24 Sportbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Sportbeleid (CD d.d. 21/06).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Sportbeleid. Het commissiedebat vond plaats op 21 juni jongstleden. Een hartelijk woord van welkom aan minister Helder, die een tijdje op ons heeft zitten wachten. We hebben zes sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste is mevrouw Van der Laan van de fractie van D66. Zij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd. Het woord is aan haar.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat we in en rondom Nederlandse voetbalstadions vaak geconfronteerd worden met geweld, verstoring van het spel en homofobe of discriminerende uitingen;

constaterende dat de stadionverboden zonder meldplicht moeilijk handhaafbaar zijn, terwijl de wet al ruimte biedt voor een (digitale) meldplicht;

verzoekt de regering alles in het werk te stellen om een digitale meldfaciliteit te realiseren en betrokkenen voor te bereiden op de uitvoering en monitoring, zodat zo snel als uitvoerbaar is gestart kan worden met een digitale meldplicht bij stadionverboden voor ernstige overtredingen, en de Kamer daarover voor het WGO Sport te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan en Westerveld.

Zij krijgt nr. 368 (30234).

Dan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het verlaagde btw-tarief voor sport en bewegen naar aanleiding van de evaluatie van het verlaagde btw-tarief ter discussie lijkt te staan en verhoging van het tarief dreigt waardoor sport en bewegen duurder zouden worden;

overwegende dat een verhoging van het btw-tarief de sport minder toegankelijk zou maken, terwijl het juist van het grootste belang is om sport en bewegen voor iedereen toegankelijk te maken en te stimuleren, in het belang van een gezondere en sportievere samenleving in de toekomst;

verzoekt de regering om de belasting op sport en bewegen niet te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Dijk.

Zij krijgt nr. 369 (30234).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een toename van het aantal scholen dat schoolzwemmen aanbiedt, kan bijdragen aan de zwemveiligheid van kinderen omdat alle kinderen dan leren zwemmen;

overwegende dat het aanbieden van schoolzwemmen ervoor zorgt dat zwemleraren vaker overdag kunnen werken waardoor het vak van zwemleraar aantrekkelijker wordt en badwater ook op de stillere uren vaker gebruikt gaat worden, wat positief is voor de zwembaden;

spreekt uit dat het stimuleren van schoolzwemmen wenselijk is;

verzoekt de regering knelpunten waar scholen en gemeenten tegen aanlopen rondom schoolzwemmen in kaart te brengen en met voorstellen te komen om deze zo veel mogelijk weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Mohandis en Westerveld.

Zij krijgt nr. 370 (30234).

Heel goed. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn motie sluit goed aan bij het punt van de heer Van Nispen, want het is zorgwekkend dat we zien dat sinds het schoolzwemmen is afgeschaft een aantal kinderen, vooral de kinderen die in een wat kwetsbaardere positie zitten, geen zwemdiploma halen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er wachtlijsten zijn voor zwemonderwijs;

constaterende dat er in Groningen, Zeeland en Drenthe onvoldoende zwemleraren zijn om kinderen met een beperking te leren zwemmen;

overwegende dat, zeker in waterrijke (kust)provincies, zwemvaardigheden essentieel zijn voor alle kinderen;

constaterende dat het opleidingsaanbod per regio enorm verschillend is;

verzoekt de regering samen met roc's te bezien hoe het aantal opleidingsplaatsen voor zwemleraren uitgebreid dan wel beter verdeeld kan worden;

verzoekt de regering tevens samen met deze provincies actief meer zwemleraren te werven en op te leiden met een bijzondere aandacht voor het aanbod voor kinderen met een beperking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Mohandis en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 371 (30234).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wil een korte toelichting geven, maar misschien stelt de heer Heerema die vraag al.

De voorzitter:

Eerst even uw toelichting.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn korte toelichting. We hebben gewoon eens even uitgezocht waar je nou een opleiding kunt volgen. Dan zie ik dat dat in sommige provincies maar op een zeer beperkt aantal plekken kan. Ik weet natuurlijk dat uiteindelijk de opleidingen zelf gaan over het aanbod en dat de regering daar geen taak in heeft. Wij gaan er niet over op welke plek precies welke opleiding wordt aangeboden. Maar deze motie vraagt dus wel om eens samen met de opleidingen te kijken of we kunnen streven naar een betere verdeling, zodat die opleidingsplaatsen voor alle studenten goed toegankelijk zijn.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

In die richting gaat mijn vraag inderdaad. U spreekt in uw motie specifiek over roc's. Nu kun je ook via andere opleidingsinstituten de opleiding doen. Wilt u aan het kabinet meegeven om ook daarnaar te kijken in plaats van alleen naar de roc's?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat klopt inderdaad. Je kan op verschillende plekken deze opleiding volgen. Ik heb het in deze motie specifiek gehad over de roc's. Ik wil dat best uitbreiden, als dat de richting is die de heer Heerema op wil. Het lijkt me inderdaad goed om zowel naar de private als de opleidingsplaatsen binnen de roc's te streven naar een goede verdeling, zodat de opleiding toegankelijker wordt voor degenen die haar willen volgen. Dat is het doel.

De voorzitter:

Prima. De heer Mohandis van de Partij van de Arbeid.

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Voordat ik mijn motie voorlees, dank voor de toezeggingen die gedaan zijn tijdens het debat, vooral de toezegging over het meer landelijk coördineren van de energietransitie en alle adviezen en onderzoeken die daaruit gaan volgen richting het WGO Sport in het najaar.

In het debat hebben wij het ook gehad over het aantal jongeren dat met financiële ondersteuning een sport beoefent. Uit cijfers blijkt dat zij vaak stoppen met sporten, op het moment dat die ondersteuning stopt. Dat is vaak bij 18 jaar. Wij vinden dat onwenselijk. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat financiële ondersteuning voor kinderen en jongeren die opgroeien in gezinnen met weinig geld of geldzorgen nodig is om hen aan het sporten en bewegen te houden;

overwegende dat de leeftijdsgrens voor ondersteuning via het Jeugdfonds Sport & Cultuur ervoor zorgt dat veel jongeren die 18 jaar worden, stoppen met sporten;

constaterende dat het jeugdsportfonds de leeftijd incidenteel al oprekt naar 21 jaar;

overwegende dat gemeenten steeds meer gebruikmaken van vormen van verlengde jeugdhulp om de overgang naar 18 jaar soepel te laten verlopen;

verzoekt de regering te onderzoeken welk effect het verhogen van de leeftijdsgrens tot 21 jaar heeft en welk budget hiervoor nodig is, en de Kamer hierover voor de volgende begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis en Van den Brink.

Zij krijgt nr. 372 (30234).

Heel goed, dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van den Brink van het CDA.

De heer Van den Brink (CDA):

Voorzitter. Wij hebben in het commissiedebat gesproken over nut en noodzaak van een sportwet. Daarover hebben wij de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat sport en bewegen primair van de samenleving is, waarbij verenigingen, vrijwilligers en anderen de sport grotendeels van onderop organiseren en de overheid zich dus terughoudend dient op te stellen en ondersteunend dient te zijn;

constaterende dat voor het organiseren van die ondersteuning begin dit jaar reeds minder vrijblijvende afspraken zijn gemaakt tussen Rijk en gemeenten voor de periode 2023-2026, te weten het Sportakkoord II, de Brede Regeling Combinatiefuncties en het Gezond en Actief Leven Akkoord;

overwegende dat de minister een sportwet in voorbereiding heeft, maar dat een dergelijke kaderwet ingrijpende gevolgen kan hebben voor de organisatie en uitvoering van sportbeleid en dat het daarom belangrijk is om zorgvuldig af te wegen of dergelijke wetgeving noodzakelijk en wenselijk is;

verzoekt de regering de voorgenomen verkenning van een mogelijke kaderwet voor sport te koppelen aan de resultaten van de gemaakte afspraken en pas in 2026 te bezien of een sportwet noodzakelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Brink en Rudmer Heerema.

Zij krijgt nr. 373 (30234).

Heel goed. De volgende spreker is de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik zal u blij maken: van mijn kant geen moties. Maar ik wil twee opmerkingen maken. Mevrouw Van der Laan van D66 heeft een uitstekende motie ingediend over gezichtsherkenning in het stadion. Die zal ik van harte ondersteunen, maar dat komt wat mij betreft niet in de plaats van het gesprek dat met de AP moet plaatsvinden, om de simpele reden dat dat gesprek belangrijk is om ervoor te zorgen dat ook de AP meewerkt aan het veiliger maken van de stadions.

Twee. We hebben gesproken in het debat over het thuisblijfevenement tijdens de Olympische Spelen. Ik heb zeer enthousiaste reacties ontvangen van allerlei sportbonden. Zij zeiden: we hopen dat het evenement er weer komt, zodat we zo veel mogelijk kinderen in staat kunnen stellen om kennis te maken met onze sport. Dat wilde ik de minister nog meegeven, want het is belangrijk, ook voor de sport, dat dit evenement gaat plaatsvinden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Bedankt. Er is een interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ken de heer Heerema als een bevlogen sportwoordvoerder, maar tot mijn stomme verbazing stond hij als medeondertekenaar onder de motie van het CDA, die de sportwet torpedeert. De sportwet, waarop wij jarenlang hebben aangedrongen. Twee jaar geleden heeft de heer Heerema zelf nog een motie ingediend om deze kabinetsperiode nog toe te werken naar een sportwet. Eindelijk hebben we de minister zover en nu zegt de heer Heerema eigenlijk, met het CDA: laat nog maar even zitten; we doen het nog wel met die akkoorden. Dat wordt al jaren geprobeerd en dat heeft al jaren geen effect, Dit is nou juist de kans om deze kabinetsperiode toe te werken naar het kader van een sportwet en om alles klaar te leggen en in gereedheid te brengen om in de volgende kabinetsperiode echt forse stappen te zetten. Dat weet de heer Heerema. Ik vind het zeer kwalijk als hij zijn handtekening onder die motie laat staan. Dat zou hij echt moeten heroverwegen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Volgens mij heeft de heer Van Nispen de afgelopen jaren niet gevolgd wat ik heb gezegd. De sportwet hoeft helemaal niet van mij. Ik heb gezegd dat wij het binnen de sport volgens mij prima op kunnen lossen als wij de overheid even wat helpen. Ik heb een motie ingediend om te kijken wat de reikwijdte van een eventuele sportwet zou moeten zijn. En het antwoord van het ministerie was volgens mij heel duidelijk. Daarop heeft de Kamer met de minister gesproken over de koers die de minister wilde inzetten met betrekking tot de sportwet. Daar was de Kamer het niet mee eens. De Kamer heeft toen de motie ingediend om die sportwet toch ten uitvoer te gaan brengen. Daar heeft de VVD tegengestemd, omdat die sportwet wat ons betreft niet hoeft. Wij zien dat als een papieren tijger. Sterker nog, ik zie dat ook als een mogelijk probleem voor gemeenten die veel meer doen aan sport dan straks het wettelijk minimum zou zijn. Daardoor ontstaat juist het risico dat gemeenten gaan bezuinigen op sport omdat het wettelijk minimum veel lager is.

De voorzitter:

Prima, heel goed. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Meijeren van de fractie van Forum voor Democratie.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dank u wel, meneer de voorzitter. In het debat heb ik aandacht gevraagd voor het toenemend aantal mannen dat zich identificeert als een vrouw en zich via die weg ook toegang weet te verschaffen tot vrouwencompetities en vrouwenkleedkamers. Forum voor Democratie vindt dit zeer problematisch, vooral voor de vrijheid en veiligheid van vrouwen. Wij willen dat dit stopt. En daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mannen die zich identificeren als vrouw, op grond van de richtlijnen van NOC*NSF mogen deelnemen aan vrouwencompetities en zich mogen omkleden en douchen in vrouwenkleedkamers;

overwegende dat het oneerlijk is voor vrouwen als mannen die deelnemen aan vrouwencompetities, er met de prijzen vandoor gaan;

overwegende dat de veiligheid van vrouwen wordt bedreigd als mannen toegang hebben tot hun kleedruimten;

overwegende dat in de sportsector het biologische geslacht van sporters leidend dient te zijn bij de vraag aan welke competitie zij deelnemen en in welke kleedkamer zij omkleden en douchen;

verzoekt de regering alle directe en indirecte subsidies aan NOC*NSF en sportbonden en sportclubs te staken, indien zij de vrijheid en veiligheid van vrouwen op het spel zetten door biologische mannen toegang te verschaffen tot vrouwencompetities en vrouwenkleedkamers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meijeren.

Zij krijgt nr. 374 (30324).

Heel goed. Een vraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Zoals in het commissiedebat ook door de heer Heerema werd gezegd, is de sport volop in discussie hierover. De motie die net werd voorgelezen door de heer Van Meijeren, is veel te kort door de bocht. Mijn vraag aan de heer Van Meijeren is waarom hij hier voor de eerste keer bij een sportdebat is, als dat kennelijk alleen maar is om bewust mensen te kwetsen en onwaarheden te vertellen. Dat steekt mij enorm.

De heer Van Meijeren (FVD):

Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden, is het van belang dat ik eerst weet welke onwaarheid mevrouw Westerveld bedoelt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn vraag was waarom de heer Van Meijeren nu voor de eerste keer bij een sportdebat is. Wat ik tegen zijn motie heb, en dat heb ik net ook in mijn interruptie gezegd, is het volgende. De sport — dat is ook al in het commissiedebat met de heer Van Meijeren gewisseld — is volop in gesprek over deze discussie, over hoe we op een eerlijke manier voor iedereen de sport toegankelijk en veilig kunnen houden. Met de motie walst de heer Van Meijeren daar dwars doorheen. Hij verkondigt zaken die niet waar zijn. Dat deed hij in het WGO ook. Mijn vraag aan de heer Van Meijeren is waarom hij kennelijk alleen maar bij sportdebatten is om mensen bewust te kwetsen en om dit soort dingen te verkondigen.

De heer Van Meijeren (FVD):

Mevrouw Westerveld heeft nog steeds niet gezegd welke onwaarheid ik verteld zou hebben. Ze kan nog een poging doen. Anders constateer ik dat ik geen enkele onwaarheid heb verteld. Om misverstanden te voorkomen zeg ik dat ik hier allesbehalve aanwezig ben om mensen te kwetsen. Integendeel, ik voel compassie met mensen die lijden aan genderdysforie. Zij verdienen het absoluut niet om uitgescholden te worden, in elkaar geslagen te worden of op wat voor manier dan ook verkeerd behandeld te worden. Ik maak mij zorgen over de vrijheid en veiligheid van vrouwen, die op dit moment op het spel staan in de sportsector. Volgens mij is het heel vanzelfsprekend dat ik daarom bij een debat over het sportbeleid deze zorgen uit. Ik wil namelijk dat dit stopt.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors vijf minuten en dan gaan we luisteren naar de minister. Voor de Kamerleden die op de moties zitten te wachten: er komt rook uit onze fotokopieerapparaten, dus het duurt nog wel even.

De vergadering wordt van 21.42 uur tot 21.46 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

We hebben nog geen moties.

De voorzitter:

U kunt alvast starten, hoor.

Minister Helder:

Dank u wel, voorzitter. Ik zal het nummer en de indiener noemen.

De motie op stuk nr. 368 van de indieners Van der Laan en Westerveld over de digitale meldfaciliteit: oordeel Kamer. Ik moet wel wijzen op het feit dat de digitale meldplicht onder de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie en Veiligheid valt, maar de motie is oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 369 van de heer Van Nispen over btw. Ik kan en ben mezelf al aan het inzetten hiervoor. Maar ik ga er niet over en kan het gevraagde niet toezeggen. Daarom moet ik de motie ontraden. Ik heb er wel aandacht voor en ik ben me daarvoor aan het inzetten in het overleg met de staatssecretaris.

Dan de motie op stuk nr. 370 ...

De heer Van Nispen (SP):

Ik snap dat formeel een andere bewindspersoon hierover gaat, maar deze minister voor Sport zet zich ervoor in om sport en bewegen betaalbaar te houden, niet om het duurder te laten maken door een andere bewindspersoon. Dat is te prijzen. Dan zou het juist heel mooi zijn als de motie oordeel Kamer zou krijgen, zodat we kunnen horen wat de Kamer ervan vindt en ook de collega-bewindspersoon van deze minister dat steuntje in de rug krijgt. Dan zijn we, denk ik, elkaar aan het helpen voor dat wat we allemaal willen.

Minister Helder:

Dan moet ik vooruitlopen op een besluit van het kabinet hierover en dat kan ik niet, dus ik blijf bij ontraden.

De motie op stuk nr. 370 van de heer Van Nispen over het schoolzwemmen: oordeel Kamer. Het is al toegezegd tijdens het debat.

De motie op stuk nr. 371 van mevrouw Westerveld, de heer Mohandis en de heer Van Nispen over de aandacht voor zwemvaardigheid: ontraden.

De motie op stuk nr. 372 van de heer Mohandis en de heer Van den Brink. Ik vind het een sympathiek idee en ik zeg oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 373. Ik moet zeggen dat ik toch wel enige verbazing heb over deze motie. Ik heb namelijk al meerdere malen een hele sterke voorkeur van de Kamer horen uitspreken. We hebben er ook ruim over gedebatteerd om te komen tot een sportwet. Ik ben daarmee aan de slag gegaan. Ik heb ook een voorstel uitgewerkt richting de Kamer. En nu ligt er deze motie, die iets anders vraagt. Eerlijk gezegd zou ik graag van de Kamer willen horen wat er uit die discussie komt. Omdat ik ook al eerder een brief heb gestuurd met een voorstel om te komen tot een sportwet, kan ik dus niet anders dan de motie ontraden. Ik wil wel gezegd hebben dat wat de uitkomst van de deliberatie van de Kamer ook is, ik de wetgeving voor veiligheid in de sport zeker zou willen behouden.

De voorzitter:

Het is niet uw motie, meneer Mohandis, maar probeert u het toch even. Kort, kort, kort.

De heer Mohandis (PvdA):

Het is wel fundamenteel. Ik wil de minister via u, voorzitter, vooral de suggestie meegeven dat er ook andere moties zijn aangenomen die contra deze motie zijn en dat de minister alle vrijheid heeft om deze motie naast zich te leggen als die wordt aangenomen en vooral aan de slag te gaan op de ingeslagen weg.

De heer Van den Brink (CDA):

Daar zou ik toch tegenover willen zetten dat er na de moties waar de heer Mohandis naar verwijst gewoon een uitwerking is gekomen en dat het deze Kamer geheel vrij staat om daar een oordeel over te hebben, als die uitwerking niet is conform wat deze Kamer verwacht. Ik zou de oproep van de heer Mohandis toch op deze manier willen interpreteren.

De voorzitter:

Dus u geeft 'm eigenlijk oordeel Kamer, meneer Van den Brink. Dat is wat u zegt.

De motie op stuk nr. 374.

Minister Helder:

Ik blijf bij de appreciatie "ontraden" voor de motie op stuk nr. 373. Er zal over het verdere voorstel zeker nog een debat volgen.

De motie op stuk nr. 374 is ontraden.

Dat is het einde.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover dit debat. Morgen stemmen wij over de moties. Een vraag van de heer Van Meijeren.

De heer Van Meijeren (FVD):

Ik vroeg me af of de minister kan toelichten waarom zij mijn motie ontraadt.

Minister Helder:

Dat doe ik onder vermelding van het debat, waarin we hier uitgebreid over gesproken hebben.

De heer Van Meijeren (FVD):

Tijdens het debat heeft de minister verwezen naar de sportbonden, maar die sportbonden volgen nu juist de instructie en de richtlijn van NOC*NSF, die door de minister gesubsidieerd wordt met tientallen miljoenen per jaar. Die sportbonden krijgen dus de instructie om uit te gaan van het zogenaamde recht op zelfidentificatie, zodat sporters zelf mogen bepalen waar ze zich gaan omkleden en douchen. Waarom accepteert de minister dit, als dat de veiligheid en vrijheid van vrouwen op het spel zet?

Minister Helder:

Ik denk dat mevrouw Westerveld — die is inmiddels verdwenen, want het lijkt alsof het debat half voorbij is — het net heel duidelijk heeft gezegd. Ik heb geen enkele toevoeging daarop. Ik ontraad de motie.

De heer Van Meijeren (FVD):

Ik kan niet anders dan constateren dat de minister gewoon weigert om zich uit te spreken over de veiligheid en vrijheid van vrouwen. Dan verwijst ze eerst naar de sportbonden en dan naar mevrouw Westerveld. Dat gaat juist helemaal de verkeerde kant op. De minister subsidieert dit beleid. Zij subsidieert dat vrouwen in gevaar komen. Vervolgens verwijst ze ernaar dat de sportbonden het zelf uitzoeken. Dit vind ik daadwerkelijk beschamend. Het zou de minister sieren als ze op z'n minst zo dapper is om hier een inhoudelijk oordeel over te vellen.

Minister Helder:

We hebben hier in het debat ook uitgebreid over gesproken. Ik verwijs naar het debat en ik blijf bij mijn opmerking dat ik de motie ontraad.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgenmiddag stemmen wij over de moties.

Naar boven