25 883 Arbeidsomstandigheden

Nr. 347 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2019

Inleiding

Gevaarlijke stoffen kunnen sluipmoordenaars zijn. De gevolgen voor de gezondheid zijn dan pas te merken lang nadat blootstelling heeft plaatsgevonden. Ieder jaar overlijden ongeveer 3.000 mensen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen in hun arbeidsverleden – een schokkend hoog aantal. De bescherming van de gezondheid en veiligheid van iedereen die werkt met gevaarlijke stoffen is dan ook een speerpunt in mijn beleid.

Ik ambieer een slagvaardige aanpak die zichtbare resultaten oplevert. Enerzijds is deze gericht op bewustwording en kennisdeling en anderzijds op het stellen en handhaven van duidelijke normen voor het werken met gevaarlijke stoffen. De lopende campagne Veilig Werken met Gevaarlijke Stoffen verbindt en inspireert branches, bedrijven (werkgevers en werknemers) en arboprofessionals. Ik stimuleer en ondersteun het effectief verspreiden van bestaande kennis bij overheden en bedrijven. VNO-NCW en MKB Nederland zullen met symposia en roadshows bijdragen aan een kennisplatform rond gevaarlijke stoffen en in de week van de RI&E wordt dit jaar aandacht besteed aan beroepsziekten. Het veilig werken met chroom-6 heeft hoge prioriteit. In het najaar wordt een bijeenkomst hierover voor (rijks-)opdrachtgevers en branche-organisaties gehouden. Gemeenten heb ik gewezen op hun verantwoordelijkheid als werkgever voor de arbeidsomstandigheden bij re-integratie.

Een duidelijke normering bij werken met gevaarlijke stoffen is eveneens een belangrijke prioriteit. Het afgelopen jaar zijn voor 30 stoffen en stofgroepen publieke grenswaarden vastgesteld of aangepast op het gezondheidskundig veilige niveau. Daarnaast blijf ik me inzetten voor het vaststellen van grenswaarden op Europees niveau. Dit is ondertussen al bereikt voor ongeveer 25 kankerverwekkende stoffen. Het dedicated team van gespecialiseerde inspecteurs bij de Inspectie SZW voor het toezicht op gevaarlijke stoffen zal de komende tijd verder worden uitgebreid.

U ontvangt regelmatig informatie over de aanpak op het terrein van gevaarlijke stoffen, waaronder chroom-6.1 Op 5 maart jongstleden heb ik uw Kamer de Kabinetsappreciatie toegezonden over het onderzoeksrapport over werklozen in Tilburg die tijdens een re-integratietraject in contact zijn gekomen met chroom-6. Ik heb daarbij toegezegd u voor de zomer te informeren over de ontwikkelingen en aankondigde maatregelen binnen het beleid over gevaarlijke stoffen. Met deze brief voldoe ik daaraan. Naast deze brief, ontvangt u binnenkort van de Minister voor Medische Zorg en Sport, mede namens de andere betrokken bewindslieden, een brief over de voortgang van de aanpak ter voorkoming van gezondheidsrisico’s bij blootstelling aan chroom-6.

Ik informeer u in deze brief over de actuele stand van zaken van de eerder aangekondigde maatregelen: (1) versterking van de rol van werkgevers, opdrachtgevers, werknemers en zzp’ers in hun aanpak van gevaarlijke stoffen (2) kennisontwikkeling (3) normering en (4) toezicht en handhaving. Tot slot kom ik onder (5) terug op een aantal specifieke stoffen en trajecten.

1. Versterken van de rol van werkgevers, opdrachtgevers, werknemers en zzp’ers in hun aanpak van gevaarlijke stoffen

In de arbeidsomstandighedenwetgeving is vastgelegd dat de verantwoordelijkheid om werknemers te beschermen primair bij de werkgever ligt. Deze moet zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving, door de risico’s te inventariseren en beheersen en door werknemers adequaat voor te lichten en te instrueren, bijvoorbeeld over de gevaarlijke stoffen waarmee ze werken. Ingevolge de Arbowet (bouw) en het Burgerlijk Wetboek hebben opdrachtgevers eveneens een verantwoordelijkheid voor de arbeidsomstandigheden van werknemers en van voor hen werkende zzp’ers. De werknemer zelf heeft daarnaast ook een verantwoordelijkheid voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van andere betrokken personen. Gezien het zeer ernstige gevaar van het werken met gevaarlijke stoffen, zijn ook zzp’ers op grond van de Arbowet verplicht beschermende maatregelen te nemen als ze werken met gevaarlijke stoffen.

Programma Preventie Beroepsziekten

Om de inzet van werkgevers, opdrachtgevers, werknemers en zzp‘ers te versterken is in 2018 het programma Preventie Beroepsziekten van start gegaan. Het programma gaat de komende jaren door met het thema gevaarlijke stoffen en besteedt in 2019 onder meer expliciet aandacht aan chroom-6. Het programma kent drie sporen:

  • 1. Communicatiecampagne Veilig Werken met Gevaarlijke Stoffen

    De communicatiecampagne is gericht op agendering van het thema en het vergroten van de bewustwording over de risico’s van het werken met gevaarlijke stoffen. Werkgevers en werknemers krijgen kennis aangereikt over veilige werkwijzen die zij in de praktijk kunnen toepassen. Daarbij bouwt en activeert het programma een netwerk van branches, bedrijven en arboprofessionals die ervaringen en kennis met elkaar delen.

    Het RIVM gaat momenteel de mogelijkheden na van een checklist, die werknemers behulpzaam kan zijn bij het zo vroeg mogelijk herkennen en bespreken van (oorzaken van) arbeidsgerelateerde klachten. Daarbij gaat het in eerste instantie om klachten die gerelateerd zijn aan het werken met gevaarlijke stoffen. In een latere instantie kan het ook gaan om de relatie met andere beroepsziekten. Verder ontwikkelt TNO een Wegwijzer Gevaarlijke Stoffen. Deze wegwijzer is binnenkort beschikbaar via de Toolbox Gezond Werken met Stoffen voor bedrijven op het Arboportaal. In deze toolbox zijn bestaande tools voor bedrijven op een rij gezet.

    De communicatie-instrumenten uit het programma worden uitgebreid met chroom-6. Zo is recent een factsheet over veilig werken met chroom-62 toegevoegd aan het Arboportaal. In een Focusgroep Chroom-6 is met diverse overheidspartijen en Prorail afgesproken om het gezamenlijke protocol over veilige werkwijzen bekend te maken onder andere opdrachtgevers en werkgevers en om in het najaar een bijeenkomst te organiseren voor grote (rijks-)opdrachtgevers en organisaties van branches waarin gewerkt wordt met chroom-6, zoals de bouw en metaal. Deze bijeenkomst is gericht op kennisdeling over chroom-6 en het bieden van een handelingsperspectief.

  • 2. Interventies

    In het tweede spoor ondersteunt het programma branches bij het ontwikkelen en implementeren van veilige werkwijzen. Ook worden met behulp van gedragspsychologie gedragsveranderingstrajecten toegepast in een aantal branches. Daarbij wordt nagegaan hoe met onder andere «nudging» kan worden bereikt dat veilig werken met gevaarlijke stoffen een automatisme wordt.

    Op 23 mei is een bijeenkomst rond gedragsverandering gehouden. In verschillende workshops hebben deelnemers uit branches en bedrijven onder leiding van gedragsexperts een analyse toegepast op het gewenste gedrag, waarna werd gediscussieerd over geschikte gedragsinterventies. Zo werd met de brandweer gekeken hoe het gewenst gedrag van het ophouden van het ademluchtmasker tot drie minuten na afloop van een brand in de praktijk gerealiseerd kan worden. Factoren die van invloed zijn in deze specifieke situatie, zoals motivatie, weerstand en de omgeving zijn door gedragsexperts geanalyseerd. Vervolgens is bepaald wat de meest effectieve interventie is. Deze wordt in oefencentra in de praktijk gebracht. De tweede helft van 2019 zet het programma Preventie Beroepsziekten in op projecten gericht op veilige werkwijzen met chroom-6.

  • 3. Innovatie

    Het derde spoor is gericht op het ontwikkelen en verspreiden van (nieuwe) kennis en innovatie. Het programma haakt aan bij de wetenschap voor nieuwe inzichten op het terrein van gevaarlijke stoffen en voor de totstandkoming van nieuwe instrumenten en methoden op het gebied van veilige werkwijzen. Op 14 maart heeft een bijeenkomst over innovatie plaatsgevonden waar (MKB-)bedrijven hun innovatieve technologieën hebben gedeeld. Tijdens deze bijeenkomst zijn de winnaars van de goede praktijken-wedstrijd van het Nederlandse Focal Point bekend gemaakt. Eén van de winnaars heeft bijvoorbeeld een uitgebreid systeem ingevoerd voor het beheersen van rondzwevend stof op zijn landbouwbedrijf. Verder wordt de doorontwikkeling van fijnstof-sensoring ondersteund via TNO. Ook wordt gewerkt aan een serious game als hulpmiddel voor werknemers om individueel, onderling of met hun werkgever of leidinggevende het gesprek te stimuleren over «hoe» veiliger kan worden gewerkt met gevaarlijke stoffen. Het is essentieel om te benoemen wat de consequenties zijn van werken met gevaarlijke stoffen, maar ook om te benadrukken met welke innovatieve ideeën winst kan worden behaald.

Arbobeleidscyclus

Ik heb eerder aangegeven dat ik goed wil kijken naar de wijze waarop de preventie/arbobeleidscyclus in bedrijven werkt en waarom de preventie in nogal wat (vaak MKB-)bedrijven niet goed van de grond komt.3 Ik heb daartoe contact met stakeholders. Een aantal onderzoeken die in die besprekingen aan de orde kunnen komen zijn het recente onderzoek van PREVENT met een vergelijking van de wijze waarop in tien lidstaten de Europese basisverplichtingen uit de Europese Kaderrichtlijn Arbeidsomstandigheden zijn geïmplementeerd (al beschikbaar, zie bijlage)4; het TNO-onderzoek naar oorzaken en mogelijke oplossingen voor het voeren van een niet adequaat preventiebeleid door werkgevers (verwacht in het derde kwartaal van dit jaar); en een verdiepend onderzoek naar de knelpunten in het proces van de totstandkoming van de RI&E inclusief de rol van de betrokken deskundigen. Ik verwacht uw Kamer rond december te kunnen informeren over de resultaten.

Tegelijk met het verkrijgen van meer inzicht, worden op de korte termijn maatregelen genomen om de werking van de RI&E te versterken. Daartoe neem ik het initiatief om met een breed aantal partijen te werken aan het verbeteren van de communicatie en ondersteuning voor bedrijven. Op 2 juli vindt de startbijeenkomst plaats. Het doel van het traject is dat meer kleine bedrijven een RI&E hebben. Daarnaast faciliteer ik de Week van de RI&E in juni. Dit jaar staat het thema «Beroepsziekten te lijf met de RI&E» centraal.

In de brief van 21 december 2018 werd ingegaan op het belang van samenwerking tussen de betrokken partijen op het terrein van de arbobeleidscyclus en de ontwikkeling van een werkwijzer (Kamerstukken 35 000 XVI en 35 000 XV, nr. 119). Dit doe ik samen met de FNV en andere stakeholders. Het doel hiervan is dat alle stakeholders samen inzicht krijgen in hun taken op het terrein van de arbobeleidscyclus (inclusief blootstellingsregister en gezondheidsdossier) en de daarbij noodzakelijke samenwerking, en elkaar waar nodig kunnen aanspreken op deze taken en verantwoordelijkheden. De werkwijzer is naar verwachting in de eerste helft van 2020 beschikbaar.

2. Kennisontwikkeling

Er bestaan veel gevaarlijke stoffen en de kennis daarover is nog continu in ontwikkeling. Het is van belang dat de kennis over gevaarlijke stoffen die bedrijven voor eigen gebruik ontwikkelen breder wordt gedeeld. In mijn brief van 20 juni 2018 over kennisdeling gevaarlijke stoffen5 constateer ik dat er diverse gegevensbronnen bestaan op het terrein van gevaarlijke stoffen, onder meer als gevolg van de verplichting op grond van de Europese REACH-verordening tot het registreren van stoffen bij het Europees agentschap voor chemische stoffen (ECHA), als deze stoffen op de markt worden gebracht via productie in de Europese Unie of via import. Bovendien zijn er op nationaal niveau diverse initiatieven zoals eigen initiatieven van branches, de nationale helpdesk REACH en CLP, de jaarlijkse stoffendag, de door de Inspectie SZW en FNV ontwikkelde stoffencheck-app en de speciale Toolbox Gezond Werken met Stoffen voor bedrijven.

De uitdaging ligt op dit terrein daarom vooral op het effectief verspreiden en implementeren van kennis uit de reeds bestaande initiatieven. VNO-NCW en MKB Nederland hebben aangegeven een bijdrage te willen leveren aan een kennisplatform gevaarlijke stoffen, door middel van halfjaarlijkse symposia en roadshows gericht op kennisdeling rond het werken met gevaarlijke stoffen. TNO en RIVM zullen daaraan bijdragen leveren vanuit hun ervaringen op het gebied van gezondheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen. Deze roadshows zijn gepland in de tweede helft van 2019 en in 2020.

Naast het delen van kennis is het ontwikkelen van kennis een aandachtspunt. In dat kader is er onder meer aandacht voor onderwerpen als nanotechnologie, de relatie met het exposoom6, de levenscyclus van een gevaarlijke stof en in relatie hiermee de gevolgen van de circulaire economie voor de blootstelling aan gevaarlijke stoffen en safe by design. Ik ondersteun kennisontwikkeling en innovatie door middel van projecten bij TNO en RIVM.

Biomonitoring en sensoring

Bij blootstelling gaat het niet alleen om de hoogte van blootstelling, maar ook om de duur ervan en de frequentie. De technologische mogelijkheden om dit te monitoren nemen toe. Mogelijkheden als biomonitoring en sensoring zijn mogelijk meer geschikt dan de traditionele (meet)methoden. In maart van dit jaar heb ik de SER verzocht een advies uit te brengen over de mogelijkheden en beperkingen van de inzet van biomonitoring en sensoring. Aan het vraagstuk van de toepassing van biomonitoring en sensoring zijn zowel praktische als ethische vraagstukken verbonden. Daarom heeft het RIVM ter voorbereiding op de adviesaanvraag een studie geschreven over het gebruik van biomonitoring en sensoring binnen de arbeidsomstandigheden, waarin op deze vraagstukken wordt ingegaan.7

3. Normering

Grenswaarden nationaal

Een grenswaarde geeft aan wat de maximale blootstelling van werknemers aan een bepaalde stof mag zijn. Dit is belangrijk zodat werkgevers en werknemers weten dat ze bij concentraties in de lucht lager dan de grenswaarde geen nadelige effecten voor de gezondheid hoeven te verwachten of dat risico’s op gezondheidseffecten laag zijn. Grenswaarden scheppen duidelijkheid over wat een toelaatbare blootstelling is en ze bieden houvast bij de handhaving.

Voor sommige stoffen worden wettelijke8 (publieke) grenswaarden gesteld. Als er geen wettelijke grenswaarde is voor een stof, moet de werkgever zelf een private grenswaarde bepalen waaraan hij de blootstelling toetst, op basis van beschikbare informatie. Afgelopen jaar zijn er voor 30 stoffen of stofgroepen nationale grenswaarden gesteld of aangepast op het gezondheidskundig veilige niveau, naar aanleiding van een Europese richtlijn.9

Voor sommige stoffen is vanwege hun intrinsieke eigenschappen geen veilige blootstelling mogelijk. Voor deze stoffen worden grenswaarden gesteld op basis van de informatie over het verband tussen de hoogte, duur en frequentie van de blootstelling en het risico (hoe hoger, langer en/of frequenter de blootstelling, hoe hoger het risico). Dit betekent dat bij de blootstelling aan deze stoffen er altijd een risico aanwezig is en dat er altijd maatregelen nodig zijn om werknemers te beschermen.

Volgens de wet moet de blootstelling aan kankerverwekkende of mutagene stoffen geminimaliseerd worden, voor zover technisch mogelijk. Voor deze stoffen wordt de haalbaarheid van de grenswaarde getoetst door de SER Subcommissie Grenswaarden voor Stoffen (SER-GSW) op het Werk. De SER-GSW heeft recent geadviseerd over de stoffen meelstof, alfa-amylase, MDA, 1,2-dibroomethaan en hydrazine. In de meeste gevallen zal dit leiden tot nieuwe of bijgestelde grenswaarden. Op dit moment buigt de SER-GSW zich over de haalbaarheid van een grenswaarde voor dieselmotoremissies, naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad van maart jongstleden.

Haalbaarheidsonderzoek nieuwe stijl

Het vaststellen van grenswaarden is belangrijk; het schept duidelijkheid over de risico’s van de blootstelling. Er is een zorgvuldig proces om tot deze grenswaarden te komen. Wel wordt door de SER-GSW een aantal knelpunten ervaren bij het uitvoeren van de haalbaarheidsonderzoeken. Deze hangen samen met inconsistente of beperkte informatie vanuit de sectoren, branches, bedrijven en werknemers. De SER zal hiertoe een nieuwe werkwijze ontwikkelen gericht op het verkrijgen van adequate informatie. De komende jaren wordt deze werkwijze ontwikkeld en getest met steun en betrokkenheid van SZW.

Daarnaast hebben werkgevers en werknemers in de SER-GSW aangegeven dat zij graag meer gezamenlijk op Europees niveau een systematiek (gebaseerd op de Nederlandse aanpak) willen agenderen en uitdragen voor het komen tot grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen. Hiertoe wordt door hen allereerst een conferentie op Europees niveau voorbereid, voor begin 2020.

Grenswaarden internationaal

Minstens zo belangrijk als de nationale grenswaarden zijn de grenswaarden die op Europees niveau tot stand komen. Voor stoffen zonder kankerverwekkende of mutagene effecten zijn al vele tientallen EU-grenswaarden van kracht. Voor kankerverwekkende stoffen bleef het beschermingsniveau tot voor kort ver achter: er waren maar 4 grenswaarden vastgesteld. De Nederlandse regering heeft zich sinds 2016 ervoor ingezet om op Europees niveau een basisbeschermingsniveau te introduceren wat betreft de blootstelling aan kankerverwekkende stoffen. Dit is nadrukkelijk zo ingezet ten tijde van het Nederlands voorzitterschap in 2016 en dit is nog steeds een prioriteit voor dit Kabinet. Op dit punt heeft de Nederlandse regering samengewerkt met meerdere andere Europese lidstaten waaronder Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk. Deze gecoördineerde insteek heeft er aan bijgedragen dat voorstellen tot (strengere) grenswaarden door de Europese Commissie zijn gedaan en aangenomen, zodat er op afzienbare termijn voor ongeveer 25 kankerverwekkende stoffen op het werk een Europees beschermingsniveau is, onder meer voor belangrijke veel voorkomende kankerverwekkende stoffen als kwartsstof, (hard)houtstof, chroom-6, en dieselmotoremissies. Op deze Europees vastgestelde grenswaarden moeten de lidstaten hun grenswaarden baseren. Ze kunnen de grenswaarde dan overnemen of een strengere grenswaarde hanteren. De Nederlandse regering zal deze insteek samen met andere lidstaten voortzetten om in samenwerking met de Europese Commissie dit beschermingsniveau verder te verbreden.

In dit kader wordt in het convenant «Roadmap on Carcinogens» tevens actief samengewerkt met Europese werkgevers en Europese werknemers, de Europese Commissie, het Europees Agentschap, EU-OSHA en andere lidstaten om goede praktijken over de wijze waarop bedrijven aan de beschermende grenswaarden kunnen voldoen uit te wisselen, en bedrijfstakorganisaties aan te zetten om bedrijven in hun sector te ondersteunen.

4. Toezicht en handhaving

Het toezicht door de Inspectie SZW op de naleving van de bepalingen in de Arbowet op het terrein van gevaarlijke stoffen blijft een belangrijk sluitstuk van de aanpak. Bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen stellen hun medewerkers nog te vaak bloot aan gezondheidsrisico’s. Vanaf 2018 tot nu zijn 66 relatief grote en complexe bedrijven geïnspecteerd. Bij 56 daarvan zijn één of meerdere overtredingen aangetroffen van de onderwerpen die horen bij het 4-stappenmodel blootstelling gevaarlijke stoffen. In al die gevallen is handhavend opgetreden. Volgens het 4-stappenmodel moeten bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken de volgende stappen ondernemen: (1) welke stoffen worden gebruikt en hoe lang, (2) hoe vaak wordt een medewerker hieraan blootgesteld, (3) welke maatregelen worden genomen en (4) welke instructie wordt gegeven en hoe worden maatregelen geborgd. Dit 4-stappenplan is opgenomen in de Toolbox Gezond Werken met Stoffen.

Ik heb u eerder kunnen melden dat het toezicht op gevaarlijke stoffen geïntensiveerd wordt.10 Daar is een bedrag van € 4,5 miljoen voor beschikbaar gekomen. Dit bedrag wordt onder meer ingezet voor het vormen van een dedicated team gespecialiseerde inspecteurs voor het toezicht op asbest en gevaarlijke stoffen. Dit team zal de komende tijd verder worden uitgebreid.

De Inspectie SZW constateert dat bedrijven er vooral voor kiezen om hun medewerkers persoonlijke beschermingsmiddelen te geven als ze met gevaarlijke stoffen werken. Ook ziet de Inspectie dat maatregelen soms wel op het hoofdproces zijn toegepast, maar niet op alle nevenprocessen, zoals onderhoud aan installaties. De komende tijd worden 50 nieuwe inspecties uitgevoerd, bij bedrijven waar blijkens risicoanalyse veel met kankerverwekkende stoffen wordt gewerkt. De Inspectie SZW geeft op haar website uitgebreid informatie over dit onderwerp.11

De procedure om bepaalde documenten (gerelateerd aan gevaarlijke stoffen) op lijsten te plaatsen, waarvoor een veel langere bewaartijd geldt dan gebruikelijk, is bij het Nationale Archief gestart. Hiermee trekt de Inspectie SZW haar eigen bewaartermijn gelijk met de termijn waarbinnen werkgever verplicht zijn blootstellingsgegevens van kankerverwekkende stoffen te bewaren, te weten 40 jaar.12 De Inspectie gaat hiermee documentatie omtrent inspecties op CMR-stoffen binnen het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen ook 40 jaar bewaren. Het behouden van deze gegevens kan van groot belang zijn voor (oud-) werknemers die mogelijk zijn blootgesteld.

5. Specifieke stoffen

Chroom-6

Het doel is om het gebruik en de toepassing van chroom-6 zo snel mogelijk uit te bannen. Dit is ook vastgelegd in nationale en internationale regelgeving. Uitbanning blijkt echter nog niet altijd mogelijk. Het is wenselijk om voor die situatie een eenduidige lijn te hanteren. Het kabinet zal nader verkennen wat de consequenties zijn en of een Rijksbrede beleidslijn kan worden ontwikkeld. Dit komt nader aan bod in de voortgangsbrief over chroom-6 van de Minister voor Medische Zorg en Sport.

In mijn brief van 5 maart jongstleden heb ik aangekondigd een commissie «Vergemakkelijking Schadeafhandeling Beroepsziekten» in te stellen (Kamerstuk 25 883, nr. 342). In de ministerraad van 14 juni jl. heeft het kabinet de instellingsregeling van deze commissie geaccordeerd. De commissie heeft als opdracht gekregen aanbevelingen op te stellen voor een betere organisatie van het proces van schadeafhandeling bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Verder kan ik melden dat de heer Ton Heerts bereid is gevonden het voorzitterschap van de Commissie op zich te nemen. Ik verwacht nog deze maand een formeel besluit te kunnen nemen over de feitelijke benoeming van de voorzitter en de andere leden van de Commissie. Na publicatie van de instellingsregeling en het benoemingsbesluit in de Staatscourant zal ik u informeren. De bedoeling is dat de commissie haar werkzaamheden per 1 juli start en voor het eind van het jaar advies uitbrengt.

Uw Kamer heeft eerder verzocht om een overzicht van andere bedrijfstakken waar chroom-6 is toegepast.13 Bij de brief van 5 maart (Kamerstuk 25 883, nr. 342) heb ik u in de bijlage een overzicht van de Inspectie SZW meegestuurd van branches waar blootstelling aan chroom-6 aan de orde kan zijn. Ik heb u in die brief ook toegezegd om een volledig overzicht te laten maken, door de reeds aanwezige kennis op het gebied van toepassingen en bewerkingen met chroom-6 samen te laten brengen en indien nodig aan te laten vullen. Op dit moment wordt, met betrokkenheid van de Inspectie SZW, invulling gegeven aan deze toezegging. De resultaten verwacht ik nog dit jaar met uw Kamer te kunnen delen.

In die brief ben ik ook ingegaan op de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de arbeidsomstandigheden, als mensen op basis van de Participatiewet activiteiten verrichten. Daarbij heb ik aangegeven dit onderwerp specifiek bij alle gemeenten onder de aandacht te zullen brengen. Inmiddels zijn de gemeenten afgelopen maart daarover geïnformeerd in de Gemeentenieuws van SZW.14

Asbest

Op 27 september 2018 heb ik uw Kamer mijn beleidsreactie op het onderzoek naar het functioneren van het asbeststelsel toegezonden (Kamerstuk 25 834, nr. 150). Ik heb hierin een plan van aanpak gepresenteerd waarmee ik middels acht sporen de komende jaren een aantal substantiële verbeteringen in het huidige stelsel wil aanbrengen. Het uitgangspunt daarbij is en blijft dat de gezondheid en veiligheid van werknemers op één staat.

Op 6 maart van dit jaar hebben wij hierover een debat gevoerd waarbij ik uw steun heb ervaren op de belangrijke punten in mijn plan van aanpak (Handelingen II 2018/19, nr. 59, item 13). Uit de destijds door u ingediende moties maak ik op dat u het belang van nieuwe werkwijzen en innovaties onderstreept. Ik wil u hierbij ook kort informeren over de stand van zaken van het nieuwe Validatie- en Innovatiepunt (VIP) dat in samenwerking met het RIVM wordt ingericht. Een eerste schets van het inrichtingsvoorstel heb ik inmiddels ontvangen. Ik bespreek nu met stakeholders de inhoud van het voorstel. Ik constateer dat er veel draagvlak is. Tegelijk zijn er aandachtspunten meegegeven zoals het belang van een strikt onafhankelijke rol, een duidelijke juridische verankering, transparante processen voor besluitvorming, tijdige afhandeling en excellente uitvoering.

Het is van groot belang afgewogen met deze suggesties om te gaan en zorgvuldig te zijn in het proces van instelling van het VIP. Dit is ook conform het advies dat ik in de vorm van het inrichtingsvoorstel van het RIVM heb ontvangen en de signalen die ik van stakeholders krijg; er is immers maar één kans om het VIP goed op te zetten. Tot de zomer worden gesprekken gevoerd waarna de definitieve inrichtingsopzet helder moet zijn. Op basis daarvan volgt een instellingsbesluit en wordt een kwartiermakersfase voorbereid waarin het VIP operationeel zal zijn en aan de hand van de ervaringen bijstelling plaats kan vinden. Ook in de volgende fases zal sprake zijn van een nauwe samenwerking met stakeholders. Over de voortgang hiervan en de andere maatregelen uit de beleidsreactie op het functioneren van het asbeststelsel bericht ik uw Kamer dit najaar.

Reproductietoxische stoffen

Een specifiek vraagstuk gaat over de bescherming tegen reproductietoxische stoffen. Dit zijn gevaarlijke stoffen die schade kunnen veroorzaken aan de voortplanting, hetgeen kan leiden tot vruchtbaarheidsproblemen, miskramen, geboorteafwijkingen of ontwikkelingsproblemen van kinderen. Daarbij wordt nagegaan of de huidige voorschriften ten aanzien van deze stoffen kunnen worden aangescherpt. Op dit moment loopt een survey van de Europese Commissie over wensen op het terrein van verplichtingen voor reproductietoxische stoffen.

Tot slot

Gezien de grote gevolgen, blijft de blootstelling aan gevaarlijke stoffen in bedrijven de aandacht vragen. Werken mag nooit ten koste gaan van de gezondheid van werkenden. Met de hierboven omschreven aanpak zet ik in op bewustwording en kennisdeling, schets ik een kader voor het handelen van werkgevers, opdrachtgevers en werkenden, en sluit ik de cirkel met een intensivering van het toezicht. Daarnaast werk ik aan verbeteringen in het functioneren van de arbobeleidscyclus, waarin partijen samenwerken ten behoeve van een goede bescherming van werkenden tegen gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen zal ik u informeren over de voortgang op dit terrein.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Onder meer met de voortgangsbrieven chroom-6 op materialen van 5 september 2018 (Kamerstukken 34 775 XVI, nr. 152) en van 21 december 2018 (Kamerstukken 35 000 XVI, nr. 119) en de brief van 5 maart 2019 met een Kabinetsappreciatie over het onderzoeksrapport over de blootstelling aan chroom-6 van werklozen in Tilburg (Kamerstuk 25 883, nr. 342).

X Noot
3

In de Voortgangsbrief chroom-6 op materialen van 21 december 2018 (Kamerstukken 35 000 XVI en 35 000 XV, nr. 119).

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 25 883, nr. 330.

X Noot
6

Het exposoom beschrijft onder andere het effect van het geheel van stoffen waaraan de mens tijdens zijn leven wordt blootgesteld.

X Noot
7

RIVM Rapport 2018–0096, Het gebruik van biomonitoring en sensoring binnen de arbeidsomstandigheden – praktische en ethische overwegingen, A. Krom et al., 2018.

X Noot
8

Deze staan in bijlage XIII bij de Arbeidsomstandighedenregeling.

X Noot
9

Richtlijn (EU) 2017/164 van de Commissie van 31 januari 2017 tot vaststelling van een vierde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.

X Noot
10

Brief Uitbreiding inspectieketen Inspectie SZW van 31 oktober 2018 (Kamerstuk 29 544, nr. 846).

X Noot
12

Brief van 20 juni 2018 over kennisdeling gevaarlijke stoffen (Kamerstuk 25 883, nr. 330).

X Noot
13

Handelingen II 2018/19, nr. 48, item 6.

X Noot
14

Gemeentenieuws van SZW, jaargang 2019, nr. 2, 22 maart 2019.

Naar boven