Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 56, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 56, item 4 |
Aan de orde is het VAO Winkeltijden (AO d.d. 01/02).
De voorzitter:
Dan gaan we over naar het VAO Winkeltijden. Ik heet de staatssecretaris van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan de heer Paternotte van D66.
De heer Paternotte (D66):
Goedemorgen, mevrouw de voorzitter. Fijn om hier na een onderbreking van een uur of tien weer te staan.
Voorzitter. De meeste Nederlanders winkelen weleens op zondag. Het is dus logisch dat veel ondernemers op die dag hun zaak openen. Dat moet wel vrijwillig gebeuren, wat D66 betreft. Het is aan de ondernemer zelf om wel of niet mee te doen met de koopzondag, en niet aan een vve of aan een gemeenteraad. Wij vinden het niet meer van deze tijd dat ondernemers door een gemeenteraad gedwongen worden om gesloten te blijven. Wij willen keuzevrijheid voor ondernemers: open voor wie dat wil; gesloten voor wie dat wil.
Voorzitter. Dat kunnen mensen zelf regelen, namelijk door op 21 maart tijdens de gemeenteraadsverkiezingen op bijvoorbeeld D66 te stemmen, want dan krijgen we het voor elkaar dat voor alle ondernemers dezelfde regels gelden met betrekking tot de openstelling op zondag. Daarmee voorkomen we ook het concurrentienadeel dat je nu ziet tussen gemeenten waar die partij D66 meebestuurt en gemeenten waar dat niet zo is.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Moorlag een vraag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik ben verbaasd. Dus als iedereen op 21 maart D66 gaat stemmen, gaat hier in deze Kamer het hele overeenkomstenrecht over de kop? Als je een contract tekent met een vve of een ontwikkelaar, is een en ander toch bepaald in het overeenkomstenrecht? Dat wordt toch niet bepaald door stemgedrag op 21 maart? Het wordt toch bepaald door het overeenkomstenrecht?
De heer Paternotte (D66):
Volgens mij juist zeker. De staatssecretaris heeft namelijk gezegd dat wij een einde willen maken aan de situatie dat een vve voor een ondernemer kan bepalen of hij wel of niet opengaat. Dat gaat twee kanten op. Dat betekent dat een vve niet kan bepalen dat je open moet, maar dat een vve ook niet kan bepalen dat je gesloten moet zijn.
De heer Moorlag (PvdA):
Ook niet als je je als ondernemer daar zelf contractueel aan verbonden hebt?
De heer Paternotte (D66):
Wel als je er als ondernemer zelf mee hebt ingestemd en hebt gezegd dat je er dus voor kiest om op zondag dicht of open te zijn. Afspraak is afspraak. Maar die keuzevrijheid moet bij de ondernemer liggen. Daarom houd ik dit verhaal. Daar gaan de gemeenteraadsverkiezingen over, maar ondertussen hebben we een landelijke verantwoordelijkheid om te kijken naar het effect ervan, het concurrentienadeel. Ik noemde net het concurrentienadeel tussen gemeenten, maar je hebt ook onduidelijkheid en concurrentienadeel binnen gemeenten. In Harderwijk mogen retailers in het winkelhart bijvoorbeeld niet opengaan, maar aan het toeristische waterfront mogen een aantal toeristische winkeltjes wel open. In de straat erachter mag dat dus niet. In Goes gelden voor de bakker andere regels dan voor de kapper. Die gekheid is heel nadelig voor ondernemers. Wil de staatssecretaris, als zij het retailbeleid weer gaat evalueren, ook deze concurrentienadelen beschouwen en daarover een oordeel geven?
Mijn tweede punt betreft de strafmaat voor winkelopenstelling buiten openingstijden. Die is bepaald in de kaderwet op de economische delicten. Daardoor kan een ondernemer die bijvoorbeeld op zondag of iets te laat 's avonds open is, een boete van ruim €20.000 of zes maanden hechtenis tegemoetzien. Dit dateert natuurlijk uit een tijd dat in heel Nederland alle winkels op hetzelfde moment dicht waren, maar is dat nu niet een absurde en disproportionele strafmaat? De staatssecretaris heeft daar nog geen uitspraak over gedaan in het AO, dus ik zou daar graag een duidelijke uitspraak over willen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Bisschop van de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik beperk mij tot het indienen van een drietal moties. Ik denk dat de argumenten en overwegingen voldoende uitgewisseld zijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in diverse plaatsen winkeliers onder dreiging van een dwangsom verplicht worden om hun winkel op zondag open te stellen;
constaterende dat de regering voornemens is om met een wetsvoorstel te komen om de vrijheid van ondernemers om op zondag gesloten te zijn te waarborgen;
verzoekt de regering in het wetsvoorstel om gedwongen winkelopenstelling tegen te gaan, het recht om op zondag gesloten te zijn toe te kennen aan alle winkeliers, ongeacht hun contract of motief en ongeacht het feit of het om een nieuw contract gaat of om een verlenging,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Paternotte heeft een vraag.
De heer Paternotte (D66):
Ik wil het nog een keer proberen. Ik snap heel goed dat de heer Bisschop zich afvraagt waarom een ondernemer door middel van een dwangsom onder druk wordt gezet om op zondag open te gaan. Maar waarom vindt hij het dan wel logisch dat een ondernemer met een dwangsom onder druk wordt gezet om op zondag dicht te blijven?
De heer Bisschop (SGP):
Ik denk dat het helder is. Wij hechten zeer aan een collectief moment van rust in een week. Een economie die zeven dagen per week, 24 uur per dag moet draaien, is maatschappelijk gezien buitengewoon ongewenst. Ieder mens heeft een adempauze nodig, zoals een vakantieperiode of een moment van ontspanning. Zo heb je ook als samenleving, collectief dat soort momenten nodig. Wij zeggen: mensen, wees er zuinig op, we hebben vanuit onze geschiedenis en traditie het vaste patroon van een dag per week dat er even niets hoeft, koester dat. Wij wensen dan ook de openstelling van winkels op zondag en allerlei andere activiteiten op die dag af te remmen. Daarnaast speelt voor ons natuurlijk ook de overtuiging dat die dag een bijzondere dag is, maar dat heeft met onze godsdienstige overtuiging te maken. Die steken we niet onder stoelen of banken maar dit is van een veel breder belang dan onze persoonlijke godsdienstige overtuiging.
De heer Paternotte (D66):
Ik begrijp dat en voor mij geldt ook dat de zondag een bijzondere dag is en dat ik dan de meeste tijd met mijn gezin kan doorbrengen, wat hartstikke mooi is. Maar ik was vorige week zondag toevallig in Harderwijk in het winkelhart dat totaal uitgestorven was en waar eigenlijk niemand was om te genieten van het feit dat die winkels dicht waren. Mijn vraag is dan ook: kan die rust niet genomen worden op een plek die mensen zelf kiezen waardoor andere mensen die daarvoor kiezen, gewoon naar een winkel kunnen gaan?
De heer Bisschop (SGP):
Dat is er een prachtig voorbeeld van dat we op zo'n moment bij alle bedrijvigheid, ondernemingszin enzovoorts zeggen: laten we even ademhalen. Die vreugde van het aanschaffen en van het kopen en verkopen hebben de mensen zaterdag al gehad of gaan ze maandag beleven. Dat is prima en daarmee vergroot je per saldo en macro gezien niet de omzet en de verkoop maar verspreid je die alleen. Vandaar dat de waarde van zondagsluiting van winkels voor ons een groot goed is.
Dan heb ik nog twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het evaluatierapport laat zien dat twee derde deel van de werknemers die op zondag werken dat liever niet zouden willen en dat dit bij werknemers die niet op zondag werken zelfs 90% is;
overwegende dat door de toenemende winkelopenstelling op zondag de belangen van het winkelpersoneel nog verder geschaad worden;
verzoekt de regering te komen met maatregelen om te waarborgen dat geen enkele werknemer tegen zijn uitdrukkelijke wens in op zondag hoeft te werken, hen afdoende te informeren over hun wettelijke rechten en op de naleving van de wet toezicht te doen houden door de inspectie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in diverse plaatsen winkeliers onder dreiging van een dwangsom verplicht worden om hun winkel op zondag open te stellen;
constaterende dat winkeliers die zich graag in een winkelcentrum zouden willen vestigen hierdoor belemmerd worden in hun ondernemings- en vestigingsvrijheid, terwijl hun onderhandelingspositie ten opzichte van verhuurders zwak is;
verzoekt de regering in het wetsvoorstel om gedwongen winkelopenstelling tegen te gaan te waarborgen dat in elk contract een vrijstellingsbepaling opgenomen wordt voor winkeliers die niet op zondagen open willen gaan en tevens te waarborgen dat zij de mogelijkheid hebben op voor hen onrendabele tijden gesloten te zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
Ik dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Bisschop. Het woord is aan de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. Het is goed dat eindelijk wordt aangepakt dat grote vastgoedeigenaren eenzijdig regels kunnen opleggen aan kleine winkeliers. In het AO heb ik aandacht gevraagd voor de relatief zwakke onderhandelingspositie in de praktijk van kleine winkeliers tegenover grote vastgoedmultinationals. Om ongewenste situaties in de toekomst te voorkomen, daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering momenteel bestudeert hoe de vrijheid van winkeliers om op zondag gesloten te blijven het beste te borgen en dat zij voornemens is om eind dit jaar een wetsvoorstel hierover aan de Raad van State te sturen;
overwegende dat de machtspositie van kleine winkeliers bij onderhandelingen over contractvoorwaarden vaak zwakker is dan die van vastgoedeigenaren en dat weigering om akkoord te gaan kan betekenen dat zij hun pand moeten verlaten;
verzoekt de regering om bij het nieuwe wetsvoorstel te betrekken dat winkeliers bij contractverlenging niet door vastgoedeigenaren gedwongen kunnen worden om akkoord te gaan met verplichte openstelling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Alkaya (SP):
Tot slot een opmerking richting partijen die van de gemeenteraadsverkiezingen een referendum over winkeltijden willen maken. Ze kunnen er ook voor kiezen om referenda niet af te schaffen. Daar stemmen we later vandaag over.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Voorzitter. Het geeft mij even de gelegenheid om mijn steun uit te spreken voor de benadering die de staatssecretaris kiest om toch met een wetsvoorstel te komen om het wat beter te reguleren, daar waar winkeliers contractueel op een wat dubieuze manier gedwongen worden om open te zijn.
Verder heb ik eigenlijk helemaal geen behoefte aan weer een landelijke discussie over dit onderwerp. Ik kan me nog heel goed herinneren dat ik als kind werd opgevoed met hoe cruciaal de schoolstrijd was in onze politieke geschiedenis. De winkeltijdenstrijd verdient naar mijn smaak niet diezelfde status. We hebben het nu goed geregeld, in de zin dat het gedecentraliseerd is. Ik wil ook dat dat zo blijft. Laten we bepaalde excessen, en dit is er eentje van, reguleren, maar laten we het daar toch even bij houden. Op zich heb ik wel sympathie voor het punt van de strafmaat. Die lijkt ook nog een beetje uit een wat verder verleden, dus dat daarnaar gekeken wordt vind ik goed. Maar ik wil niet voortdurend landelijke discussies over dit onderwerp. Ik vind dat het vooral decentraal moet blijven liggen. Dat was het.
De heer Graus (PVV):
Mevrouw de voorzitter. Ik ben nu elf jaar woordvoerder op dit dossier en ik heb eigenlijk altijd dezelfde lijn gehad, dat gewoon de ondernemers beslissen of ze al dan niet opengaan. Daar ben ik nooit van afgeweken. Een keer moest ik het wel doen omdat we als gedoogpartner de steun nodig hadden van de SGP in de Eerste Kamer. Toen hebben we een tijdje mijn plannen als woordvoerder, dus namens de fractie, moeten bevriezen. Maar in principe is onze lijn altijd geweest dat de ondernemer beslist en niet de gemeente, want in het begin zat D66 en ook de VVD heel erg op de lijn dat de gemeenten beslissen, wij zeiden: nee, de ondernemer beslist. Dus wij zijn er echt nooit van afgeweken. Wij zijn net zo consistent en consequent als de SGP geweest, zij het soms om andere redenen.
Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering de keuze voor openstelling op zon- en feestdagen, binnen geldende tijden, over te laten aan individuele ondernemers, zonder enige dwang en/of boeteclausules vanuit gemeenten, franchisegevers en eigenaren of verhuurders van winkelcentra,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Graus (PVV):
Mevrouw de voorzitter. De motie raakt heel erg wat mijnheer Bisschop ook mede namens mij heeft ingediend, in twee moties die ik ondertekend heb. Wij hebben toch ook die franchisegevers expliciet genoemd. Franchisenemers, met franchisecontracten, zitten sowieso al in de knel, dat heb ik ooit hier een keer op de agenda gezet een paar jaar geleden. Vandaar dat ik dat ook expliciet benoemd wilde hebben. Mogelijk zijn de moties van mijn collega Bisschop voldoende. Het is ook wel mooi als de voorzitter dadelijk moet oplezen: de motie-Bisschop/Graus. Dat klinkt altijd wel leuk.
De voorzitter:
Dank voor uw toelichting. De heer Paternotte heeft naar aanleiding hiervan een vraag.
De heer Paternotte (D66):
De heer Graus heeft natuurlijk helemaal gelijk dat hij binnen de PVV al elf jaar de aanvoerder op dit onderwerp is en, met uitzondering inderdaad van die twee jaar in het gedoogkabinet, een rechte lijn heeft getrokken. Nu doet de PVV deze keer in 60 gemeenten mee aan de gemeenteraadsverkiezingen. U gaat dan ook zetels halen. Weet u of al die PVV'ers in al die gemeenteraden dezelfde lijn hebben als u en inderdaad zeggen "laat het aan de ondernemers"?
De heer Graus (PVV):
Ik geloof niet dat u helemaal gelijk heeft met dat aantal, maar dat doet er nu even niet toe. Kunt u uw vraag misschien verhelderen, meneer Paternotte?
De heer Paternotte (D66):
De PVV doet in meer gemeenten mee aan de gemeenteraadsverkiezingen dan de vorige keer. Het gaat dan om enkele tientallen gemeenten, begrijp ik net van mijn collega Van der Lee. Weet u of alle PVV'ers in die gemeenteraden dezelfde lijn hebben als u en in de gemeenten dus ervoor gaan kiezen om het op zondag vrij te geven en het aan de ondernemers te laten?
De heer Graus (PVV):
Nee. Daar ga ik me ook niet over uitlaten. Waarom niet? Ik bemoei me nooit met mijn collega's in de Eerste Kamer en ook niet met die in de Provinciale Staten, waar we natuurlijk al heel lang meedoen. Hetzelfde geldt voor de gemeenteraden. We doen nu in twee gemeenten mee en ik geloof dat er 28 bij komen. Daar bemoei ik me totaal niet mee, want dat zijn dadelijk, als ze gekozen zijn, autonome volksvertegenwoordigers. Die mensen mogen wat mij betreft volledig hun eigen programma bepalen, dus ik ga me daar niet mee bemoeien. Ik vind het ook niet prettig als zij zich met mijn lijn zouden bemoeien, moet ik eerlijk zeggen. Wat u niet wilt wat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Ik heb u dat zinnetje vanmorgen nog geappt, trouwens.
De heer Paternotte (D66):
Dat klopt; dat was in een andere context. Ik stel deze vraag omdat mensen straks moeten gaan kiezen. Ze willen dan natuurlijk graag weten wat ze krijgen als ze op de PVV stemmen. Krijgen ze dan de lijn van de heer Graus, die hartstikke mooi is, of krijgen ze misschien wel een andere lijn? Vindt u dat de afdelingen dat in ieder geval voor de verkiezingen duidelijk moeten maken aan de kiezers?
De heer Graus (PVV):
Nou, de lijn-Graus bestaat nog niet. Ik ben wel van plan om ooit een keer een geurlijn te beginnen: de lijn-Graus met geurtjes, maar die bestaat nog niet. Alles wat ik uitdraag, is de fractielijn van de PVV. Een democratische meerderheid beslist binnen de PVV. Ik heb natuurlijk weleens gesprekken met mensen die dadelijk in de gemeenteraad gaan meedoen en u mag ervan uitgaan dat ik tot nu toe nog niemand ben tegengekomen die mijn lijn namens de PVV, de PVV-lijn, niet gaat volgen. Zodra de lijn-Graus eraan komt, zal ik u die het eerste laten proberen. Dat wordt een geur vol feromonen en aantrekkingskracht op vrouwen, waarvan u stil zult worden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Veel dank voor deze laatste toevoeging.
Dan is nu het woord aan de heer Amhaouch van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. Het CDA hecht veel waarde aan subsidiariteit, dat gemeenten, de lokale democratie, zelf kunnen bepalen hoe ze in hun leefomgeving en hun maatschappelijke omgeving omgaan met ondernemen en vrije tijd. Volgens mij heeft de evaluatie duidelijk aangetoond dat er geen behoefte is aan verandering van de wet die in 2013 is ingediend door — u gelooft het niet — D66 en GroenLinks. Zoals de heer Van der Lee aangeeft, functioneert de wet goed. Daarom hebben wij ook geen extra motie of andere wensen.
We steunen wel de motie van de heer Alkaya en de heer Bruins. Wij wensen niet dat er wurgcontracten komen voor kleine bedrijven om bij contractverlenging per se op zondag open te moeten. Ook zijn we zeer blij dat de staatssecretaris in dezelfde lijn heeft aangekondigd dat bedrijven of winkeliers niet eenzijdig — dat woord is belangrijk; we willen geen wurgcontracten — gedwongen worden om op zondag open te gaan. Dat is aan de ondernemer.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu naar de heer Moorlag van de PvdA.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben het eigenlijk wel een beetje eens met de gematigde lijn van de heer Van der Lee. Aan de andere kant begrijp ik de verhoogde staat van opwinding van de heer Paternotte ook wel. Als je een kroonjuweel verliest, ben je natuurlijk naarstig op zoek naar een nieuw kroonjuweel. Blijkbaar is dat de Winkeltijdenwet geworden. Als het ene verwordt tot aftandse bijouterie, dan moet je toch even in de winkel gaan shoppen voor een nieuw kroonjuweel.
Ondanks dat we het goed geregeld hebben, zijn er wel een paar onvolkomenheden te bespeuren in het huidige systeem. Daarom dien ik twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat contractueel aangegane verplichtingen tot winkelopenstelling tussen ondernemers en verhuurders en exploitanten van winkelvastgoed door verloop van tijd of wijziging van omstandigheden onevenredig bezwarend kunnen worden voor ondernemers;
verzoekt de regering een wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen waarin de rechter de bevoegdheid wordt gegeven de contractuele verplichting teniet te doen of te matigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Toen ik mij in deze materie verdiepte, was ik zeer verbaasd dat bij wet is bepaald dat de winkels op Goede Vrijdag om zeven uur 's avonds dicht moeten. Ik zag ook wat verrassing bij de staatssecretaris. Welk redelijk doel is daarmee gediend? Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het wettelijk beperken van de winkelopeningstijden op Goede Vrijdag tot 19.00 uur geen redelijke grond heeft;
verzoekt de regering een voorstel tot wijziging van de Winkeltijdenwet aan de Kamer voor te leggen waarin deze beperking wordt weggenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Moorlag. Tot slot de heer Wörsdörfer van de VVD.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De wet is de wet en de winkeltijden worden lokaal geregeld. Aangezien D66 hier een stemadvies afgaf, doe ik dat ook maar even. Ook de VVD ziet graag dat ondernemers er zelf over gaan. Bij de gemeenteraadsverkiezingen valt er dus wat te kiezen.
Voorzitter. Vanzelfsprekend heeft de VVD oog voor de belangen van de kleine winkeliers. Afspraak is afspraak. Eenzijdig dwingen open of dicht te zijn, dat kan natuurlijk niet. Wij zijn benieuwd naar het wetsvoorstel van de staatssecretaris dat ervoor moet zorgen dat ondernemers echt in vrijheid kunnen ondernemen. De winkelier mag niet eenzijdig door een verhuurder of een vereniging van exploitanten gedwongen worden open te gaan als hij niet wil. Maar wij vragen daar wel iets bij, namelijk om in dit wetsvoorstel ook te regelen dat de winkelier niet gedwongen wordt te sluiten als hij dat niet wil en als de gemeenteraad heeft toegestaan dat hij open is. Kan de staatssecretaris toezeggen dat dat wordt meegenomen?
De VVD heeft over dit wetsvoorstel nog wel de vraag of de staatssecretaris niet van mening is dat het eenzijdig opleggen van het open of dicht zijn niet nu al kan worden aangepakt. Wijzen die uitspraken van de rechters er niet op dat dat eigenlijk al geregeld is?
Voorzitter. In de evaluatie van de Winkeltijdenwet is onder meer gekeken naar het nadeel dat ondernemers ervaren als zij in een gemeente zitten waar ze op zondag niet open mogen zijn, terwijl dat in een buurgemeente wel mag. De VVD maakt zich zorgen over dit concurrentienadeel. Wij vragen de staatssecretaris of zij in de nabije toekomst die evaluatie wil herhalen, bijvoorbeeld door dit toe te voegen aan het vervolg op de Retailagenda. Kan de staatssecretaris ook dit toezeggen?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn een paar vragen aan mij gesteld. De eerste vraag op mijn stapeltje — volgens mij was dat niet helemaal de eerste vraag — is een vraag van de heer Paternotte. Hij heeft mij gevraagd om twee toezeggingen te doen, ten eerste om oneerlijke concurrentie binnen gemeenten ten aanzien van openingstijden mee te nemen. Een toeristisch gebied mag wel open, maar een winkelcentrum in een woonwijk niet. Het kan voor ons in de landelijke politiek soms ongemakkelijk voelen wat een gemeente besluit. Dat hoort echter bij een systeem waarin gemeenten bepalen en gemeenten hun beleid afstemmen op lokale behoeften. In de evaluatie van de wet zijn de gemeentelijke verordeningen onderzocht en er zijn niet veel gemeenten met een verordening die beperkingen bevat qua branche of gebied. Deze mogelijkheid verhinderen betekent dat de gemeente alleen nog de keuze kan maken of er ruimere openingstijden komen en zo ja, op welke tijden en dagen dat dan is. In een gemeente is soms juist behoefte aan sluiting van een buurtwinkelcentrum, maar niet van het toeristisch gebied. Ik ben voorstander van het bestaande systeem waarin gemeenten deze afweging maken. Dit systeem werkt ook goed. De mogelijkheden van gemeenten beperken tast dit systeem aan. In het systeem dat gemeenten gebruiken om die afweging te maken, wordt ook goed gekeken wat het economisch effect is, wat winkeliers ervan vinden en wat burgers ervan vinden. Ik zie dus geen aanleiding om dit onderdeel over te nemen.
Dat is wat anders dan de vraag die de heer Wörsdörfer van de VVD stelde. Hij vroeg of ik wil kijken of er concurrentienadeel ondervonden wordt als in de ene gemeente winkels wel open mogen op bepaalde tijden en in een andere gemeente niet. Dat is ook onderdeel geweest van de evaluatie van de Winkeltijdenwet. Ik vind het een goed idee van de heer Wörsdörfer om dit onderwerp nog eens tegen het licht te houden als we de Retailagenda gaan evalueren.
De heer Paternotte stelde ook nog een vraag over strafbaarstelling van overtredingen van de Winkeltijdenwet. Hij wil dat ik kijk naar proportionaliteit en billijkheid van die strafbaarstelling via de Wet op de economische delicten. Ik zie geen reden om het wettelijk systeem aan te passen, maar ik denk wel dat het een goed idee is om eens met het Openbaar Ministerie in gesprek te gaan om te kijken hoe er wordt omgegaan met de strafmaxima in die wet. Ik wil dat dan ook gaan doen.
De VVD vroeg mij verder nog om in het wetsvoorstel te regelen dat winkeliers niet gedwongen kunnen worden om hun winkels te sluiten via private overeenkomsten. Het uitgangspunt van de regeling die ik ga maken, zal zijn dat een winkelier niet open hoeft te zijn als hij of zij daar niet mee heeft ingestemd. Het draait daarbij om de keuzevrijheid van de winkelier, uiteraard binnen de grenzen van de Winkeltijdenwet zoals die is. In het verlengde hiervan wordt voorgesteld om deze keuzevrijheid ook door te trekken naar het geval waarin een winkelier in private overeenkomsten verplicht wordt om de winkel dicht te houden. Zoals gezegd, de grenzen van de Winkeltijdenwet staan hierbij vast, maar hoewel mij niet bekend is dat winkeliers ook afspraken gemaakt hebben om niet open te gaan terwijl ze dat van de gemeente wel mogen, vind ik het een goed idee om dit mee te nemen in dit wetsvoorstel. Want uiteindelijk gaat het binnen de grenzen van de Winkeltijdenwet om de keuzevrijheid, dus de eigen afweging van de winkelier, om al dan niet open te gaan.
Dat waren volgens mij de vragen die aan mij gesteld zijn. Ik kom nu bij de beoordeling van de moties.
De SGP heeft twee moties ingediend waarvan het doel is dat winkeliers in alle gevallen de mogelijkheid krijgen om niet op zondag open te gaan, ongeacht contract of motivatie daarvan. Het betreft de motie op stuk nr. 5 en de motie op stuk nr. 7. Ik ontraad deze moties. Met een wetsvoorstel wil ik de keuzevrijheid terugleggen bij de winkelier. De winkelier hoeft niet open of gesloten te zijn op tijden waar hij niet mee heeft ingestemd. Wanneer je als winkelier wel instemt met bepaalde voorwaarden, ben je aan die voorwaarden gehouden. Afspraak is afspraak heb ik dat genoemd. Voor nieuwe contracten betekent dit dat als je wilt huren en de voorwaarden waaronder je de winkelruimte wilt huren niet bij jou passen, je kunt besluiten om het huurcontract niet te tekenen en elders je winkel te openen. Ik vind een vanuit de overheid opgelegde algemene plicht voor verhuurders om huurders die niet op zondag open willen te accepteren, te ver gaan.
Dan de motie op stuk nr. 6 van de heer Bisschop, meeondertekend door de heer Alkaya, waarin hij de regering verzoekt om te garanderen dat niemand op zondag hoeft te werken die dat niet wil. Ik ontraad deze motie. Wij hebben een Arbeidstijdenwet, die het een en ander regelt rondom werken op zondag. Dit is geen generieke regel. In de Arbeidstijdenwet is geregeld dat je niet hoeft te werken op zondag als je dat niet wilt. Daar zijn een uitzonderingen voor gesteld. Ik zie geen reden om aanvullende maatregelen te nemen voor de bescherming van winkelpersoneel tegen werken op zondag. Wel ga ik, zoals ik heb aangegeven tijdens het algemeen overleg, kijken of er mogelijkheden zijn om de informatievoorziening te verbeteren rondom de rechten die je als werknemer hebt om al dan niet op zondag te werken.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 8, ingediend door de heren Alkaya, Bruins en Amhaouch. Deze motie verzoekt de regering om bij het nieuwe wetsvoorstel te betrekken dat winkeliers bij contractverlenging niet door vastgoedeigenaren gedwongen kunnen worden om akkoord te gaan met verplichte openstelling. Ik laat deze motie oordeel Kamer. Het idee achter de motie is sympathiek. Het huurrecht bepaalt al het een en ander bij contractverlenging, maar het is wel belangrijk om dit ook te betrekken bij het wetsvoorstel dat ik ga maken.
Dan de motie op stuk nr. 9 van de heer Graus, waarin hij de regering verzoekt om in het wetsvoorstel te regelen dat winkeliers niet gedwongen kunnen worden hun winkel te sluiten door gemeenten, door een private overeenkomst of door een franchisegever. Ik ontraad deze motie. Wat mij betreft, staat deze motie haaks op de wet. In de wet is geregeld wanneer een winkel al dan niet open mag met ontheffingsmogelijkheden voor de gemeente. Wat in de motie staat is dus niet aan de regering, maar aan de gemeente.
Dan de motie van de heer Moorlag …
De heer Graus (PVV):
Dit was exact wat minister Kamp van Economische Zaken destijds tegen mij zei, toen ik zei: maar dan zitten franchisenemers in de knel. Toen zei minister Kamp van Economische Zaken tegen mij: daar ga ik mij niet mee bemoeien en daar gaan wij niet over. Maar op een gegeven moment kwam minister Kamp wel met een franchisecode, een verplichte code. Dadelijk wordt het wetgeving. Daar was ik toen ook de aanjager van, want de minister wilde dat per se niet. Ik noem de franchisegevers, want ik vind: als mensen dat niet willen, moeten zij niet daartoe gedwongen worden, einde oefening. We leven hier niet in Noord-Korea.
Staatssecretaris Keijzer:
Nee, wat dat laatste betreft: gelukkig niet. Ik heb net gezegd dat wat de heer Graus in deze motie vraagt haaks staat op de Winkeltijdenwet, maar het is in strijd met de Winkeltijdenwet. In de Winkeltijdenwet is opgenomen wanneer een winkel open mag en wanneer niet, met een mogelijkheid voor de gemeente om daar ontheffing van te verlenen. Wat de heer Graus via deze motie vraagt, zal straks via de verschillende gemeenteraden wellicht kunnen leiden tot nieuw beleid, maar niet via deze Kamer. Deze afweging ligt nu eenmaal niet hier, maar op gemeentelijk niveau. De heer Van der Lee heeft dat wat mij betreft goed onder woorden gebracht.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 10 van de heer Moorlag. Deze motie verzoekt de regering een wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen waarin de rechter de bevoegdheid wordt gegeven de contractuele verplichtingen teniet te doen of te matigen. Ik ontraad deze motie. Ik hoop dat de verhuurder en huurder in dit soort gevallen in onderling overleg uit dit soort conflicten kunnen komen. Als dat niet lukt, kan de winkelier nu al op grond van het Burgerlijk Wetboek naar de rechter met een verzoek tot wijziging of ontbinding van het contract vanwege onvoorziene omstandigheden. De rechter kijkt hierbij onder meer naar de omstandigheden bij het aangaan van de overeenkomst, de veronderstellingen die partijen hadden en de redelijkheid en de billijkheid. Overigens volgt ook uit jurisprudentie dat de rechter hier terughoudend mee omgaat, gelet op het uitgangspunt van contractvrijheid. Dus omdat er al een voorziening is in het Burgerlijk Wetboek is deze motie overbodig en ontraad ik haar.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik ken die algemene bepaling uit het Burgerlijk Wetboek: als iets in strijd is met de redelijkheid en de billijkheid. Maar het is iets anders als iets onevenredig bezwarend is. Ik heb de vergelijking gemaakt met het arbeidsrecht en het concurrentiebeding. Er is een expliciete wettelijke bepaling dat de rechter een matigingsbevoegdheid toekomt. De staatssecretaris is zich nog aan het beraden op een wijziging van de wet. Zou de staatssecretaris mij willen toezeggen dat zij die figuur die wij in het arbeidsrecht kennen, in elk geval in overweging wil nemen en erbij wil betrekken? Ik vraag niet de toezegging dat ze het opneemt, maar wil ze daar eens naar kijken? Ik zou het zeer op prijs stellen als ze dat zou willen toezeggen.
Staatssecretaris Keijzer:
De heer Moorlag vraagt dat uiteraard buitengewoon charmant aan mij. Tegelijkertijd is nou eenmaal al in het Burgerlijk Wetboek geregeld dat je naar de rechter toe kunt om te vragen om een overeenkomst die je hebt gesloten, te wijzigen of de verplichtingen daarin te matigen. Ik wil met alle liefde ja zeggen tegen de heer Moorlag, maar hij zal daar niet zo veel mee opschieten, want dan is de uitkomst daarvan uiteindelijk datgene wat ik hier nu zeg. Dus om antwoord te geven op de vraag van de heer Moorlag: nee, ik denk dat die exercitie tot niets leidt omdat het al geregeld is in het Burgerlijk Wetboek.
De heer Moorlag (PvdA):
Dat is in het arbeidsrecht ook het geval. Die generieke bepaling van redelijkheid en billijkheid, die rechtsfiguur geldt daar ook. Desalniettemin is daar gekozen voor een scherp concurrentiebeding. Hier gaat het om een scherp beding voor zondagopenstelling. Ik kan het nog charmanter vragen, maar het is natuurlijk ter beoordeling aan de staatssecretaris. Ik zou het erg op prijs stellen als daar toch met iets meer dan een lui oog naar gekeken wordt.
De voorzitter:
Dank. De staatssecretaris tot slot.
Staatssecretaris Keijzer:
Dan zeg ik toch maar toe aan de heer Moorlag dat ik er toch nog eens even een keer naar zal kijken. Ik denk niet dat de uitkomst anders zal zijn, maar als iemand iets zo ontzettend aardig aan je vraagt, dan ben je weg, toch?
De voorzitter:
Kan me er iets bij voorstellen.
Staatssecretaris Keijzer:
Maar dat verandert niets aan het oordeel over de motie.
De heer Moorlag (PvdA):
Daarom ben ik bereid om mijn motie in te trekken.
De voorzitter:
Staatssecretaris Keijzer:
Voorzitter, tot slot de motie op stuk nr. 11, over het wegnemen van beperkingen voor winkeliers om Goede Vrijdag na 19.00 uur open te zijn. Het genoemde artikel bevat het verbod om op zondag en bepaalde feestdagen open te zijn. Hieronder valt niet alleen Goede Vrijdag na 19.00 uur, maar ook kerstavond en Dodenherdenking. Gemeenten kunnen onder de huidige wet een vrijstelling op dit verbod verlenen, dus ook om op Goede Vrijdag na 19.00 uur open te zijn, ook om op kerstavond open te zijn en ook om op Dodenherdenking open te zijn. Dit is dus onderdeel van de gemeentelijke afweging. Ik zie dus ook geen reden om op dit punt de wet te wijzigen en ontraad dan ook deze motie. Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Nog een korte vraag van de heer Wörsdörfer, en dan zou ik graag door willen gaan met het volgende VAO.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Dat begrijp ik, voorzitter, maar er is één vraag blijven liggen. Ik dacht: misschien komt die onderaan het stapeltje nog te voorschijn. De vraag was als volgt: is de staatssecretaris niet van mening dat op basis van de huidige jurisprudentie het eigenlijk al zo is dat een winkelier niet eenzijdig open of dicht kan worden gedwongen te zijn?
Staatssecretaris Keijzer:
Ik denk dat de heer Wörsdörfer refereert aan de uitspraak van het Hof inzake Paddepoel en de afweging die daar gemaakt is dat de overeenkomst die daar voorlag, in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. Ik kan mij voorstellen dat dat ook de andere kant op zou werken. Maar dan ga ik wel speculeren, want de casus die bij het Hof voorlag, ging nou juist over de kwestie waarin iemand zonder dat hij ermee had ingestemd, gedwongen werd om open te gaan. Daar is toen vastgesteld dat dat niet redelijk was.
De voorzitter:
Dank. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van het VAO Winkeltijdenwet.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties wordt gestemd na het reces, dus over een week.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-56-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.