Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 56, item 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 56, item 13 |
Aan de orde is het VSO RBZ/Ontwikkelingssamenwerking (21501-04, nr. 207).
De voorzitter:
We gaan verder met het VSO RBZ/Ontwikkelingssamenwerking. Ik geef het woord aan mevrouw Becker namens de VVD-fractie.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Met het oog op de tijd begin ik met het voorlezen van twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de periode 2014-2020 ruim 31 miljard euro uit het Europees Ontwikkelingsfonds wordt uitgegeven aan 79 ACS-landen;
constaterende dat de EU een nieuw verdrag met deze landen wil afsluiten over het ontwikkelingsgeld voor na 2020;
verzoekt de regering er in EU-verband op aan te dringen dat een nieuw post-Cotonouverdrag concrete afspraken bevat over het aanpakken van grondoorzaken van migratie, het terugdringen van irreguliere migratiestromen en het terugnemen van uitgeprocedeerde onderdanen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voor de periode 2014-2020 het gehele EU-ontwikkelingssamenwerkingsbudget circa 65,5 miljard euro bedraagt, waarvan de Nederlandse bijdrage, nog naast het eigen nationale OS-budget, jaarlijks circa 500 miljoen euro is;
overwegende dat niet goed inzichtelijk is hoe deze gelden binnen het Europees Ontwikkelingsfonds, het Ontwikkelingssamenwerkingsinstrument en Europees Nabuurschapsinstrument besteed worden en wat hiervan de effectiviteit is;
verzoekt de regering met een voorstel te komen om de transparantie, verantwoording en parlementaire controle van en op deze externe EU-financieringsinstrumenten te verbeteren en inzichtelijker te maken, en over deze instrumenten ten minste via een jaarlijkse aparte brief te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Het is erg onrustig in de zaal. O nee, het geluid komt van daarboven. Het komt van de publieke tribune. Ze zijn daar druk in gesprek. Heren, fijn dat u hier was. U was toch klaar, mevrouw Becker? Ja, dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuik namens het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. In het verslag van het schriftelijk overleg wordt gesproken over consequenties van het niet-naleven van het Cotonouverdrag. Aan welke consequenties denkt de minister dan? Ik neem aan dat dit dan ook voor de EU-lidstaten geldt. Consequenties voor het niet-naleven zouden nadrukkelijk van twee kanten moeten komen. Graag een toelichting van de minister hierop.
In het verslag geeft de minister aan dat landen die zich schuldig maken aan mensenrechtenschending, daarvan de consequenties moeten dragen. Artikel 96 van Cotonou moet gehandhaafd worden. Toch geeft dit mij een moeilijk gevoel, want het geeft maar weer aan in welke moeilijke situatie we zijn beland door de openbaringen van de misstanden bij onder andere Oxfam. Wie heeft de mensenrechten geschonden in Haïti? Wie heeft dat gedaan in Liberia? Ook hier moet er dus sprake zijn van wederkerigheid, en ditmaal onze kant op als betrouwbare partner. Wij, de landen die het verdrag ondertekenen, zijn ook verantwoordelijk voor iedereen die onze vlag draagt, en dat is het merendeel van onze OS-organisaties.
Ik ben ook blij met de inzet van de minister richting de hulporganisaties aangaande seksueel misbruik. De rotte appels moeten worden gestraft. De sector moet ook bij zichzelf te rade gaan. Fijn dat we hierover een hoorzitting of een ronde tafel krijgen. Maar we moeten ook niet vergeten dat het grote deel bestaat uit mensen die anderen willen helpen en barmhartig zijn en soms hun hele leven in het teken laten staan van de medemens.
Goed om te lezen dat de minister evenals het CDA het belang van het maatschappelijk middenveld op grote waarde schat. Ook de multistakeholderbenadering van de Europese Commissie heeft onze steun. Wel zou het CDA graag zien dat de Afrikaanse Unie actiever wordt betrokken en aangespoord om zichzelf goed te organiseren. De minister geeft aan dat dit de eigen verantwoordelijkheid is, maar de EU is ook gebaat bij een sterke Afrikaanse partner, waaraan wij mogelijk, zonder paternalistisch te zijn, ondersteuning kunnen bieden.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Diks, namens GroenLinks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Alle begrip voor het feit dat de agenda van de minister momenteel nog overvoller zit, voor zover dat mogelijk is, maar wel jammer dat we zo'n belangrijk onderwerp op deze manier in een VSO moeten afhandelen.
De Europese Unie gaat onderhandelingen in voor een opvolger van het Verdrag van Cotonou, waarin de relatie tussen de EU en haar voormalige koloniën in Afrika, Azië en het Caribisch gebied wordt geregeld. Ik wil de minister graag bedanken voor een aantal toezeggingen. Ten eerste de toezegging dat Nederland er onverminderd aan blijft vasthouden dat de EU de partnerlanden blijft aanspreken op de naleving van mensenrechten, zoals de rechten van vrouwen en kinderen, mensen met een beperking en lhbti'ers, en natuurlijk ook op milieu- en natuurrechten, ook als dat politiek kapitaal kost. Een effectieve strijd voor een betere wereld is immers nooit gratis en vrijblijvend.
Ten tweede wil ik haar danken voor de toezegging dat Nederland ervoor waakt dat in een nieuw verdrag centraal staat dat het een serieuze bijdrage moet leveren aan het behalen van de Sustainable Development Goals.
De GroenLinksfractie heeft nog één openstaand verzoek aan de minister, namelijk of zij bereid is om te bezien of in een nieuw verdrag ruimte gevonden kan worden om nieuwe initiatieven te ontplooien op het gebied van grondherstel in Afrika. Hoe meer we verwoestijning in Afrika tegengaan en vruchtbare landbouwgronden creëren, hoe meer toekomst- en handelingsperspectief er daar is, zodat we humanitaire tegenspoed kunnen voorkomen, voor nu en in de toekomst. Allicht kan een nieuw verdrag een vehikel zijn om hulpprojecten en het delen van landbouwtechnologie en innovaties te stimuleren. Ik hoor graag of de minister bereid is om daarnaar te kijken, ook in het kader van mijn reeds door het kabinet overgenomen motie op dit punt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Diks. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Karabulut, namens de SP.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Eén motie namens mijn partij, de SP.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat omwonenden van de plek waar in 2006 in Ivoorkust 540.000 liter giftig afval uit de Probo Koala werd geloosd nog steeds gezondheidsproblemen ondervinden en er geen duidelijkheid is over de langetermijneffecten van deze lozing omdat de precieze samenstelling van het afval nooit door Trafigura is vrijgegeven;
overwegende dat Nederland medeverantwoordelijk is voor de ramp in 2006 omdat het toestond dat Trafigura het afval via de haven van Amsterdam exporteerde ondanks dat bekend was dat het gevaarlijke stoffen betrof waarvoor een speciale behandeling nodig was;
constaterende dat het United Nations Environment Programme (UNEP) de regering van Ivoorkust met klem aanbeveelt een langetermijnonderzoek naar de gezondheidseffecten van het afval op de getroffen bevolking te starten en dit gedurende langere tijd te blijven monitoren en dat in 2009 de Speciale Rapporteur van de VN op het gebied van toxische stoffen en mensenrechten de Nederlandse regering heeft aanbevolen Ivoorkust bij zo'n onderzoek te ondersteunen;
verzoekt de regering er bij de autoriteiten van Ivoorkust op aan te dringen gehoor te geven aan de oproep van UNEP en het onderzoek financieel te steunen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel.
Tot slot, de heer Bouali namens D66.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. We hebben met de minister een uitgebreid schriftelijk overleg gevoerd over de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking. Ik wil de minister veel dankzeggen voor de uitgebreide antwoorden die we hebben gekregen. Ik ben ook heel erg tevreden met de antwoorden en de nadrukkelijke aandacht voor de MENA-regio. Ook daar dank voor.
Op twee punten heb ik nog aanvullende opmerkingen. Op de eerste plaats over vrouwenrechten en SRGR. Het Bulgaars voorzitterschap heeft een ambitieuze agenda op dit onderwerp. D66 deelt deze ambitie. Vrouwen wereldwijd moeten keuzes kunnen maken over hun eigen leven. Ik heb de minister daarom gevraagd hoe zij deze ambitieuze agenda van het Bulgaarse voorzitterschap denkt te gaan steunen. Het antwoord daarop vond ik wat dunnetjes. Ik zou dus graag horen dat de minister dat wat concreter kan toelichten.
Voorzitter. Ten tweede de ontwikkelingssamenwerking via de Europese Unie. Het gaat over heel grote bedragen. Het is goed om te lezen over de positie van het kabinet om een eventueel nieuw ontwikkelingsinstrument onderdeel te laten zijn van de Europese begroting. Dan kan het Europees Parlement daarop de controle vergroten. Maar het nationaal parlement heeft nog weinig zicht op de ontwikkelingssamenwerking van de EU en de gelden die daarbij rondgaan. De transparantie kan beter, net als de verantwoording daarover, en daarmee ook de parlementaire controle. Daarom heb ik daar samen met mijn collega Becker van de VVD een motie over ingediend. Ik wil graag aan de minister vragen om daarvoor met een voorstel te komen: hoe kunnen we de transparantie en de verantwoording op het EU-terrein vergroten?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was de termijn van de Kamer. Ik zie dat een korte schorsing van vijf minuten gewenst is.
De vergadering wordt van 16.49 uur tot 16.54 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.
Minister Kaag:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik dank de leden voor de gestelde vragen en de ingediende moties. Ik zal meteen ingaan op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen en dan zal ik doorgaan met de moties.
Ik begin met de vraag van mevrouw Diks van GroenLinks. Het herstel van landbouwgronden in Afrika is ontzettend belangrijk, zoals zij al eerder stelde in een motie. Daarbij valt te denken aan grondoorzaken, perspectieven, werkgelegenheid en natuurlijk ook kansen voor het Nederlands bedrijfsleven, het hele verhaal. Investeren in voedselzekerheid, landbouw en klimaat is onderdeel van onze inzet. Daaronder valt ook herstel van landbouwgronden, om te komen tot een goed onderhandelingsmandaat voor het EU-ACP-verdrag, dus we nemen de geest en de letter van de motie mee.
Ik ga door met de vraag van mevrouw Kuik van het CDA, als dat mag. Ik moet even zeker stellen dat ik de opmerking en de vraag goed heb begrepen. Cotonou stelt inderdaad heel helder dat wederkerigheid heel belangrijk is. Tussen de EU en de landen zelf moet dus niet alleen een politieke dialoog plaatsvinden, maar ook monitoring. Er moet ook een sterke meetbaarheid in komen. Aan het niet nakomen van afspraken moeten we ook conclusies verbinden. Mevrouw Kuik stelde terecht — zo heb ik de verbinding begrepen — dat er bij sommige medefinancieringsorganisaties en hulporganisaties die we financieren, schrikbarend gedrag plaatsvindt, vooral grensoverschrijdend seksueel gedrag, intimidatie, het hele scala; het is afgrijselijk. De brief is bijna klaar. Als ik geen twee hoeden had, had ik 'm al gestuurd. Die brief komt hopelijk vanmiddag of morgenochtend. We hebben een heel kritische opstelling. We hebben al een aantal criteria gesteld aan de organisaties. We gaan ook kijken welke andere verbeteringsstappen nog genomen moeten worden, maar er komt een heel strakke inzet. Als mevrouw Kuik zegt dat we kritisch naar onszelf moeten kijken, ben ik het daar dus helemaal mee eens. Ik wil ook afrekenbaarheid, het hele scala, daarin meenemen, maar ik wil niet vooruitlopen op de brief. Daar staat heel veel in. Ik heb mevrouw Kuik goed gehoord en ik ben het helemaal met haar eens. We hebben dat ook aan een eerdere vraag van mevrouw Van Weerdenburg te danken.
Dan ga ik naar de vraag van de heer Bouali over het Bulgaarse voorzitterschap. Het voorzitterschap trekt altijd heel nauw samen op met de Commissie. Wij steunen alle initiatieven — daar zijn we heel consequent in — die zijn gericht op het versterken van gendergelijkheid. Dat is wat mij betreft veel meer dan SRGR. Het is een heel belangrijk element, maar gendergelijkheid gaat natuurlijk ook om economische zelfstandigheid, onderwijs, kansen op banen, het hele scala. Ik wil daar een coherent beleid op zetten. Hopelijk zult u dat ook terugzien in de aankomende nota. Dank dus voor dat rappel. Het is ook belangrijk dat we het nationaal verbinden met wat we in de EU en elders doen.
Met uw permissie, mevrouw de voorzitter, ga ik door naar de moties.
De voorzitter:
Ja, gaat uw gang. Dat is prima.
Minister Kaag:
De motie-Becker op stuk nr. 208 zie ik als ondersteuning van het beleid en laat ik graag over aan het oordeel van de Kamer. We zien de relatie met de ACP-landen breed, van politiek en veiligheid tot handelssamenwerking. Migratiesamenwerking is inderdaad een belangrijke component daarin, inclusief de aanpak van grondoorzaken van migratie en natuurlijk de terugname van uitgeprocedeerde onderdanen. We zijn wel voorstander van een geïntegreerde benadering waarbinnen afspraken gemaakt moeten worden tussen EU en Afrikaanse landen over irreguliere migratie, mensensmokkel en mensenhandel, en legale vormen van migratie en het terugnemen van onderdanen zonder verblijfsrecht in de EU. Wij zetten wel expliciet in op betere implementatie en nalevingsmechanismen, monitoring en discussie. Eventueel verbinden we daar consequenties aan. Dat is ook gebleken bij de evaluatie van het Cotonouakkoord. De ideeën waren mooi, maar de naleving was aanzienlijk zwakker en dat doet natuurlijk af aan de geloofwaardigheid.
De motie-Becker/Bouali op stuk nr. 209 is ingediend door de VVD en D66. Ik heb veel begrip voor uw wens tot meer inzicht in de bestedingen via de EU en de behaalde resultaten. Als ik uw verzoek zo mag lezen dat u een extra hoofdstuk bedoelt, waarin we binnen de bestaande begrotingsdocumenten meer informatie geven, kan ik deze motie geheel omarmen. Ik laat het graag aan het oordeel van de Kamer.
Er zijn twee complementaire opties. In de HGIS-nota — HGIS staat voor Homogene Groep Internationale Samenwerking — staan alle buitenlanduitgaven van het kabinet. In het jaarverslag zullen we onder beleidsthema 3, de Europese samenwerking, veel meer informatie geven. Dat zullen we ook doen bij beleidsartikel 3, Europese samenwerking van de BZ-begroting, want alle afdrachten aan de EU staan op die begroting. Aan de jaarlijkse rapportage wil ik ook graag een hoofdstuk toevoegen over de resultaten die zijn bereikt door Europese ontwikkelingssamenwerking. Ik kan ook een aparte jaarlijkse brief over dit thema toezeggen. Dan zullen we ook nog verwijzen naar de verslagen van de Europese Commissie over hoe de externe financieringsinstrumenten worden ingezet, naar de rapporten van de Europese Rekenkamer en naar de jaarlijkse resultatenrapportage. Ik besef dat we, als we dit beschrijven, eigenlijk alweer uitleggen hoe complex het is, maar ik weet niet of we het door samenvoeging makkelijker maken. Ik wil eerst inzetten op het nog transparanter maken en het consolideren van wat er nu is en wat misschien te separaat is.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik hoor de minister zeggen dat zij op een aantal plekken, zowel in de HGIS-nota als in een aparte brief, kans ziet tot meer transparantie van deze instrumenten. Dat is inderdaad waar het mijzelf en de heer Bouali om gaat, want het is nu erg moeilijk voor ons om te zien waar het geld naartoe gaat. Volgens mij is het goed dat de minister de motie zo leest. Mag ik haar vragen om voor de volgende geannoteerde agenda nog even voor de Kamer inzichtelijk te maken hoe zij de motie gaat uitvoeren? Dan kunnen we het nog rustig teruglezen.
De voorzitter:
Als de motie wordt aangenomen.
Mevrouw Becker (VVD):
Uiteraard.
Minister Kaag:
Dank, mevrouw Becker. Dat doe ik heel graag. Ik denk dat het heel goed is voor beide partijen als we goed begrijpen waar we het over hebben en hoe we het gaan doen.
Dan de motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 210. Mevrouw Karabulut, ik moet u eerlijk gezegd vragen om de motie aan te houden, want we moeten eerst even kijken wat er is gebeurd en of Nederland het überhaupt al heeft gefinancierd. U heeft het over een rapport van de speciale rapporteur van de VN en een verzoek van UNEP, maar we hebben geen inzicht in de huidige situatie en in de financiering. Het is een heel specifiek verzoek. Ik wil eerst graag laten kijken naar de inhoud. Dan kom ik er later op terug, maar ik verzoek u om de motie aan te houden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat wil ik wel doen. Als de minister ook iets van een termijn kan aangeven waarbinnen we een reactie kunnen krijgen, dan zou dat fijn zijn.
Minister Kaag:
We hebben nu reces. Dat kan over twee weken, een week na het reces. Het gaat eerlijk gezegd alleen maar even om wat voorwerk doen en inzicht krijgen.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Karabulut stel ik voor haar motie (21501-04, nr. 210) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
U was klaar, hè?
Minister Kaag:
Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Volgens mij zijn bij het volgende VSO dezelfde woordvoerders aanwezig. Kan dat? Ik mis alleen de heer Voordewind. Ik schors even totdat de andere woordvoerders er ook zijn.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-56-13-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.