13 Landelijk Beeld Jaarwisseling 2015-2016

Aan de orde is het VAO Landelijk Beeld Jaarwisseling 2015-2016 (AO d.d. 07/09). 

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. We hebben om te beginnen een aantal VAO's. Het eerste is het VAO Landelijk Beeld Jaarwisseling 2015-2016. Ik heet minister Van der Steur en staatssecretaris Dijksma van harte welkom en geef als eerste het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mr. Pieter van Vollenhoven riep laatst namens de Onderzoeksraad Voor Veiligheid op tot een debat over de wenselijkheid van consumentenvuurwerk. Eigenlijk vindt hij dat er een einde aan moet komen. Dat debat vindt gelukkig al ieder jaar plaats in de Kamer en ieder jaar dient de Partij voor de Dieren — de aanhouder wint! — de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er tijdens de jaarwisseling in Nederland ieder jaar honderden slachtoffers vallen door het afsteken van consumentenvuurwerk, onder wie veel kinderen, met ernstig lichamelijk letsel tot gevolg; 

overwegende dat een derde tot de helft van de vuurwerkslachtoffers valt onder omstanders of voorbijgangers die zelf niks afstaken, en dat drie kwart van het vuurwerkletsel wordt veroorzaakt door legaal vuurwerk; 

overwegende dat longpatiënten veel last hebben en ziek worden van vuurwerkdampen en de hoge concentraties ultrafijnstof als gevolg van consumentenvuurwerk rond oud en nieuw; 

overwegende dat er veel geweld tegen hulpverleners plaatsvindt in de nieuwjaarsnacht, en dat is gebleken dat bij een verbod op vuurwerk en open vuren ook het geweld tegen politie en hulpverleners flink afneemt; 

constaterende dat het kabinet de regels rond consumentenvuurwerk weliswaar heeft aangescherpt maar dat artsen, burgemeesters en de brandweer erop wijzen dat verdergaande maatregelen, met als einddoel een verbod op consumentenvuurwerk, noodzakelijk zijn; 

overwegende dat professionele vuurwerkshows een veiliger alternatief kunnen vormen voor het afsteken van vuurwerk door burgers op straat; 

verzoekt de regering, toe te werken naar een verbod op consumentenvuurwerk, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 480 (28684). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mijn tweede en laatste motie, voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het kabinet om de vuurwerkoverlast aan te pakken de afsteektijden heeft beperkt; 

constaterende dat beperking van de afsteektijden direct effect heeft gehad in termen van afname van het aantal vuurwerkslachtoffers; 

overwegende dat de grote steden (G4) hebben gepleit voor het verder beperken van de afsteektijden om schade en overlast van vuurwerk verder te verminderen; 

constaterende dat ook artsen, andere burgemeesters en de brandweer erop wijzen dat verdergaande maatregelen noodzakelijk zijn; 

verzoekt de regering, de afsteektijden voor vuurwerk verder te beperken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 481 (28684). 

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben een heel constructief algemeen overleg gehad, maar desondanks dien ik toch een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het afsteken van vuurwerk tijdens de jaarwisseling de feestvreugde moet verhogen maar er op dit moment nog te veel incidenten plaatsvinden door vuurwerk; 

overwegende dat winkeliers een belangrijke rol kunnen spelen bij het tegengaan van illegaal vuurwerk en het bieden van voorlichting over hoe letsel en overlast van vuurwerk voorkomen kan worden; 

constaterende dat er reeds een keurmerk bestaat voor verkooppunten waar je legaal vuurwerk kunt kopen en waar klanten advies krijgen over het veilig afsteken van vuurwerk, de VuurwerkCheck, maar dat dit keurmerk niet verplicht is en daarom niet alle verkooppunten bij dit keurmerk zijn aangesloten; 

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het keurmerk VuurwerkCheck de kwaliteit van de aangesloten verkooppunten waarborgt; 

verzoekt de regering vervolgens om vanaf de jaarwisseling 2017-2018 dit keurmerk te koppelen aan de vergunning voor de verkoop van vuurwerk en het daarmee verplicht te stellen voor alle verkooppunten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marcouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 482 (28684). 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Het is inmiddels een traditie aan het worden dat verschillende GroenLinks-afdelingen in den lande een meldpunt hebben voor vuurwerkoverlast. Het leek mijn fractie tijd om eens te vragen of de regering daar niet een rol voor zichzelf ziet weggelegd. Immers, het sentiment rond Zwarte Piet is aan het wijzigen in deze maatschappij, maar wij zien ook al jaren dat het sentiment rond het zelf als particulier afsteken van vuurwerk met oud en nieuw aan het wijzigen is. Om dat stap voor stap, en niet de knop in één keer om — dat zal de woordvoerder van de VVD aanspreken — te begeleiden, dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat tot nu toe elk jaar op particulier initiatief is voorzien in een landelijk meldpunt voor vuurwerkoverlast; 

overwegende dat zo'n meldpunt een belangrijke bijdrage levert aan het inventariseren en kanaliseren van klachten over vuurwerkoverlast; 

verzoekt de regering, vanaf dit jaar te voorzien in een vergelijkbaar meldpunt voor vuurwerkoverlast, en de Kamer te informeren over de aard en omvang van de binnengekomen klachten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 483 (28684). 

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Vorig jaar vroeg mijn collega Nine Kooiman om een grondige evaluatie van de vuurwerkvrije zones in de gemeenten. De minister gaf toen aan dit te willen evalueren en na de jaarwisseling te zullen komen met die evaluatie. De jaarwisseling kwam er, zoals ieder jaar, maar die evaluatie niet. Die bleef uit. Daarom willen wij de volgende motie indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat na de afgelopen jaarwisseling nog steeds onvoldoende duidelijk is welke invloed vuurwerkvrije zones hebben op de veiligheid, vermindering van ongevallen, incidenten en overlast; 

van mening dat het wenselijk is dat er gekeken wordt naar bijvoorbeeld verminderd aantal incidenten, capaciteitsbehoefte van handhavers en politie en of er sprake is van waterbedeffecten naar andere wijken of gemeenten; 

van mening dat het belangrijk is om ook van gemeenten te horen waar zij wel of niet tegen aanlopen wanneer zij een vuurwerkvrije zone willen instellen; 

verzoekt de regering, de komende jaarwisseling een grondige evaluatie uit te voeren naar deze vuurwerkvrije zones, en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 484 (28684). 

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg heb ik al aangegeven dat vuurwerk met oud en nieuw een oer-Hollandse traditie is die wij moeten koesteren en dat die traditie bedreigd wordt door illegaal vuurwerk. Ik ben blij om te lezen dat het Openbaar Ministerie zwaarder straft, en dat nu ook in het Duitse Weeze illegaal vuurwerk is opgespoord, bestemd voor de Nederlandse markt. 

Wij moeten wel oppassen dat gemeenten niet veel verdergaan dan het instellen van een vuurwerkvrije zone bij kwetsbare plekken zoals een verzorgingshuis of een kinderboerderij. In Rotterdam is nu door het college besloten om voor een gebied waar 10.000 mensen wonen een algeheel vuurwerkverbod af te kondigen. Dat is niet de afspraak, zou ik tegen de minister willen zeggen. Ik zou graag willen weten wat de minister daarvan vindt en wat hij aan dit verbod zou kunnen doen. 

Verder heb ik een motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in 2015 slechts 100 kilo aan illegaal vuurwerk dat verkocht is via buitenlandse webshops is opgespoord; 

overwegende dat het ministerie de verantwoordelijkheid voor het opsporen van illegale vuurwerkpakketten volledig heeft neergelegd bij de postorderbedrijven; 

overwegende dat pakketbezorgers in Nederland daardoor onbewust explosieven bezorgen en zo enorm veel risico lopen; 

verzoekt de regering, de opsporing van illegaal vuurwerk afkomstig uit het buitenland te intensiveren, postorderbedrijven te ondersteunen en meer mogelijkheden te bieden om actie te ondernemen tegen illegale vuurwerkpakketten en de bezorging er van, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veen en Marcouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 485 (28684). 

Ik zie dat de heer Van Nispen nog een vraag heeft. De heer Van Veen mag dus weer even achter het spreekgestoelte gaan staan. Dan stelt de heer Van Nispen zijn vraag. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik dacht even dat de heer Van Veen zou zeggen dat illegaal vuurwerk het oud-en-nieuwfeest vermoordt, maar dat was gelukkig niet het geval. De heer Van Veen had een vraag over de vuurwerkvrije zone in Rotterdam, die naar zijn oordeel te groot was. Hij wilde weten wat de regering daarvan vindt. Ik mag dan toch hopen dat de heer Van Veen wat er in de zonet door de SP ingediende motie staat, de evaluatie van de vuurwerkvrije zones, in ieder geval een interessante gedachte vindt. Zo kunnen wij na de komende jaarwisseling goed kijken hoe het gaat met de vuurwerkvrije zones. Wat levert het op, zijn ze te groot, zijn ze te klein, wat hebben wij eraan? 

De heer Van Veen (VVD):

Ik heb zelf het gevoel dat dat onderzoek al is gedaan. We hebben er in het AO uitgebreid over gesproken en volgens mij heeft de minister daar ook wat over gezegd. Ik heb in mijn bijdrage tijdens het AO aan de minister gevraagd wat hij ervan vond en volgens mij was hij daar toen vrij duidelijk in. Ik wil graag eerst de antwoorden van de minister afwachten. We zullen daarna bekijken wat we met de motie van de SP zouden kunnen doen. 

De voorzitter:

Mevrouw Klever heeft nog een vraag. 

Mevrouw Helder (PVV):

U mag ook mevrouw Helder zeggen hoor. Maar goed, het geeft niet, want het is al laat. 

De voorzitter:

Tja, als u zich niet inschrijft voor het debat … 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb een vraag aan collega Van Veen. Ik meen dat ik hem heb horen zeggen dat er meer prioriteit gegeven moet worden aan het opsporen van illegaal vuurwerk. Ik zie hem al een beetje knikken, dus ik maak daaruit op dat dat klopt. Ik plak daar meteen de vraag aan vast of dat door de politie moet gebeuren. 

De heer Van Veen (VVD):

We hebben het daar tijdens het AO over gehad. Dat kan ook worden gedaan door de douane. Het gaat erom dat je op dit moment vrij eenvoudig via Poolse websites zwaar vuurwerk kunt bestellen, dat vervolgens door pakketbezorgers wordt bezorgd. Ik zou heel graag zien dat die verantwoordelijkheid niet alleen bij de pakketbezorgers ligt, maar ook bij de overheid. 

De voorzitter:

Ik stel voor dat we het daarbij laten. Mevrouw Helder, u had zich niet ingeschreven voor het debat, maar u hebt toch een vraag kunnen stellen. Ik heb u daarvoor de ruimte gegeven en dat lijkt mij voldoende. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Ik houd het heel kort. We hebben vandaag heel veel moties voorbij zien komen. Volgens mij is zelfs het hele debat in een scala aan moties voorbijgekomen. Ik heb één vraag aan de minister. Hij heeft aangegeven dat het hem ook een beetje heeft verbaasd dat de supersnelrechtzittingen eigenlijk alleen in de Randstad hebben plaatsgevonden. Hij heeft tegen de Kamer gezegd dat hij in gesprek zou gaan met het OM en de rechtspraak om te bekijken wat er is gebeurd. Ik ben benieuwd of dat gesprek al heeft plaatsgevonden. We naderen natuurlijk weer een prachtig nieuwjaar en het zou fijn als het supersnelrecht de volgende keer overal in Nederland kon worden uitgevoerd. 

De voorzitter:

We wachten even een paar minuten, zodat de bewindslieden alle moties kunnen ontvangen en zich goed kunnen beraden op hun reacties daarop. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zal een reactie geven op de moties op de stukken nrs. 480, 481, 482 en 485. De minister zal ingaan op de moties op de stukken nrs. 483 en 484. 

Beide moties van mevrouw Ouwehand gaan, als het ware in volgorde van strengheid, over het beperken van het afsteken van vuurwerk. Er is in Nederland een lange traditie om met oud en nieuw vuurwerk af te steken. Er zijn ook heel veel mensen die daar op zichzelf naar uitkijken. Het kabinet heeft steeds gezegd dat het waarde hecht aan het in stand houden van die traditie en dat een algeheel verbod dus niet in de rede ligt. Wel ben ik het eens met diegenen die zeggen dat wij in de loop der jaren anders zijn gaan kijken naar vuurwerk en de effecten daarvan. Daarom heeft het kabinet eerder al besloten om de afsteektijden aan te passen. Sinds 2014 mag er op oudejaarsdag pas vanaf zes uur 's avonds in plaats van tien uur 's ochtends vuurwerk worden afgestoken. Wij zien dat die aangepaste afsteektijden hebben bijgedragen aan een jaarwisseling die rustiger is verlopen. Verder hebben wij niet voor niets een verbod ingesteld op Romeinse kaarsen en babypijltjes, die heel veel oogletsel veroorzaken. Desondanks vallen er elk jaar opnieuw veel slachtoffers. 

We hebben onderzoek gedaan naar de maatschappelijke beleving rondom vuurwerk. Uit dat onderzoek blijken een paar dingen. Er is onvoldoende draagvlak voor een totaalverbod op vuurwerk, maar mensen zijn wel heel kritisch. Ik hoop dan ook dat mensen, zeker als ze met kinderen oud en nieuw vieren, erop letten dat ze brillen gebruiken en dat ze het vuurwerk veilig afsteken. Dat is belangrijk. Maar vanwege deze redenering moet het kabinet de moties op de stukken nrs. 480 en 481 ontraden. 

De heer Marcouch wil met zijn motie op stuk nr. 482 een keurmerk koppelen aan een vergunning. Wij hebben een safety deal afgesloten met de branche. Daarin hebben wij ook afspraken gemaakt over het ontwikkelen van een eigen keurmerk. De doelstelling is om te komen tot meer voorlichting aan consumenten over de risico's die zij lopen als zij vuurwerk afsteken tijdens de verkoopdagen bij winkels. Hiervoor heeft men inderdaad de zogenaamde vuurwerkcheck ontwikkeld. De helft van de circa 1.500 vuurwerkwinkels is inmiddels voorzien van een dergelijk keurmerk. Wij hebben ook afgesproken om eind 2017 die safety deal te evalueren. Dan bekijken wij wat het effect is. 

Vergunningen moeten worden afgegeven door gemeenten. Het is dus echt twijfelachtig of er bij gemeenten draagvlak is om het op deze manier te doen en om deze zaken zo te koppelen. Daarmee leg je namelijk een heel grote extra last bij hen neer. Ik zou het volgende voor willen stellen. De ontwikkeling van het keurmerk is nog maar net gaande. Bedrijven maken er in toenemende mate gebruik van. Dat is goed en dat kunnen wij ook stimuleren, maar dat is net iets anders dan de vergunning nu al koppelen aan dat keurmerk, dat ook nog eens in private handen is. Het keurmerk is niet ontwikkeld door de overheid zelf. Er moet ruimte blijven voor gemeenten om ondanks zo'n keurmerk een vergunning te weigeren. Er komt dus echt veel meer bij kijken. Om die reden moet ik deze motie helaas ontraden. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 485, van de leden Van Veen en Marcouch, waarin de regering wordt verzocht om de opsporing van illegaal vuurwerk afkomstig uit het buitenland te intensiveren en postorderbedrijven te ondersteunen en meer mogelijkheden te bieden om actie te ondernemen tegen illegale vuurwerkpakketten en de bezorging ervan. Ik kan deze motie zien als ondersteuning van beleid en zal uitleggen waarom. De ILT spreekt al langere tijd met postpakketbedrijven om hen bewust te maken van de verantwoordelijkheid die zij tegenover hun werknemers hebben. Illegale postpakketten voldoen niet aan de ADR-transportregelgeving voor gevaarlijke stoffen en zijn inderdaad een groot gevaar en risico. Met PostNL is een convenant afgesloten om informatie uit te wisselen. De huidige vangst bij DPD toont vermoedelijk aan dat pakketjes een andere route volgen dan via bijvoorbeeld PostNL. Juist daarom zal de ILT zich dit jaar richten op die postorderbedrijven waarmee geen convenant is afgesloten. Dat is een vorm van risicobenadering waarmee de druk op die bedrijven kan worden vergroot. Ik ben het met de Kamer eens dat het van belang is om dat op deze wijze te doen. De heer Van Veen heeft gerefereerd aan recente vangsten van het OM. Die laten zien dat ook V en J een rol heeft en dat men er bovenop zit. 

De voorzitter:

Het oordeel is dus? 

Staatssecretaris Dijksma:

Oordeel Kamer. 

De heer Van Veen (VVD):

Ik zie u knikken, voorzitter, maar volgens mij werd er ook een interpretatie gegeven van wat er in de motie staat. In de eerste overweging staat dat er in 2015 slechts 100 kilo is aangetroffen. Tijdens het AO is het debat daarover gegaan. Ik vind dat dat onderdeel moet zijn van de waardering die de staatssecretaris aan deze motie geeft. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik geef "oordeel Kamer". Ik weet niet hoeveel meer waardering u normaal voor een motie krijgt. Royaler dan dit wordt het niet. 

De voorzitter:

Dan gaan we maar naar de minister toe voor de moties op de stukken nrs. 483 en 484. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor het algemeen overleg dat wij hebben gevoerd. Wij hebben vastgesteld dat in het afgelopen jaar het aantal incidenten is afgenomen, dat er minder geweld is geweest, maar dat er ondertussen nog steeds zorgwekkende voorvallen en incidenten zijn waarvan wij allen vinden dat we alles moeten doen wat we kunnen doen om die tot het minimum te beperken. Ik proefde in het algemeen overleg brede steun voor het beleid dat op dit terrein niet alleen door de rijksoverheid, maar zeker ook door gemeenten wordt gevoerd. 

In dat kader vroeg de heer Van Veen naar mijn oordeel over een keuze die de gemeente Rotterdam heeft gemaakt. Het zal de heer Van Veen niet verbazen dat ik hem meld dat dit, zoals hij ook zelf aangeeft, een lokale aangelegenheid is van de gemeente Rotterdam. Het is primair aan de gemeenteraad om een oordeel te vellen over hoe hun eigen APV wordt geïnterpreteerd. Uiteindelijk is het aan de rechter, zoals dat ook in het verleden het geval is geweest, om juist op dit specifieke terrein de vraag te beantwoorden of er juist of onjuist gebruik is gemaakt van de Algemene Plaatselijke Verordening. 

Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar het gesprek tussen het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak over de mogelijkheid van snelrecht en supersnelrecht. Er is inmiddels met de Raad voor de rechtspraak gesproken. Afgesproken is dat de Raad zal bekijken of en zo ja, hoe hij dat instrument wat meer onder de aandacht kan brengen, met name in het land. Wij stelden vast dat het in de Randstad veel wordt toegepast, althans meer dan in het land. Ik heb mijn ambitie uitgesproken, ook in het algemeen overleg en de stukken daarvoor, om aandacht te besteden aan de mogelijkheid van snelrecht en supersnelrecht, niet alleen rond de jaarwisseling, maar ook gedurende het jaar, omdat ik daarin geloof. Tevens denk ik dat lik-op-stukbeleid ook op dit punt heel positief kan uitwerken. Ik zal dit morgen met het Openbaar Ministerie bespreken. 

In de motie op stuk nr. 483, ingediend door mevrouw Van Tongeren, wordt de regering verzocht om vanaf dit jaar te voorzien in een meldpunt voor vuurwerkoverlast. Laat ik vooropstellen dat een effectieve aanpak van overlast primair lokaal moet geschieden. De gemeenten zijn daarvoor verantwoordelijk en het is ook aan hen om te bepalen op welke wijze zij dit willen doen en welke informatie zij daarvoor nodig hebben. Ik ondersteun de gemeenten daarbij uitdrukkelijk, bijvoorbeeld met mijn jaarlijkse brief ten behoeve van de voorbereiding op de jaarwisseling, waarin alle aspecten en instrumenten nog eens aan de orde worden gesteld. Gezien die lokale verantwoordelijkheid is het echter niet aan mij om te bepalen of een meldpunt meerwaarde heeft voor een specifieke gemeentelijke aanpak van overlast. Ik zou dat graag aan de gemeenten en dus ook aan de desbetreffende GroenLinks-fracties willen overlaten. 

De voorzitter:

Dus ontraden? 

Minister Van der Steur:

Dus ontraden. 

De voorzitter:

Dan kan mevrouw Van Tongeren nu haar vraag stellen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Wij zijn met een traditie bezig die wij stap voor stap moderniseren en bij deze tijd laten passen. Landelijke regelgeving ligt daar zeker aan ten grondslag. Wat mij betreft is het dus belangrijk om te weten — ik hoop dat de minister dit deelt — welk soort klachten er binnenkomen. Hoe ziet dat beeld eruit? Hoe zit dat in elkaar? Tot nu toe zijn het de lokale GroenLinks-afdelingen die dat doen. Zij bundelen die klachten en dan bieden zij die aan de minister aan. Zou het niet enorm de beleidsvorming ondersteunen om die informatie breder te hebben? Wellicht kan het bij een bestaand meldpunt worden ondergebracht. Dat lijkt mij best mogelijk, want wij hebben een aantal landelijke meldpunten. Is de minister bereid om te bekijken of het ondergebracht zou kunnen worden bij een al bestaand landelijk meldpunt? 

Minister Van der Steur:

Ik heb net al gezegd dat het gaat om de vraag of een gemeente behoefte heeft aan specifieke informatie. Ik denk dat de meeste gemeenten zeer goed beschikken over de informatie die voor hun eigen gemeente en hun eigen gemeentelijk beleid van belang is. Die vraag ligt ook bij de gemeenteraad. Wat wil de gemeenteraad weten en wat wil de burgemeester weten om zijn of haar beleid vorm te geven? Als de lokale GroenLinks-afdelingen die informatie verzamelen, wil ik daar altijd graag kennis van nemen, net als de staatssecretaris; wij zijn daar zeer in geïnteresseerd. Beleidsmatig kunnen wij daar echter niets mee. Het is echt aan de gemeenten om daar iets van te vinden. Om die reden zie ik geen aanleiding voor een ander oordeel over de motie. Ik ontraad de motie op stuk nr. 483. 

Ik stap over naar de motie op stuk nr. 484, ingediend door de leden Van Nispen en Kooiman, waarin de regering wordt verzocht de komende jaarwisseling een grondige evaluatie uit te voeren naar de vuurwerkvrije zones. Wij hebben daar ook in het algemeen overleg met elkaar over van gedachten gewisseld. Ik heb toen gezegd dat wij in feite elk jaar via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vragen aan de gemeenten wat hun ervaringen zijn met de vuurwerkvrije zone. Die worden vervolgens meegenomen in een rapportage die ook keurig met de Kamer wordt gedeeld. Dat zal ook dit jaar gebeuren. De gemeenten geven in dat kader uitdrukkelijk aan dat zij genoeg hebben aan het instrumentarium waarover zij op dit moment beschikken. De toepassing van dat instrumentarium is een lokale aangelegenheid. Ik zie dus geen aanleiding voor een andere evaluatie dan de uitvraag die de VNG doet. Dat heb ik toen gezegd en dat zeg ik nu weer. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 484. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het eind van dit VAO. Ik dank de collega's en de beide bewindslieden. De stemmingen over de moties zullen aanstaande dinsdag plaatsvinden. 

Naar boven