5 Nationale fiscaliteit

Aan de orde is het tweeminutendebat Nationale fiscaliteit (CD d.d. 14/06).

De voorzitter:

We gaan door met het debat inzake Nationale fiscaliteit. Er zijn zeven sprekers van de zijde van de Kamer, en de eerste is de heer Idsinga van de fractie van de VVD. Ik geef graag het woord aan hem.

De heer Idsinga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. We hebben recent kennis kunnen nemen van de plannen van de regering rondom de bedrijfsopvolgingsregeling, de BOR. Daar gaan we het natuurlijk nog uitgebreid verder over hebben bij de behandeling van het Belastingplan, maar inmiddels zijn er ook vanuit het veld, vanuit de familiebedrijven, met name grote en middelgrote familiebedrijven, tegenvoorstellen gekomen. Ik zou in de eerste plaats weleens willen weten van de staatssecretaris hoe hij tegen die plannen aankijkt, en hoe hij die meeneemt in een eventuele verdere uitwerking van zijn eigen voorstellen.

Dan heb ik twee moties ter verbetering van de plannen rondom de BOR. Ten eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is de vijfjaarstermijn ten aanzien van bezit en voortzetting in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in te korten en op dit moment onderzoekt op welke wijze deze verkorting het beste kan worden vormgegeven;

overwegende dat, naast het tegengaan van oneigenlijk gebruik, het oplossen van knelpunten voor ondernemers en het verbeteren van het gelijke speelveld ten opzichte van buurlanden twee doelen bij de verbetering van de BOR zijn;

verzoekt de regering bij het onderzoek naar en de vormgeving van de verkorting van de termijnen in de BOR aansluiting te zoeken bij kortere termijnen in buurlanden, met name Vlaanderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Idsinga.

Zij krijgt nr. 159 (32140).

De heer Idsinga (VVD):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om een aantal wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsregeling door te voeren, zoals een verhoging van het vrijgestelde bedrag, verkorting van de vijfjaarstermijn en aanpassing van het vrijstellingspercentage;

overwegende dat de aanpassingen er niet toe moeten leiden dat een belastingplichtige geconfronteerd wordt met een aanslag waarvoor binnen een afzienbare tijd onvoldoende liquiditeit aanwezig is om aan te kunnen voldoen;

overwegende dat een aanslag voor de erf- of schenkbelasting er evenmin toe zou moeten leiden dat een familiebedrijf noodzakelijke investeringen in personeel, innovatie of bedrijfsmiddelen langdurig moet uitstellen;

verzoekt de regering bij de nadere vormgeving van de nieuwe bedrijfsopvolgingsregeling tegelijkertijd te onderzoeken wat de mogelijkheden van coulantere betalingsregelingen zouden zijn, waarmee de hierboven beschreven risico's van onvoldoende liquiditeit of langdurig uitstel van investeringen ondervangen kunnen worden, en de Kamer hier vóór het Belastingplan over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Idsinga, Grinwis en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 160 (32140).

De heer Idsinga (VVD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Alkaya, van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb slechts één motie bij dit debat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Pijler 2-minimumwinstbelasting voor multinationals minder zal opbrengen dan verwacht;

constaterende dat in het coalitieakkoord staat dat bij een lagere opbrengst van de Pijler 2-minimumwinstbelasting gekeken zal worden naar een andere grondslagverbreding, het lage Vpb-tarief en/of de schijflengte in de Vpb;

verzoekt de regering de lagere opbrengst van de Pijler 2-minimumwinstbelasting te compenseren met een andersoortige verhoging van de vennootschapsbelasting, waarbij het mkb zo veel mogelijk wordt ontzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya.

Zij krijgt nr. 161 (32140).

De heer Grinwis, van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Het valt allemaal heel erg mee vandaag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is vastgoedbeleggers uit te sluiten van de BOR;

overwegende dat de BOR bedoeld is voor familiebedrijven die daadwerkelijk waarde toevoegen aan de economie, en niet voor ondernemingen die als hoofdactiviteit beleggen in bijvoorbeeld vastgoed;

overwegende dat bepaalde vormen van vastgoed geen puur beleggingsvermogen zijn, maar bijdragen aan de activiteiten van de onderneming, zoals vastgoed van franchisegevers;

overwegende dat het kabinetsvoornemen dus zorgt voor onzekerheid, omdat vooraf niet altijd duidelijk is of vastgoed kwalificeert als ondernemingsvermogen of als beleggingsvermogen;

verzoekt de regering in het Belastingplan 2024 zo precies mogelijk en goed onderbouwd duidelijk te maken in welke situaties vastgoed kwalificeert als beleggingsvermogen en daarmee buiten de BOR valt, en in welke situaties de BOR van toepassing blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Stoffer en Idsinga.

Zij krijgt nr. 162 (32140).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Tot zover alweer.

De voorzitter:

Heel goed. De heer Van der Lee, van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Om u een plezier te doen, dien ik geen moties in. Maar ik wil even een vraag stellen.

De voorzitter:

Dat mag altijd.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dat doe ik naar aanleiding van een motie die eerder is ingediend. Dat was op 9 november 2022. Die motie werd heel breed ondersteund en is toen ook aangenomen. Daarin wordt ervoor gepleit om bij fiscale regelingen en de evaluatie daarvan te kijken naar nut, noodzaak en het toevoegen van horizonbepalingen. Want die ontbreken vaak. Dat maakt dat regelingen uit het verleden vaak oneindig door blijven lopen. Ik ben benieuwd hoe het daar nu mee staat en of er actief mee gewerkt wordt. Als er nieuwe voorstellen of aanpassingen komen, worden daar dan ook nadrukkelijk horizonbepalingen in opgenomen?

De voorzitter:

Weet de staatssecretaris nu meteen om welke motie het gaat?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Het is de motie op stuk nr. 112 (36202). Volgens mij weet hij waar het over gaat.

De voorzitter:

Deze staatssecretaris is een wandelende encyclopedie, denk ik.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dat was 'm.

De voorzitter:

Dan komt het goed. De heer Hammelburg, van D66.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Twee dingen. Ik begin bij de bedrijfsopvolgingsregeling. Er zijn een aantal vragen over gesteld en collega's in de zaal hebben moties ingediend. Ik wil nog maar eens duidelijk uitspreken dat die bedrijfsopvolgingsregeling er natuurlijk altijd voor bedoeld is dat families hun familiebedrijven bij bijvoorbeeld overlijden of een overdracht niet kwijtraken door liquiditeitsproblemen en hun bedrijf dus kunnen voortzetten. Daarvoor is die regeling belangrijk. Het is nooit en te nimmer bedoeld als een fiscaal voordeel ten opzichte van andere bedrijven. Laten we daar duidelijk over zijn. Bij de uitvoering van en de advisering over de moties en de onderzoeken van collega's verwacht ik dan ook — dat is de eerste vraag aan de staatssecretaris — dat het allemaal binnen de financiële kaders gebeurt, in het kader van de versobering van de regeling en de terugkeer naar de oorspronkelijke doelstelling van de regeling.

Voorzitter. Ik heb een motie over het tegengaan van boxhoppen, boxshoppen en belastingontwijking. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog geen globaal evenwicht bestaat tussen de drie boxen in het boxenstelsel;

constaterende dat er in box 2 nog verschillende mogelijkheden bestaan om belastingbetaling uit te stellen of mogelijk zelfs af te stellen;

constaterende dat dit leidt tot verschillende vormen van ongewenst strategisch gedrag die leiden tot belastingontwijking;

constaterende dat er nu in verschillende rapporten maatregelen staan die hier mogelijk verandering in zouden kunnen brengen, maar dat deze mogelijke maatregelen en de bijbehorende afruilen niet op een plek integraal en scherp uiteengezet worden;

constaterende dat met Prinsjesdag wel gegevens gepubliceerd worden over de staat van het globale evenwicht en de mogelijkheden tot uitstel in box 2;

van mening dat de politieke besluitvorming effectiever zou zijn als de te maken keuzes scherp in beeld gebracht zijn;

verzoekt de regering om vanaf komende Prinsjesdag ook standaard bij de eerdergenoemde gegevens inzichtelijk te maken wat de bijbehorende keuzes voor de politiek zijn qua maatregelen om tot een beter globaal evenwicht te komen, en uitstel en afstel van belastingbetaling via box 2 te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hammelburg, Grinwis en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 163 (32140).

Eén korte vraag van de heer Idsinga.

De heer Idsinga (VVD):

Ik had er eigenlijk twee, maar ik zal het heel kort houden. Misschien is er dan ruimte voor twee.

In het kader van box 2 en boxhoppen neem ik aan dat de heer Hammelburg het met name heeft over situaties waarin het gaat om beleggingsvermogen en niet om ondernemingsvermogen.

De voorzitter:

Graag meteen uw tweede vraag erachteraan; snel, kort, puntig.

De heer Idsinga (VVD):

Zo ja, is hij dan ook van mening dat dat goed in kaart moet worden gebracht?

De voorzitter:

Ook graag een kort antwoord, meneer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Ja, laten we het allemaal in kaart brengen. De heer Idsinga weet precies wat wij bedoelen. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan de heer Stoffer van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) gebruikt kan worden bij een belang van minstens 5% of in bepaalde gevallen 0,5%;

overwegende dat de BOR gericht dient te zijn op (familie)bedrijven waarvoor de regeling bedoeld is, maar dat sommige bedrijven door verwatering van bezit er geen gebruik van kunnen maken, terwijl beleggers er nu soms (onterecht) wel gebruik van kunnen maken;

verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe door het verhogen van de minimale omvang van het bezit, in combinatie met een verruiming van de verwateringsregel, de BOR meer gericht kan worden op familiebedrijven, en daarbij zowel de gevolgen voor (familie)bedrijven als de overheid te betrekken, en de Kamer hierover bij het Belastingplan 2024 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 164 (32140).

De heer Stoffer (SGP):

De tweede motie, voorzitter, luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds dit jaar de periodieke giftenaftrek is versoberd, door een begrenzing tot €250.000 per huishouden per jaar gedurende vijf jaar;

overwegende dat goede doelen, kerken en andere maatschappelijke organisaties een belangrijke en waardevolle bijdrage leveren aan de maatschappij;

constaterende dat het kabinet recent een voorstel heeft gedaan om het geefgedrag vanuit vennootschappen te stimuleren en hier op Prinsjesdag op terugkomt;

verzoekt de regering ook voor particuliere gevers de effecten van de beperking van de giftenaftrek nadrukkelijk te blijven monitoren en zo snel mogelijk na de evaluatie te bezien of er maatregelen nodig zijn om eventuele negatieve effecten te repareren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 165 (32140).

De heer Stoffer (SGP):

Dan heb ik nog één vraag, voorzitter. Die gaat over box 3. Heel recent heeft de rechtbank geoordeeld dat ook de nieuwe box 3 niet door de beugel kan. De Belastingdienst moet ook rechtsherstel bieden. Als dit standhoudt, zou dat grote gevolgen kunnen hebben. Mijn vraag is of de staatssecretaris daar kort op zou kunnen reageren.

Daar laat ik het bij, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Inge van Dijk van de fractie van het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank je wel, voorzitter. Ik heb geen moties, maar wel twee vragen en twee opmerkingen. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor zijn aanvullende brieven over de fiscale belemmeringen bij stoppersregelingen voor agrariërs, de maatregelen voor de giftenaftrek en de BOR. Dat zijn belangrijke punten voor het CDA.

De staatssecretaris zegt in zijn brief over de belemmeringen bij stoppersregelingen dat naast de verruiming van de herinvesteringsreserve ook naar de verruiming van de stakingswinst wordt gekeken. Mijn vraag blijft dan een beetje: in hoeverre lopen deze voorgenomen besluiten en de openstellingen van de stoppersregelingen voldoende parallel? En zijn deze twee maatregelen voldoende om boeren bij hun beslissing te helpen? Of kijkt de sector daar anders naar?

Voorzitter. Met betrekking tot de giftenaftrek zijn wij blij met het voorstel van de staatssecretaris om naar giften via de vennootschap te kijken, maar de maatregel doet natuurlijk ook iets met het geefgedrag van particulieren. Wij vragen de staatssecretaris dit te blijven monitoren. Wij zijn benieuwd naar de evaluatie aan het einde van dit jaar.

Voor wat betreft de BOR hebben wij graag meegedaan met de motie van de heer Stoffer.

Ten slotte. Het hoort eigenlijk bij de Belastingdienst, maar dit is wezenlijk voor het goed functioneren van onze nationale fiscaliteit: het bericht over grensoverschrijdend gedrag bij de Belastingdienst. Ik ben daar erg van geschrokken. Ik vraag niet zozeer om daar nu op te reageren, maar ik zou graag een brief ontvangen met een reactie daarop, samen met de staatssecretaris Douane en Toeslagen.

Dank je wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dat laatste valt wel een beetje buiten de orde, maar goed. Ik schors zes minuten. Dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt van 11.29 uur tot 11.36 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter, dank. Ik zal eerst de gestelde vragen beantwoorden. Ik begin met de vraag van de heer Idsinga. Hij heeft gevraagd of wij, als wij met de uitwerking van de plannen voor de BOR in het Belastingplan komen, ook nog kijken naar andere voorstellen die inmiddels gedaan zijn. Even een bijzin van mijn kant: die voorstellen zijn gedaan voordat wij de brief naar de Kamer hadden gestuurd. Dat vond ik wel vrij knap. We hadden zeventien pagina's met maatregelen. Uiteraard gaan we daarnaar kijken en zullen we daar een appreciatie van geven.

Vervolgens vroeg de heer Idsinga of we het komende jaar verder onderzoek willen doen naar het verkorten van de periode bij de bezits- en voortzettingseis. Daarover is ook een motie ingediend. Dat nemen we uiteraard mee; in de brief hadden we al geschreven dat we dat zouden doen.

Aan de heer Van der Lee kan ik het volgende antwoorden. Ter uitvoering van de motie van november vorig jaar is er ambtelijk heel veel werk verricht. De inventarisatie van alle fiscale regelingen is afgerond, maar dat is nog een ambtelijke inventarisatie. Wanneer daarover een besluit genomen is in de ministerraad van aanstaande vrijdag, gaat daarover een brief naar de Kamer. Daarin wordt dan ingegaan op al die vraagstukken, dus ook op de horizonbepaling. Het zijn 116 fiscale regelingen. Dat is nog nooit eerder gebeurd.

Ten tweede gaan wij over de fiscale regelingen die nu voorliggen voor de augustusbesluitvorming — dat betreft de vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting, de buitengewonelastenaftrek bij de zorgkosten en de evaluatie van het verlaagd btw-tarief — in augustus besluiten nemen in het kabinet. Daarmee komen we dan uiteraard terug naar de Kamer.

De voorzitter:

Prima. Over twee minuten moet het volgende debat beginnen.

Staatssecretaris Van Rij:

Dank voor deze aanmoediging, voorzitter. Ik zal het heel kort houden.

Er was nog een vraag van mevrouw Van Dijk over de stakingsaftrek. Dat betreft de lijfrenteaftrek. Daar hebben we inderdaad een brief over gestuurd. Daar komen we in augustus op terug. Als we dat zouden doen, wordt dat in ieder geval door de sector omarmd.

Voorzitter. Dan ga ik snel naar de moties. De motie op stuk nr. 159 krijgt oordeel Kamer en de motie op stuk nr. 160 ook. Voor de motie op stuk nr. 161 stel ik voor om die aan te houden en ik zal ook uitleggen waarom. De heer Alkaya heeft goed uitgelegd wat er in het coalitieakkoord staat, maar inmiddels zijn we wel een jaar verder. Aan de twee knoppen die daarin genoemd zijn, hebben we al gedraaid, vorig jaar. Dat betrof zowel het tarief van de vennootschapsbelasting, dat van 15% naar 19% is gegaan, als de drempel in de eerste schijf, die van 390.000 naar 200.000 is gegaan. Met deze motie kan ik op dit moment niets. Wij zoeken naar dekking en die kan niet alleen gevonden worden in de vennootschapsbelasting, omdat we al aan twee knoppen hebben gedraaid, dus we kijken wat breder, waarbij we natuurlijk primair naar het domein van bedrijven kijken. Ik stel voor dat de motie wordt aangehouden en dat dat debat wordt voortgezet nadat wij daarover als kabinet ons ei gelegd hebben.

De voorzitter:

Er is maar één iemand die de motie kan aanhouden en dat is de heer Alkaya, maar hij houdt 'm niet aan. Dan denk ik zomaar …

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, dan wordt de motie ontraden.

De motie op stuk nr. 162 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 163 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 164 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 165 krijgt ook oordeel Kamer.

Voorzitter. Ik hoop dat ik binnen de door u opgelegde twee minuten ben gebleven.

De voorzitter:

Ja. En u bent buitengewoon royaal richting de Kamer. Ze zijn allemaal met stomheid geslagen en kijken vol dankbaarheid uit hun ogen. Maar dat is mijn eigen interpretatie.

Dank aan de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid bij de afgelopen drie debatten. Ik wens hem een prettige dag toe.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgen stemmen wij over deze moties. Ik schors een enkel ogenblik en dan gaan we praten over de mijnbouw.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven