnen partners tot 5 weken aanvullend geboorteverlof opnemen. Zij krijgen dan een uitkering ter hoogte van 70% van hun dagloon.

Met de invoering van de WIEG is ook het adoptie- en pleegzorgverlof uitgebreid met 2 weken tot een totaal van 6 weken. Men ontvangt een uitkering ter hoogte van het dagloon.

Compensatie transitievergoeding na 2 jaar ziekte

In 2019 is het wetsvoorstel aangenomen dat mogelijk maakt dat werkgevers vanaf 1 april 2020 bij UWV een aanvraag kunnen indienen voor compensatie van betaalde transitievergoedingen bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De compensatieregeling geldt voor transitievergoedingen die op of na 1 juli 2015 zijn betaald.

MKB-verzuim-ontzorgpolis

In 2019 hebben verzekeraars gewerkt aan een verzekering voor kleine werkgevers die het financiële risico rondom loondoorbetaling bij ziekte opvangt en hen ontzorgt. De MKB verzuim-ontzorgverzekering wordt vanaf 2020 door verzekeraars aangeboden. Het kabinet heeft de totstandkoming van een werkwijzer casemanagement en een klachtenloket voor werkgevers gefaciliteerd, om dit nieuwe verzekeringsproduct zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen.

Compensatieregeling zwanger en zelfstandig (ZEZ)

In 2019 konden vrouwelijke zelfstandigen die tussen mei 2005 en juni 2008 zijn bevallen en destijds geen uitkering hebben ontvangen, een compensatie van € 5.600 bruto ontvangen van UWV.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 44 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

7.581

6.246

7.578

7.904

7.895

7.427

468

        

Uitgaven

7.581

6.246

7.578

7.904

7.652

7.527

125

        

Inkomensoverdrachten

7.581

6.246

7.578

7.904

7.395

7.427

‒ 32

TAS

4.368

3.830

4.508

4.716

4.296

4.213

83

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

3.213

2.416

3.070

3.188

3.099

3.214

‒ 115

        

Subsidies

0

0

0

0

257

100

157

Kanker en werken

0

0

0

0

257

100

157

        

Ontvangsten

0

429

0

0

0

0

0

Tabel 45 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Uitgaven

2.575.582

2.625.808

2.682.956

2.806.325

3.060.903

2.899.275

161.628

        

Inkomensoverdrachten

2.575.582

2.625.808

2.682.956

2.806.325

3.060.903

2.794.608

266.295

ZW

1.483.923

1.498.216

1.545.151

1.627.534

1.725.947

1.543.432

182.515

WAZO

1.091.659

1.127.592

1.137.805

1.178.791

1.334.956

1.251.176

83.780

WAZO aanvullend geboorteverlof partners

0

0

0

0

0

0

0

        

Nominaal

0

0

0

0

0

104.667

‒ 104.667

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten
Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van blootstelling aan asbest kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. Indien zij de ziekte maligne mesothelioom of asbestose hebben gekregen door te werken met asbest (in dienst van een werkgever) of maligne mesothelioom hebben opgelopen via werkkleding van een huisgenoot, dan is de (voormalige) werkgever hiervoor aansprakelijk en kunnen zij een schadevergoeding bij de werkgever eisen. Dit proces kan soms echter lang duren. Tegelijkertijd is de levensverwachting van mensen met de ziekte maligne mesothelioom vaak erg laag. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden in de vorm van een tegemoetkoming. Deze wordt vaak uitgekeerd in de vorm van een voorschot. Als de (voormalige) werkgever later alsnog een schadevergoeding betaalt wordt de tegemoetkoming hiermee verrekend. De TAS wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de TAS zijn in 2019 € 0,08 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 0,14 miljoen) is de realisatie € 0,06 miljoen lager uitgevallen dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal toekenningen is lager uitgevallen dan in de begroting 2019 werd verwacht. Daarnaast is het aantal terugontvangen voorschotten iets lager uitgevallen dan verwacht, het daadwerkelijke terugvorderingspercentage is 42% terwijl in de begroting een percentage van 44% werd verondersteld.

Tabel 46 Kerncijfers TAS
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,4

0,4

0,4

0,4

0,3

0,4

‒ 0,1

 

waarvan toekenning i.v.m. maligne mesothelioom

0,3

0,3

0,3

0,4

0,3

0,3

0

 

waarvan toekenning i.v.m. asbestose

0,1

<0,1

<0,1

<0,1

<0,1

<0,1

0

Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,2

0,2

0,1

0,2

0,1

0,1

0

Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%)

86

85

85

85

86

1

Bron: SVB, jaarverslag.

X Noot
1

Dit cijfer wordt niet geraamd.

Ziekteverzekering (ZV) (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het loon van de werknemer.

Zowel de uitgaven aan de Ziekteverzekering in Caribisch Nederland als de volume ontwikkeling zijn vrijwel conform begroting.

Tabel 47 Kerncijfers Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume Ziekteverzekering CN (x 1.000 uitbetaalde ziektedagen)

65

56

61

63

66

64

2

Bron: RCN-unit SZW.

Ziektewet (ZW)

De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben die in geval van ziekte loon moet doorbetalen. De ZW bevat minimumnormen voor re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever, namelijk werknemers die tijdelijk ongeschikt zijn voor het verrichten van hun werk (wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en orgaandonatie) en werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat hij moet doorbetalen. De ZW wordt uitgevoerd door UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager te zijn voor de ZW-uitkeringslasten.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten ZW komen € 183 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 59 miljoen, in tabel 45 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 124 miljoen hoger dan begroot.

Het aantal ZW-uitkeringen is in 2019 hoger uitgevallen dan waar ten tijde van de begroting rekening mee werd gehouden (circa € 164 miljoen hoger). In het bijzonder is het aantal flexkrachten dat een beroep doet op de ZW hoger uitgevallen en ook het aantal ZW-uitkeringen bij zwangerschappen is hoger dan verwacht. Een deel van de stijging bij flexkrachten wordt verklaard doordat er minder bedrijven eigenrisicodrager zijn geworden dan werd verondersteld. Hierdoor melden relatief meer personen zich bij het UWV. De gemiddelde jaaruitkering in de ZW valt juist minder hoog uit dan waarvan werd uitgegaan (circa € 40 miljoen lager). Dit doet een deel van de hogere ZW-uitkeringslasten teniet. Per saldo vallen de uitkeringslasten € 124 miljoen hoger uit dan werd verwacht.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het gemiddeld aantal ZW-uitkeringen is ongeveer 10.000 hoger uitgekomen dan verwacht. Dit verschil wordt vooral verklaard door een hoger aantal ZW-uitkeringen van uitzendkrachten, eindedienstverbanders en ziekte bij zwangerschap.

Tabel 48 Kerncijfers ZW
 

Realisatie 2015

Realisatie 20161

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume ZW (x 1.000 uitkeringen, gemiddelde)

88

87

90

95

98

88

10

Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen)

204

236

252

283

298

2

Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen)

277

285

300

322

335

2

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
1

Dit cijfer is bijgesteld op basis van een verbeterde rekenmethode.

X Noot
2

Dit cijfer wordt niet geraamd.

Handhaving

De kerncijfers op het gebied van fraude en handhaving tonen in het algemeen een stabiel beeld ten opzichte van voorgaande jaren. Uit de kerncijfers op het gebied van opsporing blijkt ook dat het aantal geconstateerde overtredingen in 2019 gelijk is gebleven aan 2018. Het totale benadelingsbedrag is in 2019 licht toegenomen.

Naar aanleiding van fraude met de WW is besloten om alle sociale zekerheidswetten door te lichten op misbruikrisico’s (Tweede Kamer, 2018-2019, 17 050, nr. 559). In 2020 worden de ZW en WIA doorgelicht voor misbruikrisico's.

Tabel 49 Kerncijfers ZW (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

81

76

80

77

77

Kennis van de verplichtingen (%)

94

93

95

93

93

      

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

0,8

1,1

2,8

2,6

2,6

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

2,3

3,0

3,4

2,9

3,5

      

Terugvordering2

     

Incassoratio cohort 2013

58

68

76

70

74

Incassoratio cohort 2014

38

49

56

54

59

Incassoratio cohort 2015

26

44

51

56

57

Incassoratio cohort 2016

3

25

41

56

61

Incassoratio cohort 2017

3

3

24

48

58

Incassoratio cohort 2018

3

3

3

24

41

Incassoratio cohort 2019

3

3

3

3

20

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

Bron: UWV jaarverslag

X Noot
3

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

Wet Arbeid en Zorg (WAZO)

De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Soms bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering (zwangerschaps- en bevallingsuitkering en adoptie- en pleegzorguitkering). Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door UWV.

De uitkeringslasten WAZO komen € 84 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (onderdeel van de post nominaal van € 46 miljoen) is de realisatie € 38 miljoen hoger dan begroot.

Ondanks dat het totaal aantal WAZO-uitkeringen minder hoog is uitgevallen dan werd verwacht, nemen de totale uitkeringslasten op de WAZO toe. Deze hogere realisatie hangt samen met een hoger dan geraamd aantal uitkeringen van de eenmalige ZEZ-compensatieregeling. De uitgaven aan de ZEZ-compensatie vallen € 41 miljoen hoger uit dan verwacht.

Het aantal toekenningen op grond van zwangerschaps- en bevallingsverlof is vanwege een lager uitgevallen geboortecijfer circa 2.000 uitkeringen achtergebleven bij de raming.

Tabel 50 Kerncijfers WAZO
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 20181

Realisatie 20191

Begroting 2019

Verschil 2019

Totaal aantal toekenningen zwangerschap- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000 uitkeringen)

137

140

134

140

142

144

‒ 2

Aantal toekenningen werknemers (x 1.000 uitkeringen)

128

129

124

129

130

134

‒ 4

Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000 uitkeringen)

9,8

10,5

10,4

11,4

11,5

10

1,5

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
1

SZW, berekening.

Subsidies

Met het amendement van Weyenberg (Tweede Kamer, 2017-2018, 34775, nr. 18) is € 500.000 in totaal beschikbaar gesteld voor een subsidieregeling om maatschappelijke initiatieven te ondersteunen die erop zijn gericht (ex-)kankerpatiënten zonder werk meer kans te geven op het vinden van een nieuwe baan. In 2019 zijn vijf opdrachten gegund en is € 257.000 aan voorschotten betaald. De opdrachten worden in 2020 afgerond.

Artikel 7. Kinderopvang

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling.

De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;

  • het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;

  • het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;

  • het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door de Belastingdienst.

C. Beleidsconclusies

Intensivering kinderopvangtoeslag

De kinderopvangtoeslag is vanaf 2019 met € 248 miljoen geïntensiveerd. Het kabinet heeft deze investering gedaan ten behoeve van een goede balans op de arbeidsmarkt en de betaalbaarheid van de kinderopvang. De toeslagpercentages zijn in zowel de eerste als de tweede kindtabel verhoogd. Voor ouders met de allerlaagste toetsingsinkomens stijgt het maximale toeslagpercentage naar 96%. Ook is de inkomensgrens waarbij ouders voor het eerste kind kinderopvangtoeslag krijgen ter hoogte van de vaste voet (33,3%) in 2019 verhoogd naar € 123.920.

Wet Innovatie en kwaliteit kinderopvang

Op 1 januari 2018 is de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang in werking getreden. Met de maatregelen uit die wet wordt een kwaliteitsverbetering gerealiseerd en wordt de ontwikkeling van het kind meer centraal gesteld. Conform planning is een aantal eisen uit deze wet per 1 januari 2019 ingevoerd. Dit betreft de wijziging van de beroepskracht-kindratio, de introductie van de pedagogische beleidsmedewerker op hbo-niveau en de aanpassing van de maximumuurprijzen.

Verbeteringen kinderopvangtoeslag

De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van het Verbetertraject Kinderopvangtoeslag (Tweede Kamer, 2019-2020, 31 322, nr. 406). Het Verbetertraject ligt eind 2019 op schema: de voorbereidingen zijn getroffen om in 2020 de gegevensuitwisseling met alle kinderopvangorganisaties en de Belastingdienst te kunnen implementeren. Een groot deel van de hoge terugvorderingen ontstaat door een afwijking in de door de ouder aangeleverde en daadwerkelijk afgenomen opvanguren. Met actuele gegevens kan de Belastingdienst afwijkingen eerder signaleren en de juiste dienstverlening bieden aan ouders, zoals ouders tijdig op deze afwijking attenderen. Het Uitvoeringsbesluit Wko is met ingang van 1 januari 2020 aangepast, zodat de gegevensuitwisseling in 2020 een deugdelijke juridische basis heeft. Daarnaast is naast verbeteringen aan het toeslagenportaal ook de eerste proefversie van de Kinderopvangapp in gebruik genomen, die het ouders gemakkelijker moet maken om wijzigingen in hun situatie door te geven. Verder is er door de Belastingdienst een start gemaakt met de persoonlijke begeleiding van ouders die een verhoogd risico hebben op hoge terugvorderingen.

Proportioneel vaststellen

In december 2019 is middels het Verzamelbesluit Toeslagen besloten dat de Belastingdienst de aanspraak op kinderopvangtoeslag proportioneel vast gaat stellen op het moment dat de ouder(s) de eigen bijdrage niet (volledig) hebben voldaan (Stcrt. 2019, 70486). Hiermee komt een einde aan de alles-of-niets benadering waarbij ouders een nihilstelling ontvangen als niet alle kosten zijn voldaan. Het besluit is op 1 januari 2020 in werking getreden, met terugwerkende kracht tot en met 23 oktober 2019.

Verbetering kwaliteit en toegankelijkheid van kinderopvang in Caribisch Nederland

Begin 2019 hebben de Openbare Lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de ministeries van SZW, OCW, VWS en BZK bestuurlijke afspraken gemaakt over de samenwerking in het programma BES(t) 4 kids. Een programmaplan is vastgesteld, een programmaorganisatie ingericht en programmamanager aangesteld. Over het programma en de hoofdlijnen van het beoogde stelsel is de Tweede Kamer op 27 juni 2019 geïnformeerd (Tweede Kamer, 2019-2020, 31 322, nr. 397). Eind 2019 is een basisverordening kinderopvang aan de eilanden voorgelegd waarin gemeenschappelijke kwaliteitseisen voor de kinderopvang zijn vastgelegd. Op de eilanden is intussen een start gemaakt met het verbeteren van de kwaliteit van de kinderopvang door een opleidingsprogramma te ontwikkelen, medewerkers te scholen, hun arbeidsvoorwaarden te verbeteren en het management van organisaties te versterken. Daarnaast is een deel van het beschikbare budget ingezet om de kinderopvang voor ouders financieel toegankelijker te maken door kindplaatssubsidies.

Uitvoering kinderopvangtoeslag

In 2014 is de kinderopvangtoeslag van een groot aantal ouders onterecht stopgezet. Dit is de zogeheten CAF 11-zaak. Eind 2018 is de zaak aan het licht gekomen en is ook gebleken dat de kwestie groter is dan CAF-11. Afgelopen jaar is onderzoek gedaan door de Adviescommissie uitvoering toeslagen. De belangrijkste conclusie van het deeladvies van de Adviescommissie is dat de Belastingdienst in de CAF 11-zaak vooringenomen heeft gehandeld en dat de gebruikelijke middelen van rechtsbescherming daar geen of onvoldoende bescherming tegen boden. De Adviescommissie spreekt daarnaast van institutionele vooringenomenheid. Ouders uit de CAF 11-zaak hebben een compensatie ontvangen. In 2020 volgen onderzoeken van de ADR, AP en het tweede deeladvies van de Adviescommissie uitvoering toeslagen naar soortgelijke zaken buiten CAF 11. SZW richt zich de komende periode, samen met de Belastingdienst, Financiën en andere opdrachtgevers, op het versterken van haar opdrachtgevende rol richting de Belastingdienst en het verbeteren van het beleid.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 51 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

2.118.056

2.410.340

2.610.668

2.955.372

3.366.289

3.286.740

79.549

        

Uitgaven

2.120.773

2.406.838

2.610.681

2.958.302

3.366.184

3.286.740

79.444

        

Inkomensoverdrachten

2.101.032

2.385.422

2.585.976

2.933.211

3.353.362

3.264.213

89.149

Kinderopvangtoeslag

2.101.032

2.385.422

2.585.976

2.933.211

3.353.362

3.264.213

89.149

        

Subsidies

5.560

4.879

5.624

4.812

1.697

4.550

‒ 2.853

Subsidies Caribisch Nederland

0

0

0

0

0

200

‒ 200

Overige subsidies

5.560

4.879

5.624

4.812

1.697

4.350

‒ 2.653

        

Opdrachten

2.606

3.580

4.563

4.508

3.493

4.877

‒ 1.384

Opdrachten Caribisch Nederland

0

0

0

91

67

2.828

‒ 2.761

Overige opdrachten

2.606

3.580

4.563

4.417

3.426

2.049

1.377

        

Bijdragen aan agentschappen

11.575

12.957

14.518

15.771

7.632

13.100

‒ 5.468

DUO

9.099

12.373

14.415

15.559

7.631

12.853

‒ 5.222

Justis

307

256

103

212

1

247

‒ 246

Centraal informatiepunt beroepen gezondheidszorg

2.169

328

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

1.539.131

1.490.499

1.464.185

1.510.526

1.522.517

1.580.594

‒ 58.077

Werkgeversbijdrage kinderopvang

1.082.043

1.111.430

1.150.719

1.203.577

1.257.158

1.233.981

23.177

Restituties en overige ontvangsten

457.088

379.069

313.466

306.949

265.359

346.613

‒ 81.254

E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag (KOT). Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door Belastingdienst/Toeslagen. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan kinderopvangtoeslag zijn in 2019 € 89 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling is de realisatie € 30 miljoen lager dan begroot.

Dit bedrag is het gevolg van verschillende ontwikkelingen met tegengestelde werking. De uitgaven kwamen € 78 miljoen hoger uit doordat het gebruik van kinderopvang in 2019 hoger is uitgekomen dan verwacht. Zowel het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag als het aantal uren per kind kwamen hoger uit. In 2019 waren er € 68 miljoen lagere kasuitgaven als gevolg van een beter dan verwachte aansluiting van de voorschotbetalingen bij de vastgestelde hoogte van de kinderopvangtoeslag. Daarnaast zijn de nabetalingen over eerdere toeslagjaren in 2019 € 53 miljoen lager dan in de begroting was geraamd. Dit hangt vooral samen met minder nabetalingen over toeslagjaar 2017. Het resterende verschil van € 13 miljoen wordt verklaard door overige posten, waaronder hoger dan verwachte voorschotbetalingen voor de maand januari 2020. Omdat ouders de kinderopvangtoeslag in de maand vooraf ontvangen, heeft dit in 2019 tot hogere kasuitgaven geleid.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal huishoudens is bijna 2% en het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag 1% hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 was geraamd. Ook het aantal uren per kind is hoger dan verwacht (+1,8%), met name onder 0- tot 4-jarigen. In 2019 is er voor € 248 miljoen geïnvesteerd in de betaalbaarheid van de kinderopvang en is de conjunctuur verder verbeterd. Het effect van de gunstige conjunctuur en de reacties van ouders (gedragseffecten) op genoemde intensivering zijn waarschijnlijk sterker dan verwacht, waardoor het gebruik van kinderopvang meer is toegenomen dan voorzien. Onderliggend blijkt dat vooral huishoudens met een verzamelinkomen vanaf 1,5 keer modaal meer gebruik zijn gaan maken van kinderopvangtoeslag.

De gemiddelde uurtarieven in de dagopvang en gastouderopvang zijn in lijn met de begroting. In de buitenschoolse opvang is het gemiddelde tarief juist 28 cent hoger uitgekomen dan verwacht. Dit komt deels doordat het gemiddelde tarief over 2018 opwaarts is bijgesteld. Daarnaast was vanwege de maatregelen uit de Wet IKK een kostendaling in de buitenschoolse opvang voorzien. Er heeft zich in 2019 geen daling van de uurtarieven voorgedaan. De hoogte van de tarieven is de uitkomst van een samenspel van onder meer beleidsmatige ontwikkelingen en marktontwikkelingen.

Tabel 52 Kerncijfers gebruik kinderopvang (jaargemiddelden)1
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

415

445

481

528

552

542

10

        

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)

       

0-12 jaar

632

673

726

790

826

817

9

 

waarvan 0-4 jaar

300

318

343

377

390

389

1

 

waarvan 4-12 jaar

332

356

382

413

436

428

8

        

Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)

       

0-12 jaar

29

31

33

36

38

38

0

0-4 jaar

43

46

49

55

57

56

1

4-12 jaar

22

24

26

28

30

29

1

        

Aantal uren per kind per maand

       

0-12 jaar

57,3

56,9

57,4

58,3

59,1

58,1

1,0

0-4 jaar

80,2

79,5

80,0

80,7

82,6

80,3

2,3

4-12 jaar

36,6

36,7

37,1

37,8

38,1

37,9

0,2

        

Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)

       

Tot 130% Wml

61

65

70

76

74

76

‒ 2

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

160

167

179

191

182

197

‒ 15

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

318

340

368

405

440

421

19

3 x modaal en hoger

93

102

109

118

130

122

8

        

Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag

       

Tot 130% Wml

70

69

70

73

77

75

2

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

54

53

54

56

57

55

2

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

55

54

54

55

55

55

0

3 x modaal en hoger

64

64

64

65

65

63

2

Bron: SZW, berekening op basis van informatie van CBS en Belastingdienst.

X Noot
1

De cijfers van 2019 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik. Voor 2018 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2017 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.

Tabel 53 Kerncijfers kinderopvangbijdragen sectoren en ouders
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Bijdragen sectoren (in %)

       

Collectief

62

67

69

70

72

73

‒ 1

 

waarvan Overheid

21

30

34

38

43

42

1

 

waarvan Werkgevers

41

37

35

32

29

31

‒ 2

Ouders

38

33

31

30

28

27

1

        

Wettelijke maximum uurprijs (in €)

       

Dagopvang

6,84

6,89

7,18

7,45

8,02

8,02

0

Buitenschoolse opvang

6,38

6,42

6,69

6,95

6,89

6,89

0

Gastouderopvang

5,48

5,52

5,75

5,91

6,15

6,15

0

        

Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)

       

Dagopvang

6,86

6,98

7,19

7,44

7,95

7,93

0,02

Buitenschoolse opvang

6,73

6,84

7,00

7,20

7,32

7,04

0,28

Gastouderopvang

5,63

5,68

5,84

5,98

6,09

6,12

‒ 0,03

        

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen

       

130% Wml

0,96

0,56

0,44

0,46

0,35

0,35

0

1 1/2 x modaal

2,15

1,77

1,70

1,77

1,60

1,60

0

3 x modaal

5,36

5,00

4,78

4,97

4,70

4,70

0

        

Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen

       

130% Wml

0,49

0,41

0,37

0,38

0,34

0,34

0

1 1/2 x modaal

0,84

0,45

0,47

0,48

0,47

0,47

0

3 x modaal

1,53

1,14

1,19

1,24

1,19

1,19

0

Bron: SZW, berekening op basis van informatie van Belastingdienst.

Subsidies

De uitgaven voor subsidies zijn € 2,9 miljoen lager dan begroot. De uitgaven op subsidies zijn met het beëindigen van de Tijdelijke subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang lager dan voorheen. Een deel van dat niet ingezette budget is onder andere ingezet ter dekking van de meeruitgaven op het budget voor beleidsonderzoek en toezicht. Het geraamde budget voor subsidies voor Caribisch Nederland is niet tot uitbetaling gekomen.

Opdrachten

De uitgaven aan opdrachten zijn € 1,4 miljoen lager dan geraamd. Dit is het saldo van overboekingen naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van het programma BES(t) 4 kids ad € 2,2 miljoen (deze uitgaven worden op de begroting van BZK verantwoord) en meeruitgaven op het budget voor beleidsonderzoek en toezicht.

Bijdragen aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn € 5,5 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Op de begroting waren voor 2019 middelen gereserveerd voor het verbeteren van de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Deze uitgaven zijn lager uitgevallen dan aanvankelijk gedacht. De bijdrage is met name ingezet voor de uitvoering van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang.

Ontvangsten

De restituties en overige ontvangsten zijn € 81 miljoen lager uitgekomen dan verwacht. De Belastingdienst slaagt er steeds beter in om de kinderopvangtoeslag die ouders ontvangen (voorschotten), aan te laten sluiten bij hun rechten. Dit leidt enerzijds tot lagere uitgaven tijdens het toeslagjaar, daarentegen ontstaan er na afloop van het jaar minder terugvorderingen. Als gevolg daarvan zijn ook de terugontvangsten lager. Het effect treedt vooral op vanaf toeslagjaar 2017 en blijkt sterker te zijn dan ten tijde van opstelling van de begroting was voorzien.

Kerncijfers

Het aantal gewerkte uren per week is bij zowel vrouwen in het algemeen als bij moeders met jonge kinderen toegenomen.

Tabel 54 Ontwikkeling in gewerkte uren van vrouwen en moeders met jonge kinderen (gemiddelde binnen de groep vrouwen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Vrouwen 15 tot 75 jaar

25,9

26,1

26,3

Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar)

26,4

26,6

26,8

Bron: CBS, Enquête beroepsbevolking.

De netto arbeidsparticipatie van ouders is in 2018 en 2019 in alle categorieën toegenomen.

Tabel 55 Netto arbeidsparticipatie (%)
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar

66,7

67,8

68,8

    

Moeders (lid van ouderpaar)

78,5

79,0

80,4

Vaders (lid van ouderpaar)

91,2

91,7

92,1

    

Alleenstaande moeders

63,1

65,9

66,2

Alleenstaande vaders

73,8

76,6

80,4

    

Moeders met jonge kinderen (0-11)

77,2

77,8

79,4

Vaders met jonge kinderen (0-11)

93,5

94,0

94,2

Bron: CBS, Enquête beroepsbevolking.

Artikel 8. Oudedagsvoorziening

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.

De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

Hervorming pensioenstelsel

Op 5 juni 2019 hebben sociale partners en kabinet - op basis van advies van de Sociaal-Economische Raad - een pensioenakkoord gesloten over de vernieuwing van het pensioenstelsel, een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd, een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen en over een pakket maatregelen dat het voor iedereen haalbaar maakt om het pensioen gezond te bereiken; ook voor degenen met zwaar werk (Tweede Kamer, 2018-2019, 32 043, nr. 457).

De minder snelle stijging van de AOW-leeftijd is vastgelegd in de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd (Stb. 2019, 246). In die wet is geregeld dat de AOW-leeftijd in 2020 en 2021 66 jaar en 4 maanden zal blijven, vervolgens zal de AOW-leeftijd in 2022 stijgen naar 66 jaar en 7 maanden en in 2023 naar 66 jaar en 10 maanden. In 2024 wordt de AOW-leeftijd 67 jaar. Daarnaast is het kabinet met vakbonden en werkgevers overeengekomen om met ingang van 2025 de ontwikkeling van de AOW-leeftijd voor 2/3 te koppelen aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. De koppeling van de pensioenrichtleeftijd aan de levensverwachting zal op vergelijkbare wijze worden aangepast. Het mitigeren van de koppeling van de AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd aan de resterende levensverwachting vanaf 65 jaar zal met een apart wetsvoorstel worden geregeld. Het parlement zal hierover voor de zomer van 2020 worden geïnformeerd.

In het pensioenakkoord zijn op het terrein van het tweede pijler pensioen afspraken gemaakt: de zogenoemde doorsneesystematiek wordt vervangen door een neutralere vorm van pensioenopbouw, pensioencontracten sturen niet langer op nominale zekerheid en het wordt mogelijk om op pensioendatum ten hoogste 10% van het pensioen ineens op te nemen.Ten aanzien van het keuzerecht bedrag ineens heeft de Minister de Tweede Kamer afgelopen jaar, door middel van een hoofdlijnenbrief, geïnformeerd over de wenselijkheid en vormgeving van dit recht.

Tevens zijn in het pensioenakkoord afspraken gemaakt over de introductie van een drempelvrijstelling op de regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing), duurzame inzetbaarheid en de uitbreiding van verlofsparen. Vanaf 2021 wordt voor een periode van vijf jaar de uitkeringen in de laatste drie jaar voor AOW-leeftijd tot een bedrag van ongeveer € 21.200 vrijgesteld van de heffing op regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing). Vanaf 2021 is er € 800 miljoen (4 x € 200 miljoen) beschikbaar gesteld voor duurzame inzetbaarheid en knelpunten bij regelingen die vrijgesteld zijn van RVU-heffing. Tevens is vanaf 2020 structureel € 10 miljoen beschikbaar voor duurzame inzetbaarheid. Het kabinet heeft het wetsvoorstel waarbij het keuzerecht bedrag ineens, RVU-heffing en verlofsparen is samengevoegd aan het einde van het jaar ter internetconsultatie voorgelegd. Het kabinet streeft ernaar het wetsvoorstel in de zomer van 2020 in te dienen bij de Tweede Kamer.

De afspraken uit het pensioenakkoord worden uitgewerkt onder leiding van een stuurgroep van kabinet en sociale partners. De Tweede Kamer is in het najaar geïnformeerd over de planning en over de voortgang van de verdere uitwerking (Tweede Kamer, 2019-2020, 32 043, nr. 499 en Tweede Kamer, 2019-2020, 32 043, nr. 510). Het streven is om voor de zomer van 2020 een hoofdlijnennotitie te presenteren.

Overige aangekondige beleidswijzigingen

De in de begroting 2019 aangekondigde verhoging van de AOV met 5% per 1-1-2019 en dat alleenstaande AOV-ers via de Onderstand een toeslag op het inkomen tot Wml-niveau krijgen om de leefomstandigheden in Caribisch Nederland te verbeteren is gerealiseerd. Per 1 januari 2019 is zoals aangekondigd in de begroting 2019 de automatische waardeoverdracht voor nieuwe kleine pensioenen in werking getreden. Dit is ook daadwerkelijk van start gegaan per 1 augustus 2019. Per 1 januari 2020 treedt het recht op automatische waardeoverdracht van bestaande kleine pensioenen in werking. Ten aanzien van de aangekondigde wijziging in de pensioencommunicatie wordt vanaf 30 september 2019 op www.mijnpensioenoverzicht.nl het te verwachten pensioen voor alle deelnemers uitgedrukt in drie scenario’s: een verwacht, een optimistisch en een pessimistisch scenario. Of deze informatie bijdraagt aan een beter inzicht wordt in het najaar van 2020 geëvalueerd. Het aangekondigde wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding is in september 2019 ingediend bij de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 287, nr. 2). De beoogde inwerkingtredingsdatum is januari 2021.

Beleidsdoorlichting artikel 8

In 2019 is de beleidsdoorlichting van artikel 8 Oudedagsvoorziening afgerond (Tweede Kamer, 2019–2020, 30 982, nr. 54). In de beleidsdoorlichting is onderzocht in hoeverre het beleid op artikel 8 Oudedagsvoorziening van de begroting van SZW over de periode 2013 ‒ 2017 doeltreffend en doelmatig is. De focus van de beleidsdoorlichting ligt op de eerste pijler. Ook zijn de effecten van de afschaffing van de partnertoeslag en de AOW-leeftijdsverhoging onderzocht. Op hoofdlijnen is de conclusie van de beleidsdoorlichting dat het beleid effectief is. Op het terrein van de partnertoeslag en leefvormen zou de doelmatigheid van het beleid nog verbeterd kunnen worden. Naar aanleiding van de uitkomsten van de beleidsdoorlichting zal een verkenning worden uitgevoerd naar de mogelijkheden die er zijn om het stelsel van leefvormen fundamenteel te vereenvoudigen en te moderniseren.

Aanvullende ontwikkelingen

Naast de in de begroting aangekondigde beleidswijzigingen, hebben de volgende ontwikkelingen en aanvullende beleidswijzigingen plaatsgevonden.

In 2019 hebben de evaluaties van de Wet verbeterde premieregeling en de Wet pensioencommunicatie plaatsgevonden. De aandachtspunten die uit de evaluatie van de Wet verbeterde premieregeling naar voren zijn gekomen, worden samen met de sector en de toezichthouders opgepakt. Samen met de pensioensector en toezichthouders zijn naar aanleiding van de evaluatie van de Wet pensioencommunicatie een aantal verbetervoorstellen ontwikkeld om de beleidsdoelstellingen verder te bevorderen.

Ten aanzien van dreigende kortingen bij pensioenfondsen heeft de minister in 2019 maatregelen genomen waarmee onnodige kortingen in 2020 zijn voorkomen. Hiervoor is de Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling gewijzigd (Stcrt. 2019, nr. 69065).

In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61) heeft het kabinet een volgende stap aangekondigd om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat om een verhoging van de AOV per 1 januari 2020 voor Bonaire en Saba met 5% en voor Sint Eustatius met 2%. Met het besluit van 11 november 2019 (Stcrt. 2019, 62805) is deze verhoging geformaliseerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 56 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

102.168

24.118

24.175

23.009

25.215

26.057

‒ 842

        

Uitgaven

102.168

24.118

24.175

23.009

25.215

26.057

‒ 842

        

Inkomensoverdrachten

101.951

24.118

24.157

23.009

25.215

26.057

‒ 842

MKOB

1.199

1.017

0

0

0

0

0

Overbruggingsregeling AOW

6.378

3.900

4.363

4.006

3.509

5.095

‒ 1.586

AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland)

18.274

19.197

19.794

19.003

21.706

20.962

744

Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW

76.100

4

0

0

0

0

0

        

Opdrachten

217

0

18

0

0

0

0

        

Ontvangsten

621

2.124

0

0

0

0

0

Tabel 57 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Uitgaven

35.813.500

36.940.400

37.412.346

38.124.879

39.483.700

39.603.831

‒ 120.131

        

Inkomensoverdrachten

35.813.500

36.940.400

37.412.346

38.124.879

39.483.700

38.250.385

1.233.315

AOW

34.968.000

36.004.000

36.466.225

37.195.249

38.538.717

37.313.296

1.225.421

Inkomensondersteuning AOW

845.500

936.400

946.121

929.630

944.983

937.089

7.894

        

Nominaal

0

0

0

0

0

1.353.446

‒ 1.353.446

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten
Overbruggingsregeling (OBR)

De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2023. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep alleen het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden (deze doelgroep heeft dus een kortere duur van de OBR dan de doelgroep die vóór 1 januari 2013 met vut- of prepensioen is gegaan). De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de OBR zijn in 2019 € 1,6 miljoen lager uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 0,07 miljoen) is de realisatie € 1,7 miljoen lager dan begroot.

Deze lagere realisatie wordt vooral veroorzaakt doordat de instroom van personen die recht hebben vanaf 65 jaar (langere duur OBR) in zowel 2018 en 2019 veel lager is uitgevallen. Bij het opstellen van de begroting 2019 is rekening gehouden met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, dat voortaan ook personen met een lijfrente-uitkering onder de doelgroep van de OBR vallen. Mogelijk kan de lagere uitgevallen instroom deels worden verklaard doordat de instroom van deze groep lager is dan verwacht. Daarnaast valt met name de instroom van gehuwden lager uit dan werd verwacht. Tegelijkertijd viel de instroom van personen die recht hebben op de OBR in verband met de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd (kortere duur OBR) veel hoger uit. Per saldo zijn de neerwaartse factoren groter dan de opwaartse factoren.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 58 Kerncijfers Overbruggingsregeling
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Instroom (x 1.000 uitkeringen)

2,4

1,5

1,5

1,0

0,8

0,8

0

Bron: SVB, jaarverslag.

Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan AOV zijn in 2019 € 0,7 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2019 werd verwacht. In de begroting was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de loon- en prijsbijstelling (€ 0,4 miljoen) is de realisatie € 0,3 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door tegenvallende wisselkoerseffecten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 59 Kerncijfers AOV (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo)

4,1

4,1

4,2

4,2

4,3

4,3

0

Bron: RCN-unit SZW.

Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten AOW komen € 1.225 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 1.342 miljoen, in tabel 57 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie circa € 117 miljoen lager dan begroot. Dit wordt grotendeels verklaard doordat het aantal AOW'ers iets lager uitviel dan verwacht doordat de sterfte in 2018 hoger uitviel dan verwacht. Daarnaast valt de gemiddelde AOW-uitkering lager uit doordat de indexatie van de AOW-uitkering en de gemiddelde AOW-opbouw lager uitvielen dan waar bij het opstellen van de begroting vanuit is gegaan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen met een AOW-uitkering is iets lager uitgekomen dan verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. Het percentage personen met een onvolledige AOW-uitkering komt overeen met de verwachting. Het gemiddelde kortingspercentage voor personen met een onvolledige AOW-uitkering is iets lager uitgekomen dan verwacht.

Tabel 60 Kerncijfers AOW
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

3.329

3.364

3.387

3.411

3.423

3.429

‒ 6

Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo)

19

19

19

19

19

19

0

Gemiddeld kortingspercentage AOW-uitkering i.v.m. niet verzekerde jaren (%)

47

46

46

46

45

46

‒ 1

Bron: SVB, jaarverslag.

Handhaving

In de kerncijfers op het gebied van handhaving laat de meting van de gepercipieerde detectiekans een stijging zien en de kennis der verplichtingen een significante daling zien. Het aantal geconstateerde overtredingen met benadeling is daarbij – gelet op de totale AOW-omvang - licht gedaald. Er is geen aanwijsbare oorzaak voor de significante daling in de kennis der verplichtingen gevonden. Mogelijk gaat het om een afwijkend meetresultaat in het onderzoek waarmee deze kennis gemeten is. Qua handhavingsbeleid zet de SVB in op het bevorderen van de bekendheid van de verplichtingen en op preventie (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630).

Tabel 61 Kerncijfers AOW (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

66

67

61

52

57

Kennis van de verplichtingen (%)

87

88

84

82

67

      

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

1,0

0,9

0,9

0,7

0,6

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

4,0

3,2

3,3

3,1

3,0

      

Terugvordering2

     

Incassoratio cohort 2013

72

74

75

76

76

Incassoratio cohort 2014

43

51

54

56

56

Incassoratio cohort 2015

22

44

50

53

54

Incassoratio cohort 2016

3

23

48

57

62

Incassoratio cohort 2017

3

3

31

52

61

Incassoratio cohort 2018

3

3

3

26

43

Incassoratio cohort 2019

3

3

3

3

14

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

SVB, jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

Inkomensondersteuning AOW

In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds. De inkomensondersteuning AOW-gerechtigden (IOAOW) wordt verstrekt aan iedereen die in aanmerking komt voor een AOW-uitkering en woonachtig is in de EU/EER/Zwitserland, verdragslanden of Caribisch Nederland. Hierdoor krijgen alleen personen die woonachting zijn in een niet-verdragsland geen inkomensondersteuning AOW (0,1% van de AOW-gerechtigden).

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten inkomensondersteuning AOW komen € 7,9 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 11 miljoen, in tabel 57 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie € 3,1 miljoen lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk verklaard doordat het aantal AOW'ers iets lager uitviel dan verwacht doordat de sterfte in 2018 hoger uitviel dan verwacht.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 62 Kerncijfers inkomensondersteuning AOW
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume inkomensondersteuning AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

3.329

3.364

3.387

3.411

3.421

3.429

‒ 8

Bron: SVB, jaarverslag.

Aanvullende arbeidspensioenen

Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130%, alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad gemiddeld genomen toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen. Het aantal pensioenfondsen neemt af. Het gaat hierbij vooral om pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer.

Tabel 63 Kerncijfers aanvullende pensioenen
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Totaal aantal pensioenfondsen1

231

219

219

208

203

Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%2

212

208

201

197

190

Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000)

5.080

5.273

5.340

5.567

5.543

Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000)

3.144

3.192

3.164

3.224

3.295

Bron: DNB, statistiek toezicht pensioenfondsen.

X Noot
1

Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.

X Noot
2

Dekkingsgraad gebaseerd op marktinformatie.

Artikel 9. Nabestaanden

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.

De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij in deze gevallen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidsconclusies

Beleidsdoorlichting artikel 9

In 2019 is de beleidsdoorlichting van artikel 9 Nabestaanden afgerond (Tweede Kamer, 2019-2020, 30 982, nr. 55). Uit de doorlichting kwam naar voren dat het beleid doeltreffend is geweest. De Anw biedt inkomensbescherming voor alle gerechtigden, maar die inkomensondersteuning is niet altijd nodig om een minimuminkomen te genereren. Er zijn aanknopingspunten om de Anw doelmatiger en meer activerend te maken door de regeling meer te richten op nabestaanden die geen andere inkomensbronnen hebben en ook geen mogelijkheden hebben om op een andere manier in inkomen te voorzien. Dit onderwerp verdient een bredere maatschappelijke discussie.

Voor de meeste burgers is het nabestaandenpensioen de belangrijkste nabestaandenvoorziening ter dekking van de financiële risico’s van het overlijden van de partner (en/of ouders). De Stichting van de Arbeid (STAR) is om advies gevraagd (Tweede Kamer, 2019-2020, 34 996, nr. 3) over de wenselijke dekking van het nabestaandenpensioen. Het advies richt zich ook op de verdeling tussen publieke en private nabestaandenregelingen. Bij een mogelijke nadere uitwerking worden de uitkomsten van de beleidsdoorlichting betrokken.

Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (AWW) Caribisch Nederland

In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61) heeft het kabinet een volgende stap aangekondigd om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat om een verhoging van de AWW per 1 januari 2020 voor Bonaire en Saba met 5% en voor Sint Eustatius met 2%. Met het besluit van 11 november 2019 (Stcrt. 2019, 62805) is deze verhoging geformaliseerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 64 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

1.110

1.072

1.111

1.020

1.194

1.197

‒ 3

        

Uitgaven

1.110

1.072

1.111

1.020

1.194

1.197

‒ 3

        

Inkomensoverdrachten

1.110

1.072

1.111

1.020

1.194

1.197

‒ 3

AWW (Caribisch Nederland)

1.110

1.072

1.111

1.020

1.194

1.197

‒ 3

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Tabel 65 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Uitgaven

452.437

424.300

398.729

377.000

355.757

365.107

‒ 9.350

        

Inkomensoverdrachten

452.437

424.300

398.729

377.000

355.757

356.882

‒ 1.125

Anw

444.437

417.300

391.797

370.478

349.507

350.721

‒ 1.214

Tegemoetkoming Anw

8.000

7.000

6.932

6.522

6.250

6.161

89

        

Nominaal

0

0

0

0

0

8.225

‒ 8.225

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten
Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling in Caribisch Nederland.

De budgettaire en volume ontwikkeling is conform begroting.

Tabel 66 Kerncijfers AWW (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo)

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0

Bron: RCN-unit SZW.

Algemene nabestaandenwet (Anw) inclusief tegemoetkoming Anw

De Anw is een volksverzekering en regelt, onder voorwaarden, bij overlijden een uitkering voor de partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de Anw komen in 2019 circa € 1,1 miljoen lager uit dan begroot. Als rekening gehouden wordt met de in de begroting voorziene loon- en prijsbijstelling (€ 8,2 miljoen, in tabel 65 de post nominaal) is de realisatie circa € 9,3 miljoen lager dan begroot. Het gemiddeld aantal Anw-gerechtigden gedurende het jaar is iets lager uitgekomen dan ten tijde van het opstellen van de begroting werd geraamd. De gemiddelde uitkering is iets hoger uitgekomen.

Kerncijfers Anw

Het aantal Anw-gerechtigden is gedurende het jaar iets sterker afgenomen dan verwacht. Het aantal gerechtigden komt ultimo 2019 uit op circa 28 duizend personen. Het aantal gerechtigden met een uitkering op grond van overgangsrecht sinds de invoering van de Anw in 1996 neemt in recente jaren gestaag af. De omvang van overige groepen is redelijk stabiel.

Tabel 67 Kerncijfers Anw
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Volume Anw (x 1.000 personen, ultimo)

36

34

31

29

28

28

0

        

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht voor 1 juli 1996

11

10

8,6

7,3

6,3

6,4

‒ 0,1

        

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht na 1 juli 1996

23

23

22

21

20

21

‒ 1

 

waarvan met kind

9,9

8,9

8,9

8,7

8,3

8,6

‒ 0,3

 

waarvan op grond van arbeidsongeschiktheid

13

14

13

12

12

13

‒ 1

        

Volume wezenuitkering (x 1.000 personen, ultimo)

1,3

1,3

1,2

1,1

1,1

1,3

‒ 0,2

Bron: SVB, jaarverslag.

HandhavingDe kerncijfers op het gebied van preventie in 2019 zijn significant gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. Naar aanleiding van de daling (die ook bij de AOW zichtbaar is) gaat de SVB periodiek herinneringsbrieven sturen. Het implementatietraject daarvan loopt. De kerncijfers op het gebied van opsporing zijn gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. De incassoratio van cohort 2019 is laag in vergelijking met voorgaande jaren. Door het relatief lage aantal terugvorderingen verloopt de ontwikkeling van de incassoratio niet volgens een vast patroon. Daarom worden de incassoratio’s gedurende een periode van tien jaar gevolgd.

Tabel 68 Kerncijfers Anw (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

83

80

86

82

77

Kennis van de verplichtingen (%)

84

83

85

89

83

      

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

0,2

0,1

0,1

0,1

0,1

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

2,2

2,6

1,2

1,3

0,9

      

Terugvordering2

     

Incassoratio cohort 2013

33

37

39

43

48

Incassoratio cohort 2014

32

33

34

36

37

Incassoratio cohort 2015

11

30

33

35

36

Incassoratio cohort 2016

3

22

35

37

38

Incassoratio cohort 2017

3

3

7,7

30

39

Incassoratio cohort 2018

3

3

3

14

21

Incassoratio cohort 2019

3

3

3

3

3

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

SVB, jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

Artikel 10. Tegemoetkoming ouders

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.

De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) en de kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland). Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de WKB en de kinderbijslagvoorziening BES;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door de Belastingdienst.

C. Beleidsconclusies

Verhoging basiskinderbijslag en extra tegemoetkoming kinderbijslag

Per 1 januari 2019 is de basiskinderbijslag (Stb. 2018, 478) conform regeerakkoord met € 88,75 per jaar verhoogd om gezinnen extra te ondersteunen en de inkomenspositie van gezinnen structureel te verbeteren. Daarnaast is ook de extra tegemoetkoming AKW verhoogd met € 88,75 per jaar. Dit extra bedrag aan kinderbijslag wordt toegekend aan ouders met een thuiswonend gehandicapt kind die tevens alleenstaande of alleenverdienende ouder zijn.

Aanpassing voorwaarden extra tegemoetkoming kinderbijslag

In de Verzamelwet SZW 2019 (Tweede Kamer, 2018-2019, 34 977, nr. 2) is geregeld dat per 1 januari 2019 de voorwaarden zijn verruimd om in aanmerking te kunnen komen voor de extra tegemoetkoming AKW bij thuiswonende kinderen wegens intensieve zorg. Hierdoor kan een ouder, die gedurende een gedeelte van het jaar alleenstaand is, recht verkrijgen op het extra bedrag aan kinderbijslag.

Aanpassing voorwaarden kinderbijslag voor 16- en 17-jarigen

De eisen die in de kinderbijslag worden gesteld aan 16- en 17-jarigen vervallen per 1 januari 2020. Het gaat om de bijverdiengrens en het verlies van het recht op tegemoetkomingen wanneer het kind gaat studeren aan het hoger onderwijs. Door het vervallen van deze eisen behouden 16- en 17-jarigen het recht op kinderbijslag en kindgebonden budget. Dit is geregeld via een amendement op de Verzamelwet SZW 2020 (Tweede Kamer, 2019–2020, 35 275, nr. 2).

Verhoging inkomensgrens kindgebonden budget voor paren

In 2019 heeft de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel plaatsgevonden voor de verhoging van de inkomensgrens voor paren voor het kindgebonden budget, conform regeerakkoord, om ouders met middeninkomens extra te ondersteunen (Tweede Kamer, 2017-2018, 35 010, nr 2). Het kindgebonden budget voor paren met middeninkomens gaat vanaf 2020 met bijna € 500 miljoen omhoog. Hierdoor krijgen meer ouderparen recht op kindgebonden budget en zal een deel van de ouderparen die al kindgebonden budget ontvingen een hoger bedrag ontvangen. De eerste verstrekking van het (aangepaste) voorschot op grond van dit wetsvoorstel vond plaats in december 2019.

WKB-herstelactie

Begin 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over een omissie in de uitvoering van het kindgebonden budget (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 010, nr. 6). Dit betreft de toekenning aan ouders die hernieuwd recht hadden op kindgebonden budget, na dit recht eerder verloren te hebben. De aanvraag van deze ouders had automatisch opnieuw moeten worden opgestart, maar hierin voorzag het systeem van Belastingdienst/Toeslagen niet. Ouders krijgen over die jaren in totaal € 420 miljoen kindgebonden budget nabetaald. De omissie in het systeem is medio 2019 verholpen en in de tweede helft van 2019 heeft circa 1/3 van de herstelbetalingen plaatsgevonden. De herstelactie loopt door in 2020.

Verhoging kinderbijslagvoorziening (KBV) BES

In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Tweede Kamer, 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61) heeft het kabinet een volgende stap aangekondigd om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat om een verhoging van de KBV per 1 januari 2020 voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius met $ 20 per maand.

Vervolgonderzoek beleidsdoorlichting

In navolging van de Beleidsdoorlichting van artikel 10 Tegemoetkoming ouders (Tweede Kamer, 2018–2019, 30 982, nr. 46) zijn een aantal vervolgonderzoeken aangekondigd. Uit het nadere onderzoek (Eerste Kamer, 2019-2020, 35 010, M) blijkt dat het stelsel een goede balans kent tussen de hoogte van de tegemoetkoming en het beperken van het risico op armoede. De vervolgonderzoeken naar de regelingen dubbele kinderbijslag intensieve zorg en om onderwijsredenen zijn gestart. Daarnaast wordt er samen met de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen gekeken naar de internationale uitvoering. De uitkomsten hiervan worden in 2020 verwacht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 69 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

5.310.186

5.468.559

5.441.004

5.493.447

5.936.534

5.721.498

215.036

        

Uitgaven

5.310.186

5.468.559

5.441.004

5.493.447

5.936.534

5.721.498

215.036

        

Inkomensoverdrachten

5.310.186

5.468.559

5.441.004

5.493.447

5.936.534

5.721.498

215.036

AKW

3.238.238

3.323.000

3.320.400

3.360.989

3.635.727

3.567.596

68.131

Kinderbijslagvoorziening BES

0

1.868

2.050

1.857

3.239

2.871

368

WKB

2.063.020

2.143.517

2.118.554

2.130.601

2.297.568

2.151.031

146.537

TOG

5.428

0

0

0

0

0

0

TOG-kopje

3.500

174

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

217.589

261.245

244.399

218.189

191.310

223.329

‒ 32.019

E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten
Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De AKW biedt ouders een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich meebrengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.

De uitkeringslasten AKW komen € 68 miljoen hoger uit dan begroot. In de begroting 2019 was nog gerekend in prijzen 2018. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 66 miljoen) is de realisatie € 2 miljoen hoger dan begroot.

Het aantal gezinnen en telkinderen met kinderbijslag is licht hoger uitgekomen dan de stand uit de begroting 2019.

Tabel 70 Kerncijfers AKW
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)

1.917

1.913

1.907

1.901

1.891

1.876

15

Aantal telkinderen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)1

3.423

3.405

3.386

3.372

3.353

3.333

20

Bron: SVB, jaarverslag of SVB, administratie

X Noot
1

Eeen administratieve teleenheid die gebruikt wordt bij het vaststellen van de hoogte van de kinderbijslag. Bijvoorbeeld: een gehandicapt kind geldt voor de kinderbijslag als twee telkinderen waardoor het in aanmerking komt voor dubbele kinderbijslag.

De kerncijfers op het gebied van preventie zijn licht gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. Het aantal geconstateerde overtredingen en het benadelingsbedrag is in 2019 sterk toegenomen. Dit komt doordat de handhaving op het inkomen van kinderen van 16 en 17 jaar in 2018 tijdelijk heeft stilgelegen. De SVB heeft dit in 2019 met terugwerkende kracht weer opgepakt (Tweede Kamer, 2018–2019, 26 448, nr. 608). Daarnaast heeft de verhoging van de stagevergoeding tot het minimumloon voor BOL en BBL leerlingen een verhogend effect. Hierdoor komen zij eerder boven de bijverdiengrens uit. In 95% van de geconstateerde overtredingen gaat het overigens om een waarschuwing. De bijverdiengrens is daarnaast per 01-01-2020 afgeschaft (Tweede Kamer, 2019–2020, 35 275, nr. 2). De incassoratio met betrekking tot terugvorderingen in cohort 2019 bedraagt 32%. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2018 (34%).

Tabel 71 Kerncijfers AKW (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

74

71

70

69

67

Kennis van de verplichtingen (%)

76

77

71

73

72

      

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

1,5

1,2

1,3

2,2

9

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

1,2

1,0

1,0

1,5

4,9

      

Terugvordering2

     

Incassoratio cohort 2013

76

79

80

82

83

Incassoratio cohort 2014

69

74

76

80

81

Incassoratio cohort 2015

50

69

75

80

81

Incassoratio cohort 2016

3

54

75

78

80

Incassoratio cohort 2017

3

3

49

71

77

Incassoratio cohort 2018

3

3

3

34

52

Incassoratio cohort 2019

3

3

3

3

32

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

SVB, jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

Kinderbijslagvoorziening BES

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders en verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn. De kinderbijslagvoorziening BES wordt uitgevoerd door de RCN-unit SZW namens de Minister van SZW.

De uitgaven aan de Kinderbijslagvoorziening zijn € 0,4 miljoen hoger dan begroot. Dit hangt voornamelijk samen met een hoger aantal uitkeringen dan bij begroting is geraamd (zie ook tabel 72). De toename is een gevolg van de extra inzet die de RCN-unit SZW heeft gepleegd om rechthebbenden aan te moedigen een aanvraag te doen.

Tabel 72 Kerncijfers Wet kinderbijslagvoorziening BES
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, ultimo)

1

4,2

4,3

4,4

4,7

4,3

0,4

Bron: RCN-unit SZW.

X Noot
1

Deze cijfers komen niet voor.

Wet op het kindgebonden budget (WKB)

Het kindgebonden budget (WKB) is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door Belastingdienst/Toeslagen. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.

De uitkeringslasten WKB komen € 147 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 35 miljoen) is de realisatie € 112 miljoen hoger dan begroot. De belangrijkste verklaring hiervoor is de WKB-herstelactie. Bij het opstellen van de begroting was nog geen rekening gehouden met de uitgaven voor de WKB-herstelactie. Hiervoor is in 2019 € 160 miljoen uitgekeerd. Indien hiervoor gecorrigeerd wordt vallen de uitkeringslasten € 48 miljoen lager uit dan begroot.

De € 48 miljoen lagere uitkeringslasten zijn het gevolg van meerdere oorzaken. De Belastingdienst weet steeds beter op voorhand het inkomen van ouders in te schatten en stelt dit meerdere keren per jaar bij. Hierdoor sluiten de toeslagvoorschotten steeds beter aan bij het uiteindelijke recht dat ouders hebben. Hierdoor wordt aan de voorkant minder uitgekeerd (- € 40 miljoen). Het definitieve recht van ouders over 2019 komt daarentegen wel hoger uit dan begroot (+ € 5 miljoen). Verder valt het voorschot dat in december 2019 wordt uitgekeerd voor januari 2020 lager uit (- € 10 miljoen). De overige lagere uitgaven (- € 3 miljoen) wordt verklaard door overige effecten zoals lagere uitgaven aan WKB in het buitenland.

De kerncijfers WKB komen hoger uit dan begroot. Dit komt doordat in de begroting 2019 nog geen rekening was gehouden met de WKB-herstelactie. In 2019 zijn hierdoor in totaal 51 duizend huishoudens hersteld. Dit aantal zal nog oplopen naarmate de herstelactie vordert (2020). Het aantal kinderen stijgt sterker dan het aantal huishoudens omdat er gemiddeld meerdere kinderen per huishouden zijn. Daarnaast is het aantal kinderen per huishouden binnen de herstelgroep nog iets hoger dan gemiddeld in de WKB. De stijging van het aantal alleenstaanden is naar verhouding laag ten opzichte van de stijging van het aantal huishoudens. Dit komt doordat in de herstelactie relatief weinig alleenstaanden zitten.

Tabel 73 Kerncijfers WKB1
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

741

760

763

747

707

653

54

Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

1.361

1.402

1.408

1.384

1.305

1.184

121

Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

309

320

326

330

336

324

12

Bron: Ministerie van Financiën, Belastingdienst.

X Noot
1

De cijfers van 2019 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van het recht. Voor 2018 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2017 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen grotendeels de ontvangsten ten gevolge van terugvorderingen van het kindgebonden budget. Wanneer het voorschot WKB dat ouders ontvangen groter is dan hun definitieve recht worden terugvorderingen ingesteld.

De ontvangsten WKB komen € 32 miljoen lager uit dan begroot. Dit is grotendeels het gevolg van lagere terugontvangsten over de toeslagjaren 2017 en 2018. Dit hangt samen met wijzigingen die de Belastingdienst heeft doorgevoerd, die gericht zijn op het terugdringen van terugvorderingen (zie toelichting bij uitgaven).

Artikel 11. Uitvoering

A. Algemene doelstelling

De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van sociale zekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.

De uitvoering van de sociale zekerheidswetten vindt mede plaats door zbo’s en rwt’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Hij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (Wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;

  • de vormgeving van het stelsel van sociale zekerheidswetten die UWV en de SVB uitvoeren;

  • de vaststelling van de budgetten die aan UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;

  • de vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld.

Prestatie-indicatoren UWV en SVB

In onderstaande tabellen zijn indicatoren voor UWV en de SVB weergegeven die de doelmatigheid, rechtmatigheid en klantgerichtheid van de uitvoering weergeven.

Tabel 74 Indicatoren uitvoering UWV
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 20191

Begroting 20192

Verschil 2019

Doelmatigheid: Percentage realisatie uitvoeringskosten binnen budget

<100

100

96

100

100

≤100

0

Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid

99,3

99,0

99,2

98,9

99,1

99

0,1

Klantgerichtheid: Cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden

6,9

7,1

7,2

7,1

7,1

7,0

0,1

X Noot
1

Jaarverslag 2019 UWV

X Noot
2

Deze streefcijfers zijn opgenomen in het jaarplan 2019 van UWV dat in december 2018 aan de Tweede Kamer is verstuurd.

Tabel 75 Indicatoren uitvoering SVB
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 20191

Begroting 20192

Verschil 2019

Doelmatigheid: Reële efficiency-groei

3,5

0,0

‒ 2,5

0,2

0,1

1,53

‒ 1,4

Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid

99,8

99,9

99,9

100

100

99

1,0

Klantgerichtheid: Cijfer klanten

Niet gemeten

7,7

Niet gemeten

8,0

Niet gemeten

8

X Noot
1

Jaarverslag 2019 SVB. Het klanttevredenheidsonderzoek vindt tweejaarlijks plaats en heeft in 2019 niet plaatsgevonden.

X Noot
2

Deze streefcijfers zijn opgenomen in het jaarplan 2019 van de SVB dat in december 2018 aan de Tweede Kamer is verstuurd.

X Noot
3

Norm is 1,5% efficiëntiegroei (kostenbesparing los van volume- en beleidswijzigingen) voor de grote wetten, uitzonderingen op specifieke wetten.

C. Beleidsconclusies

Voor de beleidswijzigingen per wet wordt verwezen naar de overige beleidsartikelen.

Implementatie wet- en regelgeving

In 2019 hebben de SVB en UWV voorbereidingen en aanpassingen getroffen om de implementatie van nieuw beleid, waaronder maatregelen volgend uit het regeerakkoord en maatregelen afkomstig uit Europese regelgeving, mogelijk te maken. Zo heeft UWV in 2019 de benodigde werkzaamheden verricht om de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) te implementeren per 1 januari 2020 en voorbereidingen getroffen die de implementatie van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) per 1 juli 2020 bewerkstelligen. De SVB is in 2019 voor AKW Internationaal en Toepasselijke Wetgeving van start gegaan met de uitwisseling van gegevens via het EESSI-netwerk. EESSI moet zorgen voor volledige digitalisatie van de gegevensstromen betreffende sociale zekerheid tussen EU-lidstaten.

Stand van de uitvoering

In december 2019 is de ‘Stand van de Uitvoering Sociale Zekerheid’ aan de Tweede Kamer gestuurd (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630). In deze brief wordt toelichting gegeven op de ontwikkelingen, prestaties en de dilemma's van de uitvoeringsorganisaties UWV en de SVB. Kern van deze brief is dat de uitvoering voor flinke uitdagingen wordt gesteld en UWV en de SVB ondanks de complexe context in staat blijken goede dienstverlening te blijven leveren. Desondanks gaan er ook dingen niet goed. De brief gaat uitgebreid in op de verschillende verbetertrajecten die zijn ingezet naar aanleiding van incidenten die zich hebben voorgedaan in uitvoeringsprocessen. Onder meer op het vlak van handhaving en gegevensuitwisseling zijn verbeteringen en versterking in gang gezet.

Rijksbrede aandacht voor uitvoering

In 2019 is de Ministeriële Commissie Uitvoering (MCU) ingericht om de complexe uitdagingen waar de uitvoering zich voor gesteld ziet het hoofd te kunnen bieden. Met de commissie en bijbehorende werkagenda wordt beoogd de wendbaarheid, continuïteit en dienstverlening van de uitvoering te verbeteren. Naast het onderzoeken van ruimere mogelijkheden tot het toepassen van maatwerk in dienstverlening wordt er een brede analyse uitgevoerd naar de uitvoering, waaronder bij UWV en de SVB.

Dienstverlening WW, WGA en Wajong

De huidige uitvoering van de WW-dienstverlening toont duidelijke verbetering ten opzichte van een jaar eerder. UWV heeft stappen gezet in het verhogen van het aantal uren dat ook daadwerkelijk aan de werkzoekende kan worden besteed gedurende de gehele WW-periode.

Om persoonlijke dienstverlening aan WGA-gerechtigden te kunnen leveren, heeft UWV de personele capaciteit uitgebreid en worden extra arbeidsdeskundigen en adviseurs intensieve dienstverlening opgeleid. Daarnaast is er een programma gestart om de WGA-dienstverlening verder door te ontwikkelen. Binnen dit onderzoeksprogramma is op 1 oktober 2019 een effectonderzoek gestart naar de persoonlijke dienstverlening aan WGA-uitkeringsgerechtigden. Ook wordt er een effectiviteitsonderzoek gedaan naar de inzet van jobcoaches.

Sociaal-medisch beoordelen

UWV heeft veel werk verzet om de balans tussen de vraag naar sociaal medische beoordelingen en de beschikbare artsencapaciteit te verbeteren. De voorraad herbeoordelingen die UWV moet verrichten, stijgt daardoor minder snel dan voorheen, maar er is nog altijd sprake van groei. UWV en SZW hebben halverwege 2019 geconcludeerd dat er geen sprake was van een trendbreuk. UWV is daarop verzocht om zo snel en breed mogelijk taakdelegatie toe te gaan passen, niet alleen bij de Ziektewet maar ook bij de WIA, zodat de beschikbare artsencapaciteit beter kan worden benut (Tweede Kamer, 2018-2019, 26 448, nr. 625).

Handhaving

In december zijn de eerste resultaten van de maatregelen om WW-fraude tegen te gaan aan de Tweede Kamer verzonden (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630). Zo is een afwegingskader voor de WW opgesteld om de prioriteitskeuzes op het gebied van handhaving en de fraudeaanpak vast te stellen. Bij de invulling van deze keuzes is het van belang de balans tussen dienstverlening, handhaving en efficiency te bewaken.

Dienstverlening SVB

De SVB heeft een nieuwe visie op dienstverlening opgesteld waarin de waarde voor de burger centraal staat. De dienstverlening van de SVB is persoonlijk, zo eenvoudig mogelijk en in verbinding met de burger. Persoonlijke dienstverlening is de norm, ook als de dienst digitaal geleverd wordt. Dienstverlenende processen en systemen worden ingericht vanuit het perspectief van de burger, die daarbij ook wordt betrokken.

Internationale uitvoering SVB

De tijdigheid van de internationale uitvoering was in 2019 onder de norm, maar laat wel – conform de afspraak - een duidelijk stijgende lijn zien. De verbetermaatregelen van de SVB lijken effect te hebben en worden daarom doorgezet. De organisatie heeft hard gewerkt aan het verkleinen van de opgelopen achterstanden.

Uitvoeringsbudget SVB

De SVB staat voor de uitdaging om binnen de afgesproken budgettaire kaders de prestaties op peil te houden. In 2019 is hierover intensief gesproken, met name over de kosten van IT en dienstverlening. In dit kader is eind 2019 een extern onderzoek gestart naar de balans van taken en middelen bij de SVB. De resultaten hiervan worden in het voorjaar van 2020 verwacht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 76 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

438.181

433.006

490.919

496.490

519.087

448.044

71.043

        

Uitgaven

438.181

433.006

490.919

496.242

519.222

448.044

71.178

        

Bijdragen aan zbo's/rwt's

437.532

432.328

490.254

495.507

518.540

447.362

71.178

Uitvoeringskosten UWV

331.571

324.638

376.001

372.983

396.851

339.284

57.567

Uitvoeringskosten SVB

99.590

100.687

107.544

116.267

112.726

101.524

11.202

Uitvoeringskosten IB

6.371

7.003

6.709

6.257

8.963

6.554

2.409

        

Bijdrage aan nationale organisaties

649

678

665

735

682

682

0

Landelijke Cliëntenraad

649

678

665

735

682

682

0

        

Ontvangsten

10.144

16.367

15.649

11.638

52.252

0

52.252

Tabel 77 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Uitgaven

1.607.496

1.527.338

1.547.245

1.465.842

1.506.518

1.578.929

‒ 72.411

        

Bijdragen aan zbo's/rwt's1

1.607.496

1.527.338

1.547.245

1.465.842

1.506.518

1.530.226

‒ 23.708

Uitvoeringskosten UWV

1.485.496

1.411.327

1.423.525

1.326.271

1.359.118

1.391.549

‒ 32.431

Uitvoeringskosten SVB

122.000

116.011

123.720

139.571

147.400

138.677

8.723

        

Nominaal

0

0

0

0

0

48.703

‒ 48.703

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Deze bedragen hebben alleen betrekking op de uitvoering van het SZW-beleid door de zbo's.

E. Toelichting op de instrumenten
Bijdragen aan zbo's/rwt's

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor UWV (inclusief BKWI), de SVB en het IB, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde zbo’s. In de jaarplannen nemen UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.

De uitvoeringskosten van UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten. Voor een nadere toelichting op de volumeontwikkelingen wordt naar de desbetreffende artikelen verwezen

De uitvoeringskosten UWV komen circa € 25 miljoen hoger uit dan begroot. De uitvoeringskosten SVB komen € 20 miljoen hoger uit dan begroot. Belangrijkste oorzaken hiervan zijn de gedurende het lopende jaar toegekende loon- en prijsbijstelling, voor UWV de toekenning van middelen voor de uitvoering van nieuw beleid zoals de vereenvoudiging Wajong en de Wet arbeidsmarkt in balans. Bij de SVB worden de hoger dan begrote uitvoeringskosten vooral veroorzaakt door de implementatiekosten EESSI, een bijdrage voor de SVB mobiliteitsopgave en compensatie voor de uitvoeringskosten als gevolg van het pensioenakkoord.

In de tabellen 78 en 79 zijn de gerealiseerde uitvoeringskosten van UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Deze toedeling is extracomptabel.

Tabel 78 Extracomptabel overzicht begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitvoeringskosten UWV (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

UWV (incl. BKWI)

1.817.067

1.735.965

1.799.526

1.699.254

1.755.969

      

Begrotingsgefinancierd

331.571

324.638

376.001

372.983

396.851

IOW

1.775

1.907

2.000

2.068

2.586

Wajong

114.518

108.170

159.888

150.000

141.938

Re-integratie Wajong

78.642

86.631

85.000

96.000

123.860

Basisdienstverlening

85.056

80.053

84.627

91.640

93.778

Uitvoeringskosten WW 50+

15.450

13.600

240

0

0

Beoordeling gemeentelijke doelgroep

16.930

19.340

18.100

17.900

20.000

WSW-indicatiestelling

10.563

5.313

4.120

4.193

4.048

Scholingsvouchers kansberoep

0

900

4.100

0

0

Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit

0

0

9.210

2.050

0

Scholingsregeling WW

0

0

0

700

1.020

BKWI

8.637

8.724

8.716

8.432

9.620

      

Premiegefinancierd

1.485.496

1.411.327

1.423.525

1.326.271

1.359.118

WAO

79.568

80.358

80.253

82.777

84.435

IVA

91.822

98.874

96.107

101.955

128.844

WGA

230.600

244.844

221.657

242.184

258.050

WAZ

3.299

3.744

3.713

3.081

2.931

WW

731.623

649.324

620.660

539.084

542.251

ZW

260.412

270.853

263.765

294.935

310.854

WAZO

14.052

10.484

11.950

9.848

11.103

Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW

60.920

56.312

54.320

87.908

126.805

Toevoeging aan bestemmingsfonds/egalisatiereserve

13.200

‒ 3.466

71.100

‒ 35.500

‒ 106.155

Tabel 79 Extracomptabel overzicht begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitvoeringskosten SVB (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

SVB

221.591

216.698

231.264

255.838

255.585

      

Begrotingsgefinancierd

99.591

100.687

107.544

116.267

112.726

AKW

71.075

67.722

74.344

84.088

71.216

TOG

‒ 540

0

0

0

0

TAS

477

821

1.023

1.023

1.278

KOT/WKB

4.551

4.375

5.527

4.333

8.333

AIO

19.610

22.647

22.571

23.299

28.901

MKOB

37

0

0

0

0

Bijstand buitenland

155

270

268

265

265

Overbruggingsregeling AOW

1.363

2.652

1.575

1.066

600

Remigratiewet

2.863

2.200

2.236

2.193

2.133

      

Premiegefinancierd

122.000

116.011

123.720

139.571

147.400

AOW

110.900

105.674

115.009

127.058

135.800

Anw

11.100

10.337

8.711

12.513

11.600

Bijdragen aan nationale organisaties

De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen.

Ontvangsten

De ontvangsten bedragen in 2019 circa € 52 miljoen. Dit betreffen verrekeningen over rijksvergoedingen met betrekking tot de uitvoeringskosten van UWV en de SVB over 2019. Bij de SVB speelt naast de reguliere afrekening van begrotingsgefinancierde uitvoeringskosten, een incidentele extra bate als gevolg van de schikking met de leverancier van het Multi Regelingensysteem.

Artikel 12. Rijksbijdragen

A. Algemene doelstelling

De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.

De financiering van de sociale fondsen loopt hoofdzakelijk via het heffen van premies. In een aantal gevallen is een (volledige) financiering via premies niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen acht de overheid financiering van een regeling via de algemene middelen passender, maar wordt wel gekozen voor uitvoering via de sociale fondsen. De sociale fondsen worden in dat geval via rijksbijdragen voorzien van voldoende financiering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de sociale fondsen uit de algemene middelen, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  • de vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;

  • het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

C. Beleidsconclusies

In 2019 zijn er geen beleidswijzigingen geweest.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 80 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 12 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

13.207.236

12.806.406

12.420.196

13.852.630

17.426.873

14.245.954

3.180.919

        

Uitgaven

13.207.236

12.806.406

12.420.196

13.852.630

17.426.873

14.245.954

3.180.919

        

Bijdragen aan sociale fondsen

13.207.236

12.806.406

12.420.196

13.852.630

17.426.873

14.245.954

3.180.919

Kosten heffingskortingen AOW

1.963.200

2.033.300

2.114.100

2.165.400

2.209.900

2.189.900

20.000

Vermogenstekort Ouderdomsfonds

11.003.900

10.525.800

10.083.600

11.462.600

14.881.500

11.777.400

3.104.100

Tegemoetkoming arbeidsongeschikten

173.802

175.574

147.471

154.140

160.212

150.583

9.629

Tegemoetkoming Anw-gerechtigden

8.318

7.075

6.643

0

0

0

0

Zwangere zelfstandigen

58.016

64.657

68.382

70.490

175.261

128.071

47.190

        

Ontvangsten

0

1.747

423

2.472

8.410

0

8.410

E. Toelichting op de instrumenten
Bijdrage aan sociale fondsen
Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen (BIKK) AOW

Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

De BIKK AOW is in 2019 licht hoger (€ 20 miljoen) uitgevallen dan in de begroting werd geraamd. Dat komt doordat de BIKK gedurende het jaar wordt bijgesteld op basis van de geraamde omvang van de heffingskortingen. Dat heeft in 2019 geleid tot een kleine stijging van de bijdrage aan het Ouderdomsfonds.

Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden maar deels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is namelijk wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat er een neutrale kaspositie voor dit fonds bestaat.

De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is in 2019 hoger (€ 3,1 miljard) uitgevallen dan in de begroting werd geraamd. Dit heeft twee oorzaken.

Allereerst heeft het Ouderdomsfonds het jaar 2018 afgesloten met een vermogenstekort van ongeveer € 1 miljard. Dit vermogenstekort wordt dan het daaropvolgende jaar aangevuld via een hogere rijksbijdrage (vice-versa wordt een vermogensoverschot afgeroomd via een lagere rijksbijdrage). Bij het opstellen van de begroting is het vermogenstekort of overschot van het Ouderdomsfonds nog niet bekend. De publicatie daarvan (in het jaarverslag van de SVB) zorgt dus tijdens het begrotingsjaar voor een mutatie van de rijksbijdrage.

Ten tweede wordt de rijksbijdrage eenmaal per jaar, bij de eerste suppletore begroting, aangepast aan de meest recente macro-economische inzichten. In 2019 liet de CEP-raming van het CPB lagere inkomsten zien vanuit de AOW-premie. Dit vertaalt zich in een hogere rijkbijdrage aan het Ouderdomsfonds. Deze bijstelling was ongeveer € 2,1 miljard.

Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten

De tegemoetkoming arbeidsongeschikten is een jaarlijkse vergoeding voor de extra ziektekosten van mensen die (gedeeltijk) arbeidsongeschikt zijn. De tegemoetkoming is opgenomen in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (IVA en WGA), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De tegemoetkomingen voor de categorieën WAO, WAZ, IVA en WGA worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. In deze rijksbijdrage zijn ook de uitvoeringskosten van UWV opgenomen. De uitgaven aan de tegemoetkomingen voor arbeidsongeschikten worden verantwoord op de beleidsartikelen 3 en 4.

De rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten is in 2019 iets hoger (€ 9,6 miljoen) uitgevallen dan in de begroting werd geraamd. Dat komt doordat de rijksbijdrage wordt bijgesteld op basis van de verwachte uitgaven aan de tegemoetkomingen. Deze uitgaven zijn gedurende 2019 iets omhoog bijgesteld op basis van uitvoeringsinformatie van UWV.

Rijksbijdrage tegemoetkoming Anw-gerechtigden

Deze rijksbijdrage diende ter financiering van de in beleidsartikel 9 verantwoorde tegemoetkoming Anw. Deze tegemoetkoming wordt betaald uit het Anw-fonds, dat een fors vermogensoverschot heeft. Daarom is in 2017 de Anw-premie verlaagd en is vanaf 2018 het Anw-fonds niet meer gecompenseerd voor de uitgaven aan de Anw-tegemoetkoming.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen (ZEZ)

De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen.

De voor 2019 geraamde rijksbijdrage is eenmalig hoger dan in andere jaren. Dat komt doordat in 2019 de compensatieregeling uit de regeling is uitgevoerd. Per mei 2005 verviel de publieke zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen. Vanaf juni 2008 kregen zij via de Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen (ZEZ) opnieuw recht op een uitkering gedurende tenminste 16 weken. Vrouwen die in de tussenliggende periode zwanger waren zijn in 2019 gecompenseerd voor het niet ontvangen van een uitkering.

De daadwerkelijke uitgaven zijn in 2019 hoger (€ 47,2 miljoen) uitgevallen dan geraamd. Dat komt voornamelijk door een hoger dan verwacht aantal aanvragen voor de compensatieregeling.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn het gevolg van afrekeningen over voorgaande jaren van de rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten.

Artikel 13. Integratie en maatschappelijke samenhang

A. Algemene doelstelling

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migrantenachtergrond en het doen accepteren van culturele diversiteit in de samenleving.

In het integratiebeleid ligt de nadruk op het doen ontstaan van sociale stabiliteit in een samenleving die in cultureel opzicht steeds meer divers wordt. Een sociaal stabiele samenleving houdt in dat:

  • mensen zelfredzaam zijn en zonder belemmeringen kunnen meedoen;

  • zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;

  • iedereen zich thuis voelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.

Dit wordt gerealiseerd door:

  • het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;

  • het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;

  • het ervoor zorgen dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten, en de acceptatie van culturele diversiteit in de samenleving. Hij financiert een uitkeringsregeling (Remigratiewet), een leenstelsel voor degenen die moeten inburgeren en voorinburgering en maatschappelijke begeleiding voor nieuwkomers. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringstelsel;

  • de visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;

  • het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;

  • de uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.

De uitvoering van het inburgering (onder meer examens)- en leenstelsel, en de voorinburgering is belegd bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) respectievelijk het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De Minister van OCW is eigenaar van DUO en de Minister van J&V van COA. Vanuit deze rol zijn laatstgenoemde ministers verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering en daaronder valt de dienstverlening van COA respectievelijk DUO aan het Ministerie van SZW. De uitvoering van de maatschappelijke begeleiding van asielmigranten is belegd bij de gemeenten, die hiervoor middelen krijgen via het Gemeentefonds.

C. Beleidsconclusies

Veranderopgave Inburgering (VOI)

Bij brief van 15 februari 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 32 824, nr. 245) over een wijziging van de geplande invoerdatum. De geplande invoeringsdatum van de nieuwe wet Inburgering werd daarmee bijgesteld van 1 juli 2020 naar 1 januari 2021.

Begin 2019 zijn tevens bestuurlijke afspraken gemaakt over twee keer € 20 miljoen voor gemeenten in 2019 respectievelijk 2020 om de inburgeraars in het huidige stelsel te ondersteunen bij hun inburgering (ook bekend als ‘en ondertussen’).

Gegevensverwerking en een sociaal stabiele samenwerking

In februari van 2019 is de integrale aanpak van Problematisch Gedrag & Ongewenste Buitenlandse Financiering (PG&OBF) aangekondigd. De Tweede Kamer is hierover bij brief van 11 februari geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018-2019, 29 614, nr. 108).

Genoemde aanpak bestaat onder andere uit verschillende juridische trajecten, zoals de (financiële) transparantieplicht voor stichtingen, de aanscherping van Burgelijk Wetboek 2:20 waardoor organisaties eerder een verbod kan worden opgelegd (het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft in beide het voortouw) en een verbod op financiering uit onvrije landen (het ministerie van SZW heeft hierin gezamenlijk met Buitenlandse Zaken de trekkersrol).

Daarnaast is ingezet op intensievere samenwerking binnen de Rijksoverheid in de vorm van de Taskforce PG&OBF. Hiermee wordt beoogd dat informatie beter bijeen wordt gebracht, deze multidisciplinair wordt geduid, beschikbaar handelingsperspectief bij elkaar wordt gebracht in een overzichtelijke escalatieladder en aanvullend handelingsperspectief wordt ontwikkeld.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 81 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

148.410

278.628

309.023

278.398

221.009

311.004

‒ 89.995

        

Uitgaven

145.465

250.574

328.040

290.084

220.838

312.024

‒ 91.186

        

Inkomensoverdrachten

45.714

44.221

42.551

42.011

41.893

42.975

‒ 1.082

Remigratiewet

44.834

44.105

42.500

42.000

41.890

42.975

‒ 1.085

Inburgering

880

116

51

11

3

0

3

        

Subsidies

6.641

7.546

11.931

8.397

12.503

11.988

515

Kennisinfrastructuur

2.845

2.708

2.841

2.644

2.746

2.736

10

Landelijk Overleg Minderheden

1.101

30

26

 

0

0

0

Vluchtelingenwerk Nederland

1.030

1.298

1.343

1.092

1.030

1.032

‒ 2

Overige subsidies

1.665

3.510

7.721

4.661

8.727

8.220

507

        

Opdrachten

8.738

9.310

12.118

9.241

10.268

16.721

‒ 6.453

Inburgering en Integratie

2.927

7.614

10.522

7.748

8.675

15.021

‒ 6.346

Programma integratie

4.111

0

0

0

0

0

0

Remigratie

1.700

1.696

1.596

1.493

1.593

1.700

‒ 107

        

Bijdragen aan agentschappen

8.943

10.640

14.661

17.771

18.280

20.071

‒ 1.791

DUO

8.943

10.640

14.661

17.771

18.280

20.071

‒ 1.791

        

Bijdragen aan zbo's/rwt's

27.282

74.577

76.073

22.212

10.755

23.709

‒ 12.954

COA

27.282

74.577

76.073

22.212

10.755

23.709

‒ 12.954

        

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

0

39.020

‒ 39.020

Gemeenten

0

0

0

0

0

39.020

‒ 39.020

        

Leningen

48.147

104.280

170.706

190.452

127.139

157.540

‒ 30.401

DUO

48.147

104.280

170.706

190.452

127.139

157.540

‒ 30.401

        

Ontvangsten

4.357

4.727

10.378

3.191

4.218

1.000

3.218

Ontvangsten algemeen

3.263

3.587

7.955

702

775

 

775

Leningen

1.094

1.140

2.423

2.489

3.443

1.000

2.443

E. Toelichting op de instrumenten

Het uiteindelijke doel van het beleid is dat groepen met een migratieachtergrond dezelfde maatschappelijke positie innemen als groepen zonder migratieachtergrond (zie bijvoorbeeld de beleidsdoorlichting en de bijbehorende brief aan de Tweede Kamer). Dit doel komt dichterbij als de verschillen tussen groepen afnemen. Twee belangrijke maten hiervoor zijn de startkwalificatie (verplicht minimaal onderwijsniveau dat nodig is voor de arbeidsmarkt) en de arbeidsparticipatie.

De onderstaande tabel presenteert de voortgang ten aanzien van dit doelbereik in de ontwikkeling van de gepresenteerde verschilscores. Overigens geldt hierbij dat er niet alleen verschillen bestaan tussen herkomstgroepen (die worden verklaard door verschillen), maar ook tussen generaties binnen dezelfde herkomstgroep. De tweede generatie scoort bijvoorbeeld gunstiger op de indicator netto arbeidsparticipatie dan de eerste generatie. In de tabel is niet gecorrigeerd voor groepskenmerken die deze onderlinge verschillen (deels) kunnen verklaren.

Tabel 82 Kerncijfers integratie: startkwalificatie en arbeidsparticipatie bevolking 15-75 jaar (%)
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Niet-schoolgaande bevolking van de tweede generatie met een startkwalificatie

   

Zonder migratieachtergrond

72

73

74

Met migratieachtergrond

   
 

Turks

66

67

72

 

Marokkaans

70

71

70

 

Surinaams

76

79

79

 

BES-eilanden, Aruba, Curaçao en St. Maarten

77

84

84

 

Overig niet-westers

80

79

81

 

Westers

75

75

76

    

Netto arbeidsparticipatie

   

Zonder migratieachtergrond

67

68

69

Met migratieachtergrond

   
 

Turks

57

58

61

 

Marokkaans

54

54

57

 

Surinaams

59

62

67

 

BES-eilanden, Aruba, Curaçao en St. Maarten

57

55

60

 

Overig niet-westers

55

57

60

 

Westers

64

65

67

Bron: CBS.

Inkomensoverdrachten

De Remigratiewet biedt een uitweg aan personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben, doordat zij in een uitzichtloze situatie van afhankelijkheid (uitkeringssituatie) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Om personen die daarvoor in aanmerking komen, in staat te stellen naar hun herkomstland terug te keren, kan een remigratie-uitkering worden aangevraagd. De SVB voert de Remigratiewet uit.

In 2019 is € 1 miljoen minder aan remigratie-uitkeringen uitgegeven dan bij begroting voorzien werd. De daling van het aantal uitkeringen als gevolg van de wetswijziging van 2014, waarin de eisen voor het verkrijgen van een uitkering verscherpt werden, is hoger dan bij begroting aangenomen werd.

Tabel 83 Kerncijfers Remigratie
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Aantal remigranten met een periodieke uitkering ( x 1.000 personen, ultimo)

15

14

14

14

14

14

0

Bron: SVB, jaarverslag.

Subsidies

In 2019 is aan subsidies € 0,5 miljoen meer uitgegeven dan in de begroting opgenomen was. De oorzaak van deze overschrijding is voornamelijk gelegen in een uitbreiding van een lopende subsidie in verband met het voorkomen van fraude bij cursusinstellingen inburgering. Voorts heeft de vaststelling en verrekening van enkele subsidies pas in 2019 plaatsgevonden in plaats van in 2018.

Opdrachten

Op het subartikelonderdeel Opdrachten is € 6,45 miljoen minder uitgegeven dan bij de begroting nodig werd geacht. Een deel hiervan (€ 2,5 miljoen) is reeds bij 2e suppletoire begroting afgeboekt.

De onderbesteding Opdrachten zit vooral op het budget Inburgering en Integratie en is veroorzaakt doordat opdrachten in het kader van de Veranderopdracht inburgering pas eind van het jaar werden aanbesteed als gevolg van een langer durende besluitvorming over de middelen en voor een aantal inkooptrajecten meer tijd nodig was, zodat de opdrachten pas in 2020 van start kunnen gaan.

Tabel 84 Kerncijfers inburgering
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO krijgen (x 1.000 personen, ultimo)1

26

34

23

20

18

20

‒ 2

Inburgeraars die slagen voor het inburgeringsexamen of NT2-examen (x 1.000 personen, ultimo)1

7

10

13

24

32

20

12

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van COA (x 1.000 personen, ultimo)2

10,3

13

8,4

4,6

4,6

6,0

‒ 1,4

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten (x 1.000 personen, ultimo)2

13

20

26

11

7

15

‒ 8

X Noot
1

DUO, informatiesysteem Inburgering.

X Noot
2

COA, voortgangsrapportages.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdrage aan DUO voor de uitvoering van onderdelen van de Wet Inburgering, waaronder het examen- en leenstelsel, is in 2019 bijna € 1,8 miljoen lager uitgevallen dan in de begroting voorzien was.

De bijdrage viel lager uit omdat DUO in verband met minder examenaanvragen in 2019 lagere uitgaven had dan voorzien. Ook kwamen kostenvergoedingen als gevolg van het Chavez-arrest en in verband met onterecht gezakte inburgeraars trager op gang, waardoor uitgaven doorschuiven naar 2020.

Bijdrage aan zbo's/rwt's

De bijdrage aan COA in verband met voorinburgering is circa € 13 miljoen lager dan op grond van de in de begroting opgenomen raming was voorzien. Ten opzichte van de raming voor de begroting is het volume deelnemers voorinburgering gedurende het uitvoeringsjaar sterk achtergebleven. Dat komt onder meer doordat de IND een groot deel van het jaar achterstanden had.

Bijdragen aan medeoverheden

De bijdrage onder dit artikelonderdeel is bestemd voor gemeenten voor het geven van maatschappelijke begeleiding. De voor gemeenten bestemde middelen gemeenten worden verstrekt op basis van realisaties in het voorgaande jaar. In 2019 is € 32,6 miljoen overgeboekt naar gemeenten. Het resterende bedrag plus toegekende loon- en prijsbijstelling (€ 6,9 miljoen) is reeds afgeboekt bij 2e suppletoire begroting.

Leningen

In 2019 werd ruim € 30 miljoen minder aan leningen verstrekt dan in de begroting werd voorzien. Daarvan werd ruim € 17 miljoen reeds afgeboekt bij 2e suppletoire begroting. Oorzaak van de lagere uitgaven is een lager volume aan opgenomen leningen, omdat de nasleep van de sterke volumestijgingen in 2016 en 2017 minder lang doorloopt dan aanvankelijk aangenomen werd. Leningen worden gemiddeld in een korter tijdbestek opgenomen dan in eerdere jaren.

Tabel 85 Kerncijfers leningen
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil 2019

Toegekende leningen

       

Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000 personen, ultimo)

18

26

23

141

11

20

‒ 9

Totaal bedrag toegekende leningen (x € 1 mln, ultimo)

48

104

170

190

127

200

‒ 73

        

Terugbetaalde leningen

       

Aantal terugbetalende inburgeraars die in het betreffende jaar een terugbetaling op hun lening doen (x 1.000 personen, ultimo)

2

3

5

5

13

1

12

Totaal bedrag terugbetaalde leningen in het betreffende jaar inclusief rente (x € 1 mln, ultimo)

1

1

2

2

3

1

2

        

Kwijtgescholden leningen

       

Aantal kwijtgescholden leningen (x 1.000 personen, ultimo)

0

2

5

10

21

15

6

Totaal bedrag kwijtgescholden leningen inclusief rente (x € 1 mln, ultimo)

1

8

32

78

181

120

61

Bron: DUO, Informatiesysteem Inburgering.

X Noot
1

Dit cijfer is gecorrigeerd van 23 naar 14

Ontvangsten

In 2019 werd € 3,2 miljoen meer ontvangen dan in de begroting voorzien was. € 2,4 miljoen daarvan betreft terugbetaalde leningen en € 0,8 miljoen betreft een aantal kleinere posten waaronder de verrekening met de SVB inzake de Remigratiewet.

Omdat de terugbetalingen op leningen - in verband met het draagkrachtbeginsel en kwijtscheldingen aan asielmigranten die tijdig zijn ingeburgerd - nogal ongewis zijn, is in de begroting een bedrag van € 1 miljoen opgenomen. Dat bleek in 2019 aan de lage kant te zijn.

5. Niet-beleidsartikelen

Artikel 96. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Dit artikel bevat alle personele en materiële uitgaven en bijbehorende ontvangsten van het Ministerie van SZW. In beleidsartikel 11 zijn de bijdragen aan zbo's verder toegelicht.

Budgettaire gevolgen

Tabel 86 Apparaatsuitgaven Kerndepartement Budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

288.815

252.321

274.694

309.776

353.723

332.063

21.660

        

Uitgaven

291.218

255.510

265.018

302.402

351.632

332.063

19.569

Personele uitgaven

186.049

197.625

206.042

244.120

275.872

263.339

12.533

- waarvan eigen personeel

177.265

189.394

198.259

230.573

262.756

255.918

6.838

- waarvan inhuur externen

6.427

5.846

5.004

11.348

10.935

4.636

6.299

- waarvan overige personele uitgaven

2.357

2.385

2.779

2.199

2.181

2.785

‒ 604

Materiële uitgaven

105.169

57.885

58.976

58.282

75.760

68.724

7.036

- waarvan ICT

10.400

6.013

5.556

6.962

15.178

12.551

2.627

- waarvan bijdrage aan SSO's

81.784

38.607

38.187

41.254

45.478

43.065

2.413

- waarvan overige materiële uitgaven

12.985

13.265

15.233

10.066

15.104

13.108

1.996

        

Ontvangsten

4.569

13.563

22.300

26.216

41.730

39.067

2.663

Toelichting

Personele en materiële uitgaven

Eigen personeel

De grootste verklaring van het verschil van € 6,8 miljoen ten opzichte van de begroting is de stijging van de uitgaven ten gevolge van de loonontwikkeling in 2019.

Externe inhuur

De € 6,3 miljoen hogere uitgaven dan begroot komen enerzijds doordat er externe inhuur is ingezet op automatiseringsprojecten. De hiervoor beschikbare middelen zijn gedurende het jaar overgeboekt vanaf het ICT-budget. Anderzijds is er de doorontwikkeling bij de RSO die zich doorvertaalt naar hogere uitgaven externe inhuur.

Overige personele uitgaven

De uitgaven zijn € 0,6 miljoen lager dan begroot en liggen op een vergelijkbaar niveau als in 2018. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat het volume post-actieven lager is uitgevallen dan verwacht door een lagere instroom en hogere uitstroom.

ICT

De uitgaven zijn € 2,6 miljoen hoger dan begroot door het saldo van twee ontwikkelingen: aan de ene kant heeft er een herverdeling plaatsgevonden van automatisering naar externe inhuur en naar programma omdat de betreffende uitgaven op die budgetonderdelen verantwoord worden en aan de andere kant zijn er in 2020 uitgaven voor de overgang naar een nieuwe ICT-dienstverlener voor de opsporingsomgeving van de Inspectie SZW.

Bijdrage aan SSO's

De uitgaven zijn € 2,4 miljoen hoger dan begroot vanwege een aantal ontwikkelingen. Er zijn hogere uitgaven vanwege tariefstijgingen bij de SSO's en een uitbreiding van de huisvesting. Daarnaast is er een stijging vanwege de groei van de Inspectie in verband met ICF en een stijging van de uitgaven van de RSO. Tegenover deze toename staat een budgetoverheveling naar BZK voor ICT-uitgaven van DocDirect.

Overige materiële uitgaven

Bij een tweetal onderdelen is er sprake van per saldo € 2,0 miljoen hogere uitgaven dan begroot. De uitgaven voor het gezamenlijke financieel dienstencentrum waren niet begroot. De bijdrage van de deelnemende departementen is gedurende het jaar ontvangen. Daarnaast was de stijging van de uitgaven bij de Inspectie SZW vanwege het Inspectie Control Framework niet op materieel begroot maar in zijn geheel op personeel.

Ontvangsten

Er is in 2019 € 2,7 miljoen meer ontvangen dan begroot. Bij de RSO is er sprake van hogere ontvangsten (zie onder). Hiertegenover staan lagere incidentele ontvangsten bij de rest van het departement.

Rijksschoonmaakorganisatie

De Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) is in 2014 gestart en zal in de komende jaren geleidelijk uitbreiden naar gelang er meer departementen aansluiten. In 2016 is begonnen met het uitvoeren van schoonmaakactiviteiten. De schoonmakers zijn in dienst van het Rijk.

De deelnemende departementen betalen voor het schoonmaken een vergoeding aan het Ministerie van SZW. De uitgaven van de RSO komen ten laste van de begroting van het Ministerie van SZW.

Ter financiering van aanloopkosten van de RSO is voor de eerste jaren een transitiebudget voorzien, omdat de inkomsten in de eerste jaren onvoldoende zijn om de uitgaven te dekken.

Tabel 87 laat de apparaatsuitgaven van RSO afzonderlijk zien. De uitgaven en ontvangsten zijn in 2019 hoger uitgevallen dan de begroting door gewijzigde dienstverleningsafspraken, doorontwikkeling van de RSO en aanpassing aan het prijsniveau 2019.

Tabel 87 Extracomptabele tabel apparaatsuitgaven kerndepartement en apparaatsuitgaven RSO (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Kerndepartement exclusief RSO

       

Uitgaven

288.976

245.314

243.805

274.118

313.209

297.605

15.604

Ontvangsten

4.569

3.576

2.396

4.126

7.006

8.254

‒ 1.248

        

Rijksschoonmaakorganisatie

       

Uitgaven

2.242

10.196

21.213

28.284

38.423

34.458

3.965

Ontvangsten

0

9.987

19.904

22.090

34.724

30.813

3.911

Totaaloverzicht

Tabel 88 geeft een samenvatting van de apparaatsuitgaven van het kerndepartement, het (voormalig) Agentschap SZW en van de zbo’s en rwt’s van het ministerie. De toelichting op de ontwikkeling bij het kerndepartement is te vinden bij tabel 86. Zie beleidsartikel 11 en bijlage 1 voor een toelichting op de zbo’s/rwt’s.

Tabel 88 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en zbo's/rwt's (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie

291.218

255.510

265.018

302.402

351.632

332.063

19.569

        

Totaal apparaatskosten agentschap

15.997

16.106

15.332

47

0

0

0

Agentschap SZW

15.997

15.997

15.332

47

0

0

0

        

Totaal apparaatskosten zbo’s en rwt’s1

2.035.028

1.943.346

2.021.872

1.949.782

1.972.820

2.026.006

‒ 53.186

UWV (inclusief BKWI)

1.807.067

1.726.331

1.784.939

1.695.784

1.746.661

1.775.469

‒ 28.808

SVB

221.590

210.012

230.224

247.718

217.196

244.268

‒ 27.072

IB

6.371

7.003

6.709

6.280

8.963

6.269

2.694

X Noot
1

Dit betreft zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde kosten. De ontvangsten artikel 11 zijn in mindering gebracht op de uitgaven.

Bezetting

De bezetting is in 2019 met 268 fte toegenomen ten opzichte van 2018 door enerzijds een uitbreiding van de Inspectie SZW die verband houdt met het Inspectie Control Framework dat zorgt voor een versterking van de handhavingsketen en anderzijds een verdere groei van de RSO doordat steeds meer departementen zich aansluiten.

Tabel 89 Bezettingsoverzicht (fte)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Kerndepartement exclusief RSO

2.265

2.226

2.227

2.429

2.558

RSO

12

260

398

616

755

Bezetting totaal ultimo

2.277

2.486

2.625

3.045

3.313

Artikel 98. Algemeen

Op dit artikel worden de niet naar beleidsartikelen toe te rekenen budgetten verantwoord.

Tabel 90 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 98 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

23.605

36.414

35.474

28.335

33.528

39.461

‒ 5.933

        

Uitgaven

27.550

34.334

32.974

22.559

25.081

34.771

‒ 9.690

        

Subsidies

191

1.714

2.367

2.582

3.626

3.139

487

        

Opdrachten

9.186

12.075

9.040

14.430

15.293

23.498

‒ 8.205

Handhaving

724

627

641

478

369

6.307

‒ 5.938

Opdrachten overig

8.462

11.448

8.399

13.952

14.924

17.191

‒ 2.267

        

Bekostiging

3.295

3.666

4.010

4.158

4.851

5.251

‒ 400

Uitvoeringskosten Caribisch Nederland

3.295

3.666

4.010

4.158

4.851

5.251

‒ 400

        

Bijdragen aan agentschappen

13.086

15.576

16.631

287

236

683

‒ 447

Agentschap SZW

12.694

15.077

16.234

47

0

0

0

Rijksdienst Ondernemend Nederland

392

387

286

144

171

521

‒ 350

Agentschap CJIB

0

112

111

96

65

162

‒ 97

        

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

1.792

1.303

926

1.102

1.075

2.200

‒ 1.125

Ministerie van Financiën

1.792

1.303

926

1.102

1.075

2.200

‒ 1.125

        

Ontvangsten

438

798

1.460

745

1.632

387

1.245

Subsidies

De gerealiseerde uitgaven hebben betrekking op subsidies aan de VNG voor ondersteuning LSI-structuur en gegevensuitwisseling W&I. Gedurende de begrotingsuitvoering is door middel van budgettair neutrale herschikkingen budget toegevoegd aan subsidies op artikel 98, deze zijn € 0,5 miljoen hoger uitgevallen dan begroot (€ 3,1 miljoen).

Opdrachten

Handhaving

Om aan te sluiten bij het ritme van de uitgaven is een aantal budgettair neutrale kasschuiven verwerkt (-/- € 2,4 miljoen) bij handhaving. Er zijn verder diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting (-/- € 3,5 miljoen) verwerkt.

Opdrachten overig

De gerealiseerde uitgaven van € 14,9 miljoen hebben betrekking op dienstauto's van de Inspectie SZW, beleidsinformatie, onderzoeksopdrachten, automatisering primaire processen, voorlichting en overige opdrachten. Deze zijn € 2,3 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Er zijn vier overboekingen met andere departementen verwerkt (-/- € 0,9 miljoen). De grootste overboeking is naar EZK voor een aanvullende Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden (MAPA) bijdrage (-/- € 0,5 miljoen).

Bekostiging

De gerealiseerde uitgaven van € 4,9 miljoen hebben hoofdzakelijk betrekking op uitvoeringskosten van de RCN-unit van SZW. Deze gerealiseerde uitgaven zijn € 0,4 miljoen lager uitgevallen dan begroot. In 2018 is het budget volledig uitgeput. In 2019 zijn er extra middelen op basis van Voorjaarsnota 2018 bijgekomen. Tegelijkertijd is er sprake van een aflopende reeks na 2019. De logische veronderstelling is dat het budget voor 2019 te ruim is en het budget voor de jaren vanaf 2020 te krap. Om aan te sluiten bij het ritme van de uitgaven is er een budgettair neutrale kasschuif verwerkt (-/- € 1,1 miljoen) bij de uitvoeringskosten Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Bijdragen aan agentschappen

Agentschap SZW

In 2018 is er een eindafrekening geweest van het voormalige Agentschap SZW. Het Agentschap SZW is per 1 januari 2018 opgeheven.

Rijksdienst ondernemend Nederland

De gerealiseerde uitgaven van € 0,2 miljoen hebben betrekking op certificeringskosten voor de subsidieregeling ESF EGF, deze zijn € 0,3 miljoen lager uitgevallen dan begroot.

Agentschap Centraal Justitieel Incasso Bureau

De gerealiseerde uitgaven hebben betrekking op vaste financiële verplichtingen en kosten en zijn € 0,1 miljoen lager uitgevallen dan begroot.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan het Ministerie van Financiën ten behoeve van controle-werkzaamheden ESF is € 1,1 miljoen lager dan begroot. De controlewerk-zaamheden van de ESF-projecten 2007–2013 zijn aan het afnemen.

Ontvangsten

De gerealiseerde ontvangsten (€ 1,6 miljoen) hebben betrekking op ontvangsten en restituties op afrekeningen subsidies, opdrachten over voorgaande jaren en een overboeking van het ministerie van Financiën als bijdrage in de kosten van een gezamenlijk onderzoek naar zzp-ers (€ 0,03 miljoen).

Artikel 99. Nog onverdeeld

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor loon- en prijsbijstelling en voor onvoorziene uitgaven.

Tabel 91 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 99 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

0

0

0

0

0

173.579

‒ 173.579

        

Uitgaven

0

0

0

0

0

173.579

‒ 173.579

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

        

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

        

Onvoorzien

0

0

0

0

0

173.579

‒ 173.579

waarvan programma

0

0

0

0

0

162.652

‒ 162.652

waarvan apparaat

0

0

0

0

0

10.927

‒ 10.927

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Overige beleidsuitgaven

De grondslag voor dit onderdeel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel op te nemen ten behoeve van de voorlopige verwerking van de loon- en prijsindexering, een taakstelling of een ander nog te verdelen begrotingsbedrag.

Onvoorzien

Gedurende de begrotingsuitvoering 2019 zijn diverse op dit artikel geplaatste bedragen, onder andere € 5 miljoen voor Matchen op Werk, overgeheveld naar de desbetreffende beleidsartikelen. Daarnaast zijn er overboekingen met andere departementen, begrotingen en fondsen verwerkt. Zo is naar het Gemeentefonds € 35 miljoen overgeboekt voor de doeluitkering Perspectief op Werk en € 20 miljoen voor de ondersteuning en begeleiding van inburgeraars in aanloop naar het nieuwe inburgeringsstelsel. Ook zijn diverse kasschuiven doorgevoerd (€ 23,1 miljoen) naar latere jaren om beter aan te sluiten bij het benodigde kasritme van de maatregelen. Nadat bij 2e suppletoire wet reeds vrijgevallen middelen zijn afgeboekt resteerde een bedrag van € 8,8 miljoen waar uiteindelijk geen beroep meer op is gedaan.

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Deze paragraaf bevat een rapportage over de bedrijfsvoering van het Ministerie van SZW. Op twee onvolkomenheden (Verantwoordingsonderzoek 2018 van de Algemene Rekenkamer) na zijn de bedrijfsvoering en het financieel beheer binnen SZW nog steeds goed op orde. In 2019 zijn stappen gezet om onderdelen van de bedrijfsvoering die extra aandacht behoefden te verstevigen. Een voorbeeld hiervan is de inzet op elektronische facturatie, met als effect een significante toename van het aantal elektronische facturen. Een ander voorbeeld is informatiebeveiliging: de continue aandacht hiervoor zorgt ervoor dat SZW in 2019 wederom goed presteert op dit onderwerp. Om de kwaliteit van de bedrijfsvoering te behouden en waar mogelijk verder te vergroten resteert nog een aantal aandachtspunten. Deze worden hieronder toegelicht.

6.1 Uitzonderingsrapportage

6.1.1 Rechtmatigheid

In 2019 zijn bij twee begrotingsartikelen met uitgaven voor de Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW (RCN-unit SZW) fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid vastgesteld die de rapporteringstolerantie overschrijden. Zie hiervoor tabel 92. In paragraaf 6.1.3 wordt verder ingegaan op het financieel beheer bij de RCN-unit SZW.

Artikel 98 is bedoeld voor departementsbrede uitgaven die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel. Een deel van de uitgaven op artikel 98 betreft beleidsonderzoeken, die op het moment van begroting nog niet maar bij opdrachtverstrekking wel toe te wijzen zijn aan een beleidsartikel. Het niet boeken van deze verplichtingen en uitgaven op het betreffende beleidsartikel maakt dat een begrotingsonrechtmatigheid is ontstaan. SZW beziet in 2020 of uitgaven die op artikel 98 begroot zijn, begroot en verantwoord zouden moeten worden op een beleidsartikel en past hier de begroting op aan.

Tabel 92 Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden

1) Rapporteringstolerantie

(2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis)

(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in €

(4) Bedrag aan fouten in €

(5) Bedrag aan onzekerheden in €

(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in €

(7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100%

Verplichtingen

      

Artikel 98 Algemeen

33.527.555

3.352.756

845.671

6.336.715

7.182.386

21,4%

Uitgaven/ontvangsten

      

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

25.214.547

2.521.455

86.992

1.713.564

1.800.556

1

Artikel 9 Nabestaanden

1.193.484

119.348

15.399

98.858

114.257

 

Artikel 98 Algemeen

26.712.399

2.671.240

33.505

6.381.589

6.415.094

24,0%

X Noot
1

Rapporteringstolerantie wordt overschreden door bedrag van de meest waarschijnlijke fout, meest waarschijnlijke onzekerheid, basisonnauwkeurigheid en nauwkeurigheidsverval.

6.1.2 Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

6.1.3 Financieel en materieelbeheer

Financieel beheer Rijksdienst Caribisch Nederland

In 2019 is geïnvesteerd in het implementeren van maatregelen van interne beheersing in de uitvoeringsprocessen. Dit komt mede tot uitdrukking in de aanzienlijke verbetering van de rechtmatige uitvoering van regelgeving.

Het streven van de RCN-unit SZW is om de rechtmatigheid van de uitvoering duurzaam binnen de organisatie te verankeren. Een belangrijke nieuwe maatregel in dit verband is het (vooralsnog bij wijze van proef) uitvoeren van een verbijzonderde interne controlefunctie, op advies van Auditdienst Rijk (ADR). Met de uitkomsten van deze toets kan tijdig (tussentijds) worden bijgestuurd door de RCN-unit SZW, met als doel afname van de rechtmatigheidsfouten. Deze verbijzonderde controlefunctie is nog in opbouw.

Om het financieel beheer bij de RCN-unit SZW op orde te brengen is het verbeteren van de ondersteuning van de IT-applicaties voor het verstrekken van uitkeringen een voorwaarde. Begin januari 2020 zijn de werkzaamheden van herontwerp van de processen en stapsgewijs bouwen van nieuwe applicaties gestart. Daarnaast is de formatie voor functioneel beheer van de RCN-unit weer volledig op sterkte. Tevens is de formatie aangevuld met een informatiemanager.

De afgelopen jaren hebben de RCN-unit SZW en SZW inspanningen verricht om de implementatie van de Baseline Informatiebeveiliging Rijk (BIR) af te ronden. Op een paar restpunten na, zoals het verder op orde krijgen van toegangsbeveiliging en het wijzigingbeheer, is dit nu ook uitgevoerd.

Financieel beheer Rijksschoonmaakorganisatie

Het financieel beheer bij de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) was in 2019 evenals in 2018 nog niet voldoende. Er zijn wel diverse verbeteringen doorgevoerd. Voor 2019 zijn er fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid ontstaan door een nog ontoereikend inkoopbeheer en ontvangstenbeheer. Bij het inkoopbeheer was bijvoorbeeld de contractadministratie niet volledig. Bij het ontvangstenbeheer was nog geen sluitende Administratieve Organisatie en Interne Beheersing (AO/IB) aanwezig.

De eerste helft van 2019 stond in het teken van oriëntatie, planvorming en eerste uitwerkingen van het verbeteren van het financieel beheer. De tweede helft van 2019 zijn verbeteringen geïmplementeerd. Zo heeft de RSO het proces rondom het ontvangstenbeheer op hoofdlijnen vastgelegd. In de tweede helft van 2019 is extra capaciteit aangetrokken om meer effect te kunnen sorteren in de verbetering van het financieel beheer. Ook heeft de eigenaar de sturing hierop verstevigd.

De verbeterpunten die in 2019 niet gerealiseerd zijn, bijvoorbeeld het uitwerken van een volledige beschrijving AO/IB, worden in 2020 verder opgepakt. Ook zullen in 2020 de eerder doorgevoerde verbeteringen worden bestendigd.

Inkoopbeheer

Door de Algemene Rekenkamer is een beoordelingskader Inkoopbeheer opgesteld, waarin staat aangegeven op welke relevante wet- en regelgeving alle inkopen van een ministerie worden getoetst. In 2019 heeft SZW op basis van dit beoordelingskader, waarin acht ‘key controls’ (beheersmaatregelen) zijn geformuleerd, een Controleplan Inkoop opgesteld. In het plan is uitgewerkt hoe SZW de inkoopcontrol inricht per beheersmaatregel. Vijf van de acht beheersmaatregelen zijn op orde. De beheersmaatregelen die nog doorontwikkeld moeten worden, zijn het contractregister, de spendanalyse en de volledigheid van inkoopdossiers.

De spendanalyse is in 2019 doorontwikkeld. Met deze analyse kan SZW achteraf controleren of inkoopuitgaven rechtmatig zijn uitgevoerd. Er is bijvoorbeeld extra informatie toegevoegd over de vijf grootste leveranciers per categorie. In 2020 wordt de spendanalyse verder verbeterd. Verder heeft SZW in 2019 beter zicht gekregen op inkopen waarvoor vooraf het managementbesluit is genomen om af te wijken van standaard procedures. Tot slot is in 2019 het laatste onderdeel van SZW en hiermee het hele departement op het digitale inkoopsysteem (DigiInkoop compact) aangesloten.

SZW maakt gebruik van Rijksbrede raamovereenkomsten. SZW heeft geen zicht op mogelijke overschrijding van deze raamovereenkomsten. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt dit nader toegelicht.

Financieel beheer 3F

In 2019 heeft dienstverlener SSC-ICT op verzoek van SZW verbeteringen doorgevoerd voor het gebruikersbeheer van het financiële SAP-systeem 3F. Zo zijn de rechten van beheerders bij SSC-ICT aangepast en is de procedure verbeterd. De in 2019 geïmplementeerde nieuwe database (HANA) is standaard versleuteld en daarnaast worden de digitale activiteiten van de beheerders bijgehouden. SSC-ICT werkt verder aan de verbetering van het algehele beheer van grote administratieve (financiële) systemen. Verbeteringen die in 2019 voor andere opdrachtgevende ministeries zijn doorgevoerd, zullen in 2020 ook voor het beheer voor 3F worden geïmplementeerd.

6.1.4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

SZW kan over 2019 een positieve In Control Verklaring voor informatiebeveiliging afgeven. Op basis van de interne verantwoordingsonderzoeken zijn er geen bijzonderheden te melden.

6.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Misbruik en oneigenlijk gebruik (MenO) risico’s en ontwikkelingen betreffende het MenO-beleid

SZW brengt bij nieuwe en gewijzigde wet- en regelgeving de MenO‑risico’s in kaart. Zo neemt SZW in de memorie van toelichting van nieuwe wetten een passage over MenO op. Bij elke regeling is in meer of mindere mate sprake van restrisico’s, bijvoorbeeld door afhankelijkheid van derden of beperkingen vanuit de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Deze restrisico’s worden conform standaard werkwijze waar mogelijk gekwantificeerd en - na afweging indien acceptabel - door het verantwoordelijk management geaccepteerd. SZW heeft maatregelen getroffen in de processen om MenO-risico’s te beheersen, bijvoorbeeld via voorlichting door SZW en uitvoerders aan aanvragers. Uitvoerders hebben bevoegdheden om de rechtmatigheid van aanvragen vast te stellen. Verder melden uitvoerders fraudesignalen aan SZW, onder andere via de halfjaarlijkse signaleringsbrief. Tenslotte neemt SZW via de verantwoordingscyclus met de uitvoerders per regeling de geconstateerde fraude-aantallen en fraudebedragen op in het jaarverslag.

In 2019 is voor de uitkeringsregelingen met minimaal 100 miljoen euro aan uitgaven, waarvoor nog geen inschatting van de MenO-risico’s en beheersmaatregelen was gemaakt, dit alsnog in orde gemaakt. Het tijdig afronden van een adequate MenO‑risicoinschatting is een blijvend aandachtspunt. Om de kwaliteit te verbeteren wordt elke substantiële (in euro's of complexiteit) MenO‑risicoinschatting tegengelezen door een onafhankelijke functionaris. MenO‑risicoinschattingen worden in nauwe samenwerking met de relevante uitvoerder(s) gemaakt.

Naar aanleiding van de fraude met de Werkloosheidswet zijn er in 2019 onderzoeken uitgevoerd naar de misbruikrisico’s in de sociale zekerheid. De onderzoeken hebben niet geleid tot de identificatie van nieuwe risico’s. Het resulterende afwegingskader, ontwikkeld voor de Werkloosheidswet en uit te breiden met andere wetten, zal door SZW en het UWV worden gebruikt om risico’s te prioriteren, dit als basis voor de handhavingsinzet.

Grote lopende ICT-projecten

Het kerndepartement SZW kende in 2019 vijf lopende projecten als onderdeel van de rapportage grote en risicovolle ICT-projecten: Wet tegemoetkoming loondomeinen (wtl), Vereenvoudiging Wajong, Vereenvoudiging beslagvrije voet, Aansluiting van het UWV op Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI) en Aansluiting van de SVB op EESSI. Het project Inleenverbanden en Quotumwet (IQ) is geannuleerd, de Staatssecretaris van SZW heeft aan de Tweede Kamer aangegeven de Wet Banenafspraak te willen vereenvoudigen (Kamerbrief vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling).

Het UWV en de SVB leggen in hun jaarverslagen verantwoording af over grote en/of risicovolle ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks ICT-dashboard opgenomen en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. Het UWV heeft vijf projecten in uitvoering opgenomen: Toekomstvast Input Management, Transitie Werk.nl, 1 UBO-ww, Verwerving Datacenter en Digitalisering Werkprocessen Bezwaar en Beroep.

Activiteiten Audit Committee

Het Audit Committee (AC) is in 2019 vier keer samengekomen. Het AC heeft het management van SZW onder andere geadviseerd over de procesverbetering van het risicomanagement en over de risicoanalyses van de SZW-onderdelen. In aanwezigheid van het UWV en de SVB sprak het AC over ketenrisico’s tussen beleid en uitvoering. De (tussentijdse) bevindingen van de ADR en de voortgang bij het aanpakken hiervan zijn ook met regelmaat besproken, met bijzondere aandacht voor het financieel beheer bij de RCN-unit SZW en het financieel beheer bij de RSO. Tenslotte dacht het AC mee op een aantal inhoudelijke onderwerpen, zoals de bekostigingssystematiek in het sociaal domein en inzicht in maatschappelijk effect van de Inspectie SZW.

Departementale checks and balances met betrekking tot subsidies

Geen bijzonderheden te melden.

Normenkader financieel beheer

Geen bijzonderheden te melden.

6.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Ontwikkelingen bij het kerndepartement SZW

Risicomanagement

In 2019 heeft het risicomanagement binnen SZW een nieuwe impuls gekregen, zowel binnen het kerndepartement als in relatie met het UWV en de SVB. Een belangrijke aanleiding hiervoor vormen enkele incidenten, zoals de fraude met de Werkloosheidswet. Er is ingezet op de ontwikkeling van een gedeelde systematiek en een gemeenschappelijke risicotaal om het gesprek over risico’s te vereenvoudigen. Op verschillende plekken binnen SZW zijn risicosessies gehouden om de eelangrijkste risico’s te identificeren. Ook hebben twee separate, bestuurlijke risicosessies plaatsgevonden met het UWV en de SVB om de belangrijkste risico’s in de keten van beleid tot uitvoering te identificeren. Dergelijke sessies helpen het verantwoordelijke management door het inzicht in de relevante risico’s te vergroten. SZW ziet de ontwikkeling van het risicomanagement als een groeimodel. In 2020 gaat SZW op dezelfde lijn verder.

Elektronische facturatie

Conform de EU-Richtlijn ‘Elektronische facturering bij overheidsopdrachten’ zijn alle aanbestedende diensten in Europa verplicht per november 2018 e-factureren te implementeren. Dit betekent dat de diensten e‑facturen van leveranciers moeten kunnen ontvangen en verwerken. Tot 2019 werden leveranciers nog niet structureel aangesproken op het niet naleven van de plicht tot e-facturatie. In de loop van 2019 is hier verandering in gekomen. Leveranciers zijn op verschillende manieren (aanvullend op de bestaande informatie in het contract tussen leverancier en ministerie) geïnformeerd over de start van de controle op het naleven van de inkoopvoorwaarde e-facturatie. Er is tevens in voorzien dat leveranciers in heel uitzonderlijke gevallen een tijdelijke ontheffing kunnen krijgen. De controle is medio 2019 gestart waarbij 1 augustus 2019 van start is gegaan met het terugsturen van niet-e-facturen. Sindsdien neemt het aantal e-facturen toe, mede dankzij de toenemende bekendheid van leveranciers met e‑facturatie en ondanks de technische storingen die af en toe optreden.

Ontwikkelingen bij zelfstandige bestuursorganen en andere externe uitvoerders

Toezicht op zelfstandige bestuursorganen

In 2019 is tweemaal een stand van de uitvoering sociale zekerheid aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamer, 2018-2019, 26 448, nr. 625) en (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630). Het doel daarvan is om actief openheid te geven over prestaties en dilemma’s in de uitvoering. Daarom staan de brieven eveneens stil bij de uitdagingen die in de uitvoering spelen. In de brief van 18 december 2019 is aangegeven wat mogelijk risico’s zijn voor de uitvoering. Ook is de Tweede Kamer in genoemde brief (Tweede Kamer, 2019-2020, 26 448, nr. 630) geïnformeerd over de voortgang van de aanpak van fraude en de versteviging van de handhaving in het sociaal domein, in het bijzonder op risicomanagement en risicobeheersing naar aanleiding van de doorlichting van de sociale zekerheid op frauderisico’s. Bij de aanbieding van de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI)jaarverslagen 2019 van de zbo’s wordt een oordeel gegeven over de verslagen, waarbij wordt ingegaan op het doelbereik aan de hand van de prestaties van de reguliere uitvoering en de rechtmatige besteding van de publieke middelen. De bevindingen en risico’s vanuit het toezicht worden hierbij meegenomen.

Uitvoering Kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst

In 2014 is de kinderopvangtoeslag van een groot aantal ouders onterecht stopgezet en is de toeslag over de jaren 2012-2014 teruggevorderd. Eind 2018 is de zaak aan het licht gekomen en is ook gebleken dat de kwestie groter is dan CAF-11. Ouders uit de CAF 11-zaak hebben in 2019 een compensatie ontvangen. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Ministerie van Financiën is een nadere toelichting opgenomen.

Afgelopen tijd is Rijksbreed veel geïnvesteerd om uitvoering en beleid dichter bij elkaar te krijgen. Een ontwikkeling die de komende jaren geïntensiveerd wordt, bijvoorbeeld door nauwere samenwerking tussen de toeslagdepartementen Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en SZW (als opdrachtgevers), het directoraat generaal Toeslagen (als opdrachtnemer) en het ministerie van Financiën (als eigenaar). Dit zal in 2020 verder worden vormgegeven.

C. JAARREKENING

7. Departementale verantwoordingsstaat

Tabel 93 Departementale verantwoordingsstaat 2019 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) (bedragen x € 1.000)
    

(1)

 

(2)

 

(3)= (2) - (1)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

TOTAAL

36.096.842

36.132.349

1.870.949

39.062.522

39.075.594

1.896.181

2.965.680

2.943.245

25.232

           
 

Beleidsartikelen

35.551.739

35.591.936

1.831.495

38.675.271

38.698.881

1.852.819

3.123.532

3.106.945

21.324

1

Arbeidsmarkt

952.905

951.468

24.000

816.502

813.555

10.904

‒ 136.403

‒ 137.913

‒ 13.096

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

7.031.743

7.073.146

2.572

6.898.061

6.927.241

28.393

‒ 133.682

‒ 145.905

25.821

3

Arbeidsongeschiktheid

799

799

0

943

943

0

144

144

0

4

Jonggehandicapten

3.359.378

3.359.378

0

3.329.000

3.329.000

24.026

‒ 30.378

‒ 30.378

24.026

5

Werkloosheid

158.993

158.104

0

126.669

124.430

10.789

‒ 32.324

‒ 33.674

10.789

6

Ziekte en zwangerschap

7.427

7.527

0

7.895

7.652

0

468

125

0

7

Kinderopvang

3.286.740

3.286.740

1.580.594

3.366.289

3.366.184

1.522.517

79.549

79.444

‒ 58.077

8

Oudedagsvoorziening

26.057

26.057

0

25.215

25.215

0

‒ 842

‒ 842

0

9

Nabestaanden

1.197

1.197

0

1.194

1.194

0

‒ 3

‒ 3

0

10

Tegemoetkoming ouders

5.721.498

5.721.498

223.329

5.936.534

5.936.534

191.310

215.036

215.036

‒ 32.019

11

Uitvoering

448.044

448.044

0

519.087

519.222

52.252

71.043

71.178

52.252

12

Rijksbijdragen

14.245.954

14.245.954

0

17.426.873

17.426.873

8.410

3.180.919

3.180.919

8.410

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

311.004

312.024

1.000

221.009

220.838

4.218

‒ 89.995

‒ 91.186

3.218

           
 

Niet-beleidsartikelen

545.103

540.413

39.454

387.251

376.713

43.362

‒ 157.852

‒ 163.700

3.908

96

Apparaatsuitgaven kerndepartement

332.063

332.063

39.067

353.723

351.632

41.730

21.660

19.569

2.663

98

Algemeen

39.461

34.771

387

33.528

25.081

1.632

‒ 5.933

‒ 9.690

1.245

99

Nog onverdeeld

173.579

173.579

0

0

0

0

‒ 173.579

‒ 173.579

0

8. Saldibalans

Tabel 94 Saldibalans per 31 december 2019 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) (bedragen x € 1.000)1

Activa

31-12-2019

 

31-12-2018

 

Passiva

31-12-2019

 

31-12-2018

        

Intra-comptabele posten

        

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

39.075.588

 

34.412.233

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.896.175

 

1.845.335

3)

Liquide middelen

0

 

0

     

4)

Rekening-courant RHB2

0

 

0

4a)

Rekening-courant RHB

37.227.921

 

32.618.755

5)

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

0

 

0

5a)

Begrotingsreserves

0

 

0

6)

Vorderingen buiten begrotingsverband

51.747

 

65.820

7)

Schulden buiten begrotingsverband

3.239

 

13.963

8)

Kas-transverschillen

0

 

0

     

Subtotaal intra-comptabel

39.127.335

 

34.478.053

Subtotaal intra-comptabel

39.127.335

 

34.478.053

          

Extra-comptabele posten

        

9)

Openstaande rechten

0

 

0

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

 

0

10)

Vorderingen

1.017.202

 

1.155.396

10a)

Tegenrekening vorderingen

1.017.202

 

1.155.396

11a)

Tegenrekening schulden

0

 

0

11)

Schulden

0

 

0

12)

Voorschotten

15.386.195

 

14.435.312

12a)

Tegenrekening voorschotten

15.386.195

 

14.435.312

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

 

0

13)

Garantieverplichtingen

0

 

0

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

357.635

 

365.112

14)

Andere verplichtingen

357.635

 

365.112

15)

Deelnemingen

0

 

0

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

 

0

Subtotaal extra-comptabel

16.761.032

 

15.955.820

Subtotaal extra-comptabel

16.761.032

 

15.955.820

          

Totaal

55.888.367

 

50.433.873

Totaal

55.888.367

 

50.433.873

X Noot
1

De cijfers in de saldibalans zijn vermeld in duizendtallen en afgerond naar boven. Hierdoor kunnen bij het subtotaal en het totaal afrondingsverschillen optreden. Er treden ook afrondingsverschillen op in vergelijking met de verantwoordingsstaat, waar de cijfers per artikel naar boven worden afgerond op duizendtallen.

X Noot
2

Rijkshoofdboekhouding

Toelichting bij de Saldibalans

Het intracomptabele deel van de saldibalans (financiële posten 1 t/m 8) bevat het resultaat van de financiële transacties in de departementale administratie die een directe relatie hebben met de kasstromen. Deze kasstromen worden via de rekening-courant met het Ministerie van Financiën bijgehouden.

Het extracomptabele deel bevat het saldo van de overige rekeningen die met tegenrekeningen in evenwicht worden gehouden.

De cijfers in de saldibalans zijn vermeld in duizendtallen en afgerond naar boven. Hierdoor kunnen bij het subtotaal en het totaal afrondingsverschillen optreden.

Ad 1 en 2 Uitgaven ten laste en ontvangsten ten gunste van de begroting.

Onder de posten uitgaven en ontvangsten zijn de per saldo gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen.

De bedragen komen overeen met de bedragen uit de verantwoordingsstaat. Door een andere afrondingssystematiek is er een verschil met de verantwoordingsstaat waar per artikel naar boven wordt afgerond.

Ad 3 Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo van de banken en de contante gelden.Het Ministerie van SZW heeft geen contante gelden en geen saldo op haar bankrekeningen.

Ad 4 en 4a Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Deze post geeft per saldo de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. Het bedrag per 31 december 2019 is in overeenstemming met de opgave van de Rijkshoofdboekhouding.

Ad 5 en 5a Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening die op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het Ministerie van SZW heeft geen begrotingsreserves.

Ad 6 Vorderingen buiten begrotingsverband

Deze post betreft het saldo van de uitgaven waarvan verrekening met derden nog zal plaatsvinden. Een uitgavensaldo op 31 december zal nog van derden ontvangen moeten worden (is dus een saldo van openstaande vorderingen).

Tabel 95 Vorderingen buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
     

Openstaand ultimo 2019

Europese gelden

    

49.257

RSO doorbelasting

    

2.412

Omzetbelasting

    

46

Diversen

    

32

Totaal vorderingen buiten begrotingsverband

    

51.747

Ad 7 Schulden buiten begrotingsverband

Deze post betreft het saldo van de ontvangsten waarvan verrekening met derden nog zal plaatsvinden. Een ontvangstensaldo op 31 december zal nog aan derden afgedragen moeten (is dus een saldo van openstaande schulden).

Tabel 96 Schulden buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
     

Openstaand ultimo 2019

Frictiekosten RWI

    

1.749

Europese gelden

    

1.391

Diversen

    

99

Totaal schulden buiten begrotingsverband

    

3.239

Ad 8 Kas-transverschillen

Op deze post worden bedragen opgenomen die zijn verantwoord in de uitgaven en ontvangsten, maar nog niet daadwerkelijk per kas zijn uitgegeven en ontvangen. Het Ministerie van SZW heeft geen kas-transverschillen. 

Ad 9 en 9a Openstaande rechten

Rechten ontstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden) of doordat het recht bestaat om bankbeslagen, cryptomunten, aandelen en andere geldelijke zaken te gelde te maken. Beiden doen zich bij het Ministerie van SZW niet voor.

Ad 10 en 10a Vorderingen

Onder de post vorderingen wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende rekening(en) uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande vorderingen.

Tabel 97 Vorderingen totaal (bedragen x € 1.000)
 

Ministerie

UVB

Inspectie SZW

S&I

RSO

Openstaandultimo 2019

Vorderingen

606.837

14.488

39.914

351.574

4.389

1.017.202

Tabel 98 Vorderingen naar opeisbaarheid (bedragen x € 1.000)
 

Ministerie

UVB

Inspectie SZW

S&I

RSO

Openstaandultimo 2019

Direct opeisbaar

606.389

14.488

39.914

816

4.389

665.996

Op termijn opeisbaar

448

0

0

0

0

448

Geconditioneerde vorderingen

0

0

0

350.758

0

350.758

Totaal

606.837

14.488

39.914

351.574

4.389

1.017.202

Van de opeisbare vorderingen (niet de geconditioneerde vorderingen) worden onderstaand specificaties gegeven naar ouderdom.

Tabel 99 Opeisbare vorderingen naar ouderdom (exclusief toeslagen) (bedragen x € 1.000)

Insteljaar

Ministerie

UVB

Inspectie SZW

S&I

RSO

Openstaandultimo 2019

t/m 2016

1.889

11.009

23.758

242

0

36.898

2017

75

3.059

3.160

112

0

6.406

2018

216

19

4.028

173

0

4.435

2019

870

401

8.968

289

4.389

14.918

Totaal

3.050

14.488

39.914

816

4.389

62.657

Tabel 100 Opeisbare vorderingen naar ouderdom (toeslagen) (bedragen x € 1.000)

Toeslagjaar

Openstaand1 januari 2019

Bijstelling

Ingesteldevorderingen

Ontvangsten

Afboekingen

Openstaandultimo 2019

t/m 2016

486.009

0

44.185

110.155

55.329

364.711

2017

108.806

0

103.254

122.332

4.577

85.151

2018

77.675

0

167.280

151.739

4.922

88.294

2019

0

0

132.110

64.659

1.819

65.631

Totaal

672.490

0

446.828

448.885

66.647

603.787

Deze toeslagen hebben betrekking op de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget.

Onderstaand wordt per onderdeel een toelichting gegeven.

Ministerie

Van de openstaande vorderingen is een bedrag van € 1,7 miljoen toe te wijzen aan niet-bestuurlijke boetes. In dit bedrag is een openstaande vordering van € 0,4 miljoen opgenomen ten name van de SVB Nederlandse Antillen met betrekking tot boedelscheiding.

De door de Inspectie SZW opgelegde openstaande bestuurlijke boetes in 2006 of eerdere jaren tellen op tot € 1,4 miljoen. Dit bedrag is inclusief de aan de debiteuren in rekening gebrachte invorderingskosten. De inning van de bestuurlijke boetes die na 2006 zijn opgelegd wordt door het CJIB verricht.

Vanaf verantwoordingsjaar 2017 zijn de vorderingen met betrekking tot de toeslagregelingen kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget niet meer opgenomen in de saldibalans van het Ministerie van Financiën maar verwerkt in de saldibalans van SZW (budgettair verantwoordelijke departement).

Het totaal aan openstaande vorderingen KOT bedraagt € 459,5 miljoen en WKB € 144,3 miljoen.

UVB

Alle openstaande vorderingen bij UVB hebben betrekking op subsidies, inclusief de vorderingen uit hoofde van Europese gelden.

Inspectie SZW

Deze vorderingen bestaan uit de door de Inspectie SZW opgelegde boetes vanaf 2007.

S&I

DUO voert de administratie uit voor de directie Samenleving en Integratie ten behoeve van de Wet Inburgering. Het openstaande bedrag van € 351,6 miljoen bestaat voor € 350,8 miljoen uit leningen en € 0,8 miljoen uit openstaande aflossingstermijnen. De vorderingen bij DUO betreffen de openstaande aflossingstermijnen die aan de leningen onttrokken zijn.

Rijksschoonmaakorganisatie (RSO)

Vanaf 2016 valt de RSO onder budgettaire verantwoordelijkheid van SZW. De administratie is uitbesteed aan de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR). De RSO is verantwoordelijk voor de schoonmaak van de Rijkspanden van de aangesloten departementen. Het totaalbedrag van de openstaande vorderingen ad € 4,4 miljoen bestaat uit in rekening gebrachte bedragen voor verrichte schoonmaakwerkzaamheden.

Ad 11 en 11a Schulden

Onder de post Schulden wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende grootboekrekening(en) uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande schulden. Het Ministerie van SZW heeft geen schulden.

Ad 12 en 12a Voorschotten

Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen. Onder de post Voorschotten wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende (grootboek)rekeningen uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande voorschotten.

Tabel 101 Voorschotten incl. UVB (bedragen x € 1.000)
   

Ministerie

UVB

Openstaand ultimo 2019

Voorschotten

  

15.291.371

94.824

15.386.195

Ministerie

In de onderstaande specificaties worden de openstaande voorschotten van het Ministerie verantwoord naar ouderdom en artikel. Hiervan is een totaalbedrag van € 6.528,9 miljoen toe te wijzen aan voorschotten toeslagregelingen. Vanaf verantwoordingsjaar 2017 worden de voorschotten met betrekking tot de toeslagregelingen kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget niet meer opgenomen in de saldibalans van het Ministerie van Financiën maar verwerkt in de saldibalans van SZW (budgettair verantwoordelijke departement). De uitgaven die hiermee samenhangen zijn verantwoord onder de post uitgaven van artikel 7 en 10 met respectievelijk KOT ad € 4.064,1 miljoen en WKB € 2.464,8 miljoen.

Tabel 102 Voorschotten naar ouderdom (exclusief toeslagen) (bedragen x € 1.000)

Ontstaansjaar

 

Saldo 1-1-2019

Verstrekt

Afgerekend

Openstaand ultimo 2019

t/m 2016

 

33.122

0

11.183

21.939

2017

 

71.795

0

38.474

33.322

2018

 

8.281.374

0

8.225.289

56.085

2019

 

0

8.657.213

6.055

8.651.158

Totaal

 

8.386.291

8.657.213

8.281.001

8.762.504

Tabel 103 Voorschotten naar ouderdom (toeslagen) (bedragen x € 1.000)

Toeslagjaar

 

Saldo 1-1-2019

Verstrekt

Afgerekend

Openstaand ultimo 2019

t/m 2016

 

87.136

0

73.185

13.951

2017

 

815.198

0

748.631

66.567

2018

 

4.549.803

37.224

3.628.419

958.608

2019

 

434.843

4.558.895

0

4.993.737

2020

 

0

496.004

0

496.004

Totaal

 

5.886.980

5.092.124

4.450.235

6.528.869

De voorschotten van het toeslagjaar 2020 betreffen de eerste maandelijkse voorschottermijn, die in december 2019 is uitbetaald.

Tabel 104 Voorschotten naar artikel (bedragen x € 1.000)

Art

Omschrijving

    

Openstaand ultimo 2019

1

Arbeidsmarkt

    

11.009

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

    

893.550

3

Arbeidsongeschiktheid

    

0

4

Jonggehandicapten

    

3.329.000

5

Werkloosheid

    

112.275

6

Ziekte en zwangerschap

    

4.252

7

Kinderopvang

    

4.083.581

8

Oudedagsvoorziening

    

3.422

9

Nabestaanden

    

0

10

Tegemoetkoming ouders

    

6.109.709

11

Uitvoering

    

411.480

12

Rijksbijdragen

    

229.900

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

    

91.733

96

Apparaatsuitgaven kerndepartement

    

6.305

98

Algemeen

    

5.156

99

Nominaal en onvoorzien

    

0

 

Rekeningen buiten begrotingsverband

    

0

Totaal

     

15.291.371

Tabel 105 Voorschotten UVB (bedragen x € 1.000)
   

ESF/EGF/EUSF

Subsidies departement

Totaal 2019

Saldo 1 januari

  

128.700

33.341

162.041

Verstrekt

  

39.304

3.978

43.282

Subtotaal

  

168.004

37.319

205.323

Afgerekend

  

84.417

26.082

110.499

Saldo 31 december

  

83.587

11.237

94.824

Tabel 106 Voorschotten UVB naar ouderdom (bedragen x € 1.000)

Ontstaansjaar

 

Saldo 1-1

Verstrekt

Afgerekend

Openstaand

  

2019

  

ultimo 2019

t/m 2016

 

27.856

0

23.919

3.936

2017

 

51.135

0

41.412

9.723

2018

 

83.050

0

41.468

41.581

2019

 

0

43.282

3.699

39.583

Totaal

 

162.041

43.282

110.499

94.824

Ad 13 en 13a Garantieverplichtingen

Garantieverplichtingen zijn verplichtingen, waarvan betaling op een later moment afhankelijk is van een bepaalde omstandigheid (een bepaald risico of een bepaalde onzekere gebeurtenis) bij de partij die de garantie ontvangt. Garantieverplichtingen worden administratief volledig verwerkt als verplichting. Dit zijn dus voorwaardelijke financiële verplichtingen. In het algemeen leiden garantieverplichtingen niet of slechts voor een bepaald (meestal klein) percentage tot betaling. Het Ministerie van SZW heeft geen garantieverplichtingen.

Ad 14 en 14a Andere verplichtingen

Met andere verplichtingen worden alle verplichtingen exclusief de garantieverplichtingen, bedoeld. Het gaat om financiële verplichtingen, d.w.z. de verplichtingen ten opzichte van een wederpartij die op een later moment tot betaling (kasuitgaven) leiden; dit zijn onvoorwaardelijke financiële verplichtingen, die – als de wederpartij zijn verplichtingen is nagekomen- uiteindelijk volledig tot betaling zullen komen.

Tabel 107 Opbouw andere verplichtingen (bedragen x € 1.000)
   

Ministerie

UVB

Totaal 2019

Saldo 1 januari

  

149.714

215.398

365.112

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen

  

39.062.515

49.109

39.111.624

Subtotaal (A)

  

39.212.229

264.507

39.476.736

Tot betaling gekomen in het verslagjaar

  

39.075.588

43.513

39.119.101

Subtotaal (B)

  

39.075.588

43.513

39.119.101

Saldo 31 december (A - B)

  

136.641

220.994

357.635

Tabel 108 Andere verplichtingen Ministerie naar artikel (bedragen x € 1.000)

Art

Omschrijving

 

Openstaand 1 januari 2019

Aangegaan 2019 (incl. negatieve bijstelling)

Betaald 2019

Openstaand ultimo 2019

1

Arbeidsmarkt

 

10.798

816.502

813.555

13.745

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

 

77.296

6.898.060

6.927.241

48.115

3

Arbeidsongeschiktheid

 

0

942

942

0

4

Jonggehandicapten

 

0

3.329.000

3.329.000

0

5

Werkloosheid

 

2.279

126.669

124.429

4.518

6

Ziekte en zwangerschap

 

0

7.894

7.652

242

7

Kinderopvang

 

7.020

3.366.288

3.366.184

7.124

8

Oudedagsvoorziening

 

0

25.215

25.215

0

9

Nabestaanden

 

0

1.193

1.193

0

10

Tegemoetkoming ouders

 

0

5.936.534

5.936.534

0

11

Uitvoering

 

249

519.086

519.221

114

12

Rijksbijdragen

 

0

17.426.872

17.426.872

0

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

 

16.011

221.009

220.837

16.183

96

Apparaatsuitgaven kerndepartement

 

14.358

353.722

351.632

16.448

98

Algemeen

 

21.704

33.528

25.081

30.151

99

Nominaal en onvoorzien

 

0

0

0

0

Totaal

  

149.714

39.062.515

39.075.588

136.641

In 2019 hebben geen omvangrijke negatieve bijstellingen plaatsgevonden op een eerder aangegane verplichting. Hierbij hanteren we een ondergrens van € 25 miljoen. Op het apparaatsartikel zijn er geen omvangrijke bijstellingen geweest (uitgaande van een grens van 10% met een minimum van € 1 miljoen).

Tabel 109 Andere verplichtingen UVB (bedragen x € 1.000)
 

ESF 2

EGF

EFMB

EUSF

Totaal 2019

Saldo 1 januari

7.828

1.359

2.011

204.201

215.398

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen

465

220

0

48.424

49.109

Subtotaal (A)

8.293

1.579

2.011

252.625

264.507

Tot betaling gekomen in verslagjaar

465

434

509

42.105

43.513

Subtotaal (B)

465

434

509

42.105

43.513

Saldo 31 december (A - B)

7.827

1.145

1.502

210.521

220.994

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Met ingang van 2012 is de bekostiging van de rijksgefinancierde wetten en regelingen, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de SVB en UWV, gewijzigd van kasbasis naar transactiebasis. Om budgettaire redenen is er voor gekozen de per 1 januari 2012 door SZW op transactiebasis nog verschuldigde bedragen niet aan de SVB en UWV uit te betalen. Deze permanente schulden bedragen ultimo 2019 € 848,3 miljoen aan de SVB en € 162,6 miljoen aan UWV. Deze schulden worden niet eerder door SZW voldaan dan dat het desbetreffende fonds, wet of regeling is opgeheven c.q. beëindigd. Daarnaast is er in dit verband sprake van een permanente vordering op de SVB ter grootte van € 1,3 miljoen. De genoemde bedragen hebben in 2019 geen wijzigingen ondergaan.

Verplichting WKB

Gebleken is dat de toekenning van de WKB door de Belastingdienst in het verleden niet goed is verlopen. De herstelactie van de Belastingdienst is in 2019 gestart en de afronding wordt in 2020 verwacht. Voor het herstellen is geen feitelijke verplichting aangegaan.

Ad 15 en 15a Deelnemingen

Onder de post Deelnemingen worden alle deelnemingen inclusief deelnemingspercentage opgenomen, zoals in een Besloten of Naamloze Vennootschap, internationale instellingen of C.V. Het Ministerie van SZW heeft geen deelnemingen.

9. WNT-verantwoording 2019 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigings­maximum bedraagt in 2019 € 194.000.

Tabel 110 Bezoldiging van niet-topfunctionarissen boven het individueel toepasselijk drempelbedrag

Naam instelling

Functie

Datum aanvang dienstverband

Datum einde dienstverband

Omvang dienstverband (fte) (tussen haakjes omvang in 2018)

Beloning plus onkosten­vergoedingen (belast) (tussen haakjes bedrag in 2018)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (tussen haakjes bedrag in 2018)

Totale bezoldiging in 2019 (tussen haakjes bedrag in 2018)

Individueel toepasselijk drempelbedrag

Motivering

SZW

Strategisch adviseur

  

1 (1)

€ 381.052 (€ 99.691)

€ 18.468 (€ 17.864)

€ 399.520 (€ 117.555)

€ 194.000

Speciale afspraak bij ontslag

D. DEPARTEMENTSPECIFIEKE INFORMATIE

10. Sociale fondsen SZW

Deze paragraaf presenteert de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen. De informatie is bedoeld als achtergrondinformatie bij het jaarverslag. De daadwerkelijke verantwoording van uitgaven en inkomsten van de fondsen vindt plaats via de jaarverslagen van de SVB en UWV. De cijfers in deze paragraaf zijn gebaseerd op informatie van het CPB (CEP 2020) en sluiten niet precies aan op de jaarverslagen van UWV en de SVB. De reden hiervoor is dat SZW een ander boekhoudstelsel (kas-verplichtingenstelsel) voert dan UWV en de SVB (baten-lastenstelsel).

Exploitatiesaldi

Een groot deel van de uitgaven aan sociale zekerheid loopt via de sociale fondsen. In tabel 111 en tabel 112 zijn de exploitatierekeningen van de fondsen weergegeven. De arbeidsongeschiktheidsfondsen (Aof en Whk) en de WW-fondsen (Awf en Ufo) worden geïntegreerd weergegeven. Zowel de begrote bedragen als de gerealiseerde bedragen zijn weergegeven in prijzen 2019. Het exploitatiesaldo is het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven van een fonds. Naast de premieontvangsten behoren ook de rijksbijdragen en renteontvangsten tot de inkomsten van een fonds. De uitgaven bestaan naast de uitkeringen voornamelijk uit uitvoeringskosten. Daarnaast vinden tussen de fondsen onderlinge betalingen plaats. Het saldo tussen ontvangen en betaalde onderlinge betalingen is voor de sociale fondsen negatief, omdat uit deze fondsen ook premies worden betaald voor de zorgverzekering van uitkeringsgerechtigden. Tegenover de negatieve saldi bij de sociale fondsen staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

Tabel 111 Overzicht sociale verzekeringen SVB 2019 (x € 1 mln)
 

Ouderdomsfonds (AOW)

Anw-fonds

 

Begroting

Realisatie

Begroting

Realisatie

Premies

26.193

23.554

267

166

Bijdragen van het Rijk

13.628

17.091

0

0

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

0

0

Saldo Interest

18

42

‒ 1

0

Totaal Ontvangsten

39.839

40.687

266

166

     

Uitkeringen / Verstrekkingen

38.173

38.539

377

350

Uitvoeringskosten

128

133

11

10

Betaalde onderlinge betalingen

522

542

24

24

Totaal Uitgaven

38.823

39.215

411

384

     

Exploitatiesaldo

1.016

1.472

‒ 145

‒ 218

Bron: SZW (financiële administratie) en CPB (CEP 2020).

Tabel 111 laat zien dat het exploitatiesaldo van het Ouderdomsfonds iets groter (meer positief) is dan bij begroting werd verwacht. Dat komt vooral doordat de ontvangsten hoger zijn uitgevallen dan in de begroting werd geraamd. De premie inkomsten vallen lager uit dan geraamd, maar dat wordt gecompenseerd via een hogere rijksbijdrage. De uitkeringslasten vallen iets hoger uit dan geraamd. Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds is iets lager (meer negatief) dan verwacht. Dat komt met name door lagere premieontvangsten dan geraamd.

Tabel 112 Overzicht sociale verzekeringen UWV 2019 (x € 1 mln)
 

Arbeidsongeschiktheidsfondsen

WW-fondsen

 

Begroting

Realisatie

Begroting

Realisatie

Premies

15.648

16.972

8.250

8.946

Bijdragen van het Rijk

219

328

3

155

Ontvangen onderlinge betalingen

1.118

1.181

749

848

Saldo Interest

33

36

19

33

Totaal Ontvangsten

17.018

18.517

9.022

9.981

     

Uitkeringen/Verstrekkingen

11.229

12.494

5.254

4.680

Uitvoeringskosten

475

507

792

847

Betaalde onderlinge betalingen

1.922

2.200

1.034

902

Totaal Uitgaven

13.627

15.201

7.079

6.430

     

Exploitatiesaldo

3.392

3.316

1.943

3.551

Bron: SZW (financiële administratie) en CPB (CEP 2020).

Het exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen (tabel 112) is vrijwel gelijk aan de raming uit de begroting. Onderliggend zijn echter zowel de uitgaven als de ontvangsten hoger uitgevallen dan geraamd. Het exploitatiesaldo van de WW-fondsen is fors hoger dan verwacht. Dat komt vooral doordat de uitgaven lager zijn uitgevallen.

Vermogenspositie

In tabel 113 worden de vermogensposities van de sociale fondsen vermeld. Hierbij zijn wederom de arbeidsongeschiktheidsfondsen en de werkloosheidsfondsen geïntegreerd weergegeven. Het aanwezige vermogen neemt jaarlijks toe of af met het exploitatiesaldo (zie tabellen 111 en 112). Net als het exploitatiesaldo is ook de vermogenspositie grotendeels gebaseerd op cijfers van het CPB (CEP 2020). De vermogensposities sluiten daarom niet precies aan op de jaarverslagen van UWV en de SVB.

Tabel 113 Vermogens sociale fondsen ultimo 2018 en 2019 (x € 1 mln)
 

Feitelijk vermogen ultimo 2018

Exploitatiesaldo 2019

Feitelijk vermogen ultimo 2019

    

Ouderdomsfonds (AOW)

30

1.472

1.502

Anw-fonds

3.631

‒ 218

3.413

Arbeidsongeschiktheidsfondsen

9.769

3.316

13.085

WW-fondsen

‒ 11.564

3.551

‒ 8.013

    

Totaal sociale fondsen

1.866

8.122

9.987

Bron: SZW (financiële administratie) en CPB (CEP 2020).

De sociale fondsen hebben ultimo 2019 een gezamenlijk positief vermogen van € 10,0 miljard. Het vermogen is in 2019 gestegen met € 8,1 miljard. In 2017 hadden de sociale fondsen nog een tekort, vanaf 2018 is dat omgeslagen in een overschot. Dankzij de gunstige economische omstandigheden is dat overschot in 2019 verder gegroeid.

Het vermogenstekort in de jaren vanaf de financiele crisis tot 2017 leidde overigens niet tot risico’s met betrekking tot de uitbetaling van de uitkeringen. De sociale fondsen (en de beheerders, UWV en SVB) zijn onderdeel van de collective sector. Hun tekort of overschot houden ze aan op een rekening-courant bij het Rijk. De sociale fondsen kunnen daardoor altijd over voldoende middelen beschikken. Dat is ook nodig, omdat het recht op een uitkering niet afhankelijk is van de geraamde uitgaven. Als iemand recht op een uitkering heeft, dan krijgt hij die dus ook. Omdat de sociale fondsen onderdeel van de collectieve sector zijn, werkt het exploitatiesaldo van de fondsen wel door in het EMU-saldo van de collectieve sector als geheel.

11. Koopkracht

Sinds Prinsjesdag 2019 hebben het CPB en het Ministerie van SZW een wijziging doorgevoerd aan de boxplot waarmee de koopkrachtontwikkeling wordt gepresenteerd. Sinds MEV 2019 van het CPB en de SZW-begroting 2020 (Miljoenennota 2020) is het percentage huishoudens dat een positieve of negatieve koopkrachtontwikkeling heeft vervallen en vervangen door de koopkrachtontwikkeling van het 25ste en 75ste percentiel van de betreffende groep. Hiermee wordt de spreiding rondom de mediane koopkrachtontwikkeling (het middelste huishouden in een naar koopkrachtontwikkeling gerangschikte verdeling) beter weergegeven. Figuur 2 geeft de boxplot (zowel raming als realisatie) voor 2019 weer.

Figuur 2 Boxplot koopkrachtontwikkeling 2019, links raming bij Miljoenennota (MEV 2019), rechts realisatie bij Jaarverslag (CEP 2020)

De mediane koopkracht komt in 2019 uit op 1,0%. Dit is 0,5 procentpunt lager dan bij Begroting 2019 werd verwacht. Belangrijke verklaringen zijn de lager dan verwachte loonontwikkeling in de marktsector (2,3% in plaats van 3,0%) en de hoger dan verwachte inflatie (cpi van 2,6% in plaats van 2,4%). Daarnaast heeft het CPB de databron voor koopkrachtberekeningen geactualiseerd, waardoor de mediane koopkrachtmutatie met 0,1 procentpunt neerwaarts is bijgesteld in de jaren 2017 tot en met 2020. In 2019 lag de koopkrachtontwikkeling van de helft van de huishoudens tussen 0,6% en 1,4%.

De standaardkoopkrachttabel voor het jaar 2019 staat in tabel 114.

Tabel 114 Koopkrachtcijfers 2019 (mutatie in %)
 

Raming bij Miljoenennota 20191

Realisatie bij Jaarverslag 20192

Actieven

  

Alleenverdiener met kinderen

  

modaal

2,2

1,8

2 x modaal

1,1

0,6

Tweeverdieners

  

modaal + ½ x modaal met kinderen

1,2

0,7

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

1,0

0,4

2 ½ x modaal + modaal met kinderen

0,9

0,4

modaal + modaal zonder kinderen

2,1

1,5

2 x modaal + modaal zonder kinderen

1,6

1,0

Alleenstaanden

  

minimumloon

1,1

0,8

modaal

2,1

1,5

2 x modaal

1,3

0,7

Alleenstaande ouder

  

minimumloon

0,3

0,1

modaal

1,6

1,3

Inactieven

  

Sociale minima

  

paar met kinderen

1,7

1,5

alleenstaande

0,9

0,6

alleenstaande ouder

0,9

0,7

AOW (alleenstaand)

  

(alleen) AOW

1,0

0,8

AOW + € 10.000 aanvullend pensioen

1,2

1,0

AOW (paar)

  

(alleen) AOW

1,1

0,9

AOW + € 10.000 aanvullend pensioen

1,0

0,7

AOW + € 30.000 aanvullend pensioen

2,7

2,8

X Noot
1

Berekeningen SZW op basis van raming CPB (MEV 2019) en gegevens van het Ministerie van VWS.

X Noot
2

Berekeningen SZW op basis van raming CPB (CEP 2020).

E. BIJLAGEN

Bijlage 1. Toezichtrelaties rwt's en zbo's

Deze bijlage bevat informatie over het toezicht op rechtspersonen met een wetteiljke taak (rwt's) en zelfstandige bestuursorganen (zbo's). De bijlage bestaat uit een overzichtstabel met rwt’s en zbo’s die onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen, de begrote en gerealiseerde bijdrage vanuit het moederdepartement, overige departementen en eventuele bijzonderheden.

Tabel 115 Overzichtstabel inzake rwt’s en zbo’s van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (bedragen x € 1.000).

Naam rwt/zbo

Begrote bijdrage moederdepartement aan rwt/zbo

Gerealiseerde bijdrage moederdepartement aan rwt/zbo

Begrote bijdrage overige departementen

Gerealiseerde bijdrage overige departementen

Bijzonderheden

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)

25.181.948

32.111.743

26.931

33.283

ja

Bijzonderheden

De genoemde bedragen zijn op basis van de totale collectieve bijdragen (inclusief premiegelden) zoals verantwoord in het jaarverslag van UWV.

Bijzonderheden

In 2019 heeft UWV € 106 miljoen onttrokken uit hun bestemmingsfonds frictiekosten (€ 58 miljoen) en egalisatiereserve (€ 48 miljoen) om tot een sluitend begrotingsresultaat te komen.

BKWI

10.819

10.832

0

0

ja

Bijzonderheden

De financiële rechtmatigheid is 98,1% en wijkt af van de norm van 99%. De afwijking komt door twee onrechtmatige contracten.

Sociale Verzekeringsbank (SVB)

44.359.400

44.905.400

83.100

82.200

ja

Bijzonderheden

De genoemde bedragen zijn op basis van de totale collectieve bijdragen (inclusief premiegelden) zoals verantwoord in het jaarverslag van de SVB.

Inlichtingenbureau (IB)

8.826

9.035

119

119

nee

Bijzonderheden

 

Bijlage 2. Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Onderzoek van 2015 en eerder is vindbaar via het webarchief van rijksoverheid.nl. Alle onderzoeken aangeboden aan het parlement zijn ook te vinden op overheid.nl.

Tabel 116 Overzicht onderzoek artikel 1: Arbeidsmarkt
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Tussenevaluatie Duurzame Inzetbaarheid Bedrijven en Instellingen

2015

 

Definitieve evaluatie duurzame inzetbaarheid in het MKB

20161

 

Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (WAS)

2016

 

Effecten van algemeen verbindend verklaring

2016

 

Eerste fase Evaluatie Duurzame Inzetbaarheid Regio's en Sectoren

2017

 

Functioneren certificatiestelsel asbest

2017

 

Profijt van de overheid: Voorzieningen verdeeld

2017

 

Evaluatie Handhavingsbeleid Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Foto van het beleid en de uitvoering van de handhaving sociale zekerheidswetten

20172

 

Evaluatie Handhavingsbeleid Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Lessen voor de toekomst voor de handhaving van de socialezekerheidswetten ten aanzien van de inlichtingenplicht (artikel 1 en 11)

2017

 

Evaluatie Wet uniformering loonbegrip

2017

 

Monitor en tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2017

 

Evaluatie handhaving arbeidswetten, Lessen voor de toekomst voor de handhaving van de arbeidswetten

2018

 

Evaluatie Informatievoorziening(structuur) grensoverschrijdende arbeid

20183

 

Tussenrapportage Effectmeting van de Brug-WW en scholingsvouchers (artikel 1 en 2)

2018

 

Tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2018

 

Gedragsexperiment Scholing stimuleren met kleine interventies

2018

 

Effecten van de verhoging van het minimumjeugdloon

20184

 

Effectmeting Brug-WW en scholingsvouchers (artikel 1 en 2)

2019

 

Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2019

 

Effecten openbaarmaking inspectiegegevens van Inspectie SZW

2019

 

Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies

2019

 

Evaluatie wettelijk minimumloon 2011 ‒ 2018

2019

 

Tweede fase Evaluatie Duurzame inzetbaarheid Regio's en sectoren

20205

 

Evaluatie mobiliteitsbonussen, in dienst nemen arbeidsgehandicapten en uitkeringsgerechtigden ouder dan 56 jaar (artikel 1 en 5)

20206

 

Evaluatie werken na de AOW (artikel 1, 5 en 8)

20207

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Invloed herziene Europese richtlijn drukapparatuur op nationaal regime

20168

 

Nulmeting arbeidsgerelateerde zorg

2016

3. Overig onderzoek

  
 

Verkenning arbeidsduuraanpassing

2015

 

RIE game (instrumentontwikkeling)

2015

 

Klinische arbeidsgeneeskunde – een verkenning

2015

 

De instroom van bedrijfsartsen

2015

 

Verkenning Kennisinfrastructuur Arbeid en Zorg

2015

 

Goed (genoeg) geleerd

2015

 

Toekomst onderkant arbeidsmarkt

2015

 

Preventie van beroepsziekten

2015

 

Haalbaarheid Persoonlijk Gezondheidsdossier

2015

 

Arbeidsomstandigheden van gedetacheerde medewerkers vanuit de sociale werkvoorziening

2015

 

Vijf jaar Caribisch Nederland

2015

 

Mantelzorg, Arbeidsparticipatie en Gezondheid

2016

 

Duurzame inzetbaarheid van werknemers met een lage sociaal economische status

2016

 

Witte vlekken op pensioengebied 2013 (artikel 1 en 8)

2016

 

Langer doorwerken met arbeidsbeperking

2016

 

Evaluatie ESF-regeling Duurzame inzetbaarheid voor bedrijven

2016

 

Kansen op uitstroom

2016

 

Evaluatie ontslaggronden WWZ

2016

 

Hoe vinden werkzoekenden met een arbeidsbeperking en werkgevers elkaar?

2016

 

Onderzoek verantwoord opdrachtgeverschap gezond en veilig werken

2017

 

Kansen taakdelegatie bedrijfsartsen

2017

 

Toegang beroepsmatige gezondheidgegevens

2017

 

Onderzoek naar (wijze implementatie van) MBO lesmateriaal gezond en veilig werken

2017

 

Zelfstandigen Enquête Arbeid

2017

 

Verkenning scholingspremie en nationaal scholingsfonds

2017

 

Leeftijdsdiscriminatie op de Arbeidsmarkt in de Wervings- en Selectiefase

2017

 

Rapport aanpak dreigend tekort bedrijfsartsen

2017

 

Onderzoek samenhang arbocatalogus en branche RI&E

2017

 

Tweede monitor Wet aanpak schijnconstructies

2017

 

Onderzoek ketenaansprakelijkheid

2017

 

Onderzoeksrapport Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten in de Wwz

2017

 

De kosten van ontslag met wederzijds goedvinden voor werkgevers

2017

 

Sectoranalyse stagemisbruik na studeren

2018

 

Gedragsexperiment rondom tiptrack AWVN

2018

 

Mid-term evaluation of the European Globalisation Adjustment Fund

2018

 

Monitor Wet Aanpak schijnconstructies

2018

 

Opkomst en groei kluseconomie in Nederland

2018

 

Karakteristieken en tarieven ZZP’ers

2018

 

Ervaren regeldruk werkgevers

2018

 

Aanvulling onderzoek samentelregeling

2018

 

Monitor loonverschillen mannen en vrouwen 2016

2018

 

De gewijzigde Arbowet

2018

 

Onderzoek naleving Wet op de Ondernemingsraden

2018

 

Inclusieve globalisering

2018

 

Onderzoek TNO: Veilig asbest saneren op hoogte

20189

 

Karakteristieken en tarieven ZZP'ers

201810

 

Verdringing op de arbeidsmarkt

2018

 

Preventie en (ziekte)verzuimaanpak 2018

2018

 

Arbeidsaanbod

2018

 

Witte vlek op pensioengebied 2016 (artikel 1 en 8)

2018

 

Verkenning effecten aanpassingen minimum(jeugd)loon

2018

 

Persoonlijkheid en duurzame inzetbaarheid, jong geleerd oud gedaan

2019

 

Rapportage cao-afspraken 2018

201911

 

Onderzoeksrapport Kwaliteit beslissingen over tekortkomingen van asbestbedrijven is verbeterd

201912

 

Onderzoek Europese vergelijking verplichtingen Gezond en Veilig Werken

201913

 

Monitor arbeidsmarkt april 2019

2019

 

Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt in beeld

2019

 

Opdrachtgeverschap gemeenten Wmo 2015

2019

 

Arbobalans 2018

2019

 

Monitor verantwoord opdrachtgeverschap

2019

 

Op naar een verdere implementatie van het keuzedeel VBFVGW

2019

 

Onderzoek Omgaan met ongewenste omgangsvormen

2019

 

Onderzoek Informatiebehoefte rond vertrouwenspersonen

2019

 

Herhaling virtuele praktijktests arbeidsmarktdiscriminatie

2019

 

Voortgangsrapportage arbeidsmarktdiscriminatie

2019

 

Eindrapportage verkenning financiële en juridische aspecten uitzonderings-AMVB artikel 8a Waadi

2019

 

Staat van eerlijk werk 2019

2019

 

Rapportage stimuleren naleving WOR

2019

 

Arbo in bedrijf 2018

2019

 

De verbindende samenleving

2019

 

De nieuwe Arbowet: stand van zaken van de implementatie en uitvoering

2019

 

The working and living conditions of posted workers in Europe

202014

 

Onderzoek initiatieven eerlijk werk

2019

 

Verdringing (update)

201915

 

Haalbaarheidsonderzoek Brzo/risiconorm

202016

 

Kwalitatief onderzoek effecten www op aanname-en ontslagbeleid van werkgevers en hun omgang met flexibele arbeidskrachten

202017

 

Monitor kortdurende arbeidsmobiliteit

202118

X Noot
1

Met de oplevering van de evaluatie van fase 1 is het onderzoek geëindigd. Het in de begroting 2018 aangekondigde onderzoek ‘definitieve evaluatie duurzame inzetbaarheid in het MKB (2e fase)’ is niet meer uitgevoerd.

X Noot
2

In begroting 2017 opgenomen onder de titel Evaluatie handhavingsbeleid SZW m.b.t. sociale zekerheidswetten».

X Noot
3

Het onderzoek is toegezegd voor afronding in 2017. Het rapport is in januari 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer.

X Noot
4

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Tussentijdse evaluatie jeugdlonen».

X Noot
5

Dit onderzoek stond gepland voor 2019 maar is begin 2020 afgerond.

X Noot
6

Dit onderzoek is onderdeel van de overkoepelende evaluatie «Actieplan Perspectief voor vijftigplussers» en wordt in 2020 aangeboden aan de Tweede Kamer.

X Noot
7

Dit onderzoek is in 2019 afgerond en zal in 2020 aangeboden worden aan de Tweede Kamer.

X Noot
8

Het onderzoek is gedeeld met de betrokken branches en is in 2017 gepubliceerd op het Arboportaal.

X Noot
9

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Hijskranen en werkbakken». Dit onderzoek stond gepland voor 2019 maar is in 2018 opgeleverd.

X Noot
10

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Karakteristieken van de zzp-populatie en de arbeidsmarkteffecten van de nieuwe zzp-maatregelen in het kader van het regeerakkoord».

X Noot
11

De onderzoeksresultaten van «De financiële positie van cao-fondsen in 2017» is opgenomen in dit rapport.

X Noot
12

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Verbetering asbeststelsel».

X Noot
13

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Europese vergelijking van verplichtingen m.b.t. arbeidsongevallen».

X Noot
14

Dit onderzoek stond gepland voor 2019 maar is januari 2020 gepubliceerd.

X Noot
15

Er zal geen update plaatsvinden van het onderzoek «Verdringing op de arbeidsmarkt».

X Noot
16

Dit onderzoek stond gepland voor 2019 maar zal eind 2020 opgeleverd worden.

X Noot
17

Het onderzoek naar de effecten van de Wet werk en zekerheid (Wwz) op het aanname- en ontslagbeleid van werkgevers en hun omgang met flexibele arbeidskrachten heeft nog niet plaatsgevonden. Er is voor gekozen om dit onderzoek mee te laten lopen in de evaluatie van de Wwz, die in 2020 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.

X Noot
18

Dit onderzoek stond gepland voor 2019 maar wordt in 2021 opgeleverd.

Tabel 117 Overzicht onderzoek artikel 2: Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

20201

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

De uitgestoken hand: evaluatie van de samenwerking van UWV en gemeenten op het gebied van werk en inkomen 2012-2014 (artikel 2 en 11)

2015

 

Klantonderzoek monitor Participatiewet

2015

 

Onderzoek Participatiewet bij werkgevers

2015

 

Ervaringen gemeenten met participatiewet

2015

 

Beschut werk

2015

 

Onderzoek uitvoering algemene bijstand door SVB

2015

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2015

 

Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie, eerste verdiepende rapportage

2016

 

Evaluatie Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs)

2016

 

Thermometer Wsw (0-meting)

2016

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2016

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2017

 

Evaluatie Regionale werkbedrijven

2017

 

Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie, tweede verdiepende rapportage

2017

 

Monitor en tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2017

 

Ervaringsonderzoeken Participatiewet

2017

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2018

 

Thermometer Wsw

2018

 

Eindrapport effecten bijzondere incassobevoegdheden en overheidspreferenties

2018

 

Tussentijdse evaluatie SITS

2018

 

Tussentijdse evaluatie subsidieregeling armoede en schulden

2018

 

Tussentijdse evaluatie subsidie EFMB

2018

 

Effectiviteit en werking loonkostensubsidie en loondispensatie

2018

 

Evaluatie eerste bestuurlijke afspraken kinderen in armoede

2018

 

Evaluatie subsidieregeling Kansen voor alle kinderen

2018

 

Tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2018

 

Evaluatie individuele studietoeslag (artikel 2 en 4)

2018

 

Tussenrapportage Effectmeting van de Brug-WW en scholingsvouchers (artikel 1 en 2)

2018

 

Eindevaluatie implementatie en uitvoering ESF-Actieve Inclusie

2018

 

Subsidieregeling EFMB (Europees Fonds voor de Meest Behoeftigen)

2018

 

Evaluatie Individuele studietoeslag Participatiewet

2018

 

Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie, derde verdiepende rapportage

2019

 

Evaluatie GTI

2019

 

Subsidieregeling Scholing richting een kansberoep

2019

 

Onderzoek wet taaleis 2018

20192

 

Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2019

 

Effectmeting Brug-WW en scholingsvouchers (artikel 1 en 2)

2019

 

Monitor en eindevaluatie Participatiewet

2019

 

Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie, vierde verdiepende rapportage

2019

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2019

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Zelfstandig in en uit de bijstand

20193

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Quickscan 2 Evaluatie Sectorplannen

2015

 

Quickscan 3 Evaluatie Sectorplannen

2015

 

Verbeterslag verdeelmodel I-deel

2015

 

Inleenverbanden in het kader van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

2015

 

Oorzaken voor onder bewindstelling bij doelgroepen waarvoor gemeenten de kosten bij bijzondere bijstand betalen

2015

 

Onderzoek kindpakketten

2015

 

Jongvolwassenen en schulden («Voor mijn gevoel had ik veel geld»)

2015

 

Huishoudens in de rode cijfers 2015

2015

 

Vroegsignalering problematische schulden door gemeenten

2015

 

Signalen en klachten over de toegankelijkheid van het sociale domein

2015

 

Het telt wat wel en niet meetelt; verkennend onderzoek naar het meetellen van verloonde uren bij inkoop van diensten in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

2016

 

Quickscan 4 Evaluatie Sectorplannen

2016

 

Inventarisatie verordeningen tegenprestatie

2016

 

Praktijkroute banenafspraak

2016

 

De weg naar extra banen

2016

 

Handhaving van de verplichtingen in de Participatiewet

2017

 

Quickscan 5 Evaluatie Sectorplannen

2017

 

Flextensie werken met behoud van uitkering

2017

 

Eindrapportage Schuldhulpverlening in Nederland

2017

 

Onderzoeksrapport Normbatenregeling Bbz

2017

 

Eindrapport van budget naar besteding

2017

 

Vermogens en schulden van huishoudens

2018

 

Quickscan 6 Evaluatie Sectorplannen

2018

 

Wsw-jaarrapport 2017

2018

 

Onderzoek invordering schulden door rijksoverheidsorganisaties

2018

 

Extra uitvraag Tegenprestatie

2019

 

Verkennend onderzoek Europese incassomodellen

2019

 

Ervaringsonderzoek werkgevers Participatiewet

20194

 

Ervaringsonderzoek doelgroep Participatiewet

20194

 

Ervaringsonderzoek gemeenten Participatiewet

20194

 

Ervaringsonderzoek cliëntenraden Participatiewet

20194

 

Langdurig in de bijstand

2019

 

Rekentool Verdeelmodel Gebundelde Uitkering

20195

 

Psychische klachten en werk en inkomen (artikel 2 en 5)

2019

 

Onderzoek onder overheidsschuldeisers aan mensen met betalingsachterstanden wanneer sprake is van schrijnende omstandigheden bij de schuldenaar, met specifieke aandacht voor (ex)dak- en thuisloze jongeren

2019

 

Realisatie vereenvoudiging vaststelling beslagvrije voet

2019

 

Eindrapport verrijking businesscase gegevensuitwisseling derdenbeslag

2019

 

Eindrapport verkenning Regeling Maatwerk Multiprobleem Huishoudens

2019

 

Wsw-statistiek jaarrapport 2018

2019

 

Uitkomsten TSD-onderzoek Participatie zonder startkwalificatie jongvolwassenen

2019

 

Gezondheidsproblemen in WW en bijstand (artikel 2 en 5)

20196

 

Verkenning aansluiting minnelijke schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering

2019

 

Aannames (ex ante) en kosten (realisaties) van arbeidsondersteuning aan de nieuwe doelgroep Participatiewet

20207

X Noot
1

De oplevering van de beleidsdoorlichting van artikel 2 staat gepland voor medio 2020.

X Noot
2

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Evaluatie Wet Taaleis».

X Noot
3

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Evaluatie Bbz».

X Noot
4

De vier ervaringsonderzoeken maken onderdeel uit van de «monitor en eindevaluatie Participatiewet».

X Noot
5

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Analyses rekentool verdeelmodel».

X Noot
6

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Gezondheid als factor bij instroom en uitstroom bij WW en Bijstand».

X Noot
7

Dit onderzoek stond gepland voor 2019 maar wordt in het voorjaar van 2020 afgerond.

Tabel 118 Overzicht onderzoek artikel 3: Arbeidsongeschiktheid
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Arbeidsongeschiktheid

20171

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2015

 

Verdiepingsonderzoek benutbare mogelijkheden WGA 80-100

2015

 

Evaluatie modernisering ZW (finale effectmeting) (artikel 3 en 6)

2016

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2016

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2017

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2018

 

Aanvulling beleidsevaluatie artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

2018

 

Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) (artikel 3 en 6)

2018

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2019

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

UWV-Monitor Arbeidsparticipatie 2014

2015

 

Begrotingsakkoordonderzoeken loondoorbetaling (knelpunten werkgevers en verhogen verzekeringsgraad kleine werkgevers)

2015

 

UWV-monitor Arbeidsparticipatie 2015

2016

 

Instroom in de WIA

2018

 

Onderzoek De rol van private verzekeraars in het hybride WGA-stelsel

20192

 

Onderzoek beweegredenen werkgevers keuze WGA- en ZW-markt (artikel 3 en 6)

20193

 

Onderzoek ZZP'ers en hun gedrag ten aanzien van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

2019

 

Het AOW-hiaat in particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (artikel 3 en 8)

2019

X Noot
1

De beleidsdoorlichting is als IBO (Interdepartementaal Beleids Onderzoek) «Geschikt voor de arbeidsmarkt» in april 2017 opgeleverd.

X Noot
2

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderzoek beleid private aanbieders in het hybride stelsel WGA».

X Noot
3

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderzoek beweegredenen bewegingen hybride WGA- en ZW markt».

Tabel 119 Overzicht onderzoek artikel 4: Jonggehandicapten
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Jonggehandicapten

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2015

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2016

 

Evaluatie ESB-regeling

2017

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2017

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2018

 

Evaluatie individuele studietoeslag (artikel 2 en 4)

2018

 

Effectiviteit en werking loonkostensubsidie en loondispensatie

2018

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2019

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Onderzoek naar het begrip ‘arbeidsvermogen’

2017

Tabel 120 Overzicht onderzoek artikel 5: Werkloosheid
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Werkloosheid

2016

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2015

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2016

 

Regeling vrijwilligerswerk in de WW

2017

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2017

 

Eindrapportage inhoudelijke effectevaluatie trainingen 50-plus WW

2017

 

Monitor en tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2017

 

Eindrapport Evaluatiekader Actieplan Perspectief voor Vijftigplussers

2017

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2018

 

Tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2018

 

Experiment premiekorting ouderen

2018

 

Tussentijdse evaluatie Overbruggingsregeling transitievergoeding kleine werkgevers

2018

 

Tussenrapportage evaluatie DWSRA

2018

 

Monitorrapport actieplan 50plussers

20191

 

Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2019

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2019

 

Effect aanvullende dienstverlening UWV

20202

 

Evaluatie mobiliteitsbonussen, in dienst nemen arbeidsgehandicapten en uitkeringsgerechtigden ouder dan 56 jaar (artikel 1 en 5)

20203

 

Actieplan Perspectief voor vijftigplussers

20204

 

Evaluatie werken na de AOW (artikel 1, 5 en 8)

20205

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Zichtbaar maar niet in beeld

2016

 

Onderzoekskader Evaluatie Actieplan Perspectief voor vijftigplussers

2016

 

Monitorrapportages WW en WGA

2016

 

Onderzoek Achtergronden van beperkt gebruik van de Brug-WW

2017

 

Psychische klachten en werk en inkomen (artikel 2 en 5)

2019

 

Onderzoeksrapport Kansen op instroom uit WW bekeken (art. 5 en 13)

2019

 

Onderzoek Gegevensuitwisseling Matchen op werk (Mow)

2019

 

Gezondheidsproblemen in WW en bijstand (artikel 2 en 5)

20196

X Noot
1

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Effectmeting maatregelen Actieplan perspectief voor vijftigplussers».

X Noot
2

De tussenrapportage stond gepland voor 2019 maar wordt medio 2020 opgeleverd.

X Noot
3

Dit onderzoek is onderdeel van de overkoepelende evaluatie «Actieplan Perspectief voor vijftigplussers» en wordt in 2020 aangeboden aan de Tweede Kamer.

X Noot
4

De onderzoeken «Subsidieregeling Experimenten meer werk voor vijftigplussers» en «Subsidieregeling Ontwikkeladvies vijfenveertigplussers» vallen hieronder. Dit onderzoek stond gepland voor 2019 wordt in 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd.

X Noot
5

Dit onderzoek is in 2019 afgerond en zal in 2020 aangeboden worden aan de Tweede Kamer.

X Noot
6

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Gezondheid als factor bij instroom en uitstroom bij WW en Bijstand».

Tabel 121 Overzicht onderzoek artikel 6: Ziekte en zwangerschap
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Ziekte en Zwangerschap

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie van adviestrajecten bij problematisch ziekteverzuim

2015

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2015

 

Evaluatie modernisering ZW (artikel 3 en 6, finale effectmeting)

2016

 

Theorie en praktijk re-integratie tweede spoor

20161

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2016

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2017

 

Effectiviteit van re-integratie in het tweede spoor

2017

 

Evaluatie pilots ZW

2017

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2018

 

Evaluatie flexibel bevallingsverlof

20182

 

Effectiviteit no-riskpolis

2018

 

Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) (artikel 3 en 6)

2018

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2019

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Kanker & Werk: Problemen van werkgever en werknemer

2016

 

Verlofregelingen arbeid en zorg naar arbeidsrelatie

2018

 

Nulmeting evaluatie WIEG

20183

 

Oorzaken, gevolgen en risicogroepen van burn-out

2019

 

Kwalitatief onderzoek Loondoorbetaling en re-integratie langdurig zieke werknemers

2019

 

Onderzoek beweegredenen werkgevers keuze WGA- en ZW-markt (artikel 3 en 6)

20194

X Noot
1

Bij begroting 2016 aangekondigd onder de titel «Vervolgonderzoek loondoorbetaling bij ziekte».

X Noot
2

Bij begroting 2018 aangekondigd voor afronding in 2017. Het onderzoek plus de kabinetsreactie is in maart 2018 aangeboden aan het parlement.

X Noot
3

Er is geen eindrapport, data zijn terug te vinden op de CBS website.

X Noot
4

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderzoek beweegredenen bewegingen hybride WGA- en ZW markt».

Tabel 122 Overzicht onderzoek artikel 7: Kinderopvang
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Kinderopvang

2015

   

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie kosten toezicht en handhaving kinderopvang 2014

2015

 

Rapportage Pilot Gemeentebrede dagarrangementen

2015

 

Evaluatie Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE)

2015

 

Monitor gemeentebrede dagarrangementen

2016

 

Evaluatie Commissie Gunning (inclusief evaluatie <continue screening>)

20161

 

Subsidieregeling Versterking vaardigheden taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang – een onderzoek naar de ervaren effecten

20172

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Verwachte maatschappelijke effecten van de bestuurlijke afspraken ‘een aanbod voor alle peuters'

20183

 

Verwachte kostenverandering baby-norm kinderopvang

20184

3. Overig onderzoek

  
 

Opvang van kinderen met een beperking

2015

 

Nulmeting aanwezigheid oudercommissies en alternatieve vormen van ouderparticipatie

2016

 

Het gebruik van kinderopvang door ouders met lagere inkomens

2016

 

Kwaliteit ouderparticipatie crèches (OPC's)

2016

 

Ouderbetrokkenheid bij de overdracht

2016

 

Condities voor kwaliteit kindvriendelijke overgang

2016

 

Wachtlijst en capaciteitsonderzoek

2017

 

Kwaliteitsonderzoek (monitor) Kinderopvang (KDV, BSO, PSZ, GO) (jaarlijkse monitor 2017-2023)

2017

 

Peuterspeelzaalwerk NL: Facts en Figures

2017

 

Interactievaardigheden in de kinderopvang

2017

 

Enquête monitoring transitie kinderopvang

2017

 

Wachtlijsten en wachttijden kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang ‒ 8e meting

2017

 

De pedagogische kwaliteit van de ouderparticipatiecrèche in 2016

2017

 

Verschillen in GGD-toezicht in kaart gebracht

2018

 

Ketenregie bij continue screening kinderopvang

2018

 

Landelijk rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang 2017

2018

 

Kijk op kinderopvang

20185

 

Eindrapportage Vervolgonderzoek harmonisatie PSZ

2018

 

Kostprijsmonitor

20186

 

LKK-rapport meting 2017-2018

2019

 

Onderzoek stand van zaken harmonisatie peuterspeelzaalwerk

2019

 

Nulmeting kinderopvang Caribisch Nederland

2019

 

Eindrapport samenwerken in het toezicht op de kinderopvang

2019

 

Landelijk rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang 2017

2019

 

Prikken voor elkaar; onderzoek door Commissie kinderopvang en vaccinatie

2019

 

Onderzoek informatiebehoefte kinderopvang

2019

X Noot
1

In begroting 2016 opgenomen onder de titel ‘Evaluatie continue screening».

X Noot
2

De in begroting 2018 aangekondigde eindevaluatie ‘subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang wordt opgeleverd in 2020. De hyperlink verwijst naar de tussentijdse effectmeting.

X Noot
3

Dit onderzoek stond gepland voor 2017 maar is in maart 2018 gepubliceerd.

X Noot
4

In begroting 2016 opgenomen onder de titel ‘effecten beroepskracht-kindratio».

X Noot
5

In begroting 2016 opgenomen onder de titel «keuzes van ouders».

X Noot
6

De resultaten van de opzet voor een kostprijsonderzoek voor de kinderopvangsector zijn van dien aard dat is besloten om met de sectorpartijen opnieuw te bekijken hoe hieraan een alternatief vervolg kan worden gegeven. De Tweede Kamer is in maart 2018 per kamerbrief hierover geïnformeerd.

Tabel 123 Overzicht onderzoek artikel 8: Oudedagsvoorziening
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Oudedagsvoorziening

2019

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2015

 

Onderzoek vrijwillige voortzetting pensioenfonds voor zelfstandigen

2016

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2016

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2017

 

Evaluatie Wet aanpassing financieel toetsingskader (FTK)

2018

 

Evaluatie Wet versterking bestuur pensioenfondsen

2018

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2018

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2019

 

Onderzoek SEO Effect verhoging AOW-leeftijd

2019

 

Onderzoek SEO Samen ouder worden

20191

 

Evaluatie Wet pensioencommunicatie

2019

 

Evaluatie werken na de AOW (artikel 1, 5 en 8)

20202

 

Evaluatie besluit vrijstellingen nettolijfrenten en nettopensioen

20203

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Herverdelingseffecten van verschillende projectierentes in verbeterde premieregelingen

2016

3. Overig onderzoek

  
 

Effecten kostendelersnorm AOW op mantelzorg

2015

 

Monitor twee-woningenregel

2016

 

Witte vlekken op pensioengebied 2013 (artikel 1 en 8)

2016

 

Impact van een overstap van een uniform naar life-cycle beleggingsbeleid in de opbouwfase

2016

 

Onderzoek SVB gebruik en niet-gebruik OBR

2016

 

Flexibilisering AOW

2017

 

Witte vlek op pensioengebied 2016 (artikel 1 en 8)

2018

 

Passende zekerheden: pensioen

20194

 

Onderzoeksrapport Beleving pensioenen

2019

 

Onderzoek CBS Inkomens- en arbeidsmarktpositie van de jongere partners van AOW-gerechtigden

2019

 

Het AOW-hiaat in particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (art. 3 en 8)

2019

X Noot
1

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Leefvormdifferentiatie - betekenis voor oudedagsvoorziening».

X Noot
2

Dit onderzoek is in 2019 afgerond en zal in 2020 aangeboden worden aan de Tweede Kamer.

X Noot
3

Dit onderzoek wordt door het ministerie van Financiën uitgevoerd en zal begin 2020 gepubliceerd worden.

X Noot
4

In de zomer van 2018 is besloten om dit onderzoek, dat EZK en SZW gezamenlijk zouden uitvoeren, niet meer uit te voeren. Dit als gevolg van groeiende onzekerheden rondom de totstandkoming van een Pensioenakkoord, waar het onderzoek een bijdrage aan zou leveren.

Tabel 124 Overzicht onderzoek artikel 9: Nabestaanden
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Nabestaanden

2019

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2015

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2016

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2017

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2018

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2019

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Experiment Anw inlichtingenplicht

2017

 

Klantervaringen Anw-uitkering

20191

X Noot
1

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Behoeften en beleving nabestaanden».

Tabel 125 Overzicht onderzoek artikel 10: Tegemoetkoming ouders
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Tegemoetkoming ouders

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2014 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2015

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2015 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2016

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2016 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2017

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2017 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2018

 

Evaluatie wetsvoorstel hervorming kindregelingen

2018

 

Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans 2018 (artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10)

2019

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Monitor alleenstaande ouders

2016

 

Besteding kindregelingen, (hoe) werkt het labelen van budget?

2018

 

Onderzoek herallocatie middelen artikel 10 Tegemoetkoming Ouders

2019

Tabel 126 Overzicht onderzoek artikel 11: Uitvoering
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Uitvoering sociale zekerheid (Suwi)

20151

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie Suwi-wet

2015

 

De uitgestoken hand: evaluatie van de samenwerking van UWV en gemeenten op het gebied van werk en inkomen 2012-2014 (artikel 2 en 11)

2015

 

Zijn de vooringevulde gegevens juist?: evaluatie van de Wet eenmalige gegevensuitvraag over de periode 2010-2014

2015

 

Evaluatie toegevoegde waarde leerwerkloketten

20162

 

SUWI dienstverlening en governance SVB

2016

 

Monitor en tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2017

 

Evaluatie Handhavingsbeleid Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Lessen voor de toekomst. Lessen voor de toekomst voor de handhaving van de socialezekerheidswetten ten aanzien van de inlichtingenplicht (artikel 1 en 11).

20173

 

Tussenevaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2018

 

Eindevaluatie Regeling Cofinanciering Sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2019

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Rekenkamerrapport UWV, balanceren tussen ambities en middelen

2016

 

Privacy Impact assessment toegang SUWI

20174

 

Regeldruk SZW

2017

 

Internationale vergelijking van (rijks)incassomodellen en de toepasbaarheid (van onderdelen) daarvan binnen het Nederlandse systeem

20195

 

Toekomstverkenning uitvoering werk en inkomen

20206

X Noot
1

Deze beleidsdoorlichting werd eerder opgenomen onder de titel «Uitvoeringskosten» en bevat ook de «evaluatie Suwi-wet».

X Noot
2

Dit onderzoek stond gepland voor 2015 maar is in mei 2016 naar de Tweede Kamer verstuurd.

X Noot
3

In begroting 2017 opgenomen onder de titel «Evaluatie handhavingsbeleid SZW m.b.t. sociale zekerheidswetten».

X Noot
4

Dit onderzoek stond gepland voor 2016 maar is in april 2017 naar de Tweede Kamer verstuurd.

X Noot
5

Dit onderzoek staat opgenomen onder artikel 2 onder de titel «Verkennend onderzoek naar Europese incassomodellen».

X Noot
6

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Toekomst stelsel werk en inkomen». Planning van het onderzoek is aangepast en zal mei 2020 afgerond worden.

Tabel 127 Overzicht onderzoek artikel 13: Integratie en maatschappelijke samenhang
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Integratie en maatschappelijke samenhang

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie Landelijk overleg minderhedenbeleid

2017

 

Evaluatie Kennisplatform Integratie en Samenleving

2017

 

Tussenmeting Actieplan zelfbeschikking

2017

 

Pre-evaluatie inburgering

2017

 

Tussentijdse evaluatie Taaleis

2017

 

Evaluatieonderzoek zelfbeschikking

2018

 

Evaluatie Wet inburgering 2013

2018

 

Evaluatie waardeoverdracht nieuwkomers

2018

 

Monitor inburgering buitenland

2018

 

Evaluatie wetswijziging remigratie

2018

 

Evaluatie training Omgaan met Extreme Idealen (OMEI)

2019

 

Rapport Verkenning jongeren en polarisatie

20191

 

Evaluatie buurtmonitor integratie

2019

 

Verbinding zoeken en bruggen bouwen

2019

 

De bijdrage van inburgering aan de participatie van migranten in de Nederlandse samenleving

20202

 

Evaluatie ESS

20203

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Tussenrapport evaluatiekader VIA

2018

3. Overig onderzoek

  
 

Kwalitatieve aanvulling verdiepende studie 2014; achtergronden opvatting IS-steun onder Turkse jongeren

2015

 

Survey Integratie Migranten 2015

2015

 

Monitor inclusie (Roma)

2015

 

Monitoring en evaluatie pilots participatieverklaring

2015

 

Goede voorbeelden van culturele diversiteit

2015

 

Internationale juridische verkenning van participatieverklaringen en integratiecontracten

2015

 

Waarom en hoe leren mensen de Nederlandse taal?

2015

 

Antisemitisme onder jongeren in Nederland; Oorzaken en triggerfactoren

2015

 

Gewoon getrouwd. Onderzoek naar kindhuwelijken en religieuze huwelijken in Nederland

20164

 

Verdiepende studie 2015, de effecten van het integratiebeleid in Nederland

20165

 

Jaarrapport Integratie 2016

2016

 

Monitor anoniem solliciteren en netwerkbijeenkomsten

2016

 

De diverse samenleving door de ogen van burgers

2016

 

Verdiepend onderzoek inburgeraars (cohort 2013)

2016

 

Onderzoek asielzoekers statushouders vrijwilligerswerk

2016

 

Hoofdonderzoek maatschappelijke aansluiting kinderen EU-migranten

20176

 

Inburgering: Eerste resultaten van de Wet Inburgering 2013

2017

 

Deelonderzoek inburgeraars: inburgeringsonderwijs

2017

 

Onderwijs in het inburgeringsproces

2017

 

Monitor basisexamen Inburgering Buitenland 2016

2017

 

Onderzoek naar een barometer culturele diversiteit

2017

 

Pilot-study niet actieve inburgeringsplichtige

2018

 

Rapport Verdere integratie op de arbeidsmarkt (VIA)

2018

 

Vrijwilligerswerk: stimulans voor tijdige participatie en integratie?

2018

 

Jaarrapport Integratie 2018

2018

 

Actieonderzoek 5 pilots weerbaar opvoeden

2019

 

Kansen op de arbeidsmarkt van hoger opgeleide migrantenjongeren

20197

 

Pilot barometer culturele diversiteit

20198

 

Discriminatie in de werving en selectiefase

20199

 

Transnationalisering extreemrechts: de invloed van critical events in het buitenland op de activiteiten, populariteit en zichtbaarheid van extreemrechts in Nederland

201910

 

Draagvlak en animo imamopleiding

2019

 

Onbenut potentieel kwetsbare jongeren

2019

 

De mens Centraal? Onderzoek naar de kansrijke koppeling

2019

 

Onderzoeksrapport bureau Duwtje - Het juiste duwtje voor een beter passend taalniveau

2019

 

Onderzoek 'Inzicht in (non-)bereik onder kinderen van inburgeringsplichtingen in de voorschoolse educatie

2019

 

Onderzoeksrapport Langetermijneffecten re-integratie

2019

 

Turkse Nederlanders en hun binding met Nederland

2019

 

Onderzoeksrapport Kansen op instroom uit WW bekeken (art. 5 en 13)

2019

 

Financieel ontzorgen van statushouders op weg naar zelfredzaamheid: een precaire balans

2019

 

Financiële zelfredzaamheid van statushouders: een proces van begeleid loslaten

2019

 

Rapport veldonderzoek kosten wet inburgering

2019

 

Werkgevers over diversiteit op de werkvloer

2019

 

Perspectief op taalverwerving bij nieuwkomers met een ontheffing

202011

 

Customer Journey Map Inburgering

202011

 

Inventarisatie good practices inzet gemeenten

202011

 

Triggerfactoren antizwart racisme

202012

 

(Quick)scan inburgeringsmarkt

202013

X Noot
1

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Onderbouwing en effectiviteit van jeugdinterventies die worden ingezet bij de preventie van radicalisering en polarisatie».

X Noot
2

Dit onderzoek wordt in het eerste kwartaal van 2020 afgerond. In de begroting 2019 staat het dubbel aangegeven onder de titel «het effect van inburgering op participatie».

X Noot
3

Dit onderzoek is in het najaar gestart en loopt nog. In de begroting 2019 staat het dubbel aangegeven onder de titel «het effect van inburgering op participatie».

X Noot
4

In begroting 2016 stond dit onderzoek, genaamd ‘informele (kind)huwelijken’, gepland voor 2015 maar het is in februari 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd.

X Noot
5

Dit onderzoek is gepubliceerd door het SCP onder de titel «Integratie in zicht».

X Noot
6

Dit onderzoek stond gepland voor 2016 maar is op 13 februari 2017 gepubliceerd door het SCP onder de titel ‘Van oost naar west (Poolse, Bulgaarse en Roemeense kinderen in Nederland: ouders over de leefsituatie van hun kinderen)’.

X Noot
7

Het onderzoek valt onder het rapport «Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt».

X Noot
8

Dit onderzoek stond gepland voor 2018 maar is op 31 januari 2019 gepubliceerd door CBS.

X Noot
9

In begroting 2019 opgenomen onder de titel «Discriminatie bij werving en selectie op de arbeidsmarkt, replicatie van de virtuele praktijktest».

X Noot
10

Dit onderzoek is niet doorgegaan omdat er bij NCTV een soortgelijk initiatief liep.

X Noot
11

Dit onderzoek is ondergebracht in de pilots in het kader van «Veranderopgave Inburgering» en worden eind 2020 verwacht.

X Noot
12

Dit onderzoek stond gepland voor 2019 maar zal worden afgerond in 2020, in verband met een langer durend inkooptraject.

X Noot
13

Dit onderzoek is ondergebracht bij een onderzoek dat februari 2020 wordt afgerond.

Bijlage 3. Inhuur externen

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

Vanaf 2011 geldt als norm voor externe inhuur 10% van de personele uitgaven (motie Roemer). In onderstaande tabel staan de totale uitgaven voor externe inhuur van het kerndepartement en de Rijksdienst Caribisch Nederland.

Tabel 128 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Verslagjaar 2019 (bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

 

1. Interim-management

977

2. Organisatie- en Formatieadvies

294

3. Beleidsadvies

992

4. Communicatieadvisering

1.428

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

3.691

  

5. Juridisch advies

170

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

4.356

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

307

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

4.833

  

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

2.917

Ondersteuning bedrijfsvoering

2.917

  

Totaal uitgaven inhuur externen

11.441

In 2019 bedroeg het totaal van de personele uitgaven € 279,0 miljoen. Dit is de som van € 267,6 miljoen personele uitgaven en € 11,4 miljoen externe inhuur. Het percentage externe inhuur komt hiermee op 4,1. Dit betekent een daling ten opzichte van 2018, toen het percentage externe inhuur gelijk was aan 4,7.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur

Vanaf 2011 geldt dat ministeries rapporteren over het maximumuurtarief buiten de raamovereenkomsten om (motie De Pater – Van der Meer). Het maximumuurtarief vormt een aanvulling op het sturingsinstrumentarium externe inhuur (de procentuele uitgavennorm).

Tabel 129 Inhuur externen buiten raamovereenkomsten
 

2019

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Bijlage 4. Lijst van afkortingen

Tabel 130 Lijst van afkortingen

A&O-fonds

Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds

AC

Audit Committee

ADR

Auditdienst Rijk

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AIO

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen

AKW

Algemene Kinderbijslagwet

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

Anw

Algemene Nabestaandenwet / Nabestaandenfonds

AO/IB

Administratieve Organisatie en Interne Beheersing

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

AOV

Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland

AOW

Algemene Ouderdomswet / Ouderdomsfonds

AP

Autoriteit Persoonsgegevens

Arbo

Arbeidsomstandigheden

ATW

Arbeidstijdenwet

avv

Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

AWVN

Algemene Werkgeversvereniging Nederland

AWW

Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch Nederland

Bbz

Besluit bijstandsverlening zelfstandigen

BD

Belastingdienst

BES

Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (samen Caribisch Nederland)

BIKK

Bijdrage In Kosten heffingskortingen

BIR

Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst

BKWI

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen

BmGS

Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen

Brzo

Besluit risico’s zware ongevallen

BSO

Buitenschoolse Opvang

btw

Belasting toegevoegde waarde

BZK

(Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CAF

Combiteam Aanpak Facilitators

cao

Collectieve arbeidsovereenkomst

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CEP

Centraal Economisch Plan

CJIB

Centraal Justitieel Incassobureau

CKA

Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen

CMD

Common Mental Disorders

CN

Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)

COA

Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

CPB

Centraal Planbureau

CSE

Chronische encephalopathie veroorzaakt door oplosmiddelen

C.V.

Commanditaire Vennootschap

DBA

Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties

Divosa

Vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten

DNB

De Nederlandsche Bank

DO

Digitale Overheid

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

DWSRA

Dienstverlening Werkzoekenden en projecten Samenwerking en Regie Arbeidsmarkt

EESSI

Electronic Exchange of Social Security Information

EFMB

Europees Fonds voor Meest Behoeftigen

EGF

Europees Globalisatiefonds

ESB-regeling

Subsidieregeling scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en Ernstige Scholingsbelemmeringen

ESF

Europees Sociaal Fonds

EU

Europese Unie

EUSF

Europese Unie Solidariteitsfonds

EZK

(Ministerie van) Economische Zaken en Klimaat

FIN

(Ministerie van) Financiën

fte

Fulltime equivalent

GGD

Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst

GGZ

Geestelijke Gezondheidszorg

GO

Gastouderopvang

HANA

High Performance Analytical Appliance

hbo

Hoger beroepsonderwijs

IAO

Internationale Arbeidsorganisatie

IB

Inlichtingenbureau

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICF

Inspectie Control Framework

ID-banen

Besluit In- en Doorstroombanen

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IOAOW

Inkomensondersteuning AOW-gerechtigden

IOAW

Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers

IOAZ

Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen

IOW

Inkomensvoorziening Oudere Werklozen

IQ

Inleenverbanden en Quotumwet

IVA

Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

J&V

(Ministerie van) Justitie en Veiligheid

Jeugd-LIV

Tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon, of Minimumjeugdloonvoordeel

KBV

Kinderbijslagvoorziening Caribisch Nederland

KDV

Kinderdagverblijf

KOT

Kinderopvangtoeslag

LCR

Landelijke Cliëntenraad

LIV

Lage-inkomensvoordeel

LKK

Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang

LKV

Loonkostenvoordeel

LLO

Leven Lang Ontwikkelen

LRK

Landelijk Register Kinderopvang en peuterspeelzalen

LSI

Landelijke Stuurgroep Interventieteams

MAPA

Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden

mbo

Middelbaar Beroepsonderwijs

MCU

Ministeriële Commissie Uitvoering

MEBV

Modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer

MenO

Misbruik en Oneigenlijk Gebruik

MEV

Macro-economische Verkenning

mkb

Midden- en kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse

MKOB

Mogelijkheid Koopkrachttegemoetkoming voor Oudere Belastingplichtigen

NCTV

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid

Nibud

Nationaal instituut voor budgetvoorlichting

NT2

Nederlands als tweede Taal

OBR

Overbruggingsregeling AOW

OCW

(Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OPC

Ouderparticipatiecrêche

OPS

Organo Psycho Syndroom

OV

Ongevallenverzekering Caribisch Nederland

PG&OBF

Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering

pgb

Persoonsgebonden budget

PSZ

Peuterspeelzaal

PWRI

Pensioenfonds Werk en (Re-)Integratie

RBV

Rijksbegrotingsvoorschriften

RCN

Rijksdienst Caribisch Nederland (unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

REA

Re-integratie Arbeidsgehandicapten

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RI&E

Risico-inventarisatie en -evaluatie

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RSO

Rijksschoonmaakorganisatie

RVU

Regelingen voor vervroegde uittreding

RWI

Raad voor Werk en Inkomen

rwt

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

S&I

Directie Samenleving en Integratie

SBCM

Stichting Beheer Collectieve Middelen

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

SER

Sociaal-economische Raad

SSC-ICT

Shared Service Center ICT

SSO

Shared Service Organisatie

STAR

Stichting van de Arbeid

Stb.

Staatsblad

Stcrt.

Staatscourant

SUWI

Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen

SVB

Sociale Verzekeringsbank

SZ

Sociale Zekerheid

SZW

(Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TAS

Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers

TNO

Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

TOG

Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende Gehandicapte kinderen

TW

Toeslagenwet

UBO

Uniforme betaalomgeving

UBR

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

UVB

Directie-onderdeel Uitvoering Van Beleid

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

VIA

Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt

VBFVGW

Verdieping Blijvend Fit Veilig en Gezond Werken

VK

Verenigd Koninkrijk

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOI

Veranderopgave inburgering

vut

Vervroegde uittreding

VWS

(Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport

W&I

Werk en Inkomen

Waadi

Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs

Wab

Wet arbeidsmarkt in balans

WagwEU

Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie

Wajong

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

WAO

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

Was

Wet aanpak schijnconstructies

Wav

Wet arbeid vreemdelingen

WAZ

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

WAZO

Wet Arbeid en Zorg

WGA

Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten

Wgs

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Whk

Werkhervattingskas

WIA

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

WIEG

Wet Invoering Extra Geboorteverlof

WIW

Wet Inschakeling Werkzoekenden

WKB

Wet op het Kindgebonden Budget

Wko

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Wml

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag / Wettelijk minimumloon

Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning

WNT

Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector

WOR

Wet op de Ondernemingsraden

Wsw

Wet sociale werkvoorziening

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

Wtl

Wet tegemoetkomingen loondomein

WW

Werkloosheidswet

WWB

Wet Werk en Bijstand

Wwz

Wet werk en zekerheid

zbo

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZEZ

Regeling Zelfstandig En Zwanger

ZonMw

Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie

ZV

Ziekteverzekering Caribisch Nederland

ZW

Ziektewet

zzp

Zelfstandige zonder personeel

Naar boven